!
! FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID
! ! ! ! ! ! ! !
De invloed van stress en emoties op het beslissings- en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politiemensen
! ! Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de criminologische wetenschappen door (00805595) Ledegen Eva
!
! ! !
Academiejaar 2013-2014
Promotor :
Commissarissen :
Dr. Verhage Antoinette
Tack Sylvie
! !
Noppe Jannie
1
! ! ! ! ! Verklaring inzake toegankelijkheid van de masterproef criminologische wetenschappen
! !
Ondergetekende,
!
Ledegen Eva, 00805595
!
geeft hierbij aan derden,
!
zijnde andere personen dan de promotor (en eventuele co-promotor), de commissarissen of leden van de examencommissie van de master in de criminologische wetenschappen,
!
[de toelating] [geen toelating]
!
om deze masterproef in te zien, deze geheel of gedeeltelijk te kopiëren of er, indien beschikbaar, een elektronische kopie van te bekomen, waarbij deze derden er uiteraard slechts zullen kunnen naar verwijzen of uit citeren mits zij correct en volledig de bron vermelden.
!
Deze verklaring wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren waarin de masterproef moet worden ingediend, en dient in elk van die exemplaren ingebonden onmiddellijk na het titelblad.
! Datum: …………………………………….. ! ! Handtekening: …………………………… ! ! 2
Woord vooraf
! Deze masterproef wordt neergelegd tot het behalen van het diploma master in de criminologische wetenschappen. Dit zou echter niet gelukt zijn zonder de steun en medewerking van een aantal mensen die ik oprecht wens te bedanken. Vooreerst wil ik mijn promotor, professor mevrouw Antoinette Verhage, bedanken voor haar richtinggevende begeleiding. Haar aanmoediging, nuttige tips en feedback hebben er steeds voor gezorgd dat ik de draad terug kon opnemen wanneer ik hem even kwijt was. In het bijzonder dank ik Alain De Preter voor zijn hulp en om me fysiek en mentaal kennis te laten maken met stress, angst en onzekerheid. Deze unieke en leerrijke ervaring heeft ervoor gezorgd dat ik mij beter kon inleven in wat politiemensen ervaren tijdens het uitvoeren van hun job. Ook wil ik Willy Van Dal en Koen Geeraert bedanken voor hun tijd en openheid. Verder wil ik een woord van dank richten aan de politiemensen voor hun motivatie, eerlijkheid en bereidwilligheid tijdens de interviews. Zonder hen was de doelstelling van deze masterproef immers niet bereikt. In laatste instantie wens ik mijn vrienden en familie te bedanken voor het nalezen van dit werk en voor hun steun.
! ! ! ! ! ! ! ! ! 3
Trefwoorden
!
Politie Stress Angst Gevaarssituatie Beslissings- en beoordelingsvermogen Reality-based training
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
4
Inhoudstafel
!
INLEIDING ...............................................................................................................9
! I.
!
THEORETISCH LUIK HOOFDSTUK 1: Stress bij politie : definities, vormen en gevolgen 1.1 Inleiding .................................................................................................................13 1.2 Definities van stress bij politie ............................................................................13 1.3 Vormen van stress ................................................................................................15 1.4 Politiestress, anders dan andere stress? ............................................................16 1.5 Gevolgen van stress bij politie .............................................................................18 1.5.1 Fysieke reacties van stress bij politie .....................................................19 1.5.1.1 Verhoogde hartslag .....................................................................19 1.5.1.2 Auditieve uitsluiting ...................................................................20 1.5.1.3 Visuele problemen ......................................................................21 1.5.1.4 Verhoogde tijdsreactie................................................................21 1.5.1.5 Verslechtering van de motorische vaardigheden ....................22 1.5.1.6 Vasoconstrictie ...........................................................................23 1.5.1.7 Bijkomende effecten ...................................................................23 1.5.1.8 Geheugenverlies .........................................................................23 1.5.1.9 Cortisol ........................................................................................24 1.5.2 Psychische gevolgen van stress bij politie.............................................25 1.6 Omgaan met stress ..............................................................................................28 1.6.1. Coping .....................................................................................................28 1.6.2. Debriefing...............................................................................................30 1.7 Besluit ...................................................................................................................30
!
HOOFDSTUK 2: Effecten van stress en angst op politiewerk 2.1 Inleiding.................................................................................................................31 2.2 Definitie angst.......................................................................................................31 2.3 Definitie gevaarssituatie......................................................................................32 2.4 Angst bij politiewerk............................................................................................34 2.5. Effecten van stress en angst ...............................................................................35 2.5.1. Waarneming, aandacht en interpretatie .............................................35 5
2.5.2. Interpretatie en beweging ....................................................................36 2.6. Beoordeling en beslissingen onder invloed van stress en angst.....................37 2.7. Schietbeslissingen en schietvaardigheden onder stress en angst ..................38 2.8. Besluit ..................................................................................................................30
!
HOOFDSTUK 3: Beslissen in gevaarssituaties 3.1. Inleiding ...............................................................................................................41 3.2. Toepassen van geweld ........................................................................................41 3.3. Wetgevend kader................................................................................................42 3.3.1. Internationaal ........................................................................................42 3.3.1.1 Bescherming van recht op leven ...............................................42 3.3.1.2. Bescherming tegen foltering....................................................43 3.3.1.3. Bescherming van privéleven....................................................43 3.3.2. Nationaal ................................................................................................44 3.3.2.1 Gebruik van dwang en geweld..................................................44 3.3.2.2. Gebruik van vuurwapens.........................................................45 3.4. Opleiding en training .........................................................................................46 3.4.1. Geweldbeheersing .................................................................................46 3.4.2. Amok-incidenten...................................................................................47 3.5. De beoordeling-en beslissingen van politiemensen ......................................48 3.6. Theorieën rond de beslissing en beoordelingen van politiemensen .............49 3.6.1. Theorie van Rasmussen ........................................................................50 3.6.2. Theorie van Klein en de rol van intuïtie ..............................................50 3.6.3. Theorie van split second beslissing......................................................52 3.6.4. Doel-aanpak analyse .............................................................................53 3.6.5. Theorie van beslissingsfasering ...........................................................54 3.6. Besluit ..................................................................................................................56
!
HOOFDSTUK 4: Voorbereiding op gevaarssituaties 4.1. Inleiding ...............................................................................................................57 4.2. Voordelen van trainen onder stressvolle omstandigheden ............................57 4.3. Inspelen op de negatieve effecten van stress en angst....................................58 4.3.1. Voorkomen van de activatie van het symphathisch zenuwstelsel ....58 4.3.2. Interpretatie van de dreiging................................................................59 4.3.3. Overtuigd om (dodelijk) geweld te gebruiken ....................................59 6
4.3.4. Controleren van de ademhaling ..........................................................59 4.3.5. Voorkomen van stimulusgedreven effecten .......................................60 4.3.6. Fit blijven en oefenen ...........................................................................60 4.3.7. Mentale training.....................................................................................61 4.3.8. Rollenspelen ..........................................................................................63 4.4. Reality–based training ......................................................................................63
!
4.5. Besluit ..................................................................................................................66
!
II.
EMPIRISCH LUIK
!
HOOFDSTUK 5: Methodologie 5.1. Inleiding...............................................................................................................68 5.2 Motivatie voor kwalitatief, diepgaand onderzoek ...........................................68 5.3. Onderzoekstechniek: semi-gestructureerde interviews .................................69 5.4. Afbakening, selectie en rekrutering van respondenten ..................................70 5.5. Locatie ..................................................................................................................72 5.6. Verloop van het interview ..................................................................................72 5.7. Incentives.............................................................................................................73 5.8. Ethische overwegingen ......................................................................................73 5.9. Validiteit en betrouwbaarheid van het meetinstrument ................................74 5.10. Gegevensanalyse ...............................................................................................74 5.11. Besluit .................................................................................................................75
!
HOOFDSTUK 6: Onderzoeksresultaten 6.1. Inleiding ...............................................................................................................76 6.2. Factoren die spelen voor een incident ..............................................................76 6.2.1. Informatie ..............................................................................................76 6.2.2. Opleiding ................................................................................................77 6.3. Factoren die spelen tijdens een incident..........................................................80 6.3.1. Stress ......................................................................................................80 6.3.2. Angst ......................................................................................................82 6.3.3. Wetten en regels ...................................................................................83 6.3.4. Collega’s .................................................................................................85 6.3.5. Persoonlijke kenmerken ......................................................................86 6.3.6. Zelfvertrouwen......................................................................................86 7
6.3.7. Overtuigd om (dodelijk) geweld te gebruiken ....................................87 6.4. Factoren die spelen na een incident .................................................................88 6.4.1. Psychische gevolgen..............................................................................88 6.4.2. Coping....................................................................................................88 6.4.3. Debriefing ..............................................................................................89 6.4.4. Psychologische bijstand .......................................................................89 6.4.5. Gevolgen voor het werk en op het privéleven ....................................90 6.5. Voorkomen van geweldincidenten ....................................................................91 6.5.1. Communicatieve vaardigheden............................................................91 6.5.2. Strengere straffen..................................................................................92 6.5.3. Gebruik van taser ..................................................................................92 6.5.4. Optimalisering van de geweldbeheersing ..........................................92 6.6. Besluit ..................................................................................................................94
!
HOOFDSTUK 7: Conclusies en bedenkingen.............................................95
!
BIBLIOGRAFIE .....................................................................................................97
!
BIJLAGEN ..............................................................................................................110
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
! !
8
Inleiding
!
Het aantal geweldincidenten tegen politiemensen en het gebruik van geweld door politiemensen in ons land lijkt te stijgen (VSOA, 2013; Verburgt, 2013; Knack, 2014). Door de grote mate aan politieke en publieke aandacht omtrent deze problematiek lijkt een studie omtrent de manier waarop politiemensen reageren in een gevaarssituatie en hoe men deze beoordeelt een onderzoek waard. Net als veel andere beroepen die stress met zich meebrengen wordt ook de job van politieagent niet gespaard. Het uitoefenen van het politieberoep kan erg stresserend en emotioneel belastend zijn. De negatieve gevolgen van stress en emoties zijn in politiemiddens een harde realiteit (De Soir, Van Der Steene & Daubechies, 2007; Anderson et al., 2002).
!
Niet alleen psychologisch en fysiek hebben stress en emoties negatieve gevolgen voor de politieagent maar dat hebben ze ook op het politiewerk zelf. Er worden hoge verwachtingen gesteld aan de politieagent. Men verwacht dat hij/zij conflictsituaties kan herkennen en analyseren, dwangmiddelen op een juiste wijze kan aanwenden en zijn eigen veiligheid en deze van zijn collega’s en derden kan waarborgen. Een agent moet dus beschikken over een goed beslissings- en beoordelingsvermogen1.
!
Er wordt van politiemensen verwacht dat zij de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers beschermen. Zij dienen daarbij toe te zien dat voorgeschreven regels en wetten worden nageleefd en gerespecteerd (Goossens, 2006; Jones, Newburn, & Smith, 1996). Dit gegeven zorgt ervoor dat de politie in sommige gevallen de ene zijn rechten en vrijheden moet inperken om de andere zijn rechten en vrijheden te kunnen vrijwaren. Om dit te bewerkstelligen bezit de politie als enige het geweldmonopolie waarin zij onder bepaalde strikte voorwaarden wettelijk gemachtigd zijn om geweld te gebruiken indien dit nodig blijkt om de ordeverstoring te kunnen neutraliseren (Goossens, 2006). De voorwaarden waarin een politieagent al dan niet geweld mag gebruiken zijn vastgelegd in nationale en internationale wetgeving. Bij gebrek of niet toepassing van wetgeving of regels bestaat de kans dat politiemensen zelf gaan interpreteren wanneer ze geweld kunnen en mogen gebruiken. Zulk gedrag kan leiden tot ongeoorloofd geweld maar ook tot situaties waar politiemensen geen wettelijk kader hebben om het politiegeweld te rechtvaardigen. 1
Omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing
voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, BS 14 april 2006.
9
Confrontaties met agressie en geweld zijn vaak dagdagelijkse realiteit voor een agent. Deze fenomenen komen steeds meer voor. Bedreigd, aangevallen worden en gewond raken of zelf dwang en geweld moeten gebruiken zijn erg ingrijpende gebeurtenissen voor politiemensen. Deze zorgen voor een verhoogd stressniveau en meer emoties zoals angst. Mensen die angstig zijn reageren anders op bepaalde situaties (Nieuwenhuys, Savelsbergh & Oudejans, 2012). Naast de voorgeschreven regels en handleidingen is het nog steeds aan de politieagent zelf om een situatie te beoordelen en te beslissen welke interventiemiddelen hij/zij zal aanwenden om de interventie tot een goed einde te brengen. Bovendien heeft hij/zij maar enkele seconden om hierover te beslissen en er zijn echter heel wat factoren die de beoordeling van een situatie kunnen beïnvloeden. Een foute inschatting kan voor verschillende partijen kwalijke gevolgen hebben (Nieuwenhuys, Savelsbergh & Oudejans, 2012). Niet alleen de agent zelf maar ook burgers en collega’s kunnen in gevaar worden gebracht. Toch is elke situatie anders en zijn er niet altijd pasklare antwoorden voorhanden hoe men moet reageren op bepaalde incidenten. Het kan dan wel zijn dat er voor bepaalde situaties pasklare antwoorden zijn maar doordat stress en angst optreedt in gevaarssituaties zal men niet steeds de tijd en de rationaliteit hebben om een goede beoordeling te maken en de juiste interventietechnieken toe te passen.
!
Wanneer stress en emoties de overhand nemen in het leven van de agent zal hij/zij naast het fysiek en mentaal slecht functioneren thuis en op het werk ook minder adequaat reageren op bepaalde gevaarssituaties en dat kan gevaarlijk worden. Zo kan het zijn dat wanneer een agent geen vertrouwen heeft in zijn eigen kunnen en onzeker is over het toepassen van geweld, hij/zij niet op een goede manier kan omgaan met een wapen. Dit zorgt ervoor dat een wapen niet beschermend meer is maar zeer nadelig kan zijn voor de veiligheid van de agent zelf en voor derden. De verantwoordelijkheid een vuurwapen te dragen wil tevens zeggen dat de agent zowel fysiek als mentaal moet bereid zijn iemands leven te nemen (Grossman, 2004; 2006).
!
Het is daarom belangrijk dat de politieagenten zoveel mogelijk fysiek en mentaal voorbereid zijn zodat men beter kan reageren wanneer men met geweld geconfronteerd wordt. Mentale voorbereiding op mogelijke incidenten met geweld zal ervoor zorgen dat men de traumatische gebeurtenissen na een incident beter kan verwerken (Grossman, 2004). Het is belangrijk om emoties als angst en hun reactie op het beoordelings-en beslissingsvermogen van een agent te begrijpen om hierop in te spelen.
10
! Uit onderzoek blijkt dat politiemensen onnauwkeuriger en eerder schieten onder invloed van stress. Stress zorgt er ook voor dat agenten eerder geneigd zijn om situaties als bedreigend te interpreteren en zij zullen sneller beslissen om te schieten (Oudejans, Nieuwenhuys & Willemsen, 2010).
!
Deze masterproef poogt een bijdrage te leveren aan de problematiek omtrent stress en emoties bij politiemensen en de invloed hiervan op het politiewerk. Er wordt tevens getracht om de stressoren en emoties die zich uiten bij een interventie met geweld in kaart te brengen en de invloed hiervan op het beslissings-en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid te verduidelijken. Op die manier kan er een duidelijker beeld worden gegeven over de noden en behoeften van politieambtenaren om adequater en veiliger te kunnen werken. Eveneens kan dit een handvat zijn voor beleidsmakers en korpsleiding om effectieve maatregelen te treffen inzake preventie en het voorzien van adequate opleiding van hun politiemensen .
!
Probleem- en doelstelling
!
Ik heb gekozen om dit onderwerp vanuit een praktijkgerichte benadering te bestuderen en zal hiermee overwegend beschrijvende kennis trachten te verkrijgen omtrent dit onderwerp. Men zou kunnen stellen dat voorliggende masterproef zich manifesteert als een probleemanalytisch onderzoek. De focus ligt immers op het onder de aandacht brengen van een bepaalde problematiek, opdat deze voor iedereen zichtbaar en bespreekbaar wordt. Centraal staat de zoektocht naar wat precies de invloed is van stress en emoties op het beoordelen van een gevaarssituatie, waarom het als een probleem kan beschouwd worden en hoe men het kan verbeteren. Deze masterproef zal dus naast beschrijvend ook verklarend trachten te zijn. Er wordt namelijk gekeken naar hoe men deze beslissingen en beoordeling van een bepaalde gevaarssituatie kan verbeteren.
! Onderzoeksvragen
!
De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek is ‘Wat is de invloed van stress en emoties op het beslissings- en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politiemensen?’. Deze vraag brengt met zich mee dat er enerzijds wordt gekeken naar de welke en anderzijds naar het hoe.
11
Er zal dus getracht worden een beeld te verkrijgen van welke gevolgen stress en emoties een invloed hebben en hoe deze het beslissings-en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid gaan beïnvloeden. De eerste deelvraag is een beschrijvende onderzoeksvraag: ‘Welke invloed heeft stress op het politiewerk?’ Hiermee zal men trachten de verschillende reacties die stress teweegbrengt in kaart te brengen. De verschillende soorten stress zullen worden besproken en de mentale en fysieke gevolgen die stress teweegbrengen bij een persoon. De tweede deelvraag is ook beschrijvend van aard en luidt als volgt: ‘Welke emoties zijn inherent aan politiewerk?’ Met deze vraag zal men de soorten angst die bij politiewerk horen bespreken. Een derde deelvraag is: ‘Wat is de invloed van stress en angst op het beslissings-en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politiemensen?’ Dit is een verklarende onderzoeksvraag en zal verklaren wat stress en angst precies doen met de beoordeling van een gevaarssituatie door een politieagent. Een vierde deelvraag : ‘Op welke manier nemen politiemensen beslissingen wanneer ze geconfronteerd worden met een gevaarssituatie?’ Een antwoord op deze beschrijvende onderzoeksvraag zal een overzicht geven van de mogelijke beslissings- en beoordelingswijzen die politiemensen hanteren in bepaalde gevaarssituaties. Een vijfde deelvraag: ‘Wat is de beste manier om agenten voor te bereiden op gevaarssituaties waarbij stress en angst de overhand nemen?’ Door een antwoord te verkrijgen op deze deelvraag zal men kunnen aantonen op welke manieren agenten het best mentaal en fysiek voorbereid worden op gevaarssituaties. Er zal concreter worden ingegaan op ‘reality-based’ training.
!
Methodologie
!
Om tot antwoorden te komen op de voorgaande vraagstellingen zal vertrokken worden vanuit een literatuurstudie waarbij men wetenschappelijke publicaties van zowel internationale als nationale boeken, tijdschriften maar ook wetgeving en beleidsdocumenten zal raadplegen als bronnen van kennis. Verder zal de literatuurstudie aangevuld worden met een empirisch onderzoek, meer bepaald een kwalitatief belevingsonderzoek via semigestructureerde interviews bij politiemensen werkzaam in Vlaanderen. Er zal gepeild worden naar de ervaringen en belevingen van politiemensen omtrent stress en emoties en zo kennis vergaren vanuit de praktijk om het probleem in kaart te brengen.
!
12
Deze masterproef is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk zal stilgestaan worden bij de verschillende definities, vormen en gevolgen die stress teweegbrengen. Het tweede hoofdstuk handelt over stress en angst die optreden tijdens een gevaarssituatie en welke effecten deze factoren hebben op het beslissings-en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politiemensen. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op het wetgevend kader waarmee politiemensen rekening moeten houden bij het maken van belissingen. Voorts zal er worden stilgestaan bij de opleiding en training van politiemensen evenals de theorieën omtrent het nemen van beslissingen in het kader van politiewerk. Hoofdstuk vier zal ingaan op de manier om politiemensen zo goed mogelijk voor te bereiden op gevaarssituaties. Hoofdstuk vijf is geweid aan het onderzoeksopzet en de gebruikte methodologie. In het zesde hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten besproken die voortvloeien uit het kwalitatief onderzoek. Tot slot zullen in hoofdstuk zeven de algemene conclusies en enkele aanbevelingen geformuleerd worden. Deze aanbevelingen trachten tegemoet te komen aan de vastgestelde knelpunten omtrent de voorbereiding op stressvolle en gevaarlijke omstandigheden waarin politiemensen werken.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
13
! !
THEORETISCH LUIK
! Hoofdstuk 1: Stress bij politie: definities, vormen en gevolgen
! 1. Inleiding
!
In dit eerste hoofdstuk zal worden ingegaan op de verschillende definities over stress bij politie. Vervolgens zal er worden stilgestaan bij de verschillende vormen van stress die voorkomen bij politie in relatie tot de invloed die deze hebben op het politiewerk. Verder in dit hoofdstuk zullen de gevolgen van acute stress worden besproken en de manieren waarop men kan omgaan met stress. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een besluit.
!
1.2. Definities van stress bij politie
!
Een goede afbakening van het begrip ‘stress is onontbeerlijk voor het verdere verloop van deze masterproef. In de literatuur worden er verschillende manieren gebruikt om stress te definiëren. Niettemin is het belangrijk om slechts één definitie te hanteren, om zo een eenduidige weergave van het fenomeen doorheen deze scriptie te waarborgen. De omschrijving van het begrip stress is zeer afhankelijk van de context waarin dit plaatsvindt. In deze masterproef zal men focussen op de stress die politiemensen ervaren tijdens het uitvoeren van hun job.
!
De Soir et al. (2007, p. 44) omschrijven stress binnen de politiediensten als ‘een spanning voortvloeiend uit een wisselwerking tussen de politiebeambte en zijn omgeving, d.w.z. de misdadigers, de slachtoffers, het gerechtelijke apparaat, de maatschappij, de collega’s en de administratie’. Deze definitie over stress is zeer ruim en vaag. Er zijn teveel onduidelijkheden weer te vinden in deze definitie. Over welke spanning gaat het? Is deze spanning negatief of positief? Heeft deze spanning een invloed op het werk dat politieagenten uitoefenen? En wat verstaat men onder de wisselwerking? Deze definitie houdt heel wat soorten stress in. Het kan gaan om doordeweekse routine-of werkstress evenals gevechtsstress en acute stress.
!
14
Gevechtsstress omschrijft De Soir (1997, p. 21) als ‘de stress als het gevolg van het omgaan met en het reageren op bepaalde typische gevechtsstressoren’. Waarbij de typische gevechtsstressoren bijvoorbeeld: angst voor de dood, levensbedreiging, angst voor pijn en verwonding, angst om te falen in crisissituaties, oncontroleerbaarheid, machteloosheid en onzekerheid van bepaalde situaties ed. zijn. Doch is deze definitie op zich niet duidelijk genoeg. Ze geeft niet genoeg aan welk gevoel een agent heeft wanneer hij/zij te maken krijgt met stress in een situatie. Wat is het inherent gevaar van politiewerk? Hebben alle agenten een onzekerheidsgevoel wat betreft de fysieke en emotionele gevaren die verbonden zijn met de opdrachten van het politiewerk? Daarom sluit mijn interpretatie van stress in deze masterproef het best aan bij de definitie van Patterson. Patterson definieert specifiek politie stress als “an imbalance between what is required of an officer and what the officer is capable of giving under conditions where failure may have dire consequences“ (Patterson, 1992, p. 264). Hier spreekt men over een onevenwicht tussen het kunnen van de politieagent in kwestie en wat verwacht wordt onder de gegeven omstandigheden waarbij ook sprake is van mogelijke consequenties wanneer deze agent niet kan voldoen aan de verwachtingen. Dit onevenwicht welk een politieagent ervaart zorgt voor stress en angst op het moment van een interventie.
! 1.3. Vormen van stress
! Iedereen ervaart wel eens stress, dat kan gaan van stress voor een examen tot het hebben van stress om de kinderen niet op tijd te kunnen oppikken van school. Stress is een normale fysieke reactie op situaties waarbij men zich bedreigd voelt of waardoor men uit evenwicht wordt gebracht. Het is een aanpassingsreactie aan het verbroken evenwicht tussen de draagkracht en de draaglast van een persoon (De Soir, Van Der Steene, Daubechies, 2007). Als men gevaar voelt, reëel of denkbeeldig, komt de lichaamsverdediging in een hogere versnelling. Het is een automatisch proces gekend als de vecht-of-vluchtreactie, of de stressrespons. De stressrespons is de manier waarop het lichaam zich beschermt Als het correct werkt, helpt het om gefocust, krachtig en alert te blijven. In noodsituaties kan stress levens redden doordat aan het lichaam extra kracht wordt gegeven om zich te verdedigen. Maar voorbij een zeker punt is stress niet meer nuttig en begint het zijn tol te eisen voor iemands gezondheid, stemming,
productiviteit,
relaties, en diens levenskwaliteit
(Drzewiecki, 2002; De Soir et al., 2007).
!
15
Acute en chronische stress
!
Stress kan opgedeeld worden in acute stress en chronische stress. Acute stress is het soort stress dat optreedt wanneer men te maken krijgt met een plotseling gevaar waarin men zich in een situatie bevindt waarbij men moet vechten voor zijn/haar leven. Er treedt hier een vecht-vlucht- of bevriesreactie op. Deze stress zorgt ervoor dat de fijne spiercontrole en besluitvorming wordt belemmerd. Acute stress kan zorgen voor emotionele (angst, boosheid), fysiologische (verhoogde hartslag, verhoogde bloeddruk,...) en cognitieve reacties (negatieve gedachten,...) die heel wat gevolgen kunnen hebben (Gaillard, 2008).
!
Acute stress komt ook voor wanneer men blootgesteld wordt aan een ernstige traumatische ervaring. De reacties op dit trauma zijn gevoelens van angst, afschuw, machteloosheid en hulpeloosheid. Bronnen van acute stress kunnen bijvoorbeeld zijn: ervaren van pijn of kwetsuren, het maken van een verkeerde beslissing, schietaccuraatheid, te maken hebben met een onzekere, gevaarlijke situatie (Anshel, 2000). Dit soort stress kan resulteren in posttraumatische stress. Chronische stress
is stress die optreedt gedurende een lange
periode en deze kent niet direct een gemakkelijke snelle oplossing. Dagdagelijkse dingen zorgen voor dit soort stress. Vastzittend verkeer, slecht werk, familiale problemen,... Chronische stress heeft meer negatieve effecten op de gezondheid op lange termijn ( Violanti et al., 1986; Burke, 1994; Anshel, 2000).
!
In deze masterproef zal niet verder worden ingegaan op chronische stress maar zal men focussen op acute stress en diens reacties en gevolgen op/voor het politiewerk. Acute stress die voorkomt door het uitvoeren van een job komt enkel voor bij bepaalde beroepsgroepen zoals het leger, de brandweer en politie. Deze beroepsgroepen worden tijdens het uitvoeren van hun job geconfronteerd met gevaar voor eigen leven waarin zij zichzelf veilig moeten stellen maar ook dienen te waken over de veiligheid van anderen.
!
1.4. Politiestress, anders dan andere stress?
!
Politiewerk is afwisselend en vaak onvoorspelbaar. Dat maakt het beroep spannend en anders dan veel andere beroepen. Het politieberoep is in zekere zin te vergelijken met topsport. Topsporters moeten op bepaalde momenten het beste van zichzelf geven en bij politiemensen is het zo dat ze ‘s ochtends niet weten dat ze halverwege de dag plots in een situatie kunnen belanden waar ze te maken krijgen met een gevaarssituatie waar ze hun leven op het spel moeten zetten (Violanti & Aron, 1995; Shipley & Baranski, 2002; Adang & Timmer, 2005).
16
Politiemensen ervaren spanning meestal als iets positief. Maar soms is er sprake van negatieve spanning of stress. Of de politieagent een situatie als positief of negatief spannend aanvoelt hangt af van verschillende factoren. Allereerst is de persoonlijkheid van de agent in kwestie een bepalende factor, evenals het zelfvertrouwen dat hij/zij heeft. Ook kennis en vaardigheden die werden aangeleerd om de situatie te beheersen zijn belangrijk en tenslotte ook het al dan niet hebben van ervaring met vergelijkbare situaties. Die factoren gaan bepalen of een politieagent een bepaalde situatie als positief of negatief spannend gaat ervaren (Anshel, Robertson & Caputi, 1997).
!
Bepaalde beroepsgroepen zoals de politie en het leger hebben andere niveaus en types van stress die andere beroepen niet zo sterk ervaren. De stress die deze mensen ervaren gaat om bijvoorbeeld het hebben van angst gewond te raken of angst voor de dood, angst voor het onbekende, angst om dodelijk geweld te moeten gebruiken. Deze stressvolle confrontaties kunnen oncontroleerbare angst en emoties teweegbrengen die te vergelijken zijn met overlevingsstress of gevechtssstress (Drzewiecki, 2002).
!
Inherent gevaar Het inherent gevaar van het politiewerk, de onzekerheid van agenten wat betreft de fysieke en emotionele gevaren die onlosmakelijk verbonden zijn met de verschillende opdrachten zorgen voor stress bij politie (Violanti & Aron, 1993). Juist omdat dit gevaar vaak onverwacht gebeurt en dus moeilijk is in te schatten, kan dit stress veroorzaken. Het op je hoede moeten zijn kan leiden tot fysieke maar ook psychische en emotionele uitputting. Politiemensen komen herhaaldelijk in contact met gewelddadige mensen, lopen het risico op een aanval met een wapen of zelfs om ernstig verwond te geraken of gedood te worden (Fell et al., 1980; Lawrence, 1984; Dempsey, 1994).
!
Onzekerheid Het ene moment moeten agenten een overlijden gaan melden bij familie en het andere moment worden ze geconfronteerd met agressie en geweld. In gevaarlijke situaties zijn zij onder het uniform ook maar een mens die zou willen wegrennen. Dit eist veel emotionele stabiliteit van een agent. Hij/zij moet in balans zijn, zowel fysiek als mentaal. Er wordt verwacht dat een agent snel en scherp een situatie kan analyseren. Politiemensen herkennen de symptomen van stress niet steeds of negeren deze. Ook als de symptomen wel worden erkend weet men er soms niet mee om te gaan. Gevoelens van onmacht en onbeheersbaarheid in de werkomgeving zijn een grote bron van stress bij politie (Violanti & Aron, 1995).
17
! Zin van stress Stress bij politieagenten heeft niet alleen negatieve effecten, het kan ook positief werken. Een bepaalde hoeveelheid stress zet aan tot actie om van een ongewenste situatie naar een gewenste situatie te gaan. Stress zorgt ervoor dat er een aantal lichamelijke en geestelijke reacties ontstaan die ervoor zorgen dat politiemensen alert en direct kunnen reageren op een bedreigende situatie. Het lichaam maakt adrenaline aan, de hartslag en de bloeddruk gaan omhoog en er gaat meer bloed naar de spieren. Politiemensen gaan zich fixeren en de focus richten op bepaalde dingen omwille van stress (Payne, 2001; Bischop, 2007; Oudejans & Nieuwenhuys, 2011). Functionele en dysfunctionele stres Men zou ook kunnen spreken van functionele en dysfunctionele stress bij politiemensen. Stress zou tot op een zeker punt stimulerend werken en een positief effect bewerkstelligen bij het uitoefenen van het politieberoep. Wanneer de hoeveelheid stress een bepaald niveau bereikt zal dit negatieve effecten hebben en een verstorende invloed hebben op het politiewerk (Siddle, 1995; Reychler & Paffenholz, 2000; Grossman, 2004). Het stressniveau dat positieve effecten heeft is afhankelijk van de politieagent. Elke politieagent heeft een optimaal stressniveau waarbij men maximale doeltreffendheid en prestaties kan verkrijgen. Wanneer dit niveau wordt overschreden kan stress zorgen voor verminderde efficiëntie en slechtere prestaties. Een optimaal stressniveau kan enkel individueel vastgesteld worden (Vonck, 2007).
!
1.5. Gevolgen van stress bij politie
!
Er zijn heel wat fysische en psychische gevolgen die door stress worden veroorzaakt (Siddle, 1995; Anderson, Litzenberger & Plecas, 2002; Grossman, 2004; Asken, 2010). In deze masterproef zal gekeken worden naar de gevolgen van stress in een acute stresssituatie. Lichamelijk zijn er verschillende reacties die een gevolg zijn van acute stress die politiemensen ervaren en die een invloed hebben op diens prestaties. Het is belangrijk deze gevolgen te erkennen en begrijpen om erop te kunnen inspelen en deze te kunnen controleren aangezien acute stress een negatieve invloed heeft op politiewerk (Eysenck & Calvo, 1992; Anderson, Litzenberger & Plecas, 2002; Grossman, 2004; Asken et al, 2010; Nieuwenhuys, Cañal-Bruland & Oudejans 2012).
!
18
1.5.1 Fysieke reacties van stress bij politie
!
Wanneer iemand geconfronteerd wordt met een dreigend gevaar zal diens lichaam zich gaan voorbereiden doordat stress optreedt. De lichamelijke voorbereiding zorgt voor de beïnvloeding van het denken, de perceptie en vaardigheidsprestaties door fysische reacties in het lichaam. Deze beïnvloeding kan voor heel wat problemen zorgen en zeker wanneer deze de overhand nemen. Door deze veranderingen te gaan erkennen kan hierop ingespeeld worden en ken men trachten deze te verminderen of uit te schakelen. Hierna volgt een overzicht van mogelijke fysieke reacties die optreden tijdens een acute stresssituatie.
!
1.5.1.1. Verhoogde hartslag
!
Wanneer een politieagent wordt geconfronteerd met een gevaarssituatie dan zal in de meeste gevallen de hartslag enorm hoog oplopen in een fractie van seconden. Deze reactie is natuurlijk afhankelijk van de aard van de bedreiging, de perceptie van de agent betreffende de dreiging en het verassingselement van de aanvaller (Drzewiecki, 2002). De verhoogde hartslag is tot op een bepaald niveau positief. Een verhoging van de hartslag zal zorgen voor alertheid en energie, maar wanneer deze te hoog wordt in een gevaarssituatie en dus ook gepaard gaat met gevoelens van angst zal deze verhoging negatieve effecten hebben.
!
De hartslag is een van de factoren die het stressniveau kan weergeven bij de meeste mensen (Siddle, 1995; Vonck, 2007). Er is een erkend verschil tussen een verhoogde hartslag door fysieke inspanning en een verhoogde hartslag door stress of psychologische opwinding. Siddle (1995) deed heel wat onderzoek over stress en ging een stap verder. Hij zette de verschillende hartslagen op een omgekeerde U-curve. De hartslagen liepen van 60-80 hartslagen per minuut tot hoger van 175 hartslagen per minuut. Volgens hem lag de optimale prestatie zone tussen de 115-145 hartslagen per minuut. Deze zone was gebaseerd op het begin van het verlies van fysieke vaardigheden/vooruitgang op een specifieke hartslag. Toch kwam hierop kritiek. De studies die Siddle gebruikte om de hartslag in te lijven in een algemene optimale prestatie zone zouden eerder de fysieke inspanning dan psychologische en/of emotionele opwinding (stress) weergeven (Levitt, 1972).
!
In het IZOF model of het Individual Zones of Optimal Functioning, ook wel het model van de individuele optimale functionering genoemd, stelt de functionele relatie tussen emoties en optimale prestaties (Kamata & Hanin, 2002).
19
Dit model neemt verschillende factoren in rekening die een rol spelen in het bepalen van iemands prestatielevels en optimale zones. Factoren als : persoonlijke karakteristieken, niveau van maturiteit, ‘trait anxiety’ (angstdispositie), ‘state anxiety’ (toestandsangst), copingsvaardigheden, taakmoeilijkheid en behendigheid worden hierin opgenomen. Deze zones zijn niet vaststaand en kunnen veranderen en groeien doorheen persoonlijke ontwikkelingen, fysieke vaardigheden, maturiteit en praktijkervaring. Dit is natuurlijk veel complexer en moeilijker dan de eenvoudige omgekeerde U-theorie met definitieve hartslagzones die in een grafiek worden weergegeven. Wanneer politiemensen hun optimale zones kennen en weten wanneer zij hun complexe motoriek, visuele reactietijd en cognitieve reactietijd verliezen, kan men hierop trainen zodat men niet in die zone geraakt (Siddle, 1995; Grossman, 2004; Vonck, 2007).
!
1.5.1.2. Auditieve uitsluiting
!
Auditieve uitsluiting is een vorm van tijdelijk gehoorverlies dat zich manifesteert bij acute stress. Onder normale omstandigheden werken alle zintuigen even goed, maar onder stress zullen de hersenen het ene zintuig dat het meeste relevante informatie zal verstrekken op dat moment selecteren en in de meeste gevallen zal dat het visueel vermogen zijn. Dit resulteert in het stoppen van de hersenen met het verwerken van informatie van andere zintuigen en in het bijzonder het auditieve vermogen (Siddle, 1995; Karlsson & Christianson, 2003; Grossman, 2004; Asken et al., 2010; Novy, 2012). Deze zintuiglijke uitsluiting is cruciaal want het kan een politieagent limiteren in de mogelijkheid om belangrijke auditieve informatie te ontvangen en verwerken. Verbale antwoorden en kreten van overgave bij een slachtoffer kunnen niet gehoord worden wat ongelukkigerwijze vaak resulteert in een verhoogd gebruik van geweld (Siddle, 1995). De uitsluiting van het gehoor komt ook voor bij de aanvaller, dus is het cruciaal dat politiemensen luide en herhaaldelijke bevelen geven wanneer geweld wordt gebruikt. Door dit proces te begrijpen kan het zijn dat men drie of vier bevelen moet geven alvorens de aanvaller het begint te ontvangen en te begrijpen. Indien er weinig bevelen worden gegeven door de politiemensen zullen de aanvallers beweren dat er geen bevelen werden gegeven en zal er misschien overgegaan worden tot geweldgebruik ook al was dit misschien niet nodig.
! ! !
20
1.5.1.3. Visuele problemen
!
Wanneer politiemensen in een stressvolle situatie terecht komen, wordt het zicht van een agent zijn eerste bron van informatie. Het eerste dat politiemensen doen is de omgeving scannen of hun blik richten op de dader. Maar door de activatie van het symphathische zenuwstelstel zal het visueel systeem veranderingen ondergaan die heel wat gevolgen kunnen hebben. Een van de effecten is het fenomeen ‘tunnelvisie’. Dit probleem vermindert de hoeveelheid van de visuele stimuli die nodig zijn in een stressvolle situatie en waardoor de mogelijkheid van bedreigende signalen zullen worden gemist door de politieagent (Siddle, 1995; Grossman; Asken et al, 2010; Novy, 2012). Politiemensen neigen zich intens te richten op een enkele dreiging waardoor ze details en andere mogelijke bedreigingen niet zien (cf. tunnelvisie). Doordat men zich enkel richt op een bepaalde dreiging ziet men andere gevaren niet en kan dit ervoor zorgen dat de agent in gevaar komt door dingen die hij niet opmerkt. Een ander mogelijk effect is pupilverwijding. Dit kan leiden tot het verlies van dichtbij zien wat belangrijke gevolgen heeft op het schieten op korte afstand. Ook het verlies van dieptezicht kan optreden, wat onjuiste schattingen van afstanden zal veroorzaken (Siddle, 1995; Grossman; Asken et al, 2010; Novy, 2012).
!
1.5.1.4. Verhoogde tijdreactie
!
Door het optreden van stress is het mogelijk dat men meer tijd zal nodig hebben om te reageren. Schmidt (1988 in Siddle, 1995, p. 63) omschrijft de reactietijd als “a measure of time from the arrival of a suddenly presented and unanticipated signal to the beginning of the response to it.” Een politieagent zijn reactietijd is dus de werkelijke tijd tussen de beleving van de agent van de bedreiging en zijn dienovereenkomstig reageren met een motorische respons. Hoe sneller de reactie, hoe meer kans om te overleven of op een beter resultaat. De tijd die het duurt om te reageren is afhankelijk van het vermogen van de agent om de stappen in een besluitvormingssituatie te verwerken. Alle besluitvormingsomstandigheden gebeuren in vier stappen: -Perceptie of eerste indruk -Analyse en evaluatie -Formuleren van een antwoord -Aanleren van een motorische respons
!
21
Deze vier stappen zijn belangrijk om goed te reageren in een gevaarssituatie. Politiemensen kunnen in de ene ‘stap’ beter zijn dan in de andere. Wanneer een agent een goede perceptie heeft gaat deze minder tijd nodig hebben om de eerste stap te doorlopen. Agenten die goed kunnen analyseren en evalueren zullen ook hierbij minder tijd verliezen om te gaan reageren. Het goed onder controle hebben van deze vier stappen zorgt ervoor dat de politieagent in kwestie een snelle reactietijd heeft terwijl verstoringen of moeilijkheden in het doorlopen van deze stappen zorgt voor een toegenomen reactietijd en eventueel uitlaten van te reageren of te gaan bevriezen. Onderzoek heeft aangetoond dat deze stappen in de verwerking zullen verslechteren wanneer de agent zijn hartslag boven de 145 slagen per minuut gaat in een zeer stressvolle situatie. Trainen onder stress en zo realiteitsgetrouw mogelijk situaties inoefenen zullen ervoor zorgen dat politiemensen minder stress hebben wat op zijn beurt zorgt voor een betere perceptie, een betere evaluatie en uiteindelijk een betere reactie (Siddle, 1995; Grossman, 2004; Oudejans & Pijpers, 2009; Asken, 2010).
!
1.5.1.5 Verslechtering van de motorische vaardigheden
!
Stress zorgt er voor dat de motoriek van politiemensen gaat verslechteren (Siddle, 1995, Drzewiecki, 2002; Shipley & Baranski, 2002; Grossman, 2004; Nieuwenhuys et al., 2009). Motorische vaardigheden zijn ingedeeld in drie categorieën; fijne motoriek (schrijven, schieten) complexe motorische vaardigheden (schieten in beweging) en grove motoriek (wandelen, schoppen). Wanneer het symphathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd zal dat een directe invloed hebben op de vaardigheden van een persoon. Wanneer de hartslag van een politieagent 115 slagen per minuut bereikt zal er vaatvernauwing optreden, de behendigheid zal verslechteren en daarmee zal ook de fijne motoriek in gedrang komen. Wanneer de hartslag 145 slagen per minuut bereikt zullen sommige complexe spierbewegingen en dus ook schiettechnieken verslechteren. De grove motoriek is de enige groep spieren die verbetert wanneer de harslag verhoogt en dit is te wijten aan het feit dat zij behoren tot de grote spiergroepen. Bewegingen die wel goed zullen uitgevoerd worden zijn bijvoorbeeld schoppen of slaan (Siddle, 1995; Drzewiecki, 2002; Grossman, 2004). Wanneer de fijne motoriek weg valt door acute stress en een agent zijn technieken zijn niet genoeg geconditioneerd dan zal men reageren met technieken die het meest efficiënt zijn op dat moment. Vaak zijn dit grove bewegingen en zijn deze ook meer gewelddadig, extremer, drastischer omwille van angst om geen risico’s te nemen en het gevaar zo snel als mogelijk uit te sluiten.
22
1.5.1.6. Vasoconstrictie
!
Vasoconstrictie is het vernauwen van de bloedvaten waardoor onder andere de bloeddruk wordt verhoogd. Doordat het symphathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd treedt er vaatvernauwing op en gaat de bloedtoevoer naar de gebieden van het lichaam die die het meest nodig hebben. Vasoconstrictie zal zorgen voor gevoelens van koude, tinteling en zal de beweeglijkheid van de vingers en tenen beïnvloeden (Siddle, 1995; Grossman, 2004).
!
1.5.1.7. Bijkomende effecten
!
Een andere lichamelijke reactie die veroorzaakt wordt door stress is dat het spijsverteringsproces zal verminderen. De spijsvertering heeft de aanwezigheid van bloed nodig in de spijsverteringsorganen, maar wanneer het symphathisch zenuwstelsel wordt geactiveerd, wordt al het bloed naar de spieren en de hersenen gestuurd. Dit is de reden waarom iemand overgeeft kort na een hoge stresssituatie. De lichaamsspieren spannen zich automatisch op om zich voor te bereiden op vechten of vluchten. Dit activeert het zweten met de bedoeling het lichaam af te koelen. Het lichaam gaat automatisch harder werken, wat de opwarming veroorzaakt. Een koeler lichaam zal efficiënter presteren. Cortisol worden vrijgelaten in het lichaam/bloed wat de dikte van het bloed regelt in geval van een kwetsuur. Suikers en vetten worden in het bloed vrijgelaten om de nodige brandstof te geven voor het gevecht (Munck, 2000; Dickerson and Kemeny, 2004). Uiteindelijk wordt de hersenactiviteit verhoogd om de extra zintuiglijke informatie die zich voordoet bij een stressvolle situatie sneller te verwerken. 1.5.1.8. Geheugenverlies
!
Het is belangrijk om te begrijpen dat mensen zelden in staat zijn om een heikele situatie op een accurate en waarheidsgetrouwe manier terug op te roepen. Tijdens een acute stresssituatie worden de zintuigen overspoeld met informatie, dit gaat vaak gepaard met tunnelvisie. Mede hierdoor ziet men vaak vervormingen in de beleving van politieagenten tijdens schietincidenten evenals bij andere hoge stresssituaties. Sommige politieagenten hoorden de schoten van hun pistool niet afgaan of herinnerden zich niet meer dat ze hadden getelefoneerd met hun partner vlak voor het incident. Na een goede nachtrust zal binnen de 72 uur de meeste informatie van het incident terug op te roepen zijn in het geheugen (Artwohl, 2002; Grossman, 2004).
23
1.5.1.9.Cortisol
!
Wanneer personen geconfronteerd worden met situaties die worden beoordeeld als gevaarlijk of als zwaarder dan verwacht wordt het symphathish zenuwstelsel geactiveerd. Deze activatie zal ervoor zorgen dat stoffen als norefedrine en efedrine worden vrijgelaten in de bloedbaan waardoor de hartslag en de ademhaling zullen versnellen. Ook het hormoon cortisol zal worden vrijgelaten. De activatie van cortisol komt meestal voor wanneer stressoren onbeheersbaar zijn. (Kemeny, 2003). Cortisol zal ervoor zorgen dat het lichaam meer energie heeft om beter om te gaan met de stressoren en het lichaam beter zal beschermen (Munck, 2000). De verhoging van cortisol in het lichaam gaat gepaard met verslechtering van het verbale en sociale vermogen, het lange termijngeheugen en selectieve aandacht. (Dickerson & Kemeny, 2004; Takahashi et al., 2004).
!
Resultaten geven aan dat politiemensen die grotere hoeveelheden cortisol hadden bij de sociale-stress opdracht, meer fouten maakten bij de beslissing al dan niet te schieten op een gewapend zwart doelwit (zwarte persoon) in vergelijking met blank doelwit. Dit suggereert dat de activatie die instaat voor het hormoon cortisol voor een verhoogde waakzaamheid voor dreiging zorgt (Payne, 2006; Akinola & Mendes, 2011). Wanneer men dus een verhoging van cortisol waarneemt en hierdoor het verbale en sociale vermogen en het lange termijn geheugen erop achteruitgaat evenals selectieve aandacht optreedt is dit belangrijk dat politiemensen dit niet alleen weten maar ook kunnen gaan controleren. Deze verhogen en de ermee gepaard gaande gevolgen hebben duidelijke implicaties op het politiewerk (Payne, 2006; Taverniers, Van Ruysseveldt, Smeets & von Grumbkow, 2010; Akinola & Mendes, 2011).
!
Er zijn dus verschillende fysieke reacties die kunnen optreden tijdens een acute stresssituatie die heel wat gevolgen kunnen hebben op politiewerk. Deze symptomen beïnvloeden het politiewerk op verschillende vlakken. Dit kan er toe leiden dat bepaalde acties en/of beslissingen worden genomen onder invloed van bovenvermelde symptomen.
! ! ! ! !
24
1.5.2. Psychische gevolgen van stress bij politie
!
“Warriors might experience impairments to vision, judgment and hearing, or they might experience reduced motor skills-and they will likely experience all of these during violenceunless the mind and body are integrated.” (de Becker, 2008 in Asken et al., 2010, 6).
!
In dit onderzoek gaat men kijken naar de psychische gevolgen van een acute stresssituatie. Politieagenten worden herhaaldelijk blootgesteld aan mogelijke traumatische incidenten zoals, gewapende confrontaties, zware verkeersongevallen, zelfmoorden en dodelijke slachtoffers van geweld, vaak dus in acute stresssituaties.
!
Het frequent in aanraking komen met dergelijke incidenten kan ervoor zorgen dat men de psychische aandoening ‘posttraumatische stress stoornis’ (PTSS) ontwikkelt (Carlier et al, 1994; Steffgen, 2008; Leino et al, 2001; De Soir et al, 2009). PTSS is een gevolg van een acute stresssituatie. PTSS wordt in het Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen of kortweg DSM-5 gecategoriseerd onder de angststoornissen. PTSS kan optreden nadat iemand getuige was of geconfronteerd werd met één of meer gebeurtenissen die een ernstige verwonding met zich meebracht of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van zichzelf of van anderen. Op deze gebeurtenis(sen) wordt gereageerd met intense angst, afschuw of hulpeloosheid en een voortdurende herbeleving van het trauma (American Psychiatric Association, 2013). PTSS kenmerkt zich door het optreden van symptomen uit vier hoofdclusters, zijnde herbelevingsreacties, verhoogde prikkelbaarheid, vermijding en negatieve gedachten of gevoelens. Bij herbelevingsreacties beleeft het slachtoffer de traumatische gebeurtenis telkens opnieuw via flashbacks of nachtmerries. Men kan tevens de verwachting hebben om opnieuw met een soortgelijke gebeurtenis geconfronteerd te worden. Dit gaat vaak gepaard met angst, benauwdheid, hartkloppingen. Met verhoogde prikkelbaarheid wordt bedoeld dat het slachtoffer zich in een toestand van hyperactiviteit bevindt, alsof het gevaar weer elk moment kan toeslaan. Hierdoor is betrokkene gespannen, agressief en prikkelbaar, waardoor er slaap- en concentratieproblemen kunnen ontstaan. Bij vermijding tracht het slachtoffer om herinneringen of stimuli gerelateerd aan het voorval uit de weg te gaan. Negatieve gedachten of gevoelens vertalen zich in het hebben van een vertekend schuldgevoel jegens zichzelf en anderen, vervreemding of afgenomen interesse in activiteiten en het onvermogen zich belangrijke aspecten van de gebeurtenis te herinneren.
25
Om effectief van PTSS te kunnen spreken, moeten bovengenoemde symptomen zich gedurende minimum één maand manifesteren. De symptomen moeten bovendien het dagelijkse leven van de getroffene domineren en er een nefaste invloed op hebben (American Psychiatric Association, 2013).
!
Wanneer men een aantal van bovenstaande symptomen heeft wordt niet altijd voldaan aan de criteria voor de diagnose van PTSS. Hier spreekt men van ‘partiële PTSS’. Uit een Nederlands onderzoek bij politiemensen (Calier, 1994) blijkt dat 32% van de onderzochte politiemensen symptomen hadden maar niet voldoende om effectief te kunnen spreken van PTSS. Desondanks had 7% van de onderzochte politiemensen PTSS. Uit Amerikaanse onderzoeken blijkt dat politieagenten die effectief lijden aan een posttraumatische stressstoornis tussen de 7% en 19% ligt (Marmar et al. 2006).
!
Een aantal individuele factoren voor, tijdens en na een traumatische gebeurtenis spelen samen een rol bij de impact van iemands kwetsbaarheid of veerkracht om een posttraumatische stressstoornis te ontwikkelen. Voorafgaand aan de traumatische gebeurtenis spelen de persoonlijkheid van de politieagent zoals: iemands genetische gevoeligheid, demografische karakteristieken, persoonlijke geschiedenis of psychiatrische aandoening, de persoonlijke instelling, het intellectueel functioneren en iemands manier van omgaan met stressvolle incidenten een rol. De karakteristieken van het traumatische incident zoals de graad van bedreiging en de psychologische en biologische reacties zowel op het moment zelf als kort nadien zijn bepalend. Na het incident spelen de reacties gedurende of kort erna, evenals de perceptie van de dreiging een rol voor het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis (Marmar et al., 2006 ). Een gebrek aan emotionele of instrumentele steun en zwakke sociale banden kunnen ook aanleiding geven tot het ontwikkelen van PTSS.
!
Screenen en tijdelijk ingrijpen bij dergelijke incidenten is belangrijk aangezien dat symptomen kunnen leiden tot sociale, familiale en problemen op het werk. Politieagenten met een posttraumatische stressstoornis zijn vaker afwezig en gaan vroeger op pensioen (Marmar et al., 2006).
! ! !
26
Stratton et al. (1984) onderzochten politieagenten die betrokken waren bij schietincidenten en bestudeerden de psychologische effecten van deze incidenten. Ze vonden heel wat psychologische reacties zoals een verstoorde tijdreactie, slaapproblemen, angst voor wettelijke gevolgen en een geheel van emotionele reacties, zoals boosheid, euforie en huilen. Een derde van de politieagenten bleek enorm aangedaan te zijn te bij dergelijke incidenten en een derde waren relatief aangedaan. Het overige deel gaf aan dat het incident geen effect had (Karlsson & Christianson, 2003). Wanneer politieagenten enorm aangedaan zijn en deze hun werk verder blijven uitvoeren kunnen de psychologische en emotionele reacties kwalijke gevolgen hebben. De boosheid kan bijvoorbeeld ontaarden in excessief geweldgebruik evenals in slaapproblemen die kunnen zorgen voor onoplettendheid. Daarom is het belangrijk om de symptomen te erkennen om er te kunnen op inspelen (American Psychiatric Association, 2013).
!
Training heeft zijn effectiviteit bewezen in het voorkomen van post-traumatische stressstoornissen (Karlsson & Christianson, 2003). Ernstige trauma’s die zich voordoen zonder waarschuwing, die moeilijk of onmogelijk te vermijden zijn vertonen een groter risico op latere symptomen om PTSS te ontwikkelen. Uit een Amerikaanse studie van Karlsson en Christianson (2003) bij 162 politieagenten bleek dat het grootste deel zichzelf niet voldoende voorbereid of getraind vond op gevaarlijke situaties. Een groot deel van de politieagenten vond hun gedrag irrationeel en verward terwijl anderen aangaven automatisch gehandeld te hebben. Politiemensen hielden ook dikwijls de gedachten vast wat er men hun familie zou gebeuren indien zij gekwetst of dood waren. Een andere deel dacht dat ze rationeel en op een professionele manier hadden gehandeld tijdens de stresssituatie en zij geen gevoelens van stress hadden tot vlak erna. Daartegenover gaven enkelen aan dat ze de situatie als onecht ervaarden en zich machteloos voelden om de gekwetste goede hulp te verschaffen. Het grootste deel van de politieagenten gaf aan onvoldoende steun van hun oversten te krijgen wanneer zijn te maken hadden met een traumatische situatie.
Deze bevindingen duiden het belang aan om problemen na een stressvol incident niet te onderschatten. Naast preventief, een goede training, is het bieden van steun aan politiemensen ook zeer belangrijk. Het moeten niet altijd extreme situaties zijn waardoor politiemensen zich slecht voelen en hierdoor ook slecht gaan functioneren. Voor sommigen kunnen kleine incidenten een grote weerslag hebben en is het dus van belang kort op de bal te spelen en de nodige steun te verlenen.
27
1.6. Omgaan met stress
! 1.6.1. Coping
!
Als het gaat over stress bij politie is het ook belangrijk om eens te gaan kijken hoe politiemensen hiermee omgaan. In de literatuur wordt de manier waarop men kan omgaan met ingrijpende of stresserende gebeurtenissen aangeduid met het concept ‘coping’ (Steinmetz, 1990; Van der Hart, 1991; De Soir, Van den Steene & Daubechies, 2009). Het nader gaan bekijken van ‘coping’ en de verschillende soorten copingstrategieën kan een inzicht geven in de manier waarop politiemensen omgaan met ingrijpende gebeurtenissen. De reacties op ingrijpende gebeurtenissen zijn zeer verschillend en hangen af van politieagent tot politieagent. De wijze waarop een persoon reageert in een stressvolle situatie wordt bepaald door de persoonlijke beleving en de oplossingen die hij/zij ziet.
!
Lazarus en Folkman (1984) verklaren dat het al dan niet ervaren van stress afhangt van de situatie en de manier waarop iemand het gevoel heeft deze situatie te kunnen controleren en beheersen met diens eigen mogelijkheden. Situaties zullen dus enkel stressvol zijn wanneer een mogelijke dreiging of een tekort aan mogelijkheden om met die situatie om te gaan ontstaat. Zij geven twee beoordelingsprocessen aan die voorkomen in een stresssituatie. Het eerste beoordelingsproces is de afweging of het incident al dan niet schade, bedreiging of verlies zal veroorzaken of dat het incident een uitdaging is dat mogelijke positieve gevolgen zal hebben. Het tweede beoordelingsproces betreft het persoonlijk gevoel van het al dan niet kunnen omgaan met de uitdaging en de mogelijke uitkomsten/gevolgen. Bepaalde karaktereigenschappen van personen hebben bovendien ook invloed op de manier waarop een situatie geëvalueerd wordt en kunnen verklaren waarom mensen verschillend kunnen reageren op stress (Lazarus & Folkman, 1984, geciteerd in De Soir et al., 2009).
!
Er zijn verschillende manieren om om te gaan met ingrijpende en stressvolle gebeurtenissen (Steinmetz, 1990; Gaillard, 1996; De Soir et al., 2009). In dit onderzoek worden echter enkel de copingstrategieën aangehaald die specifiek gericht zijn op politiemensen. Doorgaans worden deze strategieën onderverdeeld in probleemgerichte en emotiegerichte coping (Van der Hart, 1991). Probleemgerichte coping is gericht op het al dan niet actief oplossen van een probleem waarnaar emotiegerichte coping de focus legt op het reguleren van de emotionele toestand. Probleemgerichte coping vertaalt zich dan ook in concrete acties om de gevoelens van stress te bannen.
28
Van der Hart (1991) deelt copingsstrategieën op in: cognitieve strategieën, actiestrategieën en het zoeken van sociale steun. De cognitieve copingstrategieën kunnen geplaatst worden onder de emotiegerichte copingstrategieën waarbij de politieagent dan zal accepteren dat hij slachtoffer is geweest. De cognitieve copingstrategie waarover Van der Hart (1991) spreekt gaat meestal hand in hand met actiestrategieën (probleemgerichte coping) om de ingrijpende gebeurtenis te verwerken. Een derde strategie die Van der Hart (1991) aangeeft is het zoeken van sociale steun. Het zoeken van sociale steun bevat zowel elementen van emotiegerichte als probleemgerichte coping. Het zoeken van sociale steun helpt bij het verwerkingsproces.
!
Er zijn zes copingstrategieën welke politiemensen gebruiken ten aanzien van acute stresssituaties die Bourniquel (in De Soir et al., 2009) omschrijft als : 1) ontkoppeling, 2) zwarte humor, 3) verdringing, 4) verplaatsing, 5) rationalisatie en 6) projectie. Ontkoppeling is het zich losmaken van het object of de gedachte waardoor de politieagent zich terug onder controle kan houden. Een tweede strategie is het gebruik van zwarte humor. Deze strategie wordt door heel wat politiemensen gehanteerd en wordt gezien als een positief mechanisme om ernstige en emotioneel zwaar beladen incidenten te kunnen plaatsen zolang het op de werkplek blijft en onder controle wordt gehouden. Mensen buiten de werkplek zouden dit niet of moeilijk verstaan. Verder is er de verdringing. Politiemensen gaan bepaalde gebeurtenissen verdringen en doen alsof ze niet gebeurd zijn. Men stopt de gebeurtenis als het ware weg. Een vierde strategie is die van de verplaatsing. Een voorbeeld hiervan kan zijn dat emoties en gevoelens mee worden genomen naar de privé-situatie en daar worden geuit. Een vijfde strategie, de rationalisatie, houdt in dat de politieagent zijn gedrag zal rechtvaardigen. De dingen die de agent in kwestie heeft meegemaakt en verwarring, onduidelijkheden en dergelijke met zich meebrachten zal men gaan verdedigbaar en duidelijk maken ten opzichte van zichzelf en anderen. De laatste copingstrategie, projectie, gaat erom dat de politieagent in kwestie anderen de schuld zal geven van zijn/haar falen en de reden van dit falen buiten zichzelf zal gaan leggen. Politiemensen kunnen heel verschillend reageren op ingrijpende gebeurtenissen toch zijn herbeleving en vermijding de meest voorkomende reacties (Steinmetz, 1990; Buijssens (in, Van Deth, 2002)). Het herbeleven van de ingrijpende gebeurtenis uit zich niet alleen in nachtmerries maar ook in gedachten, gevoelens en gedragingen die ermee te maken hebben. Bij vermijding worden de emoties, gedachten en gedragingen naar aanleiding van de gebeurtenis ontkend. Dit kan gevaarlijk worden wanneer politiemensen met een gelijkaardig incident te maken krijgen en gaan paniekeren, vluchten of verstijven.
29
1.6.2. Debriefing
!
Debriefing bij politie wordt gedaan om hulp en steun te bieden direct na een stressvolle situatie in de overtuiging dat het ernstigere problemen zou helpen voorkomen en fouten in de toekomst kunnen worden vermeden (Westerink, 1995). Artwohl en Christensen (1997) omschrijven een debriefing als een discussie die plaatsvindt na een incident die de betrokkenen helpt om het incident te plaatsen en eruit te leren. Een debriefing bij politie bestaat meestal uit twee delen. Eerst worden de betrokken politiemensen aangemoedigd om hun gevoelens en ervaringen bij het incident te ventileren. Nadien volgt een meer tactisch deel waarin men het incident gaat analyseren en gaat kijken wat er goed werd gedaan en wat kan verbeterd worden naar de toekomst toe.
!
Debriefing kan helpen bij het omgaan met een zeer stressvolle situatie. Een debriefing gaat ervoor zorgen dat men beter weerstand kan bieden, dat de veerkracht van iemand wordt heropgebouwd waardoor men kan terugveren na een traumatische ervaring. Het zal er dus voor zorgen dat men beter hersteld van de traumatische stress (Grossman, 2004).
!
1.7. Besluit
!
In dit eerste hoofdstuk werd kennis gemaakt met wat wordt verstaan onder stress bij politie. Er werden enkele definities weergegeven die elk een unieke invulling kennen van stress. Daarnaast werden enkele vormen van stress weergegeven. Verder werden zowel de fysieke als psychologische gevolgen van acute stress besproken. Hieruit bleek dat door het optreden van stress heel wat vertekeningen ontstaan in het zicht, het gehoor en de bewegingen van politiemensen. Desalniettemin is het ook belangrijk om te weten dat ten aanzien van het voorkomen van een posttraumatische stressstoornis het uitschakelen of verminderen van deze fysieke gevolgen kan helpen. Ook werd even stilgestaan hoe politiemensen omgaan met deze stress. Vooral de fysieke invloeden hebben heel wat effecten op het politiewerk. In het volgend hoofdstuk zal men kijken wat dat precies betekend voor politiewerk.
! ! ! ! !
30
! Hoofdstuk 2: Effecten van stress en angst op politiewerk 2.1. Inleiding
! Bij politiewerk komen heel wat emoties kijken. In deze masterproef zal de focus enkel worden gelegd op de emotie ‘angst’. De reden hiervoor is dat in een stressvolle situatie angst optreedt. Angst is een symptoom van stress. Wanneer politiemensen zich in gevaarssituaties bevinden zal niet alleen stress maar vaak ook angst optreden.
In dit hoofdstuk bekijken we eerst wat angst precies is. Nadien wordt getracht om een omschrijving te geven van een ‘gevaarssituatie’ aangezien het in dit soort situaties is waar naast stress ook angst optreedt. Vervolgens zal men de effecten en beslissingen onder invloed van stress en angst op het politiewerk bespreken.
!
2.2. Definitie angst
! In de literatuur worden de termen ‘anxiety’ (vrees) en ‘fear’ (angst) vaak door elkaar gebruikt wanneer er gesproken wordt over angst. Toch is ‘anxiety’ (vrees) en ‘fear’ (angst) naar mijn mening niet steeds hetzelfde zoals men soms laat uitschijnen in de wetenschappelijke literatuur. ‘Anxiety’ wordt omschreven als 'A vague, uneasy feeling the source of which is often nonspecific or unknown to the individual’. Terwijl ‘fear’ wordt omschreven als ‘a feeling of dread related to an identifiable source which the person validates.’ (Hurley, 1986 geciteerd in: Taylor-Loughran et al., 1989, p. 179). Angst (fear) is het gevoel van bang te zijn voor een identificeerbare bron die door een persoon wordt bekrachtigd terwijl vrees (anxiety) een ongemakkelijk gevoel creëert waar de bron vaak onidentificieerbaar of onbekend is. ‘Anxiety’ is eerder het vrezen, zich ongemakkelijk voelen voor wat er eventueel zal komen terwijl ‘fear’ zich angstig voelen is bij een reëel gevaar. Bij angst zullen er in ieder geval fysieke symptomen optreden terwijl bij vrees de kans bestaat dat wanneer je dat gevoel blijft hebben en als het ware echte angst creëert die symptomen ook zullen voorkomen. Toch is dit geen vaststaand gegeven. Angst kan weggenomen worden door weg te gaan van datgene dat de angst opwekt of zich te verwijderen van deze situatie, of door zichzelf gerust te stellen (als het ware weten/voelen/denken dat een bepaalde situatie controleerbaar is zonder gevaar voor zichzelf en/of anderen).
31
Vrees daarentegen is iets dat minder of niet plaats of situatie-gebonden is (Yokom, 1984). Men kan vrees hebben voor situaties waarvan de waarschijnlijkheidsgraad dat die zich zouden voordoen minimaal is. Bij vrees kunnen dezelfde fysieke symptomen optreden als bij angst. Het risico hierbij is dat men vrees en de bijhorende reacties van het lichaam zo vaak gaat ervaren dat het ‘overlevingssignaal dat angst eigenlijk is’ niet meer waarneemt of kan onderscheiden van vrees (de Becker, 1997; 2004). Wanneer men spreekt over angst in deze masterproef gaat het niet over de vrees voor een situatie maar de echte angst voor een reëel gevaar.
!
Het verschil tussen gecreëerde angst en echte angst is niet altijd gemakkelijk te onderscheiden. Ze hebben vaak alle twee dezelfde symptomen. Een politieagent die realistisch getraind is gaat minder snel angst ervaren en gaat ook het verschil kunnen maken tussen echt gevaar en ingebeeld gevaar (Meyers & Willis, x). Een getrainde politieagent gaat geen angst creëeren aangezien hij/zij weet dat de dreiging niet altijd reëel is, en zal dus ook deze symptomen niet ervaren. Een politieagent die echte angst ervaart ook al is die getraind, gaat misschien wel schrik hebben en alle symptomen ervan ervaren maar gaat situaties die niet gevaarlijk zijn niet onnodig al gevaarlijk beschouwen. Dit gegeven kan een groot verschil maken als men bijvoorbeeld denkt aan situaties waarin een agent veronderstelt dat iemand in een huis verscholen zit en de agent in kwestie gaat schieten op de gordijnen als zij bewegen terwijl daar helemaal niets is.
! 2.3. Definitie gevaarssituatie ! De stress en angst waarvan sprake is in deze thesis ontstaat wanneer men zich in een gevaarssituatie bevindt. Daarom is het ook belangrijk een juiste omschrijving te geven van een gevaarssituatie.
!
De GPI 48 beschrijft vijf gevaarssituaties of potentieel gevaarlijke situaties waarmee politiemensen het meest mee geconfronteerd worden. Een eerste gevaarssituatie waarmee politiemensen vaak te maken krijgen is de algemene controle van een persoon te voet. Verder is er de controle van een persoon in of rond een voertuig. De derde gevaarssituatie is de controle van een persoon in of rond een gebouw. Een vierde gevaarssituatie is de interventie ter gelegenheid van geschillen tussen twee of meer personen. Een laatste gevaarssituatie die wordt beschreven in de GPI 48 omvat de andere situaties van politionele interventies. Men verwacht van de politieman- of vrouw die geconfronteerd wordt met een gevaarssituatie verschillende acties.
32
Allereerst moet de politieagent de potentiële conflictsituaties herkennen, analyseren en er een risicoanalyse van opstellen. Verder moet de politieagent een beoordeling maken van de gewenste interventiemodaliteiten. Daarbij moet de politieagent dwangmiddelen aanwenden, rekening houdend met de proportionaliteit van de gevaarssituatie. De politieagent moet rekening houden met dat hij/zij zo min mogelijk fysiek geweld aanwendt. Slechts in laatste orde mag fysiek geweld gehanteerd worden. Tot slot moet de agent steeds zijn veiligheid alsook die van zijn collega’s en derden waarborgen2.
!
Deze omschrijving is nogal vaag en geeft eigenlijk niet concreet weer wat een gevaarssituatie eigenlijk is. Timmer (1999) stelt in het onderzoek ‘politiewerk in gevaarssituaties’ een aantal kenmerkende situaties voor waarbij er gevaar dreigt voor politiemensen. Deze zijn specifieker dan de ‘gevaarssituaties’ omschreven in de GPI 48. Deze betreffen weerspannigheid bij aanhoudingen (28%), tussenkomsten met mensen die onder invloed zijn van roesmiddelen of die psychische problemen ondervinden (15%), corrigerende opmerkingen tijdens verkeerscontroles (14%), bemoeienissen van derden tijdens politietussenkomsten die zich voornamelijk situeren in de uitgangscontext (12%), spontaan publieksgeweld bij taken van openbare orde (9%) en bemiddeling in twist waarbij de politie de gemoederen tracht te kalmeren (7%).
!
In deze masterproef verstaat men onder ‘gevaarssituatie’, een situatie waarbij een politieagent zijn of haar leven fysiek wordt bedreigd of het leven van derden en waarbij de politieagent in kwestie zijn eigen veiligheid en die van derden dient te beschermen. Dit is gebaseerd op het feit dat politiemensen geacht worden het leven van anderen te beschermen maar ook rekening moeten houden met het bewaken van zijn/haar veiligheid (Goossens, 2006; Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 2010).
!
In het volgende stuk zal worden ingegaan op angst bij politiemensen gezien in gevaarssituaties vaak sprake is van angst.
! ! ! 2
Omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing
voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 14 april 2006.
33
2.4. Angst bij politiewerk
!
Wanneer angst optreedt zal men heel wat reacties ondervinden. De meest voorkomende reacties die politiemensen gewaarworden zijn;
hartkloppingen, verhoogd zweten, droge
mond, krop in de keel. Andere reacties zijn bijvoorbeeld beven of verstijven wanneer men voor het eerst in contact kwam met een gevaarssituatie (Karlsson en Christianson, 2003).
!
Angst voor gevolgen Als men spreekt over angst in het kader van politiewerk gaat het vooral om de inherente gevaren van het politiewerk zoals de confrontaties met geweld. Ook het maken van beroepsfouten en de daarmee gepaard gaande juridische gevolgen of tuchtonderzoeken zorgen voor angst. Verder zijn politiemensen ook bang voor vergeldingsmaatregelen. Zo bleek uit het onderzoek van Karlsson en Christianson (2003) dat politiemensen enorm bang waren voor vergeldingsmaatregelen nadat ze betrokken waren geweest bij een schietincident waarbij de agent het vuur had geopend.
!
Uit een onderzoek bij Zweedse politieagenten bleek de angst van een verkeerde beslissing te hebben gemaakt bij geweldsincidenten met gewapende bedreigingen vaak groter voor deze die het vuur hebben geopend dan voor deze die iemand onder shot hielden en niet vuurden. In het hoofd van politiemensen spoken dan vaak dezelfde vragen: ‘Was het echt wel zelfverdediging?’, ‘Waren er andere mogelijkheden om uit de situatie te geraken?’,’Wat zullen de wettelijke consequenties zijn?’ (Karlsson en Christianson, 2003).
! Angst voor het onbekende !
Vaak hebben politiemensen angst wanneer zij niet weten wat er zal gebeuren. Niet weten wat er hen staat te wachten zorgt voor sommigen voor het creëren van angst. De verwachting die men heeft van een bepaalde situatie is soms veel erger dan dat zij in werkelijkheid is. Ervaring is hieromtrent een belangrijk punt. Ervaring zorgt ervoor dat men minder angst zal hebben voor het onbekende aangezien de situatie niet meer zo onbekend zal zijn. ‘Wat als’ scenario’s spoken dikwijls door het hoofd van politiemensen wanneer zij naar een incident gaan. De ‘wat als’ vragen kunnen beantwoorden zorgt ervoor dat men een plan zal opstellen en dat zal ervoor zorgen dat er minder angst optreedt (Asken, Grossman & Christensen,2010).
!
34
Stress en angst verhogen wanneer iemand moet oordelen of hij/zij de nodige vaardigheden heeft om om te gaan met de uitdaging of potentiële dreiging van een incident (Tomaka, Blascovich, Kelsey, & Leitten, 1993). Wanneer personen geconfronteerd worden met situaties die worden beoordeeld als gevaarlijk of als zwaarder dan verwacht wordt het symphathisch zenuwstelsel geactiveerd. Deze activatie zal ervoor zorgen dat stoffen als norefedrine en efedrine worden vrijgelaten in de bloedbaan waardoor de hartslag en de ademhaling zal versnellen. Hierdoor zal ook cortisol worden vrijgelaten in het lichaam (Kemeny, 2003).
!
2.5. De effecten van stress en angst
! De attentional control theory (ACT) van Eysenck et al. (2007) voorziet in een cognitieve berekening van de effecten van angst op prestaties. Net als veel andere cognitieve modellen stelt de ACT theorie dat stress een negatieve invloed heeft op de prestatie. Het doelbewust kunnen controleren van ons gedrag wordt verstoord ten gevolge van stress, wat zorgt voor een toename van processen voortvloeiend uit een verhoging van stimuli van de omgeving (Bishop, 2007). Onder stress gaat onze aandacht sterker uit naar dreigingsgerelateerde informatie. Echter heeft dit niet enkel invloed op onze aandacht maar het zorgt er ook voor dat we situaties eerder als bedreigend zien of inschatten (Bishop, 2007; Blanchette & Richards, 2010) en specifieke dreigingsgerelateerde reacties (bijv. vluchtgedrag) vergemakkelijken (Coombes et al., 2009). Een tweede effect van de ACT, een motivationeel aspect, zorgt ervoor dat mensen meer hun best gaan doen (extra mentale inspanning leveren) om negatieve effecten van stress tegen te gaan (Eysenck & Calvo, 1992; Eysenck et al., 2007). Hierdoor wordt de toepassing minder efficiënt (er is immers meer inspanning nodig), hoewel in sommige gevallen het resultaat gehandhaafd kan blijven.
!
2.5.1.Waarneming, aandacht en interpretatie
!
Wanneer angst optreedt zal er een verhoogde activiteit van de amygdala zijn. De amygdala is een belangrijk emotioneel centrum in de hersenen waar de regulatie van angst plaatsvindt. Dit deel van de hersenen legt verbanden tussen informatie van verschillende zintuigen en koppelt er emoties aan. De verhoogde activiteit van de amygdala gaat gepaard met een verminderde activiteit in de prefrontale cortex (Bishop et al., 2004).
35
De prefrontale cortex staat in voor de cognitieve en emotionele functies waartoe het nemen van beslissingen, plannen, sociaal gedrag en de impulsbeheersing behoren. Aangezien door angst er dus een verhoogde activiteit van de amygdala plaatsvindt en een verminderde activiteit in de prefrontale cortex zullen mensen meer aandacht hebben voor dreiging en zullen ze dus geneigd zijn om situaties op een dreigingsgerelateerde manier te zien en interpreteren (Eysenck et al., 2007; Bishop, 2007). Verder zal angst ervoor zorgen dat de aandacht, bewegingen en interpretatie van politiemensen zullen worden beïnvloed wanneer zij zich in gevaarlijke situaties bevinden.
!
Mensen die angst ervaren omwille van een dreigende situatie kunnen zich moeilijker concentreren op een taak en gaan op een minder effectieve manier relevante informatie verwerken wat ertoe leidt dat de cognitieve prestaties achteruitgaan (Eysenck & Calvo, 1992; Eysenck et al., 2007). Diezelfde mechanismen zijn teruggevonden bij de effecten van angst op de coördinatie van de zintuigelijke en motorische activiteit. Men kan dus stellen dat de effecten van angst op de aandacht de mate van controle op de bewegingen beïnvloedt (Beilock & Gray, 2007).
!
2.5.2.Interpretatie en beweging
!
Wanneer er aandacht wordt besteed aan taak-irrelevante stimuli (bedreigingsgerelateerde) als gevolg van stress en angst betekent dit dat er minder aandacht zal kunnen gegeven worden aan de bewegingsuitvoering. Motorische taken (fietsen, tennissen) vereisen een geschikte regeling van de bewegingen die aan de basis liggen van mogelijke perceptuele informatie zoals over de locatie van het doelwit. Mensen zullen hun bewegingen minder accuraat uitvoeren en ze zullen meer pogingen ondernemen of meer tijd nodig hebben om succesvol te presteren in bepaalde situaties (Nieuwenhuys, Pijpers, Oudejans & Bakker, 2008; Nieuwenhuys & Oudejans, 2011). Dit toont aan dat het belangrijk is om voldoende te oefenen om allerhande taken uit te voeren zodat deze een automatisme worden en zelfs bij verminderde motorische reacties toch nog een aanvaardbaar niveau hebben zodat de veiligheid van zowel de agent als derden kan worden bewaard. Met andere woorden, men moet politiemensen zodanig trainen dat ze de benodigde vaardigheden nog kunnen uitvoeren onder minder goede omstandigheden (stress/angst). Want uit onderzoek van Beilock & Carr (2001) blijkt dat deskundige spelers hun bewegingen zo goed onder de knie hebben en zo vaak geoefend hebben dat hun uitvoering automatisch verloopt en dat angst weinig of minder invloed heeft.
36
Aangezien er meer dreigingsgerelateerde informatie zal worden geselecteerd zal de evaluatie van de dreiging ook worden versterkt (Bishop, 2007). Wanneer mensen luisteren naar een geluidsopname en men nadien vraagt of ze het woord ‘die’ of ‘dye’ hoorden bleek dat mensen die angst hadden eerder het woord ‘die’ hoorden (Calvo & Castillo, 2001). Evenals wanneer politieagenten worden gevraagd om te oordelen of de verdachte een wapen heeft of niet, zal een combinatie van stereotype bedreigingen en tijdsdruk ervoor zorgen dat ze vaker wapens zullen denken te zien (Payne, 2006).
!
2.6. Beoordeling en beslissing onder invloed van stress en angst
! Stress en angst hebben dus een invloed op de beoordeling van een situatie. Zo blijkt uit onderzoek dat wanneer mensen gestrest zijn zij hun omgeving op een minder efficiënte manier gaan scannen. Ze zijn sneller afgeleid door taakirrelevante informatie door de verhoogde activiteit van de amygdala. Zo laten verschillende studies zien dat wanneer mensen gestrest zijn, dreigingsgerelateerde stimuli eerder de aandacht trekken (Amir et al., 2003) en tegelijk ook langer de aandacht vasthouden (Fox et al., 2001). Hierdoor gaan ze makkelijker beslissingen nemen die ingegeven worden door slechts een gedeelte van de beschikbare informatie, de kans bestaat dus dat er verkeerde of minder goede beslissingen genomen worden.
!
Mensen die bijvoorbeeld hoogtevrees hebben gaan hoogtes anders inschatten dan mensen die geen hoogtevrees hebben. Pijpers et al. (2006) bestudeerden de stress en angst die mensen hebben om naar beneden te vallen tijdens een klimoefening. Doordat men angst had om naar beneden te vallen hadden de mensen het gevoel dat ze minder ver konden reiken. Als ze dan een stuk moesten klimmen leidde dit tot het kiezen van handgrepen die korter bij waren, waardoor ze meer afzonderlijke bewegingen maakten om hetzelfde parcours af te leggen. De verandering in waarneming onder stress beïnvloedde dus de keuzes die mensen maakten tijdens het klimmen op een klimmuur. Zo zorgt stress bij politiemensen er dus voor dat er op een andere manier afwegingen worden gemaakt in gevallen waarbij men al dan niet moet schieten. Als men weet dat stress ervoor kan zorgen dat de waarneming van een politieagent verandert, kan men hieruit afleiden dat deze andere beslissingen zal nemen en dus andere handelingsmogelijkheden zal gebruiken.
! !
37
Omwille van stress zullen politieagenten andere informatie detecteren of hun omgeving op een andere manier gaan bekijken of interpreteren waardoor het mogelijk is dat handelingsmogelijkheden niet als zodanig herkend worden of dat politiemensen bevooroordeeld raken om andere, dreigingsgerelateerde handelingsmogelijkheden te gaan selecteren (Oudejans & Nieuwenhuys, 2009). Er is ook een relatie tussen de hoeveelheid tijd die iemand naar een bepaald doelwit kijkt en de uiteindelijke prestatie van doelgerichte bewegingen als reactie hierop (Vickers, 2007). Men heeft voldoende informatie nodig over de locatie van en afstand tot het doelwit om bewegingen hierop te kunnen afstemmen. Uit onderzoek blijkt dat mensen onder stress het doelwit als dichterbij beschouwen dan het in werkelijkheid is. Dit zorgt ervoor dat er minder informatie ter beschikking is en er niet genoeg tijd is om tot een juiste afstemming van waarneming en beweging te komen. Aangezien bewegingen afgestemd worden op visuele informatie kan stress ervoor zorgen dat men naar andere dingen kijkt en bewegingen in die richting afwijken. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Wilson et al. (2009 geciteerd in Nieuwenhuys & Oudejans, 2010) dat wanneer mensen onder hoge druk een penalty moeten nemen, ze langer naar de doelman keken aangezien hij een mogelijke dreiging vormde en daardoor meer in diens richting schieten. Zo gaan politieagenten meer tijd spenderen naar het kijken naar datgene wat zij als een dreiging beschouwen.
!
2.7. Schietbeslissingen en schietvaardigheden onder stress en angst
! Stress en angst hebben ook een invloed op schietbeslissingen en schietvaardigheden van politiemensen. Uit onderzoek van Oudejans en Nieuwenhuys (2011) bleek dat wanneer politiemensen een schietoefening moesten uitvoeren tegenover een bedreigende opponent die terugschoot met verfpatronen (hoge stress), ze significant vaker en langer keken naar het hoofd en vuurwapen van de opponent (dreigingsgerelateerde informatie) dan wanneer ze tegenover een opponent stonden die niet terugschoot (lage stress). Daarnaast waren ze ook eerder geneigd om te schieten en schoten vaker op verdachten die zich overgaven (Nieuywenhuys et al., 2012b). Doordat politiemensen onder stress vaker en ook veel langer naar dreigingsgerelateerde informatie kijken blijft er minder tijd over om naar de doelwitten te kijken die men moet raken zoals de benen en de borst. De manier waarop stress de waarneming kan beïnvloeden is dus dat mensen de dreigingsgereleateerde informatie het belangrijkste gaan vinden en zich hier meer gaan op toeleggen bij het nemen van beslissingen.
38
Wanneer men de reactietijden en het kijkgedrag van de proefpersonen had geanalyseerd bleek ook dat gestreste politiemensen eerder dachten dat de verdachte een vuurwapen had. De verwachting bleek voor hen veel belangrijker dan de visuele informatie (vuurwapen of geen vuurwapen) die men kreeg. Onder stress schoten de politiemensen dus vaker onterecht. Hierdoor kan men stellen dat de verandering in de waarneming en interpretatie omwille van stress ertoe leidt dat men andere handelingsmogelijkheden gaat selecteren (Payne, 2001; Bishop, 2007).
!
Omwille van stress gaat men ook verkeerde schietbeslissingen maken. Het percentage van onterechte schoten bleek uit onderzoek te verdubbelen onder stress. Dit betekent dat wanneer de verdachte, die zonder vuurwapen tevoorschijn kwam, in een op de vijf gevallen alsnog werd neergeschoten. Hieruit blijkt dat het ook voor politieambtenaren moeilijk is om onder stress primaire dreigingsgerelateerde reacties te onderdrukken (Payne, 2006; Nieuwenhuys & Oudejans, 2012b).
!
Verder lijden de raakpercentages ook onder stress. Naeyé et al. (2001) deden onderzoek bij Nederlandse politieagenten die relatief goed scoorden op schiettesten. Zonder stress hadden deze raakpercentages van boven de 90%. Wanneer zij betrokken waren in een schietincident lagen de raakpercentages veel lager, tussen de 36% en 54% (Morrison and Vila, 1998, geciteerd in Nieuwenhuys & Oudejans 2010). Dit toont aan dat stress een niet te ontkennen invloed heeft op de schietprestaties van politiemensen.
!
2.8. Besluit
! Met betrekking tot het werk van politiemensen waarin soms op zeer korte tijd en in stressvolle omstandigheden beslist moet kunnen worden over de inzet van geweldsmiddelen, is het belangrijk om kennis te nemen van de gevolgen van stress en angst op het vermogen om in dergelijke situaties adequaat te reageren. Politiemensen mogen enkel overgaan tot het gebruik van hun vuurwapen wanneer de dreiging een gevaar betekent voor hun eigen leven of dat van derden. De mate waarin een verdachte bedreigend is, is afhankelijk van de afstand tussen de verdachte en zijn mogelijke slachtoffers en de mate waarin de politieagent de verdachte als bedreigend ervaart. In stresvolle situaties is niet alleen de interpretatie en het gedrag meer dreigingsgerelateerd ook de waarneming van de afstand is vaak minder nauwkeurig (zie fysische gevolgen stress) om nog maar niet te spreken over de raakpercentages.
39
Uit deze bevindingen lijkt het niet ongewoon te veronderstellen dat ook zelfverdedigings- en arrestatievaardigheden lijden onder stress en angst. In Nederland werken politieagenten met 19 voorgeschreven vaardigheden en technieken zoals de wapenstok, pepperspray, handboeien en verschillende fysieke vaardigheden. Net zoals de schiettraining focussen de zelfverdedigings-en arrestatievaardigheidstraining zich vooral op technische, tactische en de fysieke aspecten zonder te gaan kijken naar de psychologische aspecten. Ook deze vaardigheden worden minder goed uitgevoerd in stressvolle situaties en daarom zou men de psychologische aspecten mee moeten opnemen in de training om deze zo realistisch mogelijk te maken (Adang & Timmer, 2005). Oudejans (2008) toonde aan dat door te trainen onder druk en wanneer dus angst aanwezig is, politiemensen leren om een extra mentale inspanning te leveren op een efficiëntere manier waardoor er minder negatieve effecten optreden die veroorzaakt worden door angst (verhoogde vrees en bedreigingsgerelateerde informatie) (Eysenck et al., 2007; Oudejans & Nieuwenhuys, 2009; Oudejans & Pijpers, 2009; 2010).
!
Uit het vorige hoofdstuk is gebleken dat onder invloed van stress en angst er heel wat veranderingen optreden in de perceptie, interpretatie en het handelen van politiemensen. Daarom zal men in het volgend hoofdstuk kijken hoe politiemensen beslissingen maken in gevaarssituaties.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
40
Hoofdstuk 3: Beslissen in gevaarssituaties
! 3.1. Inleiding ! Beslissingen nemen in gevaarssituaties is niet altijd gemakkelijk voor politiemensen. Zeker niet wanneer men moet beslissen over het al dan niet gebruiken van geweld, laat staan dodelijk geweld. In dit hoofdstuk zal daarom worden gekeken naar het wetgevend kader waarmee politiemensen rekening moeten houden bij het maken van beslissingen en de handelingen die daaruit voortvloeien. Voorts zal er even worden stilgestaan bij de opleiding en training van politieagenten en -inspecteurs van het basiskader met de focus op geweldbeheersing. Ten slotte zullen enkele theorieën over het beoordelen en het nemen van beslissingen in het kader van het politiewerk worden toegelicht.
!
3.2.Toepassen van geweld De politie heeft het alleenrecht om geweld te gebruiken tegen burgers. Deze geweldsbevoegdheid is verankerd in art. 37 van de wet op het politieambt 3. Hierbij dient de politie zich te houden aan bepaalde regels (Art. 1, derde lid WPA.) maar heeft zij toch een aanzienlijke vrijheid om naar eigen inzicht op te treden en beslissingen te nemen. Het is ook nodig dat er ruimte is om adequaat en alert te kunnen reageren. Het is niet altijd voor de hand liggend om effectief over te gaan tot geweldgebruik. Geweld gebruiken houdt heel wat risico’s in. Niet alleen worden agenten verplicht zich aan wettelijke regels te houden, zo zijn er ook interpersoonlijke remmingen om over te gaan tot het gebruiken van geweld. Het toepassen van geweld brengt heel wat stress en emoties met zich mee, zeker wanneer de agent in kwestie onvoldoende vertrouwen heeft om geweld te gaan gebruiken.
Wanneer politiemensen de verantwoordelijkheid dragen van het geweldmonopolie is het zeer belangrijk dat zij vertrouwen hebben in hun eigen optreden. Het is noodzakelijk dat politiemensen daarom voldoende fysieke en sociale vaardigheden krijgen aangeleerd om adequaat te reageren. Verder is het ook van belang dat de politieagent vertrouwen heeft in zijn omgeving en zijn collega’s om goed te kunnen werken. Tevens is zelfreflectie en het leren uit voorgaande incidenten met geweld een belangrijk punt. Zo kunnen politiemensen ingaan op mogelijke alternatieven voor incidenten in de toekomst. 3
WET van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992.
41
3.3. Wetgevend kader
!
Hierna wordt gekeken naar het wetgevend kader over gebruik van geweld. Verder zal er ook even stilgestaan worden bij de opleiding van het basiskader die politieagenten en inspecteurs moeten volgen. Concreet zal er worden ingegaan op het opleidingsonderdeel geweldbeheersing aangezien dit de basis vormt voor politiemensen ter voorbereiding van gevaarssituaties en het gebruik van geweld.
! 3.3.1. Internationaal !
Op internationaal niveau kennen we het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het E.V.R.M. is een belangrijke bron voor het Belgisch strafrecht want deze verplicht de wetgever bepaalde gedragingen strafbaar te stellen, voornamelijk wanneer deze geschonden worden. In het E.V.R.M zijn drie artikelen van belang met betrekking tot
politioneel
geweldgebruik. Art. 2 E.V.R.M, beschermt het recht op leven. Verder is art. 3 E.V.R.M belangrijk aangezien dit artikel bepaalt dat niemand mag onderworpen worden aan folteringen noch aan onmenselijke of vernederende behandelingen of straffen. Het derde en laatste artikel dat toepasbaar is op politioneel geweldgebruik is art. 8 E.V.R.M. Dit artikel garandeert het recht op eerbiediging, onder meer van het privéleven (Goossens, 2006).
! 3.3.1.1. Bescherming van het recht op leven !
Het tweede artikel van het E.V.R.M., beschermt het recht op leven maar biedt geen bescherming tegen alle vormen van levensbedreiging. Het artikel luidt dat “niemand opzettelijk van het leven mag worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet”. Onopzettelijke levensberoving wordt dus niet beschermd door dit artikel. Verder stelt dit artikel dat “De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschiedt ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is: (a) ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld;(b) teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen; (c) teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken”. Hieruit blijkt dat geweldgebruik is toegestaan in bepaalde omstandigheden rekening houdend met de drie principes van legaliteit, subsidiariteit en proportionaliteit (Goossens, 2006; Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 2010). Deze principes zullen verder worden besproken en toegepast bij de nationale wetgeving.
42
3.3.1.2. Bescherming tegen foltering, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
!
Art. 3 E.V.R.M. legt het verbod op tegen foltering, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Hieronder verstaat men dat men niemand mag onderwerpen aan hevige pijn of leed zowel lichamelijk als geestelijk met het oog op het verkrijgen van inlichtingen, bekentenissen, bestraffing, intimidatie of dwang. Het art. 3 E.V.R.M. heeft verder ook betrekking op de arrestaties van personen. Op 4 december 1995 deed het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (E.H.R.M.) een uitspraak in de zaak Ribitisch tegen Oostenrijk. Daarbij werd gesteld dat elke vorm van fysiek geweld dat niet noodzakelijk is tijdens een arrestatie, een aantasting van de menselijke waardigheid inhoudt en dus een inbreuk is op het recht dat wordt beschermd in art. 3 E.V.R.M. (Goossens, 2006). Rekening houdend met het feit dat politiemensen vaak in gevaar komen door iemand te willen arresteren, hierdoor stress en angst ervaren en dus onbedoeld geweld gaan gebruiken is een belangrijk gegeven als het gaat over de schending van dit recht. Wat voor de ene als een aantasting van de menselijke waardigheid wordt ervaren is dat voor de andere niet.
!
3.3.1.3. Het recht op eerbiediging van onder meer het privéleven
!
Het concept ‘privéleven’ wordt door het Europees Hof zeer breed ingevuld en is in de loop der jaren verruimd qua invulling. Dit recht beschermt naast een hele resem andere dingen ook de mens tegen aantasting van de fysieke, morele en psychische integriteit en dus ook tegen onrechtmatig politiegeweld (Goossens, 2006). Dit gegeven is belangrijk met betrekking tot deze masterproef. Het tweede lid van artikel 8 E.V.R.M. luidt dat “Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van andere.” Het artikel waarborgt dus dat er geen willekeurig overheidsoptreden mag zijn. Daarnaast dient de politie op te treden in een democratische samenleving om bijvoorbeeld de nationale en openbare veiligheid te waarborgen evenals de goede zeden of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (Goossens, 2006). De bovenvermelde artikels uit het E.V.R.M. zijn van belang als men gaat kijken naar de nationale wetgeving waarmee politiemensen bij het uitoefenen van hun baan rekening moeten houden. De nationale wetgeving moet zich immers afstemmen op het E.V.R.M.
43
3.3.2.Nationaal
!
3.3.2.1. Het gebruik van dwang en geweld
!
Art. 49 en 50 van de deontologische code4 van de politiediensten duidt op het gebruik van dwang en geweld, waarbij verwezen wordt naar de wet op het politieambt (Art. 1, derde lid WPA., art 37, WPA.)5 die de voorwaarden bepaalt waaronder geweld en dwang mogen gebruikt worden. Het gebruik van geweld is een dwangmiddel dat ter beschikking staat van politiemensen bij het uitvoeren van hun taken. De voorwaarden waar politiemensen zich aan dienen te houden zijn de drie principes; het legaliteitsbeginsel, het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel die tevens behoren tot de fundamentele normen van de rechtstaat (Naeyé, 1989). Onder het legaliteitsbeginsel wordt verstaan dat politiemensen enkel gebruik mogen maken van geweld en dwangmiddelen wanneer het wettelijk bepaald is. Het proportionaliteitsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel stellen de politieagent de vraag of de risico’s en de gevolgen van het geweldgebruik evenredig zijn met het te bereiken doel. Het nagestreefde doel mag niet met een minder ingrijpende maatregel te bereiken zijn en het gebruik van geweld dient in verhouding te staan met het beoogde doel. Geweld mag dus enkel gebruikt worden wanneer er aan een geweldloze reactie en een waarschuwing geen gevolg wordt gegeven. Aangezien proportionaliteit en subsidiariteit redelijk abstracte begrippen zijn is het voor de politieagent niet altijd even gemakkelijk om op korte tijd in een gevaarssituatie en onder stress een juiste inschatting te maken en de juiste middelen in te zetten (Fijnaut, Muller, Rosenthal & Van der Torre, 2007). Art. 50 benadrukt daarbij dat ‘doordat de confrontatie met geweld of de noodzaak om dwang aan te wenden op elk ogenblik mogelijk is, krijgen ze (politiemensen) ter zake een geschikte fysieke en mentale opleiding en een adequate uitrusting’.6
! ! ! ! 4
K.B. van 10 mei 2006 houdende vaststellingen van de deontologische code van de politiediensten,
B.S., 30 mei 2006. 5
WET van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992.
6
K.B. van 10 mei 2006 houdende vaststellingen van de deontologische code van de politiediensten,
B.S., 30 mei 2006.
44
3.3.2.2. Het gebruik van vuurwapens
!
Het gebruik van vuurwapens wordt geregeld in art. 38 WPA7, waarin aangegeven wordt onder welke omstandigheden men er al dan niet gebruik van mag maken. Er dient benadrukt te worden dat het gaat om het gebruik van vuurwapens ‘tegen personen’ (art. 37 WPA)8. Daarnaast wordt bedoeld met ‘vuurwapens’, alle wapens die onder de toepassing van de Wapenwet9 vallen. Met in acht neming van de drie principes (legaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit) gaat het in art. 38 WPA om vier gevallen waarin politiemensen vuurwapens mogen gebruiken tegen personen;
!
1° In het geval van wettige verdediging in de zin van de artikelen 416 en 417 van het Strafwetboek10; 2° Tegen gewapende personen of in de richting van voertuigen aan boord waarvan zich gewapende personen bevinden, in geval van misdaad of van een op heterdaad ontdekt wanbedrijf in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering, welke misdaad of wanbedrijf met geweld zijn gepleegd, indien redelijkerwijze mag aangenomen worden dat die personen in het bezit zijn van vuurwapens klaar voor gebruik en dat zij deze wapens zullen gebruiken tegen personen; 3° Wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid, de politieambtenaren de aan hun bescherming toevertrouwde personen, posten, vervoer van gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen verdedigen. In dit geval mogen de vuurwapens slechts gebruikt worden in overeenstemming met de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie; 4° Wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid, de politieambtenaren de personen die aan hun bescherming zijn toevertrouwd in het raam van de uitvoering van een opdracht van gerechtelijke politie op geen andere wijze kunnen verdedigen. In dit geval mogen de vuurwapens enkel worden gebruikt in overeenstemming met de richtlijnen en onder verantwoordelijkheid van een officier van gerechtelijke politie. Het gebruik van wapens geregeld in 2°, 3° en 4°, geschiedt eerst na waarschuwing met luide stem of met enig ander beschikbaar middel, een waarschuwingsschot inbegrepen, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden. 7
WET van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992.
8
Ibid.
9
WET van 08 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens,
B.S., 09 juni 2006. 10
STRAFWETBOEK van 08 juni 1867, B.S., 09 juni 1867.
45
3.4. Opleiding en training
!
Zoals in de voorgaande delen al is aangegeven zal het belang van opleiding en training van politiemensen bij het optreden in gevaarssituaties worden benadrukt. Een goede opleiding en training van politiemensen vormt immers de basis voor goed politiewerk. We besteden daarom aandacht aan het opleidingsonderdeel ‘geweldbeheersing’ en de jaarlijkse trainingen betreffende AMOK-incidenten.
! 3.4.1. Geweldbeheersing !
Het opleidingsonderdeel ‘geweldbeheersing’ staat omschreven in het Ministerieel besluit behoudende het algemeen studiereglement betreffende de basisopleidingen van de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten van 24 oktober 200611.
!
De geweldbeheersing verwijst naar de politiewetenschap die de politieman of -vrouw, geconfronteerd met een gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie, moet toelaten deze met een maximum aan veiligheid te kunnen aanpakken en beheersen en ze op de minst gewelddadige wijze op te lossen. De doelstelling van de opleiding en training van geweldbeheersing is het aanleren, ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden die de politieman en -vrouw in staat zullen stellen om zo goed mogelijk gevaarssituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee hij/zij op het terrein kan worden geconfronteerd, te beheersen12. Dit opleidingsonderdeel bedraagt minimum 32 uren waarin getracht wordt een aantal competenties te onderrichten waaraan de politiemensen nadien moeten voldoen. Verder garandeert men door middel van een hele boel richtlijnen een constante verbetering en ontwikkeling van dit opleidingsonderdeel. Deze twee gegevens kunnen worden in vraag gesteld. Het aantal uren waarin men geweldbeheersing onderricht is zeer weinig.
! !
11
Omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in
geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 14 april 2006. 12
Ibid
46
In 2003 werd een participatieve evaluatie van de basisopleiding van het basiskader (EVA) van politie gedaan op initiatief van de directeur van de opleiding van de federale politie. Hier werden een aantal tekortkomingen en zaken die dienen gewijzigd te worden aangehaald. Een van de belangrijke elementen die werden aangehaald waren het te theoretisch karakter van de opleiding mede als het gebrek aan theoretische bagage in bepaalde domeinen. Verder werd het opleidingsonderdeel ‘geweldbeheersing’ ook als een punt voor verbetering aangehaald (Duhaut, 2004; Geyskens, 2005).
!
3.4.2. AMOK-incidenten
!
Naar aanleiding van ‘School shooting incidents’ in de Verenigde Staten en een heel aantal andere gebeurtenissen de afgelopen jaren, waaronder de steekpartij in het kinderdagverblijf ‘Fabeltjesland’ te Dendermonde op 23 januari 2009, is duidelijk geworden dat AMOKincidenten niet onbestaand zijn in België. Daarom werd in 2009 een werkgroep voorgezeten door Paul Putteman, korpschef van de politiezone Dendermonde (Putteman, 2011; Van Puyvelde, 2011) opgericht binnen de geïntegreerde politie die de aandacht vestigde op zowel de aanpak als de preventie van dit soort incidenten.
!
“AMOK-incidenten” zijn “alle situaties waarbij één of meerdere personen op een bepaalde locatie de daar aanwezige personen aanvallen om zo veel mogelijk slachtoffers te maken, zonder zich daarbij te verschansen of gijzelaars te nemen”13. Deze incidenten zijn typerend doordat de dader zich voortdurend verplaatst in een ruimte waar zich mogelijke slachtoffers bevinden en deze probeert te verwonden of te doden14. In het geval van een AMOK-incident kan de politie niet wachten op bijstand of speciale eenheden, daarvoor is er immers geen tijd te verliezen. Ieder uitstel levert een gevaar op voor de aanwezigen. Daarom dienen de ploegen van de politie die het eerst ter plaatse zijn in te grijpen en zo vlug mogelijk te handelen om de dader te stoppen. Zij moeten hierbij ook instaan voor de evacuatie van de slachtoffers tot de medische hulpverleners ter plaatse zijn. Bij een AMOK-incident geldt nog steeds het wettelijk kader betreffende het hanteren van geweld en dwang waaraan politiemensen zich dienen te houden (Putteman,2011). 13
Omzendbrief GPI 48bis van 17 augustus 2012 met betrekking tot het optreden bij AMOK-incidenten
en tot aanvulling van de omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 31 augustus 2012. 14
Ibid.
47
Om dergelijke AMOK-incidenten doeltreffend te kunnen aanpakken en de technieken hieromtrent aan te leren wordt voorzien in een bijkomende training voor leden van de politie. Deze opleiding bestaat uit twee dagen en bestaat zowel uit een theoretische als een praktisch luik. Tijdens deze tweedaagse wordt naast het geven van theorie ook praktisch geoefend waarbij reële stresssituaties worden nagebootst en herhaald. Naast de tweedaagse training dient de opleiding jaarlijks te worden herhaald15.
!
3.5. De beoordeling-en beslissingen van politiemensen
!
Er wordt weinig aandacht besteed aan de elementen die spelen bij het beslissen om effectief geweld te gebruiken en wat politiemensen gewaarworden op het moment dat zij moeten beslissen over geweldgebruik en in het extreme over het al dan niet beslissen om te schieten. De povere kennis die aanwezig is over deze beslissing is ook van belang tijdens rechtszaken waar de schietincidenten moeten worden beoordeeld om na te gaan of de politieagent wel degelijk had mogen schieten (Patrick and Hall, 2005). Een betere kennis over wat politiemensen ervaren tijdens een schietincident kan ervoor zorgen dat er betere beoordelingen worden gemaakt in geval van geweldincidenten met vuurwapens. Politiemensen die betrokken zijn in schietincidenten zijn vaak onderhevig aan vertekeningen in hun perceptie. Ze ondervinden reacties zoals; de tijd die vertraagt, geluiden die wegvallen en beperking van het gezichtsveld. Artwohl en Christensen (1997) deden onderzoek bij 72 politieagenten die betrokken waren geweest bij een schietincident. 82% van de politieagenten hadden last van tunnelvisie, 65% ondervonden meer visuele details, 88% had last van auditieve uitsluiting, 17% rapporteerden versterkte geluiden, 63% ondervonden een tijdsvertraging en 17% beleefden een tijdsversnelling gedurende het incident. Deze dingen kunnen niet worden genegeerd wanneer men schietincidenten analyseert (Patrick and Hall, 2005). Men zou kunnen concluderen dat beslissingen van politiemensen over het al dan niet schieten vaak gebaseerd zijn op de perceptie van de situatie die niet altijd een weerspiegeling is van de feitelijke realiteit.
! ! !
15
Omzendbrief GPI 48bis van 17 augustus 2012 met betrekking tot het optreden bij AMOK-incidenten
en tot aanvulling van de omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 31 augustus 2012.
48
Op grond van de gegevens van de Belgische Rijkswacht stelden Pauwels et al. (1994) dat heel wat situaties op een andere, minder gewelddadige manier hadden opgelost kunnen worden. Zij geven situaties aan waarin volgens hen tegen de regels in gevaarssituaties zijn benaderd. Hierbij gaat het om: bij de controle van voertuigen onnodig voor de wagen springen of blijven staan, te veel achtervolgingen inzetten, dekkingsmogelijkheden onbenut laten, het gevaar van het dienstwapen onderschatten en de taakverdeling met collega’s verwaarlozen (Adang & Timmer, 2005).
3.6. Theorieën rond de beoordeling en beslissingen van politiemensen
!
Er zijn heel wat theorieën over hoe politiemensen beslissingen nemen maar deze hebben telkens een verschillende invalshoek en kunnen nooit elke beslissing die genomen werd, verklaren. Kunnen politiemensen onder tijdsdruk en in gevaarlijke situaties wel objectief oordelen? Hebben zij wel de tijd om alternatieven af te wegen tegen elkaar om een goede beslissing te maken? Bij het beoordelen van een situatie en de beslissingen die daaruit voortvloeien, spelen enkele belangrijke factoren mee. Deze factoren zijn: kennis, objectiviteit en het vermogen zich een situatie voor te stellen.
!
Wanneer politiemensen opgeroepen worden om naar een incident te gaan krijgen zij vaak weinig, onjuiste of niet alle informatie mee om een goede inschatting te kunnen maken van de situatie. Juiste informatie is noodzakelijk om een goede beoordeling en een juist gevolg te kunnen geven aan een interventie. Toch wordt deze niet altijd doorgegeven aan de interventieploeg(en). Deze manier van werken heeft implicaties op het al dan niet beslissen tot vuurwapengebruik aangezien de interventieploeg(en) zich niet kunnen voorbereiden op de tussenkomst op basis van beschikbare en bruikbare informatie (Reis, 1980). Het is dus moeilijk voor politiemensen om een situatie in te schatten indien zij weinig informatie krijgen (Waddington et al., 2009). Niet alleen het gebrek aan informatie maar ook de objectiviteit van die informatie zal lijden onder stress. Dit is een belangrijk gegeven.
!
Politiemensen die ergens aankomen op een plaats delict met weinig of geen voorkennis van wat hen te wachten staat ervaren heel wat stress. De omgeving is onzeker voor hen als het gaat over de toestand en het gedrag van burgers die betrokken zijn bij een incident. Deze factoren zorgen voor een al of niet slagen van een interventie. Toch wordt van politiemensen verwacht dat zij gevaarlijke situaties kunnen structureren en beheersen.
!
49
Hoe de situatie wordt beheerst hangt af van de manier van aanpak en andere interne en externe factoren die de keuze van de beslissing onopgemerkt gaan beïnvloeden. Er zijn heel wat besluitvormingstheorieën in het kader van politiewerk.
!
3.6.1. Theorie van Rasmussen
!
De theorie van Rasmussen is gebaseerd op basis van vaardigheid en voorschriften. Rasmussen (1983) stelt dat er drie niveaus zijn van informatieverwerking en handelen: skillbased (vaardigheden), rule-based (regels) en knowledge-based (kennis). Handelen op het vaardigheidsniveau vindt onbewust en snel plaats terwijl handelen op kennisniveau bewust plaatsvindt en tijd kost. Het vaardigheidsniveau verwijst naar de vlotte uitvoering van vaak uitgevoerde handelingen die meestal fysiek van aard zijn en waarvoor weinig bewuste aansturing nodig is. Het tweede niveau baseert zich op regels en procedures die op basis van ervaring, opleiding of via overdracht van andere werknemers tot stand zijn gekomen. De politieagent zal dus op dit niveau gaan verwijzen naar de voorgeschreven wetten en procedures ten aanzien van politie. Het bewustzijnsniveau houdt het midden tussen dat van het kennis- en vaardighedenniveau. Een taakuitvoerder, in dit geval een politieagent, begint steeds bij het vaardigheidsniveau bij de confrontatie met een probleemsituatie. Als hij het probleem direct herkent kan hij meteen tot actie overgaan. Kan hij zijn taak niet uitvoeren op dat niveau dan schuift hij door naar het volgende niveau. Hoe hoger het niveau hoe meer tijd het kost en hoe meer men bewust zal handelen. Wanneer men deze theorie zou toepassen op politiemensen zou men kunnen stellen dat indien politiemensen de vaardigheden niet goed onder de knie hebben het al mis loopt op het eerst niveau. Dit wil zeggen dat wanneer politiemensen moeten nadenken over het uitvoeren van bepaalde fysieke handelingen het al moeilijk wordt op het eerste niveau. Wanneer er veel bewuste aansturing nodig is om deze handelingen uit te voeren zal men op het eerste niveau al heel wat tijd verliezen. Op basis van de theorie van Rasmussen zou men kunnen stellen dat een politieagent zich voor de gevaarssituatie bewust wordt en aan de hand van kennis (knowledge-based) een besluit zal nemen over de keuze tussen het al dan niet over gaan tot geweldgebruik. De theorie van Rasmussen houdt echter geen rekening met stress en angst en de invloed ervan op de motoriek en de zintuigen van politiemensen.
! ! ! ! !
50
3.6.2. Theorie van Klein en de rol van intuïtie
!
Klein (2003) bestudeerde de rol van intuïtie bij besluitvorming en kwam tot de conclusie dat bij besluitvorming onder tijdsdruk er geen alternatieven worden geïnventariseerd en met elkaar worden afgewogen. Mensen kunnen ook goede beslissingen maken zonder een reeks mogelijkheden te verzinnen en met elkaar te vergelijken. Hij spreekt over het ‘herkenning georiënteerd beslissingsmodel’ ofwel ‘herkennen doet besluiten’. Dit model bestaat uit een combinatie van intuïtie en mentale simulatie.
!
Intuïtie is het weten zonder te weten waarom (de Becker, 1997). Klein (2003) stelt dat intuïtie is opgebouwd door verschillende ervaringen die onbewust aan elkaar zijn gekoppeld tot een patroon. Dat patroon bestaat uit een reeks aanwijzingen die in één keer samen komen. Patronen vertellen de persoon wat er in een gegeven situatie aan de hand is en wanneer dit wordt herkend, dan liggen de daaropvolgende acties meestal voor de hand. Aangezien het herkennen van patronen zeer snel en onbewust plaatsvindt, weet men zelf vaak niet hoe men tot het intuïtief oordeel is gekomen. Bijna geen enkele situatie is gelijk maar men herkent overeenkomsten met situaties uit het verleden en hierdoor weet men automatisch wat men moet doen zonder bewust na te moeten denken over mogelijke alternatieven.
!
Het herkennen van patronen in gevaarssituaties verloopt beter wanneer men goed getraind is of veel ervaring heeft. Niet alleen door ervaring maar ook door training hebben politiemensen het gevoel dat ze een situatie beter kunnen controleren en dit vermindert de kans op hevige emoties. Wanneer men dan oefent en reflecteert op bepaalde situaties zal dit zorgen voor een vertrouwder gevoel en zullen toekomstige beslissingen beter, sneller en gemakkelijker worden genomen.
!
Mentale simulatie is ook een belangrijk punt in de theorie van Klein (2003). Mentale verbeelding kan ervoor zorgen dat politieagenten zich psychologisch kunnen voorbereiden op mogelijke bedreigende situaties. Door zich een bepaalde situatie voor te stellen en zich de vraag te stellen hoe men zou reageren (en wat men zou doen) zal dit ervoor zorgen dat men in deze situatie, wanneer die zich effectief stelt ook beter zal reageren. Dit zorgt ervoor dat er minder paniek en angst zal zijn en het lichaam beter reageert of meer gecontroleerd reageert op een gevaarlijke situatie (Holmes & Mathews, 2010).
Baumann et al. (2001) toonde aan dat
mentale voorbereiding ervoor zorgt dat er minder stress zal optreden bij een gevaarssituatie en dat er betere beslissingen worden gemaakt. Dit gegeven heeft dus een positief effect op de prestatie van politiemensen.
51
In een onderzoek van Klein waar hij brandweermannen heeft onderzocht in Amerika bleek dat onder tijdsdruk geen mogelijkheden meer tegen elkaar worden afgewogen. Op basis van ervaring en routine komt er één oplossing in gedachten en deze wordt dan ook uitgevoerd. Allerlei zeer belangrijke beslissingen werden genomen waarvan er vele gingen over leven en dood en daar waren de brandweerlieden zich niet eens van bewust. De beslissing die genomen wordt is niet altijd de beste oplossing maar vaak heeft men gewoon de tijd niet om alle oplossingsmogelijkheden tegen elkaar te gaan afwegen. De oplossing wordt dan door middel van mentale simulatie beoordeeld en als deze positief is wordt deze toegepast (Klein, 2003).
!
Tijdens de opleiding van politiemensen worden heel wat rollenspelen en casussen besproken. Hieruit zullen dan later beslissingen gemaakt worden op de ‘geoefende’ situaties. Het is niet mogelijk om voor elke situatie een pasklaar antwoord te geven aangezien elke situatie verschillend is. Politiemensen zullen geneigd zijn patronen te herkennen in situaties waarop getraind werd en in werkelijke situaties hierop intuitief te gaan handelen.
! 3.6.3. Theorie van de split second beslissing !
Politiemensen worden in noodsituaties soms gedwongen om split second beslissingen te maken. Dit is zeker van toepassing in gespannen en onzekere situaties waarbij snel moet gereageerd worden over de hoeveelheid geweld die nodig zal zijn (in een bepaalde situatie). De theorie van de split second beslissing vertaalt zich in het principe dat alle belangrijke, cruciale beslissingen in gevaarlijke situaties in een fractie van een seconde genomen moeten worden en er dus geen tijd is om te reflecteren en de situatie te gaan analyseren. Dit gegeven wordt ook bevestigd door de theorie van Klein (2003).
!
Volgens James Fyfe, een Amerikaanse politieonderzoeker werd aan theorie van de splitsecond beslissing door de Amerikaanse politie lang vastgehouden (Adang & Timmer, 2005). De uitgangspunten bij het principe van de split-second beslissing zijn: 1) geen twee situaties zijn gelijk dus onmogelijk om algemene principes te ontwikkelen voor de aanpak van gevaarlijke situaties; 2) de politie moet zo snel mogelijk reageren en oplossingen bedenken voor noodsituaties; 3) het nadeel is dat onder tijdsdruk bedachte oplossingen niet of tegengesteld werken; kritiek op foute beslissingen wordt hierbij echter gezien als onredelijk gepraat achteraf en is schadelijk voor de toekomstige besluitvaardigheid en doortastendheid van de agent; 4) het oordeel over de juistheid van het politieoptreden mag alleen gebaseerd zijn op de omstandigheden tijdens de kritieke situatie; als het optreden een reactie was op provocatie van de burger, dan is het gevolg de schuld van de burger en niet die van de politie.
52
Enkele van deze uitgangspunten zijn inderdaad juist. Geen twee situaties zijn gelijk en de politie moet inderdaad zo snel mogelijk reageren op noodsituaties evenals er een gevolg aan geven. Deze uitgangspunten negeren wel het feit dat de bestaansreden van de politie juist gelegen is in de bescherming van het leven ook voor de mensen die de politie provoceren of die ontoerekeningsvatbaar handelen (Fyfe, 1998). Er zijn principes ontwikkeld voor politiemensen om een potentieel gevaarlijke situaties op een veilige manier te benaderen en beheersen. Toch reageren politiemensen vaak zonder doelbewust na te denken en afwegingen te maken omwille van stress en andere emoties. De principes om potentieel gevaarlijke situaties te benaderen houden namelijk weinig rekening met de invloed van deze factoren. Hieruit kan men stellen dat onder invloed van stress en angst het beslissings-en beoordelingsvermogen van politiemensen wordt gestuurd. Het is dus van groot belang deze effecten zo veel als mogelijk te kunnen uitschakelen om deze niet doelbewuste reacties te gaan beperken.
! 3.6.4. Doel-aanpakanalyse ! In Nederland gebruikt de politie een aantal algemene toepasbare regels wanneer zij potentieel gevaarlijke situaties benaderen. Het was volgens Adang & Timmer (2005) niet zinvol om een handboek met gedetailleerde uitgeschreven procedures te gaan gebruiken want niet voor iedere situatie is een pasklaar antwoord. De Nederlandse politie is vooral voorstander van het feit dat politiemensen zich bewust moeten zijn dat zij in contact met burgers in een onveilige situatie kunnen terecht komen en dus ook in schijnbaar ‘onschuldige’ situaties alert moeten blijven (Adang & Timmer, 2005, bijlage 3). Impulsief (intuïtief) handelen moet zoveel mogelijk beperkt worden maar kan men nooit uitsluiten omwille van de veranderingen in perceptie, aandacht en interpretatie door het optreden van stress en angst in kritieke situaties. De doel-aanpakanalyse bestaat uit een aantal standaardvragen die de politieagent zichzelf of in samenspraak met collega’s moet gaan stellen vooraleer men over zal gaat tot actie in een gevaarssituatie. Het gaat om de volgende vijf vragen: 1. Doel? (wat wil ik bereiken?) 2. Risico? (welke gevaren loop ik en de betrokkenen?) 3. Mag ik? (ben ik bevoegd?) 4. Kan ik? (beschik ik over de juiste middelen en vaardigheden?)
!
5. Hoe? (plan van aanpak)
53
Onder tijdsdruk is het niet altijd gemakkelijk om zich deze standaardvragen te gaan stellen. Zeker niet wanneer men met een onverwacht gevaar wordt geconfronteerd. Toch is het in de meeste situaties mogelijk deze stappen te gaan doorlopen vooraleer men tot actie zal overgaan. Maar wanneer politiemensen plots met een gevaar worden geconfronteerd en moeten reageren in zeer korte tijd is het de vraag of zij de voorgeschreven stappen wel gaan doorlopen. Men stelt dat intuïtie in gevaarlijke situaties en onder tijdsdruk meer een rol gaat spelen bij het nemen van beslissingen (Klein, 2003).
! 3.6.5. Theorie van de beslissingsfaserings !
In de meest extreme situaties waarmee politiemensen worden geconfronteerd zullen zij moeten beslissen om wel of niet te schieten. Scharf & Binder (1980; 1983 in Haberfeld, Clarke & Sheehan, 2012) delen deze beslissing op in fasen ook wel de theorie van de ‘beslissingsfasering’ genoemd (Binder & Scharft, 1983; 1980). De beslissing wordt opgedeeld in volgende fasen ;
!
Fase 1: anticipatie, de periode tussen eerste gewaarwording van gevaar en het ter plaatse komen; Fase 2: aankomst en initieel contact, de periode waarin agenten ter plaatse arriveren en de burger benaderen; Fase 3: informatie uitwisseling tussen de burger en de politie, de fase waarin, door verbale of non-verbale communicatie, politieambtenaren en de burger elkaar en de situatie peilen, door bevelen, bedreigingen en onderhandelen; Fase 4: fysieke reguleringstactieken, geweldbeheersing door inzet van tactieken met minder letale uitwerking; Fase 5: laatste fasebeslissing: het besluiten om al dan niet te schieten. Fase 6: nasleep: de nafase op korte en langere termijn.
!
In elke fase van de gevaarssituatie maken de zowel de politieagent als de burger beslissingen in interactie met elkaar. Op dit fasemodel baseerde Pauwels et al. (1994) een verkort model waar 2 fasen worden onderscheiden; 1) de initiële fase 2) de situationele fase De initiële fase bestaat uit alle beslissingen die werden genomen in de fase(n) voordat men in (oog)contact kwam met de verdachte. Deze eerste fase komt overeen met de eerste twee fasen van het Scharf & Binder model.
54
De tweede, situationele fase, komt overeen met fase 3-5 uit het voorgaande model waarbij de beslissingen die genomen werden na het eerste contact met de verdachten voortvloeien. Pauwels et al. (1994) toonde aan dat indien de eerste fase, het bewust worden van gevaar, doeltreffend is geweest de volgende fase veel eenvoudiger wordt en het dus van groot belang is om deze initiële fase goed te benadrukken en in te oefenen tijdens de opleiding.
!
De voorfase van (potentieel) gevaarlijke situaties is enorm belangrijk voor het verkrijgen van informatie om een goede afweging maken van doel/middelen, de taxatie van risico’s, het onderkennen van emoties, en het daadwerkelijk leren benutten van alternatieven. Het benaderen van gevaarssituaties zou dus niet eenzijdig het accent mogen leggen op de laatste handeling, het al dan niet schieten, maar veel eerder moeten beginnen bij de waarneming en voorbereiding.
!
Politiemensen kunnen voordeel halen met het trainen in het waarnemen, anticiperen en planmatig optreden in gevaarlijke situaties. Fyfte (geciteerd in: De Jong en Mensink, 1994) is een voorstander van politiemensen een schiettraining te geven ‘die begint op het moment dat agenten zich bewust worden van het feit dat ze een potentieel gevaarlijke verdachte kunnen tegenkomen. Doel is, vanuit dat besef, proberen agenten zover te krijgen dat zij deze situaties zodanig benaderen dat hun beschermtaak maximaal is en het zich blootstellen aan bedreigende situaties minimaal. Dit moet dan vooral gebeuren door de situatie dusdanig te herstructureren dat schieten veel onwaarschijnlijker wordt. Toch wordt ook hier weinig rekening gehouden met stress en angst en de invloed ervan op de perceptie, interpretatie en beoordeling van een situatie.
! ! ! ! ! ! ! ! ! !
55
3.7. Besluit
!
In dit hoofdstuk werd aangehaald dat het niet altijd even gemakkelijk is voor politiemensen om om te gaan met het geweldmonopolie. Het gebruik van geweld is vaak stresserend voor politiemensen. Zij dienen zich te houden aan een heleboel voorgeschreven wetten en regels maar in de praktijk is het niet altijd voor de hand liggend om daar rekening mee te houden. Zeker niet wanneer politiemensen zich in een gevaarssituatie bevinden. Stress en angst zijn in dergelijke situaties niet uit te sluiten. Door vertekeningen in het beoordelingsvermogen omwille van stress en angst is het niet zo eenvoudig meer om op een juiste manier om te gaan met de abstracte principes (legaliteit, proportionaliteit en subsidiariteit) die wettelijk zijn voorgeschreven. Er zijn heel wat theorieën en handleidingen omtrent het maken van beslissingen bij politie. Deze houden echter weinig rekening met de invloed van stress en angst.
!
Daarbij komt dat politiemensen steeds meer verantwoordelijkheden krijgen om op te treden in gevaarlijke situaties. De Amok-procedure, waarbij politiemensen dienen in te grijpen bij een Amok-situatie tonen aan dat zij in zeer stressvolle en bedreigende situaties kunnen terecht komen en moeten handelen. Toch blijkt dat dit handelen zal gebaseerd zijn op intuïtie aangezien in de praktijk er geen voorschriften meer worden gevolgd bij het nemen van beslissingen omwille van stress, angst en tijdsdruk.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
56
Hoofdstuk 4: Voorbereiding op gevaarssituaties
! “You don’t rise to the occasion, you sink down to the level of your training.” (Grossman; 2004, p. 77).
! 4.1. Inleiding
!
In dit hoofdstuk zal men ingaan op hoe politiemensen het best voorbereid worden op gevaarssituaties waarbij stress en angst vaak de overhand nemen. Door zo realistisch mogelijk te trainen kan men politiemensen beter voorbereiden op situaties in de werkelijkheid die zich stellen tijdens de uitoefening van hun job. Gezien de politie als enige een geweldmonopolie heeft en dat van hen wettelijk gezien verwacht wordt dat zij zorgen voor de openbare orde, het oplossen van problemen en het beschermen van de wettelijk vastgelegde rechten van elke burger, is het van groot belang dat de politie in staat is om hieraan te voldoen. Dit impliceert dat de politie in staat moet zijn om adequaat te reageren en de juiste beoordeling en beslissingen te maken. Uit voorgaande hoofdstukken is gebleken dat stress en angst een duidelijke invloed hebben op het beslissings-en beoordelingsvermogen van politiemensen. Door te trainen onder stressvolle omstandigheden kan men de invloed van stress en angst verminderen wat het politiewerk ten goede komt.
!
4.2. Voordelen van trainen onder stressvolle omstandigheden
Trainen onder stress zorgt ervoor dat het brein voorbereid wordt om te presteren onder stressvolle omstandigheden (Cohen, Ben-Zur & Rosenfeld, 2008). Wanneer men stress ervaart sluiten de voorhersenen (staan in voor complexe denken en fysieke vaardigheden) zich af en begint men te denken met de middenhersenen (primitieve brein). Trainen onder stress kan het brein corrigeren over hoe men dingen gaat interpreteren en zal ervoor zorgen dat de voorhersenen terug kunnen gebruikt worden (Atkins and Norris, 2012). Uit onderzoek bleek dat politiemensen die werden blootgesteld aan stress tijdens training zich nadien beter konden aanpassen aan de situatie en beter omgaan met stress (Sima, Shula & Reuven, 2007).
! !
57
De mogelijkheid tot realistisch handelen (bijv. schieten met verfpatronen in plaats van doen alsof) leidt tot natuurgetrouwe reacties. Door het schieten op een tegenstander die met ‘Simunition FX’16 terugvuurt zal men een realistischere oefenomgeving hebben in vergelijking met de normale schietstanden. Dit zal leiden tot een nauwkeurigere waarneming van afstand (Pijpers et al. 2003; Murray 2004). Uit het onderzoek van Nieuwenhuys & Oudejans (2011) bleek dat na het trainen onder stress de schotnauwkeurigheid niet langer achteruit ging als gevolg van angst. De positieve effecten waren na het trainen na vier maanden nog steeds zichtbaar.
! 4.3. Inspelen op de negatieve effecten van stress en angst
!
4.3.1.Voorkomen van de activatie van het symphathisch zenuwstelsel
!
De activering van het symphathisch zenuwstelsel is een niet te vermijden verschijnsel bij stress. Desalniettemin zijn er zaken die een agent kan doen om deze fysiologische effecten te verminderen. Vele agenten die geconfronteerd werden met levensbedreigende situaties, verklaarden steeds weer verrast te zijn. Bij confrontaties met geweld moet de reactie er onmiddellijk zijn. Gevoelens van verrassing kunnen ervoor zorgen dat de reactie te laat is (Siddle, 1995; de Becker, Taylor & Marquart, 2008).
!
De aangeleerde technieken om te reageren in een gevaarssituatie zouden een tweede natuur moeten zijn, zoals instinctief handelen. Het steeds herhalen en trainen op een zo’n realistisch mogelijke manier zijn de sleutel om zo een tweede natuur te installeren. Men zal als het ware geconditioneerd zijn. Je vormt spiergeheugen die fysieke bewegingen linkt aan denkprocessen. Hoe meer je de technieken onder de knie hebt, hoe beter fysiek en mentaal je voorbereid bent. Vertrouwen in technieken en persoonlijke mogelijkheden zullen je hartslag verlagen en een positieve mindset activeren (Siddle, 1995; de Becker, Taylor & Marquart, 2008).
! ! ! ! ! !
16
‘Simunition FX’ wordt later in dit hoofdstuk uitgebreid besproken.
58
4.3.2. Interpretatie van een dreiging
!
Stress is afhankelijk van hoe men een bepaalde situatie gaat interpreteren en hierop gaat reageren. De gebeurtenissen op zich zijn niet stresserend. Het is de manier waarop deze aangevoeld worden. De ene vindt een situatie zeer stresserend terwijl de andere dit niet zo ervaart. De hoeveelheid ervaring met bepaalde omstandigheden speelt een belangrijke rol in onze manier van reageren. De perceptie van bepaalde dingen kan veranderen door zelfverzekerd te zijn, de aangeleerde vaardigheden en de schietvaardigheden goed onder de knie te hebben (de Becker, Taylor & Marquart, 2008).
!
4.3.3. Overtuigd om (dodelijk) geweld te gebruiken
!
Het feit dat de kans bestaat dat politiemensen ooit iemands leven moeten nemen, maakt dat het belangrijk is dat ze hier over nadenken. Het idee alleen al van iemands leven te moeten nemen, kan zorgen voor stress gedurende de ganse loopbaan van de politieagent. (Grossman, 2004). Wanneer een politieagent niet overtuigd is of twijfels heeft omtrent het nemen van iemands leven in het geval van een situatie met dodelijk geweld kan dat een gevaar betekenen voor zichzelf en voor het leven van anderen. Wanneer men politieagent is moet men ervan overtuigd zijn dat men bereid is om dodelijk geweld te gebruiken wanneer een situatie van leven of dood zich stelt. Het is belangrijk om tijdens de opleiding politieagenten niet alleen fysiek en tactisch te leren omgaan met een vuurwapen, maar ook dat men hen duidelijk maakt dat het dragen van een wapen een grote verantwoordelijkheid is en verdere implicaties kan hebben. Op het moment dat politieagenten met gevaarssituaties geconfronteerd worden is er geen tijd meer om ethische kwesties te bekijken (De Preter, 2010). 4.3.4. Controleren van de ademhaling
!
Men kan ook de negatieve effecten van stress verminderen door de stressreactie op het moment zelf aan te pakken. Ademhalingstechnieken helpen om voorafgaand aan de uitvoering van een opdracht de ademhalingsfrequentie en de hartslag te doen dalen. Door de ademhaling te controleren kan men de hartslag zeer snel laten dalen. Wanneer men stress ervaart heeft men de neiging om sneller en oppervlakkiger te gaan ademen waardoor men heel wat zuurstof ontneemt aan het lichaam net wanneer die het het meest nodig heeft. In stressvolle situaties is het belangrijk om deze ademhaling te controleren om zo de hartslag te kunnen beheersen zodat de organen en de hersenen voldoende zuurstof krijgen om goed te kunnen functioneren (Gould & Udry, 1994; Shipley & Baranski, 2002).
59
4.3.5. Het voorkomen van stimulusgedreven effecten
!
Men kan proberen om te stoppen met denken aan of letten op dreigingsgerelateerde dingen waardoor men zal voorkomen dat de stimulusgedreven effecten zullen optreden. Dit is geen gemakkelijke opdracht. Wanneer men zegt dat men niet aan een roze olifant mag denken, is dit het eerste waar men aan denkt. Wanneer men vindt dat men niet negatief mag denken, doet men dit vaak toch. Vaak frequenter en in grotere mate dan voorheen. Het bewust proberen om niet aan iets te denken kan er ironisch genoeg voor kan zorgen dat men er juist wel aan gaat denken, waardoor het effect wordt versterkt (Binsch et al, 2010). Mensen kunnen natuurlijk ook proberen om dreigingsgerelateerd handelen te gaan verminderen of voorkomen door zich opzettelijk af te leiden. DeCaro et al. (2011) laat in zijn onderzoek zien dat wanneer er weinig aandacht nodig is voor de uitvoering van een bepaalde taak, bewuste afleiding kan helpen om overconcentratie te voorkomen. Overconcentratie kan ertoe leiden dat vaardigheden die onder normale omstandigheden probleemloos kunnen uitgevoerd worden plots beschouwd worden als een uitdaging. Dit kan er ook voor zorgen dat het uitvoeren van een taak niet naar behoren lukt. Dus als vaardigheden een automatisme zijn en dus geconditioneerd zal er minder moeten worden nagedacht over het stellen van bepaalde handelingen waardoor overconcentratie wordt uitgesloten.
!
4.3.6. Fit blijven en oefenen
!
Studies wijzen er op dat de meeste politieagenten minder fit zijn dat de doorsnee bevolking. Na de politieopleiding wordt er niet meer gecontroleerd of een politieagent al dan niet fit is. Politiemensen worden vaak dikker, zwakker en hebben minder uithoudingsvermogen wanneer ze enkele jaren in het werkveld staan. Statistieken wijzen er op dat hoe langer politiemensen dit beroep uitoefenen hoe erger het gesteld is met hun fysieke conditie (Hoffman & Collingwood, 1995). De hoofdreden is het gebrek aan fysieke activiteiten nodig voor de job. Als een politieagent niet de wens of motivatie heeft om aan zijn fysiek te werken komt er niets van in huis. Politieagenten kiezen soms om te gaan drinken, te roken en zich te overeten om beter met stress om te kunnen (Drzewiecki, 2002). Deze keuzes van levensstijl worden snel eigen gemaakt en op lange termijn heeft dit dramatische gevolgen op zowel de gezondheid als het uitoefenen van de job. Fysiek fitte agenten kunnen beter en efficiënter omgaan met een verhoging van de hartslag ten gevolge van stress. Fysieke fitness bevordert tevens de bloedstroom naar de hersenen, brengt extra suikers en zuurstof aan, nodig om intensief te denken.
60
Als de hersenen harder werken, zullen toxische afvalproducten zich opstapelen. Deze stoffen kunnen de hersenen schade toebrengen op lange termijn als ze niet afgevoerd worden. Trainen verbetert daarnaast de bloedstroom zodat afvalstoffen efficiënter worden geëlimineerd. Naast je beter voelen en ogen, presteren fysiek fitte agenten beter door een beter zelfbeeld en een zelfverzekerdere mentale houding (Grossman, 2004).
!
4.3.7. Mentale training
!
“Train with the understanding that firearms practice is 75% physical and 25 % mental; however a gunfight is 25% physical and 75% mental.” (Becket, 2008 citing the work of Marcus Wynne in Asken et al., 2010, p. 3).
!
Mentale training kan een waardevol instrument zijn om zich voor te bereiden op een dreigende confrontatie. Mentale training is een proces om zich mentaal iets te gaan visualiseren en herhaalt hoe iets zou moeten worden gedaan. Deze oefening verbindt gedachten met fysieke activiteiten. De meeste politiemensen zijn voorzien van fysieke instrumenten zoals zelfverdedigingstactieken of schietvaardigheden om hun werk uit te voeren. Door mentale training kan men een situatie ervaren alvorens ze zich daadwerkelijk stelt. Wanneer men levensechte scenario’s creeërt kan men visueel door elke stap van het beslissingsproces lopen. Het scenario kan zich telkens opnieuw afspelen in iemands hoofd en men kan dingen toevoegen of veranderen in die situatie en het daarbij horend beslissingsproces. Deze scenario’s moeten situaties zijn die men om veiligheidsredenen of dergelijke niet kan uitvoeren en oefenen. Heel belangrijk tijdens dergelijke mentale training is dat men zich steeds een situatie voorstelt waarin men wint of waar het tot een goed einde komt. Het gaat erom dat men zich traint om nooit op te geven ook al wordt men geraakt of gekwetst (Siddle, 1995; Whetstone, 1996).
!
Mentale training biedt de mogelijkheid voor de uitbreiding van de beroepsopleiding van politiemensen die verder reikt dan het klaslokaal of het oefenterrein. Deze techniek kan worden toegepast in vrijwel alle fysieke vaardigheidslessen waar de studenten mentaal, fysieke acties of manipulaties kunnen uitvoeren. Mensen kunnen mentaal de stappen gedetailleerd doorlopen van het proces, de impact op het proces en de mogelijke uitkomsten. In de fysieke wereld kunnen ze zich mentaal ruimtelijk gaan oriënteren, bewegingen, onvoorspelbaarheden en verwachte effecten gaan beoordelen.
61
! In die situaties waar het risico hoog is, kijk maar naar fysieke controle-tactieken en gewapende reacties kan men met mentale training het voordeel van dure en zware simulatietraining of rollenspelen uitbreiden. Mentale training heeft het voordeel kennis te linken aan acties en de details en nuances van de bezigheid op elk moment gedurende de mentale simulatie. Zoals in videogames laat mentale training toe dat deelnemers kunnen stoppen om te bepalen wat er gebeurd is, wat er aan het gebeuren is en wat mogelijk kan/zal gebeuren. Tijdens de eigenlijke ervaringen en gedurende simulaties is er weinig of geen tijd voor deze reflectie en analyse. De sleutel tot successvolle mentale verbeelding is dat ze helder, juist en verstaanbaar is. Visualiseringstechnieken hebben hun effectiviteit bewezen in verschillende miksporten en activiteiten met complexe cognitieve elementen (Whetstone, 1996; Couture et al., 1999; Colin, Nieuwenhuys, Visser & Oudejans, 2013).
!
Verschillende studies hebben aangetoond dat mentale training het voordeligst is wanneer ze gecombineerd wordt met fysieke training (Whetstone, 1996; Grossman, 2004; Asken et al, 2010). Een van de theorieën benadrukt de nood aan het fysiek bewijzen/tonen wat men denkt dat men kan doen (Whetstone, 1996). Als de vaardigheid een reeks van complexe taken was bleek het dat het zeer effectief was om mentale training toe te passen in de oefensetting om alvorens de eigenlijke uitvoering van de taak ervan te onderrichten. Een eindeloos aantal virtuele ‘wat als’ scenario’s zou kunnen ontwikkeld worden voor deze sessies en is enkel beperkt door de variabelen inherent aan het proces van verbeelding van de deelnemer of instructeur. Beoefenaars van mentale training hebben bediscussieerd dat het gebruik van mentale inbeelding en mentale training helpt bij het maken van een beslissing. Mentale training kan een effectieve methode zijn om kritisch denken op te nemen in een programma en kan voordelig zijn, specifiek voor studenten die meer actie-georiënteerd zijn in hun leerproces. Net zoals men het lichaam fysiek kan trainen, zo kunnen politiemensen ook de geest trainen (van der Veen, 2013).
! ! ! ! !
62
4.3.8. Rollenspelen
!
Rollenspelen zijn een zeer goede en effectieve manier van trainen om alle noodzakelijke kennis en vaardigheden met een hoog realiteitsgehalte te oefenen. Volgens Fyfe (in De Jong en Mensink, 1994) kan met rollenspelen de realiteit het best worden gesimuleerd wanneer deze goed zijn georganiseerd en geïmplementeerd. Rollenspelen bieden meer mogelijkheden om te reageren en te kunnen kiezen hoe men een situatie zal gaan benaderen. Er is meer en realistischere interactie tussen de deelnemers dan in een ‘videospel’. In een Amerikaans onderzoek waar men het effect van een training met rollenspelen heeft onderzocht bleek dat het geweld tegen agenten, tussen de dertig en vijftig procent daalde. Vooral de introductie en nabespreking bij rollenspelen zijn belangrijke elementen om een daadwerkelijk resultaat te krijgen (Fyfe, 1998). Rollenspelen hebben ook het voordeel dat ze zeer flexibel kunnen worden ingezet rekening houdend met de verschillende facetten (hoeveelheid en aard van de informatie, stimuli-sterkte en tijdsdruk) in de moeilijkheidsgraad van het aanbieden van informatie. De manier waarop informatie wordt aangeboden staat vast en is interactief (Adang & Timmer, 2005). Rollenspelen en mentale training hebben dus zoals hierboven besproken een positieve invloed op het reageren van politieagenten in het uitvoeren van politietaken. Wanneer men de opleiding van politiemensen nog dichter bij de realiteit wenst te brengen, spreekt men van reality-based training.
! 4.4. Reality-based training !
Het is belangrijk om de nodige aandacht aan reality-based training (RBT) te besteden omdat die RBT ervoor kan zorgen dat politiemensen tijdens hun opleiding de realiteit dichter gaan benaderen qua stress en angst, dit zorgt ervoor dat de politieagent in kwestie geconfronteerd wordt met zijn/haar eigen angsten en hierbij ervaart hoe hij/zij reageert in een stressvolle situatie.
!
“It is extremely difficult to control one’s biological, psychological, and emotional reactions to life-ordeath circumstances. But it is even more difficult to do so without adequate, realistic, and prior training…Training often determines which persons survive and which ones suffer injury or death.” (FBI, 2006, p. 78).
!
Reality-based training is een verzameling van verschillende concepten zoals vaardigheden en technieken die gebaseerd zijn op hedendaagse conflictsituaties waarmee politiemensen te maken krijgen tijdens hun job. Deze training is gebaseerd op instinctief reageren, de grove motorische bewegingen en op conflictscenario’s (Lynch, 2005). Vanaf het moment dat je niet meer weet wat er gaat gebeuren tijdens een oefening gaat het om reality-based training.
63
Tijdens RBT worden politieagenten als het ware blootgesteld aan situaties die in de realiteit ernstige gevolgen kunnen hebben. Dit gebeurd in een veilige en beschermde omgeving. Dit zorgt ervoor dat de politieagenten fouten kunnen maken zonder dat er grote gevolgen aan verbonden zijn. Men kan als het ware fouten maken en hieruit leren zodat men dezelfde fouten niet maakt in de realiteit (De Preter, 2010).
!
In principe is er geen limitatieve lijst van trainingen die tot RBT behoren, regelmatig worden er nieuwe trainingsmethodes en nieuwe technologische producten geïntegreerd in RBT. Men kan dus spreken van een training die zich steeds blijft aanpassen aan de situatie op het terrein. Zo worden bepaalde scenario’s geïntegreerd wanneer blijkt dat agenten in de praktijk met soortgelijke situaties te maken krijgen. Een concreet voorbeeld is dat men de AMOKpocedure en bijhorende training is gaan ontwikkelen en integreren nadat we in ons land geconfronteerd werden met de zaak “De Gelder” (Van Puyvelde 2011).17 Een manier om het realiteitsgehalte van RBT op te drijven is ‘onzekerheid van wat de politieagent te wachten staat’ en ‘fysiek contact’ toe te voegen aan de training. Om dit op een zo veilig en tevens realistisch mogelijke manier te kunnen laten plaatsvinden wordt er onder andere gebruik gemaakt van producten zoals Simunition FX, Shocknife, Stressblade, Stressvest, Redman, Fist, High Gear (Pawela, 2009; Bertomen, 2010). Bij het gebruik van Simunition FX of oefenmunitie wordt het normale dienstwapen voor de duur van de RBT aangepast zodat het geen echte patronen meer kan afvuren. Op deze manier kan de politieagent zijn eigen dienstwapen gebruiken tijdens de training, wat uiteraard zorgt voor een vertrouwder gevoel. Tijdens sommige RBT wordt er gebruik gemaakt van speciale vuurwapens, de meeste politiemensen geven echter aan dat ze de voorkeur geven om te oefenen met hun eigen vuurwapen. Bij het gebruik van Simunition FX of oefenmunitie kan er door de deelnemers echt gericht en geschoten worden en worden zij ook geconfronteerd met hetzelfde gedrag van de aanvallers/agressors. Dit zorgt ervoor dat de politiemensen niet enkel moeten denken over het zelf correct vuren maar ook moeten opletten om zelf niet geraakt te worden en rekening moeten houden met dekking om de eigen veiligheid niet in gevaar te brengen (Nieuwenhuys, Willemsen & Oudejans, 2012).
17
Omzendbrief GPI 48bis van 17 augustus 2012 met betrekking tot het optreden bij AMOK-incidenten
en tot aanvulling van de omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, B.S., 31 augustus 2012.
64
Shocknife en Stressblade zijn twee oefenmessen, ze bestaan uit kunststof waarbij door een druk op de knop een elektrische impuls gegeven wordt die de deelnemer van de RBT duidelijk laat voelen dat hij geraakt werd. Het grote voordeel dat Shocknife en Stressblade hebben in tegenstelling met een traditioneel oefenmes is dat hier een pijnprikkel wordt gegeven aan de deelnemer en dat hij/zij bewuster wordt van de eigen veiligheid bij het uitvoeren van bijvoorbeeld een ontwapeningstechniek (Pawela, 2009) Bij Stressblade kan de sterkte van de elektrische impuls gekozen worden (low, medium, high en extreme) bij Shocknife is dit niet het geval. Stressvest geeft de deelnemers van RBT de mogelijkheid hun vaardigheden te testen zonder dat er projectielen worden afgevuurd. Een aantal wapens komen in aanmerking om in combinatie met Stressvest gebruikt te worden (indien gewenst kan men ook oefenpatronen af vuren die enkel lawaai produceren). De laser die in het pistool zit geeft bij het vuren een impuls af die, wanneer hij contact maakt met de vest van de tegenstander een vibratie of schok geeft. De intensiteit van de schok kan door de trainer of instructeur aangepast worden en kan ook in tijd geregeld worden. Zo wordt er bij het gebruik van Stressvest vaak opzettelijk een aanhoudende pijn (schok) gegeven zodat de deelnemer met een zekere vorm van pijn zijn handelen (reageren, zich in veiligheid brengen,…) tot een goed einde moet brengen. Bij zowel Simunition FX, sommige soorten oefenmunitie, Shocknife, Stressblade en Stressvest weet de deelnemer waar en hoe hij geraakt werd (markering en pijnimpuls of enkel pijnimpuls) (Davis, 2014). Wat deze producten gemeen hebben is dat ze een gevolg verbinden aan geraakt worden. In The Bulletproof Mind (2006) maakt Grossman de vergelijking met videogames en paintball of “riddertje spelen”. Hij haalt aan dat wanneer kinderen geweld zien of ervaren in videogames er geen consequenties volgen. Wanneer kinderen echter riddertje spelen en elkaar hard op de hand slaan met een houten zwaard, merken ze dat aan hun gedrag wel degelijk minder prettige gevolgen verbonden zijn. Zo kan je dus stellen dat een van de zaken waarmee politieagenten geconfronteerd worden tijdens RBT de minder leuke (pijnlijke) gevolgen zijn van een (gespeelde) situatie. Wanneer men bij RBT politieagenten echt fysiek contact laat maken met elkaar, wordt gebruik gemaakt van beschermingsmateriaal om verwondingen te voorkomen (Nieuwenhuys, Willemsen & Oudejans, 2012). Hiervoor wordt meestal materiaal gebruikt van Redman, Fist of High Gear.
65
Elk van deze fabrikanten heeft ervoor gezorgd dat bij correct gebruik van deze producten de kans op verwondingen erg klein wordt. Dit materiaal wordt vooral gebruikt om politieagenten te leren fysiek geweld te gebruiken en zich tegen geweld te leren verdedigen. In tegenstelling tot het hierboven besproken beschermingsmateriaal is er ook nog het materiaal dat politieagenten aantrekken tijdens rellen en onrusten. Dit beschermingsmateriaal is minder geschikt om met de blote handen contact op te maken. Het wordt echter wel gebruikt om tijdens simulaties van rellen impact te kunnen verdragen van slag en stootvoorwerpen. Door de harde laag aan de buitenkant is dit echter niet geschikt voor het inoefenen van zelfverdediging met contact tijdens RBT. RBT zorgt ervoor dat ervaringen die politieagenten opdoen tijdens deze training en de fouten die ze maken kunnen besproken worden tijdens de debriefing. Vaak wordt RBT opgenomen met videobeelden, zodat nabespreking mogelijk is (Nieuwenhuys, Willemsen & Oudejans, 2012 ; Atkins & Norris, 2012). Sommige politiediensten kiezen er voor om hun politieagenten bloot te stellen aan peperspray zodat deze agenten weten hoe dit voelt. Dit heeft als positieve eigenschappen dat de politieagent de gevolgen uit eerste hand leert kennen, alsook de beperkingen en de inzetbaarheid van het product. Wanneer men politieagenten oefeningen laat uitvoeren (zich verdedigen, zich van gevaar verwijderen,…) onder invloed van peperspray leert de politieagent dat het bespoten zijn met peperspray niet gelijk hoeft te staan met weerloos zijn. Ook deze informatie kan nuttig blijken wanneer een politieagent iemand met peperspray bespoten heeft maar de verhoopte reactie uitblijft (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2000; Adang & Mensink, 2001; Adang & Mensink, 2003).
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
66
4.5. Besluit Men kan dus stellen dat het voorbereiden van politieagenten op gevaarssituaties door hun training af te stemmen op de realiteit een goede zaak is. Het blootgesteld worden van politieagenten aan stress, onzekerheid, de mentale en fysieke bijwerkingen zoals verhoogde hartslag, verlies van vaardigheden en op een bepaald punt ook de vermindering van het rationeel denkvermogen zijn ervaringen die ervoor kunnen zorgen dat politieagenten hun eigen kunnen beter zullen inschatten. Enerzijds is het de bedoeling dat politieagenten door de RBT beter leren omgaan met deze mentale en fysieke bijwerkingen, anderzijds kan dit er ook voor zorgen dat er minder in paniek zal gehandeld worden en dit op zijn beurt het beslissingsvermogen kan ten goede komen. Het is van primordiaal belang dat bij RBT de veiligheid van alle betrokken deelnemers ten allen tijde de allerhoogste prioriteit krijgt, dit garandeert een veilig en educatief verantwoorde leeromgeving.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
67
II. EMPIRISICH LUIK
! Hoofdstuk 5: Methodologie
! 5.1. Inleiding
!
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de methodologische keuzes die werden gemaakt voorafgaan aan het empirisch onderzoek. Eerst zal men motiveren waarom men precies koos voor een kwalitatief onderzoek. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de gehanteerde onderzoekstechniek, zijnde het semi-gestructureerde interview. Daarna wordt de afbakening, selectie en rekrutering van respondenten besproken gevolgd door een toelichting van de locatie en het verloop van het interview. Tevens worden enkele ethische overwegingen en opmerkingen over de validiteit en betrouwbaarheid van het onderzoek verduidelijkt. Tot slot wordt stilgestaan hoe de onderzoeker te werk is gegaan bij het analyseren van de gegevens.
!
5.2. Motivatie voor kwalitatief, diepgaand onderzoek
! De keuze om een kwalitatief, diepgaand onderzoek te voeren werd gemaakt omwille van persoonlijke voorkeur evenals de schaarsheid aan onderzoek op dit vlak. Dit soort onderzoek kan als een verkennende studie dienen om meer kennis omtrent het fenomeen op te bouwen. Aan de hand van een kwalitatief onderzoek zal men meer diepgang en inzicht krijgen in de beleving van de bestudeerde doelgroep. Verder leunt het onderwerp het beste aan voor kwalitatief onderzoek. Het type vragen die gesteld worden kunnen niet gebeuren via vragenlijsten of focusgroepen. De vragen zijn hiervoor te gevoelig en te persoonlijk. Door de kwalitatieve methode van onderzoek zullen er geen ‘harde cijfers’ of statistische veralgemeningen kunnen worden gemaakt maar deze methode zal toelaten om persoonlijke bevindingen en visies te begrijpen.
!
5.3. Onderzoekstechniek : semi-gestructureerde interviews
! Er werd gekozen om politiemensen via een semi-gestructureerd interview aan het woord te laten met behulp van een vignet met als doel een aanvulling te bieden op de literatuur die voorhanden is. De voorkeur om semi-gestructureerde interviews als onderzoekstechniek te gebruiken met behulp van een vignet komt er door verschillende overwegingen.
68
Via een semi-gestructureerd interview kan de onderzoeker de betekenissen en ervaringen die de respondent geeft aan het fenomeen beter begrijpen en eventueel toetsen aan voorgaand empirisch onderzoek. Deze onderzoekstechniek heeft ook de meerwaarde dat respondenten tijd krijgen om te kunnen reflecteren over hun bevindingen, emoties en visies omtrent dit onderwerp. Er werd gekozen om een vignet te gebruiken omdat het gebruik van reële of hypothetische situaties vooral interessant is om redeneringen te achterhalen bij gevoelige situaties (Taylor, 2006). Het gebruik van een vignet laat toe dat men niet meteen tot de kern van het onderzoek komt en maakt als het ware de overgang van de algemene vragen naar de specifiekere en tevens gevoeligere vragen. Op zich is dit onderwerp niet zo’n gevoelige kwestie maar voor de respondenten, politiemensen, blijkt dit wel het geval te zijn. De ‘mannencultuur’ of ‘ machocultuur’ die nog vaak heerst onder politiemensen maakt dat ‘stress’ en ‘emoties’ als zwak worden ervaren en in strijd zijn met het beeld waaraan mensen binnen de politiewereld willen voldoen. Het is daarom van groot belang om een vertrouwelijk kader te scheppen, waardoor de respondent makkelijker geneigd is om in alle anonimiteit zijn gevoelens te uiten. Een individueel interview leent zich hier meer toe dan bijvoorbeeld het inrichten van een focusgroep (Ritchie & Lewis, 2003). Het semigestructureerd interview laat tevens toe niet-verbaal gedrag te observeren. Het non-verbaal gedrag kan
een zicht geven op de adequaatheid en volledigheid van de verkregen
antwoorden (Billiet & Waege, 2006).
!
Verder spelen er ook praktische overwegingen mee met betrekking tot de onderzoekstechniek. Het is organisatorisch eenvoudiger om telkens met één respondent een afspraak te maken aangezien politiemensen vaak een drukke agenda en verschillende diensturen hebben. Daardoor leunt een focusgroep zich minder aan. Tijdens de afname van de interviews zal de onderzoeker gebruik maken van een topiclijst of checklist. Deze topiclijst zal voorzien zijn van onderwerpen die gebaseerd zijn op de literatuurstudie en de onderzoeksvragen. De lijst dient als een controlelijst om inhoudelijke sturing te geven aan het verloop van het interview. Op die manier komen de belangrijkste aspecten zeker aan bod en kunnen de antwoorden van de respondenten makkelijker vergeleken worden met elkaar (Huttner, Renckstorf & Wester, 1995).
!
Het is van belang dat de checklist niet volledig volgens een strikt patroon gevolgd wordt maar eerder als leidraad fungeert. Om het gesprek niet in een gedwongen sfeer te laten verlopen, moet er vlot ingespeeld kunnen worden op wat de respondent zegt zonder vast te houden aan een strak schema. De topiclijst zal voorzien zijn van open vragen.
69
Dit zal ervoor zorgen dat het een spontane conversatie wordt en kan leiden tot nieuwe, onverwachte gespreksstof. Bovendien wordt hierdoor voldoende ruimte gelaten voor de respondenten om hun ervaringen te delen en worden ze niet in een bepaalde richting geduwd. Dit zorgt ervoor dat respondenten minder sociaal wenselijke antwoorden geven en dit zorgt er op zijn beurt voor dat de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten niet negatief beïnvloedt worden. Een topiclijst is flexibel en kan na elk interview herzien worden om eventuele, nieuwe thema’s aan bod te laten komen. Toch mogen de onderzoeksvragen daarbij niet uit het oog worden verloren (Billiet & Waege, 2006).
!
5.4. Afbakening, selectie en rekrutering van respondenten
!
Het ligt voor de hand dat de meest geschikte data-bron voor het bestuderen van de invloed die stress en emoties hebben op politiewerk, politiemensen zelf zijn. De doelgroep in deze masterproef zullen inspecteurs zijn die werkzaam zijn bij de zuil interventie. Zij worden gezien als ‘knowledgeable agents’, een handelende kundige actor die instaat om te spreken over het waarom van zijn handelen. Er is aandacht voor de voortdurende samenhang tussen handelingen en de betekenis die daaraan wordt gegeven door de actoren zelf, in dit geval politiemensen (Decorte & Zaitch, 2010).
!
De keuze om zich toe te spitsen op de eerstelijnspolitie is gestoeld op het feit dat deze politiemensen de grootste kans hebben om geconfronteerd te worden met onverwachte incidenten. Zij staan in voor de openbare rust en veiligheid en verlenen hulp door een passend gevolg te geven aan dringende gerechtelijke of bestuurlijke opdrachten. Daarnaast surveilleren zij door middel van voet-, fiets- of autopatrouilles waarbij ze toezien op het naleven van verkeersregels18. Het takenpakket van de eerstelijnspolitie is zeer uiteenlopend alsook de situaties waarin ze terechtkomen. Hierbij is de kans op geweld groot, temeer omdat burgers zich vaak weinig meewerkend of agressief opstellen. Dergelijke situaties zorgen voor het meeste stress en angst waardoor deze doelgroep het beste aanleunt bij dit onderzoek.
!
De rekrutering van de respondenten voor dit onderzoek werd gestart in het najaar van 2013. Ik legde contact met de korpschef van de politiezone Brussel-West om zijn werknemers aan te sporen om mee te werken aan dit onderzoek. Dit gebeurde aan de hand van een e-mail waarin getracht werd de bereidwilligheid tot deelname aan dit project te vergroten.
!
Art. 3, Wet tot organisatie van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, 1999. 18
70
Men deed dit door uit te leggen wat het opzet van het onderzoek is, het maatschappelijk belang ervan en de noodzaak van de kennis die kan verkregen worden door de respondenten. Op deze e-mail kreeg ik een negatief advies. De reden hiervoor was dat politiemensen uit deze zone overbevraagd waren door thesisstudenten met interviews. De korpschef was wel bereid om eventuele enquêtes rond te sturen naar zijn werknemers. Toch had ik de voorkeur om dit onderzoek met behulp van interviews te doen aangezien deze onderzoekstechniek beter aansluit bij dit onderwerp. Vervolgens nam ik contact op met een coördinator voor de opvolging van geweldincidenten in een andere politiezone en had hiermee een gesprek. De coördinator zelf was enorm geïnteresseerd in dit project. Toch kreeg ik ook hier een negatief advies voor medewerking aangezien zijn oversten in dit project geen verdere interesse hadden. Ik zag de kans om respondenten te vinden even niet slagen. Ik veranderde mijn aanpak en startte met enkele politiebureaus persoonlijk te bezoeken met de vraag of zij wilden meewerken aan mijn onderzoek. Ik liet telkens een korte samenvatting van het doel van mijn onderzoek achter samen met mijn persoonlijke gegevens zodat eventuele geïnteresseerden mij konden contacteren. Al snel kreeg ik reacties van bereidwilligen. Zo werd de deur opengezet om verdere kandidaten te kunnen overtuigen. Ik spoorde elke respondent aan zijn/haar collega’s te overtuigen om deel te nemen aan mijn onderzoek. Verder had ik ook enkele persoonlijke contacten die als ‘gatekeepers’ dienden. De ‘gatekeepers’ bezorgden de gegevens van de respondenten aan de onderzoeker, die op haar beurt met hen contact opnam om een afspraak te maken voor het interview. Deze vonden plaats in het voorjaar van 2014. In totaal werden er dertien respondenten geïnterviewd. De onderzoeker had het gevoel dat met dit aantal het saturatiepunt bereikt werd.
!
5.5. Locatie
! De interviews werden hoofdzakelijk afgenomen op het politiebureau waar de respondent werkzaam is, in een afzonderlijk lokaal. Dit afzonderlijk lokaal zorgde ervoor dat de anonimiteit van de respondent werd gewaarborgd. Toch hadden enkele respondenten de voorkeur om het interview te laten doorgaan op een door hen voorgestelde locatie. Deze locaties gingen van een rustige taverne tot hun eigen woonst. De interviewer wenste vooral dat de respondent zich comfortabel voelde en liet de keuze van de locatie volledig over aan de respondent. De interviews die plaatsvonden op het politiebureau hadden het voordeel dat het gesprek kon plaatsvinden voor, tijdens of na het werk waardoor de respondenten geen extra tijd verloren.
71
5.6. Verloop van het interview
!
Het interview werd vooraf gegaan door een korte introductie, waarbij de onderzoeker zichzelf voorstelde en het doel van het onderzoek kort werd toegelicht. Ook werd aan de respondent de toestemming gevraagd om het gesprek met een dictafoon op te nemen. Daarbij werd benadrukt dat dit enkel gebeurde om praktische redenen en dat deze opnames niet gepubliceerd zouden worden. Het opnemen van het interview geeft de onderzoeker de kans om zich volledig op het gesprek te focussen en gemakkelijk te kunnen inpikken op bepaalde zaken. Verder wordt ook vermeden dat de vlotheid van het interview in het gedrang zou komen door het nemen van notities en gaat er geen informatie verloren. Nadien biedt het ook de mogelijkheid om de letterlijke verwoordingen en uitspraken van de respondent te kunnen citeren om de onderzoeksresultaten toe te lichten (Ritchie & Lewis, 2003).
!
Bij de start van het interview werd de casus voorgelegd van waaruit de onderzoeker vragen begon te stellen. Dit zorgde ervoor dat de respondent afstand kon nemen van persoonlijke ervaringen en objectiever kon oordelen. Naderhand werd het interview verder gestuurd in de richting van de respondent zijn persoonlijke ervaringen. Aan de hand van de topiclijst kreeg het interview dus een bepaalde structuur. Toch werd de respondent er niet van weerhouden om zijn gedachten vrij te verwoorden aangezien het interview bestond uit open vragen. Bij het afronden van het interview werd er ruimte gelaten aan de respondent om nog bijkomende vragen te stellen of opmerkingen te geven. Vaak werd er na het interview nog interessante informatie gegeven door de respondent. Tot slot werd de respondent expliciet bedankt om zich vrij te maken voor het interview (Huttner, Renckstorf & Wester, 1995).
! 5.7. Incentives !
Om mensen aan te sporen om mee te werken aan een onderzoek, maar ook als blijk van waardering voor de geïnvesteerde tijd worden vaak stimuleringsmaatregelen (incentives) voorzien. Dit kan onder de vorm van een financiële vergoeding of een geschenk (Decorte & Zaitch, 2010). Toch werd gekozen om geen materiële beloning te geven aan de respondenten na het interview. Respondenten die willen meewerken aan dit onderwerp en hierover iets kwijt willen zijn hoe dan ook gemotiveerd en dienen dus niet gestimuleerd te worden. Bovendien dient er rekening gehouden te worden met de doelgroep die zal worden geïnterviewd.
72
Politiemensen mogen geen persoonlijke giften in ontvangst nemen en dit geldt zowel binnen als buiten hun diensturen. Het geven van een beloning zou hen in een lastig parket kunnen brengen19.
5.8. Ethische overwegingen
!
In kader van de ‘informed consent’ of ‘geïnformeerde toestemming’ werd aan de respondenten vóór het interview de toestemming gevraagd om het gesprek op te nemen. Daarbij werd het onderzoek nog eens toegelicht en verduidelijkt wat er zou gebeuren met de bekomen resultaten. Er werd ook meegedeeld dat zij op eender welk moment het interview konden stopzetten en niet verplicht waren om op vragen te antwoorden (Decorte & Zaitch, 2010). Praten over stress en angst is voor velen een gevoelig onderwerp en zeker in de politiecultuur. Het gebeurt meestal in vertrouwelijke kring, onder collega’s of thuis. Daarom garandeerde de onderzoeker dat de anonimiteit van de respondenten gewaarborgd werd en dat de informatie die ze meedeelden confidentieel zou blijven. Concreet betekent dit dat er bij de rapportage van de onderzoeksresultaten met pseudoniemen gewerkt werd. Er werd tevens geen vermelding gemaakt in welk politiekorps de respondent werkzaam is.
!
5.9. Validiteit en betrouwbaarheid van het meetinstrument
!
De resultaten die zullen worden bekomen uit deze studie zijn niet bedoeld veralgemeningen te maken over de gehele populatie. Het gaat om persoonlijke visies, bedenkingen en emoties van de respondenten. Interviewen is een interactieproces waarbij beïnvloedingsprocessen niet worden uitgesloten. Hier zal rekening mee worden gehouden zodanig dat systematische fouten zoveel als mogelijk kunnen worden uitgesloten en de mate van interne validiteit niet in het gedrang kan komen. Tijdens het afnemen van interviews kunnen er ‘interviewereffecten’ optreden. Dit zal men trachten te vermijden door suggestieve vraagstellingen te vermijden en objectief te zijn ten aanzien van de antwoorden die de respondenten geven (Decorte & Zaitch, 2010).
!
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten zal men deze op verschillende manieren trachten te bekomen. De interviews zullen worden opgenomen en letterlijk worden getranscribeerd om zo transparant mogelijk te zijn (Decorte & Zaitch, 2010). 19
Wet op het politieambt, 1992.
73
De respondenten zullen moeten beroep doen op hun geheugen aangezien ze moeten praten over feiten uit het verleden. Het geheugen is echter niet volledig betrouwbaar. Tijdens de interviews worden er reconstructies van het verleden gemaakt die beïnvloed worden door emoties en betekenisgeving. Om deze geheugeneffecten te minimaliseren, zal bij de selectie van de respondenten enkel diegenen weerhouden worden wiens ervaringen met een geweldsincident dateren van maximum vijf jaar geleden (Huttner, Renckstorf & Wester, 1995).
!
5.10. Gegevensanalyse
! Alvorens te starten met de feitelijke analyse, werden de opgenomen interviews uitgetikt. Meestal gebeurde dit kort nadien om eventueel nieuwe elementen uit te filteren die van belang konden zijn bij volgende interviews. Vervolgens ging men alle ruwe data verwerken en analyseren. Dit gebeurde stapsgewijs. Eerst werden de gegevens geordend. De ruwe data werden geklasseerd
volgens bepaalde onderwerpen die gebaseerd zijn op de
onderzoeksvragen. Nadien werd overgegaan tot het coderen van de data. Dit werd gedaan door stukken uit de interviewteksten codes te gaan geven. Deze codes zijn gebaseerd op de onderzoeksvragen waardoor het overzichtelijker wordt om de theorie en de empirie te gaan vergelijken en te gaan linken. De interviewstukken met dezelfde codes werden naast elkaar gelegd, vergeleken en samengevat (Decorte & Zaitch, 2010). Tot slot werden de gegevens geïnterpreteerd en vervolgens gekoppeld aan de begrippen en theorieën uit de literatuurstudie (Huttner, Renckstorf & Wester, 1995).
! 5.11. Besluit
!
Dit hoofdstuk geeft een verduidelijking van de manier waarop het empirisch onderzoek uitgevoerd werd. Er werden heel wat methodologische keuzes en argumenteringen gemaakt om zoveel mogelijk transparantie en betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten te garanderen. In het volgende hoofdstuk zullen de bevindingen uit de interviews van het kwalitatief onderzoek worden besproken.
! ! ! ! !
74
! Hoofdstuk 6 : Onderzoeksresultaten ! 6.1. Inleiding
!
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten, verkregen uit de diepte-interviews weergegeven. De structuur van dit hoofdstuk is opgebouwd uit drie grote onderverdelingen. Eerst zal gekeken worden naar de factoren die een rol spelen voor een incident op het beoordelings- en beslissingsvermogen van politiemensen. Vervolgens zal gekeken worden naar de factoren die een rol spelen tijdens een incident. Nadien zal gekeken worden naar de factoren die een rol spelen na een incident en hoe politiemensen omgaan met stressvolle situaties. Ten slotte zal men de noden van politiemensen ten aanzien van het voorkomen van geweldincidenten aanhalen. De rapportering van de onderzoeksresultaten wordt geïllustreerd aan de hand van enkele citaten van de geïnterviewden.
6.2. Factoren die spelen voor een incident
! Er zijn heel wat factoren die meespelen in de beoordeling en beslissingen van politiemensen voor zij naar een incident gaan. In de interviews werden een aantal factoren gevonden die een invloed hebben of die bepalend zijn voor beoordeling en beslissingen in gevaarssituaties.
!
6.2.1.Informatie
!
Wanneer politiemensen opgeroepen worden om naar een incident te gaan krijgen zij via de meldkamer informatie mee. De informatie die politiemensen meekrijgen via de meldkamer is enorm belangrijk om zich voor te bereiden op de interventie. De respondenten werd daarom gevraagd welke invloed het krijgen van informatie heeft op de beoordeling en beslissingen die gemaakt worden omtrent het incident. De respondenten benadrukten vooral het belang van goede informatie mee te krijgen. Wanneer de onderzoeker vroeg om ‘goede’ informatie te nuanceren kreeg zij verschillende antwoorden. Ongeveer de helft van de respondenten gaf aan dat het beter is van teveel en overdreven informatie mee te krijgen dan andersom. De andere helft gaf de voorkeur aan minder informatie ten overstaan van veel en onjuiste informatie aangezien zij dan gewoon uitgingen van het ergste.
!
75
! Wanneer men duidelijke informatie kreeg aangaande de feiten, daders, wapens,… kregen de politiemensen een duidelijk beeld over wat ze mogelijks kunnen aantreffen en kunnen zij meer veiligheidsmaatregelen treffen. Veiligheidsmaatregelen zijn bijvoorbeeld het dragen van de kogelwerende vest en bijstand vragen.
!
Robin: “Er is een vechtpartij bezig dus ge zit al in die mindset van kijk, het gaat hier conflictueus zijn. Om de een of andere reden is dat gemakkelijker om daarmee om te gaan.”
!
De meerderheid van de respondenten uiten frustraties op het doorgeven van informatie van de calltaker naar de meldkamer. De calltaker staat in verbinding met mensen die bellen en met de meldkamer waar politiemensen zitten die de informatie doorgeven aan de interventieploeg(en). De calltaker geeft de informatie die de melder geeft door aan de meldkamer. Daar loopt het wel eens mis. De meeste mensen die de oproep van de burger beantwoorden zijn volgens de respondenten niet genoeg opgeleid om correctie informatie te vragen of door te geven. Ze hebben geen voeling met het terrein volgens de respondenten en stellen hierdoor vaak niet de juiste vragen.
!
Jan: “Weinig informatie is te allen tijde bepalend hé. Bij de dispatch gaat veel fout.
!
Heel veel burgers hebben geen ‘feeling’ met het terreinwerk.”
6.2.2. Opleiding
!
Politiemensen worden tijdens de opleiding voorbereid op gevaarssituaties. Daarom werden de respondenten gevraagd of de opleiding hen voldoende had voorbereid op gevaarssituaties en geweldgebruik. Alle respondenten waren zeer kritisch ingesteld ten opzichte van de opleiding. Ze waren het er unaniem over eens dat zij te weinig lessen geweldbeheersing kregen. Ook de manier waarop zij voorbereid worden op gevaarssituaties zoals dat bijvoorbeeld gebeurt aan de hand van rollenspelen, waren volgens hen absoluut niet realistisch.
!
Stijn: “Ik vind dat wij veel meer getraind moeten worden in gevechtsport en dat het veel realistischer moet zijn.”
!
76
Wim: “ Wij zijn niet zo goed getraind, toch niet zoals de mensen denken. De mensen denken ‘ge zijt politieman dus ge moet het allemaal kunnen’. Er zijn genoeg mensen bij ons en dat is een schande die maar 1 of 2 keer per jaar gaan schieten. Dus normaal gezien de quota is 5 inclusief de eindevaluatie per jaar. Nu ja... dat is eigelijk een lachertje. Sommige korpsen komen eraan. Zelfs die vijf keer is totaal ondermaats. De overheid gaat dan wat kunstgrepen toepassen en ge moogt dan dit doen en dat doen maar uiteindelijk zien wij dat de schietkwaliteit volledig naar beneden gaat. Er worden soms mensen door de opleiding gelaten die hun wapen niet kunnen wapenen. Er zijn veel voorbeelden van. Dat is levensgevaarlijk maar het moet renderen natuurlijk. Het
!
heeft een kostenplaatje.”
Door de respondenten werd aangehaald dat men tijdens de opleiding heel erg de nadruk legt om voorzichtig om te gaan met het gebruik van geweld. Respondenten ervaren dit als een goede zaak, maar zeggen dat men hierin tijdens de opleiding overdrijft en dat hen schrik wordt aangejaagd voor geweldsgebruik. Volgens hen zorgt dit voor extra stress wanneer ze in de realiteit ook daadwerkelijk geweld moeten gebruiken.
!
Tim: “Dat is zo een mentaliteit dat gecreëerd wordt door de school van ‘als je geweld gebruikt, moet je oppassen’. Ze kweken eigenlijk een mentaliteit dat je bang moet
!
hebben, zodat je bang gaat hebben om geweld te gebruiken.”
Door een groot aantal respondenten werd ook aangehaald dat na de opleiding er totaal geen evaluatie meer is omtrent de fysieke conditie van politiemensen.
!
Steven: “Je begint je opleiding bij de politie, 1 jaar en dan af en toe een beetje gaan lopen een beetje gaan springen en dan stopt het vanaf het moment dat je je tweede ster hebt. Dan is het eigelijk van hoe jij je conditie onderhoudt of niet. Uw probleem... daar wordt eigenlijk nooit over geëvalueerd. Als je binnen bent in het korps mag je moddervet worden en mag je totaal niet meer in staat zijn van twee meter te lopen en toch mag je
!
die job blijven doen.”
De onderzoeker vroeg niet specifiek naar de opleiding rond ‘Amok-incidenten’, toch werd deze training door alle respondenten zelf aangehaald en werd deze door velen als stressvol ervaren. Aangezien de training als ‘stressvol’ wordt ervaren is dit dus een goede manier van voorbereiding, weliswaar wanneer deze meermaals zou herhaald worden.
77
Deze opleiding toont aan dat heel wat politiemensen niet voorbereid zijn op dergelijke (stressvolle) incidenten.
!
Robin: “ Dat is een compleet andere mindset natuurlijk en daar zijn wij totaal niet op getraind. Dat zien we ook in die training dat we krijgen. Daar gebeuren een hele hoop zaken die mochten die in werkelijkheid gebeuren, zouden er heel veel slachtoffers zijn en de meeste zouden onze eigen mensen zijn.”
!
Een van de respondenten was tijdens zijn opleiding onderworpen aan de stresstest. De Antwerpse politieschool heeft die testen ingevoerd om te bepalen of agenten in opleiding bestand zijn tegen stresssituaties. Toch werden deze testen opgeschort omwille van klachten van de politievakbond NSPV. De politievakbond vond dat er buitensporig geweld bij de stresstesten werd gebruik (Belga,
2011; Gezelle, 2011). De respondent was positief ten
aanzien van deze manier van trainen aangezien men werd geconfronteerd met een situatie die zich in werkelijkheid ook kan stellen. De test blijkt dus goede manier om politiemensen voor te bereiden op stressvolle situaties.
!
Tim: “ Tijdens de opleiding zijn wij ene keer geconfronteerd met geweld. De befaamde ‘stresstest’. Wij wisten niet wat we gingen tegenkomen...Dat is eigenlijk maar heel kort, een minuut of drie maar dat voelt immens lang hé. Achteraf wordt er eigenlijk wel weinig feedback gegeven hoe je nu eigenlijk gereageerd hebt. Je kan je zelf ook weinig herinneren omdat je onder stress staat. Ik vond dat eigenlijk een heel goeie test maar dan is dat in de media gekomen dat dat niet meer mocht en uiteindelijk is dat wel iets
!
waarmee je op straat geconfronteerd wordt.”
Een respondent haalde ook aan dat het trainen met het eigen dienstwapen in plaats van met plastieken wapens veel beter is om zo realistisch mogelijk te trainen. Het is belangrijk dat men het wapen als een verlengstuk ziet en dat het totaal niet vreemd is voor een politieagent.
!
Wim: “Wij oefenden destijds met onze eigen wapens wat veel beter was. Nu moet dat allemaal met plastieken wapens zijn en dit en dat, in het kader van de veiligheid. Ze over beschermen nu zo erg met de veiligheid dat het doel van uw opleiding totaal niet wordt
!
bereikt.”
78
! Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de informatie (correct en voldoende) die politieagenten krijgen voor ze op de plaats toekomen waar een incident plaatsheeft van erg groot belang is voor hun inschatting van de situatie. Respondenten geven aan dat ze vinden niet voldoende getraind te zijn en dat de vuurwapentraining niet voldoende frequent plaatsvindt. Ook het gebruik van plastic wapens in tegenstelling tot het eigen dienstwapen tijdens training zorgt er volgens een aantal respondenten voor dat het realiteitsgehalte van de training niet optimaal is waardoor ze niet voldoende voorbereid zijn op een
! !
gevaarssituatie.
6.3. Factoren die spelen tijdens een incident
!
Ook tijdens het incident zijn er een aantal factoren die een invloed hebben op de beoordeling en beslissingen van politiemensen.
!
6.3.1. Stress
!
Zoals uit de literatuur studie is gebleken, heeft acute stress een duidelijke invloed op de beoordeling en beslissing van politiemensen. Om te weten wat de respondenten precies verstaan onder ‘acute stress’ werd gebruik gemaakt van een vignet. Het vignet is een fictieve situatie waarbij twee interventie-agenten opgeroepen worden om naar een gevecht te gaan tussen twee jongerengroepen. Het is ‘s avonds laat en het gevecht vindt plaats in een leegstaand pand. Zij krijgen verder geen informatie mee. Wanneer zij aankomen op de plaats waar het incident plaatsvindt, valt er een schot. In deze situatie is, of kan er sprake zijn van acute stress. Dit soort stress heeft, zoals duidelijk is gebleken uit de literatuurstudie een invloed op de beslissing en beoordeling van politiemensen. Het gebruik van een vignet was een goede manier om die soort stress te omschrijven volgens de onderzoeker. Aan de respondenten werd gevraagd hoe zij zich zouden voelen bij dergelijke situaties. Alle respondenten vonden dit een ‘stressvolle’ situatie. Vervolgens werd gevraagd of dit soort stress te vergelijken is met niet-politioneel gerelateerde stress.
! !
79
Uit de interviews bleek duidelijk dat er een verschil was tussen ‘chronische stress’ en ‘acute stress’. De respondenten vonden de stress in de fictieve casus een ‘extreme’ vorm van stress die niet te vergelijken was met niet-politioneel gerelateerde stress.
!
Wim: “Ik vind de stress dat wij op het werk meemaken, dat is niet te vergelijken met stress in mijn privé-situatie. Omdat de stress in de privé-situatie, ik kan dat omschrijven als ‘zachte stress’. Dat is ‘ga ik op tijd zijn om mijn dochter te halen van school, ‘is mijn
!
belastingbrief op tijd ingevuld’, van die simpele dagdagelijkse dingen.
De stress kwam vooral door de onzekerheid over de situatie aangezien men vaak niet weet wat er zal gebeuren.
!
Sven: “Het zijn de vele vraagtekens die veel stress geven.”
!
Tijdens een acute stresssituatie treden heel wat fysieke reacties op die een invloed hebben op de beslissing en beoordeling van politiemensen. Daarom werd aan de respondenten gevraagd of ze zich nog konden herinneren hoe hun lichaam reageerde tijdens een geweldincident. Alle respondenten gaven aan dat de hartslag omhoog ging wanneer ze met een gevaarssituatie werden geconfronteerd. Verder had iedereen last van ‘tunnelvisie’ in een gevaarssituatie. Zeker in een situatie waar de opponent(en)20 in het bezit waren van wapens. Ook het vrijkomen van adrenaline in het lichaam werd door alle respondenten ervaren tijdens stressvolle situaties.
!
Stijn: “Zenuwen, uw hartslag gaat omhoog schieten, ge gaat uwe fijne motoriek kwijt
!
zijn... dus vooral op uw ademhaling letten en die onder controle houden.” Wim: “Schrik, zweten, koud zweet,... Ik krijg het nu nog, omdat ik het zo beleefde als ik daar was maar wel heel sterk gefocust. Dus enorm scherp. Ik moet zeggen door het feit dat wij geleerd zijn van uw tunnelvisie, van uw tunnelzicht te proberen vermijden dat dat vrij goed ging. Want ik wist heel goed, ‘daar zit de verdachte en toch ga ik die van ginder zien komen’. Ik wist heel goed wat ik aan het doen was en gelukkig moet ik zeggen was ik toen wel goed getraind.
20
Een opponent is een term die gebruikt wordt binnen de politie om een tegenstander of agressor aan te
duiden.
80
Enkele respondenten benadrukten dat het hebben van tunnelvisie gevaarlijk is aangezien men andere mogelijke gevaren hierdoor niet opmerkt.
!
Steven: “Je hebt heel veel last van tunnelvisie. Het ogenblik dat er sprake is van wapens of je ziet de mogelijke verdachte dan sluit je je totaal af van jouw omgeving. Andere gevaren ga je niet meer extra opmerken. Dan wordt eigenlijk je eigen veiligheid in het gedrang gebracht omdat je gefixeerd zijt op dat ene gevaar en dat er daarnaast ook
!
mogelijks nog gevaren zijn in dat gebouw.”
Politiemensen gaan anders reageren in stresssituaties. De respondenten gaven een aantal ‘voorbeelden’.
!
Wim: “Ik geef zowel de opleiding dwang met vuurwapen als dwang zonder vuurwapen. Ik ben eigenlijk monitor close combat. Mijn filosofie en dat is toch de filosofie van vele mensen die op de werkvloer staan, is dat heel veel reacties vuurwapengebruik,
!
accidenteel gebruik van uwe pepperspray, van uwe wapenstok, gebeurt uit schrik.” Sven: “Als ge u onzeker voelt, zeg ik altijd tegen mensen als wij stagiairs meehebben, blijf dan buiten. Roep onmiddellijk bijstand want als je onzeker bent dan is het heel gevaarlijk. Je moet op heel korten tijd uw beslissing nemen. Als ge bij wijze van spreken uw vinger op den trekker hebt en er komt daar iemand naar u, BAM, ge schiet uit
!
stress.”
6.3.2. Angst
!
Ook angst heeft een invloed op de beoordeling en beslissingen van politiemensen. De onderzoeker was zich er van bewust dat politiemensen niet graag de term ‘angst’ in de mond nemen aangezien dat niet strookt met het ‘stoere’ imago van politiemensen. Deze veronderstelling werd bij een kleine minderheid van de politiemensen bevestigd. Het merendeel van de respondenten was zeer openlijk over de angsten die zij hadden tijdens het uitvoeren van hun job. Wanneer de onderzoeker dan vroeg wat de respondenten onder het begrip ‘angst’ verstonden was het nogal moeilijk om daar een duidelijke omschrijving aan te geven.
!
81
Johan: “Angst... je weet niet wat er gaat gebeuren. Zeker als je een schot hoort en de deur staat open. Je weet dat je binnen zult moeten gaan en je weet niet wat je gaat zien.
!
Dat is een benarde situatie.”
Een respondent gaf duidelijk aan wat angst precies met hem doet wanneer hij in een stressvolle situatie terecht komt.
!
Sven: “Angst dat is zo iets dat mij in begin, laat maar zeggen, mijn objectief denken zou
!
beïnvloeden.
Verder gaven bijna alle respondenten aan dat ze soms wel schrik hebben voor de gevolgen van hun daden tijdens het beoordelen en beslissen in een gevaarssituatie aangezien zij nadien op het matje geroepen worden om zich te verantwoorden. Bij deze angst treden niet de fysieke reacties op. Deze ‘schrik’ zal er wel voor zorgen dat politiemensen gaan twijfelen om in te grijpen.
!
Walter: “ Je zou soms schrik hebben om in te grijpen want achteraf wordt je daar nogal
!
over gehoord.” Wim: “Ge zijt dus als politiemens aangehouden hé, voor het feit dat ge uw werk doet. Wij hebben over een paar weken gevuurd op ne wagen die op ons inreed. Die mensen hebben ze gewoon gearresteerd hé. Wij moesten onze collega’s arresteren en vastzetten en die waren dan nog in hun recht hé. Dat is de omgekeerde wereld. Mensen gaan
!
gewoon schrik krijgen om iets te doen omwille van repercussies.”
6.3.3. Wetten en regels
!
Politiemensen dienen rekening te houden met de voorgeschreven wetten en regels bij het gebruik van dwang en geweld. Daarom werd aan de respondenten gevraagd of zij ook rekening houden met regels en wetten tijdens een acute stresssituatie. De onderzoeker trachtte na te gaan in hoeverre wet- en regelgeving nog een rol speelt in gevaarssituaties. De meningen hierover waren verdeeld. Enkele respondenten gaven aan dat zij nog aan wetten en regels dachten tijdens bepaalde geweldincidenten. Andere gaven aan dat dit niet meer mogelijk was. Wanneer de onderzoeker de resultaten hierover vergeleek kwam zij tot de conclusie dat de verschillen hierover afhankelijk waren van hoe ernstig de situatie was.
82
Bij zwaardere incidenten gaven de respondenten aan dat zij geen tijd hadden om over wetten of regels na te denken. Tijdens de ernstigere incidenten werd eerder intuïtief gehandeld. Men zou dus kunnen stellen dat bij ernstige incidenten het overlevingsinstinct het haalt van het idee zich te moeten houden aan de geldende wetten en normen.
!
Steven: “ Als je niet meer informatie hebt, je gaat daarop moeten handelen. Op dat moment ga je zo intuïtief te werk en doe je maar hetgeen je denkt dat goed is. Daar zijn gewoon geen regels voor hé. Gaan, gaan, gaan, we zullen wel zien waar we uitkomen. Zou ik nu in orde zijn, wettelijk gezien als ik die zou neerschieten, neen, dat is gewoon, ik voel mij dermate bedreigd in die situatie, ik kies voor mijn eigen. Achteraf moet dat dan maar blijken maar op dat moment nadenken over een wettelijk kader daar denk je niet
!
over na.”
De meest extreme vorm van geweldgebruik is vuurwapengebruik. Politiemensen moeten soms in een fractie van een seconde beslissingen maken om wel of niet te schieten. Zij ervaren zoveel stress dat objectief nadenken vaak niet meer mogelijk is.
!
Johan: “Het probleem is altijd op het moment zelf, je moet beslissen in de seconde en achteraf komen ze met een hele hoop mensen kijken wat jij hebt gedaan in die seconde en dan zijn ze daar maanden over bezig om te zien wat jij in de seconde hebt gedaan/ beslist. Meestal is die seconde een reflex en dan is het te hopen dat je het goed gedaan
!
hebt hé.” Steven: “In een fractie van een seconde dat wij willen schieten stopt hij met naar ons toe te lopen en legt hij zijn wapen neer en laat alles vallen en zegt ‘je hebt gewonnen’. Had hij
!
1 meter verder gelopen hadden wij hem neergeschoten.” Sarah: “Je beslist op ene second of je schiet of niet en op die moment sta je niet echt stil mag ik hier schieten of niet. Je voelt je bedreigd. Je handelt intuïtief” Training leert u ook
!
dat je altijd laatst bent.”
Verschillende respondenten gaven aan dat ze in een reële situatie vaak in het nadeel zijn. Zij moeten wachten tot bepaalde dingen zich voordoen om te mogen reageren. Eén enkele respondent gaf aan dat ze op de training leerde dat je als politieagent altijd te laat bent. De onderzoeker stelde zich dan ook de vraag hoe deze agent over het nodige zelfvertrouwen kan beschikken om adequaat te reageren tijdens een situatie.
83
Wanneer politiemensen in een gevaarssituatie komen nemen zij vaak hun vuurwapen ter hand. Dit gegeven werd ook bevestigd door de respondenten. Volgens de onderzoeker was het daarom belangrijk te kijken hoe de respondenten zich voelden wanneer zij hun vuurwapen op iemand (dader) richtten. De antwoorden van de respondenten waren verdeeld. Enkele respondenten gaven aan dat het richten van het vuurwapen op de dader hen een gevoel van controle gaf. De meerderheid kon alleen hopen dat ze het niet hoefden te gebruiken. Anderen gaven aan dat het richten met het vuurwapen eerder ‘zinloos’ is aangezien politiemensen het maar in één geval mogen gebruiken.
!
Sarah: “Dat je daar eigenlijk niets mee kunt doen. Je mag maar in 1 geval schieten en dat is bij wettige zelfverdediging en ja... je bent toch altijd laatste dus eigenlijk kun je daar weinig mee doen. Je kan daarmee richten maar de mensen weten ook dat je niet mag schieten.”
!
Jan: “Het geeft het gevoel van controle. Vooral veiligheid en controle.” Steven: “Ik hoop dat ik hier niet ga moeten schieten maar als ik moet schieten hoop ik
!
dat ik goed schiet.”
6.3.4. Collega’s
!
Alle respondenten gaven aan dat het kennen van een collega belangrijk is om goed te kunnen werken. Het geeft een gevoel van zekerheid, hetgeen enorm belangrijk is in stressvolle situaties. Wanneer men elkaar goed kent weet men ook wat de sterke en zwakke punten zijn van iemand en kan men hiermee rekening houden om de eigen veiligheid te vergroten.
!
Steven: “De fase voor het gebruik van geweld is het cruciaalst en dan is het belangrijk om je collega goed te kennen. Ik moest maar naar mijn collega zien en dan wisten wij al wat we gingen doen. Dat is belangrijk. Dat is een beetje het nadeel van zoveel mensen in
!
interventie dat je niet altijd iedereen kent.”
Enkele gaven wel aan dat het gevaarlijk kan zijn wanneer collega’s niet goed getraind zijn aangezien zij hierdoor elkaar in gevaar kunnen brengen.
!
Jan: “Er zijn collega’s die u in gevaar kunnen brengen he. Uit angst zodanig staan bibberen, ik wil die zijn vinger op de trekker absoluut vermijden.”
84
6.3.5. Persoonlijke kenmerken
!
Het is belangrijk om de gevaarssituaties juist in te schatten en op een rustige manier te reageren waardoor geweld omzeild kan worden. Verschillende respondenten benadrukken dat agressie vaak wegebt bij burgers indien men zich kalm en begripvol opstelt en duidelijk communiceert. Wanneer mensen agressief zijn is het van belang om begrip te tonen in plaats van direct defensief te reageren. Daarbij gaven de respondenten aan dat zij zelf wat moeten kunnen incasseren en over het nodige relativeringsvermogen moet beschikken om met dergelijke incidenten om te gaan. Tim: “ Sommige collega’s lokken geweld onbewust uit door de manier waarop ze mensen aanspreken en daar kunnen collega’s ook niet zelf altijd aan doen, dat is een manier hoe dat zij met mensen omgaan en hoe zij hun job zien. Ik ben mij daarvan bewust dat dat bij
!
sommige collega’s gevaarlijker is dan bij anderen om op de baan te zijn.”
De gemoedstoestand van de politieagent speelt ook een rol. Wanneer de politieagent moe is of problemen heeft thuis, dan zal hij minder veel kunnen verdragen en zal zijn geduld sneller op geraken waardoor bepaalde interventies minder goed verlopen.
!
Sven: “Ik kan tegen mensen ook zeggen van potverdikke, wilde eens stoppen met zagen
!
en den anderen dag is mij niks teveel.”
6.3.6. Zelfvertrouwen
!
Alle respondenten geven aan dat het vertrouwen in eigen kunnen enorm belangrijk is om een situatie tot een goed einde te brengen. Toch gaven enkele respondenten aan dat zij niet altijd zeker waren over hun eigen kunnen. Dit kwam volgens hen door onvoldoende getraind te zijn. Zelfvertrouwen zorgt voor zekerheid op alle vlakken. Het zorgt ervoor dat men de situatie beter zal beoordelen en rustig blijft zodat men impulsieve beslissingen kan vermijden. Jan: “Ik heb goeie schietresultaten. Dat wapen is mij totaal niet vreemd. Het is een verlengstuk van mezelf als ik het zou gebruiken. Moesten mijn resultaten minder zijn zou ik misschien wel het gevoel hebben dat ik het niet zou kunnen maar nu is dat ja... als ik in een stresssituatie zit ben ik te allen tijde kalm.”
85
! Peter: “Ik denk dat iemand die met een mes voor mij staat ga ik eigenlijk niet zoveel schrik hebben en ga mijn wapen niet meteen trekken, terwijl collega’s dat wel doen. Een mes is gevaarlijker omdat het meer verwondingen geeft maar ik ben, ik voel mij beter
!
voorbereid voor een aanval met een mes dan met een vuurwapen door training.”
Het zelfvertrouwen van politiemensen kan men vergroten door hen goed te trainen. Door training vallen de onzekerheden omtrent het gebruik van geweld en dwang weg en kunnen de technieken adequaat en effectief worden toegepast.
!
6.3.7. Overtuigd om (dodelijk) geweld te gebruiken
!
Alle politiemensen zijn in het bezit van een vuurwapen. Toch ervaren zij vaak stress om (dodelijk) geweld te gebruiken. Wanneer politiemensen in een gevaarssituatie zitten en er treden twijfels op omtrent geweldgebruik kan dit gevaarlijk zijn voor zichzelf en voor anderen. Teveel twijfelen zorgt ervoor dat men bijvoorbeeld te lang zal wachten om te schieten of te snel zal schieten. Hoewel alle respondenten overtuigd waren dat ze indien zij dermate werden bedreigd ze zouden schieten, hoopten er respondenten dat zij niet zouden moeten overgaan tot schieten. Velen hadden twijfels over het al dan niet overgaan tot schieten. Steven: “Bereid om geweld te gebruiken, sowieso. Zeker wanneer je geconfronteerd wordt met vuurwapens. Ze zeggen altijd bij ons ‘liever bange pier dan dooie pier’, ‘liever
! !
te vroeg schieten dan te laat’.” Walter: “Ik hoop dat ik dat nooit moet doen en zo’n situatie niet meemaak.” Tim: “ Wij hebben een grote verantwoordelijkheid. Als je het (vuurwapen) draagt moet
!
je het durven gebruiken.”
Uit de reacties van de respondenten komt duidelijk naar voor dat er verschillende factoren zijn die meespelen bij het al dan niet gebruiken en/of durven aanwenden van het vuurwapen tijdens een ernstig incident. Vuurwapengebruik blijft een erg ingrijpend iets.
! !
86
Respondenten gaven aan dat acute stress en angst een duidelijke invloed hebben op hun beoordeling en beslissingen. Tevens geven ze aan dat het zich houden aan wetten en regels aan belang inboet op het moment dat men wordt geconfronteerd met ernstige incidenten. Respondenten geven aan dat het kunnen vertrouwen op collega’s van groot belang is om goed en veilig te kunnen werken. Enkele respondenten stellen dat de houding van politieagenten agressie kan doen afnemen of doen toenemen, dat communicatie van groot belang is en dat het belangrijk is om over het nodige relativeringsvermogen te beschikken. Zelfvertrouwen in het eigen kunnen is volgens alle respondenten erg doorslaggevend om een situatie tot een goed einde te brengen. Vele respondenten stellen te hopen niet te moeten schieten, maar denken dat ze dit wel zouden doen wanneer het echt nodig is. Men zou dus kunnen stellen dat het twijfelen tussen al dan niet vuurwapengeweld gebruiken ook risico’s inhoudt voor de politieagent en de andere betrokkenen.
!
6.4. Factoren die spelen na een incident
! 6.4.1. Psychische gevolgen !
Zeer stressvolle incidenten laten vaak een indruk na op politiemensen. Zij worden overweldigd door een hele boel emoties.
Daarom werd aan de respondenten gevraagd of zij na
geweldincidenten problemen ondervonden om de feiten een plaats te geven. Alle respondenten gaven aan dat ze daar redelijk goed mee zijn omgegaan. Het kwam wel eens voor dat men slecht sliep na een ingrijpend incident of dat men werd herinnerd aan bepaalde gebeurtenissen. Heel wat respondenten gaven ook aan dat andere incidenten zoals zware verkeersongevallen, zelfmoorden, kinderpedofilie, ... meer impact hadden op hen dan geweldincidenten.
!
Wim: “Het feit dat ik regelmatig een nachtmerrie heb dat is bij mij de normaalste zaak van de wereld want wij komen in zoveel conflictsituaties zij het niet altijd levensbedreigende
!
maar ook zware ongevallen.” Stijn: “Ne mens die zijn eigen wou vergassen in zijnen auto met een gasfles. Die auto is dan ook ontploft dus dat was geen schoon zicht. Vooral ook omdat die mens nog leefde dus dat was redelijk confronterend. Dat was iets waar ik den eerste nacht niet kon van slapen. Die geur...Af en toe herkende ik die geur nog eens ergens waardoor dat je daar wel aan denkt en dan speelt dat nog wel door.”
87
6.4.2. Coping
!
Het was belangrijk om te kijken hoe de respondenten omgaan met zeer stressvolle situaties. Aan de respondenten werd gevraagd hoe zij met stressvolle situaties omgaan en wat zij doen om de gebeurtenissen een plaats te geven. De respondenten gaven zowel emotiegerichte als probleemgerichte copingstrategieën aan. Alle politiemensen benadrukten dat het enorm belangrijk is om te kunnen ventileren over de feiten in plaats van alles op te kroppen. Anders wordt volgens hen de job niet meer leefbaar. Daarbij wordt voornamelijk teruggevallen op collega’s, familie en partners.
!
Tim: “Wat belangrijk is vind ik is dat je achteraf eens kan ventileren bij je collega. Dat is dan denk ik het verwerkingsproces. Als ik dan thuiskom drink ik een glas wijn bij wijze van spreken. Dan gaan we eens op de lappen. Je moet dat verwerken zoiets want dat is geweld dat tegen u is.”
!
Sommigen bekijken de zaak positief en zeggen bijvoorbeeld dat men geluk heeft gehad.
!
Wim: “ Ik heb het geluk gehad dat dat eigenlijk allemaal goed afgelopen is. Dat er geen
!
fouten zijn gebeurd en dat niemand is gekwetst geraakt van ons.”
Enkele respondenten gaven ook aan dat men wel eens lacht met ingrijpende situaties. Zwarte humor komt zeer veel voor onder politiemensen. Zij gebruiken het als copingstrategie.
!
Wim: “ Ik weet nog bij mijn eerste dode dat wij bijstonden met een treinongeval en dan werd daarmee gelachen hé. Allé ik bedoel dat is een manier om daarmee om te gaan. Zwarte humor zorgt ervoor dat je het een plaats kan geven. Als wij die dingen allemaal voorbij ons
!
netvlies zien passeren ook effectief met emoties zouden benaderen ja dat is niet werkbaar hé.”
Wat de onderzoeker zeer opmerkelijk vond was dat één respondent nooit in uniform naar huis kwam. Zo kon hij werk en privé scheiden en met de dingen die op het werk gebeurde beter omgaan.
!
Steven: “Het is zo dat ik mij altijd uitkleedt op het werk en ik kleed mij daar ook terug aan, dus ik kom nooit in mijn uniform naar huis. Dat is voor mij psychologisch een heel grote manier om alles af te sluiten. Hetgeen gebeurt op het werk gebeurt in uniform en dat blijft in mijn kleerkast zitten op het werk. Ik ga als man , als vader naar huis.”
88
6.4.3. Debriefing
!
Aan de respondenten werd gevraagd of bepaalde situaties achteraf werden besproken en geanalyseerd met de bedoeling om in de toekomst bepaalde zaken te kunnen voorkomen of de opleiding te kunnen aanpassen. De respondenten gaven aan dat het enorm nuttig is om na een incident te praten en te reflecteren. Niet alleen om de psychologische kant van de zaak goed te kunnen verwerken maar ook om in de toekomst dingen tactisch beter aan te pakken. Toch werden de moeilijkheden om een debriefing te organiseren aangekaart. Soms bleef debriefing uit omwille van de verschillende shiften en het grote aantal personeelsleden.
!
Steven: “Als je een goeie terreinondersteuner hebt dan heb je geluk. Maar 99% van de terreinofficieren denken zo niet. Nu ja... er is ook wel geen tijd voor ze. Het stuk debriefing zou dan in overuren moeten gebeuren of de shift erna maar dan ga je weer hebben dat niet iedereen samen is dus dat is niet evident om dat te doen. Veel mensen onderschatten het. De mensen die het beleid opstellen die weten niet wat er leeft op de
!
vloer en dat is spijtig.”
Alle respondenten gaven aan dat ze samen met hun collega bepaalde situaties bespreken en zelf kijken wat er beter had gekund en wat naar behoren is gegaan. Onderling wordt er wel altijd een kleine debriefing gehouden. Vanuit hogere rangen gebeurt dit echter meestal alleen als het over heel zware incidenten gaat (vooral schietincidenten).
!
Dirk: “We kunnen daar vrij goed over babbelen ik en mijn collega als we bepaalde situaties meemaken. Van hadden we het niet beter zus of zo gedaan. Je probeert dat dan ook een stuk mee te nemen naar de toekomst en daarmee rekening te houden bij
!
volgende interventies.”
6.4.4. Psychologische bijstand
!
Buiten één persoon zijn de respondenten teleurgesteld in de psychologische bijstand die wordt verleend aan politiemensen. De meeste respondenten geven aan dat het aanbod voor psychologische bijstand niet vaak wordt gedaan, als deze hulp toch wordt aangeboden gebeurd dit vaak erg laat. Bij schietincidenten daarentegen wordt er wel snel overgegaan tot het aanbieden van psychologische bijstand
!
89
! Steven: “ Qua psychologische bijstand van een korps moet je eigenlijk niet veel verwachten. Wij komen met kinderpedofilie in aanraking, zware vechtpartijen, met mensen dat dood zijn gegaan, en eigenlijk is er nooit iemand van het korps dat eens vraagt hoe het gaat. Ik merk wel dat dat verleidt om onderling meer en meer geweld goed te keuren. Na een ingrijpend incident kregen wij te horen: de korpspsycholoog die is nu 14 dagen in congé en daarna zal die wel is contact opnemen en dat is nu 5-6 jaar geleden en wij hebben nooit een korpspsycholoog gehoord. Dat is een van de heel grote
!
frustraties op den bureau.” Johan: “Ja, hier hebben ze van het korps uit, van de leiding hebben ze het stressteam van Brussel laten komen. Die is naar hier geweest en heeft met ons wat gepraat hoe we ons voelden en zo en die heeft mij nog twee keer opgebeld en dat opgevolgd en ik heb toen gezegd dat dat niet meer nodig was. Op dat gebied vanuit het korps zelf hebben ze dat goed opgevolgd. Ze zeiden meteen ‘we zullen wel helpen, dit en dat’. Dat was geruststellend en tof.”
!
Jan: “Die vertrouwenspersoon heeft een controlefunctie over u en dan moet je u hart en
!
ziel daar gaan blootleggen, dat werkt niet.”
Een enkele respondent gaf aan dat een psycholoog of vertrouwenspersoon moeilijk te vertrouwen is omdat hij/zij ook een controlefunctie heeft. Een gesprek kan volgens respondent immers invloed hebben op de verdere carrière
!
6.4.5. Gevolgen voor het werk en op het privéleven
!
Aan de respondenten werd gevraagd of bepaalde feiten een invloed hebben gehad op het werk als politieagent en/of op het privéleven. Na ingrijpende incidenten gaat men meestal voorzichtiger en alerter reageren bij nieuwe interventies.
! ! ! !
Peter: “ Je gaat beter opletten. Alerter zijn voor bepaalde dingen.” Wim: “Nu zal ik voorzichtiger naar iets naartoe gaan.”
90
Ook op het privéleven van de respondenten hebben zeer stressvolle situaties een invloed.
!
Wim: “Mijn gezinsleven merkt dat ook zo van ’t was precies niet simpel geweest’. Ge
!
pakt dat gewoon mee en dat is bij iedereen van ons.” Robin: “Ik heb vroeger altijd heel graag in X gewoond, nu met het werk van politie, zou ik daar niet meer willen wonen als je ziet wat daar allemaal gebeurd.”
! Stijn: “Ik ben minder geduldig geworden. Ik heb meer vooroordelen.” !
Uit de reacties van de respondenten blijkt duidelijk dat ernstige incidenten ervoor zorgen dat men minder goed slaapt of last heeft van nachtmerries. Alle respondenten gaven te kennen dat een debriefing erg nuttig en waardevol is, en dat bij gebrek aan een debriefing door de hiërarchisch oversten, men dit zelf onder collega’s op een informele manier doet. Dit wordt door hen aangehaald als een copingstrategie. De meeste respondenten zijn niet tevreden over eventuele psychologische bijstand, er bestaat een zeker wantrouwen naar de ‘vertrouwenspersoon’ omdat men denkt dat wanneer men zijn hart lucht of bekommernissen uit dit een invloed kan hebben op de verdere carrière. Respondenten gaven ook aan dat het ervaren van ernstige incidenten invloed heeft op zowel op werk- als privégebied
! 6.5. Voorkomen van geweldincidenten ! 6.5.1. Communicatieve vaardigheden
!
Tijdens de interviews werd de vraag gesteld welke maatregelen kunnen genomen worden om geweldincidenten te voorkomen. Bijna alle respondenten gaven aan dat men beter moet leren communiceren. Dat communicatieve vaardigheden heel erg belangrijk zijn om situaties te ontmijnen en dat er tijdens de opleiding amper aandacht aan wordt besteed. Heel wat politiemensen beschikken niet over deze vaardigheden volgens de respondenten.
!
Wim: “ Wat ik persoonlijk ook mis is in de opleiding is de vaardigheid om u verbaal sterk uit te drukken. Dat wordt bijna niet geleerd. Met als gevolg dat je mensen hebt die zich bijna niet verbaal fatsoenlijk kunnen uitdrukken of iemand verbaal trachten te overmeesteren. Nu zijn er veel mensen, dat zien wij in de praktijk, terughoudend en schuchter in hun optreden.”
91
6.5.2. Strengere straffen
!
Drie respondenten gaven aan dat strenger straffen van burgers die geweld gebruiken tegen de politie een oplossing zou zijn om geweldsincidenten te voorkomen.
!
Robin: “Wanneer er een fysiek conflict is waarbij de politie 100% in zijn recht is zou dat veel zwaarder gestraft moeten worden. Er wordt veel te weinig gestraft. Er wordt quasi niet gestraft. Er zijn heel veel collega’s slachtoffer geworden van fysieke agressie, ik ook en ik heb 250 euro toegekend gekregen. Dat is het. Dat is zeer jammer als je ziet dat die mens geen straf krijgt. Dat is lachwekkend. Dat geeft u zelfs het gevoel van ‘waarom zou ik het nog doen?’ Waarom zou ik nog de moeite doen om mij in een bepaalde situatie te zetten als het toch niet veel uithaalt.”
! 6.5.3. Gebruik van taser !
Twee respondenten gaven aan dat het gebruik van een taser misschien zou kunnen helpen om geweldincidenten te verminderen.
!
Peter: “Gebruik van taser. Gewoon omdat je de fysieke confrontatie niet meer moet hebben met iemand en dat verminderd ook de kans op arbeidsongevallen en de kosten die ermee gepaard gaan.”
! 6.5.4. Optimalisering van de geweldbeheersing ! Verder gaven allen respondenten aan dat ze meer opleiding en training moeten krijgen op het gebied van geweldbeheersing om geweldincidenten te voorkomen.
!
Wim: “Zeker al het optimaliseren van geweldbeheersing. Echt specifiek trainingen zij het op fysieke confrontaties en doorgedreven trainingen met als bedoeling iemand te conditioneren. Want ik kan mij nog goed herinneren dat ik tijdens een incident riep ‘kom naar mij toe, handpalmen draaien, dit en dat. Ik kende dat knal vanbuiten. Toen heb ik
! ! ! !
eigenlijk ingezien dat in een stresssituatie die conditionering heel belangrijk is.”
92
Respondenten geven aan dat communicatieve vaardigheden erg belangrijk zijn om geweldincidenten te helpen voorkomen. Ook wordt aangehaald dat het strenger straffen van burgers die geweld tegen politie gebruiken een goede zaak zou zijn. Alle respondenten gaven aan dat ze meer opleiding in geweldsbeheersing zouden willen krijgen. Een enkele respondent geeft aan dat het een goede zaak zou zijn om de training zodanig te organiseren dat een soort conditionering zou ontstaan.
! !
6.6. Besluit
!
Uit de rapportage van de bovenstaande onderzoeksresultaten kan heel wat afgeleid worden. Allereerst belanden alle politiemensen dagelijks is stressvolle tot zeer stressvolle situaties. Deze stress zorgt voor angst en veranderingen in de beoordeling en beslissingen genomen door politiemensen. Er spelen heel wat factoren mee voor, tijdens en na een incident met geweld op het beoordelings- en beslissingsvermogen van politiemensen. Tevens dient opgemerkt te worden dat het absoluut niet gemakkelijk om in stressvolle en gevaarlijke omstandigheden goed te kunnen werken. Er wordt veel van politiemensen verwacht terwijl zij het gevoel soms hebben dat zij weinig steun krijgen van bovenaf. Er is een sterke nood aan een realistische opleiding en training. Niet alleen om de veiligheid van de burgers te garanderen maar ook voor politiemensen hun eigen veiligheid. Wanneer zij niet voldoende voorbereid worden op gevaarlijke situaties komt deze veiligheid in het gedrang. De resultaten van de diepte-interviews brengen een aantal pijnpunten naar boven. In het afsluitende hoofdstuk zullen deze verder besproken worden samen met enkele aanbevelingen om tegemoet te komen aan de noden die politiemensen hebben om hun werk op een zo veilig mogelijk manier te kunnen uitvoeren.
! ! ! ! ! ! !
93
Hoofdstuk 7: Conclusies en aanbevelingen.
! In dit laatste hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen die voortvloeien uit de literatuurstudie en het kwalitatief onderzoek weergegeven. Dit zal gebeuren door het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Afsluitend worden enkele aanbevelingen geformuleerd om de invloed van stress en angst op het functioneren van politiemensen te beperken.
!
De doelstelling van dit onderzoek was nagaan welke invloed stress en emoties hebben op het beslissings- en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politiemensen. Allereerst is men gaan kijken welke invloed acute stress heeft op het politiewerk. Zo is gebleken dat acute stress heel wat fysieke reacties teweegbrengt. Door het optreden van acute stress kunnen er vertekeningen in de zintuigen en de motoriek van politiemensen ontstaan. Naast het optreden van fysieke reacties kan een acute stresssituatie ook zorgen dat de politieagent psychologische gevolgen ondervindt. Wanneer men de fysieke reacties kan uitschakelen of verminderen door training kan men de kans op een posttraumatische stressstoornis verkleinen of zelfs uitschakelen. Naast training is debriefing zeer belangrijk om ingrijpende gebeurtenissen te plaatsen. Een debriefing is tactisch gezien enorm nuttig om te kijken wat kan verbeterd worden naar de toekomst toe zodat men kan leren uit fouten.
!
Uit de interviews is gebleken dat politiemensen een debriefing erg nuttig vinden. Er werd aangegeven dat de steun die ze ondervinden bij collega’s en oversten hen een gevoel van waardering geeft dat ook hun zelfvertrouwen ten goede komt.
!
De gevolgen die een acute stresssituatie met zich mee kan brengen stoppen echter niet bij de politieagent zelf. Uit het kwalitatief onderzoek blijkt dat ernstige incidenten ook een invloed hebben op zowel werk- als privégebied. Verder werd gekeken naar angst bij politiewerk en de gevolgen van stress en angst op de beoordeling en beslissingen van politiemensen. Het feit dat politiemensen zich dikwijls in gevaarssituaties bevinden waar stress en angst optreden is niet te ontkennen. Politiemensen moeten soms op zeer korte tijd en in stressvolle omstandigheden, cruciale, beslissingen maken. Hiervoor zijn een aantal regels en handleidingen voorzien maar deze worden in acute stresssituaties vaak opzij gezet.
94
Dat is begrijpelijk aangezien deze weinig rekening houden met het optreden van stress en angst en de gevolgen die ermee gepaard gaan. In stressvolle situaties is de interpretatie en waarneming van politiemensen meer dreigingsgerelateerd en gaan zij hier naar handelen. Uit de literatuurstudie is namelijk gebleken dat politiemensen in stresssituaties eerder gaan schieten, ze meer beslissingsfouten maken en daarbij ook minder nauwkeurig schieten. Politiemensen zijn zich daar ook bewust van. Uit de interviews bleek dat politiemensen zich onvoorbereid voelen op gevaarssituaties. Zij benadrukken daarbij de nood aan meer en realistischere training en opleiding.
!
Het kwalitatief onderzoek toonde aan dat het overlevingsinstinct in acute stresssituaties het overneemt met als gevolg dat er niet meer objectief en bewust gereageerd wordt. Intuïtie zal in dergelijke situaties de overhand nemen. Toch wordt van politiemensen verwacht dat zij objectief en bewust reageren en rekening houden met het wetgevend kader. Wanneer zij dit niet doen kan dit gevolgen hebben die in strijd zijn met het doel van de politie, namelijk de bescherming van de burgers. Wanneer de strikte voorwaarden bij het hanteren van het geweldmonopolie opzij worden gezet, wanneer stress en angst de overhand nemen, heeft dit zowel gevolgen voor de burgers als voor de politiemensen zelf.
!
Daarbij komt dat de politiemensen steeds meer verantwoordelijkheden krijgen om op te treden in gevaarlijke situaties. Het feit dat de politie nu opleiding voorziet om het hoofd te kunnen bieden in AMOK-situaties duidt erop dat men zich ervan bewust is dat ook extreme situaties kunnen voorkomen tijdens de uitoefening van het politieambt. Uit de interviews is echter gebleken dat politiemensen ervaren hierop niet voldoende fysiek en mentaal voorbereid te zijn. Politiemensen hebben behoefte aan meer en realistischere training in geweldbeheersing, om zich zelfzekerder te voelen en hun eigen veiligheid en die van hun collega(s) beter te kunnen garanderen.
!
Verder geven de respondenten aan dat mentale voorbereiding ontbreekt maar tegelijkertijd stellen zij zich de vraag of mentale voorbereiding wel nuttig is. Toch kunnen we niet anders dan vaststellen, dat tijdens onderzoeken en oefeningen blijkt dat mentale voorbereiding voor dit soort zaken onmisbaar is.
!
Uit de bevindingen van dit verkennende onderzoek kunnen we afleiden dat stress en angst een duidelijke impact hebben op politiemensen. Hoewel het gaat om een kleinschalige bevraging, kunnen er uit de diepte-interviews een aantal tendensen en problemen gedetecteerd worden. Om hieraan tegemoet te komen is het interessant om enkele aanbevelingen te formuleren.
95
De training die politiemensen krijgen inzake geweldbeheersing is vooral gericht op fysieke, technische en tactische aspecten. Het mentale, de psychologische aspecten blijven vaak onderbelicht waarbij presteren onder stress niet genoeg wordt benadrukt. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de fysieke en psychische toestand van de politieagent in kwestie. Daarom zou het beter zijn om naast meer fysieke training ook aandacht te besteden aan de mentale aspecten.
!
Reality-based training biedt hier een antwoord op. Deze manier van trainen kan op een veilige manier georganiseerd worden met respect voor de waardigheid en de lichamelijke integriteit van de politieagent. Het komt er volgens de onderzoeker op neer om de trainingssituatie de realiteit te laten benaderen waarbij de negatieve gevolgen van echte incidenten worden uitgesloten. Dit wil zeggen dat men de training laat plaatsvinden in een ruimte waar men obstakels die kans geven tot verwondingen en onacceptabele risico’s laat weghalen en voldoende mensen voorziet die de training begeleiden met het oog op de veiligheid van de deelnemers. Het realiteitsgehalte waarmee bepaalde vaardigheden zouden geoefend moeten worden is belangrijk aangezien er een relatie is tussen de nauwkeurigheid van de waarneming en de specificiteit van de bewegingshandeling. Wanneer men wil dat politiemensen goed kunnen inspelen op visuele informatie, is het belangrijk dat ze onder realistische omstandigheden trainen. Daarnaast is het van groot belang dat elke deelnemer door de training meer inzicht krijgt in zijn/ haar eigen mentale en fysieke kunnen en dat tactische vaardigheden hand in hand gaan met de mentale kant van de zaak. De onderzoeker kon vaststellen dat de meerderheid van de respondenten denken dat mentale training niet efficiënt is of dat je dit niet kan trainen. Als we gaan kijken naar atleten en soldaten kunnen we echter vaststellen dat de mentale kant minstens even belangrijk wordt bevonden als de fysieke kant om optimaal te kunnen presteren. Reality-based training kan ervoor zorgen dat politiemensen beter in staat zijn om tijdens confrontaties hun emoties te beheersen, rationeler te kunnen handelen en dat hun eigen veiligheidsgevoel verhoogd wordt. Met andere woorden, beter getrainde (lees, realistisch getrainde) politieagenten zullen er voor zorgen dat de maatschappij hiermee zijn voordeel doet.
! !
!
96
Bibliografie
! !
Adang, O. & Mensink, J. (2001). Pepperspray blijkt effectief. Het Algemeen Politieblad, 5, 10-13.
!
Adang, O. & Mensink, J. (2003). Pepperspray: het gebruik in de praktijk. De Website voor de politie. Geraadpleegd op 2 april 2014 op http://www.websitevoordepolitie.nl/archief/pepperspray-het-gebruik-in-depraktijk-137.html
!
Adang, O. & Timmer, J. (2005). Beheersing van gevaar: praktijkhandboek voor de opleiding van vuurwapendragenden en toetsing van geweldstoepassing. Politieacademie, Appeldoorn.
!
Akinola, M., & Mendes, W. B. (2011). Stress-Induced Cortisol Facilitates Threat-Related Decision Making Among Police Officers. Behavioral Neuroscience. 126 (1), 1-8.
!
American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders. Arlington, VA: American Psychiatric Association.
!
Amir, N., Elias, J., Klumpp, H., & Przeworski, A. (2003). Attentional bias to threat in social phobia: Facilitated processing of threat or difficulty disengaging attention from threat? Behaviour Research and Therapy, 41, 1325-1335.
!
Anderson, S., Litzenberger, R., & Plecas, D. B. (2002). Physical evidence of police officer stress. Policing: An International Journal of Police Strategies & Management, 25 (2), 399-420.
!
Anshel, M. (2000). A conceptual model and implications for coping with stressful events in police work. Criminal Justice and Behavior, 27 (3), 375-400.
!
Anshel, M.H., Robertson, M. & Caputi, P. (1997). Sources of acute stress and their appraisals and reappraisals among Australian police as a function of previous experience, Journal of Occupational and Organizational Psychology, 70 (4), 337-356.
!
Artwohl, A. (2002). Perceptual and Memory Distortions in Officer Involved Shootings. F.B.I. Law Enforcement Bulletin, 71, 18-24.
97
! Artwohl, A. & Christensen, L.W. (1997). Deadly Force Encounters: what cops need to know to mentally and physically prepare for and survive a gunfight. United States of America: Paladin Press.
!
Asken, M.J., Grossman, D. & Christensen, L.W. (2010). Warrior Mindset: Mental toughness skills for a Nation’s Peacekeepers. United States of America: Human Factor Research Group.
!
Atkins, V & Norris, W.A. (2012) in M.R. Haberfeld et al. (eds.), Police Organization and Training: Innovations in Research and Practice. New York: Springer.
!
Baak, T. (red.), (1999). De risico’s van het vak? Den Haag: Ministerie van Binnenlandse zaken.
!
Beilock, S. L., & Carr, T. H. (2001). On the fragility of skilled performance: what governs choking under pressure? Journal of Experimental Psychology: General, 130, 701-725.
!
Beilock, S. L., & Gray, R. (2007). Why do athletes “choke” under pressure? In G. Tenenbaum & R. C. Ecklund (Eds.), Handbook of sport psychology (3rd ed., pp. 425–444). Hoboken, NH: Wiley.
!
Belga. (2011). Stresstest Antwerpse politieschool opgeschort. Geraadpleegd op 20 april 2014 op http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=DMF20110209_146
!
Bertomen, L.J. (2010). Product Review: High Gear training suit. Geraadpleegd op 2 mei 2014 op http://www.policeone.com/police-products/training/articles/1997406-ProductReview-High-Gear-training-suit/
!
Billiet, J & Waege, H. (2006). Een samenleving onderzocht. Methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: De Boeck.
!
Binder, A. & Scharf, P. (1980). The violent police-citizen encounter. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 452 (1), 111-121.
!
Binsch, O., Oudejans, R.R.D., Bakker F.C. & Savelsbergh, G.P.J. (2010). Ironic effects and final target fixation in a penalty shooting task. Human movement science, 29 (2), 277-288.
!
98
Bishop, S. J. (2007). Neurocognitive mechanisms of anxiety: An integrative account. Trends in Cognitive Sciences, 7, 307-316. Bischop, S.J., Duncan, J. & Lawrence, A.D. (2004). State anxiety modulation of the amygdala response to unattended threat-related stimuli. The Journal of Neuroscience, 24 (46), 10364 –10368.
!
Blanchette, I., & Richards, A. (2010). The influence of affect on higher level cognition: A review of research on interpretation, judgement, decision making and reasoning. Cognition & Emotion, 24, 561-595.
!
Burke, R.J. (1994). Stressful events, work-family conflict, coping, psychological burnout, and well- being among police officers. Psychological Reports, 75, 787-800.
!
Calvo, M. G., & Castillo, M. G. (2001). Bias in predictive inferences during reading. Discourse Processes, 32 (1), 43-71.
!
Carlier, I., Lambrechts, R. en Gersons, B. (1994). Ingrijpende gebeurtenissen in politiewerk. Een onderzoek naar de risicofactoren voor verwerkingsproblemen en het effect van een behandelingsprogramma bij politiemensen met een verwerkingsstoornis, Arnhem: Gouda Quint.
!
Cohen, I. (2008). Improving time-critical decision making in life-threatening situations: observations and insights. Decision Analysis, 5 (2), 100.
!
Cohen, M., Ben-Zur, H., & Rosenfeld, M. J. (2008). Sense of coherence, coping strategies, and test-anxiety as predictors of test performance among college students. International Journal of Stress Management, 15, 289-303.
!
Colin, L., Nieuwenhuys, A., Visser, A., Oudejans, R.R.D. (2014). Positive Effects of Imagery on Police Officers’ Shooting Performance under Threat. Applied Cognitive Psychology, 28 (1), 115-121.
!
Coombes, S. A., Higgins, T., Gamble, K. M., Cauraugh, J. H., & Janelle, C. M. (2009). Attentional control theory: Anxiety, emotion, and motor planning. Journal of Anxiety Disorders, 23 (8), 1072-1079.
!
99
Couture, R.T., Singh, M., Lee, W., Chahal, P., Wankel, L., Oseen, M., Wheeler, G. (1999). Can mental training help to improve shooting accuracy?. Policing: An International Journal of Police Strategies & Management, 22 (4), 696-711.
!
Davis, K. (2014). Setcan StressVest System | Force-On-Force Law Enforcement Training | VIDEO | Review. geraadpleegd op : http://www.tactical-life.com/magazines/guns-andweapons/setcan-stressvest-system-force-force-law-enforcement-training/
! de Becker, G. (1997). The gift of fear. Dell: New York. ! de Becker, G. (2002). Fear Less. New York: Little, Brown and Company. !
de Becker, G., Taylor, T. & Marquart, J. (2008). Just 2 seconds: using time and space to defeat assassins. The United States of America: The Gavin de Becker Center of the Study and Reduction of violence.
!
DeCaro, M.S., Thomas, R.D., Albert, N.B. & Beilock, S.L. (2011). Choking under pressure: multiple routes to skill failure. Journal of experimental psychology: general, 140 (3), 390-406.
!
Decorte, T. & Zaitch, D. (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie, Leuven: Acco.
!
de Jong, F. P. C. M., & Mensink, J. (1994). Scherp of niet scherp…:Een onderzoek naar het gebruik van een schietsimulator. Amersfoort: Landelijk Selectie en Opleidingsinstituut Politie.
!
De Jong, F.P.C.M., de Mensink, J. (1997). De complexiteit van geweldsbenadering, instructie en de noodzaak van (onderwijskundig) onderzoek. LSOP: Amersfoort.
!
Dempsey, J.S. (1994). The police culture: Personality and stress, Policing: An introduction to law enforcement. New York : West Publishing Co.
! De Preter, A. (2010). Mij zal het niet overkomen. Leuven: Van Halewyck. ! De Soir, E. (1997). Traumatische stress en politie. Antwerpen: Maklu. ! 100
De Soir, E., Van Der Steene, P. & Daubechies, F. (2007). Stress en trauma bij de politie, Antwerpen: Maklu.
!
Dickerson, S. S., & Kemeny, M. E. (2004). Acute stressors and cortisol responses: A theoretical integration and synthesis of laboratory research. Psychological Bulletin, 130, 355–391. Duhaut, G. (2004). één colloquium, twee sessies. info revue. 4, 32-34.
!
Drzewiecki, S. (2002). Survival Stress in Law Enforcement (Traverse City Police Department). An applied research project submidded to the Department of Interdisciplinary Technology as part of the School of Police Staff and Command Program.
!
Europees Hof voor de Rechten van de Mens. (2010). Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Geraadpleegd op 11 april 2014 op http://www.echr.coe.int/Documents/Convention_NLD.pdf
!
Eysenck, M. W., & Calvo, M. G. (1992). Anxiety and performance: The processing efficiency theory. Cognition and Emotion, 6 (6), 409-434.
!
Eysenck, M.W., Derakshan, N., Santos, R. & Calvo, M.G. (2007). Anxiety and cognitive performance: attentional control theory. Emotion, 7 (2), 336–353.
!
Fell, R.D., Richard, W.C., Wallace, W.L. (1980). Psychological job stress and the police officer. Journal of Police Science and Administration, 8, 139–143.
!
Fox, E., Russo, R., Bowles, R., & Dutton, K. (2001). Do threatening stimuli draw or hold visual attention in subclinical anxiety? Journal or Experimental Psychology: General, 130 (4), 681-700.
!
Fyfe, J. (1998). De ‘split second’- beslissing is een mythe. In: Adang & Timmer. Beheersing van gevaar (pp 43-48). Gravenhagen: Elsevier.
!
Fijnaut, C.J.C.F., Muller, E.R., Rosenthal, U. & Van der Torre, E.J. (2007). Politiestudies over haar werking en organisatie. Deventer: Kluwer.
!
Federal Bureau of Investigation. (2006). Violent Encounters. Washington D.C.: U.S. Department of Justice.
!
101
Gaillard, A.W.K. (1996). Stress, produktiviteit en gezondheid. Nederland: Nieuwezijds.
!
Gaillard, A.W.K. (Eds.) (2008). Concentration, stress and performance. Aldershot, UK: Asghate Publishing.
!
Geyskens, Y. (2005). Vinger aan de pols: de resultaten van het evaluatieproces EVA 2003. In politie en opleiding. Brussel: Politeia. Gezelle, H. (2011). Provincie verdedigt stresstest bij aspirant-politieagenten. Geraadpleegd op 20 april 2014 op http://nnieuws.be/artikel/provincie-verdedigt-stresstest-bij-aspirantpolitieagenten#sthash.GuOUGjWo.dpuf
! Goossens, F. (2006). Politiebevoegdheden en mensenrechten. Mechelen: Kluwer. ! Goossens, F. (2007). Het politioneel geweld- en vuurwapengebruik volgens het EVRM en de rechtspraak van het EHRM. Cahiers Politiestudies, 5, 7-45.
!
Gould, D & Udry, E. (1994). Psychological skills for enchancing performance: arousal regulation stategies. Medicine & science in sports & exercise, 26 (4), 478-485.
!
Grossman, D. (1995). On killing: the psychological cost of learning to kill in war and society. Boston: Little Brown.
! Grossman, D. (2006). The bulletproof mind, 5 Disc box set. ! Grossman, D. & Christensen, L.W.,(2004). On combat: The psychology and physiology of deadly conflict in war and in peace. Millstadt: PPCT Research publications.
!
Grossman, D. & Siddle, B. (1997) Critical Incident Amnesia. Belleville, IL: PPCT Research Publications.
!
Haberfeld, M.R., Clarke, C.A. & Sheehan, D.L. (2012). Police Organization and Training: Innovations in Research and Practice. New York: Springer.
!
Hoffman, R & Collingwood, T. (1995). Fit for Duty. United States: Human Kinetics Publishers.
!
Holmes, E. A., Mathews, A. (2010). Mental imagery in emotion and emotional disorders. Clinical Psychology Review, 30 (3), 349-362.
!
102
Huttner, H., Renckstorf, K. & Wester, F., (eds). (1995). Onderzoekstypen
in
de
communicatiewetenschap. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.
!
Jones, T., Newburn, T., & Smith, D. J. (1996). Policing and the idea of democracy. British Journal of Criminology, 36 (2), 182-198.
!
Kamata, A. & Hanin, Y.L. (2002). Sport Psychology Individual Zone of Optimal Functioning (IZOF): A Probabilistic Estimation. Journal of sport & exercise psychology, 24 (3), 214.
!
Karlsson, I. & Christianson, S. (2003). The phenomenology of traumatic experiences in police work. Policing: An International Journal of Police Strategies & Management , 26 (3), 419-438.
!
Kemeny, M. (2003). The psychobiology of stress. Current Directions in Psychological Science, 12, 124–129.
! Klein, G. (2003). Intuïtie in het werk. Nederland: Het Spectrum. ! Klinger, D. A., & Brunson, R. K. (2009). Police officers' perceptual distortions during lethal force situations: informing the reasonableness standard. Criminology & Public Policy, 8 (1), 117-140.
!
Knack. (2014). Geweld tegen politie blijft toenemen. Geraadpleegd op 15 april 2014 op http://www.knack.be/nieuws/belgie/geweld-tegen-politie-blijft-toenemen/articlenormal-126527.html
!
Lawrence, R.A. (1984). Police stress and personality factors: A conceptual model. Journal of Criminal Justice, 12, 247–263.
! Lazarus, R. S. & Folkman, S. (1984). Stress, appraisal and coping. New York: Springer. ! Leino, T.M., Selin, R., Summala, H. en Virtanen, M. (2011). Violence and psychological distress among police officers and security guards, Occupational Medicine, 61, 400-406.
!
Levitt, S. (1972). The Effects of Induced Activation Upon Simple, Two-Choice and FiveChoice Reaction Time and Movement Time. Doctoral Dissertation.
!
103
Lynch, M.D. (2005). Developing a scenario-based training program: giving officers a tactical advantage. FBI law enforcement bulletin, 74 (10), 1-7.
!
Marmar, C.R., McCaslin, S.E., Metzler, T.J., et al. (2006). Predictors of Posttraumatic Stress in Police and Other First Responders. Annals of the New York Academy of Sciences, 1071, 1-18.
!
Meyers R. & Willis, B. (x). Train the mind and the body will excel. Geraadpleegd op 20 april 2014 op http://www.ccijax.com/action/index.php/main/indexsingle/train_the_mind_and_the_body_will_excel/
!
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2000). Project Invoering Pepperspray. Geraadpleegd op 11 april 2014 op http://www.cao-politie.nl/downloads/overig/pepperspray_info_7-00.pdf
!
Munck, A. (2000). Corticosteroids and stress. In G. Finck (Ed.), Encyclopedia of stress (pp. 570–577). New York: Academic Press.
!
Murray, K. R. (2004). Training at the speed of life, Vol 1: The definitive textbook for police and military reality based training. Gotha, FL: Armiger Publications.
!
Naeyé, J., Timmer, J. S., & Beijers, G. (2001). Politiële Geweldsrapportage 1998-2000. Amsterdam: Centrum voor Politiewetenschappen.
!
Nieuwenhuys, A., Cañal-Bruland, R., & Oudejans, R. R. D. (2012a). Effects of threat on police officers’ shooting behavior: Anxiety, action specificity, and affective influences on perception. Applied Cognitive Psychology, 26 (4), 608-615.
!
Nieuwenhuys, A. & Oudejans, R.R.D. (2010). Effects of anxiety on handgun shooting behavior of police officers: a pilot study. Anxiety, Stress & Coping: An international journal, 23 (2), 225-233.
!
Nieuwenhuys, A., & Oudejans, R. R. D. (2011). Training with anxiety: Short- and long-term effects on police officers’ shooting behavior under pressure. Cognitive Processing, 12 (3), 277-288.
!
Nieuwenhuys, A., Savelsbergh, G. J. P., & Oudejans, R. R. D. (2012b). Shoot or don’t shoot? Why police officers are more inclined to shoot when they are anxious. Emotion, 12 (4),827-833. 104
Nieuwenhuys, A., Pijpers, J. R., Oudejans, R. R. D., & Bakker, F. C. (2008). The influence of anxiety on visual attention in climbing. Journal of Sport & Exercise Psychology, 30 (2), 171-185.
!
Nieuwenhuys, A., Willemsen, G.P.T. & Oudejans, R.R.D. (2012). Schieten of niet schieten?. Amsterdam: Politie & Wetenschap.
!
Novy, M. (2012). Cognitive distortions during law enforcement shooting. Activitas Nervosa Superior, 54, 1-2.
!
Oudejans, R.R.D. (2008). Reality-based practice under pressure improves handgun shooting performance of police officers. Ergonomics, 51 (3), 261–273.
!
Oudejans, R. R. D., Nieuwenhuys, A., & Willemsen, G. P. T. (2010). Trainen onder stress: Effecten op de schietvaardigheid van politieambtenaren. Amsterdam: Reed Business.
!
Oudejans, R. R. D., & Pijpers, J. R. (2009). Training with anxiety has a positive effect on expert perceptual-motor performance under pressure. Quarterly Journal of Experimental Psychology, 62 (8), 1631-1647.
!
Patrick, U.W. & Hall, J.C. (2005). In defense of self and others: Issues, facts & fallacies: the realities of law enforcement’s use of deadly force. Durham, NC: Carolina Academic Press.
!
Patterson, B. L. (1992). Job experience and perceived stress among police, correctional, and probation/parole officers. Criminal Justice and Behavior, 19, 260-286.
!
Pauwels, J.M., Helsen, W., en Wuyts, P. (1994). Perceptie en actie in gevaarssituaties. Een onderzoeksproject van de Generale staf van de Rijkswacht in samenwerking met de Katholieke Universiteit Leuven. Brussel/Leuven: Rijkswacht/KU Leuven.
!
Pawela, P. (2009). Rethinking Knife Training. Geraadpleegd op 1 mei 2014 op http:// www.policemag.com/channel/weapons/articles/2009/09/rethinking-knife-training.aspx
!
Payne, B. K. (2006). Weapon bias: Split-second decisions and unintended stereotyping. Current Directions in Psychological Science, 15, 287-291.
!
105
Pijpers, J. R., Oudejans, R. R. D., Holsheimer, F., & Bakker, F. C. (2003). Anxiety performance relationships in climbing: A process-oriented approach. Psychology of Sport and Exercise, 4, 283–304.
!
Putteman, P. (2011). De aanpak van AMOK-incidenten. Inleiding op een discussieavond. Gent: Centrum voor Politiestudies.
!
Rasmussen, J. (1983) Skills, Rules, and Knowledge; Signals, Signs, and Symbols, and Other Distinctions in Human Performance Models. IEEE Transactions on systems, man and cybernetics, 13 (3), 257 – 266.
!
Regehr, C., Le Blanc, V., Jelley B.R., Barath, I. (2008). Acute stress and performance in police recruits. Stress and Health, 24, 295-303.
!
Reychler, L. & Paffenholz, T. (2000). Handboek terreindiplomatie. Leuven/Apeldoorn: Garant.
!
Reiss, A. (1980). Controlling police use of deadly force. Annals of the American Academy of Political and Social Science, 452 (1), 122-134.
!
Ritchie, J. & Lewis, J. (2003). Qualitative research practice. A guide for social science students and researchers. London: Sage.
! Scharf, P. & Binder, A. (1983). The badge and the bullet. New York: Praeger Publishers. ! Shipley, P., & Baranski, J. V. (2002). Police officer performance under stress: a pilot study on the effects of visuo-motor behavior rehearsal. International Journal of Stress Management, 9, 71-80.
!
Siddle, B.K. (1995). Sharpening the warrior’s edge: the psychology & science of training. Millstadt, IL: PPCT Management Systems.
!
Sima, Z., Shula, R. & Reuven, I. (2007). The benefits of a graduated training program for security officers on physical performance in stressful situations. International Journal of Stress Management, 14 (4), 350–369.
!
Steffgen, G., (2008). Physical violence at the workplace: consequences on health and measures of prevention. European Review of Applied Psychology, 58 (4), 285-295. 106
! Steinmetz, C. H. D. (1990). Hulp aan Slachtoffers van Ernstige Misdrijven, Effecten van slachtofferhulp en eerste opvang. Arnhem, Nederland: Gouda Quint.
!
Stratton, J.G., Parker, D.A. & Snibbe, J.R. (1984). Post-traumatic stress: study of police officers involved in shootings. Psychological Reports, 55, 127-31.
!
Takahashi, T., Ikeda, K., Ishikawa, M., Tsukasaki, T., Nakama. D., Tanida, S., & Kameda, T. (2004). Social stress-induced cortisol elevation acutely impairs social memory in humans. Neuroscience Letters, 363, 125–130.
!
Taverniers, J., Van Ruysseveldt, J., Smeets, T., & von Grumbkow, J. (2010). Realistic highintensity stress elicits robust cortisol increases and impairs working memory in Special Forces candidates: A field experiment. Stress, 13, 323–333.
!
Taylor, B.J. (2006). Factorial Surveys: Using Vignettes to Study Professional Judgement. British Journal of Social Work, 36, 1187–1207.
!
Taylor-Laughran, A.E., O’Brien, M.E., LaChapelle, R. & Rangel, S. (1989). Defining characteristics of the nursing diagnoses Fear and Anxiety: A validation Study, Applied Nursing Research, 2 (4), 178-186.
!
Timmer, J., (1999). Politiewerk in gevaarsituaties: omgaan met agressie en geweld van burgers in het basispolitiewerk. Amsterdam: Centrum voor Politiewetenschappen.
!
Tomaka, J., Blascovich, J., Kelsey, R., & Leitten, C. (1993). Subjective, physiological, and behavioral effects of threat and challenge appraisal. Journal of Personality and Social Psychology, 65 (2), 248-260.
!
Van Deth, R. (2002). Huub Buijssen:‘Traumaopvang liever niet door gespecialiseerde hulpverleners’. Psychopraxis, 4 (5), 166-169.
! Van Der Hart, O., (1991). Trauma, dissociatie en hypnose. Amsterdam: Swets & Zeitlinger. ! van der Veen, E., (2013). Een getrainde geest. Blauw- Handhaving, 10, 14-16. ! Vickers, J.N. (2007). Perception, Cognition, and Decision Training: The Quiet Eye in Action. United states: Human kinetics.
!
107
Violanti, J.M, & Aron, F. (1993). Sources of police stressors, job attitudes, and psychological distress. Psychological Reports, 72, 899–904.
!
Violanti, J. M., & Aron, F. (1995). Police stressors: Variations in perception among police personnel. Journal of Criminal Justice, 23, 287-294.
!
Violanti, J.M., Vena, J.E. and Marshall, J.R. (1986). Disease risk and mortality among police officers: new evidence and contributing factors. Journal of Police Science and Administration, 14 (1), 17-23.
! Vonck, K.D. (2007). Police Performance Under Stress. Law & Order, 56 (10), 86-92. ! VSOA. (2013). Cijfers « geweld door de politie » van het Comité P : Wij schetsen de juiste context en de belangrijkheid van het fenomeen! Geraadpleegd op 15 april 2014 op http:// www.vsoa-pol.be/index.php?option=com_content&view=article&id=1002:cijfers-gewelddoor-de-politie-van-het-comite-p-wij-schetsen-de-juiste-context-en-de-belangrijkheid-vanhet-fenomeen&catid=77&Itemid=109&lang=nl
!
Waddington, P.A.J., Adang, O., Baker, D., Birkbeck, C., Feltes, T., Gerardo Gabaldon, L., Stenning, P. (2009). Singing the same tune? International continuities and discontinuities in how police talk about using force. Crime, Law and Social Change, 52 (2), 111-138.
!
Westerink, J. (1995). What variables are important when providing a critical incident stress debriefing or evaluating its effectiveness? Unpublished report, Australian Graduate School of Police Management, Charles Sturt University, Manly, Australia.
!
Whetstone, T.S. (1996). Mental Practice Enhances Recruit Police Officers Acquisition of Critical Psychomotor Skills. Police studies, 19 (1), 19-43.
!
Yokom, C.J. (1984). The differentiation of fear and anxiety. Classification of nursing diagnoses: Proceedings of the fifth national conferences. St. Louis: Mosby.
! ! ! ! ! ! ! ! !
108
Wetgeving
!
K.B. van 10 mei 2006 houdende vaststellingen van de deontologische code van de politiediensten, B.S., 30 mei 2006
!
Omzendbrief van 2 februari 1993 met betrekking tot de Wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 20 maart 1993.
!
Omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 14 april 2006.
!
Omzendbrief GPI 48bis van 17 augustus 2012 met betrekking tot het optreden bij AMOKincidenten en tot aanvulling van de omzendbrief GPI 48 van 17 maart 2006 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. B.S., 31 augustus 2012.
! STRAFWETBOEK van 08 juni 1867, B.S., 09 juni 1867. ! WET van 5 augustus 1992 op het politieambt, B.S., 22 december 1992. ! WET van 08 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, B.S., 09 juni 2006.
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
109
Bijlagen
! Bijlage 1: Brief gericht aan de korpschefs van lokale politiezones in Vlaanderen
!
Bijlage 2: Brief gericht aan interventie-inspecteurs werkzaam bij de lokale politie
!
Bijlage 3: Topiclijst voor het afnemen van de semi-gestructureerde interviews
!
Bijlage 4: Het vignet dat we hanteerde tijdens de interviews
!
Bijlage 5: Tabel aantal jaren werkzaam bij politie
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
110
! ! "
! !
Vakgroep Strafrecht en criminologie
Bijlage 1: Brief gericht aan de korpschefs van lokale politiezones in Vlaanderen
! ! Geachte heer , ! !
Ik richt dit schrijven tot u, als korpschef, met een bijzonder verzoek. Ik ben studente Master in de Criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. In het kader van mijn masterproef voer ik onderzoek naar de invloed van stress en emoties op het beslissings-en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politieambtenaren. Met mijn onderzoek tracht ik de mogelijke oorzaken en gevolgen van stress en emoties bij een geweldsincident in kaart te brengen. Een goed zicht op deze problematiek kan leiden tot betere preventie, training en nazorg afgestemd op de noden van de politieambtenaren.
!
In het kader van dit onderzoek richt ik mij tot respondenten die werkzaam zijn in Antwerpen. Ik ben daarbij op zoek naar inspecteurs werkzaam bij de eerstelijnspolitie die hun beleving en ervaringen met betrekking tot het thema willen verwoorden tijdens een diepte-interview. Hiervoor ben ik afhankelijk van de bereidwilligheid tot medewerking van u als korpschef. Na het verlenen van uw toestemming, zou ik mij per e-mail willen richten aan de respondentengroep in uw korps om hen te motiveren deel te nemen aan het diepte-interview. De interviews zullen door mij afgenomen worden, hetzij op het politiecommissariaat, hetzij elders in een vertrouwelijke setting.
!
De periode van afname van de interviews loopt vanaf januari 2014 tot eind maart 2014. De verkregen gegevens worden volledig anoniem verwerkt. Ik garandeer volledige confidentialiteit, zowel tegenover het korps als de respondenten. Geen van beiden zal specifiek vernoemd worden in de masterproef. De wetenschappelijke opbouw, uitvoering en verwerking van het onderzoek wordt gesuperviseerd door mijn promotor aan de Universiteit Gent, Prof. mevr. Antoinette Verhage.
!
Bent u bereid uw toestemming te verlenen tot deelname van uw werknemers aan dit persoonlijk project, dan had ik graag om organisatorische redenen een bevestinging gekregen vóór januari 2014. In ruil voor uw medewerking kan u, indien gewenst, een exemplaar bekomen van mijn onderzoek.
111
! ! ! Indien u nog verdere vragen heeft, aarzel niet om contact met mij op te nemen op het nummer 0474/394425 of via e-mail:
[email protected]. Uw medewerking is van het grootste belang voor het welslagen van dit project. Hopend op een positief gevolg groet ik u met de meeste hoogachting,
!
Eva Ledegen Studente Master in de Criminologische Wetenschappen Universiteit Gent
!
Prof. mevr. Antoinette Verhage Onderzoeksgroep Sociale Veiligheidsanalyse (SVA) Vakgroep strafrecht en criminologie Universiteit Gent Universiteitstraat 4 9000 Gent
! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !
112
"
! !
Vakgroep Strafrecht en criminologie
Bijlage 2: Brief gericht aan interventie-inspecteurs werkzaam bij de lokale politie
! Beste, !
Ik ben studente Master in de Criminologische wetenschappen aan de Universiteit Gent. In het kader van mijn masterproef voer ik onderzoek naar de invloed van stress en emoties op het beslissings- en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid van politieambtenaren. Met mijn onderzoek tracht ik de mogelijke gevolgen van een stress en emoties en de invloed hiervan op het beslissings- en beoordelingsvermogen en de trefzekerheid ervan in kaart te brengen. Een goed zicht op deze problematiek kan leiden tot betere training en maatregelen afgestemd op de noden van de politieambtenaren. De wetenschappelijke opbouw, uitvoering en verwerking van het onderzoek wordt gesuperviseerd door mijn promotor aan de Universiteit Gent, Prof. mevr. Verhage Antoinette. Het onderzoek zal praktisch uitgevoerd worden aan de hand van individuele diepte-interviews. Ik ben daarbij op zoek naar inspecteurs die werkzaam zijn in de zuil interventie, die in de laatste vijf jaar een incident met geweld hebben meegemaakt en die bereid zijn om toelichting te geven omtrent hun ervaringen met stress en emoties tijdens het uitvoeren van hun job. De interviews zullen gemiddeld ongeveer één uur tijd in beslag nemen en zullen doorgaan hetzij op het politiecommissariaat, hetzij elders in een vertrouwelijke setting. Dit is afhankelijk van de keuze van de betrokken inspecteur. De bekomen gegevens uit de interviews worden volledig anoniem verwerkt. Ik sta tevens garant voor volledige confidentialiteit ten aanzien van de deelnemende inspecteurs. Er worden in de masterproef geen specifieke verwijzingen gedaan naar personen noch naar het desbetreffende politiekorps. Ik hoop dat u tijd kan vrijmaken om mij te woord te staan in een interview.
!
Indien u bereid bent om deel te nemen aan een interview, kan u mij contacteren op het nummer 0474/39.44.25 of via e-mail:
[email protected] voor het maken van een afspraak. Uw medewerking is van het grootste belang voor het welslagen van dit onderzoek.
!
Met vriendelijke groeten, Eva Ledegen, studente Master in de Criminologische Wetenschappen Universiteit Gent
! !
113
Bijlage 3: Topiclijst voor het afnemen van de semi-gestructureerde interviews
!
Vertrekkende vanuit deze situatieschets. 1. Beschrijf eens hoe je hierbij denkt te voelen? 2. Heb je op dat moment stress? Hoe zou je die stress omschrijven? Is het anders dan stress voor niet- job gerelateerde dingen? 3. Op wat ga je letten bij zo’n situatie? Wat ga je doen? 4. Het feit dat er wapens aanwezig zijn, wat voor invloed heeft dat? 5. Het feit dat de daders met 2 of meer (10) zijn, welke invloed heeft dat? 6. Het feit dat je weinig informatie hebt, welke invloed heeft dat? 7. Hoe ga je deze situatie aanpakken? 8. Ben je bereid geweld te gebruiken en ben je hier genoeg op voorbereid, zowel mentaal als fysiek gedurende je opleiding/loopbaan?
!
Vertrekkende vanuit je eigen ervaringen 1. Zijn er dergelijke incidenten die je zelf hebt meegemaakt die zijn bijgebleven? Kan je hier iets meer over vertellen vanaf het moment dat de oproep binnenkwam. ( hoe verliep het, hoe laat was het, wat was je op het moment van de oproep aan het doen, kende je de buurt/plaats waar de situatie plaatsvond? 2. Hoe voelde je bij deze situatie? 3. Kan je je nog herinneren hoe je lichaam reageerde tijdens een geweldincident? 4.Voelde je een vorm van angst/paniek? Zo ja: beschrijf eens wat je dan precies voelde (mentaal/fysiek) Had de angst ook positieve gevolgen? Zo ja: welke? 5.Wat was jou reactie tijdens en vlak na de feiten? 6.Welke gevolgen heb je daarna ervaren? 7. Hoe ben je daarmee om gegaan? 8. Reageerde je zoals je dacht te zullen reageren? 9. Zorgde de angst/stress ervoor dat je mentaal of fysiek anders ging reageren of werd je bepaalde dingen gewaar? (verhoogde hartslag, tunnelvisie, auditieve uitsluiting,...)
10. Had je dit verwacht? 11. Toen je besefte dat je die bepaalde situatie niet meer kon vermijden, had je toen voldoende zelfvertrouwen/vertrouwen in je kunnen om de situatie op een veilige manier tot een goed einde te brengen?
114
12. Dacht je op het moment dat je met gevaar/geweld werd geconfronteerd aan de gevolgen voor de dader(s) en de mogelijke risico’s voor je eigen veiligheid? 13. Dacht je nog aan wetten/regels? Zo ja: welke? 14. Heb je al geweld moeten gebruiken (zelfverdediging, pepperspray, wapenstok of vuurwapen)? 15. Had je stress om geweld te gebruiken? 16. Was je teleurgesteld in je eigen kunnen? 17. Voelde je je daar achteraf schuldig over? indien ja, waarom denk je dat je deze gevoelens had? 18. Heb je problemen ondervonden om deze feiten een plaats te kunnen geven? 19. Geef je die een plaats? Hoe ga je daarmee om? Wat doe je? 20. Heb je het gevoel dat je goed hebt gedaan? 21. Had je liever anders gereageerd? 22. Heb je je dienstwapen al moeten richten op iemand? -indien ja, heb je toen ook moeten schieten? -hoe voelde je je hierbij? -heb je het gevoel dat je hier fysiek én mentaal voldoende op voorbereid bent? 23. Hoe eindigde die bepaalde situatie? 24. Kreeg je de vraag of je psychologische bijstand wou? 25. Hoe zou je dit in de toekomst aanpakken? 26. Hebben deze feiten een invloed gehad op je werk als politieagent en/of op je privé-leven? 27. Welke maatregelen kunnen volgens jou getroffen worden om geweldincidenten te voorkomen? 28. Vind je dat er tijdens de opleiding genoeg aandacht wordt besteed aan de mentale kant om om te gaan met geweld? 29. Werd er, voor zover je weet, de situatie achteraf geanalyseerd met de bedoeling om in de toekomst bepaalde zaken te kunnen voorkomen of de opleiding te kunnen aanpassen. 30. Achteraf bekeken, ben je voldoende voorbereid? Metaal/fysiek?
! ! ! ! ! !
115
Bijlage 4: Het vignet dat we hanteerde tijdens de interviews
! !
Jij en je collega patrouilleren samen dagelijks in de stad. Het is vrijdagavond, jullie zijn allebei moe van de werkweek en jullie shift zit er bijna op. Jullie kijken uit naar het weekend. De dag was rustig. Er waren geen incidenten. Omstreeks 21u40 krijgen jij en je collega een oproep binnen dat er een vechtpartij plaatsvindt in een nabij gelegen leegstaand pand. Het gaat over een uit de hand gelopen ruzie tussen twee jongerengroepen waarbij iemand gewond is geraakt. De centrale kan je niet meer informatie verschaffen. Zo snel als jullie kunnen rijden jullie naar de plaats waar het incident plaatsvindt. Jullie hadden zich het einde van de werkweek anders voorgesteld. Jullie komen aan. Het is donker. Jullie kennen het pand niet en weten niet hoeveel jongeren er binnen zijn. Er valt een schot. De deur staat op een kier…
! !
Bijlage 5: Tabel aantal jaren werkzaam bij politie
! !
1-5 jaar Johan
5-10 jaar
x
Jan
x
Steven
x
Wim Sarah
+ 10 jaar
x x
Walter
x
Peter
x
Dirk
x
Sven
x
Wouter
x
Tim
x
Stijn
x
Robin
x
116