De bankier beweegt te weinig, zijn chauffeur eet te veel De gegevens zijn ontleend aan de ‘Monitor Bewegen en Gezondheid’ van TNO, die een onderdeel vormt van de continue cross-sectionele gegevensverzameling ‘Ongevallen en Bewegen in Nederland’. Interview-NSS houdt hiervoor jaarlijks telefonische interviews met circa 10.000 personen, waarvan een kwart meer gedetailleerde vragen over gewicht, bewegen en zitten krijgt. Het betreft een representatieve steekproef van de Nederlandse huishoudens (Ooijendijk e.a., 2004). Voor dit artikel zijn de gegevens van 7.720 werkenden (15-64 jaar, minstens twaalf uur per week werkzaam) gebruikt van de jaren 2000 tot en met 2005.
Werknemers die voldoende bewegen, zijn gezonder en fitter en hebben minder kans op overgewicht (Pate e.a., 1995). Bovendien verzuimen sportende werknemers minder (Van den Heuvel e.a., 2003). Er zijn twee gangbare normen over de gewenste hoeveelheid beweging. Allereerst de Nederlandse Norm Gezond Bewegen: om een goede gezondheid te behouden is het gewenst ten minste vijf dagen per week ten minste dertig minuten per dag matig intensieve lichaamsbeweging te hebben (zoals bij stevig doorwandelen of fietsen). Ten tweede de fitnorm: een goede conditie van het hartvaatstelsel vergt driemaal per week ten minste twintig minuten per keer intensieve lichaamsbeweging (zoals bij sporten). Uit het onderzoek blijkt dat 43 procent van de werkende populatie niet aan een van deze beweegnormen voldoet en daarmee onvoldoende beweegt. Bewegingsarm werk komt steeds vaker voor en veel werkenden zitten het grootste deel van hun werkdag. Veel zitten blijkt een onafhankelijke risicofactor voor het krijgen van diverse chronische aandoeningen te zijn (Jakes e.a., 2003). In dit onderzoek is gevraagd naar het aantal minuten per dag dat iemand zit tijdens werk, woonwerkverkeer, huishouden, overig overdag en overig ’s avonds. Opgeteld levert dit de totale zittijd per dag. Gemiddeld zitten werkenden zeven uur per dag.
Werknemers met overgewicht en obesitas hebben een groter gezondheidsrisico (Gezondheidsraad, 2003) en verzuimen vaker dan werknemers met een gezond gewicht (Schmier e.a., 2006). Om te bepalen of iemand te zwaar is wordt meestal de Body Mass Index (BMI) gehanteerd, gedefinieerd als het lichaamsgewicht gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte. Een BMI tussen 25 en 30 kg/m2 betekent overgewicht en er is sprake van obesitas bij een BMI van 30 kg/m2 of hoger. Uit dit onderzoek blijkt dat ruim eenderde (3 7%) van de werkenden te zwaar is.
Roken is schadelijk voor de gezondheid, ongeacht de hoeveelheid. In dit onderzoek blijkt eenderde (32%) van alle werkenden te roken. Mannen die 21 of meer glazen alcohol per week drinken, hebben een overmatig alcoholgebruik met een verhoogd gezondheidsrisico. Voor vrouwen ligt de grens op veertien glazen per week (www.nigz.nl). Overmatig alcoholgebruik komt voor bij een op de zes werkenden (17%).
In de tabel op de volgende bladzijde is per leefstijlfactor aangegeven welke beroepsklassen en branches slechter dan de eerdergenoemde gemiddelden scoren. Een hogere positie betekent dat de betreffende beroepsklasse of branche een hoger percentage werkenden heeft met een ongezonde leefstijl. De exacte percentages van alle
beroepsklassen en branches vindt u op www.arbo-online.nl in het dossier Gezondheidsmanagement.
Uit de tabel blijkt dat er grote verschillen bestaan tussen beroepsklassen en branches in de mate waarin ongezonde leefstijlfactoren voorkomen. Sommige branches scoren op alle factoren slechter dan gemiddeld, zoals de vervoer- en transportsector. In andere branches, zoals welzijnszorg, gezondheidszorg en aardolie-, rubber- en chemische industrie, doen werknemers het juist op alle leefstijlfactoren beter dan gemiddeld. De verschillen tussen beroepen en branches ten aanzien van bewegen en gewicht zijn eerder beschreven in twee afzonderlijke artikelen (Proper en Hildebrandt, 2004; Proper en Hildebrandt, 2006).
LEEFSTIJL-FACTOR
BEROEPSTAKKEN
BRANCHES
ONVOLDOENDE BEWEGEN
• Beleidvoerende en hogere • Automatisering leidinggevende functies • Administratieve functies • Bank, verzekeringen • Wetenschappelijk, vakspecialisten, kunstenaars
• Zakelijke dienstverlening
• Commerciele functies
• Onderwijs, universiteit • Papier(waren)industrie, drukkerijen, uitgeverijen • Vervoer, transport, vrachtvervoer • Detailhandel, groothandel, fietsenhandel, garage • Overheid, rechterlijke organisatie
VEEL ZITTEN
• Beleidvoerende en hogere • Automatisering leidinggevende functies • Administratieve functies • Zakelijke dienstverlening • Wetenschappelijk, vakspecialisten, kunstenaars
• Vervoer, transport, vrachtvervoer
• Bank, verzekeringen • Overheid, rechterlijke organisatie • Papier(waren)industrie, drukkerijen, uitgeverijen • Cultuur, sport en recreatie
OVERGEWICHT/ OBESITAS
• Ambacht-, industrie-, transportberoepen
• Vervoer, transport, vrachtvervoer
• Beleidvoerende en hogere • Voedings- en genotsmiddelenindustrie leidinggevende functies • Commerciele functies
• Bouw, installatiebedrijf • Metaalindustrie • Post en telecommunicatie • Automatisering • Landbouw, tuinbouw, visserij
ROKEN
• Ambacht-, industrie-, transportberoepen
• Horeca
• Commerciele functies
• Overige vormen van dienstverlening
• Dienstverlenende functies
• Vervoer, transport, vrachtvervoer
• Voedings- en genotsmiddelenindustrie • Papier(waren)industrie, drukkerijen, uitgeverijen • Bouw, installatiebedrijf • Detailhandel, groothandel, fietsenhandel, garage • Metaalindustrie • Post en telecommunicatie FORS ALCOHOLGEBRUIK
• Ambacht-, industrie-, transportberoepen
• Horeca
• Agrarische beroepen, vissers, e.d.
• Vervoer, transport, vrachtvervoer
• Beleidvoerende en hogere • Voedings- en genotsmiddelenindustrie leidinggevende functies • Cultuur, sport en recreatie • Bouw, installatiebedrijf • Landbouw, tuinbouw, visserij • Onderwijs, universiteit • Papier(waren)industrie, drukkerijen, uitgeverijen
Beroepstakken en branches die slechter dan gemiddeld scoren per leeftijdsfactor, op volgorde van de grootte van het probleem (de beroepstak en de branche met de slechtste score staan dus bovenaan). Kijk voor de exacte percentages op www.arbo-online.nl bij Gezondheidsmanagement.
Een hoog percentage werkenden dat onvoldoende beweegt samen met een lager percentage werkenden met overgewicht/obesitas zien we in de administratieve functies en de branches bank/verzekeringen, zakelijke dienstverlening, onderwijs/ universiteit en papier(waren)industrie/drukkerijen/ uitgeverijen. Het betreft hier beroepen met vooral zittende werkzaamheden. Deze bewegingsarmoede op het werk wordt blijkbaar niet gecompenseerd door voldoende beweging buiten het werk. De focus van gezondheidsbevordering zou in dit geval moeten liggen op het stimuleren van meer bewegen in en buiten het werk.
Er zijn echter ook zittende beroepen waarin een hoog percentage onvoldoende bewegen samengaat met een hoog percentage overgewicht/obesitas, zoals de beleidvoerende en hogere leidinggevende functies, de automatiseringsbranche en de vervoer- en transportbranche. In dat geval verdient zowel gezonde voeding als bewegingsstimulering de aandacht.
Er zijn ook groepen waarin een hoog percentage overgewicht/obesitas samengaat met een lager percentage onvoldoende beweging, bijvoorbeeld in de branches voedings- en genotsmiddelenindustrie, bouw/installatiebedrijf, metaalindustrie, post/telecommunicatie en landbouw/tuinbouw/visserij. Dit zijn vooral beroepen waarin op het werk meer dan gemiddeld wordt bewogen. Wellicht hangt het overgewicht hier meer samen met ongezonde voedingsgewoonten.
Het percentage rokenden is hoger in branches waarin roken op de werkplek is toegestaan (zoals in de horeca), waar in de openlucht gewerkt wordt (zoals in de bouw) of waar mensen veel alleen onderweg zijn (de vervoer- en transportbranche). Deze resultaten zijn vergelijkbaar met eerder onderzoek van Stivoro over verschillen in roken tussen bedrijfssectoren (Zeegers, 2005).
In de horeca is niet alleen het percentage rokenden veel hoger dan gemiddeld: ook overmatig alcoholgebruik komt veel vaker voor dan in de andere branches, wat te maken zal hebben met de aard van de werkzaamheden. Een fors alcoholgebruik zien we ook in de vervoer- en transportbranche. We weten niet of er ook alcohol gebruikt wordt tijdens of voorafgaande aan het werk, maar gezien de werkzaamheden in deze branche is dit een punt van aandacht.
Om werknemers optimaal inzetbaar en productief te houden, wordt het stimuleren van een gezonde leefstijl in de werksetting steeds belangrijker. Onze bevindingen tonen aan dat de invulling van een gezondheidsbeleid beroep- en branchespecifiek moet zijn gezien de grote verschillen tussen beroepen en branches.
In de meeste bedrijven worden nog weinig maatregelen genomen om een gezonde leefstijl te stimuleren. Uit de Arbeid, Verzuim en Gezondheidsmonitor van TNO blijkt dat bij slechts 5 procent van de werkenden het bedrijf maatregelen treft om het alcoholgebruik te beheersen, 17 procent maatregelen treft om gezonde voedingsgewoonten tijdens het werk te bevorderen, 12 procent iets doet om het bewegen tijdens werktijd te bevorderen en 21 procent het bewegen buiten werktijd stimuleert. Alleen maatregelen om het (mee)roken terug te dringen worden vaker getroffen: in 2006 bij 47 procent en in 2004 bij 63 procent van de werkenden (Ybema, e.a., 2006). Dit laatste komt overeen met bevindingen van Stivoro dat in 59 procent van de bedrijven een adequaat rookbeleid wordt gevoerd (Zeegers, 2005). De recente regelgeving van overheidswege zal hierbij een belangrijke stimulerende rol hebben gespeeld. Uit een recente enquete van TNO blijkt verder dat minder dan een op de drie bedrijven aandacht heeft voor bewegen in het kader van hun gezondheidsbeleid (Verheijden en Hildebrandt, 2005). Hoopgevend is wel dat driekwart van de werkgevers bewegingsstimulering van belang vindt voor zowel de medewerkers als de organisatie.
Er is dus alle aanleiding voor werkgevers om een effectief en renderend gezondheidsbeleid te gaan ontwikkelen. De kapstok hiervoor kan het concept ‘Integraal gezondheidsmanagement’ zijn (zie www.tno.nl/igm). Voor de concrete invulling van het beleid op het gebied van bewegen en overgewicht zijn inmiddels tal van tools beschikbaar (zie www.tno.nl/bewegen). Stivoro heeft per branche een gerichte aanpak ‘Roken op de arbeidsplaats’ geschreven (www.stivoro.nl). Verder zijn er recent vier artikelen verschenen waarin een overzicht wordt gegeven van de beschikbaarheid en effectiviteit van leefstijlinterventies die toepasbaar zijn in de bedrijfsgezondheidszorg (Overbeek e.a., 2006a/2006b; Proper e.a., 2006a/2006b).
– Gezondheidsraad, Overgewicht en obesitas, Den Haag, Gezondheidsraad, 2003; publicatie nr. 2003/07.
– Heuvel, S.G. van den, Boshuizen, H.C., Hildebrandt, V.H., Blatter, B.M., Ariens, G.A.M. en P.M. Bongers, ‘Sporten, type werk, arbeidsverzuim en welbevinden: resultaten van een 3-jarige follow-up studie’, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2003; 81: 256-64.
– Jakes, R.W., Day, N.E., Khaw, K.T., Luben, R., Oakes, S., Welch, A. e.a. ‘Television viewing and low participation in vigorous recreation are independently associated with obesity and markers of cardiovascular disease risk: EPIC-Norfolk population-based study’, Eur J Clin Nutr 2003; 57:1089-96. Ooijendijk, W.T.M., Hildebrandt, V.H. en M. Stiggelbout, ‘Bewegen in Nederland 2000-2003, in: Hildebrandt, V.H., Ooijendijk, W.T.M., Stiggelbout, M. en M. Hopman-Rock (red.), Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2002/2003, Hoofddorp/Leiden, TNO, 2004. p. 25-50.
– Overbeek, K. van, Bakker, I., Proper, K.I. en W. van Mechelen, ‘De effectiviteit van interventies gericht op het voorkomen of stoppen van rookgedrag’, TBV 2006a; 14:149-54.
– Overbeek, K. van, Bakker I., Proper, K.I. en W. van Mechelen, ‘De effectiviteit van
interventies gericht op het voorkomen of stoppen van overmatige alcoholconsumptie’, TBV 2006b; 14:197-202. Pate, P.R., Pratt, M., Blair, S.N. et al., ‘Physical activity and public health, a recommendation from the Centers for Disease Control and Prevention and the American College of Sports Medicine’, JAMA 1995; 273:402-7.
– Proper, K.I.en V.H. Hildebrandt, ‘Het aandeel van werk in de dagelijkse hoeveelheid lichaamsbeweging van de Nederlandse werknemer. Verschillen tussen beroepen en branches’, in: Hildebrandt, V.H., Ooijendijk, W.T.M., Stiggelbout, M. en M. HopmanRock (red.), Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2002/2003, Hoofddorp/Leiden, TNO, 2004. p.51-68.
– Proper, K. en V. Hildebrandt, ‘Overgewicht en obesitas onder de Nederlandse werknemers. Verschillen tussen beroepen en branches’, in: Ooijendijk, W.T.M., Hildebrandt, V.H. en M. Hopman-Rock (red.), Bewegen gemeten 2000-2004, Leiden, TNO, 2006. p.53-64.
– Proper, K.I., Bergstra, B., Bakker, I. en W. van Mechelen, ‘De effectiviteit van interventies ter stimulering van bewegen’, TBV 2006a; 14:103-8.
– Proper, K.I., Bakker, I., Overbeek, K. van en W. van Mechelen, ‘De effectiviteit van interventies ter stimulering van gezonde voeding’, TBV 2006b; 14:243-9.
– Ybema,J.F., Sanders, J.M.A.F. en E. de Vroome, Cohortstudie Arbeid, Verzuim en Gezondheid (AVG); Methodologie en eerste resultaten 2004-2006, Hoofddorp, TNO, 2006.
– Schmier, J.K., Jones, M.L. en M.T, Halpern, ‘Cost of obesity in the workplace’, Scand J Work Environ Health, 2006;32:5-11.
– Verheijden, M.W. en V.H. Hildebrandt, ‘We willen zo graag maar doen zo weinig’, Arbo 2005; 2:44-47. Zeegers, T.M.C.E, Tabaksrook in de werkomgeving. Resultaten van het PARA-meter onderzoek onder werkgevers, Den Haag, Stivoro, 2005.
MEER INFO Kijk voor extra tabellen bij dit artikel op www.arbo-online.nl in de map ‘gezondheidsmanagement’