De afschaffing van het reisbureaudecreet
Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Opleiding Bachelor in het Toerisme en het recreatiemanagement Academiejaar 2012-2013 Promotor Mevrouw Christine Van Slambrouck Docent Student Ine Dekkers
Howest Professionele bacheloropleidingen Kortrijk, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
De afschaffing van het reisbureaudecreet
Studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde Opleiding Bachelor in het Toerisme en het recreatiemanagement Academiejaar 2012-2013 Promotor Mevrouw Christine Van Slambrouck Docent Student Ine Dekkers
Howest Professionele bacheloropleidingen Kortrijk, Renaat De Rudderlaan 6, 8500 Kortrijk
Inhoudsopgave Woord vooraf Abstract Inleiding
6
1 Wetgeving reisbureaus vóór het reisbureaudecreet 1.1 Wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus 1.1.1 Historiek 1.1.2 Reisbureauwet 1.2 Wijzigingen reisbureauwet 1.2.1 Wijziging in 1998 1.2.2 Wijzigingen in 2002 1.2.3 Wijziging in 2003 1.2.4 Wijziging in 2004 1.3 Evaluatie reisbureauwet
9 9 9 10 11 12 12 14 15 15
2 Het reisbureaudecreet 2.1 Hoe is het reisbureaudecreet ontstaan? 2.2 Reisbureaudecreet versus reisbureauwet 2.3 Extra bescherming voor de consument 2.4 Wijzigingen aan het reisbureaudecreet 2.4.1 Wijziging in 2011 2.4.2 Wijziging in 2012 2.5 Evaluatie reisbureaudecreet 2.6 Afschaffing reisbureaudecreet 2.7 Reacties uit de sector op de afschaffing van het reisbureaudecreet 2.8 Voor- en nadelen afschaffing reisbureaudecreet
17 17 19 21 23 23 24 26 35 38 41
3 Wat zijn de gevolgen van de afschaffing van het reisbureaudecreet en voor welke uitdagingen staat de sector? 43 3.1 De consument 43 3.2 De non-profitsector 45 3.3 De reisbureaus 45 3.4 De touroperators 47 3.5 De verzekeringsmaatschappijen 48 4 Wat na de afschaffing van het reisbureaudecreet? 4.1 Wat in de ons omringende landen? 4.1.1 Duitsland 4.1.2 Groot-Brittannië 4.1.3 Nederland 4.1.4 Frankrijk 4.1.5 Evaluatie systemen zelfregulering 4.2 Zelfregulering: meningen en voorstellen uit de sector 4.2.1 BTO
50 52 53 54 55 57 57 59 59
4.2.2 ABTO 4.2.3 VVR 4.2.4 VLARA 4.2.5 De overheid 4.2.6 Departement internationaal Vlaanderen 4.2.7 Het Garantiefonds Reizen 4.2.8 Reisagenten en touroperators 4.3 Zelfregulering in Vlaanderen 4.4 Reisbureaudecreet versus zelfregulering
59 62 62 62 63 63 64 65 69
Algemeen besluit
70
Literatuurlijst
72
Tabellen
76
Woord vooraf Deze bachelorproef is het sluitstuk van mijn opleiding toerisme en recreatiemanagement aan Howest in Kortrijk. Het is dan ook met fierheid dat ik deze aan u voorstel. Als onderwerp heb ik gekozen voor ‘de afschaffing van het reisbureaudecreet’. De onverwachte afschaffing van het decreet kan een grote invloed hebben op de toekomst van de reissector in Vlaanderen en zorgt bijgevolg voor heel wat opschudding. Naar aanleiding hiervan heeft mijn stagementor mevrouw Dorine Naeye me voorgesteld om deze materie uit te diepen. Aangezien dit onderwerp goed aansluit bij mijn stage in een reisbureau vond ik dit voorstel zeer interessant. In de eerste plaats wil ik haar dan ook bedanken voor alle hulp. Daarnaast bedank ik mijn interne begeleidster mevrouw Christine Van Slambrouck voor haar opmerkingen en goede raad. Om wat meer inzicht te krijgen in deze zeer actuele en toch wel ingewikkelde materie heb ik verschillende professionals uit de sector geïnterviewd. Ze waren allemaal direct bereid om me verder te helpen en me te ontvangen voor een interview. Daarom wil ik volgende mensen in het bijzonder bedanken voor hun medewerking:1 de heer Antoon Van Eeckhout, de heer Bernard Tuyttens, de heer Mark Andries, de heer Rudi Verschoren, mevrouw Anne Moriau, de heer Mark De Vriendt, mevrouw Veerle De Boeck en de heer Jos Vercruysse. Daarnaast bedank ik al de reisagenten en touroperators die mijn vragen schriftelijk hebben beantwoord. Ten slotte zou ik graag mijn man Roel, mijn vriendin Brit en mijn ouders willen bedanken voor hun steun, hulp en goede raad tijdens het tot stand brengen van deze bachelorproef. Ine Dekkers
1
Opsomming in orde van tijdstip interviews.
Abstract Wat na de afschaffing van het reisbureaudecreet? Op deze vraag probeer ik tijdens deze uiteenzetting een antwoord te vinden. Het reisbureaudecreet vervangt sinds 2007 de reisbureauwet en regelt het statuut en de vergunningsvoorwaarden waaraan men moet voldoen om reizen te verkopen of om te bemiddelen in de verkoop van reizen. Met ingang van 1 januari 2014 wordt dit decreet definitief afgeschaft. Vanaf dan is er geen wettelijke regeling meer voor de reissector en kan in principe iedereen reizen verkopen. Dit zorgt dan ook voor de nodige opschudding in de sector. In hoofdstukken één en twee van mijn bachelorproef licht ik de wetgeving rond reisbureaus vóór het reisbureaudecreet en het reisbureaudecreet zelf toe. De wetgeving vóór het reisbureaudecreet houdt in: de ‘reisbureauwetgeving’ die in voege trad in 1965 en werd opgeheven door het reisbureaudecreet. Vervolgens bespreek en evalueer ik het reisbureaudecreet en de afschaffing ervan. In hoofdstukken drie en vier licht ik de gevolgen van de afschaffing toe voor de consument, de nonprofit sector, de reisbureaus, de touroperators en de verzekeraars. Hier bespreek ik ook de uitdagingen waar de sector voor staat. Daarnaast bekijk ik wat er eventueel ter vervanging van het reisbureaudecreet kan komen en hoe de reissector deze materie in andere Europese landen aanpakt. Ten slotte probeer ik een voorstel te formuleren over hoe dit alternatief systeem er zou kunnen uitzien.
6
Inleiding Op 14 februari 2007 werd het decreet ‘houdende het statuut van de reisbureaus’ goedgekeurd in het Vlaams Parlement. Dit decreet vervangt de reisbureauwet die in voege trad in 1965 en legt voor het Vlaams Gewest de voorwaarden vast waaraan verkopers van, of bemiddelaars in de verkoop van reizen moeten voldoen. Dit decreet stelt dat iedereen die reizen wil verkopen of bemiddelaar hierin wil zijn over een vergunning moet beschikken. Om deze vergunning te bekomen moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan worden. Zo moet iemand die hiervoor in aanmerking wil komen o.a. voldoende beroepskennis hebben en aan bepaalde financiële voorwaarden voldoen. Door de jaren heen zijn er verschillende tekortkomingen in het decreet aan het licht gekomen die de werking en de handhaving ervan bemoeilijken. Hierdoor is het al verschillende malen noodzakelijk geweest om een aanpassing door te voeren. Meer en meer groeide de kritiek op het decreet. In het parlement werd steeds luider de vraag gesteld of het decreet nog wel een meerwaarde bood en of de voordelen ervan nog wel opwogen tegen de nadelen. Uiteindelijk heeft het Vlaams Parlement op 5 juli 2012 de afschaffing van het reisbureaudecreet goedgekeurd. Met ingang van januari 2014 wordt het decreet definitief opgeheven. Omdat het decreet de reisbureauwet van 1965 vervangt wil dit zeggen dat er vanaf januari 2014 geen enkel wettelijk vastgelegd stelsel meer zal zijn voor het verkopen van reizen of het bemiddelen in de verkoop van reizen. In theorie kan iedereen vanaf dan reizen verkopen, een reisbureau openen, enz., zonder dat hier enige controle op zal zijn. Deze afschaffing heeft dan ook voor heel wat opschudding gezorgd in de reissector. Voor de meesten kwam dit compleet onverwacht. Het is de bedoeling van de overheid om de bal nu in het kamp van de sector te leggen en hen zelf iets op poten te laten zetten. In enkele van onze buurlanden wordt al jaren zonder wettelijk stelsel voor de reisbureausector gewerkt. De meesten hebben in plaats daarvan een soort van kwaliteitslabel dat door de sector wordt geregeld. In Vlaanderen staat de reissector nu ook voor de uitdaging om een systeem van zelfregulering op poten te zetten. De verschillende beroepsverenigingen komen ondertussen eenmaal per maand samen en hopen hierover ten laatste in juni 2013 tot een akkoord te komen. Omdat de reissector in ons land hiervoor nooit zelf iets heeft moeten doen is dit een hele opdracht. We hebben in Vlaanderen maar liefst vijf beroepsverenigingen in de reissector, met elk hun eigen belangen. Dit maakt de onderhandelingen er niet gemakkelijker op. Tijdens de zoektocht naar een onderwerp voor deze bachelorproef sprong ‘de afschaffing van het reisbureaudecreet’ er voor mij meteen uit. Het is geen voor de hand liggende keuze en beslaat zeker niet de gemakkelijkste materie. Voordat ik heb beslist om definitief voor dit onderwerp te kiezen heb ik me dan ook eerst wat ingelezen. De toch wel juridische materie, door sommigen aanzien als saai en droog, vind ikzelf juist zeer interessant. Vervolgens heb ik dan besloten om me hierin te verdiepen. Tot op vandaag heb ik nog geen moment spijt gehad van mijn keuze. Het is een onderwerp met voldoende inhoud, het is actueel en het heeft me veel geleerd over de werking van de reissector. Tijdens mijn onderzoek heb ik bovendien de kans gehad om met vele professionals uit de sector hierover te praten. Omdat het zo’n actueel onderwerp is wilde bijna iedereen hier graag aan meewerken. Dit heeft me de kans gegeven om interessante mensen te ontmoeten en op interessante plaatsen te komen. Zo ben ik bij al de Vlaamse beroepsverenigingen (met uitzondering van de FBAA – Federatie van Belgische Autobus- en Autocarondernemers) op gesprek geweest, met name de VVR
7 - Vereniging Vlaamse Reisbureaus, VLARA - De Vlaamse associatie voor Reisagenten, ABTO Associatian of Belgian Touroperators en BTO - Belgian Travel Organisation. Daarnaast heb ik persoonlijke interviews afgenomen met de heer Mark Andries, kabinetchef van minister Geert Bourgois, met de heer Mark De Vriendt, general manager bij Het Garantiefonds Reizen, met de heer Rudi Verschoren, account manager travel bij Allianz Global Assistance, met mevrouw Anne Moriau, reisexperte bij Test-Aankoop en met de heer Jos Vercruysse, afdelingshoofd van de afdeling Toeristisch Ondernemen en Strategische Goederen bij het Departement internationaal Vlaanderen. Al deze gesprekken hebben mij zeer veel bruikbare informatie opgeleverd voor mijn onderzoek. Om de mening van de touroperators en reisagenten in Vlaanderen te kennen heb ik voornamelijk schriftelijke vragenlijsten rondgestuurd. Ook hierop heb ik heel wat respons gekregen. Zo heb ik me een beeld kunnen vormen van de meningen in the field. Maar beginnen moet natuurlijk bij het begin en dat is naar mijn mening het ontstaan van de wetgeving voor de reissector. In het eerste hoofdstuk van mijn bachelorproef verdiep ik me daarom in de reisbureauwet. Deze wet trad in werking in 1965 en regelde de voorwaarden waaraan reisbureaus moesten voldoen. De reisbureauwet werd in 2007 opgeheven in het Vlaams Gewest door het reisbureaudecreet. In het tweede hoofdstuk licht ik dan het reisbureaudecreet zelf toe. Hoe is het decreet ontstaan? Wat is er veranderd ten opzichte van de reisbureauwet? Welke aanpassingen zijn er in de loop der jaren doorgevoerd? Vervolgens evalueer ik het decreet en bespreek ik de afschaffing. Hierbij worden ook enkele meningen en reacties uit de sector toegevoegd. Na het theoretische gedeelte van hoofdstuk één en twee wordt in hoofdstuk drie en vier het meer praktische gedeelte uitgewerkt. In hoofdstuk drie licht ik de gevolgen van de afschaffing van het reisbureaudecreet toe. Hiervoor maak ik een onderscheid tussen de consument, de non profit-sector, de reisbureaus, de touroperators en de verzekeringsmaatschappijen. Wat zijn de gevolgen voor de consument nu er geen wettelijk vergunningsstelsel meer zal zijn? Zal de consument nog wel voldoende beschermd zijn? En wat met reisbureaus en touroperators? Komt er nu oneerlijke concurrentie? Zullen er nog voldoende financiële garanties zijn tussen de partners onderling? Blijft de kwaliteit in de sector gewaarborgd? Samen met de gevolgen bespreek ik de uitdagingen waar de reissector voor staat. De constant evoluerend markt en de digitalisering ervan heeft grote veranderingen teweeggebracht in de wereld. De reissector is hieraan extra gevoelig. Een groot gedeelte van het boeken van reizen is van het klassieke reisbureau verschoven naar het internet. Daarnaast is ook de consument veranderd, hij heeft zeer veel keuze en is zeer kritisch. Al deze zaken hebben tot gevolg dat het reislandschap niet meer hetzelfde is als pakweg vijf tot tien jaar geleden. Dus ook los van de afschaffing van het reisbureaudecreet staat de sector voor grote uitdagingen. In hoofdstuk vier bespreek ik wat er nu best in de plaats zou komen van het reisbureaudecreet. Hoe moet dit systeem van zelfregulering eruitzien? Hierover laat ik de beroepsverenigingen en de professionals uit de sector aan het woord. Verder kijk ik hoe deze materie in de andere Europese landen wordt aangepakt en ga ik wat dieper in op de situatie in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk. Het merendeel van de informatie hierover heb ik verkregen uit een rapport dat het resultaat is van een onderzoek gevoerd door het Departement internationaal Vlaanderen. Eind 2012 heeft dit Departement onderzoek gedaan naar de verschillende systemen van zelfregulering in de rest van Europa. Daarnaast heb ik veel informatie gevonden op de websites van de beroepsverenigingen
8 van de desbetreffende landen. Tot slot heb ik zelf mijn conclusies getrokken aan de hand van wat ik geleerd heb doorheen mijn onderzoek en aan de hand van de verzamelde informatie. Waar mogelijk heb ik getracht advies te geven over wat er m.i. nu best uit de bus zou komen inzake het systeem van zelfregulering. De sector staat in ieder geval voor een hele uitdaging. Deze bachelorproef is het resultaat van vele dagen en uren opzoekwerk en het lezen van allerlei documenten. De meeste informatie aangaande hoofdstuk één en twee heb ik gevonden op het internet en dan vooral op de website van het Vlaams Parlement. Gaandeweg zijn de puzzelstukjes één voor één op hun plaats gevallen. Voor het gedeelte toegelicht in hoofdstuk drie en vier heb ik het merendeel van de informatie vergaard via de interviews die ik heb afgenomen. Alles bij elkaar ben ik blij met het resultaat. Hopelijk kan ik u als lezer boeien en tegelijkertijd iets bijleren. Veel leesplezier!
9
1 Wetgeving reisbureaus vóór het reisbureaudecreet 1.1
Wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus
1.1.1
Historiek
Al sinds de helft van de 19e eeuw bestaan er bedrijven die reizen organiseren. De eerste reisagent ter wereld was Robert Smart, een scheepsagent uit Bristol. Hij verzorgde al in 1822 scheepspassages en hotelreservaties. In 1841 organiseerde Thomas Cook de historische ééndagstrip per trein van Leicester naar Loughborough voor 570 passagiers. De eerste cruise werd georganiseerd door de Peninsula and Oriental Steam Navigation Company (P&O) in 1867. In België en Nederland werden de eerste reisbureaus opgericht in 1876, respectievelijk Wagonlits en reisbureau Jacques Lissone.2 Toch duurde het nog tot 1965 voordat de eerste wet rond reisbureaus in België werd goedgekeurd. Door het toenemende belang van toerisme stelde men vast dat er meer en meer ondermeningen in de reisbureausector actief werden. Omdat reizen verkopen bestaat uit beloften verkopen, waarvan de waarde pas later duidelijk wordt, en de overeenkomsten tussen reisagent en klant dus vooral op vertrouwen steunen, was er nood aan vastgelegde regels. Zowel voor de consument als voor de reisbureaus was het belangrijk dat er aan kwaliteitsvoorwaarden voldaan werd. Als er corrupte reisbureaus op de markt zijn kan dit schadelijk zijn voor de sector en voor het toerisme in het algemeen. ‘De Wet houdende het statuut van de reisbureaus’3 werd op 21 april 1965 bekrachtigd door Koning Boudewijn, Koning der Belgen en het parlement. Op 10 juni 1965 werd de wet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en ze trad in werking op 1 augustus 1966. Deze wet regelde tot zijn opheffing4 de wijze waarop en de voorwaarden waaronder een reisbureau vergund kon worden. Het belangrijkste doel van deze wet was de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van reisagent vast te leggen. In de praktijk zijn de meeste voorwaarden echter bedoeld om de consument te beschermen.5
2
Van Eeckhout, 2000, p. 155 – 157. Hierna genoemd ‘reisbureauwet’. 4 Opgeheven in 2007 in Vlaanderen door het reisbureaudecreet, in 2010 in Wallonië door het ‘decreet houdende het statuut van de reisbureaus’ (22 april 2010) en in 2012 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door ‘het besluit over het statuut van de reisbureaus’. 5 Ontwerp van decreet, houdende het statuut van de reisbureaus, 20 oktober 2006. 3
10 1.1.2
Reisbureauwet
Het wetsvoorstel voor de reisbureauwet werd ingediend door de toenmalige Minister van Verkeer, de heer Louis Bertrand. De belangrijkste bepalingen die in de reisbureauwet aan bod komen worden hieronder behandeld. Dit is hoe de reisbureauwet oorspronkelijk was, op de wijzigingen in de loop der jaren kom ik later terug.6 “Artikel 1: Niemand mag een winstgevende werkzaamheid uitoefenen, die erin bestaat reizen of verblijven tegen een vaste som, onder meer logies inbegrepen, te organiseren en te verkopen, ofwel, als tussenpersoon zodanige reizen of verblijven, vervoerbiljetten, logies- of maaltijdbons te verkopen, als hij het niet doet als hoofdbezigheid, bestendig en met een vergunning.” Belangrijk in dit artikel is het vermelden van de winstgevendheid van de activiteit en de woorden hoofdbezigheid, bestendig en met een vergunning. Men mocht dus geen winstgevende reizen verkopen als men dit niet deed als hoofdberoep en zonder vergunning. Er werden onder bepaalde voorwaarden enkele uitzonderingen toegelaten op deze regel. Personen die eveneens een vergunning konden krijgen waren autocarexploitanten, die dit niet als hoofdberoep uitoefenden, en verenigingen zonder winstoogmerk. Vrijgesteld van voorwaarden in artikel 1 waren (voor het Vlaamse Gewest vanaf 1980, onder bepaalde voorwaarden) exploitanten van vervoer per spoor, op binnenwateren, op zee of in de lucht. “Artikel 2 : Niemand mag, in welke vorm ook, de titel van reisagent of de benaming van reisbureau of een soortgelijke titel of benaming gebruiken zo hij geen houder is van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 1.” Het komt er op neer dat niemand zich zonder vergunning reisagent mocht noemen. “Artikel 3: De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend, geweigerd, geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de procedure vastgesteld door de Koning. De procedure waarborgt de rechten van de verdediging, inzonderheid het recht voor de betrokkene van gehoord te worden en van over een middel van beroep te beschikken, bij weigering, schorsing of intrekking van de vergunning.” De Koning bepaalde de voorwaarden en procedures voor het verlenen, weigeren of schorsen van de vergunning. “Artikel 4: Voor het verlenen van de in artikel 1 bedoelde vergunning mogen alleen de volgende voorwaarden worden gesteld:” Er werden voorwaarden gesteld aan de aanvragers van de vergunning of de personen die met het dagelijks beheer van de vergunning belast waren. Voor deze personen werden er
6
Wet houdende het statuut van de reisbureaus, BS 10 juni 1965.
11 voorwaarden inzake leeftijd en nationaliteit gesteld en voorwaarden i.v.m. beroepsbekwaamheid.7 Er werden eveneens voorwaarden gesteld wat de onderneming, de financiële mogelijkheden, de borgtocht en de technische uitrusting betrof.8 Artikel 5 bepaalde enkele praktische zaken die door de Koning konden worden opgelegd, zoals de statistische gegevens die jaarlijks aan de Commissaris-generaal voor toerisme moesten worden verstrekt, de vermeldingen op vergunningen en reclame. Artikel 6 bepaalde wanneer een vergunning geweigerd, geschorst of ingetrokken kon worden. Artikel 7 bepaalde de vrijstellingsmaatregelen voor echtgenoten en de afstammelingen na het overlijden van de uitbater van het reisbureau. Artikel 8 was een uiteenzetting over het technisch comité dat door de Koning was aangesteld om advies uit te brengen over de maatregelen tot uitvoering van de wet en over de toekenning of weigering van de vergunningen (zie punt 1.2.4). Artikel 9 bepaalde de straffen die stonden op het overtreden van de wet. Artikel 10 benoemde de personen die bevoegd waren om op te treden in geval van overtreding van de wet. Artikel 11 bepaalde de bevoegdheid van de Minister van Toerisme en zijn ambtenaren i.v.m. onderzoek naar de onderneming en bezoek aan de onderneming. Artikel 12 en 13 zie Belgisch staatsblad.9
1.2
Wijzigingen reisbureauwet
De reisbureauwet werd in de loop der jaren meerdere keren gewijzigd. Sinds de tweede staatshervorming in 1980 is de reiswetgeving verdeeld over drie verschillende overheden. De gemeenschappen zijn bevoegd voor toerisme in het algemeen en de gewesten zijn bevoegd voor de vestingsvoorwaarden inzake toerisme. De federale overheid is nog steeds bevoegd voor de bescherming van de consument en de handelspraktijken. De reisbureauwet schrijft voornamelijk vestigingsvoorwaarden voor en is dus voor het grootste deel een gewestaangelegenheid. Sommige zaken zoals het afleveren van de vergunningen is dan weer een gemeenschapsaangelegenheid. Het is echter niet altijd duidelijk wat nu juist een gemeenschaps- of een gewestaangelegenheid is. Het statuut van de reisbureaus houdt voornamelijk vestigingsvoorwaarden in, wat het sinds 1980 een bevoegdheid van de gewesten maakt.10 Het Vlaams Gewest doet al sinds 1981 pogingen om de reisbureauwet aan te passen omdat deze zelfs toen al op veel gebieden was achterhaald.
7
Zie Koninklijk Besluit statuut reisbureaus, 10 juni 1965, artikel 3, 4 en 5. Zie Koninklijk Besluit statuut reisbureaus, 10 juni 1965 artikel 8 – 12. 9 Wet houdende het statuut van de reisbureaus, BS 10 juni 1965. 10 Ontwerp van decreet, houdende het statuut van de reisbureaus, 30 oktober 2006. 8
12 Een eerste poging tot aanpassing van de reisbureauwet kwam er in 1985. Het ‘decreet van 21 maart 1985 houdende het statuut van de reisbureaus’ heeft de reisbureauwet tijdelijk opgeheven. Het decreet was echter maar geldig tot 26 mei 1985 en werd opgeheven en ingetrokken door ‘decreet van 1 juni 1988 houdende de intrekking van het decreet van 21 maart 1985 houdende het statuut van de reisbureaus’. Deze opheffing is dus te verwaarlozen in de geschiedenis van de reisbureauwet.11 1.2.1
Wijziging in 1998
Een eerste aanpassing aan de reisbureauwet kwam er in 1998. Door het ‘decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Hoge Raad voor het Toerisme’ werd artikel 8 uit de reisbureauwet gewijzigd. Het decreet van 7 juli 1998 vervangt twee bestaande decreten, namelijk het decreet van 29 mei 1984 dat het Vlaams Commissariaat-generaal voor Toerisme opricht12 en het decreet van 5 maart 1985 dat de Vlaamse adviesraad voor Toerisme opricht. De Vlaamse adviesraad voor Toerisme en de ervan afhangende technische comités worden afgeschaft. In de plaats hiervan wordt een Hoge Raad voor het Toerisme opgericht. Deze raad heeft als doel om aan alle toeristische sectoren een breed overleg- en adviesplatform aan te bieden. Omdat artikel 8 van de reisbureauwet de taken van de technische comités bepaald wordt dit artikel gewijzigd.13 “Er weze opgemerkt dat het decreet van 5 maart 1985 opgeheven wordt door art. 45, 2°, van het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme. Art. 48 van dit decreet voorziet dat de Vlaamse regering de datum bepaalt waarop elk van de artikelen van dit decreet in werking treedt. Dit is nog niet gebeurd voor art. 45, 2° omdat er nog geen alternatieve reglementaire bepalingen voorhanden zijn voor de samenstelling en bevoegdheden van die technische comités. Dit is gekoppeld aan de reorganisatie van de Vlaamse administratie in het kader van de “operatie Beter Bestuurlijk Beleid”. Tot zolang dient het decreet van 5 maart 1985 te blijven bestaan en is voormelde aanpassing bijgevolg noodzakelijk.”14 1.2.2
Wijzigingen in 2002
De volgende aanpassing aan de reisbureauwet kwam er in 2002 met het ‘decreet van 19 juli 2002, decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus’. Met dit decreet werd er een uitzondering gemaakt voor de landelijke, provinciale en lokale jeugdorganisaties en -verenigingen i.v.m. de vergunningsplicht. Tot op heden moesten deze verenigingen en organisaties ook voldoen aan de vereisten gesteld in de reisbureauwet bij het organiseren van reizen voor hun leden. De vergunningsvoorwaarden in de reisbureauwet waren echter volledig in strijd met de pedagogische hoofddoelstelling van deze jeugdorganisaties en -verenigingen; namelijk werken met kinderen en jongeren. Jeugdorganisaties kunnen onmogelijk aan dezelfde vakbekwaamheid voldoen
11
Belgisch Staatsblad, 1985. Bij decreet van 22 december 1995 verandert het ‘Commissariaat-generaal voor Toerisme’ van naam, het wordt vanaf dan ‘Toerisme Vlaanderen’. 13 Ontwerp van decreet, betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Hoge Raad voor het Toerisme, 01 december 1997. 14 Ontwerp van decreet, decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus, 15 mei 2002. 12
13 als waaraan reisbureaus moeten voldoen. Ook de verplichting tot borgtocht en infrastructuurvereisten zijn niet haalbaar voor jeugdorganisaties en -verenigingen. Hiervoor werd aan de reisbureauwet in het kader van het Vlaamse Gewest een artikel 19 toegevoegd dat luidt als volgt: “Artikel 1§4. Artikel 1, §1, is niet van toepassing op de volgende jeugdorganisaties en – verenigingen voor zover ze de reizen en verblijven organiseren voor en verkopen aan hun aangesloten leden: 1° de particuliere jeugdverenigingen bedoeld in artikel 2 van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid; 2° de particuliere verenigingen die werkzaam zijn op het domein van het provinciale/regionale jeugdwerk, bedoeld in artikel 7 van het decreet van 17 december 1997 houdende subsidiëring van provinciebesturen inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid; 3° de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen erkend door de Vlaamse Gemeenschap in toepassing van het decreet van 12 mei1998 houdende erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk; 4° de landelijk georganiseerde jeugdvereniging en de lokale jeugdvereniging bedoeld in artikel 2, 3 en 4 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid”.15 Samen met deze wijziging werd een definitie van het woord ‘winstgevendheid’ toegevoegd aan de reisbureauwet. Het woord ‘winstgevendheid’ zorgde voor tal van misbruiken. Zolang niet aangetoond kon worden dat een exploitant winst maakte kon hem niets opgelegd worden. Volgende paragraaf werd toegevoegd: “In het kader van deze wet wordt onder winstgevende werkzaamheid verstaan: de activiteit van personen die, hetzij in eigen naam, hetzij in naam of voor rekening van een al dan niet met rechtspersoonlijkheid beklede derde, met of zonder winstoogmerk, een commerciële, financiële of industriële activiteit uitoefenen en die producten of diensten te koop aanbieden of verkopen.”16 Op hetzelfde moment werd er nog een decreet goedgekeurd dat wijzigingen aanbracht aan de reisbureauwet: het ‘decreet van 19 juli 2002 ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus en van het decreet van 5 maart 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Adviesraad voor Toerisme’. De bedoeling van dit decreet was om alvast voor de Vlaamse Gemeenschap de procedures tot afgifte, weigering, intrekking en/of schorsing van een reisbureauvergunning versneld te kunnen uitvoeren. De bevoegdheid van Toerisme Vlaanderen werd met dit decreet dan ook uitgebreid. In de zomer van 2001 zijn er enkele voorvallen geweest die de noodzaak om deze zaak aan te pakken versneld hebben. Via een illegaal bijkantoor van een Brussels reisbureau werden er duizenden vliegtuigtickets verkocht die later ongeldig werden wegens wanbetaling aan de 15
Ontwerp van decreet, decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus, 15 mei 2002. 16 Wet 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus, BS 10 juni 1965; Ontwerp van decreet, houdende het statuut van de reisbureaus, 30 oktober 2006.
14 luchtvaartmaatschappijen. Dit Brussels reisbureau had ook ongedekte tickets verkocht aan een vergund Vlaams reisbureau. Hierdoor kwamen een paar duizend reizigers zonder geldige vliegtuigtickets te zitten. De organisatie van reizen is gebonden aan een specifieke wetgeving maar toch gebeurden er ieder jaar nog praktijken die niet door de beugel konden. Uit onderzoek bleek dat de procedure tot intrekking van de vergunning omslachtig en tijdrovend was en dat de consument niet voldoende beschermd werd door de reisbureauwet. Om deze reden werden er enkele zaken gewijzigd in de reisbureauwet. Belangrijk hierbij is dat er samen met deze wijziging ook voorwaarden voor verzekeringen voor de onderneming werden toegevoegd. De artikelen 36 en 37 van de federale reiscontractenwet van 16 februari 1994 bepalen dat de reisorganisator en de reisbemiddelaar permanent moeten beschikken over zowel een verzekering tegen financieel onvermogen als een verzekering tegen professionele aansprakelijkheid. Volgens de reisbureauwet was enkel het bewijs van voldoende kapitaal genoeg om een vergunning te krijgen. Het al dan niet hebben van een verzekering was geen voorwaarde. Er werd dan ook een aparte regeling voor de Vlaamse Gemeenschap in de wet ingebracht. Vanaf dan mocht de voorwaarde voor een verzekering worden opgelegd in het kader van het vergunningenstelsel.17 1.2.3
Wijziging in 2003
In 2003 werd er nog een uitzondering in de wet voorzien geldig voor de Vlaamse Gemeenschap. Na de uitzonderingen ingevoerd in 2002 voor de jeugdorganisaties en -verenigingen werd er dit maal een uitzondering voor vergunningsplicht ingevoerd voor organisaties die werken in het kader van ‘Toerisme voor Allen’. ‘Toerisme voor Allen’ is de nieuwe naam voor wat in het verleden ‘sociaal toerisme’ genoemd werd. De oorspronkelijke doelstelling van sociaal toerisme was “arbeiders leren op vakantie gaan”. Deze stelling is uiteraard verouderd en met de tijd vervaagd door de democratisering van het commerciële toerisme en de verhoogde levensstandaard. Aan de andere kant kunnen we vaststellen dat bepaalde groepen in de samenleving, ondanks het sociale aanbod, nog steeds niet de middelen hebben om op vakantie te gaan. Het sociaal toerisme werd onder de loep genomen en omgedoopt tot ‘Toerisme voor Allen’. De bedoeling was om nieuwe doelstellingen en mogelijkheden te creëren voor de bestaande instellingen en organisaties van sociaal toerisme en anderzijds het recht op vakantie mogelijk te maken voor iedereen. Met het ‘decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’’ werd de volgende paragraaf toegevoegd aan artikel 1. §4 van de reisbureauwet: “Is niet van toepassing op de private rechtspersonen erkend ingevolgde artikel 9 van decreet van 18 juli 2003 betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’, voor de activiteit vermeld in artikel 9 van dat decreet.”
17
Ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus en van het decreet van 5 maart 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Adviesraad voor Toerisme, 15 mei 2002.
15 De verplichting van ‘hoofdactiviteit, bestendig en met vergunning’ uit artikel 1 van de reisbureauwet was dus niet langer van toepassing op bovenvermelde groep.18 Met andere woorden, ze moesten niet meer voldoen aan de voorwaarden van de reisbureauwet bij het organiseren van reizen. 1.2.4
Wijziging in 2004
Met het ‘decreet van 19 maart 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid ‘Toerisme Vlaanderen’’ werd er een laatste wijziging aangebracht aan de reisbureauwet. Toerisme Vlaanderen wordt vanaf nu georganiseerd onder de rechtsvorm van een zogenaamd ‘intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid’. Artikel 8 van de reisbureauwet is niet langer van toepassing en wordt dan ook geschrapt. Het decreet van 5 maart 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Adviesraad voor toerisme en het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en Vlaamse Raad voor het Toerisme wordt opgeheven.19
1.3 Evaluatie reisbureauwet Zoals blijkt uit voorgaande punten werd de reisbureauwet regelmatig aangepast. Op veel gebieden was de wet verouderd en totaal niet meer actueel. Dit is op zich niet verwonderlijk want de wet bestond bij zijn afschaffing in 2007 al 42 jaar. De uitzondering voor de jeugdorganisaties en -verenigingen die in 2002 en 2003 bij decreet werden ingevoerd deden de vraag rijzen of er niet beter een afzonderlijke regel voor de socio-culturele sector zou komen. Zij zijn immers vaak slachtoffer van het feit dat ook zij onder de reisbureauwet vallen. Een ander hiaat in deze wet was het feit dat men het enkel over reizen ‘verkopen’ had. Er werd niet over bemiddelen gesproken, iets wat meer en meer gebeurt. Door het internet, het toenemende economische belang en de Europese eenheidsmarkt komen er steeds meer tussenpersonen op de markt die strikt gezien niet onder de definitie van ‘tussenpersonen’ vallen. Deze personen geven advies over reizen, brengen partijen bij elkaar en bemiddelen, maar vielen niet onder de reisbureauwet. Zelfs niet als ze dit tegen betaling deden. Zowel om eerlijke concurrentie te waarborgen als voor de consumentenbescherming zouden deze ‘tussenpersonen’ toch bepaalde kwaliteitsgaranties moeten bieden. De taak van de reisbureaus bestaat voor een groot deel uit advies geven voordat de overeenkomst gesloten wordt. De term bemiddeling moest dus zeker worden opgenomen in de wet. Nog een tekortkoming in de reisbureauwet was de onduidelijkheid die heerste over de effectieve praktijkervaring en kennis van de reisagent. Reisbureaus konden al een vergunning krijgen als het één persoon in dienst had die praktijkervaring had opgedaan. Het was ook niet altijd duidelijk wat die praktijkervaring precies inhield. De vereisten voor beroepskennis waren aanzienlijk gedateerd en dringend toe aan een evaluatie. Ook de voorwaarden voor de technische uitrusting van reisbureaus waren aan een update toe. Reisbureaus moesten nog altijd over een vast lokaal beschikken. Dit lokaal moest dan ook nog aan een 18
Ontwerp van decreet betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’, 20 november 2002. 19 Ontwerp van decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid ‘Toerisme Vlaanderen’, 22 december 2003.
16 aantal eisen voldoen. Er is veel veranderd en reizen worden ondertussen op een heel andere manier verkocht. Een vergund reisbureau moet toegelaten worden om zijn reizen eender waar en op eender welke manier te verkopen. Verder heerste er onduidelijkheid over de verplichtingen inzake de verzekeringsverplichtingen. Er werd in 2002 wel een voorwaarde voor verzekeringen aangebracht in de wet maar echt duidelijk was het nog steeds niet. Een andere leemte in de reisbureauwet was dat inbreuken op de wet onvoldoende tot sancties leidden. De politie en het door de minister aangewezen personeel waren bevoegd om processen-verbaal op te maken. Het Openbaar Ministerie moest dan de strafrechtelijke vervolging in gang zetten. Er werd in de praktijk echter maar weinig gevolg gegeven aan deze processen-verbaal.20 Daarboven komen nog de opeenvolgende staatshervormingen, het toenemend belang aan handel via het internet en de veranderingen in de reissector en bij de consument. We kunnen concluderen dat er dingend nood was aan een nieuw statuut. Dit kwam er in 2007 dan ook met het ‘reisbureaudecreet’ van minister Geert Bourgeois. Dit decreet hief de reisbureauwet op en moest voor een verbeterd statuut zorgen. Of dit gelukt is zullen we verder in deze uiteenzetting vernemen.21
20 21
Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012. Ontwerp van decreet, houdende het statuut van de reisbureaus, 30 oktober 2006.
17
2 Het reisbureaudecreet Hoe is het reisbureaudecreet ontstaan?
2.1
Zoals reeds werd aangetoond in hoofdstuk 1, was het statuut van de reisbureaus dringend aan vervanging toe. In de ‘Beleidsnota Toerisme 2004-2009’ werd al vermeld dat ‘het statuut van de reisbureaus’ een evaluatie verdiende. Het was de bedoeling om de toeristische regelgeving te vereenvoudigen en het handhavingsstatuut te optimaliseren. Naar aanleiding van de Europese Dienstenrichtlijn van 17 juli 2006 waren er tevens aanpassingen aan het oude statuut noodzakelijk. Door deze richtlijn kon er geen vergunningsplicht meer worden opgelegd aan een reisbureau dat in Vlaanderen actief is maar er geen vestiging heeft. De richtlijn streeft er immers naar om een vrij verkeer van diensten tussen de lidstaten onderling te waarborgen.22 Bepaalde vergunningsvoorwaarden uit de reisbureauwet zoals ‘hoofdactiviteitvereiste’ konden hierdoor ook niet langer opgelegd worden. Er werd een kosten-batenanalyse uitgevoerd om drie verschillende mogelijke alternatieven voor de reisbureauwet te vergelijken. Bij deze analyse werden de voor- en nadelen van deze alternatieven onderzocht voor de volgende doelgroepen: -
de consument, de socio-culturele sector, de reisbureaus, de Vlaamse overheid.
Optie 1 was een nuloptie, er zou niets aan de regelgeving veranderen. Dit hield in dat het bestaande statuut onveranderd zou blijven bestaan. Optie 2 stelde een systeem van zelfregulering voor de reisbureausector voor, het bestaande statuut zou opgeheven worden en niet vervangen. Landen als Nederland, Denemarken, Zweden en Letland hebben geen wettelijk opgelegd stelsel voor de reisbureausector. In plaats daarvan hebben zij een systeem van sectorregulering. De sector maakt onderling afspraken, al dan niet opgelegd door de overheid, die voor een zekere vorm van regulering zorgen. Er worden via beroepsorganisaties een aantal lidmaatschapsvereisten opgelegd die ervoor zorgen dat er een bepaald kwaliteitsniveau behaald wordt.23 Wie geen lid is krijgt geen medewerking vanuit de sector. Het kan dan moeilijk worden om te blijven bestaan. Optie 3 stelde voor dat het huidige statuut zou worden vernieuwd. Als er voor deze laatste optie gekozen werd zou de regelgeving gewijzigd worden. Aangezien Vlaanderen en niet de federale overheid sinds 1980 bevoegd is voor toerisme zou de wet van 1965 opgeheven worden en vervangen door een nieuw, Vlaams statuut.
22 23
Europa, samenvatting van de EU-wetgeving, 26 april 2011. Meer hierover in hoofdstuk 4.
18 Uit de gevoerde analyse24 bleek dat een vernieuwing van het huidige statuut (optie3) de beste optie was. In het kader daarvan werd er beslist om een nieuw Vlaams statuut voor de reisbureaus uit te werken. In zijn Beleidsbrief Toerisme 2005-2006 licht de heer Geert Bourgeois, Vlaams Minister van Bestuurszaken, Buitenlands beleid, Media en Toerisme dit als volgt toe: “Mijn beleidsnota Toerisme 2004-2009 vermeldt dat het statuut van de reisbureaus een nieuwe bespreking verdient. Dit statuut wordt geregeld door een 40 jaar oude wet van 21 april 1965. Gelet op de gewijzigde situatie in de reissector, is een modernisering van dit statuut aangewezen. In het verleden zijn pogingen om het statuut van de reisbureaus te moderniseren niet gelukt. Vaak lagen bevoegdheidsaspecten aan de basis hiervan. Momenteel behoort toerisme tot de bevoegdheid van de gemeenschappen en vestigingsvoorwaarden inzake toerisme tot de bevoegdheid van de gewesten. Vandaar is er de mogelijkheid om door middel van een gemeenschaps- en gewestdecreet het statuut van de reisbureaus te actualiseren. In september 2005 installeerde ik een bijzondere werkgroep die het statuut van de reisbureaus dient te moderniseren en die een voorontwerp van een Vlaams decreet zal opstellen. Deze werkgroep is samengesteld met experten uit de reissector. Daarnaast worden de socio-culturele sector (jeugd, sport, cultuur) en de consumentenorganisaties bij de bespreking betrokken. Het wegwerken van zgn. ‘grijze zones’ wegens vrijstelling van vergunning is een pijnpunt. De modernisering van het statuut zal van toepassing zijn op het vlak van de soorten vergunningen, het vereiste kapitaal en de vereiste borg en vereisten inzake diploma’s (gelet op de huidige ruime aanbod van toerismeonderwijs en –opleiding). Naast de vereenvoudiging van de vergunningsprocedure, worden eigen handhavingsrichtlijnen opgesteld. De bedoeling is vooral concurrentievervalsing tegen te gaan. De bijzondere werkgroep dient in de loop van 2006 haar werkzaamheden te beëindigen en dus een voorontwerp van een modern statuut én decreet klaar te hebben. Toerisme Vlaanderen zal ondertussen het dossierbeheer informatiseren, als eerste stap naar een eloket voor de toeristische ondernemer. Het dossierbeheer met betrekking tot de sector van de reisbureaus wordt dit najaar al geïmplementeerd. Op basis van de resultaten van de bijzondere werkgroep, wordt het dossierbeheer reisbureaus dan in 2006 geëvalueerd”.25
Het nieuwe decreet ‘houdende het statuut van de reisbureaus’ werd op 14 februari 2007 goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Het werd bekrachtigd en afgekondigd door de Vlaamse Regering op 2 maart 2007. De Vlaamse Regering gaf haar definitieve goedkeuring aan het uitvoeringsbesluit op 19 juli 2007. Het doel van het nieuwe decreet was duidelijkheid brengen en de kwaliteit van de Vlaamse reissector garanderen. De consument moet steeds kunnen rekenen op vakbekwame mensen. Aan de andere kant mogen eerlijke reisbureaus geen concurrentie ondervinden van personen die de opgelegde voorwaarden en regels niet respecteren.26 24
Zie reguleringsimpactanalyse voor het statuut van de reisbureaus, 17 mei 2006. Bourgeois, 25 oktober 2005. 26 Reguleringimpactanalyse voor het statuut van de reisbureaus, 17 mei 2006; Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012. 25
19
Reisbureaudecreet versus reisbureauwet
2.2
Hieronder licht ik de belangrijkste veranderingen van het nieuwe decreet ten opzichte van de reisbureauwet van 21 april 1965 toe. De termen ‘reisbureau’, ‘onderneming’, ‘bemiddelen’, ‘reis’, ‘logies’, ‘verkooppunt’ en ‘reisbureauactiviteit’ worden duidelijker gedefinieerd in het nieuwe decreet.27 Zo kan er hierover geen discussie meer ontstaan. Het toepassingsgebied wordt uitgebreid en er wordt een duidelijke lijst28 (dit was althans de bedoeling) van vrijgestelde activiteiten opgenomen. Zo is de socio-culturele sector algemeen vrijgesteld van vergunningsplicht onder twee voorwaarden: -
reizen moeten georganiseerd worden voor niet-commerciële doelstellingen; de organisatie van de reis moet kaderen binnen hun onderwijzende taak of van hun jeugd-, sport-, cultuur-, welzijns-, gezondheids- of volwassenenwerk.
Enkele voorbeelden hiervan zijn jeugdverenigingen die kampen organiseren voor hun leden, toerismestudenten die samen met hun begeleiders een reis maken in het kader van hun opleiding en verenigingen die reizen organiseren in het kader van ‘toerisme voor allen’29 zolang ze dit uitsluitend doen binnen hun sociaal-culturele taak. Het reisbureaudecreet is van toepassing op toeristische verhuurkantoren, deze vielen niet onder de reisbureauwet. Artikel 3 van het reisbureaudecreet luidt als volgt: “elk reisbureau met een of meer verkooppunten in het Vlaamse Gewest moet beschikken over de vergunning die onder de voorwaarden bepaald in dit decreet wordt toegekend door Toerisme Vlaanderen.” En onder een reisbureau wordt verstaan: “een onderneming die een activiteit uitoefent die bestaat uit het bemiddelen of sluiten van een overeenkomst tot het verstrekken van hetzij een combinatie van een reis en logies, hetzij het verstrekken door een derde van een reis of logies.” Er wordt nog maar één soort vergunning30 uitgevaardigd. Ten tijde van de reisbureauwet waren er vergunningen categorie A, B en C met elk hun eigen voorwaarden. De vergunningsvoorwaarden werden voor de onderneming echter uitgebreid. Zo zijn er nu verplichte verzekeringen, o.a. een verzekering tegen financieel onvermogen en burgerlijke beroepsaansprakelijkheid.31De verzekering financieel onvermogen beschermt de consument in geval
27
Zie Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 2. Zie Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 3. 29 Zie hoofdstuk1 punt 1.2.3. 30 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, hoofdstuk II. 31 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 8 en 9. 28
20 van faillissement van de reisbemiddelaar of het verhuurkantoor. De verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid beschermt tegen de risico’s die het beroep met zich meebrengt.32 33 De eisen i.v.m. beroepskennis werden strenger. Men kan zichzelf enkel reisexpert noemen als men in het bezit is van een erkend diploma34 of gelijkgesteld (meestal voor personen afkomstig uit het buitenland waar het beroep niet erkend is). Personen die bij het in werking treden van het decreet reeds één jaar voltijds of drie jaar deeltijds werkzaam zijn in een reisbureau worden verondersteld voldoende beroepskennis te hebben. Dit om te voorkomen dat personen die reeds jaren actief zijn in de sector en nooit een diploma hebben behaald terug naar school zouden moeten. Tegelijkertijd werden de nationaliteit- en leeftijdsvereisten geschrapt. Er werd een vereenvoudiging van de administratieve lasten voor de ondernemingen doorgevoerd. Zo werd o.a. de vergunningsprocedure vereenvoudigd en werd de jaarlijkse bijdrage voor de vergunde reisbureaus afgeschaft. De technische vereisten werden versoepeld. Reisbureaus moeten hun producten op eender welke wijze kunnen verkopen en op eender welke locatie (kantoor, beurzen,…). Elk reisbureau of toeristisch verhuurkantoor moet een borgstellingskrediet afsluiten bij een verzekeringsondernemer of kredietinstelling.35 Onder de reisbureauwet moest er een geldelijke borg gestort worden aan de Deposito- en Consignatiekas. Inspectiediensten krijgen meer bevoegdheden. Het decreet voorziet onder meer de mogelijkheid om ondernemingen zonder vergunning stop te zetten. Strafsancties worden vervangen door administratieve sancties, vergunningen kunnen ingetrokken worden en er kunnen geldboetes opgelegd worden. Er werd een adviescomité en een beroepscommissie opgericht.36 Beide worden vertegenwoordigd door deskundigen uit de reissector. Hun belangrijkste taak is de bevoegde minister bijstaan en advies geven i.v.m. de vergunningen. Voor het voldoen aan de nieuwe vereisten van het reisbureaudecreet worden volgende overgangstermijnen opgelegd: “De houders van een vergunning op grond van de wet van 21 april 1965 en hun verkooppunten beschikken over een termijn van drie jaar, ingaand op de datum van de inwerkingtreding van het decreet, om zich te schikken naar de bepalingen ervan. Deze termijn kan worden verlengd met ten hoogste zes maanden, als daarvoor een gemotiveerd verzoek werd ingediend bij Toerisme Vlaanderen. Wie niet vergunningsplichtig is op grond van de wet van 21 april 1965, maar een vergunning moet aanvragen krachtens de inwerkingtreding van dit decreet, moet binnen zes maanden volgend op de 32
Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012. Meer hierover in punt 2.3. 34 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 2. 35 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 3, 4 en 5. 36 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, artikel 17 en 18. 33
21 inwerkingtreding van dit decreet, een vergunningsaanvraag indienen. Deze ondernemingen mogen hun reisbureauactiviteit blijven uitoefenen zonder vergunning tot op het ogenblik van de beslissing tot toekenning of weigering van de vergunning.”37 2.3
Extra bescherming voor de consument
De consument wordt naast het reisbureaudecreet beschermd door enkele federale en Europese wetten en richtlijnen. De Wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument van 14 juli 1991, de Wet handelspraktijken. Deze wet wordt sinds 12 mei 2010 vervangen door de Wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming, de Wet Marktpraktijken. Deze wetgeving regelt de relatie tussen ondernemingen en consumenten op algemene wijze. Deze wet heeft twee algemene doelstellingen. Ze streeft ernaar de loyaliteit van de concurrentie in de commerciële relaties te garanderen. Anderzijds wil ze de bescherming van de consument verzekeren en ervoor zorgen dat hij voldoende en gepaste informatie krijgt.38 Daarbovenop wordt de consument beschermd door de Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, de reiscontractenwet. De reiscontractenwet regelt, in uitvoering van de Europese Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende de pakketreizen, de contractuele verhoudingen tussen reizigers en reisorganisatoren en bemiddelaars. De wet bepaalt onder andere dat de organisator (meestal de touroperator) en de reisbemiddelaar (meestal het reisbureau) blijvend dienen te beschikken over een verzekering tegen financieel onvermogen en een verzekering tegen professionele aansprakelijkheid.39 Artikel 36 van de reiscontractenwet luidt als volgt: “De reisorganisator en/of de reisbemiddelaar die partij zijn bij het contract, dienen aan te tonen dat zij over voldoende garanties beschikken, om in geval van financieel onvermogen, hun verplichtingen jegens de reizigers verder na te komen. Zij dienen ervoor te zorgen dat de reeds voldane bedragen aan de reiziger kunnen worden terugbetaald en, indien de reis reeds een aanvang heeft genomen, moeten zij zorgen voor de repatriëring van de reiziger.” Ten tijde van de reisbureauwet waren er nog geen verplichtingen inzake verzekeringen. Als reactie hierop is er een sectorinitiatief ontstaan, Het Garantiefonds Reizen. Tegen betaling kunnen reisbureaus zich hierbij aansluiten. Dit fonds bestaat uit een onderlinge verzekeringsvereniging (OVV) en heeft als doel de consument te beschermen in geval van faillissement van de reisorganisator, de reisbemiddelaar of het reisbureau. In de praktijk wil dit zeggen dat consumenten die een reis hebben geboekt bij een organisatie die aangesloten is bij Het Garantiefonds Reizen bij faillissement van die organisatie, a) hun reeds betaalde som geld terugkrijgen of b) in geval van faillissement tijdens de reis, hun reis kunnen voortzetten of kunnen gerepatrieerd worden. Het Garantiefonds Reizen biedt dus verzekeringen aan tegen het financieel onvermogen van een reisbureau. Het Garantiefonds Reizen streeft eveneens naar
37
Decreet houdende het statuut van de reisbureaus, 2 maart 2007; Besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2007 tot uitvoering van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus; Departement internationaal Vlaanderen, 19 mei 2012. 38 FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, 2012. 39 FOD Economie K.M.O, Middenstand en Energie, 2012.
22 een preventieve aanpak. Ze proberen faillissementen mee te voorkomen en sporen malafide organisaties op.40 Ondertussen zijn er ook andere organisaties die deze verzekering aanbieden. Een tweede grote speler op dit gebied naast Het Garantiefonds Reizen is verzekeringsmaatschappij De Europese. De verzekering financieel onvermogen die De Europese aanbiedt is mede opgericht door de Vereniging voor Vlaamse Reisbureaus, de VVR.41 De leden van de VVR hebben hun verzekering financieel onvermogen dan ook bij de Europese. De VVR biedt hierin een extra garantie aan, ze staan garant voor het eerste deel van het risico. Met andere woorden, de VVR komt als eerste tussen als er een faillissement is onder hun leden. Daarnaast komen er steeds meer aanbieders van verzekeringen financieel onvermogen op de markt zoals o.a. Belfius waarbij seniorenvereniging OKRA verzekerd is.42 Een verzekering financieel onvermogen is echter geen evidente verzekering om aan te bieden. Het is zowat de enige verzekering waarbij er geen plafond is, er hangt dus een groot risico aan vast.43 De verzekeraars moeten de verzekeringsnemers zeer goed screenen voordat ze ermee in zee gaan. Verder wordt de consument nog beschermd door ‘het Koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de voorwaarden van de verzekering van de professionele aansprakelijkheid van de reisorganisatoren en de reisbemiddelaars jegens de reizigers’. Artikel 1 van dit besluit luidt als volgt: “De overeenkomsten tot verzekering van de professionele aansprakelijkheid van de reisorganisatoren en de reisbemiddelaars jegens de reizigers verlenen ten minste dekking: - voor de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels ten belope van 50 miljoen frank per schadegeval en 5 miljoen frank per reiziger; - voor de materiële schade ten belope van 5 miljoen frank per schadegeval en 100 000 frank per reiziger; - voor de immateriële schade ten belope van 5 miljoen frank per schadegeval en 100 000 frank per reiziger.” De reisorganisatoren en de reisbemiddelaars zijn sinds de reiscontractenwet verplicht deze verzekering voor professionele aansprakelijkheid af te sluiten. Met dit KB worden de voorwaarden hiervoor vastgelegd. Deze verzekering dekt de verzekerde tegen de geldelijke gevolgen van de burgerlijke aansprakelijkheid die hij ten aanzien van derden kan oplopen, en die het gevolg is van nalatigheid of gemaakte fouten door de reisagent of één van zijn medewerkers in de uitoefening van hun beroep.44 In 1983 werd de Geschillencommissie Reizen opgericht door de Vereniging van Vlaamse Reisbureaus (VVR) en de consumentenorganisatie Test-Aankoop. Later toegetreden zijn in 1987 Arcopar45, in 1992 ABTO (Association of Belgian Tour Operators), BTO (Belgian Travel Organisation) en UPAV (Union Professionnelle des Agences de Voyages), in 1993 FBAA (Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers) en in 2000 TRAVEL UNION.46 De Geschillencommissie Reizen regelt de geschillen tussen reizigers enerzijds en reisbemiddelaars en/of reisorganisatoren anderzijds. Dit gebeurt via de rechtbank (arbitraal college) of via
40
Het Garantiefonds Reizen, 2012. Van Eeckhout, 9 januari 2012. 42 Verschoren, 15 januari 2013. 43 De Vriendt, 25 januari 2013. 44 Het Koninklijk Besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de voorwaarden van de verzekering van de professionele aansprakelijkheid van de reisorganisatoren en de reisbemiddelaars jegens de reizigers’, 1995. 45 Een Belgische coöperatieve vennootschap. 46 Waalse beroepsvereniging. 41
23 bemiddeling.47 Een zeer mooi initiatief waarbij de mogelijkheid bestaat om geschillen onderling te regelen.
2.4
Wijzigingen aan het reisbureaudecreet
Ook aan het reisbureaudecreet zijn door de jaren heen verschillende wijzigingen aangebracht. De nood aan deze aanpassingen was al een teken aan de wand. Ook het reisbureaudecreet is voor verbetering vatbaar. De bedoeling van het decreet was namelijk om onduidelijkheden weg te werken en een meerwaarde te creëren. Het is daar echter maar deels in geslaagd. In 2008 en 2009 voerde de Vlaamse Regering een aantal beperkte wijzigingen door. Aangezien een volledige bespreking van alle wijzigingen buiten het bestek van deze verhandeling vallen, zal ik enkel de belangrijkste wijzigingen van 2011 en 2012 toelichten. 2.4.1
Wijziging in 2011
Op 8 juli 2011 werd het reisbureaudecreet aangepast door het ‘decreet tot wijziging van verschillende decreten in het kader van de herstructurering van het agentschap Toerisme Vlaanderen’. Er werd besloten om de bevoegdheden voor de uitvoering en de handhaving van het toeristische logiesdecreet en het reisbureaudecreet over te hevelen van Toerisme Vlaanderen naar het Departement internationaal Vlaanderen. Het Departement internationaal Vlaanderen maakt deel uit van hetzelfde beleidsdomein als Toerisme Vlaanderen. Zo blijft de aansturing van deze taak bij de Minister van Toerisme liggen. De personen bevoegd voor deze materie zijn dezelfde gebleven, ze zijn enkel van dienst veranderd. De hoofdtaken van Toerisme Vlaanderen bestaan niet uit concurrentieregeling en consumentenbescherming en er werd geconcludeerd dat de afdeling die de vergunningen uitgaf weinig affiniteit had met het overige van Toerisme Vlaanderen.48 De uiteenlopende functies van Toerisme Vlaanderen bemoeilijkten de interne werking van het agentschap. Ook naar de buitenwereld toe was het verwarrend dat dezelfde instantie een coachende en controlerende rol speelde. Daarbij komt nog dat er veel kritiek was op het handhavingsbeleid van Toerisme Vlaanderen inzake de vergunningen opgelegd door het reisbureaudecreet. Naast het verlenen van de vergunningen was het ook hun taak om sancties op te leggen aan overtreders van het decreet. In de vier jaar dat Toerisme Vlaanderen hier voor instond hebben ze twaalf organisaties gesanctioneerd, tien keer met een boete en twee organisaties moesten sluiten. Volgens o.a. de VVR zijn er veel meer malafide organisaties en was Toerisme Vlaanderen veel te laks op dit gebied. Naar eigen zeggen waren ze daardoor genoodzaakt om zelf organisaties voor de rechter te dagen. Ze waren dit dan ook grondig beu en hebben hun ongenoegen doorgegeven aan de bevoegde minister. Toerisme Vlaanderen zelf had als tegenargument dat ze sancties slechts uitvoeren als het niet anders kan. Ze geven bedrijven steeds zes maanden om hun zaken op orde te brengen voordat er effectief een sanctie wordt doorgevoerd.49 De heer Jos Vercruysse, afdelingshoofd van de afdeling Toeristisch Ondernemen en Strategische Goederen bij het Departement internationaal Vlaanderen voegt hier nog het volgende aan toe: “door het zeer brede toepassingsgebied van het decreet en de ontwikkeling op vlak van verkoop via 47
Departement internationaal Vlaanderen, 19 mei 2012. Vercruysse, 28 januari 2013. 49 Bergmans, 4 augustus 2011, p.4. 48
24 het internet begon het aantal overtreders gestaag te groeien. Gelijklopend daarmee begonnen steeds meer mensen en organisaties zich af te vragen of het decreet wel te handhaven was. Dit voedde de bewering dat er een gebrek aan handhaving was.”50 Het is de bedoeling dat Toerisme Vlaanderen zich in de toekomst enkel met haar drie kerntaken zal bezighouden, namelijk: -
-
het uitbouwen van een toeristisch kennis- en innovatiecentrum voor toerisme in Vlaanderen. Hierbij worden alle taken met betrekking tot onderzoek, vorming, kennisontwikkeling en adviesverlening binnen eenzelfde, versterkte afdeling georganiseerd; het voeren van een kennis- en strategiegedreven marketing voor bestemming Vlaanderen. Hierbij moet promotie en imagovorming van Vlaanderen centraal staan; derde kerntaak is het bieden van klantgerichte ondersteuning aan de toeristische sector. Hiervoor worden financiële en sensibiliserende middelen ingezet om kwaliteitsvolle, toegankelijke en waardevolle toeristische producten te stimuleren.51
Het Departement internationaal Vlaanderen helpt de Vlaamse Regering met het internationaal beleid. Ze brengt alle belangrijke partners die hiervoor nodig zijn samen. Het bouwt zo mee aan een open, ondernemend en een eensgezind Vlaanderen, dat zich inzet voor een democratische, aangename en bloeiende samenleving. De belangrijkste doelen van het Departement internationaal Vlaanderen zijn het behartigen van de internationale belangen van Vlaanderen, het internationaliseren van de Vlaamse economie, het bevorderen van de groei van het toerisme naar en in Vlaanderen en de armoede in de wereld bestrijden.52 Met dit decreet zijn ze vanaf nu dus ook bevoegd voor het uitvoeren en handhaven van het logiesdecreet53 en het reisbureaudecreet. 2.4.2
Wijziging in 2012
Op 17 februari 2012 werd het ‘decreet tot wijziging van decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus’ goedgekeurd. Dit decreet voegt een punt 6 toe aan artikel 3 van het reisbureaudecreet. Dit nieuwe punt voorziet een uitzondering van vergunningsplicht voor ondermeningen waarvan de reisbureauactiviteit enkel betrekking heeft op de verkoop van waardebonnen onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn: -
50
de waardebonnen mogen alleen gebruikt worden voor logies of voor een combinatie van logies en vervoer als er geen vliegverkeer inbegrepen is; de waardebonnen moeten vrij overdraagbaar zijn; ze moeten geldig zijn gedurende een periode van zes maanden na aankoop; ze moeten keuze bieden tussen ten minste drie verschillende logies of combinatie van logies en vervoer;
Vercruysse, 28 februari 2013. Ontwerp van decreet tot wijziging van verschillende decreten in het kader van de herstructurering van het agentschap Toerisme Vlaanderen, 27 april 2011. 52 Departement internationaal Vlaanderen, 2012. 53 Bepaald de voorwaarden waaraan logies en aanbieders van logies aan moeten voldoen. 51
25 -
ze mogen enkel het aanbod voorstellen, de definitieve keuze van het tijdstip en de logies of de combinatie van vervoer en logies moet de houder van de waardebon beslissen.54
De aanleiding voor dit decreet is in hoofdzaak de rechtszaak die de VVR op 26 januari 2011 heeft aangespannen tegen Thomas Cook. Deze heeft in september 2010 de ‘Travelbox’ op de markt gebracht. De ‘Travelbox’ is vergelijkbaar met een ‘Bongobon’ of ‘Vivabox’ en houdt voornamelijk waardebonnen voor logies in. Deze box wordt fysiek niet verkocht door Thomas Cook of één van haar dochtermaatschappijen maar door andere, niet vergunde ondernemingen, zoals Standaard Boekhandel, Fnac en Dreamland. Thomas Cook deed volgens de VVR aan concurrentievervalsing omdat de externe verkooppunten niet moeten voldoen aan de strenge voorwaarden inzake vergunningen. Dat voorgenoemde bedrijven een hogere commissie kregen dan de vergunde reisbureaus op de verkoop van deze artikelen was nog een extra doorn in het oog van de VVR.55 Het standpunt van de VVR luidt als volgt: “de verkoop van een dergelijk product is een bemiddelingsactiviteit die valt onder art. 2 2° van het reisbureaudecreet. (…) Volgens het reisbureaudecreet is partijen bij elkaar brengen om tot een reisovereenkomst over te gaan al voldoende om dit als vergunningsplichtige reisbureauactiviteit te kwalificeren. Iemand die een contractsluiting voorbereidt en de reiziger ertoe beweegt om een reiscontract te sluiten is dus een bemiddelaar.”56 Op 15 september 2011 heeft de Rechtbank van Koophandel te Dendermonde de VVR over de volledige lijn gelijk gegeven. Dit werd nog eens bevestigd door het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 5 december 2011. Volgens deze uitspraken handelen de doorverkopers van de ‘Travelbox’ in reisactiviteiten en zijn zo onderworpen aan de vergunningsplicht van het reisbureaudecreet. Door een dergelijke interpretatie zou men dus kunnen stellen dat alle cadeaubonnen die een verblijf in logies aanbieden, niet meer verkocht mogen worden door de distributiekanalen waar de consument ze meestal aankoopt. Tenzij deze kanalen zich in regel zouden stellen conform het reisbureaudecreet. De indieners van het decreet van 17 februari 2012 zien echter een verschil tussen een waardebon en een voucher. Als men een voucher verkoopt waarmee men slechts bij één aanbieder terecht kan, dan moet men over een reisbureauvergunning beschikken omdat er dan een voorschot werd betaald op één welbepaald reiscontract. Wie een waardebon koopt, moet nog een contract afsluiten met een aanbieder. Hij moet zijn keuze nog maken en dat is iets anders. Er is nog geen reiscontract afgesloten. Het is volgens de indieners niet nuttig om de verkoop van dergelijke bonnen te beschouwen als een vergunningsplichtige activiteit. Ze zouden dan moeten voldoen aan alle decretale voorwaarden qua beroepsbekwaamheid en financiële aspecten. Dit was niet de initiële bedoeling van de decreetgevers en daarom wordt deze aanpassing dan ook doorgevoerd.57 Na deze wijziging aan het reisbureaudecreet mag de ‘Travelbox’ dus terug verkocht worden in niet vergunde verkooppunten. Thomas Cook is ondertussen echter gestopt met de distributie van de
54
Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, gewijzigd bj decreet van 17 februari 2012. De Standaard, 7 februari 2012. 56 VVR, 3 november 2011. 57 Voorstel van decreet van de heer Lieven Dehandschutter, mevrouw Karin Brouwers, de heren Kurt De Loor, Willy Segers en Johan Verstreken, mevrouw Els Robeyns en de heer Ward Kennes tot wijziging van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 6 februari 2012. 55
26 ‘Travelbox’ wegens niet rendabel. De aanpassing van het decreet heeft wel enkele andere aanbieders ontlast van de vergunningsplicht.
2.5
Evaluatie reisbureaudecreet
Voordat ik het hoe en waarom van de afschaffing van het decreet ga bespreken evalueer ik het eerst. Om te beginnen heeft de Vlaamse Regering het decreet onder de loep genomen. Deze evaluatie werd reeds voorgesteld in de Beleidsnota Toerisme 2009-2014. Viceminister-president van de Vlaamse Regering, de heer Geert Bourgeois heeft de evaluatie van het decreet ten slotte gepland in zijn Beleidsbrief Toerisme 2011-2012. Het Departement internationaal Vlaanderen heeft de taak gekregen om een onderzoek te voeren naar de werking van het reisbureaudecreet en heeft vervolgens op 24 april 2012 het evaluatierapport ‘evaluatie van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus’ voorgesteld in de Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetevaluatie, Inburgering en Toerisme. Deze evaluatie was reeds lang gepland voor enkele gerechtelijke uitspraken58 die het debat over het nut en de toepassing van het decreet in een stroomversnelling brachten. Door de veranderingen in de reissector werd door velen de vraag gesteld of het decreet wel een meerwaarde betekende en in zijn huidige vorm kon blijven bestaan. Het onderzoek van het Departement internationaal Vlaanderen liep van 9 december 2011 tot 6 april 2012 en heeft betrekking op de jaren 2006 tot en met 2011. Er werden gegevens verzameld op drie verschillende manieren:
58
-
er werd een kwantitatief onderzoek gevoerd waarbij verschillende factoren werden onderzocht zoals het aantal vergunde ondernemingen, de omzet, de tewerkstelling, het aantal faillissementen en stopzettingen in de reisbureausector. Verder werd de behandeling van klachten door de Geschillencommissie Reizen onderzocht, het borgstellingskrediet, het aantal handhavingsdossiers59 van de verzekering financieel onvermogen, het aantal administratieve sancties, het aantal boetes en de kosten voor de Vlaamse Overheid voor de uitvoering van dit decreet.
-
er werd een schriftelijke bevraging rondgestuurd tussen 23 februari en 14 maart 2012. Volgende sectoren ontvingen een vragenlijst: de reisbureaus, de toeristische verhuurkantoren, het onderwijs, de luchtvaartmaatschappijen, de busmaatschappijen, de sector van de cadeaubonnen en de socio-culturele jeugd- en sportverenigingen. Naast deze personen werden er eveneens enkele experts geïnterviewd. Ook enkele andere sectoren zoals de affiliate websites60, Test-Aankoop, Fedis en het bisdom Gent61 werden om hun mening gevraagd.
VVR versus Thomas Cook (Travelbox), 15 september 2011; VVR versus Okra, 26 maart 2012,… Mate waarin de vergunningsregeling wordt nageleefd. 60 Men spreekt van affiliate websites wanneer er een vergoeding wordt betaald als bezoekers een bepaalde actie ondernemen die het onderwerp is van de overeenkomst tussen de affiliate website en de aanbieder. Hiervoor bestaan 2 manieren; banners worden geplaatst op een website, in dat geval kan de consument doorklikken naar de betreffende site waar reclame voor wordt gemaakt of er worden bepaalde data van een reisbureau geïntegreerd op de affiliate website, op die manier kan de consument onmiddellijk aanbiedingen zien. 61 Het Bisdom Gent is betrokken geweest bij enkele rechtszaken aangespannen op grond van het reisbureaudecreet i.v.m. door hun georganiseerde reizen. 59
27 -
het derde deel van het onderzoek bestond uit de bevraging van de instanties die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van vergunningen, de aanvragen en de handhaving.62
De bedoeling van deze evaluatie was na te gaan of het decreet zijn oorspronkelijke doelstellingen heeft bereikt en of er eventuele ongewenste effecten uit zijn voortgevloeid. Er werd ook nagegaan of het decreet voldoende rekening houdt met ontwikkelingen in de sector. In wat volgt, licht ik de belangrijkste vaststellingen toe, die uit het evaluatierapport naar voor zijn gekomen. Ondertussen probeer ik ook zelf een antwoord te vinden op de gestelde vragen. 1. Verhoogd het reisbureaudecreet de bescherming van de consument? Na onderzoek is het Departement internationaal Vlaanderen tot volgende conclusies gekomen: -
al de betrokken partijen zijn het erover eens dat de consument vandaag de dag een hoge graad van bescherming geniet als een vergund reisbureau of toeristisch verhuurkantoor failliet gaat, of in geval van schade;
-
al de betrokken partijen zijn het er ook over eens dat de essentiële zaken ter bescherming van de consument in de reissector zijn vastgelegd in de reiscontractenwet van 1994 en in de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming. Het reisbureaudecreet heeft geen materiële elementen ter bescherming van de consument toegevoegd;
-
de bestaande beschermingsmechanismen zijn wel uitgebreid door het reisbureaudecreet. De reisbemiddelaars zijn nu ook vergunningsplichtig, dit was niet het geval ten tijde van de reisbureauwet;
-
de Geschillencommissie Reizen heeft een sterke daling van het aantal klachten genoteerd tijdens de jaren 2006-2010. Dit kan wijzen op een daling van het aantal gedupeerde consumenten en/of op een kwaliteitsverhoging van de sector. Er is echter geen verband gelegd tussen deze vaststellingen en het reisbureaudecreet;
-
als laatste werd vastgesteld dat een strenger handhavingsbeleid heeft geleid tot een betere bescherming van de consument.63
Ik kan hier nog aan toevoegen dat het reisbureaudecreet volgens mevrouw Anne Moriau, reisexperte bij Test-Aankoop geen echte meerwaarde biedt voor de consument. Test-Aankoop heeft volgens haar dan ook nooit geijverd voor dit decreet. Alle bescherming van de consument zit vervat in de federale wetgeving.64 Volgens de heer Mark De Vriendt, general manager bij Het Garantiefonds Reizen behoort de consument in België bij de best beschermde van Europa als het aankomt op reizen.
62
Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012. 63 Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 28 - 34; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012, p.5. 64 Moriau, 17 januari 2013.
28 De Europese Richtlijn voor pakketreizen, waar de reiscontractenwet is uit voortgevloeid, is in België vertaald naar een wet waar zowel reisorganisatoren als bemiddelaars onder vallen. In de meeste andere landen vallen enkel reisorganisatoren onder de wet.65 Feit is natuurlijk wel dat het reisbureaudecreet niet als iets negatief voor de consument kan worden ervaren. De consument is nu wel zeker dat als hij een reisbureau binnenstapt dat het met alle vergunningen in orde is (in theorie dan toch). Zonder het decreet is dat nog maar de vraag. Hoewel de verkopers en bemiddelaars van reizen dan nog wel onder de reiscontractenwet vallen en bijgevolg nog steeds verplicht zullen zijn om een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten, is de controle op het naleven van deze wetgeving minder evident. Het is immers moeilijk om na te gaan óf en wáár iemand verzekerd is. 2. Is het aantal reisbureaus in Vlaanderen stabiel gebleven of toegenomen sinds de invoering van het reisbureaudecreet? Het aantal vergunde reisbureaus en toeristische verhuurkantoren is de laatste jaren redelijk stabiel gebleven. In 2010 is er een terugval geweest maar hiervoor wordt een combinatie van drie oorzaken aangehaald: de economische crisis die heeft geleid tot minder boekingen, het verstrijken van de overgangstermijn van het reisbureaudecreet op 1 september 2010 en het feit dat heel wat Brusselse kantoren sinds 2010 niet meer in de lijst zijn opgenomen. Dit is goed nieuws voor de Vlaamse reisindustrie. Ondanks de toenemende concurrentie van het internet en van buitenlandse aanbieders heeft ze goed stand gehouden.66 Het is algemeen geweten dat het vandaag de dag niet meer zo eenvoudig is om te overleven als reisbureau dan pakweg 10 tot 20 jaar geleden. En dit komt vooral door het internet. Het is moeilijk om te concurreren met de prijzen en keuze die de consument daar heeft. Reisagenten die het internet in hun voordeel gaan gebruiken en zich door kun kennis en service kunnen onderscheiden van de anderen zullen overleven. De reisagenten die niet mee zijn met hun tijd zullen het moeilijk krijgen, met of zonder het reisbureaudecreet. 3. Is het reisbureaudecreet erin geslaagd om vormen van oneerlijke concurrentie te bestrijden? Het reisbureaudecreet heeft extra middelen gecreëerd om oneerlijke concurrentie te bestrijden. De inspectiediensten van de Vlaamse Overheid hebben meer bevoegdheden gekregen. Zo worden administratieve sancties en boetes mogelijk en in sommige gevallen kan zelfs stopzetting van de onderneming worden bevolen. Ook de sector zelf kan exploitanten nu in het oog houden en ze aangeven bij niet naleving van de vergunningsvoorwaarden. Dat dit ook effectief gebeurt kan men zien aan het aantal rechtszaken dat door individuele reisbureaus en door de VVR werden aangespannen. Dit alles heeft ertoe geleid dat in totaal 31 ondernemingen hun activiteiten moesten stopzetten. 67 Doordat de voorwaarden voor de vergunning wettelijk opgelegd zijn is het redelijk gemakkelijk om overtreders op te sporen. Er is in principe één databank waar bedrijven met een vergunning te vinden zijn, al de andere zijn in principe niet in orde. Aan de andere kant kunnen we misschien stellen dat het decreet te protectionistisch gewerkt heeft en te weinig concurrentie heeft toegelaten waardoor de sector een beetje in slaap is gewiegd. 65
De Vriendt, 25 januari 2013. Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 35 - 39; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012, p.5. 67 Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 40-41; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012, p.5. 66
29 4. Is het reisbureaudecreet erin geslaagd om een algemene regeling in te voeren voor socioculturele verenigingen? De bedoeling van de wetgever was, via een algemene regel, duidelijkheid te brengen i.v.m. de vergunningsplicht voor de socio-culturele verenigingen. Deze regel moest vermijden dat de sector nog langer het voorwerp was van gerechtelijke procedures. Het reisbureaudecreet is in deze opzet niet geslaagd. Er is een veelvoud van rechtszaken aangespannen tegen allerlei socio-culturele verenigingen. Meestal door de VVR, maar ook door andere reisorganisatoren. Sommige van deze rechtszaken zijn uitgesproken in het voordeel van de socio-culturele organisatie en andere dan weer in het voordeel van de aanklager. Feit is dat als het decreet tot op de letter werd toegepast er vele verenigingen in overtreding waren. Het is echter nooit de bedoeling geweest van de wetgever om zo ver te gaan. Maar doordat het niet altijd duidelijk was wie nu juist wel en wie niet onder het decreet viel was er nood aan duidelijkheid omtrent het toepassingsgebied. De veroordeling van OKRA in 2012 heeft het debat hierover nog extra gevoed. OKRA, de ouderenbeweging van het Christelijk Ziekenfonds mocht na een rechtszaak, aangespannen door de VVR geen reizen meer organiseren. OKRA kon namelijk niet aantonen dat die reisactiviteiten gebeurden met niet-commerciële doeleinden en binnen het kader van haar volwassenenwerk. In het geval van OKRA is naar mijn mening een terechte uitspraak gedaan. Op de website van OKRA is een reisbrochure van OKRA zelf te downloaden met daarin allerlei soorten reizen. Of het organiseren van deze reizen enkel voor socio-culturele doeleinden zonder winstoogmerk gebeurde betwijfel ik sterk. Bovendien heeft OKRA ondertussen een reisbureauvergunning en mag nu dus naar hartenlust reizen organiseren. Maar OKRA is lang niet de enige vereniging die problemen had door het toepassingsgebied van het decreet. Daarnaast heeft de socio-culturele sector nog andere praktische problemen als het aankomt op het organiseren van reizen. Indien de vereniging is vrijgesteld van vergunningsplicht conform artikel 3§2 van het reisbureaudecreet valt ze sowieso toch onder de reiscontractenwet bij het organiseren van reizen en moeten ze bijgevolg aan de opgelegde voorwaarden voldoen. Het Garantiefonds Reizen staat er naar eigen zeggen voor open om verenigingen die vrijgesteld zijn van vergunningsplicht een verzekering financieel onvermogen te geven,68 maar de voorwaarden om deze verzekering te verkrijgen zijn vaak te zwaar voor deze organisaties. Zo moeten ze financiële garanties kunnen geven die niet altijd haalbaar zijn voor een non-profit organisatie. Als de socio-culturele vereniging dan toch een vergunning wil bekomen dan is dit eveneens door de financiële vereisten en de vereisten inzake beroepsbekwaamheid zeer moeilijk. Daarbij komt dat zelfs als ze samenwerken met een vergund reisbureau ze volgens de interpretatie van het decreet vergunningsplichtig zijn omdat ze onder de rol van bemiddelaar vallen.69
68
De Vriendt, 25 januari 2013. Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 42 - 46; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012, p.6. 69
30 5. Heeft het reisbureaudecreet bijgedragen tot een gunstiger ondernemingsklimaat voor de reissector in Vlaanderen? De wetgever streefde met het reisbureaudecreet een administratieve lastenverlaging na ten opzichte van de reisbureauwet. De aanpassing van de vergunningsvoorwaarden heeft ook effectief geresulteerd in een daling van de administratieve lasten. De jaarlijkse bijdragen voor de reisbureaus werden afgeschaft, de bewijslast om een vergunning te bekomen werd verminderd en de vergunningsprocedure zelf werd vereenvoudigd. Wie vroeger niet onder de reisbureauwet viel, ervaart uiteraard wel bijkomende administratieve lasten. Maar het heeft de toename van nieuwe ondernemingen niet verhinderd, ondanks het feit dat het algemene ondernemingsklimaat in Vlaanderen minder goed geëvolueerd is dan in onze buurlanden.70 6. Houdt het reisbureaudecreet genoeg rekening met de nieuwe ontwikkelingen in de sector? De reissector is een sector die voortdurend in beweging is. De technologische evoluties en het internet hebben de sector blijvend veranderd. De Europese Commissie concludeert na onderzoek dat om de tien jaar 80 % van de technologie in de reissector wijzigt. Vandaag de dag worden ongeveer 40 % van alle reizen via het internet geboekt en dit aantal blijft stijgen. Er komen ook steeds meer nieuwe fenomenen op de mark zoals affiliate marketing, e-mailmarketing, mobiele reisagenten en dergelijke. Het vergunningsstelsel zou geen remmend effect mogen hebben op deze nieuwe ontwikkelingen in de markt. Na de schriftelijke bevraging kwam men tot de conclusie dat de meningen hierover verdeeld zijn. De VVR, Travelcoop en Jetair vinden dat alle nieuwe evoluties in de sector mogelijk zijn zolang ze voldoen aan de vergunningsvereisten. Heel wat andere respondenten vinden dat het decreet niet voldoende toekomstgericht is en vervolgens een struikelblok voor innovatie in de sector. Ikzelf deel deze mening. Het kan ook een concurrentieel nadeel opleveren voor ondernemingen gevestigd in Vlaanderen omdat zij een vergunning nodig hebben tegenover elders gevestigde ondernemingen die geen vergunning nodig hebben. Het reisbureaudecreet zou voor ondernemingen een aanleiding kunnen zijn om hun zaak te verhuizen naar het buitenland.71 7. Heeft de invoering van het reisbureaudecreet geleid tot ongewenste effecten? Om te beginnen is er nogal onduidelijkheid over het toepassingsgebied van het decreet. Het was nochtans de bedoeling om dit ten opzichte van de reisbureauwet te verduidelijken. Iedereen die zich op de reismarkt begeeft en reisproducten aanbiedt, voorstelt of voorbereidend werk doet voor de verkoop ervan, wordt als bemiddelaar beschouwd. Enkel de in artikel 3 §2 van het reisbureaudecreet aangegeven sectoren zijn vrijgesteld van vergunning. Deze onduidelijkheid heeft al zeker tot een zestal rechtszaken72 geleid waarbij de vrijstelling van vergunningsplicht werd betwist. Het decreet werd in februari 2012 al eens aangepast om bepaalde zaken vrij te stellen van vergunningsplicht, maar rust is er daardoor niet gekomen.
70
Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 47 - 52; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012, p.6. 71 Departement internationaal Vlaanderen, 19 mei 2012. 72 VVR/OKRA, VVR/Bedevaarten Bisdom Gent, VVR/Socialistische Mutualiteiten, Schoeters Reizen/Onafhankelijk Ziekenfonds, VVR/Snowbite, VVR/Icebreak.
31 Het toepassingsgebied resulteert in een aantal problemen voor enkele specifieke sectoren. Dit is onder andere zo voor de affiliate websites (zie voetnoot 45). Het adverteren via het internet en de media is in principe niet vergunningsplichtig. De uitgever mag in dat geval enkel de functie van doorgeefluik vervullen. Als men actief promo’s gaat bedingen voor de lezers wordt dit wel beschouwd als een vorm van bemiddelen en dan zijn ze wel vergunningsplichtig. Een voorbeeld hiervan is de recente veroordeling van GCV Barvee. Zij beheren de website www.zomerbrochure.be. De rechtbank van Gent heeft geoordeeld dat hun activiteiten in strijd waren met het reisbureaudecreet en meer bepaald met de term ‘bemiddeling’ in het decreet. Op de website www.zomerbrochure.be worden brochures van verschillende touroperators voorgesteld. Men kan van hieruit dan doorklikken naar de website van de desbetreffende aanbieders. Volgens de rechtbank werd er minstens de indruk gegeven dat er advies wordt verstrekt over waar men een vakantie kan boeken en dit maakt ze vergunningsplichtig. De reactie van GCV Barvee op dit vonnis luidt als volgt: “De succesvolle reiswebsite www.zomerbrochure.be is door de VVR, Vereniging van Vlaamse Reisbureaus veroordeeld omdat het zonder reislicentie aan reisbemiddeling doet. Dit betekent dat alle Vlaamse reiswebsites en blogsites met betaalde links naar reisaanbiedingen van het net kunnen gehaald worden. Wij vinden dat deze protectionistische houding van de VVR niet gepast is en betreuren het dat de Vlaamse wetgever geen specifiek kader gecreëerd heeft voor online marketing in de reissector. De sector van affiliate marketing is wereldwijd aan een enorme opmars bezig. Bij affiliate marketing krijgt de reiswebsite een kleine vergoeding van de reisorganisatie voor het aanbrengen van een klant. Dat is een moderne vorm van online marketing, die ook in andere sectoren wereldwijd bestaat. Alleen in Vlaanderen wordt elk ondernemerschap in deze moderne vorm van marketing tegengehouden. We zijn het eens dat bedrijven die reizen verkopen een reislicentie moeten hebben om de consument te beschermen dat hij bij een betrouwbare partij boekt (Jetair, Thomas Cook, etc). Maar we zijn er helemaal NIET mee eens dat het adverteren over een specifieke reisaanbieding aan een licentie moet onderworpen zijn. Dit is totaal achterhaald, wereldvreemd en protectionistisch. Wij vinden dat de VVR het reisdecreet over reisbemiddeling misbruikt om de reisbureaus te beschermen tegen de opkomst van online reisadvies. Wereldwijd zoeken mensen hun reizen meer en meer uit via het internet. Dan is het ook logisch dat er ondernemers zijn die inspelen op de opportuniteit om online reizen te promoten. Vlaanderen is de enige regio ter wereld waar je een reislicentie nodig hebt voor affiliate reiswebsites! En om deze reislicentie te bekomen moet je aan allerlei criteria voldoen (zoals aantoonbare ervaring in reissector, kapitaal garanties, etc). Ondanks dat www.zomerbrochure.be geen reizen verkoopt, en zelfs geen consument als klant heeft, is het verplicht om zijn reiswebsite van het net te halen door een wetgeving die erop gericht is om de consumenten te beschermen. Wie kan dit begrijpen?”73 Toenmalig federaal Minister van Ondernemen, de heer Vincent Van Quickenborne geeft de heer Bart De Sloover, de man achter de website, groot gelijk en voegt hier het volgende aan toe: “Ik vind
73
Barvee, 1 maart 2012.
32 het zeer vreemd dat iemand die online tips geeft, of doorlinkt naar andere sites, zomaar voor de rechtbank kan worden gedaagd.”74 Deze regelgeving kan eveneens voor bijkomend concurrentieel nadeel zorgen voor dergelijke bedrijven gevestigd in Vlaanderen. Bij affiliate websites heeft de consument nauwelijks oog voor de vestiging van de onderneming. Dit kan nadelig zijn voor de Vlaamse economie, want als de online aanbieder zich buiten het Vlaams Gewest bevindt valt hij niet onder het reisbureaudecreet. Bijgevolg is dit oneerlijke concurrentie voor de Vlaamse aanbieders die wel onder de strenge voorwaarden van het decreet vallen. Er moet duidelijk een scherper onderscheid gemaakt worden tussen wat mag en wat niet mag. Op basis van deze interpretatie vallen diverse andere media zoals tijdschriften (vb. Flair, Libelle, Knack) en kranten die reizen adverteren ook onder het reisbureaudecreet. De klachten van de betrokken partijen op dit gebied zijn niet in dovemansoren gevallen. Op de Plenaire Vergadering van 7 maart 2012 pleitte minister Geert Bourgeois voor een duidelijk onderscheid tussen louter adverteren en bemiddelen. Enkele uitspraken die gedaan werden tijdens de plenaire vergadering zijn: “De affiliate websites zijn een ander verhaal. Advertentieruimte op het internet of in papieren of audiovisuele vorm zijn iets anders, en ook de rechter is die mening toegedaan. Elke touroperator en elk reisbureau kan daarvan gebruikmaken. (…) Bij de evaluatie van het decreet moeten wij een scherp onderscheid maken tussen een bemiddeling in fysieke of virtuele vorm – wat van het decreet niet mag – en het aanbieden van advertentieruimte.” Zoals in het antwoord op vraag 4 reeds werd toegelicht, is het toepassingsgebied ook niet duidelijk voor de socio-culturele sector. Enkel de organisaties en verenigingen die volgens artikel 3 §2 van het decreet uitdrukkelijk worden vrijgesteld vallen buiten het toepassingsgebied. Voor de anderen geldt dat ze vergunningsplichtig zijn ook al werken ze samen met een reisbureau. Een andere sector die problemen heeft met het toepassingsgebied zijn de professionele congresorganisatoren (PCO) en de immo-kantoren die bezichtigingsreizen organiseren voor potentiële kopers van onroerend goed in het buitenland. Zij zijn vergunningsplichtig onder het reisbureaudecreet, ook al werken ze samen met een reisbureau. Een deel van deze sector pleit dan ook voor vrijstelling van vergunningsplicht. Een ander probleem situeert zich op het gebied van het gebruik van de titel ‘reisbureau’. De Rechtbank van Koophandel te Antwerpen heeft op 21 december 2010 een vonnis uitgesproken tegen ‘Travel Experts’. Deze reisorganisatie mag voor een bijkomend verkooppunt niet de benaming ‘reisbureau’ gebruiken. Artikel 4 van het reisbureaudecreet stelt namelijk: “Niemand mag de titel van reisbureau of enige andere titel die de indruk zou geven dat hij houder is van een vergunning in de zin van dit decreet, voeren, tenzij hij houder is van de vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 7.” Dus ook al beschikt het bijkomend verkooppunt over de noodzakelijke toestemming dan nog, mag het de naam ‘reisbureau’ niet gebruiken. De benaming is volgens het vonnis strikt voorbehouden voor
74
Dka, 31oktober 2011.
33 reisbureaus die beschikken over een vergunning en dus niet automatisch voor een filiaal van deze organisatie. Daarenboven is het reisbureaudecreet in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn van 2006 die juist ijvert voor een vrij verkeer van diensten tussen de EU-landen, en een vereenvoudiging van de administratieve lasten tussen de landen onderling op het gebied van vrij verkeer van diensten en vrijheid van vestiging.75 Dat enkel organisaties met een vestiging in Vlaanderen een reisbureauvergunning kunnen verkrijgen belemmert het vrij verkeer van diensten. Als iemand bijvoorbeeld gevestigd is in Brussel, en ook de Vlaamse markt wil veroveren, dan moet hij een kantoor hebben in Vlaanderen om voor een vergunning in aanmerking te komen om vervolgens in orde te zijn.76 De Dienstenrichtlijn werd reeds uitgevaardigd voor de inwerkingtreding van het reisbureaudecreet. Omdat beiden op ongeveer hetzelfde moment werden voorbereid en de teksten voor het decreet al af waren toen de Dienstenrichtlijn werd uitgevaardigd, heeft men hier geen rekening meer mee gehouden. De indieners van het reisbureaudecreet wisten dus al van in het begin dat het decreet eigenlijk in strijd was met de Dienstenrichtlijn.77 Naar aanleiding van deze evaluatie en mijn eigen bevindingen kom ik tot de conclusie dat het reisbureaudecreet heel wat gebreken bevat. Vooral het toepassingsgebied is onduidelijk. Het evaluatierapport van het reisbureaudecreet uitgevoerd door het Departement internationaal Vlaanderen is een belangrijke factor geweest in het bepalen van de meerwaarde van het reisbureaudecreet. Hierbij moet ik wel vermelden dat tijdens de evaluatie van het decreet, er enkel is onderzocht, of het decreet een meerwaarde bood ten opzichte van de oude wet uit 1965. Er is niet onderzocht welke maatregelen er eventueel genomen konden worden naar aanleiding van de conclusie.78 Wat vinden de professionals uit de sector van het reisbureaudecreet? Volgens de heer Antoon Van Eeckhout, oprichter en penningmeester van de VVR betekent het reisbureaudecreet een grote meerwaarde voor de sector en voor de consument. De consument en de sector zijn volgens hem optimaal beschermd. Er zijn naar zijn mening slechts drie minimale problemen ten gevolge van het reisbureaudecreet. Met name het probleem met de ‘Travelbox’ van Thomas Cook dat intussen is opgelost, de affiliate websites en de socio-culturele sector. In de socioculturele sector werden er in 2011 zes verenigingen gedagvaard door de VVR waarvan er vier werden veroordeeld en twee vrijgesproken. Deze problemen zijn volgens de heer Van Eeckhout geen grote problemen en wegen zeker niet op tegen de voordelen van het decreet, zoals het opleggen van verplichte voorwaarden voor iedereen die reizen wil verkopen.79 Volgens de heer Bernard Tuyttens, secretary general bij BTO heeft het reisbureaudecreet zijn verdienste. Het is volgens hem goed dat men competitief kan zijn met bedrijven die ook beroepskennis moeten hebben en aan de voorwaarden moeten voldoen. Aan de andere kant is BTO nooit echt vragende partij geweest voor het decreet. Eén van de minpunten volgens de heer Tuyttens is dat
75
Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt [Publicatieblad L 376 van 27.12.2006]. 76 Departement internationaal Vlaanderen, 19 april 2012, p. 56 - 63; Gedachtewissel over het evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbueaus, 5 juni 2012, p.7. 77 Vercruysse, 28 januari 2013. 78 Vercruysse, 28 januari 2013. 79 Van Eeckhout, 8 januari 2013.
34 kantoren aangesloten bij IATA80 twee waarborgen moeten geven, een waarborg aan IATA, voor het uitschrijven van vliegtuigtickets en een waarborg voor het bekomen van de reisbureauvergunning. Bovendien werd het decreet volgens hem verkocht als een consumentenbescherming maar die is federaal geregeld. Het decreet is te protectionistisch en vooral bedoeld om anderen buiten de markt te houden (het adviescomité besliste of iemand een vergunning kreeg en dit verliep niet altijd even eerlijk). Daarnaast is het Vlaamse decreet volgens hem ontoereikend omdat het enkel bevoegd is voor bedrijven die op Vlaams grondgebied gevestigd zijn.81 Volgens de heer Rudi Verschoren, bestuurder bij Vlara en account manager travel bij Allianz Global Assistance zit het reisbureaudecreet redelijk goed in elkaar. Hij klaagt echter over het feit dat er nooit promotie is gevoerd voor het kenbaar maken van de vergunning bij het grote publiek. Dit was bij de start beloofd door de Vlaamse Regering. Dit is volgens hem een gemiste kans. 82 De heer Jos Vercruysse, afdelingshoofd van de afdeling Toeristisch Ondernemen en Strategische Goederen bij het Departement internationaal Vlaanderen zegt dat het de bedoeling was om de reisbureauvergunning als kwaliteitsstandaard te promoten naar de consument toe. Het vergunningsschild van ‘vergund reisbureau’, dat iedereen die een vergunning kreeg ontving, had als doel de vergunninghouders te promoten als vakbekwame en solvabele partners. Vele houders deden echter weinig of geen moeite om dit schild, waar ze toch wel wat inspanning voor gedaan hadden om het te bekomen, promotioneel te gebruiken. Het werd meer niet dan wel op een duidelijk zichtbare plaats opgehangen. De reisbureaus maakten het hebben van de vergunning niet kenbaar aan hun klanten. Ze hadden die beroepsfierheid niet. Hierin zijn ze dus zelf een beetje tekort geschoten.83 Volgens de heer Mark De Vriendt, general manager bij Het Garantiefonds Reizen had het decreet sowieso zijn nut, al was het maar om nieuwe spelers op de markt grondig te doen nadenken over het hebben van voldoende financiële middelen en professionele bekwaamheid om in de sector op te treden.84
80
IATA is een internationale handelsorganisatie die als aanspreekpunt en vertegenwoordiger optreedt voor bijna de volledige luchtvaartindustie. Luchtvaartmaatschappijen die lid zijn van IATA hebben de uitzonderlijke toestemming om onderling prijsafspraken te maken. IATA bepaalt in alle landen (behalve de V.S.) wie airlinetickets mag uitgeven voor de deelnemende luchtvaartmaatschappijen. Reisbureaus kunnen lid worden van IATA na het volgen van een opleiding en het afleggen van een examen. Ze betalen een fee en een waarborg voor dit lidmaatschap. 81 Tuyttens, 10 januari 2013. 82 Verschoren, 15 januari 2013. 83 Vercruysse, 28 januari 2013. 84 De Vriendt, 25 januari 2013.
35 In onderstaande tabel zet ik de voor- en nadelen van het reisbureaudecreet op een rij. Tabel 1: Voor- nadelen reisbureaudecreet Voordelen
Nadelen
Extra bescherming consument.
In strijd met de EU Dienstenrichtlijn.
Dezelfde wettelijk opgelegde voorwaarden voor iedereen.
Toepassingsgebied niet duidelijk gevolg talrijke rechtszaken.
Wettelijk kader voor de reissector.
Onvoldoende handhaving en controle.
Erkenning van het beroep van reisagent.
Te veel afscherming van de markt protectionistisch.
Meerwaarde voor diploma’s toerisme. Enkel bevoegd voor bedrijven gevestigd in Vlaanderen. Niet gekend door de consument. Minder goede organisaties kunnen zich verschuilen achter het decreet (ik heb een vergunning dus ik ben goed). Niet aangepast aan de evoluties en de nieuwe technologieën in de reissector.
2.6
Afschaffing reisbureaudecreet
Door de conclusie uit de evaluatie van het reisbureaudecreet en als gevolg van de aanhoudende problemen rond het decreet, in het bijzonder de rechtszaken aangespannen door de VVR, is er een parlementaire discussie ontstaan die leidde tot een bijna algemene consensus: het reisbureaudecreet kan niet in zijn huidige vorm blijven bestaan. Het decreet was bedoeld om de consument te beschermen maar werd volgens het parlement vooral gebruikt om de reissector te beschermen en dit was niet de bedoeling. Doorslag hierbij is geweest dat de Vlaamse volksvertegenwoordigers het beu waren om steeds de strijd aan te gaan met de VVR. Het arrest tegen OKRA heeft de bom helemaal doen barsten. OKRA, als seniorenvereniging van de Christelijke Mutualiteit gelinkt aan de CD&V en veroordeeld in een rechtszaak aangespannen door de VVR. Volgens velen in de sector is de afschaffing dan ook een politieke afrekening. Feit is dat het Vlaams Parlement op 5 juli 2012 met negen tegen drie stemmen de afschaffing van het reisbureaudecreet heeft goedgekeurd. Dat het parlement het decreet heeft afgeschaft en niet de regering is vrij uitzonderlijk.
36 Minister Geert Bourgeois wijst erop dat zijn reisbureaudecreet wel nuttig was maar dat het steeds moeilijker te handhaven is in een internationale en virtuele context. Het reisbureaudecreet wilde toezicht houden op de reissector, de consument beschermen en een eerlijke marktsituatie verzekeren. Het is daarin echter niet geslaagd. Volgens de minister heeft het werken met vergunningen lange tijd zijn nut bewezen maar de voorbije vijf jaar is er veel veranderd in het distributielandschap. Er worden meer en meer reizen geboekt via het internet. De vergunningsplicht is bijna niet meer te handhaven. De voortdurende rechtszaken en de discussies van de voorbije maanden hebben dit bewezen.85 Er is gekozen voor een afschaffing in twee fases. In de eerste fase, die ingaat vanaf 14 augustus 2012 worden er een aantal tekortkomingen in het huidige statuut weggewerkt: -
de vermelding ‘reisbemiddeling’ wordt uit het decreet geschrapt. Enkel de reisbureaus en toeristische verhuurkantoren die effectief overeenkomsten sluiten met de klant zijn nog vergunningsplichtig. Het geven van informatie of advies over reizen is niet langer vergunningsplichtig op voorwaarde dat hiervoor niet betaald wordt door de persoon die de dienst wilt aankopen. De affiliate websites zijn dus niet meer vergunningsplichtig;
-
ook de vrijstellingen voor de socio-culturele sector worden verduidelijkt. De voorwaarde ‘uitoefenen met niet commerciële doeleinden’ wordt vervangen door het meer strikte ‘uitoefenen zonder op duurzame wijze een economisch doel na te streven’. Er wordt eveneens verduidelijkt dat het volstaat dat de socio-culturele organisatie de activiteit ‘hoofdzakelijk’ en niet ‘hoofdzakelijk én uitsluitend’ uitoefent ten aanzien van leerlingen of de doelgroep van de organisatie;
-
verder worden er nog een aantal kleinere aanpassingen doorgevoerd. Zo wordt o.a. het adviescomité en de beroepscommissie reisbureaus opgeheven.
De tweede fase bestaat uit het effectief afschaffen van het reisbureaudecreet. Die fase gaat in op 1 januari 2014. Het gereglementeerde statuut wordt dan volledig afgeschaft. Het is de bedoeling dat de sector zich in deze overgangsfase van ongeveer anderhalf jaar voorbereidt op een situatie van zelfregulering zoals in Nederland.86 De reisbureausector heeft daar al jaren een eigen kwaliteitslabel namelijk de ANVR. Elk reiskantoor kiest zelf of het meedoet. De Vlaamse overheid zal geen vergunningsplicht meer opleggen De bal ligt nu in het kamp van de sector, zij kunnen zelf de verschillende mogelijkheden van zelfregulering bespreken.87 De Europese vrije handelsmarkt en het internet zijn belangrijke factoren waar we niet meer omheen kunnen. Het Vlaams Parlement heeft er dan ook voor gekozen om resoluut van aanpak te veranderen. Zij wil dat de sector voortaan zelf het kaf van het koren gaat scheiden. De nadruk moet hierbij volgens de Vlaamse overheid niet liggen op de jacht op het kaf, (wat in het verleden maar al te gretig gebeurde), maar op het benadrukken van het koren. De reissector wordt nu zelf voor de uitdaging geplaatst om een kwaliteitskeurmerk uit te brengen. Wie boekt bij een reisagent met zo een keurmerk mag erop vertrouwen dat hij op een goede en eerlijke manier geholpen wordt. Een consument die dat niet doet en boekt bij een reisbureau zonder keurmerk omwille van ‘goedkoop’ kan achteraf niet 85
Dehandschutter, 5 juli 2012, p. 34. Voorstel van decreet houdende wijziging en opheffing van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, 5 juni 2012; Travel360°, 14 augustus 2012; Departement internationaal Vlaanderen, 1 december 2012. 87 Bourgeois, 8 juni 2012. 86
37 komen klagen. In 2014 zou dit keurmerk er dan moeten staan. Maar of dit effectief allemaal zo vlot gaat gaan is nog maar de vraag. Het zal een hele uitdaging zijn om de verschillende partijen bij elkaar te brengen en tot een gezamenlijk akkoord te komen.88 Vlaanderen heeft maar liefst vijf sectorverenigingen die elk hun eigen belangen verdedigen. Zo zijn er BTO (Belgian Travel Organisation) en ABTO (Association of Belgian Touroperators) die de belangen van de touroperators verdedigen, de VVR (Vereniging van Vlaamse Reisbureaus) en VLARA (Vlaamse Associatie voor Reisagenten) die de belangen van de reisagenten behartigen en de FBAA (Federatie van Belgische Autobus- en Autocarondernemers) die de belangen van de autocar en autobus bedrijven behartigt. In een persbericht van Vlaams volksvertegenwoordiger mevrouw Karin Brouwers wordt nogmaals verduidelijkt waarom het reisbureaudecreet wordt afgeschaft. “Enige tijd terug leek een gerechtelijke uitspraak over de Thomas Cook Travelbox tot gevolg te hebben dat reiscadeaubons uit de winkelrekken zouden verdwijnen. De rechtszaak werd aangespannen door de Vereniging van Vlaamse Reisbureaus (VVR). Later werden door diezelfde VVR ook de reisadvieswebsites onder vuur genomen, en de vrijstellingsregeling met succes aangevochten. Die laatste voorziet een uitzondering op het reisbureaudecreet, waardoor organisaties zoals OKRA uitstappen voor senioren kunnen organiseren zonder over een erkenning als reisbemiddelaar te beschikken. De opeenvolging van juridische procedures deed Vlaams volksvertegenwoordiger Karin Brouwers ertoe besluiten dat het reisbureaudecreet zijn doel voorbij schoot. Zij bepleitte dan ook als eerste in het Vlaams Parlement de afschaffing ervan bij de Minister van Toerisme, en met succes. Karin Brouwers: “De VVR weigerde de geest van het decreet en het feit dat de samenleving evolueert te aanvaarden. Deze aanhoudende procedureslag moet stoppen. De consument was er de dupe van.”Het reisbureaudecreet is intussen 5 jaar oud en had een betere kwaliteitsbewaking en de bescherming van de consument voor ogen. Met nieuwe ontwikkelingen als de reiscadeaubons en affiliate websites hield het decreet echter geen rekening. Daarbovenop kwamen ook socio-culturele verenigingen die doelgroepspecifieke uitstappen organiseren in het nauw door de interpretatie die de VVR aan het decreet gaf. De versnelde evaluatie van het reisbureaudecreet, waarop Karin Brouwers aandrong, de bekommernissen en bedenkingen van de reisbureausector zelf, van de affiliate websites en van de socio-culturele sector, leidden tot de beslissing dat het reisbureaudecreet per 1 januari 2014 wordt afgeschaft. (…) De reisbureausector, waar nog vele kleine zelfstandigen actief zijn die gewaardeerd worden voor hun kwaliteitsvol werk, krijgt dan tot 1 januari 2014 om een systeem van zelfregulering op te zetten zoals in de noordelijke Europese landen. Dit kan bijvoorbeeld door een kwaliteitslabel te ontwikkelen voor reisagenten met een specifieke beroepsopleiding. Karin Brouwers zal er bij de minister op aandringen dat een dergelijk kwaliteitslabel via een door de Vlaamse overheid ondersteunde informatiecampagne bij de consument bekend wordt gemaakt. Karin Brouwers:” Ik hoop echt dat de reisbureausector deze kans nu grijpt om zichzelf heruit te vinden en te richten op een cliënteel dat nog wel bereid is om te betalen voor een goede service dichtbij de klant, reizen op maat, reizen voor specifieke doelgroepen, enz. De consument hoeft zich intussen geen zorgen te maken over de kwaliteit van de reisdienstverlening. Consumentenbescherming is immers geen Vlaamse materie.(…) Doordat steeds meer consumenten voor het internet kiezen om hun vakantie te boeken, is regelgeving die enkel in Vlaanderen van 88
Speybrouck, 14 augustus 2012.
38 toepassing is, trouwens toch te beperkt qua opzet. Bovendien gaan touroperators sowieso niet met om het even welk reisbureau in zee.”89 De heer Marc Andries, kabinetschef van minster Geert Bourgeois ontkent dat de afschaffing van het decreet, zoals wordt beweerd, louter een politieke afrekening is. Hij heeft dit nooit zo ervaren en wijst op de problemen die het decreet met zich meebracht als reden voor de afschaffing. Er was volgens hem een gemeende bezorgdheid en verontwaardiging over het optreden van de VVR. De nadelen die het decreet met zich meebracht begonnen door te wegen op de voordelen. Enkele leden van het parlement hebben zich daardoor in deze zaak vastgebeten en zijn tot de conclusie gekomen dat het beter afgeschaft werd. Hij voegt hier nog aan toe dat tot zijn verbazing de enige verdediging voor het reisbureaudecreet vanuit de reissector is gekomen en niet van de consumentenverenigingen. Als de consumentenverenigingen bezwaar hadden gehad tegen de afschaffing dan was er mogelijk naar een andere oplossing gezocht. De overheid heeft nu de indruk dat de klassieke gevestigde reisbureaus vooral hun eigen markt wilden afschermen. En dit was natuurlijk niet de bedoeling van het decreet. Volgens o.a. Mark Andries heeft de VVR zichzelf in de voet geschoten door de aanhoudende rechtszaken.90 Vlaams volksvertegenwoordiger mevrouw Els Robeyns doet hier nog een schepje bovenop: volgens haar mag de VVR dan wel beweren dat zij de bescherming van de consument proberen te handhaven maar zijn ze uiteindelijk enkel bekommerd om hun eigen macht. Ze hadden volgens haar hun financiële middelen beter kunnen gebruiken om effectief te investeren in de ondersteuning, stimulans en bescherming van de reisbureaus en van de consumenten i.p.v. hun middelen te investeren in het lastigvallen van socio-culturele verenigingen en toeristische ondernemingen.91
2.7
Reacties uit de sector op de afschaffing van het reisbureaudecreet
Volgens de heer Claude Perignon, voorzitter van ABTO komt de afschaffing van het reisbureaudecreet onverwacht. Volgens hem had het toch een aantal voordelen, zeker naar het professionalisme van de sector toe. Hij was destijds lid van de expertenwerkgroep rond de uitwerking van het reisbureaudecreet en geeft toe dat de vraag toen al gesteld werd of ze op regionaal vlak wel een systeem moesten uitwerken dat inging tegen de Europese Dienstenrichtlijn. Hij maakt zich wel zorgen over hoe in de toekomst het kaf van het koren gaat gescheiden worden in de reissector en hoe ‘cowboys’ in de sector vermeden gaan worden.92 Volgens mevrouw Veerle De Boeck, secretaris generaal van ABTO had niemand verwacht dat het decreet effectief ging worden afgeschaft. Maar nu het toch beslist is biedt het volgens haar wel een aantal kansen. Bedrijven die goed bezig zijn zullen er misschien beter uitkomen en bedrijven die het wat minder doen zullen aangespoord worden om de lat hoger te leggen. De sector zal zich meer moeten bewijzen en zich niet meer achter een vergunning van de overheid kunnen verschuilen.93 Volgens de heer Carl Appels, voorzitter van VLARA was het voor hen duidelijk dat het reisbureaudecreet moest aangepast worden, maar het afschaffen vinden ze bij VLARA toch te radicaal. De consument zal volgens hen nu in de kou blijven staan en geen enkele bescherming genieten. Het 89
Brouwers, 12 juni 2012. Andries, 15 januari 2013. 91 Robeyns, 5 juli 2012, p. 45. 92 Perignon, 8 juni 2012. 93 De Boeck, 25 januari 2013. 90
39 Vlaams Parlement neemt volgens VLARA de reissector niet serieus nu ze het organiseren en verkopen van reizen vrijgeven. Toerisme Vlaanderen heeft volgens hen door niet krachtdadig op te treden tegen wantoestanden, meegewerkt aan de ondergang van het decreet. Volgens VLARA zijn er in landen waar alles gereglementeerd is minder faillissementen en schadeclaims. Ze zijn dan ook voorstander van een evenwichtig decreet en ze roepen alle beroepsorganisaties op om één standpunt in te nemen.94 De heer Rudi Verschoren, bestuurder van VLARA en account manager travel van Allianz Global Assistance voegt hier nog aan toe dat VLARA de afschaffing zeer negatief heeft ervaren en dan zeker de manier waarop. Volgens hem is de afschaffing puur politiek als reactie op de gedragingen van de VVR.95 Bij Thomas Cook Belgium ijverden ze voor een update van het reisbureaudecreet maar zijn ze toch blij dat de grijze zone die door het reisbureaudecreet was ontstaan nu effectief wordt weggewerkt. Dit initiatief zorgt volgens hen voor meer rechtszekerheid binnen de sector en dit vooral aan de aanbodszijde. Ze zien eveneens een mogelijkheid om de regels in alle gewesten op elkaar af te stemmen tegen 2014.96 De heer Jan Van Steen, voorzitter van BTO geeft toe dat het reisbureaudecreet een aantal leemtes bevatte en dat het dringend moest worden aangepast of afgeschaft. Hij wijst er vooral op dat er moet worden samengewerkt en dat erop gelet moet worden dat de klant niet verloren loopt.97 De heer Bernard Tuyttens, secretary general van BTO voegt hier nog aan toe dat het decreet onderuit is gegaan door een gebrek aan handhaving door het Departement internationaal Vlaanderen en doordat de VVR dit dan in hun plaats heeft gedaan.98 De heer Lieven De Craemer, marketingdirecteur van Jetaircenter NV stelt dat het decreet inderdaad niet voldoende vooruitziend was en onduidelijkheden bevatte. Hij hekelt echter de timing en de manier waarop de afschaffing is beslist evenals het evaluatierapport dat gemaakt is door nietspecialisten. Er ligt volgens hem nu een enorme taak bij de verschillende en versnipperde vakverenigingen, die elk op hun gebied veel ervaring hebben, om een sterk kwaliteitslabel met nieuwe spelregels uit te bouwen.99 Volgens de heer Jos Speybrouck, coördinator van het Kenniscentrum Reisrecht KHBO had men beter de onduidelijkheden uit het decreet verwijderd en er een light-versie van overgehouden. Het compleet afschaffen van het decreet is volgens hem geen goede zaak. Hij streeft bovendien voor één vergunning voor heel België.100 De heer Mark De Vriendt, general manager van Het Garantiefonds Reizen stelt dat het reisbureaudecreet duidelijke bescherming bood voor de reisbureaus. Het Garantiefonds zal na het afschaffen van het decreet veel alerter moeten zijn en nauwkeuriger toekijken op allerlei eventuele malafide handelaars. Voor hen wordt het er dus niet eenvoudiger op.101
94
Appels, 8 juni 2012. Verschoren, 15 januari 2013. 96 Van Outryve, 8 juni 2012. 97 Van Steen, 8 juni 2012 en 18 oktober 2012. 98 Tuyttens, 10 januari 2013. 99 De Craemer, 8 juni 2012. 100 Speybrouck, 8 juni 2012. 101 De Vriendt, 8 juni 2012. 95
40 De heer Olivier Halflants, hoofd reizen van De Europese wijst erop dat de aanbieders van reisverzekeringen en van verzekeringen financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid voor reisbemiddelaars steeds waakzaam zullen zijn en enkel zullen samenwerken met professionele aanbieders van reizen.102 De heer Michel De Blust, secretaris generaal van ECTAA (The European Travel Agents and Touroperators association) herinnert eraan dat het reisbureaudecreet enkel de toelating tot het beroep regelt en niets te maken heeft met de financiële garanties, aansprakelijkheid of andere verplichtingen die voortvloeien uit de reiscontractenwet van 1994. De afschaffing van het decreet zal de reisagenten en touroperators er volgens hem dan ook niet van weerhouden zich in te dekken tegen het risico van een faillissement, de goede voortgang van een reis te garanderen of klanten te informeren. De meeste ons omringende landen hebben allerlei systemen van zelfregulering. Hij is er niet zeker van wat nu het beste is aangezien sommige landen wel een licentie hebben en andere niet.103 Tijdens de halfjaarlijkse vergadering van het ECTAA in Brussel begin december 2012 werd er druk over dit onderwerp gediscussieerd. De heer Jan Van Steen, voorzitter van BTO zegt hierover het volgende: “We wilden deze kwestie bespreken met de andere ECTAA-leden om te zien hoe gereageerd werd of wordt bij soortgelijke situaties in hun land. In het algemeen lijkt dat de afschaffing van de verplichting van licenties geen grote gevolgen kende in het toeristische landschap van de desbetreffende naties. Bij onze Franse buren heeft de SNAV104 geen noemenswaardige verstoring genoteerd ten gevolge van de intrekking van het decreet.“105 Een off the record-uitspraak van de Franse Minister voor Toerisme, de heer Hervé Novelli over zijn nieuwe wet luidde als volgt: “il faut que tout change pour rien ne bouge”(alles moet veranderen om hetzelfde te blijven).106 De heer Dirk Verbist directeur van FOV (Federatie Sociaal-cultureel werk) is blij met de afschaffing van het reisbureaudecreet. Vrijwilligers moeten volgens hem vlot reizen kunnen blijven organiseren zonder dreiging van rechtszaken. Het reisbureaudecreet werd een wapen in de handen van de VVR. In werkelijkheid werken verenigingen dikwijls goed samen met reisbureaus. Het reisbureaudecreet mag dan ook niet gebruikt worden om spanningen op te kloppen.107 De heer Luc Callewaert, directeur van Joker is bezorgd over het feit dat het statuut van beschermd beroep voor reisagenten verdwijnt. Volgens hem opent de afschaffing van het decreet de deuren voor figuren met slechte bedoelingen. Tot op vandaag moet iedereen die reizen wil verkopen over voldoende financieel vermogen en over deskundig personeel beschikken. De kleine spelers kunnen volgens hem al moeilijk overleven. Ze hebben de voorbije jaren investeringen gedaan om aan alle voorwaarden te voldoen. Nu iedereen reizen kan verkopen kunnen kleinere spelers volgens hem onmogelijk rendabel blijven.108 Volgens de heer Antoon van Eeckhout, oprichter en penningmeester van de VVR heeft de afschaffing van het reisbureaudecreet enkel negatieve gevolgen voor de consument en de reissector en geen enkel positief gevolg. Het is volgens hem een catastrofe voor de reissector en hij vindt dat het 102
Halflants, 8 juni 2012. De Blust, 8 juni 2012. 104 Syndicat National des Agents de Voyages. 105 Van Steen, 7 december 2012. 106 Roze, 12 oktober 2011. 107 Verbist, 2012. 108 Callewaert, 8 juni 2012. 103
41 kind nu met het badwater wordt weggegooid. De VVR wou een aanpassing van het decreet en was al geruime tijd bezig met het uitwerken van deze aanpassing. Ze wilden het decreet nog verstrengen maar dit om uitzonderingen duidelijker te stellen en grijze zones weg te werken. Zijn standpunt i.v.m. de uitzonderingen voor de socio-culturele sector is: “waarom moet de consument beschermd worden voor iemand die reizen organiseert met winstoogmerk en niet tegen iemand die reizen organiseert zonder winstoogmerk.”109 Volgens de heer Guy Geens, CEO van Anders dan Anders is de afschaffing absoluut een slechte zaak. Volgens hem vindt de consument zijn weg sowieso al niet meer tussen alle aanbiedingen en heeft hij nood aan een gestructureerde sector die goed advies kan leveren. Doordat het decreet wordt afgeschaft is er geen enkele garantie dat dit reisadvies nog waardevol is. Hierdoor zal volgens hem de volledige sector op de helling komen te staan.110 De individuele reisagenten en touroperators die ik geïnterviewd heb zijn unaniem tegen de afschaffing van het decreet. Sommige vinden het spijtig dat er geen wettelijk kader meer zal zijn voor de reisbureausector. Ze hekelen dat ze sowieso al niet volwaardig erkend worden als ondernemers, zo heeft de reisbureausector geen eigen syndicaat en geen eigen CAO. De toeristische sector wordt als minderwaardig beschouwd terwijl hij toch goed is voor 5 % van het bruto nationaal product in Vlaanderen. Anderen zijn dan weer bang dat de consument de dupe gaat worden van malafide verkopers en dat de waarde van een betrouwbaar agentschap achteruit zal gaan als de consument vanaf 2014 eender waar reizen kan kopen en advies inwinnen.111 2.8
Voor- en nadelen afschaffing reisbureaudecreet
In onderstaande tabel vat ik de voor- en nadelen van de afschaffing van het reisbureaudecreet samen. Tabel 2: Voor- en nadelen afschaffing reisbureaudecreet Voordelen
Grijze zones i.v.m. toepassingsgebied verdwijnen gedaan met de rechtszaken.
Nadelen
Verhoogd risico voor de consument.
Socio-culturele organisaties vrijgesteld.
Wettelijke erkenning reisbureaus/ beroep reisagent valt weg.
Vrije en open markt.
Diploma’s toerisme worden minder waard.
Minder kosten en administratie voor de overheid.
Verhoogd risico op malafide organisaties, fraudeurs en amateurs in de sector.
Minder kosten en administratie voor de ondernemingen in de sector.
Mogelijk meer concurrentie uit het buitenland.
Meer concurrentie kan zorgen voor verhoogde kwaliteit in de sector en lagere prijzen voor de consument. 109
Van Eeckhout, 8 januari 2013. Geens, 6 februari 2013. 111 Naeye, februari 2013, De Backer, februari 2013. 110
42 Zoals we kunnen zien zijn er zowel voor- en nadelen verbonden aan de afschaffing. Sommige van deze voor- en nadelen kunnen eventueel weggewerkt worden door een systeem van zelfregulering. Het nadeel i.v.m. de waarde van de diploma’s toerisme en de erkenning voor de reissector, kan door een goed systeem van zelfregulering weggewerkt worden. De kosten voor de sector zullen waarschijnlijk verhogen door de komst van een zelfreguleringsysteem, wat dan weer een nadeel wordt i.p.v. een voordeel. Het zal aan de sector zijn om met een voorstel te komen dat op alle gebieden en voor iedereen beter is.
43
3 Wat zijn de gevolgen van de afschaffing van het reisbureaudecreet en voor welke uitdagingen staat de sector? Reisbureaus, touroperators, beroepsverenigingen, verzekeraars,… iedereen die ermee in aanraking komt, rechtstreeks of onrechtstreeks, heeft wel een mening over de afschaffing van het reisbureaudecreet en de mogelijke gevolgen hiervan. De effecten die de afschaffing met zich meebrengen zullen pas duidelijk worden vanaf januari 2014. In dit hoofdstuk licht ik de rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen van de afschaffing toe en ga ik wat dieper in op de uitdagingen waar de sector voor staat. Want die uitdagingen die zijn er zonder twijfel, met of zonder het reisbureaudecreet.
3.1
De consument
Heeft de afschaffing van het reisbureaudecreet gevolgen voor de consument? Op het eerste zicht kunnen we hier negatief op antwoorden. De consument geniet vandaag een hoge bescherming door verschillende federale wetten zoals de reiscontractenwet, die verkopers en bemiddelaars van reizen verplicht om een verzekering financieel onvermogen en een verzekering burgerlijke beroepsaansprakelijkheid af te sluiten. Daarnaast wordt hij beschermd door de wet op de marktpraktijken en consumentenbescherming. In België wordt de reiscontractenwet bovendien toegepast op verkopers én bemiddelaars van reizen. Dit is redelijk uniek in Europa. De consument geniet vandaag dus bescherming in geval van schade, overmacht en faillissement en deze beschermingsmechanismen zijn niet ondergebracht in het reisbureaudecreet. In theorie is de consument dus voldoende beschermd door de federale wetgeving en biedt het reisbureaudecreet niet echt een meerwaarde. In de praktijk kan dit echter wel eens anders uitdraaien. De handhaving van het wettelijk opgelegd vergunningsstelsel ten gevolge van het reisbureaudecreet is vrij gemakkelijk te controleren. De consument kan op de website van het Departement internationaal Vlaanderen perfect terugvinden of een bepaalde organisatie een vergunning heeft, en dus aan alle vereisten voldoet of niet. Een reisbureauvergunning is bovendien een vereiste voor een vergunningsplichtige voor het afsluiten van een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid. De klant kan dus gerust zijn dat als iemand een reisbureauvergunning heeft hij ook in orde is met de reiscontractenwet, en bovendien naast financieel solvabel, beroepsbekwaam is. Nog volgens het reisbureaudecreet moeten reisbureaus op al hun documenten hun licentienummer zetten, wat voor transparantie zorgt. De reiscontractenwet schrijft zo’n zaken niet voor. Daarbij komt dat als iemand het vandaag waagt om een reisbureau- of bemiddelingsactiviteit uit te oefenen zonder vergunning, hij zeer snel gesignaleerd wordt door het Departement internationaal Vlaanderen of een concurrent. Na de afschaffing van het decreet kan er niet meer teruggevallen worden op deze werkwijze. De economische inspectie die bevoegd is voor de handhaving van de reiscontractenwet zal de enige bevoegde overheid zijn en zal een verhoogde waakzaamheid aan de dag moeten leggen, want een wet is maar zoveel waard als dat ze kan worden afgedwongen. Voor de sector zelf zal het zeer moeilijk zijn om concurrenten te blijven controleren, want hoe ga je na of, en waar, iemand een verzekering financieel onvermogen heeft afgesloten. Het Garantiefonds Reizen en De Europese zijn weliswaar de grootste spelers op dit gebied in Vlaanderen maar er zijn nog andere aanbieders. De controle zal systematischer en regelmatiger moeten gebeuren, want als er een klacht komt van een consument is het meestal te laat en is het kwaad al geschied.
44 De consument in Vlaanderen is zich bovendien niet bewust van de gevaren die het boeken bij een malafide organisatie met zich kan meebrengen. Het vergunningsstelsel van de reisbureaus is nooit gepromoot als een betrouwbaar label en de consument is zich niet bewust van het al dan niet aanwezig zijn van een verzekering financieel onvermogen en het belang daarvan. Het is een gemiste kans dat dit tot nu toe nooit gepromoot is naar de consument toe. In Nederland wordt er bij het boeken van een reis expliciet vermeld dat er een verplichte premie voor een verzekering financieel onvermogen inbegrepen is in de prijs. Als anticipatie op de afschaffing van het decreet heeft Het Garantiefonds Reizen op 8 november 2012 een nieuwe aanpak gelanceerd. Ze passen vanaf dan een consumentgerichte aanpak toe met een nieuw logo en label. Ze trachten meer naar buiten te komen en zich kenbaar te maken naar de consument toe. Bovendien proberen ze zich zo te positioneren als kwaliteitslabel. Een andere zaak die we ons kunnen afvragen is of het inderdaad allemaal zo’n vaart zal lopen met organisaties die zullen opereren zonder aan de vereiste wetgeving te voldoen, nu er geen wettelijk vergunningsstelsel meer zal zijn. Er is natuurlijk een licht verhoogd risico op fraudeurs. Die kunnen hun kans wagen en er met het geld van de klant vandoor gaan zonder een dienst te leveren. Daarnaast is er meer kans op ondernemers waar de klant de dupe van wordt als het eens echt mis gaat, omdat ze niet over de nodige verzekeringen beschikken. Fraudeurs zullen er altijd zijn, in alle sectoren, met of zonder het reisbureaudecreet. Alleen zal het vanaf 2014 mogelijk iets gemakkelijker worden. Naast fraudeurs zijn er de amateurs. Personen die een reisbureau opstarten zonder enige beroepskennis en die hun klanten foutieve informatie geven. Deze organisaties zullen echter snel door de mand vallen. Daarbij komt dat als consumenten eens de dupe zijn van een malafide of onervaren verkoper, ze zich meer bewust worden van de risico’s en daaruit lessen zullen trekken naar de toekomst toe. Wat een negatief gevolg zou kunnen zijn van de afschaffing van het decreet, is het feit dat diploma’s toerisme minder waarde zullen hebben omdat er geen diplomavereisten meer zullen zijn om in de sector aan de slag te gaan. Dit is tot nu toe wel het geval. Reisbureaus gaan in de toekomst misschien eerder geneigd zijn om een goedkopere ongeschoolde werkkracht aan te nemen i.p.v. een duurdere werkkracht met een diploma. De opleidingen toerisme zouden hier al op kunnen inspelen door zich nog meer op praktijkgerichte vakken te focussen. Zodat afgestudeerden een echte meerwaarde bieden en direct inzetbaar zijn op de werkvloer. Vakken gericht op verkoopstechnieken, marketing en dergelijke worden steeds belangrijker om te overleven in de sector. Een positief effect van de afschaffing van het decreet voor de consument kan zijn dat er meer concurrentie komt in de reissector. Dit kan de prijzen drukken en de kwaliteit in de sector verhogen omdat alleen de besten zullen overleven in deze competitieve markt. We kunnen tenslotte besluiten dat de consument in België zeer goed beschermd is bij de aankoop van reizen. Hij zal gewoon iets alerter moeten zijn vanaf 2014. Het is dan ook aan de sector en eventueel de overheid om hem hierop attent te maken.112 Volgens de heer Mark Andries, kabinetschef van minister Geert Bourgeois zijn er de laatste jaren weinig problemen geweest op het gebied van toerisme. Als er plots op grote schaal consumenten gedupeerd zouden worden, en hier een groot schandaal uit voortkomt, dan sluit hij niet uit dat er terug een wettelijk geregeld stelsel zou kunnen komen. Maar dit zal de toekomst uitwijzen. Over het
112
Moriau, 17 januari 2013, De Vriendt, 25 januari 2013, Van Eechout, 8 januari 2013, Andries, 15 januari 2013, Verschoren, 15 januari 2013, Tuyttens, 10 januari 2013.
45 algemeen vindt de bevolking dat er teveel regelgeving is in Vlaanderen maar als er dan plots problemen zijn, verwacht men van de overheid dat ze zouden ingrijpen.113
3.2
De non-profit sector
Over de gevolgen van de afschaffing van het reisbureaudecreet voor de non-profit sector (vzw’s, verenigingen, scholen die reizen organiseren voor hun leden/studenten) kunnen we kort zijn. Vanaf 14 augustus 2012 is er een overgangsregeling van kracht met een aangepast juridisch kader voor de nonprofit sector i.v.m. het organiseren van reizen voor hun leden. Dit nieuwe kader wil tot aan de afschaffing van het decreet in 2014 de vrijstelling van vergunningen voor verenigingen alvast uitklaren om zo nieuwe juridische geschillen te vermijden. Zo wordt de voorwaarde ‘uitoefenen met niet commerciële doeleinden’ vervangen door ‘uitoefenen zonder op duurzame wijze een economisch doel na te streven’. Bovendien moet de socio-culturele organisatie de activiteit enkel nog ‘hoofdzakelijk’ uitoefenen ten aanzien van de doelgroep van de organisatie i.p.v. ‘hoofdzakelijk en uitsluitend’. Vanaf 2014 zijn ze dan zoals iedereen volledig vrijgesteld van de vergunningsverplichting. De nonprofit sector pleitte al langer voor de afschaffing van het decreet omdat het volgens hen als wapen werd gebruikt in zaken die niets met de oorspronkelijke doelstellingen te maken hadden. De sector is dan ook blij met de afschaffing van het decreet en ziet het als een last die van hun schouders valt. Ook zij blijven natuurlijk verplicht om aan de reiscontractenwet te voldoen. Ze moeten bijgevolg een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid afsluiten bij het organiseren van reizen. Bij Het Garantiefonds Reizen stellen ze een licht verhoogde belangstelling vast van socio-culturele verenigingen die geïnteresseerd zijn in een verzekering financieel onvermogen nu ze niet meer aan de vergunningsplicht zullen moeten voldoen.114
3.3
De reisbureaus
De sector die uiteraard de meeste gevolgen zal ondervinden van de afschaffing van het decreet zijn samen met de touroperators, de reisbureaus. In de eerste plaats zijn reisbureaus bang of toch minstens bezorgd over de extra concurrentie die de afschaffing van het decreet met zich zal meebrengen. Ze vrezen dat ze hun marktpositie gaan verliezen door nieuwe reisagenten die als paddenstoelen uit de grond zullen schieten vanaf het moment dat er geen vergunningsplicht meer is. Maar zo’n vaart zal het allemaal niet lopen. De winstmarges in de reissector zijn laag. Daarom zitten investeerders niet te wachten om de markt te veroveren. Daarbij komt dat het beroep van reisagent toch wel enige kennis van zaken vereist. Een amateur zal snel door de mand vallen. De concurrentie vanuit het buitenland kan wel toenemen, maar de reisagent zal zich hiertegen moeten beschermen door zichzelf te onderscheiden van de andere spelers op de markt. Malafide verkopers zijn eerder een bedreiging voor de consument dan voor de reisbureaus zelf. Het kan zelfs in het voordeel van de solvabele reisagent spelen als er oneerlijke verkopers optreden. Na verloop van tijd zal de eerlijke en degelijke reisagent eindelijk meer gewaardeerd worden. Een andere bezorgdheid die geuit wordt in de sector is dat een reisbureau minder waard wordt na de afschaffing van het decreet omdat het dan niet meer officieel erkend is. Mijns inziens maakt de 113 114
Andries, 15 januari 2013. De Vriendt, 25 januari 2013.
46 zaakvoerder de waarde echter zelf. Een reisbureau is een onderneming zoals een andere. De waarde wordt bepaald door andere factoren. Als iemand een goed draaiend reisbureau heeft zal dit evenveel waard zijn voor als na de afschaffing van het decreet. Het zal minder waard zijn dan pakweg 20 jaar geleden maar dat is te wijten aan andere zaken, zoals de nieuwe verkooptechnieken, de veranderingen in de sector enz., en die zaken staan los van het reisbureaudecreet of de afschaffing ervan. Positief is dat reisagenten in eerste instantie verlost worden van enkele administratieve lasten en kosten. De voorschriften i.v.m. personeel en opleidingen vallen weg wat voor meer vrijheid zorgt. Ook hun borgstellingkrediet bij hun financiële instelling (nodig voor het verkrijgen van een vergunning) zal vrijkomen waardoor er een extra kredietlijn ontstaat. Gevreesd wordt echter dat touroperators bankgaranties zullen eisen nu er geen wettelijke waarborgen meer voorhanden zijn en dat de verzekeraars van verzekeringen financieel onvermogen hogere financiële eisen gaan stellen. Dit is echter allemaal koffiedik kijken. Veel zal afhangen van de zelfregulering die eventueel op poten wordt gezet. Zoals we kunnen zien zijn er zowel positieve als negatieve gevolgen voor de reisagenten. Maar één ding is zeker: ongeacht de veranderende wetgeving is de sector aan het evolueren en zichzelf aan het heruitvinden. Dit fenomeen heeft verschillende oorzaken: de financieel-economische crisis, de massale toename aan sociale media, de nieuwe verkoopstechnieken (dynamic-packaging115, huis-aan-huis, via internet,… ) en de generatiewissel zowel in de sector als bij de consument.116 Reisagenten die willen overleven in dit nieuwe ondernemerslandschap zullen zich moeten onderscheiden door hun kennis, klantenbinding en de meerwaarde die ze kunnen bieden. Want daar gaat het uiteindelijk om, een reisagent moet iets kunnen vertellen wat klanten niet op het internet vinden. Reisbureaus die enkel doorverkoper zijn en enkel de klassieke brochurereizen aanbieden zullen niet overleven. Het internet neemt deze taak over. Daarnaast moeten reisagenten zich vooral toespitsen op een niche en de nieuwe technologieën zoals ‘www.booking.com’, ‘Facebook’, ‘Twitter’,… in hun voordeel leren gebruiken. Zo kunnen ze reclame maken via de sociale media en samenwerken met online boekingsites. Toch is er ook goed nieuws voor de klassieke reisagent in België. In ons land wordt meer via een reisbureau geboekt dan in de rest van Europa, de Belgische consument is nog redelijk conservatief op dit gebied. Bij ons heeft, volgens de meest recente cijfers, in 2011 32 % van de consumenten zijn reis geboekt via een reisbureau tegen 22 % in Nederland, 28 % in Duitsland en 17 % in Frankrijk. Turkije staat onderaan met slechts 10 % en Luxemburg bovenaan met 39 %.117 Daarnaast zouden reisagenten ook anders kunnen gaan werken: goed advies geven en zich daarvoor laten betalen en vervolgens de klant online of rechtstreeks bij een touroperator laten boeken. De reisagenten moeten bij het publiek de perceptie creëren dat hun beroep heel wat kennis, ervaring en know-how vereist om het op een goede manier te kunnen uitoefenen. Klanten moeten leren dat het advies van een professional geld waard is en dat ze hiervoor moeten betalen. Dit is echter moeilijk want de consument is dit niet gewoon. Hij verwart de reisagent soms met een gratis adviesbureau en staat er niet bij stil dat deze ook moet overleven en dat vooral de verkoop belangrijk is. Misschien zit de toekomst in betaald advies geven los van het boeken van een reis. Van reisagent naar reismakelaar. Toch zullen klassieke reisagenten, ongeacht al de veranderingen, ook blijven bestaan. De consument gaat voor ingewikkelde reizen en onbekende bestemmingen een reisagent blijven raadplegen. Ook 115
Het samenstellen van losse componenten zoals een hotel, vlucht, huurauto,… en deze verkopen als 1 reis. De Vriendt, 15 januari 2013. 117 Europese Commissie, maart 2012. 116
47 bedrijven gaan een beroep blijven doen op reisagenten voor hun zakelijke verplaatsingen en logies. Iemand die al langer actief is in de sector zal zijn meerwaarde extra in de verf kunnen zetten. Ervaren reisagenten hebben dankzij hun ervaring, studiereizen, opleidingen en dergelijke voldoende middelen om zich te onderscheiden van amateurs. Het zal aan de overlevers zijn. Bedrijven die sterk bezig zijn zullen er beter uitkomen en bedrijven die het minder goed doen zullen aangezet worden om de lat hoger te leggen. Bedrijven die niet meekunnen of niet mee zijn met hun tijd zullen tenslotte moeten afhaken. Het aantal reisbureaus zal misschien dalen maar diegenen die overblijven zullen er beter uitkomen. Dit tilt de sector in zijn geheel naar een hoger niveau.118
3.4
De touroperators
De grootste zorg van de touroperators is het feit dat samen met het reisbureaudecreet de waarborgen van de reisbureaus wegvallen. Om een reisbureauvergunning te bekomen moet men een bankgarantie afsluiten van minimum 25 000 euro en maximum 300 000 euro. De hoogte van deze waarborg wordt berekend aan de hand van de omzet van de onderneming. De waarborg is een garantie in geval van faillissement van de reisagent of als de reisagent de touroperator niet kan betalen. Het is dus een garantie voor de touroperator die wegvalt nu er geen wettelijk opgelegde regels meer zullen zijn. Het grootste probleem voor de touroperators is dat er in België een leveringsplicht geldt, d.w.z. dat een touroperator een verkochte dienst, in dit geval een reis, moet leveren en uitvoeren ook al wordt hij hiervoor niet betaald. De leveringsplicht ontstaat omdat er een incassomandaat is tussen de touroperator en de reisagent die de reis verkoopt. De touroperator geeft hiermee toestemming aan de reisagent om gelden voor hem te innen. Hierdoor moet hij, als de klant kan aantonen dat hij betaald heeft aan de reisagent (effectief of niet), de dienst leveren. De touroperators zijn dus niet onterecht bezorgd over het wegvallen van deze waarborgen. Als een niet solvabele of malafide reisagent een reis boekt bij een touroperator en hem niet betaalt of failliet gaat kan dit grote gevolgen hebben voor de touroperator. Zeker voor kleine touroperators kan dit zware gevolgen hebben. De touroperators zullen dus vanaf 2014 hun distributiekanalen extra moeten screenen. Bij ABTO, de grootste sectorvereniging in Vlaanderen voor de touroperators die 90 % van de markt vertegenwoordigen, maken ze zich hier echter niet veel zorgen over. Volgens hen is de borg in veel gevallen toch niet toereikend als er een probleem is. De borg is veel te laag om een echte garantie te bieden. Als er gedupeerden betaald moeten worden is er het principe ‘wie eerst is, krijgt het volledige bedrag en voor de rest is er niets meer over’. En als de reisagent niet failliet is maar om één of andere reden de touroperator niet kan of wil betalen kan er via gerechtelijke weg beslag worden gelegd op het geld.119 Naast het financiële aspect maken de touroperators zich zorgen over de kwaliteit van hun partners inzake beroepskennis. Als vanaf 2014 iedereen reizen kan verkopen en niemand hiervoor een diploma moet hebben is het maar de vraag of er correcte informatie aan de klanten wordt gegeven. Als de reisagent de klant foutief informeert over bepaalde zaken kan dit eveneens de goede naam van de touroperator schaden.
118
Van Eeckhout, 8 januari 2013, Tuyttens, 10 januari 2013, Andries, 15 januari 2013, Verschoren, 15 januari 2013, De Boeck, 25 januari 2013, De Vriendt, 25 januari 2013, Vercruysse, 28 januari 2013, Naeye, februari 2013, Scheefhals, februari 2013, Verhoest, februari 2013. 119 De Boeck, 25 januari 2013.
48 Het is in onze huidige maatschappij ook meer en meer van belang wat en hoe je iets aanbiedt. Ongeacht de vergunning. Vandaag kan men het zich niet permitteren om klanten in de steek te laten. Wat men belooft moet ook worden waargemaakt. De hedendaagse consument wil correct behandeld worden. Niet enkel het product en de prijs zijn daarbij belangrijk maar ook de manier waarop het wordt aangeboden. Er zijn zoveel keuzemogelijkheden. De beleving van een product in zijn geheel is belangrijk. Als de consument een bedrijf een warm hart toedraagt is dit de beste reclame die men zich kan wensen.120 Daarnaast geven de talrijke beoordelingssites en sociale media het individu een zeer luide stem. Net zoals bij de reisagent is het echter aan de touroperator om zich te onderscheiden van de concurrentie door een meerwaarde te bieden. Er zal altijd plaats zijn zowel voor grote touroperators als voor de kleinere nichetouroperators.121
3.5
De verzekeringsmaatschappijen
Zoals eerder al vermeld, zijn Het Garantiefonds Reizen en De Europese de twee grootste verzekeraars van verzekeringen financieel onvermogen in Vlaanderen. Daarnaast zijn er nog enkele andere aanbieders zoals Belfius. Een verzekering financieel onvermogen is een specifieke verzekering die een zekere know how vereist. De verzekeringsmaatschappij moet voldoende volume hebben om zo een verzekering te kunnen aanbieden. Het is een verzekering met een onbeperkte dekking wat het dragen van deze verzekering zeer moeilijk maakt. Na het wegvallen van het reisbureaudecreet zullen de verzekeraars hun leden strenger moeten screenen. Tot 2014 kunnen ze zich nog tevreden stellen met het dossier dat het Departement internationaal Vlaanderen heeft over een bepaalde onderneming. Hieruit kunnen ze al opmaken of deze partij eventueel in aanmerking komt voor een verzekering financieel onvermogen. Maar vanaf 2014 zullen ze dit volledig zelf moeten doen. Het Garantiefonds Reizen is echter al voor een groot stuk zelfregulerend. Ze screenen potentiële klanten grondig. De klanten komen voor een selectiecommissie en kunnen ofwel aanvaard worden, aanvaard onder voorwaarden of geweigerd. Ze zijn niet van plan om dit acceptatie- of opvolgingsbeleid aan te passen. Ze zullen vanaf 2014 enkel wat dieper moeten “graven”. Het Garantiefonds Reizen probeert zich bovendien meer en meer te profileren als kwaliteitslabel en hoopt dat de reisbureaus daar gretig gebruik van zullen maken. Ze vinden dat reisagenten de klant erop moeten wijzen dat zijn geld veilig is als hij boekt bij een verzekerde organisatie en dit zo moeten gebruiken als verkoopsargument.122 Op die manier gaat de klant er in toekomst zelf op letten en de betrouwbare organisaties onderscheiden van de malafide organisaties. Bij Allianz Global Assistance, verzekeraar van o.a. reisverzekeringen vinden ze de afschaffing niet zo positief omdat het decreet toch bepaalde zaken oplegde zoals financiële voorwaarden en voorwaarden inzake beroepskennis. De verplichte verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, die voorgeschreven wordt door de reiscontractenwet, wordt eveneens door Allianz Global Assistance uitgegeven. Volgens hen gaat deze duurder worden na de afschaffing van het decreet omdat het risico op insolvabele partners groter wordt.
120
De Boeck, 25 januari 2013. Ryckaseys, februari 2013, De Vriendt, 25 januari 2013,Geens, februari 2013, Van Eeckhout, 8 januari 2013, Vercruysse, 28 januari 2013. 122 De Vriendt, 25 januari 2013. 121
49 Voor het uitgeven van reisverzekeringen zullen ze de tussenpersonen (reisbureaus) waarmee ze samenwerken beter moeten screenen. Dit deden ze sowieso al maar nu zullen ze hierin nog strenger moeten zijn. Het is echter niet zo dat enkel organisaties die een reisbureauvergunning hebben reisverzekeringen bij hen kunnen afsluiten. Zolang een organisatie financieel solvabel is, is er geen enkel probleem. Een voorbeeld hiervan zijn luchtvaartmaatschappijen, zij zijn niet vergunningsplichtig maar kunnen wel reisverzekeringen afsluiten.123 De verzekeringsmaatschappijen zullen rechtstreeks niet veel gevolgen ondervinden van de afschaffing van het decreet. Ze zullen alleen een verhoogde waakzaamheid aan de dag moeten leggen. Voor de afnemers van de verzekeringen financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid, kan de afschaffing van het decreet als gevolg hebben dat de premies voor de verzekeringen omhoog gaan omdat er een verhoogd risico is als er geen wettelijk kader meer zal zijn.
123
Verschoren, 17 januari 2013.
50
4 Wat na de afschaffing van het reisbureaudecreet? Er zal vanaf 2014 geen wettelijk geregeld stelsel meer zijn voor de reisbureausector. En dan komt de vraag: wat nu? Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel gebeurt er niets, geen wettelijk stelsel en ook niets anders ofwel neemt de sector zelf het initiatief om een aantal zaken te regelen. Minister Geert Bourgeois en het Vlaams Parlement hebben bij de bekendmaking van de afschaffing van het decreet deze laatste optie voorgesteld aan de sector. Het is de bedoeling dat er tegen 2014 één of ander systeem van zelfregulering door de sector op poten wordt gezet. Dit systeem moet door de sector worden ontwikkeld. De overheid mengt zich hier niet meer in. De afschaffing van het decreet kwam voor de meesten in de sector onverwacht. Er werd gehoopt dat het decreet indien nodig nogmaals zou worden aangepast. Het statuut van de reisbureaus is tot nu toe altijd door de overheid geregeld. De reissector in Vlaanderen heeft hiervoor nooit zelf iets moeten doen. Dat de sector nu ineens moet gaan samenwerken is een hele opgave. Zoals eerder vermeld telt Vlaanderen vijf beroepsverenigingen met elk hun eigen ideeën en belangen. De relatie tussen deze verschillende beroepsverenigingen is bovendien niet altijd even optimaal. Om tot een goed akkoord te komen zal iedereen toegevingen moeten doen en elkaar leren vertrouwen. Hieronder licht ik de beroepsverenigingen nog eens toe:124 Vereniging Vlaamse Reisbureaus (VVR) vzw De VVR behartigt de belangen van erkende Vlaamse reisbureaus. Ze telt ongeveer 560 leden, bestaande uit reisbureaus, autocarbedrijven en KMO-touroperators. Deze vereniging vertegenwoordigt naar schatting een totale omzet van 1,7 miljard euro en 2500 werknemers. De Vlaamse Associatie voor Reisagenten (VLARA) vzw VLARA is de opvolger van de Vlaamse Raad van Autobus- en autocarondernemers en van reisorganisatoren (VRA) die destijds in de schoot van de FBAA werd opgericht. Onder het FBAAvoorzitterschap van de heer Jean Wyns werd de reisbureauwerking van de FBAA aan Waalse kant afgestoten naar de UPAV (l’Union Professionelle des Agents deVoyage vzw – tegenhanger van de VVR) en was het de bedoeling aan Vlaamse kant dezelfde operatie door te voeren met een afstoting van deze activiteit van de FBAA naar de VVR. Aan Vlaamse kant werden deze activiteiten niet door de VVR overgenomen en werd een nieuwe autonome beroepsvereniging – VLARA – opgericht. Deze beroepsvereniging behartigt de belangen van Vlaamse vergunde reisbureaus die ook autobus- en autocarondernemers zijn. Er zijn ongeveer 40 aangesloten bedrijven, bestaande uit reisbureaus en KMO-autocarbedrijven. Zij vertegenwoordigen naar schatting een totale omzet van 0,25 miljard euro en 200 werknemers. Federatie van Belgische Autobus en Autocarondernemers – Koninklijke Maatschappij (FBAA) De Federatie van Belgische Autobus- en Autocarondernemers vzw afgekort FBAA, is een vereniging die de belangen behartigt van autocar- en autobusbedrijven. Ze telt ongeveer 360 leden, bestaande uit autobusmaatschappijen, autocarbedrijven of gemengde busbedrijven. Zij vertegenwoordigen naar schatting een totale omzet van 0,5 miljard euro en 6500 werknemers. Association of Belgian Touroperators (ABTO) vzw ABTO vzw is een vereniging die de belangen behartigt van de grote en middelgrote touroperators en telt 24 leden. De leden van deze vereniging vertegenwoordigen 50 merknamen en ruim 90 % van de 124
Departement Internationaal Vlaanderen, 2013.
51 georganiseerde pakketreizen in België. Samen realiseerden zij in 2012 een omzet van meer dan 2 miljard euro en een rechtstreekse tewerkstelling van ruim 1750 personeelsleden. Naast 24 leden zijn er 60 geassocieerde leden (dit zijn voornamelijk ondernemingen actief in de rand van het toerisme zoals verzekeringsmaatschappijen, luchtvaartmaatschappijen, luchthavens, toeristische diensten, …). Belgian Travel Organisation Vlaanderen (BTO) vzw De Belgian Travel Organisation vzw afgekort BTO, is een vereniging die de belangen behartigt van grote en middelgrote touroperators en die zeven leden telt. Samen vertegenwoordigen deze leden naar schatting een totale omzet van 0,5 miljard euro, 201 erkende reisbureauverkooppunten en 850 werknemers.125 Sinds het najaar van 2012 komen deze beroepsverenigingen eenmaal per maand samen op het Kabinet van minister Geert Bourgeois in Brussel om te vergaderen over een eventueel systeem van zelfregulering. De minister werkt officieel niet mee aan deze onderhandelingen maar stelt zijn kabinet ter beschikking voor de vergaderingen. Een medewerker van de minister woont de vergaderingen wel bij als waarnemer. Naast de beroepsverenigingen worden nog enkele andere sectoren vertegenwoordigd in deze onderhandelingen, zoals het onderwijs en de verzekeraars. De Waalse beroepsverenigingen wonen de onderhandelingen bij maar ook enkel als waarnemers, zij hebben geen zeggenschap. De reden waarom de Waalse beroepsverenigingen mee volgen is omdat één van de vragen is: “zou het systeem van zelfregulering niet beter voor heel België gelden en niet alleen voor Vlaanderen?”. Het statuut zou namelijk sterker staan als het erkend zou worden in heel België. Momenteel is het zeer ingewikkeld. Er zijn drie verschillende wetgevingen inzake toerisme in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Dit wil zeggen dat als een groot bedrijf zich in heel België wil vestigen het drie verschillende vergunningen moet hebben. Dit systeem is verwarrend en er is veel kritiek op. De regelgevingen zouden onderling erkend of op elkaar afgestemd moeten worden of er zou een systeem voor heel België moeten komen. Een systeem dat in heel Europa onderling erkend wordt zou echter nóg beter zijn in deze steeds meer internationale markt. De Europese Dienstenrichtlijn schrijft trouwens voor dat als er in de verschillende landen gelijkaardige vergunningen zijn deze onderling erkend moeten worden. Maar toch is dat momenteel nog niet aan de orde. Zoals wel meer het geval is, loopt de politiek een beetje achter op de veranderingen en ontwikkelingen in de sector. Om nog even terug te komen op de Belgische wetgeving. De regelgeving rond vergunningen en bescherming van bepaalde economische activiteiten (beroepen zoals slagers, kappers,…) is federaal. Men heeft in een bijzondere wet echter uitdrukkelijk een uitzondering gemaakt voor toerisme. Voor deze materie zijn de gewesten verantwoordelijk. Dit heeft onder andere te maken met de bevoegdheid over de toeristische toppers in België zoals de kunststeden, de kust en de Ardennen. Gevolg hiervan is onder andere dat verkopen van of bemiddelen in reizen geen gereglementeerd beroep is in België. Toen de federale wet, die de gereglementeerde beroepen vastlegt, werd gestemd werd er geen rekening gehouden met het beroep van reisagent aangezien dit een gewestmaterie betreft. Er is weinig overleg geweest ten tijde van de verdeling van de bevoegdheden. Tot op vandaag valt de reissector dus overal tussen. Ze hebben geen eigen CAO en ze zijn niet officieel erkend. Dit is ook één van de redenen waarom vele reisagenten tegen de afschaffing van het decreet zijn, de enige wettelijke omkadering die ze nu nog hebben valt in 2014 weg.126 125 126
Departement internationaal Vlaanderen, 2013. Tuyttens, 10 januari 2013, Andries, 15 januari 2013, Verschoren, 15 januari 2013 ; Vercruysse, 28 januari 2013.
52
4.1
Wat in de ons omringende landen?
Voordat ik de mogelijkheid tot zelfregulering in Vlaanderen verder bespreek kijk ik eerst even over de landsgrenzen. Hoe wordt het statuut van de reisbureaus in het buitenland geregeld? De meeste landen hebben, ofwel een door de overheid opgelegd vergunningssysteem, geheel of gedeeltelijk, en/of er wordt beroep gedaan op een systeem van zelfregulering. Om van een echt systeem van zelfregulering te kunnen spreken moet het een systeem zijn waar op vrijwillige basis aan wordt deelgenomen. Er zijn vier Europese landen waar men wettelijk aan geen enkele voorwaarde moet voldoen voor het verkopen van reizen. Deze landen zijn Zweden, Denemarken, Letland en Nederland. In volgende landen bestaat er geen vergunning voor het verkopen van reizen maar moeten reisbureaus en/of touroperators wel aan bepaalde voorwaarden voldoen:127 -
-
-
-
-
Bulgarije: een reisbureau/touroperator moet officieel geregistreerd zijn bij de NTO128, ze moeten aan bepaalde voorwaarden voor beroepskennis voldoen en een aansprakelijkheidsverzekering hebben; Duitsland: een reisbureau/touroperator moet zich registreren bij een lokale handelsregistratiedienst; Finland: een reisbureau/touroperator moet zich registreren bij de NTO. Reisagenten moeten aan bepaalde voorwaarden voor professionele vaardigheden voldoen, financiële garanties kunnen geven en een verzekering tegen schadeloosstelling afsluiten; Frankrijk: een reisbureau/touroperator moet aangesloten zijn bij “A Tout France”129 met als voorwaarde: beschikken over gekwalificeerd personeel, financiële garanties kunnen bieden en een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten; Luxemburg: een reisbureau/touroperator moet een handelsvergunning hebben; Oostenrijk: reisbureaus moeten beschikken over een handelsvergunning en touroperators moeten zich registreren; Polen: hier onderscheidt men reisorganisatoren, reisbemiddelaars en reisagenten. Reisbemiddelaars en reisorganisatoren moeten zich registreren bij de gemeente of provincie; Spanje: een reisbureau/touroperator moet een verantwoordelijkheidsverklaring indienen bij de overheid die zegt dat de onderneming in regel is met de Dienstenrichtlijn. In sommige Spaanse regio’s wordt er een verzekering en een borg gevraagd; Tsjechië: een touroperator moet een bewijs van professionele competentie kunnen voorleggen en krijgt vervolgens een licentie; Groot-Brittannië: aanbieders van luchttransport moeten over een licentie beschikken.130
Er moet worden opgemerkt dat de reiscontractenwet in al deze landen van toepassing is. Deze komt namelijk voort uit de Europese richtlijn 90/314/EEG van de raad van 13 juni 1990 betreffende de pakketreizen, die contractuele verhoudingen tussen reizigers en reisorganisatoren en bemiddelaars vastlegt en geldt voor heel Europa. De verschillende landen hebben deze omgezet in hun eigen wet maar de voorwaarden van de richtlijn mogen enkel verstrengd worden (zoals in België, waar deze uitgebreid is naar bemiddelaars in reizen) maar niet verzwakt. In al deze landen moeten verkopers van reizen dus o.a. beschikken over een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid. 127
Departement international Vlaanderen, 15 januari 2013. National tourism organisation. 129 L’ Agence de développement touristique de la France. 130 Departement internationaal Vlaanderen, 15 januari 2013. 128
53 We kunnen vaststellen dat er heel wat landen zijn die geen vergunningsplicht hebben voor het uitbaten van een reisbureau. Bepaalde landen hebben echter beroepsverenigingen die zeer sterk staan en die de belangen van de reissector behartigen en verdedigen. Zoals eerder opgemerkt telt Vlaanderen vijf beroepsverenigingen in de sector. Dit kan als een nadeel gezien worden t.o.v. landen waar men maar één beroepsvereniging heeft. In België moeten al de beroepsverenigingen samenwerken om op één lijn te staan en dat is niet altijd evident. Hieronder bespreek ik de drie landen die zeer sterk staan qua toerisme, en die allemaal één sterke beroepsvereniging hebben. Deze landen zijn Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië. Daarna licht ik kort de situatie in Frankrijk toe. 4.1.1
Duitsland
De belangrijkste Duitste beroepsvereninging voor de reissector is de DRV (Deutscher Reiseverband). Duitsland is een zeer belangrijk land voor de toeristische sector. De Duitsers spenderen zeer veel aan outgoing tourism131. De Duitse reissector is goed voor een omzet van 60 biljoen euro per jaar en stelt 2,8 miljoen mensen te werk. De DRV vertegenwoordigt voornamelijk reisagenten en touroperators en ze informeren de consument i.v.m. de voordelen van boeken bij een goede, erkende organisatie. De belangrijkste taken van de DRV zijn: -
vertegenwoordigen van hun leden zowel op politiek vlak als naar de consument toe; bijstaan van reizigers en aanbieders van reizen in tijden van crisis; investeren in de toekomst van de toeristische sector door het aanbieden en ondersteunen van opleidingen; onderzoeken hoe de economische situatie in/voor de sector verbeterd kan worden ijveren voor duurzaamheid; zich engageren tegen het verkopen van ethisch onverantwoorde reizen (geen sekstoerisme met minderjarigen,…); bijstaan van hun leden in geval van gerechtelijke geschillen; aanbieden van tal van voordelen en kortingen aan hun leden.
Als organisaties lid willen worden van de DRV moeten ze een jaarlijkse bijdrage betalen van min. 350 euro, afhankelijk van de grootte van de organisatie. De voorwaarden om lid te worden zijn: -
voldoende beroepservaring kunnen aantonen aan de hand van ervaring en/of een diploma; financieel solvabel zijn en een gezonde boekhouding kunnen voorleggen; twee referenties van bestaande leden of van onafhankelijke organisaties (vb. een bank) kunnen voorleggen.
Nadat het dossier volledig is, wordt er binnen de twee maanden op de bestuursvergadering beslist of de organisatie al dan niet toegelaten wordt. Een bestaand lid kan zijn lidmaatschap verliezen bij niet betaling of bij een zware overtreding. Leden van de DRV mogen het logo van de vereniging gebruiken om aan te tonen dat ze een kwalitatieve organisatie zijn.132 Het waarborgsysteem wordt in Duitsland als volgt geregeld: er bestaan reisagenten die een waarborg moeten hebben en er bestaan reisagenten die geen waarborg moeten hebben. Dit is afhankelijk van het vermogen en de financiële gezondheid van het bedrijf. Bedrijven die het goed doen moeten geen 131 132
Reizen naar andere landen dan het land van herkomst. DRV, 2013.
54 waarborg hebben omdat de kans dat ze failliet gaan minimaal is. Er zijn daarnaast reisagenten met incassomandaat en zonder incassomandaat. Als een consument boekt bij een reisagent zonder incassomandaat dan betaalt hij rechtstreeks aan de touroperator, de reisagent krijgt dan enkel een fee en/of zijn commissie. Als de consument boekt bij een reisagent met incassomandaat dan betaalt hij de reisagent en de reisagent betaalt de touroperator.133 4.1.2
Groot-Brittannië
Groot-Brittannië is de bakermat van het toerisme. De eerste reisagent en de eerste touroperator ter wereld komen beiden uit Groot-Brittannië. Die touroperator, Thomas Cook, bestaat vandaag nog steeds. De beroepsvereniging voor de reissector in Groot-Brittannië is de ABTA (Association of British Travel Agents) en deze werd opgericht in 1950 door 22 reisorganisaties.134 De meeste verkopers en organisatoren van reizen in Groot-Brittannië zijn aangesloten bij de ABTA. Het is een gevestigd instituut met veel aanzien. Leden van de ABTA moeten aan een bepaalde gedragscode voldoen. Zo proberen ze de relaties tussen hun leden en de klanten van hun leden, tussen hun leden en de ABTA zelf, en tussen hun leden onderling te regelen. Hun belangrijkste doel is om de kwaliteit in de reissector en het vertrouwen van de consument te verhogen als het aankomt op het boeken van reizen. De ABTA leden moeten een gedragscode naleven die verzekert dat de consument een goede service krijgt, eerlijk wordt behandeld, de juiste informatie krijgt en beschermd wordt als er iets fout loopt. Als een lid deze code niet correct volgt kan hem een sanctie worden opgelegd in de vorm van een boete of kan zijn lidmaatschap worden ingetrokken. De ABTA levert eveneens inspanningen om samen met hun leden, aanbieders van accommodatie, aanbieders van transport en andere toeristische diensten de gezondheidsstandaard wereldwijd te verbeteren door de lokale overheden in te lichten i.v.m. eventuele gezondheidsrisico’s. Dit ten voordele van de toerist en de lokale bevolking. De ABTA zet zich daarnaast ook in ten voordele van het milieu en duurzaam ondernemen. Zo kunnen accommodaties wereldwijd Travellife-awards winnen uitgereikt door de ABTA. Door te ondernemen met respect voor het milieu en de lokale bevolking kan een accommodatie een bronzen, zilveren of gouden award winnen, afhankelijk van hun inzet. Het waarborgsysteem wordt in Groot-Brittannië als volgt geregeld: er wordt een systeem met waarborgen gehanteerd maar de goede leerlingen in de klas worden beloond. Als iemand bijvoorbeeld drie jaar bezig is, elk jaar winst maakt en voldoende eigen kapitaal heeft dan kan hij eventueel vrijgesteld worden van die waarborg.135 Reisagenten die lid zijn van de ABTA kunnen dit kenbaar maken aan hun klanten door een logo tentoon te stellen in hun kantoor en dit te vermelden op hun website. Op de website van de ABTA kan de consument een overzicht vinden van de organisaties die bij hen zijn aangesloten. Leden die aangesloten zijn bij de ABTA moeten een bepaalde gedragscode volgen en zijn bijgevolg betrouwbare ondernemingen.136 137
133
De Boeck, 25 januari 2013. ABTA, 2013. 135 De Boeck, 25 januari 2013. 136 ABTA, 2013. 137 De Vriendt, 25 januari 2013, Van Eeckhout, 8 januari 2013. 134
55 Nog even meegeven dat in Groot-Brittannië de EU-richtlijn op de pakketreizen omgezet werd in de ‘Package Travel Regulations’. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten aanbieders van reizen: -
4.1.3
verkopers die luchttransport aanbieden moeten over een vergunning beschikken, deze vergunning wordt geregeld door de ‘Air Travel Organisers Licence’; verkopers van andere transportmiddelen zoals spoorweg-, autocar- of maritiem vervoer moeten geen vergunning hebben.138 Nederland
Na onderzoek door het Departement internationaal Vlaanderen naar ‘zelfregulering in de reissector vanuit een Europees Perspectief’ is gebleken dat Nederland met de ANVR (Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen) als beroepsorganisatie als enige in aanmerking komt voor het label van zelfregulering op vrijwillige basis. Bij al de anderen zijn de toelatingsvoorwaarden te summier om systemen van zelfregulering genoemd te worden. De enige beroepsorganisatie voor de reissector in Nederland is dus de ANVR. De ANVR werd opgericht op 17 februari 1966. De ANVR overkoepelt vier verenigingen: de reisorganisatoren, de reisagenten, de luchtvaartagenten en de zakenreisbureaus.139 De doestelling van de ANVR is de belangen van hun leden op sociaal-economisch vlak te behartigen en deze belangen vertegenwoordigen naar de reissector toe, zowel nationaal als internationaal. De ANVR stelt zich nadrukkelijk op als brancheorganisatie waar de aangesloten leden centraal staan en niet als consumentenorganisatie. De consument kan bijgevolg niet terecht bij het bestuur van de ANVR. De ANVR bemiddelt ook niet tussen haar leden en de consument. Het bestuur wordt gevormd door vertegenwoordigers uit de reissector. De kerntaken waarmee de ANVR zich bezig houdt zijn: imago & lobby, consumentenzaken, luchtvaart en arbeidszaken & onderwijs. Daarnaast is er een afdeling touroperating en een afdeling retail. De ANVR richtte in 1971 als eerste ter wereld een garantiefonds op ter bescherming van de reisgelden van consumenten die geboekt hebben bij een ANVR reiskantoor. In 1983 wordt dit de onafhankelijke Stichting Garantiefonds Reisgelden. Alle ANVR leden zijn verplicht om zich hierbij aan te sluiten. Niet ANVR leden kunnen zich hier echter ook bij aansluiten. In 1972 wordt een onafhankelijke Geschillencommissie reisgelden opgericht. De commissie regelt geschillen tussen de consument en de ANVR-reisagent. In 1995 voert de ANVR als eerste beroepsvereniging een beleid voor duurzaam toerisme in. In 2000 wordt de onafhankelijke Stichting Calamiteitenfonds Reizen opgericht. Alle ANVRondernemingen zijn verplicht om zich hierbij aan te sluiten. De stichting heeft als doel om de reizigers financieel tegemoet te komen als hun al aangevangen reis niet verder gezet kan worden als gevolg van een probleem (natuurramp, onrust,…).
138 139
Departement internationaal Vlaanderen, 15 januari 2013. Departement internationaal Vlaanderen, 15 januari 2013.
56 De zes basispijlers waarop de ANVR steunt zijn: -
-
-
-
-
eerlijke voorwaarden: de reis- en boekingsvoorwaarden die de ANVR hanteert zijn overeengekomen met de consumentenbond. Zo worden reizigers die via een ANVR kantoor geboekt hebben niet met onredelijke bepalingen geconfronteerd bij het wijzigen of annuleren van hun reis; uw geld in goede handen: bij boeking via een ANVR kantoor is de consument er zeker van dat zijn geld in goede handen is, ondermeer door het lidmaatschap bij de Stichting Garantiefonds Reisgelden; veilig reizen: alle ANVR-touroperators zijn aangesloten bij de het calamiteitenfonds. Als er zich een probleem voordoet tijdens de reis worden de kosten vergoed. Busreizen van ANVRtouroperators mogen alleen plaatsvinden als ze voldoen aan het Keurmerk Touringcarbedrijf. De touroperators moeten zich bovendien houden aan de strenge voorwaarden om de risico’s van Legionella140 te vermijden; kwaliteit voorop: de ANVR ondernemingen zijn verplicht om hun personeel goed op te leiden en zich bij te scholen zodat ze goede en juist informatie aan klanten kunnen meegeven; verantwoord reizen: leden mogen zich niet inlaten met het aanbieden van onverantwoorde reizen zoals reizen met als doel kinderprostitutie. Alle organisaties moeten een milieubeleidsplan opstellen dat rekening houdt met het milieu, de mens, de natuur en de cultuur; zekerheid bij klachten: ANVR reisondernemingen helpen de consument bij klachten. Ze respecteren tevens de uitspraken van de Geschillencommissie Reizen. Alle leden hebben bovendien een aansprakelijkheidsverzekering.141
Enkele toelatingsvoorwaarden van de ANVR zijn: -
lid zijn van de Stichting Garantiefonds Reisgelden of iets gelijkaardigs (verzekering financieel onvermogen); geen slechte naam hebben; een minimale omzet hebben van 250 000 euro per jaar of min. 100 boekingen per jaar realiseren. Een startend bedrijf moet een goed business plan kunnen voorleggen; elk lid verplicht zich om na aanvang van het lidmaatschap mee te werken aan algemene vergaderingen en enquêtes; men moet de nodige diploma’s of beroepskennis kunnen voorleggen; een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten; lid zijn van de Stichting Calamiteitenfonds Reizen; binnen de zes maanden in orde zijn met de DTO-verplichtingen (duurzaam toeristisch ondernemen).
Na het aanvragen van het lidmaatschap wordt deze aanvraag via e-mail verstuurd naar alle leden. Deze kunnen dan eventueel bezwaar aantekenen. Het bestuur beslist uiteindelijke over het al dan niet toelaten van de organisatie.
140
Bacterie die de ziekte Legionellose veroorzaakt. De ziekte kan ontstaan als mensen de bacterie inademen, bv. in de douche. 141 ANVR, 2013.
57 Leden van de ANVR kunnen van een aantal voordelen genieten zoals: -
leden kunnen het logo gebruiken, dit geeft klanten vertrouwen in de organisatie; leden krijgen hulp en ondersteuning bij de uitbating van de organisatie; leden hebben toegang tot alle nodige informatie; leden van de ANVR kunnen gebruik maken van domeinnaam ‘travel’ in hun e-mail adres, vb. www.uwnaam.travel.nl.
Uit onderzoek is gebleken dat het logo van de ANVR gekend is onder het publiek en vertrouwen uitstraalt. Volgende resultaten kwamen naar voor: -
spontane bekendheid: 47 % geholpen bekendheid: 85 % let erop dat een aanbieder is aangesloten bij de ANVR: 38 % boekt zeker niet bij een aanbieder die niet is aangesloten bij de ANVR: 29 %
De ANVR handhaaft haar kwaliteitslabel en kijkt streng toe op eventuele overtreders. Bij misbruik of niet naleven van de voorwaarden worden juridische stappen genomen. Op hun website is een lijst terug te vinden van organisaties die niet voldoen aan de wettelijke garanties, een soort zwarte lijst.142 4.1.4
Frankrijk
In 2010 is in Frankrijk het door de overheid wettelijk opgelegd statuut van de reisbureaus opgeheven. De Fransen hebben dit afgeschaft omdat hun statuut ook in strijd was met de Europese Dienstenrichtlijn. Reisbureaus en touroperators moeten nu enkel nog lid zijn van ‘A Tout France’, beschikken over gekwalificeerd personeel en een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid hebben. Voor het overige zijn ze volledig vrij. Ten tijde van het wettelijke systeem konden reisbureaus en touroperators in Frankrijk enkel pakketreizen verkopen, ze mochten daarnaast niets anders verkopen. Na de afschaffing van het ‘statuut van de reisbureaus’ vreesde de Franse reissector voor het ergste. Reisbureaus en touroperators waren, zoals nu in Vlaanderen het geval is, bang dat er vele nieuwe concurrenten zouden bijkomen. Maar nu, inmiddels drie jaar later, blijkt er nauwelijks iets verandert te zijn in het Franse reislandschap. De mogelijke nieuwe spelers waren ongeïnteresseerd vanwege de lage winstmarges in de sector of bleven zich concentreren op hun eigen niche.143 4.1.5
Evaluatie systemen zelfregulering
Als ik voorgaande systemen evalueer dan kunnen we in Vlaanderen het meest leren van Nederland. De toelatingsvoorwaarden van de ANVR zijn zeer uitgebreid.144 De DRV en de ABTA doen het als beroepsvereniging ook zeker niet slecht maar hier zijn de toelatingsvoorwaarden toch minder ruim. In Vlaanderen zou een eventueel systeem van zelfregulering meer moeten omvatten dan dat nu het geval is met het vergunningssysteem. Het voordeel in al deze landen ten opzichte van België is dat het over één land gaat, met één taal, en één cultuur, wat het oprichten van één overkoepelend orgaan vergemakkelijkt. 142
ANVR, 2013. BTO, 16 november 2012. 144 Voor een volledig overzicht zie www.anvr.com. 143
58 De toelatingsvoorwaarden van de ANVR zijn dus redelijk omvangrijk. Er kan gesteld worden dat organisaties die bij de ANVR aangesloten zijn kwalitatief zijn, of toch zouden moeten zijn. Als kwaliteitslabel op zich scoort de ANVR goed. Leden van de ANVR zijn betrouwbaar. Negatief is dat er in Nederland meer reisbureaus failliet gaan dan in België. Er zijn slechts 284 kantoren van de in totaal 600 kantoren in Nederland aangesloten bij de ANVR.145 Deze 284 leden vertegenwoordigen daarnaast wel 90 % van de markt.146 Het probleem is voor een deel dat de grotere sterke kantoren de kleintjes uit de markt duwen of overnemen. Voor kleine kantoren is het soms moeilijk om aan de voorwaarden van de ANVR te voldoen inzake omzet, personeel en dergelijke. Langs de ene kant kan men dus stellen dat de strenge voorwaarden de sector naar een hoger niveau tillen maar langs de andere kant worden kleine kantoren die wel goed werk leveren maar een te lage omzet hebben uitgesloten. Het is namelijk zeer moeilijk om zonder het ANVR label te blijven bestaan. Bij het op poten zetten van de zelfregulering in Vlaanderen moet men hier toch voorzichtig in zijn. In Nederland zijn er ook meer gevallen bekend van consumenten die het slachtoffer zijn van malafide reisagenten. Zoals in hoofdstuk 3 reeds werd besproken is het risico op fraudeurs en amateurs inderdaad groter zonder wettelijk kader en met een vrijwillig systeem van zelfregulering. Adjunct-directeur van de ANVR, de heer Walter Schut heeft het volgende gezegd over het systeem van zelfregulering: “Wij leven al jaren zonder vestigingswet, en wij zouden ook niet anders willen.”147 Zijn collega ANVR directeur, de heer Frank Oostdam voegt hier nog het volgende aan toe: “Ik denk echt dat het een heel interessante uitdaging voor onze vrienden in België gaat worden. Met name omdat ik een sterk geloof heb in samenwerking tussen bedrijven op branche niveau. Dat kan leiden tot reduceren van kosten, het vergroten van de efficiency en het verhogen van de kwaliteit. Als je dit als sector en als beroepsorganisatie goed oppakt dan kan je een wezenlijke extra toegevoegde waarde voor je sector creëren. Dan kan je een extra bijdrage leveren aan het verder versterken van je sector. Wie wil dat nou niet.”148 De ANVR focust als beroepsvereniging bovendien niet op een bescherming van het beroep maar op een bescherming van de consument. De nadruk moet volgens hen niet langer liggen op product, prijs en boeking maar op de interactie met de consument (met nadruk op motieven, klantvoordelen en informatie).149
145
Het gaat hier over hoofdkantoren, het aantal verkooppunten ligt veel hoger. De Boeck, 25 januari 2013, Van Eeckhout, 8 januari 2013. 147 Travolon, 5 december 2012. 148 Travolon, 5 december 2012. 149 Travolon, 5 december 2012. 146
59
4.2
Zelfregulering: meningen en voorstellen uit de sector
In dit onderdeel laat ik de verschillende spelers uit de toeristische sector in Vlaanderen en enkele randorganisaties aan het woord. Hoe moet de zelfregulering er volgens hen uitzien? Welke zaken moeten in zeker in worden opgenomen en welke zeker niet? 4.2.1
BTO
BTO is al van bij de aanvang van de besprekingen over een Vlaams statuut voor de reisbureau voorstander van zelfregulering. Zelfregulering houdt volgens hen in dat iedereen vrij is om een reisbureau op te starten (mits toepassing van alle wetgeving en regels). Een kwalitatief reisbureau wordt herkend aan het lidmaatschap van een beroepsvereniging/brancheorganisatie. Wie onvoldoende bekwaamheid toont wordt afgestraft door de markt.150 Volgens BTO moet het systeem van zelfregulering vrijer zijn dan het reisbureaudecreet, het mag niet te protectionistisch zijn en het mag de markt niet afschermen. Het moet gericht zijn op de bescherming van de consument en het nieuwe logo dat voortkomt uit de zelfregulering moet een echt verkoopsargument worden voor de reisagenten. Het zou opgericht moeten worden onder één koepel die al de beroepsverenigingen vertegenwoordigt met een onafhankelijk persoon die de waarborgen en dergelijke regelt. De kost die een dergelijk label met zich meebrengt, wordt volgens BTO het grootste probleem. Volgens hen zullen de grote bedrijven die zich met zakenreizen bezighouden, beweren dat ze een dergelijk label niet nodig hebben omdat ze hun eigen contracten hebben. De leisure bedrijven zullen volgens BTO ook niet blij zijn met deze extra kosten maar ze zullen meewerken omdat ze hun waarborgen nodig hebben. Een andere reden waarom ze zullen meewerken is omdat ze de markt willen afschermen van buitenlandse aanbieders.151 Een interessante uitspraak van de heer Jan Van Steen, voorzitter van BTO luidt als volgt: “Zelfregulering is enkel aanvaardbaar als er een zinvol economisch model achterzit. Dit model moet zich vertalen naar een toegevoegde waarde voor de consument, de reisagent en de TO. Liefst met minimale kost. BTO is niet op zoek naar een systeem van zelfregulering dat erop gericht is de markt te beschermen tegen nieuwkomers, innovators, aanbrengers van toegevoegde waarde en echt professionalisme.” 4.2.2
ABTO
ABTO vindt dat er absoluut iets in de plaats moet komen van het reisbureaudecreet. In de eerste plaats om goede reisagenten en touroperators te onderscheiden van de minder goede. Het zal volgens hen een hele uitdaging zijn om samen met de andere beroepsverenigingen een systeem op poten te zetten. De sector moet nu samenwerken en dat is iets wat ze nog nooit hebben moeten doen. Bovendien zijn de middelen en de budgetten beperkt en verspreid over vijf beroepsverenigingen. Er is geen koepelorganisatie in Vlaanderen. Dat er één gezamenlijk systeem komt, is volgens hen wel het meest wenselijke, zeker om bekendheid te verwerven. Dit systeem zou dan best onafhankelijk zijn, weg van de politiek, m.a.w. uitgevoerd door een extern orgaan dat toeziet op de naleving ervan. In het verleden hielden de beroepsverenigingen hun leden soms de hand boven het hoofd. Dit mag in een systeem van zelfregulering absoluut niet meer gebeuren. Als er één rotte appel in de mand zit kan dit afbreuk doen
150 151
BTO, maart 2012. Tuyttens, 10 januari 2013.
60 aan alle inspanningen van de rest. Het externe orgaan moet de beroepsverenigingen in zo’n geval kunnen terechtwijzen. Als de beroepsverenigingen niet tot een overeenkomst komen dan komen er volgens ABTO misschien twee systemen, één voor de touroperators en één voor de reisagenten. ABTO zou ook liefst een systeem voor heel België zien. Ook al hebben Brussel en Wallonië nog een wettelijk systeem, daarnaast zouden ze gerust het kwaliteitslabel kunnen dragen. Als de normen voor Vlaanderen goed zijn kan dat ook voor een kantoor in Brussel en Wallonië. Stel dat het wettelijk stelsel daar ooit wordt afgeschaft dan is er toch al één kwaliteitslabel voor heel België. Daarnaast moet een systeem van zelfregulering volgens ABTO waargemaakt worden. Iedereen zat in het verleden onder de bescherming van het statuut. Het zal er nu op aankomen om de goede middenweg te vinden, de minder goede proberen op te krikken en de goede te belonen. Omdat het systeem nieuw is zal het ook kritischer bekeken worden. ABTO kent al langer een systeem van zelfregulering. ABTO telt twintig leden maar deze vertegenwoordigen samen 90 % van de touroperators in België. Deze leden moeten sowieso een bepaalde gedragscode volgen. Zo moeten hun bestelbonnen en brochures aan bepaalde eisen voldoen en moeten ze lid zijn van Het Garantiefonds Reizen en van de Geschillencommissie Reizen. ABTO helpt daarnaast bij het opstellen van de brochures. Ze controleren hun leden bovendien grondig en volgen hen op. Welke zaken moeten volgens ABTO zeker worden opgenomen in de zelfregulering: -
bedrijven moeten financieel gezond zijn; bedrijven moeten voldoende beroepsbekwaam zijn; regelgeving liefst over de gewesten heen; bedrijven moeten beschikken over de nodige verzekeringen (financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid); erkennen van de Geschillencommissie Reizen; bestelbonnen moeten in orde zijn en aan bepaalde voorwaarden voldoen; een gedragscode i.v.m. privacy, duurzaamheid en onethische zaken.
Als bedrijven aan de voorwaarden voldoen dan zouden ze kunnen toetreden tot de zelfregulering. Naar de toekomst toe zou er dan met ‘gouden’, ‘zilveren’ en ‘bronzen’ labels gewerkt kunnen worden. Maar dit is volgens ABTO niet aan te raden in het beginstadium. Van de reisagent wordt verwacht dat hij bereikbaar is (ook als er iets mis gaat), dat hij de nodige dienstverlening aanbiedt en dat hij te vertrouwen is. Als er overtredingen gebeuren, moet het label van vandaag op morgen ingetrokken kunnen worden. Men kan dan nog verder opereren maar men mag het label niet meer dragen. Daarnaast zouden er meer inspanningen gedaan moeten worden inzake duurzaamheid. Onze noorderburen zijn daar veel meer mee bezig. Ook wat betreft calamiteiten en Legionella hebben zij zeer strikte afspraken (zie punt 4.1.3). Dit zou ook bij ons in het systeem van zelfregulering kunnen worden opgenomen. De grote vraag zal echter zijn: wie gaat de kost van dit alles dragen? Als er een label komt, moet dit gepromoot worden naar de consument toe. Ten tijde van het vergunningssysteem konden er praktisch geen malafide organisaties op de markt komen maar nu is de kans veel groter. De consument moet zich hiervan bewust worden. Het zou aanbeveling verdienen als de consument op de website van de
61 desbetreffende organisatie een link kan aanklikken en zo meteen kan zien of deze organisatie verzekerd is. Een andere mogelijkheid is dat de FOD Economie op zijn website een overzicht publiceert van wie er allemaal een verzekering financieel onvermogen heeft. Volgens velen zijn de borgen voor de touroperators de belangrijkste reden om in een systeem van zelfregulering te stappen. Zonder deze borgen hebben de touroperators namelijk minder garanties inzake hun distributiekanalen. Hoe staat ABTO, als grootste vertegenwoordiger van de touroperators in Vlaanderen, hier tegenover? Volgens hen zijn er verschillende mogelijkheden. Het vragen van individuele borgen lijkt hen geen goed idee. Er zou ofwel met een systeem van gemeenschappelijke borgen gewerkt kunnen worden of met een systeem waarin financieel gezonde bedrijven geen borgen moeten geven. Het eigen nettovermogen van een bedrijf is meer waard dan borgen die toch niet toereikend zijn. Het zou zoals in Duitsland of Groot-Brittannië geregeld kunnen worden. Als een bedrijf financieel gezond is en jaar na jaar winst maakt dan moet men geen borg hebben. De kans dat zo’n bedrijf failliet gaat is zeer klein. Er zou dan wel kunnen bijgedragen worden tot een soort van solidariteitsfonds dat tussenkomt als een bedrijf failliet gaat. Een andere mogelijkheid is om een onderscheid te maken tussen reisagenten met en reisagenten zonder incassomandaat. Zoals eerder al vermeld betalen klanten die boeken bij een reisagent zonder mandaat rechtstreeks aan de touroperator. Klanten die boeken bij een reisagent met mandaat betalen de reisagent, die dan op zijn beurt de touroperator betaalt. Bedrijven die een incassomandaat krijgen moeten dan aantonen dat ze solide zijn of een waarborg geven. Er zijn hiervoor verschillende mogelijkheden. Hierover wordt druk onderhandeld. Het systeem moet vooral het vertrouwen tussen de touroperators en hun distributiekanalen verhogen. Touroperators en dan vooral kleinere zijn soms bang om samen te werken met een niet zo solide reisbureau. Vooral dan door de leveringsplicht die vandaag de dag ontstaat door het incassomandaat. Als een reisbureau failliet gaat kan dit grote gevolgen hebben voor de touroperator omdat hij de reizen moet leveren ook al wordt hij niet betaald. Financiële gezondheid van bedrijven wordt volgens ABTO dan ook een key-issue in de besprekingen rond de zelfregulering. Er zijn volgens ABTO op dit moment heel wat wrijvingen tussen de verschillende partijen. Ze moeten echter proberen om er samen uit te komen. Ze zien hierin heel wat mogelijkheden en volgens hen moeten reisbureaus zich niet direct zorgen maken. De vraag is nu waar ze de lat van de zelfregulering gaan leggen en hoeveel bedrijven over die drempel van voorwaarden gaan kunnen. Bij ABTO willen ze de lat in ieder geval hoger leggen dan dat ze nu ligt. De concurrentie van de nieuwe aanbieders op de markt die al zeer hoge eisen aan zichzelf stellen gaat anders te bedreigend zijn. Hierin moet een evenwicht worden gevonden.152 Een interessante uitspraak van mevrouw Veerle De Boeck van ABTO luidt als volgt: “Kwaliteit valt moeilijk te controleren. Dus men moet voorzichtig zijn als men het over een kwaliteitslabel heeft. Het wil niet zeggen dat als iemand aan al de voorwaarden voldoet hij effectief kwalitatief werk levert. Ook al is hij aangesloten bij een kwaliteitslabel.”
152
De Boeck, 25 januari 2013.
62 4.2.3
VVR
De heer Antoon Van Eeckhout, oprichter en penningmeester van de VVR wil nog niet al te veel kwijt over een eventuele zelfregulering. Ik weet wel dat de VVR een grote voorstander is van het reisbureaudecreet en liefst iets gelijkaardigs in de plaats zou zien, en dan liefst nog strenger en meer afschermend. Momenteel wordt er volgens hem in de onderhandelingen voor de zelfregulering vooral gepraat over het financiële aspect onder druk van de touroperators. Het aspect vakmanschap, wat volgens hem zeer belangrijk is, wordt minder benadrukt. Om dat aspect naar voor te schuiven heeft de heer Van Eeckhout volgend voorstel: men zou enkel tot de zelfregulering kunnen toetreden als een bedrijf bewijst dat het voldoende personen met vakkennis in dienst heeft. Dit zou dan aan de hand van een puntensysteem geregeld kunnen worden. Ieder reisbureau kan punten verdienen afhankelijk van wie ze in dienst nemen of hebben. Een kantoor dat iemand met een bachelordiploma in dienst heeft zou bijvoorbeeld vier punten krijgen, een kantoor die iemand met een middelbaar diploma toerisme in dienst heeft zou bijvoorbeeld twee punten krijgen en een kantoor met iemand in dienst zonder diploma maar met vijf jaar ervaring zou dan bijvoorbeeld één punt krijgen. Reisbureaus zouden dan uiteindelijk aan een bepaald aantal punten moeten geraken om tot de zelfregulering te worden toegelaten. Naar mijn mening kan dit een goede manier zijn om de beroepsbekwaamheid in de zelfregulering te regelen. Zo zullen er zeker voldoende vakbekwame mensen werken in de reisbureaus en bij de touroperators en blijft de waarde van de diploma’s toerisme behouden. Als er geen akkoord komt, overweegt de VVR om met een eigen systeem op de proppen te komen, enkel voor hun eigen leden.153 4.2.4
VLARA
Bij VLARA zijn ze voorstander van een systeem van zelfregulering. Nu er geen wettelijk systeem meer komt, moet er iets in de plaats komen volgens hen. Zo’n systeem zou dan wel vanuit de overheid gecontroleerd moeten worden. In andere landen werken deze systemen volgens hen redelijk goed. Er zijn meer faillissementen maar dit is misschien geen slechte zaak. De consument wordt zich zo bewust van de risico’s. VLARA is voor een systeem met een soort interne deontologische code. Het systeem moet zeker voldoende voorwaarden voor beroepskennis voorzien. Er zou volgens hen ook een soort orde kunnen komen van reisagenten die goed advies aanbieden en dit financieel doorrekenen. De klant hoeft daarvoor nog niet bij die bepaalde reisagent te boeken, dit kan op het internet of rechtstreeks bij de touroperator.154 4.2.5
De overheid
Ook al is het statuut van de reisbureaus vanaf 2014 geen overheidsmaterie meer, en is de overheid niet van plan om zich in de discussie rond de zelfregulering te mengen, toch hebben ze een mening over wat er best in zo een systeem van zelfregulering wordt opgenomen.
153 154
Van Eeckhout, 8 januari 2013. Verschoren, 17 januari 2013.
63 Belangrijkste punten zijn volgens de overheid: -
financieel solvabele bedrijven; voldoende vakbekwaamheid; eerlijke, waarheidsgetrouwe informatie voor de klant; vormen van ethiek, milieuvriendelijk toerisme promoten, enz.
Dit zijn volgens de heer Mark Andries, kabinetschef van minister Geert Bourgeois de belangrijkste zaken. De basis van het Nederlandse zelfreguleringsysteem is volgens hem goed. De zwakte van zelfregulering is natuurlijk dat het vrijwillig is. Het label gaat kenbaar gemaakt moeten worden en in de markt gezet worden. Er moet een promotiecampagne komen, maar dit hangt volgens hem af van de reisbureaus. Zij willen vaak liever hun eigen merk promoten dan een label. De overheid heeft vóór 2014 wel een financiële toelage uitgetrokken om het nieuwe label te promoten.155 4.2.6
Departement internationaal Vlaanderen
Het Departement internationaal Vlaanderen is verantwoordelijk voor het uitvoeren en de handhaving van het reisbureaudecreet. Zij hebben in opdracht van de minister het evaluatierapport van het reisbureaudecreet gemaakt en meer recent een vergelijkende studie tussen de verschillende systemen van zelfregulering in Europa. Volgens de heer Jos Vercruysse, afdelingshoofd van de afdeling Toeristisch Ondernemen en Strategische goederen van het Departement internationaal Vlaanderen, die onder andere mee in het adviescomité zat voor de oprichting van het decreet en nu voorzitter is in de onderhandelingen voor de zelfregulering, moet een goed systeem van zelfregulering voldoende onafhankelijk en zelfstandig zijn. Bovendien moet het periodiek aangepast kunnen worden aan enerzijds de evolutie van het consumentengedrag en anderzijds aan de evolutie van de reisindustrie. De basisvereisten van zo’n systeem zijn volgens hem: -
-
4.2.7
een goede organisatiestructuur; financieel solvabele reisagenten zowel voor de consument als voor de touroperators (borgen); voorwaarden inzake beroepskennis (deze vakbekwaamheid moet aangetoond kunnen worden, vakbekwaamheid is volgens hem altijd een beetje ondergewaardeerd t.o.v. de financiële eisen), deze beroepskennis moet ook regelmatig bijgeschaafd worden; gedragscode tussen de partners onderling, ethische richtlijnen; een mogelijkheid om het systeem te handhaven: de regelgeving staat of valt hiermee, het succes hangt wel af van het systeem zelf, het moet zo goed zijn dat handhaving niet nodig is.156 Het Garantiefonds Reizen
Het Garantiefonds Reizen, één van de twee grootste spelers in België wat betreft verzekeringen financieel onvermogen, is voor een groot stuk zelfregulerend. Ze onderzoeken zelf mogelijke leden en hebben daarbij hun eigen strenge acceptatievoorwaarden. Ze beseffen dat de consument in België zich niet bewust is van het feit of reisbureaus al dan niet een verzekering financieel onvermogen hebben. 155 156
Travel Magazine, 30 november 2012. Vercruysse, 28 januari 2013.
64 Met hun nieuwe aanpak willen ze zich profileren als een kwaliteitslabel. Met de slogan “Ook u gemoedsrust verdient vakantie” proberen ze de consument ervan bewust te maken dat boeken bij een reisbureau dat aangesloten is bij Het Garantiefonds Reizen een veilige keuze is. Bij Het Garantiefonds Reizen vinden ze het niet noodzakelijk dat er een systeem van zelfregulering komt want de reiziger in België is één van de best beschermde in Europa, met of zonder het reisbureaudecreet. Een systeem van zelfregulering zou volgens hen wel een toegevoegde waarde kunnen bieden maar het systeem moet neutraliteit garanderen, corporatisme moet zeker worden vermeden.157 4.2.8
Reisagenten en touroperators
Moet er volgens de reisagenten en touroperators in Vlaanderen een systeem van zelfregulering komen? En welke voorwaarden moeten daarin dan zeker worden opgenomen? De meesten reisagenten en touroperators die ik heb geïnterviewd zijn voorstander van een systeem van zelfregulering. Slechts enkelen zien het nut van zo’n systeem niet in. Als er een zelfregulering komt mogen volgende zaken volgens hen hierin niet ontbreken: -
-
157
financiële waarborgen: in dit opzicht wordt er gepleit voor een spreiding van het solvabiliteitsrisico onder de aangesloten leden. Dit om te voorkomen dat de kleine zelfstandige reisagent uit de sector wordt geduwd door de grote vermogende aanbieders. Als dit niet gebeurd zal de markt volledig ingenomen worden door de groten; voorwaarden voor beroepsbekwaamheid; deontologische codes; sommigen pleiten voor een nationaal systeem, wat voor transparantie zal zorgen; sommigen willen dat de overheid actief een rol blijft spelen in de zelfregulering;158 er mag volgens hen niet aan overregulering gedaan worden zoals met het reisbureaudecreet het geval is, dit zou belemmerend zijn voor innovatieve vooruitstrevende bedrijven.159
De Vriendt, 25 januari 2013. Van Outryve, februari 2013. 159 Verhoest, februari 2013. 158
65
4.3
Zelfregulering in Vlaanderen
Ik heb ondertussen al heel wat meningen en voorstellen laten horen. We kunnen ervan uitgaan dat er naar alle waarschijnlijkheid één of ander systeem van zelfregulering zal komen. Zelf ben ik, nu er geen wettelijk systeem meer is, voorstander van een kwaliteitslabel op voorwaarde dat het een label is met voorwaarden waar iedere goede reisagent of touroperator aan kan voldoen. Ik denk dat een sterk kwaliteitslabel goed kan zijn voor de reissector in Vlaanderen. De sector is de laatste jaren een beetje in slaap gewiegd doordat sommigen zich achter het decreet verschuilden en zich niet altijd even hard moesten bewijzen. Het reisbureaudecreet bevatte bovendien te veel onduidelijkheden en tekortkomingen om te kunnen blijven bestaan. Maar hoe zou dit systeem van zelfregulering er nu best uitzien? Hieronder bespreek ik de belangrijkste punten. Onafhankelijk Naar mijn mening moet een systeem van zelfregulering opgericht worden door de beroepsverenigingen, maar uitgevoerd en gehandhaafd door een externe, onafhankelijke instantie. Op deze manier kan de onpartijdigheid worden gegarandeerd. Dit externe orgaan of deze instantie moet over voldoende middelen beschikken om een kwalitatieve handhaving en voldoende controle hierop te kunnen garanderen. Deze taak kan niet door één persoon uitgevoerd worden. Iedereen die tot de zelfregulering wil toetreden moet namelijk grondig en met regelmaat gecontroleerd worden en dit op allerlei vlakken. Er moet daarnaast op regelmatige basis overleg zijn tussen de beroepsverenigingen en het uitvoerend orgaan. Tijdens deze besprekingen moet het systeem dan tussentijds geëvalueerd worden en indien nodig aangepast. Om zoiets te laten werken zal de sector wel heel wat financiële middelen moeten voorzien. Vlaanderen of nationaal? Zoals eerder al besproken zijn er drie verschillende regelgevingen in België. Vlaanderen, Wallonië en Brussel hebben allen hun eigen wettelijk vergunningsstelsel. Vanaf 2014 gaat er in Vlaanderen geen wettelijk stelsel meer zijn, in Wallonië en Brussel nog wel. Zo een wettelijk stelsel zou echter perfect kunnen bestaan naast een systeem van zelfregulering. Het grote verschil is dat het wettelijk stelsel voor iedereen geldt en het systeem van zelfregulering vrijwillig is. Er wordt door verschillende partijen gepleit voor een kwaliteitslabel voor heel België. Volgens mij zou zo’n systeem het merk alleen maar sterker maken en de naamsbekendheid vergroten. Bovendien zijn de kosten dan te verdelen onder meerdere partijen. De reisindustrie is één van de meest internationale markten. Hoe breder het draagvlak van zo een systeem hoe beter. Eén systeem voor heel Europa zou nóg voordeliger zijn maar hier is helemaal geen draagvlak voor. In de praktijk gaat een systeem voor heel België echter ook niet zo evident zijn vrees ik. De Waalse reissector is net als de sector in Vlaanderen bang voor verandering. Ze zijn eerder van mening ‘houden zoals het nu is’. De beroepsverenigingen zullen dus met een goed label naar voor moeten komen om de Walen en Brusselaars te overtuigen. Maar als dit label er komt zou het geen slechte zaak zijn als er over de taalgrens overwogen wordt om hiermee in te stappen. De politiek heeft geen zeggenschap meer in deze materie dus dit is een kans voor de sector.
66 Financiële garanties / voorwaarden Iedereen is het erover eens dat er voldoende voorwaarden moeten gesteld worden op het gebied van financiële solvabiliteit. Het spreekt voor zich dat een reisbureau of een touroperator voldoende kapitaalkrachtig moet zijn om op een goede manier te kunnen functioneren. Ze moeten in staat zijn om financiële tegenslagen op te vangen, voldoende cash-flow hebben om rustige periodes te overbruggen en last but not least moeten ze voldoende garanties kunnen bieden t.o.v. hun klanten en partners. Dat al deze schakels als één ketting met elkaar verbonden zijn hebben we eerder in dit rapport al gemerkt. De touroperator levert meestal het product, de reisagent verkoopt het product en de klant nuttigt het product. De betaling verloopt meestal als volgt: de klant betaalt de reisagent en vervolgens betaalt de reisagent de touroperator het bedrag van de reis min zijn commissie (meestal tussen 7 % en 12 %). Bij sommige touroperators, vooral dan diegene met eigen kantoren, kan de klant rechtstreeks boeken en dan uiteraard ook rechtstreeks aan de touroperator betalen. Omdat in België een leveringsplicht geldt (zie punt 3.4) is de touroperator verplicht om de geboekte reis te leveren ook al wordt hij hiervoor niet betaald door de reisagent. Door deze regeling is het voor touroperators uiteraard zeer belangrijk dat hij met financieel solvabele en betrouwbare partners kan samenwerken. Momenteel is er een waarborgregeling van kracht. Deze waarborg kan worden aangesproken als de reisagent of touroperator failliet gaat. In de zelfregulering zal het nu aan de beroepsverenigingen zijn om tot een akkoord te komen dat past voor iedereen. Er zijn hierin, zoals eerder al aangegeven, verschillende mogelijkheden. Men kan nog steeds een bankwaarborg eisen, men kan gezamenlijke borgen eisen of men kan kijken naar de financiële gezondheid van het bedrijf in kwestie en kijken of het hebben van een borg noodzakelijk is. Financieel zeer gezonde en solide bedrijven gaan immers niet zomaar failliet en als dat zou gebeuren dan is de borg meestal toch niet toereikend. Men kan daarnaast een onderscheid maken tussen reisbureaus met een incassomandaat en zonder een incassomandaat (zie punt 4.2.2). Naast de eventuele waarborgen of ter vervanging ervan zou er een soort solidariteitssysteem ontwikkeld kunnen worden. Iedereen kan hier dan, afhankelijk van de omzet van de onderneming, aan bijdragen. Dit fonds kan dan worden aangesproken als een bedrijf in moeilijkheden komt. Zoiets oprichten zal echter niet zo simpel zijn en hieraan moeten dan uiteraard strenge voorwaarden verbonden zijn. Beroepsbekwaamheid Een ander punt dat steeds terugkomt, is de nood aan beroepsbekwame partners. Deze voorwaarde moet meestal een beetje onderdoen voor de altijd zo belangrijke financiële aspecten, maar is zeker niet minder belangrijk. Het vak van reisagent wordt naar traditie onderschat, maar men moet over heel wat kennis beschikken om een goede reisagent te zijn. Dat hieromtrent strikte voorwaarden worden opgenomen in de zelfregulering is dan ook noodzakelijk. Zowel naar de partners in de sector, als naar de consument toe is het belangrijk dat er juiste en eerlijke informatie wordt gegeven. De consument vertrouwt hiervoor op de reisagent. Ook voor de touroperators is het belangrijk dat een reisagent die zijn product verkoopt dit goed doet en de juiste informatie verstrekt. Deze beroepsbekwaamheid moet dan ook effectief en met regelmaat gecontroleerd worden voordat een organisatie toegelaten wordt tot de zelfregulering. Men kan daarnaast in de zelfregulering voorwaarden opnemen i.v.m. bijscholing. Dit kan aan de hand van studiereizen en opleidingen. In Nederland bestaat er een systeem van online opleidingen. Als iemand zo’n opleiding heeft afgerond en
67 geslaagd is dan komt dit automatisch op zijn cv te staan. Er kan daarnaast een statistiek geraadpleegd worden waarop men kan zien welke en hoeveel opleidingen andere collega’s al hebben afgerond. Dit creëert onderling een gezonde competitiviteit. Het probleem bij deze zaken is zoals zo vaak natuurlijk de middelen om dit te realiseren. Deontologische code Dit nieuwe systeem is een kans voor de sector om het voortouw te nemen op het gebied van deontologie. Zoals in Nederland kunnen er afspraken gemaakt worden i.v.m. duurzaamheid en milieuvriendelijkheid. Er moet ook hier wel weer op gelet worden dat de opgelegde voorwaarden voor iedereen haalbaar zijn, zowel voor groot als voor klein. Het is in dit geval dan ook belangrijk dat dit geleidelijk aan opgebouwd wordt. Daarnaast zouden er voorwaarden voor eerlijk ondernemen moeten worden opgenomen. Op die manier kunnen de consumenten en daarnaast de partners in de sector erop vertrouwen dat ze met een betrouwbare organisatie samenwerken. Regels i.v.m. ethische handelingen moeten uiteraard opgelegd worden en hier moet men zeer streng in zijn. Zo mag een reisbureau of touroperator niet meerwerken aan sekstoerisme met minderjarigen, mensenhandel en dergelijke. Dit moet dan ook effectief gecontroleerd worden, uiteraard in de mate van het mogelijke. Erkennen van de Geschillencommissie Reizen Leden die willen toetreden tot de zelfregulering moeten de Geschillencommissie Reizen en zijn uitspraken erkennen. Calamiteitenfonds Naar Nederlands voorbeeld zou men in Vlaanderen een calamiteitenfonds kunnen oprichten als extra bescherming naar de consument toe. Dit fonds komt dan tussen in geval van overmacht zoals bij een natuurramp, vulkaanuitbarsting of dergelijke. Promotiecampagne Als er een systeem van zelfregulering wordt ontwikkeld moet dit tenslotte gepromoot worden. Men moet hier goed over nadenken. Uitdaging is om het niet alleen kenbaar te maken naar het grote publiek toe, maar de reissector zelf warm te maken voor dit label, zodat het met fierheid door hen naar buiten wordt gebracht. Dit is tenslotte de beste promotie. De Vlaamse overheid heeft beloofd om hiervoor een financiële bijdrage te leveren. Met dit budget moet verstandig worden omgegaan. Een nationale promotiecampagne om de consument bewust te maken van de waarde van een erkend reisbureau en van de gevaren die boeken bij een niet erkend reisbureau met zich meebrengt zou al een goed begin zijn.
68 Hieronder zet ik de verschillende punten nog eens op een rij. Deze moeten zeker besproken worden in de onderhandelingen rond zelfregulering. Tabel 3: Zelfregulering Opgericht door de beroepsverenigingen – uitgevoerd door een extern orgaan. Systeem voor Vlaanderen of heel België.
.
Voldoende financiële voorwaarden/garanties. Voldoende voorwaarden inzake beroepskennis (diploma’s/ervaring). Een uitgebreide deontologische code (duurzaamheid/ethische zaken,…). Erkenning van de Geschillencommissie Reizen. Indien mogelijk oprichting soort van calamiteitenfonds. Promotiecampagne naar de consument toe.
69 4.4
Reisbureaudecreet versus zelfregulering
In de tabel hieronder maak ik een vergelijking tussen het reisbureaudecreet en het eventuele systeem van zelfregulering. Tabel 4: Reisbureaudecreet versus zelfregulering. Reisbureaudecreet
Zelfregulering
Geregeld door de overheid.
Geregeld door de sector zelf.
Dezelfde wettelijk vastgelegde regels voor iedereen.
Vrijwillig.
Geldig voor iedereen die reizen verkoopt of bemiddeld in de verkoop van reizen.
Enkel voor leden.
Toelatingsvoorwaarden beperkt + niet voldoende controle vermindert de kwaliteit van de sector.
Toelatingsvoorwaarden worden uitgebreid + strengere controle verhoogt kwaliteit van de sector.
Consument is zeker dat hij boekt bij een organisatie die met alles in orde is.
Verhoogd risico voor de consument.
Risico op malafide organisaties en fraudeurs is kleiner.
Risico op fraudeurs en amateurs is groter.
Soms te protectionistisch, hield nieuwkomers en innovaties in de sector tegen.
Open, vrije markt.
Geen vertrouwen en goede samenwerking in de sector. Werkingskosten en administratie voor de overheid.
Sector moet samenwerken, dit bevordert hopelijk het vertrouwen. Werkingskosten en administratie voor de sector zelf.
70
Algemeen besluit Wat na de afschaffing van het reisbureaudecreet? Op deze vraag heb ik doorheen deze uiteenzetting een antwoord gezocht. Ik ben gaandeweg te weten gekomen dat de reisbureauwet en het reisbureaudecreet heel wat leemtes bevatten maar ook hun verdiensten hadden. Een wettelijk opgelegd vergunningsstelsel is echter steeds moeilijker te handhaven in een voortdurend veranderende maatschappij. Zeker een vergunningssysteem dat enkel voor Vlaanderen geldt, verliest meer en meer aan belang. Sommige zaken, zoals de voorwaarden voor beroepskennis en de financiële vereisten voor ondernemingen die reizen verkopen of bemiddelen in de verkoop van reizen, bieden zeker een meerwaarde. Maar de onduidelijkheid over het toepassingsgebied heeft het decreet de das omgedaan. Omdat dit niet altijd duidelijk omschreven was kon het soms nogal ruim geïnterpreteerd worden. Het reisbureaudecreet wordt dus met ingang van 1 januari 2014 volledig afgeschaft. Als we kijken naar onze buurlanden dan zien we dat er verschillende landen zijn die al lang zonder wettelijk opgelegde regels opereren. Deze landen hebben meestal één sterke beroepsvereniging die een soort van kwaliteitslabel uitgeeft. Als ondernemingen aan bepaalde voorwaarden voldoen dan mogen zij dit label dragen. De consument weet dan ook dat diegene die dit label promoot aan bepaalde vereisten voldoet en dus bijgevolg betrouwbaar is. Als een consument vervolgens boekt bij een niet aangesloten organisatie, en hij wordt gedupeerd, dan kan hij achteraf niet komen klagen. Voor Vlaanderen zal er dus naar alle waarschijnlijkheid ook zo’n label ontwikkeld worden. De vijf beroepsverenigingen voor de reissector zijn hierover momenteel aan het onderhandelen. Zoals eerder al gezegd zijn dit geen gemakkelijke besprekingen. De touroperators en de reisagenten bevinden zich in twee verschillende kampen. De touroperators willen vooral financiële garanties en de reisagenten willen op dit gebied geen voorwaarden waaraan ze onmogelijk kunnen voldoen. De marges in de sector zijn al zeer laag. Als er nog extra gesnoeid wordt in de inkomsten dan is dit voor reisagenten niet meer leefbaar. De touroperators willen uiteraard ook garanties i.v.m. kwaliteitsvolle partners. Deze partners (meestal reisagenten) zijn het gezicht en het aanspreekpunt voor hun klanten. Sommige reisagenten vrezen misschien dat deze eisen te streng gaan zijn voor hen. Alle partijen proberen, zeer begrijpelijk, hun eigen belangen zoveel mogelijk te verdedigen. Naar mijn mening is een goed systeem van zelfregulering een kans voor de sector om de lat hoog genoeg te leggen zodat het niveau naar boven gaat. Dit is echter een delicaat iets want er moet opgelet worden dat de kleine ondernemingen ook aan de opgelegde voorwaarden kunnen voldoen. Hopelijk kan er een compromis gesloten worden dat voor iedereen goed is. Het zou mooi zijn als de verschillende partijen in de sector terug wat meer vertrouwen krijgen in elkaar en als echte collega’s gaan samenwerken. Deze loyaliteit moet uitaard groeien en van beide kanten komen. Zo’n systeem van zelfregulering is vrijwillig. Dat zomaar iedereen reizen kan verkopen zonder aan bepaalde voorwaarden te moeten voldoen is natuurlijk een risico. De consument is zich niet bewust van de gevaren die boeken bij een malafide organisatie met zich kan meebrengen. Het is dan ook van groot belang dat er een bewustwordingscampagne gelanceerd wordt. Los van het reisbureaudecreet moet iedereen die reizen verkoopt, of bemiddelt in de verkoop van reizen wel een verzekering financieel onvermogen en burgerlijke aansprakelijkheid hebben. Deze verzekeringen worden opgelegd door de reiscontractenwet. In theorie is de consument dus beschermd in geval van financieel onvermogen van een reisbureau. Er zal wel strenger gecontroleerd moeten worden op het al dan niet hebben van zo’n verzekering. Dit is niet zo gemakkelijk, de FOD Economie
71 zal nu de enige overheidsinstantie zijn die hierop toeziet en zal meer controles moeten uitvoeren. Het hebben van een reisbureauvergunning was gemakkelijk te controleren. Naast de controles door de overheid, controleerde de sector vooral elkaar. Maar dat gaat in de toekomst moeilijker worden. Hoe het juist allemaal zal gaan en of er effectief veel zal veranderen zal de toekomst uitwijzen. Hopelijk slagen de beroepsverenigingen erin een systeem te ontwikkelen waarmee ze met trots kunnen uitpakken, dat zowel voordelig is voor de consument als voor de sector. Misschien bevordert dit het vertrouwen tussen de verschillende partijen onderling en kan er op een constructieve, open manier worden samengewerkt. Om een coherent systeem te garanderen ben ik van mening dat een nationaal systeem de voorkeur geniet boven een Vlaams systeem. Daarnaast meen ik dat een dergelijk systeem best via een uniform logo wordt gecommuniceerd naar de consument toe. Zodat het kwaliteitslabel voor de reisbureaus een sterk merk wordt. Hoe de voorwaarden er in detail moeten uitzien laat ik over aan de beroepsverenigingen. Deze zaken zijn afhankelijk van zoveel factoren en moeten grondig onderzocht worden. Wat er ook wordt beslist, ik zou willen pleiten voor een regeling die goed is voor iedereen, zowel de grote als de kleine spelers. Er moeten uiteraard garanties zijn en bedrijven moeten financieel solvabel zijn. Maar tegelijkertijd moet ervoor gezorgd worden dat de kleine, sterke spelers in de markt ook aan deze eisen kunnen voldoen. Er zijn genoeg kleine ondernemingen actief in de reissector die zeer kwalitatief werk leveren. Er moet over gewaakt worden dat zij niet uit de markt worden geduwd door de grote spelers. Er moet dus een sociaal, democratisch akkoord gevormd worden anders dreigt de reissector te verschralen tot reisbureauketens gelinkt aan grote touroperators. Ik ben alvast benieuwd naar het uiteindelijke resultaat van de onderhandelingen tussen de beroepsverenigingen.
72
Literatuurlijst A ABTA (2013). Association of British Travel Agents. http://abta.com/about-abta. Andries, M (15 januari 2013). Kabinetschef minister Geert Bourgeois. ANVR (2013). www.anvr.nl. Appels, C (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. B Barvee (1 maart 2012). Belgische affiliate(s) onthoofd door VVR. AffiliateBlog.nl. http://www.affiliateblog.nl/belgische-affiliate-onthoofd/ Belgisch staatsblad (21 maart 1985) ‘decreet houdende het statuut van de reisbureaus’. http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/arch_a.pl?N=&=&sql=%28text+contains+%28%27%27%29 %29&rech=1&language=nl&tri=dd+AS+RANK&numero=1&table_name=wet&cn=1985032133&cal ler=archive&fromtab=wet&la=N&ver_arch=001 Bergmans, E (2011). Slechts 12 organisatoren bestraft sinds 2007( p.4). De Standaard. Bourgeois, G (25 oktober 2005). Beleidsprioriteiten 2005-2006. Beleidsbrief toerisme. http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2005-2006/g550-1.pdf Bourgeois, G (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. Brouwers, K (12 juni 2012). Persbericht volksvertegenwoordiger Vlaams Parlement. BTO (16 november 2013). Zelfregulering voor reisbureaus in het Vlaamse Gewest: wat nu? Newsletter. BTO (maart 2012). BTO Evaluatie Reisbureaudecreet Vlaanderen. Schrijven aan Departement internationaal Vlaanderen, minister Geert Bourgeois, Vlaamse Parlementsleden geïnteresseerd in toerisme. C Callewaert, L (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. D De Backer, P (februari 2013). Compass reizen. Interview. De Blust, M (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. De Boeck, V (25 januari 2012). ABTO. Persoonlijk interview. De Craemer, L (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus, gewijzigd bij decreet van 17 februari 2012, Vlaamse Parlement. http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action;jsessionid=J9L8RTnFHzQxDk6h4 TTxLGCJR2Nxn8W1bjMZzTnTmhzTpMpmhrDL!1421249870?id=659075 Dehandschutter, L (5 juli 2012). Plenaire vergadering nr.48 p.34.Vlaams Parlement. Departement internationaal Vlaanderen (19 april 2012). Evaluatierapport. Evaluatie van het Decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus (Reisbureaudecreet). Departement internationaal Vlaanderen (15 januari 2013). Zelfregulering in de reissector vanuit een Europees perspectief.
73 Departement internationaal Vlaanderen ( 1 december 2012). Afschaffing reisbureaudecreet, Vlaams reisbureaudecreet wordt opgeheven. Departement internationaal Vlaanderen (2012). Missie, Visie en kerntaken. De Standaard online (7 februari 2012). Cadeaucheques voor reisjes staan op de helling. http://www.standaard.be/cnt/DMF20120207_024 De Vriendt, M (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. De Vriendt, M (25 januari 2013). Persoonlijk interview. Dka (31 oktober 2011). Vlaamse reisbureaus willen reissite van web halen. Het Nieuwsblad. DRV (2013). Deutscher Reiseverband. www.drv.de E Europese Commissie (maart 2012). Attitudes of Europeans Towards Tourism – Report. Flash Eurobarometer 334. Europa (26 april 2011). Samenvatting van de EU wetgeving. http://europa.eu/legislation_summaries/employment_and_social_policy/job_creation_measures/l33237 _nl.htm F FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Engergie (2012), Belgian Federal Goverment http://economie.fgov.be/nl/consument/Handelspraktijken/http://economie.fgov.be/nl/consument/Reize n/Reisovereenkomsten/ G Gedachtenwissel over de evaluatierapport over het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus (5 juni 2012). Vlaams Parlement, (stuk 1657 nr.1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1657-1.pdf Geens, G (6 februari 2013). Anders dan Anders. Interview. H Halflants, O (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter Het Garantiefonds Reizen (2012) website, http://www.gfg.be/nl/over-gfg/de-reissector/ Het Koninklijk Besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de voorwaarden van de verzekering van de professionele aansprakelijkheid van de reisorganisatoren en de reisbemiddelaars jegens de reizigers (1 februari 1995). Ejustice. http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=1995020146&table_na me=wet I Infotravel (5 juni 2012). VVR tegen afschaffing decreet reisbureaus.
74 M Moens, B (2012). Bourgeois zet deur open voor malafide reispraktijken. (p.6). De Tijd. Moriau, A (17 januari 2013). Reisexperte Test-Aankoop. Telefonisch interview. N Naeye, D (februari 2013). Managing director DN Travel and Events. Persoonlijk interview. O Ontwerp van decreet, houdende het statuut van de reisbureaus. (20 oktober 2006), Vlaams Parlement, stuk 1000, nr.1. http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2006-2007/g1000-1.pdf. Ontwerp van decreet, betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Hoge Raad voor het Toerisme (01-12-1997). Vlaams Parlement, (stuk 846, nr.1)http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/1997-1998/g846-1.pdf. Ontwerp van decreet, decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus (15-05-2002). Vlaams Parlement, (stuk 1207, nr.1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2001-2002/g1207-1.pdf. Ontwerp van decreet tot wijziging van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus en van het decreet van 5 maart 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Adviesraad voor toerisme (15-05-2002). Vlaams Parlement, (stuk nr. 1208) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2001-2002/g1208-1.pdf. Ontwerp van decreet betreffende de verblijven en verenigingen die een werking uitoefenen in het kader van ‘Toerisme voor Allen’ (20-11-2002). Vlaams Parlement, (stuk nr.1461) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2002-2003/g1461-1.pdf. Ontwerp van decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Toerisme Vlaanderen" ( 22-12-2003). Vlaams Parlement, (stuk nr. 1997) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2003-2004/g1997-1.pdf. Ontwerp van decreet tot wijziging van verschillende decreten in het kader van de herstructurering van het agentschap Toerisme Vlaanderen (27 april 2011). Vlaams Parlement, (stuk 1093 nr.1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2010-2011/g1093-1.pdf. P Peeters, J (18 oktober 2012). Exit reisbureaudecreet: de visie van BTO voorzitter Jan Van Steen. Travel 360. Perignon, C (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. R Reguleringsimpactanalyse voor het statuut van de reisbureaus (17-05-2006). Vlaams Parlement, (stuk 1000 nr.1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2006-2007/g1000-1.pdf. Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt [Publicatieblad L 376 van 27.12.2006]. http://europa.eu/legislation_summaries/employment_and_social_policy/job_creation_measures/l33237 _nl.htm.
75 Robeyns, E (5 juli 2012) Plenaire vergadering nr. 48 p. 45. Vlaams Parlement. Roze, J M (2011) SNAV. Presentation Self Regulation SNAV. Ontvangen van Bernard Tuyttens van BTO. Ryckaseys, P (februari 2013). Managing director Imagine. Schriftelijk interview. S Scheefhals, B (februari 2013). Reisagent – ATC Cruise Travel. Schriftelijk interview. Speybrouck, J (2000). Toerisme Codex 2006-2007. Gent: Academia Press. Speybrouck, J (14 augustus 2012). Het aangepast reisbureaudecreet: wat verandert er vanaf vandaag?. Travel360°. Speybrouck, J (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. T Travelon (5 december 2012). Reisbureaudecreet: Selectair vergelijkt met Nederland en opent de dialoog. http://www.travolon.com/component/content/article/101-nederlands/793reisbureaudecreet-selectair-vergelijkt-met-nederland-en-opent-de-dialoog-.html Travel Magazine (30 november 2012). Belangrijke rol voor de Vlaamse overheid. Interview met Denis D’Hanis, raadgever toerisme kabinet minister Geert Bourgeois. Tuyttens, B (10 januari 2013) BTO. Persoonlijk interview. V Van Eeckhout, A (2000, 25ste druk). De Hoogvlieger. Zedelgem: Gerling. Van Eeckhout, A (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. Van Eeckhout, A (8 januari 2013). Oprichter en penningmeester VVR. Persoonlijk interview. Van Outryve, B (8 juni 2012). Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. Van Outryve, B (6 februari 2012). Thomas Cook. Interview. Van Steen, J (8 juni 2012) Reactie afschaffing reisbureaudecreet. Travel Magazine Newsletter. Van Steen, J (7 december 2012). Welke toekomst na de intrekking van de licenties in Vlaanderen? Travel Magazine Newsletter. Verbist, J (2012). Verenigingen blij met de afschaffing van het reisbureaudecreet. De Verenigde Verenigingen http://www.deverenigdeverenigingen.be/themas/item/616-verenigingen-blij-metafschaffing-reisbureaudecreet. Verhoest, E (februari 2013). Aussie Tours. Schriftelijk interview. Verschoren, R (15 januari 2013) VLARA/Allianz Mondial Assistance. Persoonlijk interview. Voorstel van decreet van de heer Lieven Dehandschutter, mevrouw Karin Brouwers, de heren Kurt De Loor, Willy Segers en Johan Verstreken, mevrouw Els Robeyns en de heer Ward Kennes tot wijziging van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus (6-02-2012). Vlaams Parlement, (stuk 1473, nr.1) http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1473-1.pdf. Voorstel van decreet houdende wijziging en opheffing van het decreet van 2 maart 2007 houdende het statuut van de reisbureaus (5 juni 2012). Vlaams Parlement,(stuk 1658). http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1658-1.pdf VVR (03 november 2011). De Hoogvlieger. 36e jaargang, Brugge, Adviesbureau Van Eeckhout. W Wet 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus, Belgisch staatsblad (10 juni 1965).
76
Tabellen 1. 2. 3. 4.
Voor- en nadelen reisbureaudecreet p. 35 Voor- en nadelen afschaffing reisbureaudecreet p. 41 Zelfregulering p. 68 Reisbureaudecreet versus zelfregulering p. 69