De aanpak van de financiële crisis Caroline Gennez, Peter Vanvelthoven, Freya Van den Bossche 7 november 2008
Inleiding Over de aanpak van de financiële crisis is er al veel gezegd en geschreven. Sommigen komen aandraven met remedies, ad-hoc oplossingen, paniekreacties en halvelingse lapmiddeltjes. En sommige slagen er zelfs in te zeggen dat er niets mis is met het systeem. Anderen hebben er al op gewezen dat klanten en spaarders van banken en bankverzekeraars beter moeten geïnformeerd zijn over hun producten. Nuttig, maar onvoldoende. Tot nu toe heeft nog niemand durven raken aan de fundamenten van het financiële systeem. Nochtans hebben we nood aan een nieuw bank- en verzekeringssysteem. Eén waarin de spaarder en belegger en zijn bescherming opnieuw centraal staan. We mogen niet teruggrijpen naar oude recepten. We moeten nieuwe recepten hanteren die in de toekomst meer zekerheid bieden. Het zal nodig zijn om tot een scherper toezicht op het banksysteem te komen dat in de komende jaren de evolutie van het financieel systeem kan volgen, nieuwe problemen meteen kan vaststellen en indien nodig snel kan ingrijpen. Een bank moet terug een bank worden. Wat verlangen consumenten van een bank? (1) dat ze hun geld op een veilige manier op de bank kunnen plaatsen. Met andere woorden, de bank moet hen opnieuw zekerheid bieden. Dat doet ze door correcte en volledige informatie over haar producten te verschaffen in een voor iedereen verstaanbare taal. (2) dat de bank eerlijk informeert over welk risico aan welk product verbonden is. We moeten zelf kunnen bepalen welke risico’s we willen nemen, op basis van eerlijke informatie over hoeveel geld we daarbij kunnen verliezen. Zelfregulering werkt niet. Zoveel is duidelijk. Er moeten lessen getrokken worden uit het verleden. Daarom is het essentieel dat er een onderzoekscommissie komt die zich ten gronde buigt over alle zwakke plekken van het huidige financiële systeem. Heel veel mensen hebben geld verloren in deze financiële crisis. In plaats van ons hoofd in het zand te steken en over te gaan tot de orde vandaag, moeten we fundamentele hervormingen doorvoeren. We moeten nu lessen trekken om een volgende crisis te voorkomen. De financiële sector is er in geslaagd om dermate veel risico de wereld in te sturen, dat op een paar dagen tijd het spaargeld van de gezinnen en de werking van KMO’s en bedrijven werden bedreigd. Het zal de economie, zowel de gezinnen, de ondernemingen als de overheid, jobs en geld kosten. We kunnen niet toelaten dat dit nog eens gebeurt. We moeten de banken opnieuw onder controle krijgen.
1. Het Europees kader
1
Europa heeft nu een uitgelezen kans om te tonen wat ze kan betekenen voor haar bevolking. Europa heeft een reputatie van een economische Rambo opgebouwd. Energiebedrijven aanpakken was geen probleem. Ook in de sector van de telecommunicatie werden bedrijven op hun plichten gewezen. Tot het over de banken en de consumenten gaat. Dan durft Europa blijkbaar niet. Een financiële crisis met zo’n reusachtige omvang en zo’n economische impact hebben we zelden meegemaakt. Het interbankenverkeer viel op een paar uur tijd, wereldwijd, stil. De oorzaak van de crisis lag in het roekeloos gedrag van bankiers. Bankiers namen risico op risico en gaven geld uit dat ze niet hadden. De goede huisvader was in dit geval ver weg. Het gevolg was dat de spaarder alle zekerheid kwijtraakte in een systeem waar ze dachten te kunnen op rekenen; en mensen massaal hun geld weghaalden bij de banken. Het resultaat kennen we. Een crisis van dergelijke omvang vraagt om een gezamenlijke aanpak. Het werkt niet als elk land afzonderlijk en in paniek naar oplossingen zoekt. Elk land is nu druk in de weer met het beperken van de schade. Dit is nodig. Maar we moeten vooral beseffen dat we maatregelen op lange termijn op Europees en internationaal niveau broodnodig zijn. Het is een uitgelezen kans voor Europa om te tonen aan haar inwoners waarom ze het verschil kan maken in hun belang: (1) Een Europese regulator Die regulator moet ervoor zorgen dat alle bankcommissies van de verschillende EUlidstaten op een gelijkaardige manier de financiële instellingen controleren. Nationale regulatoren worden geconfronteerd met grensoverschrijdende financiële instellingen. Bovendien moet die regulator zelf Europees kunnen ingrijpen indien nodig. Een voorbeeld. Op een bepaald ogenblik tijdens de crisis wordt short selling (verkopen van aandelen die je nog niet hebt) op bankaandelen verboden. Op dat moment, kan niet gegarandeerd worden dat dit verbod in alle landen op dezelfde manier wordt ingevoerd, waardoor de maatregel eigenlijk gebakken lucht wordt. Dit voorbeeld toont aan dat louter coördinatie onvoldoende is om efficiënt in te grijpen op Europees niveau. We hebben een Europese regulator nodig. (2) Eerlijke en correcte rating van alle producten Vandaag krijgen bedrijven een rating, dat is een notering op een schaal. Hoe hoger je op die schaal staat, hoe kredietwaardiger je als bedrijf bent. Een bedrijf dat bijvoorbeeld triple A krijgt, is heel kredietwaardig en dus betrouwbaar. Maar ratingbureaus kampen met twee problemen: ze zijn niet zo’n goeie voorspeller en bovendien zijn ze soms tegelijkertijd partij en rechter. Een Europees ratingagentschap biedt een oplossing. (3) Europees garantiefonds Het lijkt evident, dat als het interbankenverkeer internationaal stilvalt, een Europees fonds zorgt voor de herstart van “de motor” van het bancair wezen. Een onafhankelijke instantie moet de stekker er opnieuw insteken en het vertrouwen tussen de banken herstellen. Daarvoor zijn nu op nationaal niveau garanties ontwikkeld, waar de individuele lidstaten dat interbankenverkeer weer op gang brengen. Dit is een ander voorbeeld van een gebrek aan logica, omdat het vaak gaat om grensoverschrijdende banken en interbankenverkeer dat grensoverschrijdend is. Kleine landen met grote banken komen zo in de problemen. Dit moet dus Europees geregeld worden.
2
(4) Transparantie en rapportering over het gebruik van overheidsmiddelen Financiële instellingen hebben om verschillende redenen beroep gedaan op algemene middelen, in hoofdzaak om hun kapitaalstructuur te verbeteren. Dat beroep op overheidsmiddelen, betekent een begrotingsuitgave ongeveer 900 miljoen euro en een stijging van de staatschuld met 20 miljard euro. Het spreekt dan ook voor zich dat er volledige duidelijkheid moet komen over de aanwending van die middelen. En meer bepaald spreekt het voor zich dat de regering voorwaarden stelt om er voor te zorgen dat de middelen worden ingezet ten dienste van de essentiële functies van een bank (verstrekken ze kredieten aan gezinnen en ondernemingen, …). (5) Regulering en meer transparantie voor alle financiële spelers, ook private equity, hedge funds en pensioenfondsen Een aantal van de spelers op de financiële markten zijn onderworpen aan andere regels dan de banken, en vaak ook aan minder regels. Nochtans zijn sommige van die financiële actoren juist diegene die heel wat risicogedrag vertonen. Het is dan ook logisch dat ook zij aan een even strenge regulering worden onderworpen, en worden verplicht om volledig transparant te zijn. (6) Regels die sterke kapitaalreserves verzekeren voor alle financiële instellingen die met leningen en schuld omgaan Om te zorgen dat er in moeilijke omstandigheden voldoende kapitaal op de balans staat, dat niet in overdreven mate verplichtingen draagt in de vorm van leningen of schulden, moeten er regels zijn die een goeie verhouding toelaten tussen kapitaal en verplichtingen. (7) Speculatieve short selling verbieden In periodes van stijgende onzekerheid, stellen we vast dat de techniek van short selling nog meer onzekerheid creëert. Daarom werd er in de maand oktober een verbod op short selling op bankaandelen internationaal afgekondigd. Het heeft er alle schijn van dat dit verbod niet voldoende heeft gewerkt. Het is daarom ook beter om de techniek die in crisistijden nog meer onzekerheid creëert permanent te verbieden.
2. De verloning en incentives Korte termijn bonussen stellen twee problemen: - het werkt roekeloos gedrag van CEO’s in de hand: zij worden beloond op korte termijn voor het nemen van risico’s. - het maakt werknemers van banken kwetsbaar. Werknemers van banken krijgen als stuk van hun verloning aandelen van het bedrijf. Als dan een crisis uitbreekt en de waarde van de aandelen kelderen, blijven ze met waardeloze aandelen achter. Bovendien worden werknemers aangemoedigd om zelf ook risico’s te nemen en klanten gevaarlijke producten aan te smeren. Hoe hoger hun verkoopcijfer, hoe hoger de bonus. Het evaluatiesysteem van het kantoorpersoneel mag dus niet enkel gericht zijn op de verkoopsresultaten, maar in even grote mate op de klantenservice.
3
Ten slotte moet ook het systeem van kwartaalrapporteringen onder de loep worden genomen. Het is een incentive aan bedrijven om eigenlijk zonder verder nut, risico te nemen. Het moet mogelijk zijn om voldoende transparantie te vragen aan bedrijven, zonder dat ze gedwongen worden om elk kwartaal hard te werken aan de focus op zeer korte termijn. Daarom hebben we maanden geleden een aantal wetsvoorstellen ingediend die bedrijven oplegt volledige transparantie te geven over elk aspect van hun beleid: (1) Bekendmaking van de verloning van alle bestuurders (raad van bestuur en directiecomité) van beursgenoteerde vennootschappen. Daarbij is het niet meer dan redelijk om te eisen dat het variabele loon niet enkel afhangt van de beurskoers of de winst. Variabele verloning zoals bonussen, moeten voor een belangrijk deel afhangen van criteria zoals klantgerichtheid, personeelsbeleid, … (2) CEO’s krijgen vandaag hun bonus op heel regelmatige basis en in één keer uitbetaald. Hierdoor bestaat het risico dat bankiers niet verder kijken dan morgen. Daarom stellen wij een ander systeem voor dat resultaten op lange termijn beloont in plaats van de jaarlijkse/kwaartaalwinsten of koersevolutie. Ook de klant heeft hier baat bij. Concreet betekent dat: een derde van de aandelenopties kan de CEO pas opnemen na 2,5 jaar, twee derden na 5 jaar en het volledige pakket aandelen pas na 7,5 jaar. (3) Versterking van de rol van de stakeholders in de algemene vergadering van naamloze vennootschappen, vertegenwoordigers van belangenverenigingen hebben een raadgevende stem. (4) Beperking van de ontslagvergoeding (gouden parachutes) van managers tot maximaal 12 maanden loon.
3. Een bank moet een bank zijn De activiteit van een bank of een andere financiële instelling bestaat in essentie in het lenen en ontlenen van geld, waarbij een vergoeding wordt gegeven voor het plaatsen van geld, en een vergoeding wordt gevraagd voor het ontlenen van geld. De marge tussen de rentes bepaalt mee de winst. Maar steeds meer banken hebben zich gedragen als cowboys die Russische roulette spelen met het spaargeld van de consument. Zelfs de bankiers kennen hun eigen producten niet meer ten volle en schatten de risico’s moeilijk in. Dit is nefast voor de klant. Bovendien bepalen banken vandaag het risicoprofiel van klanten willekeurig. Ook dat leidt tot mistoestanden. Een bank moet terug een bank worden. Hierbij staan klanten voorop. Dit is ons uitgangspunt. Daarom moet de overheid spaarders voldoende beschermen. Hoe? (1) Gevaarlijke producten moeten uit de markt worden geweerd. Het verpakken en doorverkopen van risico’s via effecten (zoals de subprimes) heeft wereldwijd de financiële instellingen geïntoxiceerd. De zogenaamde special purpose vehicles die daartoe dienen, moeten streng gereglementeerd en uiterst beperkt worden. Het belang van internationale coördinatie is daarbij groot.
4
(2) De financiële producten die wel zijn toegelaten op de markt, moeten verdeeld worden in verschillende classificaties, van risico-arm tot extreem risicovol. Klanten die sparen en beleggen moeten over volledige en correcte informatie beschikken zodat ze de risico’s van de producten juist kunnen inschatten. Het kan niet langer zijn dat consumenten hun informatie in de kleine lettertjes moeten gaan zoeken of dat ze zich een weg moeten banen tussen de massa’s folders in onbegrijpelijke taal. De klant moet onmiddellijk weten wat hij van de bank mag verwachten: wat het verwachte rendement zal zijn van zijn geld, wat het risico is en bijgevolg wat hij in het slechtste geval zal overhouden van zijn geld. Het is niet de bank die beslist wat er met het geld van de consument gebeurt, wel de klant zelf.
Hiervoor zijn nieuwe spelregels nodig. Een nieuwe onafhankelijke Belgische regulator heeft hier een belangrijke rol te vervullen. Haar taak is veelvoudig: (1) Het bepalen van de criteria waaraan financiële producten moeten voldoen. Die moeten bij wet worden vastgelegd en zorgen voor een standaardisering van de producten. Financiële producten die niet voldoen aan alle criteria, haalt de regulator van de markt. We roepen Europa op ook hier aandacht voor te hebben. In een recent verleden stelde Europa dat producten die al ergens waren goedgekeurd, zonder verdere controle ook in andere landen mochten worden verkocht. Dat is onaanvaardbaar, het maakt een degelijke controle in het belang van de consument van wat er in zijn of haar bank wordt verkocht, onmogelijk. (2) Het bij wet vastleggen van zes risicoklassen voor financiële producten. De MIFID-richtlijn is een eerste poging om het juiste product bij de juiste klant te brengen. Alleen, de bank bepaalt nu zelf het profiel van een klant en koppelt daar een product aan met een bepaalde risicoklasse. En de bank vult zelf de risicoklasse in. Dit leidde in het verleden tot een wildgroei aan risicoklassen. Daarom willen we het systeem omkeren. De producten moeten worden geclassificeerd, niet de spaarders. Het is de onafhankelijke regulator die niet enkel de risicoklassen vastlegt, maar ook bepaalt welke product in welke klasse hoort. En dat is niet aan de banken om te bepalen. De classificaties slaan op de producten, niet op de consumenten. Op die manier ontstaat er dan een regulator die de consument beschermt, en worden de financiële producten in klassen onderverdeeld. Dit laat toe dat de klant zeer duidelijk ziet om welke producten het gaat, zonder dat elke klant een financieel expert moet zijn. Als de regulator elke product moet toewijzen aan een klasse, moeten klassen strikter worden gedefinieerd. Daarom stellen we voor dat er 6 risicoklassen worden gevormd, waarbij elke klasse duidelijk aangeeft wat de risicograad is en hoeveel geld een consument in het ergste geval kan verliezen. Uitgaand van de bestaande parameters, betekent dit dat we werken op basis van een inschatting van de maandelijkse rendementen op vijfjaarbasis, zoals het systeem nu al bestaat voor sommige verzekeringsproducten. Met andere woorden, gegeven de gekende rendementen, wordt gekeken naar hoeveel een consument kan verliezen als het slecht uitdraait met het product, en als hij of zij een product 5 jaar in de
5
portefeuille houdt. We geven weer wat dat ongeveer zal betekenen op basis van de gekende cijfers tot op vandaag, met voorbeelden van het type product dat daaronder zou kunnen vallen. • Risicoklasse 1 is een zeer risico – arm product: geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden tussen 5% en 10%1 rendement (of minder dan de inflatie op die periode). (bijvoorbeeld schatkistcertificaten) • Risicoklasse 2 is een risico – arm product: geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden tussen 2% en 5% rendement (bijvoorbeeld een beleggingsfonds met internationaal gediversifieerd korte termijn obligaties) • Risicoklasse 3 is een risiconeutraal product: geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden tussen -6% en 2% rendement (bijvoorbeeld een goed gediversifieerde obligatieportefeuille) Dat betekent dat de verdere categorieën grotere risico’s inhouden waardoor de klant op vijf jaar tijd een aanzienlijk deel van zijn belegd geld kan verliezen: • Risicoklasse 4 is een risicovol product, geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden tussen -6% en -37% rendement (bijvoorbeeld een bedrijfsobligatie) • Risicoklasse 5 is een zeer risicovol product, geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden tussen -37% en -55% rendement (bijvoorbeeld een aandelenportefeuille) • En risicoklasse 6 is een extreem risicovol product, geeft op 5 jaar tijd in slechte omstandigheden -55% rendement of minder (bijvoorbeeld een individueel aandeel, eerder een “small cap”) (3) Het evalueren van de informatieverstrekking. Mensen die hun spaargeld willen beleggen zien vaak door de bomen het bos niet meer. Volledige en correcte informatie over de verschillende producten in een begrijpelijke taal moet de klant daarbij helpen. Het is aan de regulator om erop toe te zien dat geen enkele bank deze verplichtingen aan haar laars lapt (zie verder in het volgende hoofdstuk). (4) “Risico-arme“ producten worden daadwerkelijk producten quasi zonder risico. Belangrijk is dat de klant die kiest voor een veilig product ook meer bescherming krijgt dan klanten die een risicovol product wensen. Een product zonder risico, bestaat niet. Vanuit die logica willen we de deposito’s en beleggingen in de eerste drie risicocategorieën verzekeren doordat de klant eerste schuldeiser is van de financiële instelling, nog vóór de overheid. En daarenboven moeten de kapitaalsvereisten, en de verhouding van leningen en deposito’s voor deze producten die op het passief van de balans staan, veel strenger zijn dan die vandaag zijn voor de gehele balans. Op die manier weet de klant dat als er iets misgaat, hij eerste in de rij staat om zijn geld terug te krijgen. En uiteraard hebben de klanten die producten uit klasse 1 hebben gekocht, voorrang op klanten met producten uit klasse 2 en 3. Het is een systeem dat zelfs de stabiliteit van de financiële instellingen helpt. Stel dat een bank met een gezonde balans in de problemen komt, dan zullen de klanten met
1
De parameters zijn berekend op basis van historische rendementen
6
risico-arme producten niet geneigd zijn om hun geld af te halen want de uitbetaling van hun spaargeld is verzekerd op een manier die veel verder gaat dan vandaag. Voor de producten in het risicovolle segment of hoger, weet de klant dat hij een groter risico neemt. Voor deze producten geldt maar een beperkte basisdekking (de wet voorziet nu 20.000 euro voor effecten bij faillissement). (5) De frequente aanwezigheid in de financiële instellingen van de auditeurs van het CBFA met een duidelijke opdracht. Het is wenselijk dat deze auditeurs de raden van bestuur bijwonen. Wat banken mogen aanbieden en de manier waarop ze het aanbieden, moet dus beter worden gereguleerd. Het is niet nodig dat de overheid op elk moment aandeelhouder is van deze ondernemingen. Het is wel nodig dat een Belgische regulator die structuur bewaakt. En tegelijk is het aangewezen dat de overheid waarnemers van de Bankcommissie toewijst aan de financiële instellingen, die de naleving van de regelgeving kan opvolgen, en die bij regelmaat ook instructies ontvangt die zijn of haar opdracht verfijnen. Die zaken samen moeten er voor zorgen dat de spaarder beter beschermd wordt, en dat er over wordt gewaakt op continue basis dat banken weer banken worden.
4. Een brood moet een brood zijn Er zijn al inspanningen gedaan om mensen meer vertrouwd te maken met het bankjargon. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen noemt dat een goede zaak in haar ‘verslag over het bevorderen van de financiële kennis in België’ (oktober 2008). Dat klopt, maar het gaat voorbij aan de essentie. Het is aan de banken om klare taal te spreken. Dat wil dus zeggen dat ze volledige, correcte en ondubbelzinnige informatie moeten geven in een taal die iedereen begrijpt. Niet iedereen heeft immers een diploma economie op zak. In dat kader werden al maatregelen genomen. Zo zijn de verzekeraars sinds 2006 verplicht om hun klanten op een uniforme manier te informeren over hun producten. Dit laat toe dat de consument de producten kan vergelijken vooraleer te beslissen. Bovendien blijkt uit datzelfde verslag van de Bankcommissie dat klanten in het algemeen vertrouwen hebben in hun bank en de informatie die er wordt gegeven. Maar dat vertrouwen is nu geschaad. Bankinstellingen kunnen dat vertrouwen herstellen door op een uniforme wijze basisinformatie te verschaffen over het hele gamma van financiële producten. Wat houdt het product in, welk risico hangt eraan vast, wat is de kans op verlies, wat is het rendement in de slechtste gevallen en wat zijn de kosten? Welke instrumenten zijn nodig voor zo’n uniforme informatieverstrekking? (1) De informatieverplichting en reclamevereisten worden bij wet gedetailleerd De consument heeft recht op duidelijke en niet-misleidende informatie. De regulator zal erop toezien dat de informatieverstrekking aan de klanten correct en volledig conform de wet is. Hetzelfde geldt voor de reclamevereisten. (2) Standaardfiches met duidelijke en essentiële informatie Vandaag hebben banken informatiefiches over hun producten. Maar die zijn niet altijd even leesbaar, het is soms zoeken in de kleine lettertjes. Soms wekken ze ook een
7
verkeerde indruk, bijvoorbeeld als het gaat over rendementen uit het verleden. Rendementen in het verleden zijn immers geen garantie voor rendementen in de toekomst. Bovendien geven banken soms informatie waaraan de consument weinig heeft. Terwijl essentiële informatie, over de kosten bijvoorbeeld, dan weer ontbreekt. Standaardfiches met duidelijke en essentiële informatie bieden een antwoord. (3) Duidelijke en volledige informatie over de kosten Welke kosten worden aangerekend? Gaat het om jaarlijkse of eenmalige kosten? Het zijn terechte vragen van consumenten. Meer transparantie is dus allesbehalve overbodige luxe. Klanten krijgen enkel een duidelijk zicht op het rendement en het risico van hun belegging als ze ook de kosten kennen. De afgelopen jaren hebben banken voornamelijk de nadruk gelegd op het verkopen van zoveel mogelijk producten met het hoogste rendement. Het gaat dan vooral om beleggingsfondsen waarbij niet alleen hoge instapkosten werden aangerekend, maar ook aanzienlijk hoge jaarlijkse beheervergoedingen. Dit zorgt ervoor dat de consument soms op het verkeerde been wordt gezet. Zo kan een product met een hoger risico de indruk wekken een hoger rendement te geven. Maar na aftrek van de kosten blijkt dat de consument niet het verwachte hoger einderendement krijgt, maar opgescheept zit met meer risico. Een voorbeeld: als de consument een fonds met 5 procent instapkosten neemt en een jaarlijkse beheervergoeding van 1 procent die hij 5 jaar aanhoudt, dan moet hij al 2 procent extra verwacht rendement halen om die kosten er weer uit te halen. Daarom moet de regulator instrumenten ontwikkelen zodat de klant op een eenvoudige manier kan nagaan welke financiële producten binnen zijn risicoprofiel vallen door het rendement en het risico van de verschillende producten te vergelijken. Dat zal in de toekomst vermijden dat een spaarder een zogenaamd veilig product heeft gekocht, en daar bij verrassing uiteindelijk een groot stuk van hun spaargeld mee verliezen.
5. Conclusie Banken hebben onredelijk veel risico’s genomen, op kap van de spaarder. met zicht op eigen gewin. Het gevolg was dat het economische en financiële systeem binnen de kortste keren stilviel en veel mensen hun spaargeld zijn kwijtgespeeld. Dat alle gezinnen en bedrijven op die manier door het roekeloos gedrag van banken gegijzeld worden, kan niet. Wij kiezen voor een economie waar de spaarder centraal staat, niet de winst van morgen. Het eerlijk verdiende spaargeld moet beter beschermd worden. Dat is in het verleden te weinig gebeurd. En dus dringt een mentaliteitswijziging zich op. Banken zijn er niet voor zichzelf, maar zijn er om de mensen en de economie vooruit te helpen. Dat wil niet zeggen dat banken niet meer belangrijk zijn. Integendeel. Banken blijven een belangrijke rol spelen omdat ze het geld van de spaarder op een verantwoorde manier in de economie moeten pompen. Maar we tolereren niet langer dat spaarders die naar de bank stappen het gevoel hebben dat ze in Las Vegas zijn, overgeleverd aan de Jackpot. Banken mogen niet langer lucht verkopen. Banken moeten de spaarder terug centraal stellen en de spaarcenten van de consument op een goede en verantwoorde manier in de economie steken. Alleen zo kan het vertrouwen van de spaarders terug worden hersteld.
8