AUTO & FISCUS
De 100 meest gestelde vragen over uw auto en de fiscus
- editie 2011 -
Disclaimer / copyright
Hoewel aan het samenstellen van de inhoud van dit boek de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteurs noch de uitgever enige aansprakelijkheid voor het gebruik van de in dit boek opgenomen informatie zonder uitdrukkelijke betrokkenheid van de auteurs bij advisering in het concrete geval en staan zij niet in voor afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. Alle namen die in de voorbeelden in dit boek zijn gebruikt, zijn ontsproten aan de fantasie van de auteurs. Elke gelijkenis met bestaande personen of ondernemingen berust dan ook op louter toeval.
© Januari 2011. Copyright van deze uitgave berust bij AMD automotive fiscalisten B.V., mr. Jan Rolleman. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2
Voorwoord
Ook in 2011 blijven de autobelastingen in beweging. Wellicht de meest opvallende wijziging betreft het stilleggen van de BPM-afbouw nu besloten is de kilometerprijs niet in te voeren. Door het stoppen van deze afbouw krijgt de factor CO2 in de BPM een extra impuls. In dit boekje gaan wij daar op in. Aandacht is er ook voor de doorgaande vergroening van de autobelastingen. Denkt u bijvoorbeeld aan de discussie over de CO2-grenzen voor het nihiltarief MRB en de indeling in de verlaagde bijtellingscategorieën. Met betrekking tot de BTW zijn in dit boekje onder meer de recente procedures over het privégebruik opgenomen. De laatste fiscale stand van zaken, én de reeds eerder ingevoerde regels voor de diverse autobelastingen vindt u in dit boekje. Voor zowel de zakelijke als de privégebruiker van de auto biedt dit boekje daardoor een praktische gids voor de fiscale behandeling van de auto. De tekst van dit digitale boekje is gebaseerd op de wetgeving en jurisprudentie per eind december 2010, zodat de wijzigingen die voortvloeien uit het Belastingplan 2011 hierin geheel zijn verwerkt.
3
Inhoudsopgave Voorwoord Inhoudsopgave Inhoudsopgave van de behandelde vragen Inleiding Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen) Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling Omzetbelasting / BTW Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) Motorrijtuigenbelasting (MRB) Leasing Trefwoordenregister Bijlage 1 wettekst bijtelling loonbelasting Bijlage 2 wettekst BPM-vrijstelling ondernemers Bijlage 3 Convenant bijtelling BOVAG autodealers en belastingdienst Bijlage 4 Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche Bijlage 5 Handreiking toezicht bijtelling privégebruik auto en geen bijtelling privégebruik auto voor de autobranche
4
3 4 5 10 13 28 62 74 98 106 111 116 120 123 128 131
Inhoudsopgave van de behandelde vragen I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen) 1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek? 2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling? 3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek? 4. Wat is de milieu-investeringsaftrek? 5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven? 6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel? 7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken? 8. Wat wordt verstaan onder boekwinst? 9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst? 10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto? 11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen? II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling 12. Wie heeft een bijtelling? 13. Hoe hoog is de bijtelling? 14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? 15. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend? 16. Geldt de bijtelling ook over accessoires? 17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling? 18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto? 19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer? 20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar? 21. Kan ik de bijtelling voorkomen? 22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien? 23. Hoe werkt de vereenvoudigde kilometeradministratie voor bestelauto’s? 24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’? 25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk? 26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke auto’s hij heeft gereden?
5
27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40.
Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft? Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft? Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen van de ondernemer behoort? Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto? Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de zaak is gereden? Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd? Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties? Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat nu? Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers? Is carpoolen voordelig? Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privéauto naar het werk ga? Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever deze onbelast vergoeden? Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoeden van parkeerkosten? Wat gebeurt er als ik per fiets, op de motor of per taxi naar mijn werk ga?
III. Omzetbelasting / BTW 41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken? 42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van de zaak? 43. 44. 45. 46.
6
Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers? Geldt er een ondergrens voor de correctie op het privégebruik? Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privé-vermogen rekenen? Wanneer is een lage BTW-correctie mogelijk?
47. 48. 49. 50. 51. 52. 53.
Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het personeel? Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn personeel betaal? Hoe verloopt de BTW-heffing zonder toepassing van de margeregeling? Hoe verloopt de BTW-heffing bij de margeregeling? Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen? Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een buitenlandse afnemer? Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71.
Wat is BPM precies? Op welke auto’s wordt BPM geheven? Hoe hoog is het BPM-tarief in 2011? Geldt er een overgangsregeling in de nieuwe CO2-heffing? Hoe snel wordt de BPM afgebouwd? Wat houdt de roetfilterregeling in? Wat wordt er bedoeld met slurptax? Welk effect heeft het energielabel? Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers? Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van een nieuwe bestelauto? Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van een nieuwe bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe? Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto? Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM? Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM? Op welk moment is er BPM verschuldigd? Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat? Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of aanpassing van de auto? Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling?
7
72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80.
Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands kenteken gebruiken? Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse auto een BPM-vrijstelling? Maar ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse huurauto? Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto? Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug? Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen? Hoe werkt de taxiregeling? Geldt de taxiregeling ook bij leasing? Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto?
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB) 81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden? 82. Maakt het nog wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb? 83. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en aanhangwagen? 84. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de MRB? 85. Voor welke auto’s geldt het bijzondere tarief? 86. Zijn er ook auto’s waarvoor een vrijstelling geldt? 87. Wat betaal ik voor een auto met elektromotor? 88. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga betalen? 89. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu? 90. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen? 91. 92. 93. 94.
8
Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer te betalen? Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug? Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug? Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
VI. Leasing 95. Wat is financial lease? 96. Wat is operational lease? 97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease? 98. Heb ik wel recht op BPM-teruggave bij een geleaste bestelauto? 99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen? 100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
9
Inleiding Wie in Nederland een auto aanschaft of least heeft de keuze uit drie soorten auto’s: de personenauto, de bestelauto en de vrachtauto. In dit boekje behandelen wij de fiscale aspecten van de personen- en de bestelauto. Naast een duidelijk verschil in uiterlijk is er ook een groot verschil in fiscale behandeling van deze auto’s. Daarnaast kan er een verschil zijn tussen de fiscale gevolgen voor de werkgever / onderneming en de werknemer / privé-gebruiker. Onderstaand hebben wij per onderwerp de nummers van de belangrijkste relevante vragen in dit boekje opgenomen. Personenauto / werkgever Bij de aanschaf van een personenauto is BPM en BTW verschuldigd. De BPM is een heffing die van oorsprong uitsluitend op personenauto’s en motoren wordt geheven, maar sinds een paar jaar ook geldt op bestelauto’s. De BPM kan normaliter niet worden teruggevraagd. Een uitzondering geldt voor bijzondere auto’s, zoals politieauto’s, ambulances en taxi’s. Naast de BPM is over de prijs van de auto ook BTW verschuldigd. Deze BTW is in principe verrekenbaar en kan worden teruggevraagd bij de belastingdienst. Voorwaarde is wel dat de ondernemer zelf ook met BTW belaste activiteiten heeft. Verricht de ondernemer uitsluitend BTW-vrijgestelde prestaties, dan is er geen recht op BTW-aftrek. Wanneer in een auto wordt geïnvesteerd, speelt de vraag of er recht op investeringsaftrek bestaat. Om met de auto op de weg te mogen rijden is vervolgens motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Het tarief is afhankelijk van het gewicht van de auto, de brandstofsoort en de provincie waar de auto geregistreerd staat. Het relatieve belang van de motorrijtuigenbelasting zal de komende jaren niet verder stijgen, nu de afbouw van de BPM is stopgezet. Belangrijkste vragen: 1-2, 6-10, 17, 20-24, 36-48, 54-58, 71, 81-82, 95-97
10
Personenauto / werknemer Veelal wordt een auto die in het kader van een onderneming is aangeschaft ook privé gebruikt door de werknemer of zelfstandig ondernemer. Voor dit privé-gebruik wordt de werknemer belast. Dit gebeurt in de vorm van een forfaitaire bijtelling. De belasting over deze bijtelling wordt ingehouden via de loonheffing. Wanneer iemand op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé rijdt en dit kan aantonen, geldt geen forfaitaire bijtelling. Woon-werkkilometers zijn daarbij zakelijke kilometers en deze tellen zodoende niet mee als privé-kilometers. Belangrijkste vragen: 12-25, 31-40 Bestelauto / werkgever Net als op personenauto’s geldt ook op bestelauto’s in principe een BPM-heffing. Ondernemers zijn daar echter van vrijgesteld. Er moet dan wel aan de voorwaarden worden voldaan dat er sprake is van inzet in een onderneming en dat ten minste 10% van alle kilometers die verreden worden zakelijke kilometers zijn. De aanschaf van een bestelauto is een investering in een bedrijfsmiddel. De investeringsaftrek is hier dan ook van toepassing. Het percentage van de aftrek is afhankelijk van de totale omvang van de investeringen in dat jaar. Net als voor personenauto’s moet ook voor bestelauto’s motorrijtuigenbelasting worden betaald. Het ondernemerstarief voor een bestelauto is echter lager dan voor een personenauto. Belangrijkste vragen: 1-11, 18-19, 23, 41, 62-64, 82, 97-98
11
Bestelauto / werknemer Voor het privé-gebruik van een bestelauto gelden de regels van de bijtelling. Voor het privé-gebruik wordt een tarief gehanteerd van 25% over de catalogusprijs van de auto. De BPM die sinds 1 juli 2005 verschuldigd is op nieuwe bestelauto’s wordt daarbij meegerekend. Wanneer iemand op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé rijdt en dit kan aantonen middels een sluitende kilometeradministratie, geldt geen bijtelling. Woon-werkkilometers zijn daarbij zakelijke kilometers en deze tellen zodoende niet mee als privé-kilometers. Specifiek voor bestelauto’s gelden bijtellingsregelingen voor auto’s die doorlopend wisselend worden gebruikt en voor auto’s die vrijwel uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer. Belangrijkste vragen: 18-24, 31-40 Leasing Een onderneming kan er voor kiezen zelf een auto aan te schaffen, maar kan er ook voor kiezen om de auto te leasen. Leasing kan diverse voordelen hebben. Bij het leasen vooral twee hoofdsoorten contracten: financial lease en operational lease. In geval van financial lease is er feitelijk sprake van een financiering en bij operational lease is er feitelijk sprake van huur. Naast een verschil in dienstverlening is er ook een verschil in fiscale behandeling. In de situatie van financial lease komt de auto op de balans te staan en bestaat er mogelijk recht op investeringsaftrek. Bij operational lease komt de auto niet op de balans en zijn de maandelijkse betalingen een normale kostenpost die ten laste van de winst wordt gebracht. Voor de BTW bestaat de mogelijkheid sommige posten buiten de BTW-heffing op de leasefactuur te laten. Belangrijkste vragen: 95-100
12
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek? Investeringsaftrek is een extra aftrekpost die een ondernemer krijgt indien hij per jaar meer dan 2.200 in bedrijfsmiddelen investeert. Er gelden eisen voor de hoogte van de afzonderlijke investeringen: de ondergrens is gesteld op 450. Onder dat bedrag krijgt u geen investeringsaftrek. Wel mag u dan die kosten in één keer van uw winst aftrekken. Deze extra aftrek staat los van de boekwaarde van het bedrijfsmiddel en het bedrag van de afschrijving en beïnvloedt deze dus niet. De bovengrens is in 2010 fors verruimd en ligt in 2011 bij 301.800. Bij een totaal investeringsbedrag per jaar boven 301.800 geldt er geen investeringsaftrek meer. De investeringsaftrek bedraagt in 2011: Investering
Aftrek 2011
0 2.200 54.324
Maar niet meer dan 2.200 54.324 100.600
100.600
301.800
Meer dan
0 28% 15.211 15.211 minus 7,56% x (investingstotaal minus 100.600)
301.800 Voor de automotive zijn de belangrijkste bijzonderheden: • Op auto’s met geel kenteken met een CO2-uitstoot boven 95 gram/km (diesel) resp. 110 gram/km (benzine) en die niet bestemd zijn voor het beroepsvervoer krijgt u geen investeringsaftrek. • Op zeer zuinige personenauto’s tot en met bovengenoemde CO2-grenzen is vanaf 2010 wèl investeringsaftrek van toepassing. • Er geldt geen investeringsaftrek voor auto’s die worden verhuurd aan derden.
13
Naast deze investeringsaftrek kan ook de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek van toepassing zijn. Als de bedrijfsmiddelen worden verkocht binnen 5 jaar na het begin van het jaar waarin de aanschaf heeft plaatsgevonden, wordt de investeringsaftrek gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Dit gebeurt door het aangeven van een desinvesteringsbijtelling ter grootte van het percentage dat destijds als investeringsaftrek is geclaimd, vermenigvuldigd met de verkoopprijs. Verwijzing Investeringsaftrek bij leasing
vraag 97
Voorbeeld 1 Ondernemer Dick schaft 3 bestelauto’s aan à 25.000. Met zijn winst valt hij in de 42%-schijf van de inkomstenbelasting. Zijn investeringsaftrek 15.211 Zijn netto voordeel 15.211 * 42% = 6.389 Voorbeeld 2 Onderneemster Minie schaft 3 identieke bestelauto’s aan à 25.000. Ook investeert zij dit jaar in een pand à 400.000. Haar investeringsaftrek (3 * 25.000 + 400.000) * 0% = 0 Haar netto voordeel 0 * 42% = 0
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling? Het percentage investeringsaftrek is afhankelijk van het totale investeringsbedrag in een bepaald jaar. Als er dit jaar al veel investeringen zijn geweest, kan het zinvol zijn de investering uit te stellen tot volgend jaar. Als verwacht wordt dat er volgend jaar veel geïnvesteerd zal worden, kan een deel van de investeringen
14
juist beter naar voren gehaald worden. Hierdoor kunnen de aftrekpercentages van de investeringsaftrek optimaal benut worden. Voor het bepalen van het percentage investeringsaftrek is van belang: • de datum van het aangaan van de verplichtingen: het tekenen van de order c.q. de opdrachtbevestiging. U kunt de aftrekpost nog in hetzelfde jaar te gelde maken: • als het bedrijfsmiddel in dat jaar in gebruik wordt genomen; of • voor zover er een aanbetaling heeft plaatsgevonden. De aanbetaling kan voor de ondernemer die de investering doet ook nog een ander aspect hebben: mits hem een factuur wordt uitgereikt met BTW, kan hij de BTW in dat tijdvak alvast terugvragen. De leverancier dient er daarbij wel op te letten dat hij op het moment van uitreiken van de factuur ook de BTW al moet afdragen. Voorbeeld 1 Vervroegen van investeringen Een handelsonderneming investeert in 2011 voor 45.000 in diverse bedrijfsmiddelen. Voor 2012 is aanschaf van een grote machine gepland. Kostprijs 150.000. De B.V. overweegt ook aanschaf van een bestelauto à 30.000 in 2012. Investeringsaftrek (bij ongewijzigde tabel in 2012) bij aanschaf van de bestelauto in 2012: In 2011 45.000 * 28% = 12.600 In 2012 15.211 - 7,56% x ( 180.000 - 100.600) = 9.208 Totale investeringsaftrek 21.808
15
Investeringsaftrek bij aanschaf bestelauto in 2011: In 2011 vaste aftrek tussen 54.324 en 100.600 = 15.211 In 2012 Totale investeringsaftrek
15.211 – 7,56% x ( 150.000 - 100.600) = 11.476 26.687
Netto voordeel ( 26.687 - 21.808) * 25% vennootschapsbelasting = 1.220. Voorbeeld 2 Uitstellen van investeringen Een bouwbedrijf investeert in 2011 reeds voor 185.000. Voor 2012 zijn geen noemenswaardige investeringen gepland. Men overweegt aanschaf van een extra bestelauto ( 15.000) eind 2011 of begin 2012. Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2011: 7.696 Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2012: 13.030 Netto voordeel 5.334 * 25% = 1.333.
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek? Energie-investeringsaftrek is een extra faciliteit voor investeringen in energiezuinige bedrijfsmiddelen. Voor deze energieinvesteringsaftrek (EIA) wordt jaarlijks een lijst gepubliceerd. Op de op die lijst vermelde investeringen is een energie-investeringsaftrek van 41,5% van toepassing. Wel geldt er een ondergrens van 2.200 (totaalbedrag aan energie-investeringen per jaar). Voorbeelden van
16
investeringen die in aanmerking komen voor EIA zijn: • zij-afscherming • bandenspannings(regel)systeem • kopschot windscherm De EIA-investeringen moeten binnen 3 maanden bij de belastingdienst worden aangemeld. Raadpleeg voor u investeert altijd de actuele EIA-lijst, te vinden op www.agentschapnl.nl. Voorbeeld Den Boer B.V. is een transportbedrijf. Zij rust haar vrachtauto’s uit met zij-afscherming en een kopschot windscherm. Hiermee is een bedrag gemoeid van 25.000. De energie-investeringsaftrek bedraagt: Het directe belastingvoordeel bedraagt (25%):
10.375 2.594
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek? Milieu-investeringsaftrek (MIA) is een extra investeringsaftrek, bovenop de normale investeringsaftrek. Voor deze faciliteit wordt jaarlijks een lijst opgesteld: de zogeheten ‘milieulijst’. Op de lijst staan investeringen ter voorkoming van waterverontreiniging c.q. ter bevordering van waterbesparing, ter voorkoming van bodem- en luchtverontreiniging, ter beperking van afvalstoffen en geluidsemissies en investeringen in mobiele machines. Er is een verdeling gemaakt in een drietal categorieën: 40%, 30% en 15% aftrek (welke tarieven tijdelijk, tot 2014, zijn verlaagd tot 36%, 27% en 13,5%). Welk percentage van toepassing is, blijkt uit de milieulijst. Daarnaast blijkt uit de lijst of er wellicht ook willekeurig afgeschreven kan worden op basis van de zg. VAMIL-regeling. Voor deze fiscale faciliteit geldt een meldingsplicht (binnen 3 maanden na investering).
17
Voor de automotivebranche zijn met name de volgende investeringen van belang: Investering
Soort regeling
Nummer
Elektrisch aangedreven voertuig
VAMIL/MIA
F 5070
Zeer zuinige personenauto
VAMIL/MIA
C 5076
Hybride aangedreven bestelauto
MIA
A 8100
Autogasauto voor zakelijk vervoer
VAMIL
C 5079
Brandstofcelsysteem voor aandrijving van transportmiddelen
VAMIL/MIA
F 5050
Geluidarme autolaadkraan
VAMIL/MIA
B 5191
Rijsimulator
VAMIL/MIA
A 1080
Waterstofafleverstation
VAMIL/MIA
F 2040
Aardgasaflever- of aardgasvulpunt (op bedrijventerreinen)
VAMIL/MIA
F 2050
Dubbeltrailer
VAMIL/MIA
F 2152
Geluidarme opbouw voor bakwagen, trekker, oplegger, VAMIL/MIA aanhanger of bestelwagen
F 4161
Bovenstaande voorbeelden zijn ontleend aan de bij afsluiting van de kopij van dit boek geldende lijst. Raadpleeg voor investering altijd de website www.agentschapnl.nl voor de actuele milieulijst en de concrete productomschrijvingen. Verwijzing Willekeurige afschrijving (VAMIL)
vraag 6
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven? Bij aanschaf van een auto in de onderneming dient de auto voor de aanschafprijs op de balans opgenomen te worden. Deze aanschafprijs is normaliter exclusief BTW omdat deze BTW teruggevraagd kan worden. Dit geldt ook voor de BPM op een bestelauto, aangezien ondernemers daarvan vrijgesteld zijn. De investeringsaftrek is een extra aftrekpost en wordt daarom niet in mindering gebracht op deze aanschafprijs. Vervolgens moet een inschatting worden gemaakt van de vermoedelijke gebruiksduur en
18
de restwaarde. De gebruiksduur zal sterk afhangen van het soort onderneming en de vraag hoe intensief de auto wordt gebruikt. Voor bijvoorbeeld een koeriersbedrijf zal dat anders liggen dan voor een ‘doorsnee ondernemer’. Het verschil tussen de aanschafprijs en de restwaarde wordt vervolgens in gelijke delen verdeeld over de gebruiksduur. Het versnellen van de afschrijving door op basis van een vast percentage van de boekwaarde af te schrijven is slechts in uitzonderingssituaties toegestaan. Wel bestaan er afwijkende afschrijvingsstelsels voor bepaalde bedrijfsmiddelen of groepen ondernemers (met name milieu-investeringen en investeringen door starters). Naast bovenstaande systematiek geldt er ook een jaarlijkse boven-grens: Onder andere voor personen- en bestelauto’s geldt een maximale afschrijving per jaar van 20% van de aanschafwaarde. In de praktijk blijkt echter dat met name door de in te schatten restwaarde niet snel wordt aangelopen tegen deze beperking in de afschrijving. Dat kan echter anders komen te liggen bij hoge kilometrages en lage restwaarden. Het nadeel van deze afschrijvingsbeperking is dan dat de afschrijving pas in een later jaar afgetrokken mag worden. De afschrijving is door bovengenoemd systeem in alle jaren even hoog. Omdat dit niet altijd ook de bedrijfseconomische realiteit weergeeft, maken sommige bedrijven verschil tussen hun bedrijfseconomische afschrijving (afnemend percentage) en fiscale afschrijving (vast percentage). De afschrijving komt in aftrek op het belastbare resultaat van de onderneming. Een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap wordt belast met inkomstenbelasting, oplopend tot 52%. B.V.’s en N.V.’s worden belast met vennootschapsbelasting, oplopend tot 25%.
19
Verwijzing Willekeurige afschrijving Investeringsaftrek Aftrek BTW
vraag 6 vraag 1 vraag 41
Voorbeeld Rob schaft in 2011 een bestelauto aan met een aanschafwaarde van 24.000 exclusief BPM en BTW. De restwaarde wordt geschat op 8.000 na afloop van de gebruiksduur van 4 jaar. De afschrijving per jaar bedraagt dan: Aanschafprijs Restwaarde Totale afschrijving Afschrijving per jaar
24.000 8.000 16.000 4.000
Rob ondervindt hierbij geen beperking van de afschrijvingsmaximering van 20% van de aanschafwaarde. Dat kan echter wèl het geval zijn bij een kortere looptijd of een lagere restwaarde, bijvoorbeeld ten gevolge van een groter jaarlijks kilometrage.
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel? Op sommige soorten investeringen mag afwijkend worden afgeschreven. Dat geldt voor milieu-investeringen (zg. VAMILinvesteringen), investeringen door starters en (in het kader van bestrijding van de financiële crisis) investeringen waarvoor in 2009, 2010 of 2011 verplichtingen zijn aangegaan. De afschrijving mag in de eerste twee gevallen ‘willekeurig’ plaatsvinden, dat wil zeggen dat u zich niet aan de normale afschrijvingsregels hoeft te houden. Het voordeel is dan een liquiditeits- en rentevoordeel: door de snellere afschrijving betaalt u in dat jaar minder belasting. Maar soms kan het ook voordelig zijn de afschrijving te verdelen over meerdere jaren. In elk van de jaren kan de afschrijving dan
20
van de belasting in de hoogste tariefschijven afgetrokken worden. Omdat de afschrijving niet jaarlijks even hoog hoeft te zijn, kunt u er ook voor kiezen precies dát bedrag af te schrijven waarmee u optimaal gebruik maakt van de tariefgrenzen en andere regelingen die gekoppeld zijn aan het winst- of inkomensniveau. De milieuinvesteringen die voor deze willekeurige afschrijving in aanmerking komen, kunt u in de jaren tot 2014 voor maximaal 75% willekeurig afschrijven. Vanaf 2014 kunt u deze milieuinvesteringen weer voor 100% willekeurig afschrijven. U vindt deze investeringen op de zogenaamde milieulijst, ook wel VAMIL-lijst genoemd, die jaarlijks door Agentschap NL gepubliceerd wordt. Voor de tijdelijke regeling met betrekking tot de investeringen in 2009, 2010 en 2011 geldt ook dat de afschrijving willekeurig mag plaatsvinden, maar hierbij geldt een extra voorwaarde: in het jaar waarin de investeringsverplichting wordt aangegaan, is de afschrijving beperkt tot het aanbetalingsbedrag en tevens beperkt tot 50% van het afschrijvingspotentieel. Anders dan bij aanvang van deze regeling geldt thans (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2009) geen maximering meer in de latere jaren. Deze regeling geldt voor alle nieuwe bedrijfsmiddelen met uitzondering van woningen, bedrijfsgebouwen, grond- weg- en waterbouwkundige werken, immateriële vaste activa (waaronder software) en in cultuur gebrachte activa (bijvoorbeeld bomen en vee). De regeling geldt dus wel voor nieuwe bestelauto’s en vrachtauto’s. De regeling geldt ook voor nieuwe personenauto’s, mits er sprake is van een taxi of een “zeer zuinige personenauto” (dat wil zeggen met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gram/ km in geval van een dieselmotor respectievelijk niet meer dan 110 gram/km in geval van een benzinemotor). Deze afschrijving mag in afwijking van de normale afschrijvingsregels ook alvast voor het eerste deel worden genomen in het jaar waarin de investeringsverplichting wordt aangegaan, althans voor zover in dat jaar ook een aanbetaling plaatsvindt.
21
Verwijzing Milieu-investeringen Faciliteiten voor starters
vraag 4 vraag 7
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken? In de eerste drie jaren van de onderneming krijgt u – als u minimaal 1225 uur per jaar werkt – een extra fiscale aftrekpost onder de noemer “ondernemersaftrek”. In de praktijk is deze extra aftrekpost voor starters nog bekend onder zijn oude naam “startersaftrek”. Deze extra aftrek bedraagt ruim tweeduizend euro per jaar. Mist u een jaar extra aftrek doordat u niet aan de uren-eis voldoet, dan kan dat in het vierde of vijfde jaar nog ingehaald worden. Preciezer gezegd: als u als ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en u in die jaren nog niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek hebt geclaimd, mag u in het lopende jaar de zelfstandigenaftrek verhogen met het deel voor starters. In de jaren waarin u deze startersaftrek krijgt, zult u vaak ook investeren. Op deze investeringen kunt u willekeurig afschrijven. Ook is willekeurige afschrijving mogelijk op investeringen in het daaraan voorafgaande jaar mogelijk. Wel geldt als voorwaarde dat u op deze investeringen investeringsaftrek kunt claimen. Hierdoor geldt de willekeurige afschrijving bijvoorbeeld niet voor goodwill of voor personenauto’s. Ook geldt het maximumbedrag van de investeringsaftrek als “plafond” voor het bedrag aan willekeurige afschrijving in dat jaar. “Willekeurig” hoeft overigens niet per definitie “versneld” te betekenen. Voor veel starters kan het zinvol zijn de afschrijvingen zó over de jaren te spreiden dat er optimaal wordt geprofiteerd van de (verwachte) belastingtarieven. Oftewel, de aftrekpost van de afschrijving kan ook uitgesteld worden tot
22
jaren waarin de winst in een hogere schijf valt. Verwijzing Willekeurige afschrijving
vraag 6
Voorbeeld Startend ondernemer Marcel investeert in het eerste jaar van het bestaan van de onderneming in een nieuwe bestelauto. De totale afschrijving over de komende vier jaar bedraagt 20.000. Marcel werkt fulltime in deze onderneming. Hij heeft dus recht op startersaftrek, zodat hij over de investering in de bestelauto willekeurig kan afschrijven. Hij verwacht dat zijn winst in de eerste vier jaren in de volgende tariefschijven zal vallen: 2011: 2012: 2013: 2014:
42% 42% 52% 52%
Alternatief 1 is de afschrijving gewoon in vier gelijke jaarlijkse delen af te trekken van de winst. Marcel mag echter willekeurig afschrijven. Alternatief 2 is dan het hele bedrag in één keer in jaar 1 af te schrijven. Alternatief 3 is het uitstellen van de afschrijving van jaar 1 en 2 naar jaar 3 en 4 omdat in die laatste twee jaar de winst in hogere belastingschijven valt. De totale belastingteruggave bij deze alternatieven is: Alternatief
1
2
3
2011
2.100
8.400
0
2012
2.100
0
0
2013
2.600
0
5.200
2014
2.600
0
5.200
Totaal
9.400
8.400
10.400
Voor een compleet beeld zou ook de rentefactor meegenomen
23
moeten worden, omdat bij de 3 alternatieven de belastingteruggave op een verschillend moment binnenkomt. De contante waarde van de totale teruggaaf is bij deze drie alternatieven: Alternatief
1
2
3
Totale contante waarde
8.578
8.400
8.994
Uitstel van de afschrijving tot de jaren met de hogere belastingtarieven levert in dit voorbeeld dus de hoogste teruggave op.
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst? Door de afschrijving op een auto neemt de boekwaarde van de auto af. De boekwaarde is het bedrag waarvoor de auto nog op de balans van de onderneming staat. Als de auto vervolgens verkocht wordt voor een hoger bedrag dan deze boekwaarde, is er sprake van boekwinst. Een andere situatie is dat de geplande looptijd niet wordt volgemaakt en dat de auto eerder wordt afgestoten. Doordat de fiscale afschrijving vaak niet parallel loopt aan het werkelijke waardeverloop, kan ook dan boekwinst ontstaan. Anderzijds kan er ook sprake zijn van een boekverlies. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een te hoog ingeschatte restwaarde. Dit verlies is dan alsnog aftrekbaar op het moment waarop dit verlies geleden wordt. Verwijzing Afschrijving Willekeurige afschrijving Desinvesteringsbijtelling Afrekenen over boekwinst Herinvesteringsreserve
vraag vraag vraag vraag vraag
5 6 1 9 10
Voorbeeld Koeltechnisch installatiebedrijf Koudijs B.V. heeft begin 2011 een
24
bestelauto aangeschaft voor 25.000. Zij gaat deze gedurende de komende 4 jaar gebruiken. De restwaarde is gesteld op 5.000. De jaarlijkse fiscale afschrijving is dan 5.000. Het fiscale en het werkelijke waardeverloop zien er als volgt uit:
Aanschaf Waarde eind 2011 Waarde eind 2012 Waarde eind 2013 Verkoop eind 2014
Fiscaal 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
Werkelijk 25.000 18.000 15.000 12.000 6.000
Als de auto eind 2013 verkocht zou worden is er sprake van boekwinst ter grootte van 2.000. Zou er gebruik gemaakt worden van de willekeurige afschrijvingsmogelijkheid, dan kan vanzelfsprekend een veel grotere boekwinst ontstaan.
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst? De boekwinst wordt in de eerste plaats belast op het moment dat deze wordt gerealiseerd door verkoop van de auto. Maar ook zonder ‘echte’ verkoop kan er sprake zijn van belaste boekwinst. Dat is bijvoorbeeld het geval als de auto wordt overgedragen vanuit de onderneming naar het privé-vermogen. Bij een B.V. is dat in wezen ook gewoon een verkoop. Bij een eenmanszaak ligt dat moeilijker. Herziening van de keuze voor ondernemings- of privévermogen is dan alleen toegestaan bij ingrijpend gewijzigde omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat de auto voortaan alleen nog maar privé gebruikt zal worden. De auto wordt dan vanuit het ondernemingsvermogen overgeboekt naar het privévermogen. Daarbij kan boekwinst ontstaan. Ook als een eenmanszaak beëindigd wordt, worden de boekwinsten die op dat moment aanwezig zijn, belast. Directe
25
belasting-heffing kan dan bijvoorbeeld worden voorkomen door lijfrente-stortingen. Verwijzing Herinvesteren Keuze voor ondernemings- of privé-vermogen
vraag 10 vraag 30
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto? Het is fiscaal toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van de ene auto als eerste afschrijving af te boeken op de boekwaarde van een nieuwe auto. Dit voorkomt fiscale afrekening over de boekwinst. In fiscaal jargon heet dit de toepassing van de herinvesteringsreserve. De termijn voor het afboeken van de boekwinst op de nieuwe investeringen is ruim drie jaar: de vervangende investeringen moeten namelijk gedaan zijn in het jaar waarin de oude auto is verkocht of in de drie daarop volgende jaren. Als de auto niet in het jaar zelf wordt vervangen, wordt op de fiscale balans die bij het einde van dat boekjaar wordt opgemaakt een zogenaamde “herinvesteringsreserve” opgenomen. Deze mag gedurende bovengenoemde termijn blijven bestaan, zolang de ondernemer tenminste het voornemen blijft houden om tot herinvestering over te gaan. Is dat voornemen niet langer aanwezig, dan valt de reserve vrij en wordt het bedrag daarvan belast als winst. Voor zover de boekwinst is ontstaan door de willekeurige afschrijving, mag deze niet worden afgeboekt op de boekwaarde van de nieuwe auto. Bij auto’s met grijs kenteken hoeft deze afboeking van de boekwinst overigens geen gevolgen te hebben voor de investeringsaftrek: deze mag gewoon berekend worden over de
26
normale aanschafprijs. Voorwaarde is wel dat u er mee instemt dat de desinvesteringsbijtelling ook wordt berekend over de daadwerkelijke verkoopprijs in plaats van over de boekwaarde. Overigens hoeft deze regeling niet altijd voordelig te zijn, omdat bij een hoger investeringsbedrag een lager percentage investeringsaftrek kan gelden. Verwijzing Desinvesteringsbijtelling
vraag 1
Voorbeeld Luite heeft zijn gebruikte personenauto ingeruild voor een nieuwe auto. Hij heeft een hogere inruilprijs gekregen dan hij aan restwaarde had ingeschat. Deze boekwinst bedraagt 2.500. Luite zit met zijn bedrijfswinst in de 52%-schijf van de inkomstenbelasting. Direct afrekenen over de boekwinst kost dus 1.300. Het alternatief is afboeking op de nieuwe auto. Hierdoor wordt de afschrijving over de rest van de looptijd van 4 jaar in totaal 2.500 lager. Er is dus sprake van een rentevoordeel. Bij een rekenrente van 6% per jaar bedraagt dit voordeel 106.
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen? Het is toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van een auto af te boeken op de boekwaarde van andere investeringen, ook als dat niet een nieuwe auto betreft. Wel wordt de voorwaarde gesteld dat het moet gaan om vervangende investeringen met een afschrijvingsduur van maximaal tien jaar. Zou men een herinvesteringsreserve die werd gevormd bij de verkoop van een auto, waarop in minder dan tien jaar wordt afgeschreven, afboeken op daarna aangeschafte grond of op een pand waarop in meer dan tien jaar wordt afgeschreven, dan zou dit tot gevolg hebben dat de stille reserve in de auto feitelijk wordt doorgeschoven naar dit onroerend goed. Dat zou betekenen dat de realisatie van die stille
27
reserve voor vrijwel onbepaalde tijd wordt uitgesteld. Ook mag door de afboeking de boekwaarde van de nieuwe investering niet lager worden dan die van de verkochte auto. Bij een omschakeling van auto’s in eigen beheer naar operational lease (al dan niet met sale-and-lease-back), kan deze herinvesteringsreserve een belangrijke belemmering wegnemen. Verwijzing Operational lease
vraag 96
Voorbeeld Ondernemer Wisse ruilt wegens uitbreiding van zijn onderneming zijn personenauto in op een bestelauto. De boekwaarde van deze personenauto bedraagt 15.000, maar Wisse krijgt er 18.000 voor terug. De aanschafprijs van de nieuwe bestelauto ligt lager dan destijds die van de personenauto. De nieuwprijs bedraagt 17.000 exclusief BTW. Wisse mag van zijn boekwinst 2.000 afboeken op deze nieuwe bestelauto. De boekwaarde wordt dan 15.000, waarna hij op de normale manier verder op de auto kan afschrijven. De overige 1.000 kan Wisse afboeken op andere investeringen.
12. Wie heeft een bijtelling? Iedereen die een auto ter beschikking gesteld heeft gekregen van de werkgever, krijgt in principe een bijtelling bij het inkomen. Hierbij maakt het niet uit of de werkgever de auto zelf heeft gekocht of dat de werkgever de auto heeft geleast van een leasemaatschappij. Als de werknemer de auto zelf koopt maar alle autokosten (onderhoud, brandstof, verzekering, financieringslasten e.d.) door de werkgever worden vergoed, is er ook sprake van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. Ook dan krijgt de
28
werknemer een bijtelling voor het privégebruik van de auto. De bijtelling wordt bij werknemers tot het belaste loon gerekend. Hierover wordt door de werkgever loonbelasting ingehouden. Deze loonbelasting is een voorheffing voor de inkomstenbelasting. Ondernemers krijgen ook een bijtelling voor het privégebruik van de auto als de auto tot het vermogen van de onderneming behoort. In beginsel komen alle autokosten ten laste van de winst. Gebruikt de ondernemer de auto echter ook voor het rijden van privékilometers, dan wordt de aftrek van de kosten deels gecorrigeerd door de bijtelling tot de winst te rekenen. De bijtelling geldt voor ter beschikking gestelde personenauto’s en bestelauto’s met uitzondering van de bestelauto die door aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen. Ook voor vrachtauto’s en motorfietsen kan de werknemer een bijtelling krijgen. De bijtelling is dan echter geen vast percentage. Verwijzing Wanneer is een bestelauto uitsluitend geschikt voor goederenvervoer?
Vraag 19
13. Hoe hoog is de bijtelling? De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto. Het percentage is afhankelijk van het aantal gereden privékilometers en de CO2-uitstoot. Als het aantal privékilometers op jaarbasis groter is dan 500 kilometer, kan de hoogte van de bijtelling worden afgelezen uit onderstaande tabel:
29
Soort auto
Bijtellingspercentage
Nulemissie CO2
0%
CO2-uitstoot niet meer dan 95 gr/km resp. 110 gr/km
14% van de catalogusprijs
CO2-uitstoot meer dan 95 gr/km maar niet meer dan 116 gr/km resp. meer dan 110 gr/km maar niet meer dan 140 gr/km
20% van de catalogusprijs
Overige auto’s niet ouder dan 15 jaar
25% van de catalogusprijs
Auto’s van 15 jaar en ouder
35% van de werkelijke waarde
De in de tabel genoemde CO2-uitstootnormen van 95 gram/km (14% bijtelling) en 116 gram/km (20% bijtelling) gelden voor auto’s met een dieselmotor. De normen van 110 gram/km en 140 gram/km gelden voor auto’s met andere motoren, met name benzine. Voor ondernemers geldt de bijzondere regeling dat de bijtelling niet hoger is dan de daadwerkelijke totale autokosten in het betreffende jaar. Verwijzing Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? Gebruik auto tijdens vakantie
vraag 14 vraag 32 en 33
Voorbeeld Aart heeft in 2011 een auto van de zaak. Hij houdt geen kilometeradministratie bij. De auto heeft een cataloguswaarde van 35.000. Bij Aart wordt maandelijks 1/12 van de totale bijtelling à 8.750 (25% x 35.000) bij zijn belaste loon opgeteld. Hierover wordt loonbelasting ingehouden. Bij een loonbelastingtarief van 42% kost deze auto hem maandelijks 306,25.
30
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? Per 2010 is een nieuwe bijtellingscategorie ingevoerd: Er geldt in de jaren 2010 tot en met 2014 een 0%-bijtelling voor auto’s met een nulemissie CO2. In de praktijk zal hiervan met name door elektrische auto’s gebruik gemaakt kunnen worden. Ook waterstofauto’s met een verbrandingsmotor vallen er echter onder. Vanaf 2008 gold al een lager bijtellingspercentage van 14% voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gr/km bij dieselauto’s en 110 gr/km bij benzineauto’s. Hierbij wordt nogal eens gedacht dat dit geldt voor alle auto’s met energielabel A. Dat is echter onjuist: gekeken moet worden naar de exacte bovengenoemde CO2-uitstootnormen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om auto’s als de Citroën C1, Fiat 500, Honda Civic Hybride en Insight, Peugeot 107, Toyota Aygo, IQ en Prius, Skoda Fabia Combi Greenline, Smart Fortwo diesel en de Volkswagen Polo 1.2 TDI Bluemotion. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl. Per 2009 is een tussencategorie ingevoerd van 20% van de catalogusprijs. Deze geldt voor benzine-, LPG- en aardgasauto’s met een CO2-uitstoot van 111 tot en met 140 gram per kilometer en dieselauto’s met een CO2-uitstoot van 96 tot en met 116 gram per kilometer. Het betreft bijvoorbeeld uitvoeringen van auto’s zoals de Audi A1 en A3, Fiat Punto Evo, Ford Fiësta, Ford Focus, Mercedes-Benz A-klasse, Peugeot 207 en 308, Renault Clio, Volkswagen Golf, Touran en Passat. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl. Voor de berijders van een auto in een lagere bijtellingscategorie is het van groot belang om zekerheid te hebben over de hoogte van de bijtelling op de auto die men vaak meerdere jaren rijdt. De vraag komt dan op of de categorieën jaarlijks bijgesteld kunnen worden. Om de stimulans in stand te houden voor auto’s die
31
zuiniger zijn dan de gemiddelde auto’s, zullen de maximale CO2uitstootgrenzen van beide categorieën inderdaad eens per vier jaar worden aangescherpt op basis van de feitelijke ontwikkelingen van de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s. Volgens de huidige wettekst vindt die aanscherping voor het eerst plaats in 2013. Die aanscherpingen zullen dan alleen gaan gelden voor na de aanscherping op kenteken gezette auto’s.
15. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend? De cataloguswaarde van de auto is bepalend voor de bijtelling. Voor een personenauto is de cataloguswaarde de nieuwprijs van de auto inclusief BPM en BTW. Ook voor bestelauto’s die te naam zijn gesteld op of na 1 juli 2005, geldt de nieuwprijs inclusief BPM en BTW. Uitsluitend voor bestelauto’s die vóór 1 juli 2005 te naam zijn gesteld geldt de nieuwprijs inclusief BTW en exclusief BPM. Voor de bijtelling van oldtimers is de werkelijke waarde van de auto van belang en niet de cataloguswaarde. Oldtimers in de zin van deze regeling zijn auto’s van 15 jaar of ouder. Voor het bepalen van de 15-jaarstermijn wordt uitgegaan van de dag waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. De werkelijke waarde is de meest gunstige prijs die een willekeurige derde bereid is voor de auto te betalen. Op het moment dat een auto 15 jaar oud is kan er een waardesprong of juist een waardedaling plaatsvinden ten opzichte van de cataloguswaarde. Is de auto bijvoorbeeld een gebruikte middenklasser van net iets meer dan 15 jaar en met veel kilometers, dan zal de werkelijke waarde naar verwachting lager zijn dan de cataloguswaarde. Is er sprake van een fraai gerestaureerde oldtimer, dan zal de werkelijke waarde waarschijnlijk veel hoger liggen dan de cataloguswaarde. De grens van 15 jaar zou per 1 januari 2010 verhoogd worden naar 25 jaar, waarbij voor auto’s tussen de 15 en 25 jaar een bijtelling zou worden berekend over de cataloguswaarde. Dat
32
voorstel is alsnog teruggedraaid. Wel geldt vanaf 2010 een bijtellingspercentage van 35% voor auto’s ouder dan 15 jaar. Voorbeeld Katelijne heeft een auto van de zaak met een oorspronkelijke cataloguswaarde van 35.000. Haar auto is 16 jaar oud. Op de veiling zou deze auto een verkoopprijs kunnen opleveren van 10.000. Als die auto het gehele jaar ter beschikking staat van Katelijne, bedraagt - ervan uitgaande dat het privégebruik meer is dan 500 kilometer - de bijtelling 3.500 (35% van 10.000).
16. Geldt de bijtelling ook over accessoires? Bij auto’s met een tenaamstelling vóór 1 juli 2006 tellen accessoires mee voor de bijtelling als deze in de prijslijst van de importeur of fabrikant voorkomen én zijn ingebouwd vóór de dag van toekenning van het kenteken. Een autoalarm bijvoorbeeld, dat niet af-fabriek leverbaar is, maar wel voor afgifte van het kentekenbewijs is gemonteerd, telt niet mee voor de bijtelling. Maar een navigatiesysteem dat af-fabriek leverbaar is en voor afgifte van het kentekenbewijs door de dealer is ingebouwd, telt wel mee voor de bijtelling. Voor auto’s met een tenaamstelling vanaf 1 juli 2006 geldt dat de bijtelling wordt berekend over de waarde zoals die ook voor de BPM-berekening geldt: de catalogusprijs inclusief de af-fabriek gemonteerde opties. Bij de dealer aangebrachte accessoires tellen niet langer mee voor de bijtelling.
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling? De ondernemer met bijvoorbeeld een eenmanszaak of vennootschap onder firma die in een auto van de zaak rijdt, geeft de bijtelling op via zijn jaarrekening en aangifte
33
inkomstenbelasting. Voor werknemers met een auto van de zaak loopt de belastingheffing anders: De werkgever moet loonbelasting inhouden en afdragen over de bijtelling voor privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Als de werknemer voor het privégebruik een eigen bijdrage betaalt aan de werkgever, zal de werkgever daar rekening mee houden. De eigen bijdrage komt dan in mindering op de bijtelling voordat de loonbelasting wordt berekend. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste afdracht aan loonbelasting. In situaties waarin een werknemer een sluitende kilometeradministratie bijhoudt om aan te tonen dat hij of zij minder dan 500 km per jaar privé rijdt, is de werkgever in principe ook verantwoordelijk voor de juistheid van de sluitende kilometeradministratie. De werkgever zou de kilometeradministratie dan ook moeten controleren. Eventuele naheffing van loonbelasting als later blijkt dat de kilometeradministratie niet juist is, komt immers ook bij de werkgever. Dit risico kan de werkgever echter uitsluiten. Als hij beschikt over een “verklaring van geen privégebruik auto” van de betreffende werknemer, zal de fiscus bij een onjuiste of onvolledige kilometeradministratie de bijtelling naheffen bij de werknemer in plaats van bij de werkgever (tenzij de werkgever wist dat deze verklaring ten onrechte is afgegeven). De werknemer kan zo’n verklaring aanvragen bij de belastingdienst. Verwijzing Verklaring geen privégebruik auto
vraag 24
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto? Als aan specifieke inrichtingseisen is voldaan, is er fiscaal sprake van een bestelauto, ook wel een auto met ‘grijs kenteken’ genoemd. Ook voor auto’s met een grijs kenteken gelden in
34
principe de normale regels voor de bijtelling. Hiervan zijn uitgezonderd de bestelauto’s die (vrijwel) uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer. Voor de bijtelling wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestelauto’s met of zonder dubbele cabine. Hoewel bestelauto’s van ondernemers zijn vrijgesteld van BPM, behoort het BPM-bedrag dat op het kentekenbewijs is vermeld, wel tot de catalogusprijs waarover de bijtelling wordt berekend. Verwijzing Bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer Voorkomen bijtelling Schema inrichtingseisen Vrijstelling BPM voor ondernemers
vraag vraag vraag vraag
19 21 55 62
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer? Of een bestelauto uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer is van belang voor de bijtelling. Rijdt een werknemer in zo’n bestelauto dan is de forfaitaire bijtelling niet van toepassing, zonder dat daarvoor een sluitende kilometerregistratie bijgehouden hoeft te worden. De bestelauto’s die hiervoor in aanmerking komen, hebben in principe uitsluitend een stoel voor de chauffeur zelf. Er is dus geen passagiersstoel aanwezig en geen achterbank om passagiers mee te nemen. Is de auto wel voorzien van een tweede stoel of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van de passagiersstoel niet voldoende om de bestelauto te kunnen aanmerken als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. De bevestigingspunten van die stoel moeten ook verwijderd of dichtgelast worden. Een voorbeeld van een bestelauto
35
die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto, waarin naast de bestuurder alleen plaats is voor gereedschappen en reserveonderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch voor ritten met een privékarakter, dan krijgt de bestuurder een bijtelling op basis van het werkelijke gebruik. Dit gebruik wordt berekend door de gereden privékilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto. Door nieuwe uitspraken van belastingrechters komt er steeds meer duidelijkheid over de regeling op grond waarvan sommige bestelauto’s zijn uitgezonderd van het vaste bijtellingspercentage omdat ze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zijn geschikt voor goederenvervoer. Bij het tot stand komen van deze uitzondering is met name gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. In mei 2009 besliste de Hoge Raad al dat een grote bestelauto van een bloemist, voorzien van specifieke inrichting en met meerdere zitplaatsen, ook in aanmerking kwam voor deze uitzondering. Ook is er een uitspraak over een grote bestelauto (verlengd en verhoogd, zodat deze niet op normale parkeerplaatsen en in parkeergarages past) van een vloerbedekkinglegger. Ook in die situatie gold het vaste bijtellingspercentage niet, ook al had de auto twee zitplaatsen. Inmiddels begint er meer jurisprudentie te komen over kleinere bestelauto’s. Er loopt nog een verwijzingszaak over de auto van een stukadoor en in februari 2010 heeft Gerechtshof Amsterdam zich uitgesproken over een Renault Kangoo met twee zitplaatsen. Deze viel ook onder de uitzonderingsregeling, omdat de auto als gevolg van het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden “erg vies is en stinkt” en omdat de auto in de laadruimte is voorzien van een kunststof bak die alleen door een garagebedrijf verwijderd kan worden. Intussen ontstaat uit de rechtspraak het beeld dat de uitzondering voor specifieke bestelauto’s ruimer toepasbaar is dan alleen voor grote bestelauto’s of bestelauto’s met slechts één stoel. Wel is dan vereist dat de tweede stoel noodzakelijk is voor een bijrijder voor hulp bij laden en lossen of dat de bestelauto is voorzien van specifieke inrichting c.q. wordt gebruikt voor specifieke doeleinden.
36
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar? Regelmatig komen werkgevers met hun werknemers overeen dat de werknemer een vergoeding aan de werkgever moet betalen voor het privégebruik van de auto. Een dergelijke vergoeding kan variëren van een vast bedrag per maand tot een vast bedrag per gereden privékilometer. Als de werknemer per verreden privékilometer een vergoeding betaalt, komt deze vergoeding in mindering op de bijtelling. Naast een vergoeding voor privé-kilometers kan het voorkomen dat een werknemer om privé-redenen een duurdere auto wil rijden dan de binnen het bedrijf geldende autoregeling toestaat (de zogenaamde ‘leasenormoverschrijding’ of ‘luxe-bijdrage’) en dat hiervoor een vergoeding moet worden betaald aan de werkgever. Als dit een afzonderlijke vergoeding is, los van de vergoeding voor privégebruik, is deze vergoeding slechts aftrekbaar in de verhouding waarin de privékilometers staan ten opzichte van het totaal aantal kilometers. Betaalt de werknemer voor extra accessoires rechtstreeks een bedrag aan de dealer in plaats van aan de werkgever, dan is het betaalde bedrag aan de dealer niet aftrekbaar van de bijtelling. Uitsluitend betalingen aan de werkgever zijn aftrekbaar.
21. Kan ik de bijtelling voorkomen? De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak (personen- of bestelauto) kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Dit kan worden aangetoond door een sluitende kilometeradministratie. Maar ook in de volgende situaties is de bijtelling niet van toepassing:
37
a. Als de auto aan het einde van de werkdag op het terrein van de werkgever wordt geplaatst, is er geen sprake van privégebruik. De werknemer krijgt dan geen bijtelling voor deze auto. b. Wanneer tussen werkgever en werknemer schriftelijk wordt overeengekomen dat het voor de werknemer verboden is een bestelauto privé te rijden, dan krijgt de werknemer geen bijtelling voor de bestelauto. De werkgever moet de verklaring bij de loonadministratie bewaren. Tevens is vereist dat de werkgever toezicht houdt op het naleven van het verbod én bij overtreding een passende sanctie oplegt aan de werknemer. Als passende sancties zijn door de fiscus genoemd: een geldboete die in verhouding staat met de te betalen belasting over de bijtelling, het verhalen door de werkgever op de werknemer van de nageheven loonbelasting of zelfs ontslag uit de dienstbetrekking. De werkgever kan toezicht houden op het naleven van het verbod door bijvoorbeeld het controleren van kilometerstanden, na te gaan wanneer verkeersovertredingen zijn gemaakt, de hoeveelheid van de verbruikte brandstof te controleren en te controleren of buiten werktijd brandstof is getankt. In de wet is expliciet bepaald dat in geval van zo’n verbod op privégebruik ten aanzien van een bestelauto de bijtelling niet geldt. De werkgever dient zich echter wel te realiseren dat het risico op naheffing en boetes in geval van zo’n schriftelijk overeengekomen verbod op privégebruik geheel bij hem ligt. Bij een kilometeradministratie samen met een ‘verklaring geen privégebruik’ voorkomt hij dat risico. c. Wordt een bestelauto in verband met de aard van de werkzaamheden doorlopend en afwisselend door twee of meer werknemers gebruikt, dan kan worden volstaan met een eindheffing van 300 per auto. De werkgever betaalt deze eindheffing aan de belastingdienst. Op het loon van de werknemers vindt geen inhouding plaats. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij een installatiebedrijf waarbij in een bepaalde week werknemer A
38
op maandag en dinsdag een bepaalde bestelauto meeneemt, op woensdag en donderdag werknemer B en op vrijdag werknemer C, terwijl op andere dagen en in andere weken een totaal ander gebruik van de diverse bedrijfsauto’s door de diverse medewerkers plaatsvindt. Als iemand ’s avonds steeds dezelfde auto mee naar huis neemt, is er geen sprake van doorlopend afwisselend gebruik. Van doorlopend afwisselend gebruik is ook geen sprake als er bij een bedrijf bijvoorbeeld twee werknemers en twee bestelauto’s zijn, die dagelijks worden gewisseld.
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien? De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Het bewijs daarvoor is in principe niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar een sluitende kilometeradministratie geeft de meeste zekerheid dat de bijtelling niet van toepassing is. Een black box kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. In een rittenadministratie moeten per rit de volgende gegevens worden bijgehouden: datum, begin- en eindstand van de kilometerteller, plaats van vertrek, plaats van de bestemming, vermelding van de aard van de rit (zakelijk of privé) en de gereden route als van de gebruikelijke route wordt afgeweken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij wegafsluitingen, omleidingen, files e.d.
39
RITTENVERANTWOORDING Naam Merk en type auto Kenteken Periode van terbeschikkingstelling Dag
van
tot
Plaats van
Plaats van
Begin
Eind
Zakelijk/
Gereden
Vertrek
Aankomst
km-stand
km-stand
privé rit
route
Naast een rittenadministratie kan de belastingdienst aanvullende informatie opvragen. Hierbij kunt u onder meer denken aan de agenda: komen de afspraken in de agenda overeen met de bestemming volgens de rittenadministratie? Let op dat de fiscus bijvoorbeeld benzinebonnen en verkeersboetes kan gebruiken om tegenbewijs te leveren bij de rittenadministratie. Bijvoorbeeld: komt de locatie waar de auto is geflitst voor te hard rijden overeen met de gereden route volgens de rittenadministratie en klopt het aantal getankte liters brandstof met het aantal kilometers sinds de vorige tankbeurt? Ook zet de belastingdienst speciale flitsauto’s in die de kentekens van auto’s vergelijken met het bestand van degenen die een “verklaring geen privégebruik” hebben aangevraagd. Deze flitsauto’s worden met name ingezet op locaties en tijdstippen waar zakelijk gebruik van de auto minder voor de hand ligt, zoals tijdens de zomervakantie bij grensovergangen of in het weekend bij bouwmarkten of pretparken. Overigens is het heel goed mogelijk dat de betreffende rit in dat laatste geval binnen de 500-kilometergrens valt. Een black box kan ondersteunend zijn bij een sluitende kilometeradministratie, maar is niet altijd voldoende. Middels een black box worden veel ritgegevens automatisch vastgelegd. Daarnaast worden ook gegevens handmatig ingevoerd, bijvoorbeeld het karakter van de rit (zakelijk of privé). Daarom kan net als bij
40
een handmatig bijgehouden rittenadministratie een relatie tussen de rapportage en andere bescheiden (agenda’s e.d.) nodig blijven. Het samenstel van rapportage én onderliggende bescheiden vormt de (controleerbare) rittenregistratie die als bewijs van het feitelijke privégebruik dient. Indien een black box is gekoppeld aan een GPS-systeem, worden alle ritgegevens vastgelegd. Middels de GPS-koppeling wordt immers exact de plaats van vertrek, plaats van aankomst en de gereden route aangegeven. Een black box met GPS-koppeling kan derhalve als sluitende kilometeradministratie dienen. Verwijzing Rittenadministratie bij autoverkopers
vraag 26
23. Hoe werkt de vereenvoudigde kilometeradministratie voor bestelauto’s? Als een werknemer door de aard van de werkzaamheden veel ritten op een dag heeft, kan het bijhouden van een rittenregistratie een grote administratieve en financiële last zijn voor de werkgever en de werknemer, omdat de werknemer de zakelijke ritten tijdens werktijd bijhoudt. In dit geval mag de werknemer om praktische redenen het bewijs leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project)administratie van de werkgever. Hierbij geldt als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en de werkgever de zakelijke adressen in zijn (project)administratie bewaart. In de vereenvoudigde rittenregistratie hoeft een werknemer de zakelijke ritten dan niet te vermelden, omdat die aanwezig zijn in de (project)administratie van de werkgever. De vereenvoudigde rittenregistratie moet per dag de volgende gegevens vermelden:
41
• de datum • de werktijd • de begin- en eindkilometerstand (aan het begin en einde van de werktijd) • een verwijzing naar de zakelijke adressen in de (project) administratie van de werkgever als de volgorde waarin de werknemer deze adressen heeft bezocht, in die (project) administratie ontbreekt. Maakt de werknemer een privérit (binnen de 500-kilometergrens), dan moet hij ook de volgende gegevens in de vereenvoudigde rittenregistratie vermelden: • de datum • de begin- en eindkilometerstand van de privérit • het vertrek- en aankomstadres. Een soortgelijke regeling geldt overigens ook voor de (personen) auto’s van rij-instructeurs: zij kunnen volstaan met het bijhouden van de begin- en eindstand per dag en de achtereenvolgens bezochte lesplaatsen.
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’? De werkgever moet loonbelasting inhouden over de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak. De werkgever is er verantwoordelijk voor dat het juiste bedrag aan loonbelasting wordt afgedragen. Is de werknemer van mening dat er geen bijtelling hoeft plaats te vinden omdat op jaarbasis minder dan 500 kilometer privé wordt gereden, dan zou de werkgever de kilometeradministratie moeten controleren. Om de werkgever niet met deze controle te belasten, kan de werknemer met een standaardformulier bij de belastingdienst een verklaring geen privégebruik auto aanvragen. Als de werknemer de verklaring overhandigt aan de werkgever, kan de werkgever zonder risico’s op naheffing en boetes de bijtelling achterwege laten. Alleen als het voor de werkgever duidelijk is dat de verklaring ten onrechte
42
is afgegeven, kan de belastingdienst bij de werkgever naheffen. In andere gevallen wordt bij de werknemer nageheven. De werknemer moet ondanks zo’n verklaring nog wel een sluitende kilometeradministratie bijhouden. Hij of zij moet immers kunnen aantonen dat er niet meer dan 500 km op jaarbasis is gereden. Mocht achteraf echter blijken dat toch meer dan 500 km privé is gereden, dan zal de belastingdienst de belasting over de bijtelling naheffen bij de werknemer en niet bij zijn of haar werkgever. Het komt regelmatig voor dat in de loop van het jaar blijkt dat het privégebruik anders uitpakt dan bij het begin van het jaar was ingeschat. De vraag die daarbij opkomt, is hoe dat verwerkt moet worden. Hiervoor is een aantal praktische punten oplossingen gevonden. 1. Er is een “verklaring geen privé gebruik” en halverwege het jaar blijkt dat de werknemer wel privé met de auto rijdt. Als dit het geval is, moet de werkgever voor de nog niet verstreken inhoudingstijdstippen (het moment van de salarisuitbetaling) de bijtelling tijdsevenredig toepassen. De belastingdienst zal de verschuldigde belasting over de verstreken perioden rechtstreeks naheffen bij de werknemer. Alleen als de werkgever wíst dat de werknemer meer dan 500 kilometer privé rijdt, zodat hij wist dat de “verklaring geen privégebruik” onjuist was, mag de belastingdienst de verschuldigde belasting naheffen bij de werkgever. 2. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een op dat moment afgegeven “verklaring geen privé-gebruik” dat de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé rijdt. De werkgever kan voor de nog niet verstreken salarisbetalingen de bijtelling achterwege laten. Over de verstreken tijdstippen kan de werkgever correctieberichten indienen, hij is dan zelf echter
43
verantwoordelijk voor de juistheid van de kilometeradministratie. Hij heeft over die eerdere perioden immers nog geen “verklaring geen privégebruik” die de werkgever beschermt tegen naheffing en boetes. Een andere mogelijkheid is dat de werknemer zelf bezwaar maakt tegen de ingehouden loonbelasting over de verstreken tijdstippen. 3. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een kilometeradministratie dat de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé zal rijden. Ook in deze situatie geldt dat de werkgever voor de nog resterende maanden de bijtelling achterwege kan laten. Voor de verstreken maanden kan een correctiebericht worden ingediend. Echter, voor alle maanden geldt dat de werkgever het risico van naheffing en boetes houdt als later blijkt dat de kilometeradministratie niet klopt. Er is immers geen “verklaring geen privégebruik”. Voor de reeds verstreken maanden zou de werknemer ook zelf een bezwaarschrift tegen de ingehouden loonbelasting kunnen indienen bij de belastingdienst. Bij het in dienst nemen van nieuw personeel dat ook van een eerdere werkgever al een auto van de zaak ter beschikking had, doet zich tenslotte nog de vraag voor wanneer er wel of niet loonbelasting ingehouden moet worden. Aannemende dat de werknemer bij het begin van het jaar al van plan was de auto dit jaar niet voor meer dan 500 km privé te gebruiken, zal de werknemer in de meeste gevallen een ‘verklaring geen privégebruik’ aangevraagd hebben. Bij wisseling van werkgever hoeft de werknemer niet opnieuw zo’n verklaring aan te vragen. Als hij de auto meeneemt hoeft hij geen actie te ondernemen. In andere gevallen moet hij een nieuw kenteken opgeven. De verklaring blijft zijn geldigheid behouden en de nieuwe werkgever kan op basis van de verklaring de bijtelling achterwege laten.
44
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk? Het is voor de bijtelling van belang om onderscheid te maken tussen zakelijke ritten en privéritten. Het is daarbij niet meer van belang om woon-werkkilometers afzonderlijk bij te houden. De afstand van de woning naar het werk wordt immers voor het geheel als zakelijk aangemerkt. De vraag is of de rit voor het gebruiken van de lunch thuis ook als zakelijke rit wordt aangemerkt. Volgens Rechtbank Arnhem (14 juli 2009) en Gerechtshof Arnhem (2 november 2010) is dat het geval. De ‘echte’ privéritten worden uiteraard als privékilometers aangemerkt. Bijvoorbeeld het met de auto van de zaak afleggen van familiebezoeken, het doen van boodschappen en de reis naar de vakantiebestemming. Verwijzing Behandeling woon-werkverkeer voor BTW
vraag 43
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke auto’s hij heeft gereden? Autoverkopers met een auto van de zaak rijden vaak in demonstratieauto’s. Daardoor wisselen zij regelmatig van soort en type auto. Om het bedrag van de bijtelling te kunnen berekenen, zouden zij voor elke auto afzonderlijk de ritten met desbetreffende auto moeten bijhouden. Het regelmatig wisselen van auto’s leidt dan voor autoverkopers tot een extra administratieve last. Om hieraan tegemoet te komen was de zogenaamde “dealerregeling” in het leven geroepen. Afhankelijk van het salaris van de auto-verkoper en het automerk dat hij vertegenwoordigt, moest dan een gemiddeld bijtellingsbedrag bij het salaris worden geteld. De tabellen hiervoor werden jaarlijks opnieuw vastgesteld. De autoverkoper hoefde
45
dan geen rittenadministratie bij te houden. Deze regeling is per 1 januari 2009 afgeschaft en vervangen door een nieuwe regeling. De nieuwe regeling ziet er als volgt uit: 1. De bijtelling wordt per dag bepaald; 2. Als de werknemer aan het eind van de werkdag een auto meeneemt, geldt voor die dag de prijs van die betreffende auto; 3. Werkt de werknemer op een bepaalde dag niet (verlof/ziekte/ weekend) en heeft hij een auto meegenomen, dan geldt de prijs van de auto die voor het laatst meegenomen is; 4. Als de werknemer wel werkt maar geen auto meeneemt, dan geldt de prijs van de auto waarover de afgelopen twee maanden de meeste keren bijtelling is berekend. Voor de werkgever kan deze nieuwe regeling een verzwaring van zijn controletaak betekenen. Volgens de “Handreiking toezicht” moet de werkgever toezicht houden op de juistheid en de volledigheid van de administratie. In dat kader moet de werkgever minimaal eens per loontijdvak (meestal dus eens per maand) controleren welke auto’s afwezig zijn, moet hij die afwezigheid kunnen verklaren en moet hij controleren of er werknemers zijn die op die dag geen auto hebben meegenomen. Informatie van buiten, zoals verkeersboetes of schademeldingen, moeten worden gecontroleerd met de bijtellingsadministratie. Ter beperking van de administratieve lasten heeft BOVAG Autodealers met de belastingdienst een convenant afgesloten over de wijze van administreren en controleren van de bijtelling van medewerkers van autobedrijven.
46
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft? Na de publicatie van de “Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche” is de vraag gerezen of de grondslag voor de bijtelling gebaseerd kan worden op een vaste auto. Het antwoord daarop is dat dit inderdaad mogelijk is. Bent u werkgever in de autobranche en is er sprake van wisselend gebruik van auto’s door uw werknemers? Dan kunt u de grondslag voor de bijtelling privégebruik toch op een vaste auto baseren. U spreekt dan met een werknemer een vaste auto af. Dit is de auto die de werknemer na werktijd mag meenemen. U baseert de grondslag voor de bijtelling op die vaste auto en legt de afspraak over de vaste auto vast in een schriftelijke overeenkomst tussen u en uw werknemer. Als de werknemer een vaste auto heeft, moet u dat eenmalig registreren in uw administratie. Alleen als u met uw werknemer afspreekt dat hij een andere vaste auto krijgt, moet u dat opnieuw registreren. Uit uw administratie moet namelijk blijken op welke vaste auto de grondslag voor de bijtelling is gebaseerd. Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een vervangende auto heeft, kunt u de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto baseren. U moet dan wel aan 4 voorwaarden voldoen: • De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant meegenomen voor een proefrit. • De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een vervangende auto. • De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten dagen. • U legt de gegevens van de vervangende auto vast en bewaart deze bij de loonadministratie. Als u niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet u de grondslag voor de bijtelling baseren op de vervangende auto.
47
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft? Niet alleen een werknemer, maar ook een zelfstandig ondernemer kan te maken krijgen met een bijtelling voor de auto van de zaak. In tegenstelling tot de werknemer verloopt de bijtelling van de ondernemer niet via de loonbelasting, maar wordt dit gecorrigeerd op zijn met inkomstenbelasting belaste winst. Bij een zelfstandig ondernemer kunt u denken aan een ondernemer met een eenmanszaak, een maat/firmant van een maatschap of van een vennootschap onder firma. De ondernemer krijgt alleen een bijtelling als de auto behoort tot het ondernemingsvermogen en de auto wordt gebruikt voor het rijden van privé-kilometers. In eerste instantie worden alle autokosten afgetrokken van de winst. Vervolgens wordt de winst verhoogd met de bijtelling. Voor de hoogte van de bijtelling zijn dezelfde regels van toepassing als voor de werknemer. Onder bepaalde omstandigheden wordt echter afgeweken van het bijtellingspercentage. Dit doet zich voor als de autokosten van de ondernemer lager zijn dan de bijtelling: Een ondernemer krijgt een bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak, maar deze bijtelling bedraagt maximaal het bedrag aan autokosten. Verwijzing Bijtelling bij werknemer Auto in onderneming of privé BTW-aftrek
vraag 17 vraag 30 vraag 41
Voorbeeld Stel dat de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van 30.000. Ondernemer Erik rijdt in een jaar 12.000 kilometers privé met die auto. In dat jaar is in totaal een bedrag van 5.000 aan autokosten ten laste van de winst gebracht.
48
Aangezien deze ondernemer meer dan 500 privé-kilometers heeft gemaakt, bedraagt de bijtelling volgens de tabel 7.500. In totaal is er slechts een bedrag van 5.000 aan autokosten zoals benzine, onderhoud, afschrijvingen, verzekeringen e.d. ten laste van de winst gebracht. Aangezien de autokosten lager zijn dan de forfaitaire bijtelling blijft de bijtelling voor Erik beperkt tot een bedrag van 5.000 (in plaats van 7.500).
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen van de ondernemer behoort? Als de ondernemer de auto tot zijn privévermogen rekent, komen de brandstofkosten, onderhoudskosten, verzekeringen, afschrijving en dergelijke niet ten laste van de winst. Worden met de auto zakelijke kilometers gemaakt, dan mag wel een vast bedrag per kilometer ten laste van de winst worden gebracht. Er geldt een aftrek van maximaal 0,19 per zakelijke kilometer. Hetzelfde geldt voor werknemers die met een privéauto zakelijke kilometers maken. De werkgever mag dan een onbelaste vergoeding geven aan de werknemer van maximaal 0,19 per zakelijke kilometer. Ondernemers met een eenmanszaak die de auto privé aanschaffen, kunnen in veel gevallen ondanks de aanschaf in privé, tóch de BTW aftrekken via hun onderneming. Zeker bij personenauto’s is dat vaak een plezierige combinatie. Bij bestelauto’s kan dan ook de BPM-vrijstelling en het lage MRB-tarief worden toegepast, maar dan moet in de afweging wel worden meegewogen dat bij aanschaf in privé geen investeringsaftrek geldt. Verwijzing BTW-aftrek bij privéauto
vraag 45
49
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto? Deze vraag is met name van belang voor ondernemer en directeuren/groot-aandeelhouders (dga’s), omdat zij de vrije keuze hebben hun auto op hun bedrijfsbalans te zetten (en dus de bijtelling te accepteren) of de auto privé te houden (en dus kilometers te declareren). Op de vraag zelf is geen eenduidig antwoord te geven. Het antwoord is afhankelijk van meerdere factoren, zoals: • Hoeveel zakelijke kilometers en hoeveel privékilometers worden er jaarlijks gereden? • Hoeveel bedragen jaarlijks de autokosten (benzinekosten, onderhoud, verzekering, motorrijtuigenbelasting, afschrijving)? • Wat is de catalogusprijs van de auto (oftewel: hoe hoog is de bijtelling)? • Hoe hoog is de kilometervergoeding voor gebruik van de privéauto? Op basis van deze gegevens kan van geval tot geval een berekening gemaakt worden. De praktijk wijst uit dat naar mate meer privé-kilometers worden gereden dan zakelijke kilometers een auto van de zaak voordeliger wordt. Daartegenover staat dat het voordeliger wordt de auto privé te houden naar mate er meer zakelijke kilometers worden gereden. Verwijzing BTW-aftrek bij privé-auto
vraag 45
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de zaak is gereden? De hoogte van het bijtellingspercentage is (naast de CO2-uitstoot) afhankelijk van het aantal gereden privékilometers. Voor toepassing van deze tabel dienen de gereden privékilometers eerst te worden
50
herrekend naar een jaarkilometrage, als niet het gehele jaar met een auto van de zaak is gereden. Vervolgens kan aan de hand van de jaarkilometrage in de tabel worden afgelezen welk percentage van toepassing is. Die bijtelling wordt vervolgens uitsluitend toegepast over de maanden waarin er een auto van de zaak ter beschikking stond. Dit betekent dus dat het niet mogelijk is om zonder fiscale consequenties in de loop van het jaar over te stappen van “geen bijtelling” (op grond van bijvoorbeeld een sluitende kilometeradministratie) naar “wel bijtelling” en andersom, als het aantal privékilometers meer is dan 500 op jaarbasis. In dat geval moet namelijk over het héle jaar bijtelling berekend worden. Beëindiging van de bijtelling in de loop van een jaar is uitsluitend mogelijk als er na die datum geen auto meer ter beschikking staat of bij wisseling van werkgever. De auto moet dan dus op de zaak achterblijven en de autoregeling moet bij voorkeur schriftelijk beëindigd worden. Verwijzing Gebruik auto tijdens vakantie
vraag 32
Voorbeeld Astrid heeft alleen in de maand december een auto van de zaak en heeft daarmee in totaal 600 privé-kilometers gereden. Na herrekening bedraagt het jaarkilometrage 7.200 privé-kilometers (12 * 600 kilometer). Voor Astrid is dus het bijtellingspercentage van 25% van toepassing. Haar auto valt niet onder de lagere bijtellingscategorieën. Vervolgens wordt de bijtelling naar tijdsgelang toegepast. De bijtelling hoeft immers alleen te worden belast over de maanden waarin met de auto van de zaak is gereden. Als de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van 30.000 wordt de bijtelling van Astrid in dit jaar 625 (1/12 * 25% * 30.000). Zij heeft immers slechts één maand van dat jaar de beschikking over een auto van de zaak gehad.
51
Zou Astrid ook van januari tot en met november een auto ter beschikking hebben gehad, maar daarmee niet privé hebben gereden, dan leidt het privégebruik in december alsnog tot een bijtelling over het hele jaar! Voorbeeld José rijdt in de maanden januari tot en met maart in een auto van de zaak met een cataloguswaarde van 15.000, voorzien van een benzinemotor met een CO2-uitstoot van 118 gram/km. Gedurende die maanden heeft zij 400 privé-kilometers gereden. Vanaf april tot en met december heeft zij een auto ter beschikking gesteld gekregen met een waarde van 24.500. Deze auto met benzinemotor heeft een CO2-uitstoot van 157 gram/km. Met deze laatste auto heeft José dit jaar totaal 5.000 km privé gereden. In totaal heeft José dit jaar 5.400 privé-kilometers gemaakt. Aangezien dit meer is dan 500 km, krijgt zij te maken met de bijtelling. De auto’s vallen in verschillende schijven door de verschillen in uitstoot. De bijtelling wordt dan: 20% x 15.000 x 3/12 = 25% x 24.500 x 9/12 = Totaal:
750 4.593 5.343
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd? Als een werknemer (daaronder ook begrepen de directeur van het bedrijf) een auto van de zaak ter beschikking krijgt gesteld, dan is de bijtelling van toepassing. De bijtelling kan worden voorkomen door een sluitende kilometeradministratie waaruit blijkt dat de werknemer/directeur in dat kalenderjaar minder dan 500 kilometer privé heeft gereden.
52
Als uitsluitend in de vakantieperiode (stel de hele maand juli) privé wordt gereden (stel: 2.000 kilometer) en buiten die maand 0 kilometer, dan wordt desondanks het hele jaar bijtelling berekend over de waarde van de auto. Er vindt geen tijdsevenredige vermindering tot bijvoorbeeld 1/12 plaats. Wordt in plaats van de normale auto van de zaak voor de vakantie een andere auto gebruikt (bijvoorbeeld een grotere en duurdere auto), dan wordt het bijtellingspercentage voor beide auto’s berekend op basis van het totaal aantal kilometers per jaar, waarna dit percentage naar tijdsgelang wordt berekend over de verschillende cataloguswaarden. Voorbeeld Chantal rijdt het hele jaar in een auto met een waarde van 20.000. In augustus gaat zij op vakantie. Zij krijgt daarvoor van haar werkgever een MPV mee met een prijs van 35.000. Zij rijdt in haar vakantie 3.500 kilometer en in de rest van het jaar 6.500 kilometer. De bijtelling is dan als volgt: Het van toepassing zijnde percentage bedraagt voor beide auto’s 25% (immers, het totaal aantal privékilometers per jaar is meer dan 500). Voor de ‘normale auto’ is de bijtelling dan 25% van 20.000 * 11/12; Voor de ‘vakantie-auto’ is de bijtelling dan 25% van 35.000 * 1/12.
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties? Ook al gaat een werknemer een aantal weken met het vliegtuig op vakantie, dan krijgt de werknemer over die periode toch de bijtelling voor de auto van de zaak. Het is niet van belang of de werk-nemer in die periode daadwerkelijk gebruik maakt van de auto. De auto staat de werknemer immers wel ter beschikking. Het is de vrije keuze van de werknemer om met het vliegtuig op vakantie te gaan en niet met de auto van de zaak (ongeacht of de vakantiebestemming per auto kan worden bereikt).
53
De bijtelling over een bepaalde periode kan onder omstandigheden worden voorkomen. Het is dan van belang dat de werkgever de terbeschikkingstelling beëindigt / opschort. Een schriftelijke overeenkomst is daarvoor noodzakelijk, ter bewijs van het niet langer ter beschikking staan van de auto. De werknemer moet de auto en de autosleutels daadwerkelijk inleveren bij de werkgever. In de praktijk voorzien veel autoregelingen reeds in een bepaling waarin de auto niet langer ter beschikking staat bij langdurige arbeidsongeschiktheid of verlof, zoals bijvoorbeeld bij een sabbatical.
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat nu? Uitgangspunt is dat de voor de andere activiteiten gereden kilometers zijn aan te merken als privé-kilometers. Wel kan in sommige gevallen een onbelaste vergoeding worden gegeven of een evenredig deel van de bijtelling worden afgetrokken. Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto daarnaast voor een andere dienstbetrekking, dan kan die andere werkgever - mits is voldaan aan de voorwaarden - een onbelaste vergoeding geven. Voor de zakelijke kilometers kan de andere werkgever een onbelaste vergoeding geven van maximaal 0,19 per kilometer. Onder zakelijke kilometers wordt niet alleen verstaan de ‘echte’ zakelijke ritten naar bijvoorbeeld klanten, maar ook het woonwerkverkeer. Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto tevens voor zijn onderneming of voor neveninkomsten, dan kan voor de zakelijke kilometers een evenredig deel van de bijtelling ten laste van zijn winst uit onderneming of neveninkomsten worden gebracht. Voor het vaststellen van het
54
evenredig deel wordt uitgegaan van de volgende formule: zakelijke kilometers ten behoeve van de onderneming / totaal aan privékilometers x bijtelling. Gebruikt de werknemer de auto van de zaak voor het verrichten van (vrijwilligers-)werkzaamheden voor een algemeen nut beogende instelling (bijvoorbeeld kerkelijke of charitatieve instelling), dan kan hij 0,19 per kilometer als gift aan de betreffende instelling aanmerken indien hij heeft afgezien van een vergoeding door die instelling. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het totaalbedrag aan giften kan op deze manier een bedrag ten laste van zijn inkomen worden gebracht. Voorbeeld Werknemer Dirk Jan heeft een auto van de zaak van zijn werkgever A. Deze auto heeft een cataloguswaarde van 45.000. Qua CO2uitstoot komt de auto niet in aanmerking voor lagere bijtelling. In totaal heeft Dirk Jan 35.000 kilometer gereden. Hiervan zijn 15.000 zakelijke kilometers voor werkgever A, inclusief woonwerkverkeer. De overige kilometers (20.000 km) heeft Dirk Jan voor de volgende doeleinden gereden: • 10.000 km voor zijn eigen onderneming; • 6.000 km voor zijn dienstbetrekking bij werkgever B, waarvan 2.300 km woon-werkverkeer over een afstand van 25 km gedurende een dag per week; • 500 km voor liefdadigheidswerk; • 3.500 km voor overig privégebruik. Het gebruik van de auto brengt voor Dirk Jan de volgende fiscale consequenties met zich mee: 1. Dienstbetrekking bij werkgever A In verband met zijn dienstbetrekking bij werkgever A krijgt Dirk Jan een bijtelling van 11.250, zijnde 25% van 45.000.
55
2. Onderneming Dirk Jan kan voor de kilometers die hij heeft gereden voor zijn onderneming in totaal een bedrag van 5.625 aftrekken van zijn winst. Dit is als volgt berekend: 10.000/20.000 * de bijtelling van 11.250. 3. Dienstbetrekking bij werkgever B Werkgever B kan Dirk Jan een onbelaste vergoeding geven van 1.140, zijnde 0,19 x 6.000 km. Er kan niet alleen voor de ‘echte’ zakelijke kilometers, maar ook voor de kilometers in het kader van het woon-werkverkeer een vergoeding van 0,19 per km worden gegeven. 4. Giften Als gift is een bedrag van 95 aan te merken (500 km x 0,19). Of dit bedrag daadwerkelijk in mindering komt op het belaste inkomen is afhankelijk van het inkomen van Dirk Jan en van eventuele overige giften. Voor aftrek van giften geldt namelijk zowel een drempel (1% van het inkomen) als een bovengrens (10% van het inkomen).
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers? Het karakter van de rit is bepalend om te kunnen beoordelen of er sprake is van zakelijke of privé-kilometers. Gaat de werknemer bijvoorbeeld op familiebezoek met de wachtdienstauto, dan zijn dit privé-kilometers. Wordt de werknemer tijdens het afleggen van het familiebezoek opgeroepen voor bijvoorbeeld een storing, dan krijgt de rit een zakelijk karakter. De eerste kilometers voor het bezoek aan de familie blijven echter privé-kilometers. Als de werknemer besluit om bijvoorbeeld na het verhelpen van de storing familie te gaan bezoeken, dan wijkt de werknemer af van de gebruikelijke route. Ook de omrijkilometers zijn dan privékilometers.
56
Onder bepaalde voorwaarden is het echter mogelijk dat alle kilometers die met de auto worden gereden als zakelijk worden aangemerkt. Dus niet alleen de zakelijke ritten en het woonwerkverkeer, maar ook de privé-kilometers die tijdens de wachtdiensten worden gemaakt. Voor toepassing van deze ‘wachtdienstregeling’ gelden de volgende voorwaarden: • de werknemer mag geen invloed hebben op de keuze van de aangeschafte auto; • de werknemer dient over een privé-auto te beschikken die minimaal even goed bruikbaar is voor privégebruik als de auto van de zaak; • de werknemer is verplicht om tijdens de wachtdiensten binnen een redelijke afstand van zijn woonplaats te blijven; • tijdens de wachtdiensten dient de werknemer bij te houden hoeveel kilometers worden gereden. Daarbij dient de werknemer ook het aantal en de plaats van de werkzaamheden waarvoor hij is opgeroepen bij te houden.
36. Is carpoolen voordelig? Als meerdere collega’s carpoolen met een auto die door de werkgever aan één van hen ter beschikking is gesteld, is in de eerste plaats van belang dat de chauffeur een bijtelling kan krijgen als hij op jaarbasis meer dan 500 km privé met deze auto rijdt. De meerijdende collega’s kunnen een onbelaste kilometervergoeding krijgen van 0,19 per km indien het carpoolen niet plaats vindt op basis van afspraken met de werkgever, maar uitsluitend op eigen initiatief van de werknemers. Bij carpoolen met een eigen auto van één van de werknemers geldt het volgende: • Carpoolen op basis van een door de werkgever ingestelde meerijregeling:
57
Als de chauffeur geen auto van de zaak heeft, maar met eigen auto rijdt, krijgt hij uiteraard geen bijtelling. Als de werkgever met de chauffeur heeft afgesproken dat deze met de eigen auto ook andere werknemers ophaalt, kan de chauffeur een onbelaste kilometervergoeding van 0,19 per km krijgen voor de totale afstand, dus ook voor de omrijkilometers. Deze worden dan namelijk als zakelijk aangemerkt. De meerijders kunnen dan echter geen belastingvrije kilometervergoeding ontvangen, omdat er sprake is van door de werkgever georganiseerd vervoer. • Carpoolen op basis van alleen afspraken door werknemers onderling: Als de chauffeur en de meerijder(s) onderling, zonder meerijregeling van de werkgever, hebben besloten om te gaan carpoolen, kan de werkgever niet alleen aan de chauffeur maar ook aan de meerijder(s) de onbelaste vergoeding betalen van maximaal 0,19 per kilometer. In dat geval mag de werkgever geen vrije vergoeding geven voor eventuele omrijkilometers, omdat de omrijkilometers dan een privé-karakter hebben. Als de meerijders op grond van de onderlinge afspraak (een deel van) hun vergoeding aan de chauffeur geven, dan heeft dat geen fiscale gevolgen, ondanks dat de chauffeur op deze manier in totaal meer ontvangt dan 0,19.
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privé-auto naar het werk ga? Een werkgever kan aan een werknemer een onbelaste vergoeding geven voor 0,19 per gereden zakelijke kilometer. Daarbij wordt ook het woon-werkverkeer als zakelijk aangemerkt. Zou voor sommige ritten een lagere vergoeding worden verstrekt dan 0,19 per kilometer (bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer) en voor andere zakelijke ritten juist een hogere vergoeding, dan
58
blijft de vergoeding toch onbelast als het gemiddelde niet hoger is dan 0,19 per kilometer. Voorwaarde hiervoor is dat schriftelijk is vastgelegd dat de zogenaamde ‘salderingsregeling’ wordt toegepast. Deze regeling blijft ook mogelijk als vanaf 2011 de nieuwe werkkostenregeling wordt gebruikt. Belangrijk aandachtspunt is dat een onbelaste kilometervergoeding in principe alleen op declaratiebasis mogelijk is. Werknemers zouden dus moeten bijhouden wanneer zij van en naar het werk zijn gereisd. Op vrije dagen of ziektedagen heeft een werknemer geen recht op een vergoeding. Om te voorkomen dat de werkgever elke loonperiode de declaraties van werknemers moet controleren, mag uit praktische overwegingen een vaste onbelaste reiskostenvergoeding worden gegeven. Daarbij geldt het volgende. Als op minimaal 60% van de werkdagen naar het werk wordt gereisd, dan kan de vaste vrije vergoeding op jaarbasis als volgt worden vastgesteld: 214 werkdagen x 0,19 x totale reisafstand per dag (in km). De toegestane vaste vrije vergoeding per maand of per week is dan het bedrag op jaarbasis gedeeld door 12 respectievelijk 52. Het staat de werkgever vrij om het aantal van 214 te vervangen door een lager aantal, maar 214 is het maximum. Voor werknemers die in deeltijd werken, geldt als maximum een evenredig deel van deze 214 dagen. De 60%-eis betekent dat een werknemer maximaal twee dagen thuis kan werken, zonder dat hij daarbij zijn vaste reiskostenvergoeding verliest. Voor een minder frequent reispatroon moet er een nacalculatie plaatsvinden. Als een werknemer dan bijvoorbeeld in een loonperiode drie weken ziek is geweest, dan dient de onbelaste vergoeding te worden berekend op basis van de werkelijke reizen. Ook moet nacalculatie plaatsvinden als de woon-werkafstand groter is dan 75 km enkele reis.
59
Geeft de werkgever geen vergoeding, dan kan de werknemer niet zelf in zijn aangifte een bedrag aan reiskosten aftrekken van zijn inkomen. Voorbeeld Elke dag komt Mirjam met haar eigen auto naar kantoor. Zij woont op 50 km afstand van haar werk. Hoeveel mag de werkgever haar onbelast vergoeden? De werkgever mag maandelijks een vaste vrije vergoeding geven van 338. Dit is 214 x 50 km x 2 (heen- en terugreis) x 0,19 / 12 maanden.
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever deze onbelast vergoeden? Een werkgever mag de geldboete van de werknemer wegens een verkeersovertreding in principe niet onbelast vergoeden. Het maakt hierbij ook niet uit of de werknemer in een auto van de zaak rijdt of met een privé-auto. Dus ook als de boete direct aan de werkgever is opgelegd als kentekenhouder van de auto en deze door de werkgever is betaald, zal er loonbelasting verschuldigd zijn als de boete niet op de werknemer wordt verhaald. Wel kan de werkgever ervoor kiezen om de belasting die is verschuldigd over de boete niet te verhalen op zijn werknemer maar deze voor zijn eigen rekening te nemen. De werkgever moet voor de hoogte van de verschuldigde belasting dan wel het zogenaamde gebruteerde tabeltarief toepassen. Dit houdt in dat de werkgever niet alleen belasting is verschuldigd over de boete, maar ook over het voordeel dat zijn werknemer heeft omdat de werknemer de belasting niet zelf hoeft te betalen. Nadat het Gerechtshof te Den Haag in een procedure had beslist dat er geen verhaal door de werkgever mogelijk is van boetes
60
voor snelheidsovertredingen die beperkt en onopzettelijk zijn (snelheidsovertredingen van niet meer dan 10 km per uur), heeft de Hoge Raad in juni 2008 echter bepaald dat verhaal door de werkgever in principe wel mogelijk is. Blijft verhaal achterwege, dan heeft dat bovengenoemde fiscale gevolgen.
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoeden van parkeerkosten? Per 2011 is een nieuw systeem ingevoerd voor de loonbelastingheffing op vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Deze zogenaamde werkkostenregeling betreft een vereenvoudiging van de ingewikkelde regels in de loonbelasting en komt er in de kern op neer dat (afgezien van specifieke vrijstellingen, zoals de reiskostenvergoeding van 19 eurocent per kilometer) per saldo 1,4% van de totale loonsom belastingvrij mag worden vergoed en dat daarboven door de werkgever een eindheffing verschuldigd is. Werkgevers mogen overigens gedurende de eerste drie jaren ook nog blijven kiezen voor de regels zoals die tot en met 2010 van kracht waren. Een vergoeding voor parkeerkosten voor een auto van de zaak is onder het oude regime én onder de werkkostenregeling in principe onbelast als intermediaire kosten. Dat zijn kosten die de werknemer voorschiet voor de werkgever. Als een werknemer 0,19 per afgelegde reiskilometer ontvangt voor zakelijke reizen in zijn privéauto, moet deze forfaitaire vergoeding ook de parkeerkosten dekken. Als een werknemer naast deze kilometervergoeding een vergoeding voor parkeerkosten ontvangt, is deze onder de “oude” regeling van de vrije vergoedingen en verstrekkingen belast. Onder de nieuwe werkkostenregeling kan de werkgever deze vergoeding onder de 1,4%-vrijstellingsruimte brengen, waarmee deze onbelast is bij de werknemer. Voor zover de forfaitaire 1,4%-ruimte wordt overschreden, is de werkgever eindheffing verschuldigd.
61
40. Wat gebeurt er als ik per fiets, op de motor of per taxi naar mijn werk ga? De onbelaste vergoeding van 0,19 per kilometer geldt ongeacht de wijze van vervoer en ongeacht of het woon-werkverkeer of andere zakelijke ritten betreft. Als de werknemer niet met zijn privé-auto komt, maar op de motor of met de fiets dan geldt die onbelaste vergoeding ook. Heeft de werkgever op een andere wijze voorzien in het vervoer voor het woon-werkverkeer, dan kan geen vergoeding meer worden gegeven. Als de werknemer met de taxi naar het werk komt, dan kan de werkgever de werkelijke taxikosten vergoeden in plaats van 0,19 per km. Komt een werknemer met het openbaar vervoer, dan kan de werkgever ervoor kiezen om óf een vergoeding van 0,19 per km aan de werknemer te betalen, óf de werkelijke kosten van een plaatsbewijs te vergoeden.
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken? Voor het antwoord op deze vraag moet gekeken worden naar het soort werkzaamheden dat deze ondernemer zelf verricht. Brengt hij zelf aan zijn klanten BTW in rekening, dan is normaliter ook de BTW op de investeringen en andere bedrijfskosten aftrekbaar. Als de ondernemer aan zijn klanten geen BTW in rekening brengt omdat hij onder een vrijstelling valt, dan kan hij de door zijn leveranciers berekende BTW zelf ook niet aftrekken. Lastiger wordt het als de ondernemer zowel belaste als vrijgestelde activiteiten heeft. Als een auto dan heel specifiek alleen voor belaste activiteiten wordt gebruikt, is de BTW aftrekbaar. Wordt de auto alleen voor vrijgestelde activiteiten gebruikt, dan is het niet mogelijk de BTW af te trekken. Bij gemengd gebruik kan de BTW naar rato van de omzet van beide soorten werkzaamheden worden afgetrokken.
62
Voorbeelden van BTW-vrijgestelde werkgebieden zijn: medische beroepen, zorginstellingen, uitvaartondernemingen, kredietbemiddeling, (bemiddelen bij) het afsluiten van verzekeringen, onderwijs, liefdadigheidsinstellingen en sociale instellingen. Voorbeeld Een administratie- en assurantiekantoor verricht zowel administratieve dienstverlening als bemiddeling bij verzekeringsovereenkomsten. De bemiddelingsdiensten voor verzekeringen zijn vrijgesteld van BTW. De BTW op de kosten van de bedrijfsauto’s bedraagt 15.000. De auto’s worden niet specifiek voor één van beide soorten werkzaamheden gebruikt. De omzet van de administratieve tak bedraagt 1.000.000, die van de verzekeringstak 800.000. De BTW op de autokosten is dan aftrekbaar voor 1.000.000 / (1.000.000 + 800.000) gedeelte. De aftrekbare BTW bedraagt dus 8.333.
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van de zaak? Als de ondernemer met BTW belaste activiteiten verricht, mag hij in eerste instantie alle BTW op de aanschaf en het gebruik van de auto volledig aftrekken. In de laatste aangifte van het jaar moet echter een correctie plaatsvinden. De BTW is namelijk een zakelijke belasting, zodat BTW-aftrek alleen mogelijk is voor zakelijk gebruik en niet voor privégebruik. Voor de auto van de ondernemer zelf geldt de regeling dat in de loop van het jaar alle BTW afgetrokken mag worden. Vervolgens wordt aan het einde van het jaar een correctie op die afgetrokken BTW aangebracht ter grootte van 12% van de bijtelling van de auto. Doorgaans dus 12% van 25% van de prijs.
63
Voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers geldt in principe dat de BTW moet worden gesplitst op basis van het werkelijke gebruik van de auto. Omdat vaak geen kilometeradministratie wordt bijgehouden, mag ook worden volstaan met een correctie voor het privégebruik van 12% van 25% van de cataloguswaarde, oftewel 12% van de bijtelling. Voor de auto waarvoor in de loon- en inkomstenbelasting een lagere bijtelling geldt (vrijstelling, 14% of 20%), mag ook de 12%-correctie van de BTW berekend wordt over dit lagere bijtellingspercentage. Bij bovengenoemde correcties van de BTW voor het privégebruik kan de vraag worden gesteld in hoeverre deze Nederlandse regeling in overeenstemming is met de Europese BTW-richtlijnen. De Hoge Raad heeft op 8 oktober 2010 geoordeeld dat de correctie voor privégebruik van auto’s door personeel (de zogenaamde “BUAcorrectie”) daarmee in overeenstemming is. Dat is voor de correctie voor de auto van de ondernemer zelf echter nog niet duidelijk. De Hoge Raad heeft daarover op 29 oktober 2010 zogenaamde prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie gesteld om hier duidelijkheid over te krijgen. Ter behoud van rechten zou, zolang deze procedure loopt, bezwaar aangetekend kunnen worden tegen de hierboven behandelde correctie voor de auto van de ondernemer. Verwijzing Bijtelling loon-/inkomstenbelasting Keuze voor BTW privé-vermogen Vergoeding door werknemer
vraag 13 vraag 45 vraag 48
Voorbeeld Natasja heeft haar auto van de zaak geleast. De BTW op de leasetermijnen en de brandstofkosten bedraagt in totaal 2.200. De auto heeft een catalogusprijs van 25.000. Haar bijtellingspercentage bedraagt 25%. Natasja rijdt naast de zakelijke ritten en het woon-werkverkeer privé 10.000 kilometer per jaar met de auto. De
64
BTW-correctie voor het privégebruik wordt dan als volgt berekend: Grondslag BTW-correctie 6.250 (25% van 25.000) BTW-correctie 750 (12% van 6.250)
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers? In de BTW werd lange tijd met het woon-werkverkeer anders omgegaan dan in de inkomsten- en loonbelasting. Als een auto van de zaak uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten werd gebruikt, was tot en met 2007 nog een correctie nodig ter grootte van 12% van 10% van de catalogusprijs. Ingaande 2008 is deze correctie vervallen en geldt er voor de BTW geen correctie meer als een auto uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten wordt gebruikt. Verwijzing Woon-werkverkeer voor de bijtelling
vraag 25
44. Geldt er een ondergrens voor de correctie voor het privégebruik? Voor de correctie van de BTW voor het privégebruik van een auto van de zaak door een werknemer geldt volgens de wet een ondergrens van 227 voor de kostprijs van alle personeelsvoorzieningen samen. Het spreekt voor zich dat bij het ter beschikking stellen van een auto deze grens overschreden wordt. Op de correctie voor het autogebruik door personeel is daarnaast nog een uitzondering gemaakt voor gevallen waarin de werkgever zorgt voor het woon-werkverkeer door middel van besloten busvervoer. Dat wil zeggen het vervoer van werknemers met motorrijtuigen die zijn ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, waarbij de bestuurder niet wordt meegerekend. Zolang er maar geen sprake is van openbaar vervoer volgens een dienstregeling
65
is het hierbij niet van belang of de werkgever dit vervoer zelf organiseert dan wel uitbesteedt.
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privévermogen rekenen? Ondernemers hebben, als de auto zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, de mogelijkheid om er voor de BTW voor te kiezen de auto tot het zakelijke of tot privé-vermogen te rekenen. In veel gevallen zal de meest voordelige keuze zijn om de auto tot het BTW-ondernemingsvermogen te rekenen. Alle BTW is dan immers aftrekbaar, zowel op de aanschaf als op onderhoud, brandstof, reparaties e.d. Bij verkoop is het een BTW-auto, hetgeen vaak een positief effect heeft op de inruilwaarde. De auto voor de BTW tot het privé-vermogen rekenen is vooral aantrekkelijk als de auto zonder BTW is gekocht (marge-auto). De kosten van het gebruik (brandstof en onderhoud) zijn dan in de onderneming aftrekbaar voor zover deze te maken hebben met het zakelijke gebruik van de auto. De mate van zakelijk gebruik moet uit de administratie blijken. Als de administratie onvoldoende aanknopingspunten biedt om dit vast te stellen, kan gebruik gemaakt worden van een goedkeurende regeling van het Ministerie van Financiën. Deze houdt in dat 75% van de BTW op de kosten van gebruik aftrekbaar is. Voor directeur-aandeelhouders (“DGA’s”) met een B.V. of N.V. geldt thans geen teruggaafmogelijkheid van BTW meer voor hun privé aangeschafte auto. Bovengenoemde keuze voor ondernemers staat overigens geheel los van de keuze die voor de inkomstenbelasting gemaakt moet worden tussen ondernemingsvermogen (mét bijtelling, maar
66
kosten zijn aftrekbaar) en privé-vermogen (geen bijtelling, maar de kosten moeten privé betaald worden en zijn niet aftrekbaar). Dit brengt de mogelijkheid met zich mee om te kiezen voor aanschaf van een auto in privé (dus zonder bijtelling), maar wel met kwalificatie als ondernemingsvermogen voor de BTW (dus mét BTW-aftrek). Verwijzing Woon-werkverkeer voor de BTW
vraag 43
46. Wanneer is een lage BTW-correctie mogelijk? In principe geldt voor auto’s die met BTW zijn aangeschaft de 12%-correctie. Als een auto van de ondernemer zelf zonder BTW is aangeschaft, heeft hij de mogelijkheid de auto tot het BTW-privévermogen te rekenen. De aftrek van de kosten van gebruik hangt dan af van de werkelijke kilometeraantallen of wordt gesteld op een vast percentage van 75%. Als er auto’s ten behoeve van gebruik door personeelsleden worden aangeschaft zonder dat daarop BTW is berekend (zogenaamde marge-auto’s) geldt echter een matiging van de 12%-correctie. U kunt dan volstaan met een correctie van 6% van de bijtelling voor de inkomstenbelasting. Als de correctie dan nog steeds hoger is dan de afgetrokken BTW op de kosten van de betreffende auto, kan de correctie in overleg met uw belastinginspecteur verder naar beneden worden bijgesteld.
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het personeel? Over de ontvangen vergoeding moet u als werkgever BTW afdragen. Deze berekent u door 19/119 deel van de vergoeding te nemen. Als de vergoeding kostendekkend is, mag u alle BTW op de autokosten gewoon blijven aftrekken (tenzij u uiteraard een
67
vrijgestelde ondernemer bent). Ook de correctie voor privégebruik is dan niet aan de orde. Is de vergoeding niet kostendekkend, dan is de correctie voor privégebruik wel van toepassing. De BTW die is afgedragen over de vergoeding mag dan echter in mindering worden gebracht op de correctie voor privégebruik. Verwijzing Aftrek vergoeding van bijtelling
vraag 20
Voorbeeld Drainagebedrijf Bron B.V. vraagt van een werknemer een bijdrage van 100 per maand voor privégebruik van de auto van de zaak. De cataloguswaarde bedraagt 20.000. De auto valt niet in een categorie met een verlaagde bijtelling voor zuinige auto’s. De werknemer houdt geen kilometeradministratie bij.
BTW over vergoeding: De BTW-correctie voor privégebruik Grondslag BTW-correctie BTW-correctie Af: BTW over vergoeding Te betalen
19/119 * 1.200 = 191 is vervolgens: 5.000 (25% van 20.000) 600 (12% van 5.000) 191 409
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn personeel betaal? Als werknemers hun privé-auto gebruiken voor zakelijke ritten, kan voor de inkomstenbelasting een onbelaste vergoeding worden verstrekt tot maximaal 0,19 per kilometer. Vroeger kon de werkgever dan 12% van deze kilometervergoeding aftrekken in zijn BTW-aangifte. Deze regeling is in verband met strijdigheid met de EU-wetgeving ingetrokken. Deze aftrek is thans niet meer mogelijk.
68
49. Hoe verloopt de BTW-heffing zonder toepassing van de margeregeling? Een ondernemer die zelf geen vrijgestelde activiteiten heeft, kan de BTW die zijn leveranciers aan hem in rekening brengen, in aftrek brengen op zijn eigen aangifte. De aangeschafte bedrijfsmiddelen staan dan zonder BTW op zijn balans. Dat geldt voor een auto van een ‘gewone’ ondernemer, maar in principe ook voor de voorraadauto van een garagehouder. Bij latere verkoop wordt dan over de verkoopprijs 19% BTW berekend. Als de koper een BTWbelaste ondernemer is, kan hij deze BTW ook weer aftrekken en herhaalt één en ander zich. Bij personenauto’s moet bij de BTW-berekening ook nog rekening gehouden worden met het feit dat over de BPM in de verkoopprijs geen BTW berekend hoeft te worden. Ook dan moet voor de BTWberekening rekening worden gehouden met de BPM. Deze BPM kan berekend worden op basis van de afschrijvingstabel. Verwijzing BPM-afschrijvingstabel
vraag 69
Voorbeeld 1 Gebruikte personenauto Een gebruikte auto van 36 maanden oud wordt door een ondernemer verkocht voor 11.000 exclusief BTW. De oorspronkelijke BPM bedroeg destijds 3.988. De rest-BPM bedraagt nu nog 46% (de afschrijving is 49% + 6 maanden à 0,833%) oftewel 1.834. Over deze verkoop is nu aan BTW verschuldigd: 19% van ( 11.000 1.834) = 1.742. Zou de verkoopprijs niet 11.000 exclusief BTW, maar 11.000 inclusief BTW zijn geweest, dan is de berekening van de BTW als volgt: 19/119 * ( 11.000 - 1.834) = 1.463.
69
Voorbeeld 2 Gebruikte taxi Een taxibedrijf verkoopt één van haar taxi’s 2 jaar na aanschaf. De bij aanschaf terugontvangen BPM ( 7.500) dient voor 1/3 weer aan de belastingdienst afgedragen te worden. De verkoopprijs van de auto bedraagt 25.000. De BTW wordt nu als volgt berekend: 19% van ( 25.000 - 1/3 * 7.500) = 4.275.
50. Hoe verloopt de BTW-heffing bij de margeregeling? De hoofdregel is dat bij verkoop van een auto over de verkoopprijs (minus een eventueel BPM-bedrag) BTW verschuldigd is. Dat werkt echter nadelig uit als bij de oorspronkelijke aanschaf geen BTW afgetrokken kon worden, bijvoorbeeld omdat de koper een particulier was of een ondernemer met een BTW-vrijstelling. In de verkoopprijs zit dan in wezen nog een gedeelte van die oorspronkelijke BTW. Om te voorkomen dat er BTW over BTW wordt berekend, kan worden volstaan met berekening van BTW over uitsluitend de winstmarge. Deze regeling geldt echter alleen voor zogenaamde wederverkopers, oftewel garagehouders en autohandelaren. De wederverkoper draagt de BTW af uit zijn winstmarge. Deze BTW wordt dus niet afzonderlijk aan de klant doorberekend en mag ook niet op de factuur vermeld worden. Bij de berekening van de BTW wordt bij toepassing van de margeregeling geen rekening gehouden met eventuele rest-BPM. De garagehouder moet dan door zijn klant een zogenaamde inkoopverklaring laten ondertekenen, zodat later bewezen kan worden dat de betreffende klant een particulier of een ondernemer met een BTW-vrijstelling was. Deze verklaring mag bij een inruiltransactie overigens ook in de uiteindelijke factuur worden opgenomen. Deze moet dan wel door de klant worden ondertekend.
70
Verwijzing BPM-afschrijvingstabel
vraag 69
Voorbeeld Een garagebedrijf koopt van een particulier een auto in voor 5.000. Het garagebedrijf verkoopt deze auto vervolgens weer voor 6.500. Door het garagebedrijf is aan BTW verschuldigd: 19/119 van ( 6.500 - 5.000) = 239.
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen? Als de koper van een auto een ondernemer is die gewoon recht heeft op aftrek van aan hem in rekening gebrachte BTW, heeft deze koper geen belang bij toepassing van de margeregeling. In de koopprijs zit dan indirect toch een BTW-bedrag. De verkoper zal immers bij de berekening van de verkoopprijs rekening houden met de door hem af te dragen BTW over de marge. Het kan dan zinvol zijn af te zien van toepassing van de margeregeling. Dat kan door een normale factuur met vermelding van BTW op te stellen. Voorbeeld Een garagebedrijf heeft een klant die een bestelauto die als margeauto te koop staat, toch graag mét BTW wil kopen. De auto is door de garage ingekocht voor 10.000 en wordt verkocht voor 14.000. De netto marge voor de garage is dus na aftrek van BTW 100/119 * 4.000 = 3.361. De kostprijs voor de klant bij toepassing van de margeregeling is 14.000. Bij afzien van de margeregeling zal de garagehouder de volgende berekening maken: Inkoop 10.000 Gewenste netto marge 3.361 Verkoopprijs exclusief BTW 13.361
71
BTW (19% van 13.361) Verkoopprijs inclusief BTW
2.539 15.900
De kostprijs voor de klant is nu, na aftrek van BTW, 13.361. Zijn voordeel: 639. Het voordeel voor de klant is gelijk aan de BTW die de garagehouder bij toepassing van de margeregeling had moeten afdragen. In het voorbeeld is omwille van de duidelijkheid afgezien van de rest-BPM. Dit bedrag, berekend op basis van de afschrijvingstabel, moet van de verkoopprijs exclusief BTW worden afgetrokken alvorens de BTW te berekenen. Per saldo maakt dat voor de kostprijs van de koper van deze auto geen verschil als hij de BTW volledig kan aftrekken. De kostprijs is dan 13.361 en zijn voordeel 639.
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een buitenlandse afnemer? Binnen de EU geldt een richtlijn op basis waarvan de lidstaten een BTW-tarief van 0% hanteren als het object dat verkocht wordt, naar een andere lidstaat wordt overgebracht en de koper een ondernemer is. In het BTW-jargon is dit een ‘intracommunautaire levering’. De koper geeft deze aankoop dan in zijn eigen lidstaat aan en kan – als hij zelf niet vrijgesteld is van BTW – deze BTW gelijktijdig ook weer in aftrek brengen. De verkopende ondernemer moet zo’n transactie vermelden op daarvoor bestemde opgaven aan de belastingdienst. Als de koper een particulier is, is het uitgangspunt het BTW-tarief van het land waar de auto gekocht wordt. Koopt bijvoorbeeld een Duitse particulier een auto in Nederland, dan betaalt hij 19% Nederlandse BTW. Hierop geldt een uitzondering: als de auto niet ouder is dan 6 maanden en niet meer dan 6000 kilometer gereden heeft, geldt ook
72
voor de particuliere koper een 0%-tarief in het land van aankoop en moet hij BTW betalen in zijn eigen woonland. Als bijvoorbeeld een Duitse particulier zo’n auto in Nederland koopt, krijgt hij van de Nederlandse verkopende ondernemer een factuur met 0% BTW en moet hij zelf Mehrwertsteuer afdragen aan de Duitse belastingdienst.
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen? Bij een operational-leasecontract is de leasetermijn opgebouwd uit verschillende componenten. Sommige daarvan zijn niet met BTW belast als ze afzonderlijk worden doorberekend. Dat geldt bijvoorbeeld voor de BPM. Voorwaarde is wel dat het dan gaat om contracten met een looptijd van minimaal één jaar (of shortleasecontracten die gericht zijn op omzetting in een contract voor ten minste één jaar), het kenteken op naam staat van de lessee, de BPM wordt berekend volgens de afschrijvingstabel en de BPM afzonderlijk wordt gefactureerd. Ook de MRB kan zonder BTW worden gefactureerd, mits deze afzonderlijk op de facturen wordt vermeld. Uiteraard is dit uitsluitend van belang voor nietondernemers of ondernemers met een BTW-vrijstelling omdat zij zelf de aan hen in rekening gebrachte BTW niet kunnen aftrekken. Indien in geval van lease de lessee geld leent aan de leasemaatschappij kan de BTW-druk verder worden verlaagd. Er hoeft dan in de leasetermijn geen rekening te worden gehouden met een rentecomponent. Verwijzing Operational lease BTW bij leasing
vraag 96 vraag 100
73
54. Wat is BPM precies? BPM staat voluit voor Belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Het betreft een belasting op het gebruik van het Nederlandse wegennet met een personen- of bestelauto of motor door een in Nederland wonende persoon of in Nederland gevestigd lichaam. Het moment van heffing is de registratie van een personen- of bestelauto of motor in het kentekenregister of het moment waarop voor het eerst gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse weg met een voertuig met buitenlands kenteken. In die laatste situatie is recent door het Hof van Justitie van de Europese Unie uitgesproken dat Nederland geen volledige heffing mag toepassen bij aanvang van het binnenlandse weggebruik, maar daarbij rekening moet houden met de duur van het weggebruik. Dit zal naar verwachting tot wetswijziging leiden. Er werd de afgelopen jaren gewerkt aan plannen om de BPM om te zetten in een kilometerheffing. Gedacht werd aan geleidelijke invoering daarvan voor personenauto’s en bestelauto’s vanaf 2013. In aanloop daar naar toe werd sinds 2008 het tarief van de BPM stapsgewijs omgezet in MRB. De MRB zou dan op termijn plaatsmaken voor de kilometerheffing. Inmiddels heeft het kabinetRutte besloten de kilometerprijs niet in te voeren. In verband daarmee wordt per 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd en blijft ook de met de afbouw samenhangende MRB-verhoging achterwege.
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven? BPM wordt geheven op personenauto’s en vanaf 1 juli 2005 ook op bestelauto’s, waarbij bestelauto’s van ondernemers een vrijstelling hebben.
74
Volgens de definitie in de wet is een personenauto een motorrijtuig op drie of meer wielen, met uitzondering van autobussen, bestelauto’s en vrachtauto’s (dat wil zeggen motorrijtuigen die niet zijn ingericht voor personenvervoer, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg). Een bestelauto dient voor de BPM aan bepaalde inrichtingseisen te voldoen. Er moet bij alle bestelauto’s een vaste, vlakke laadvloer aanwezig zijn over de hele lengte en breedte van de laadruimte. In die laadruimte mogen geen zitplaatsen aanwezig zijn. Vervolgens worden er per soort bestelauto nog specifieke voorwaarden gesteld; zie hiervoor het schema. Soort bestelauto
Eisen Laadruimte (blok)
Grote bestelauto (zoals grote bestelbus en verhuisbus)
Zijruiten Tussenschot Aanvullende eis
Dak laadruimte Bestelauto met verhoogd dak (zoals combi’s en kleine bestelauto’s)
Zijruiten Laadruimte (blok) Tussenschot
Dak laadruimte Middelgrote be- Zijruiten stelauto zonder Laadruimte (blok) verhoogd dak (zoals ruimtewagens, Tussenschot minibusjes en terreinauto’s)
min. 200 cm lang min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en een lengte van min. 200 cm toegestaan in de laadruimte niet nodig voor het meten van de laadruimte: de bestuurdersstoel staat in de fabrieksmatige achterste stand, de rugleuning mag rechtop staan min. 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm over een lengte van min. 125 cm tussen laadruimte en bestuurders-gedeelte: min. 30 cm hoog over de volle breedte minder dan 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 125 cm - tussen laadruimte en bestuurdersgedeelte over de volle breedte en ten minste dezelfde hoogte als de bestuurderscabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog)
75
Open laadbak Tussenschot Bestelauto met open laadbak, enkele cabine en Xtrcab (1,5 cabine)
Aanvullende eis
Hoogte cabine
Bestelauto met dubbele cabine (met gesloten laadruimte of open laadbak)
Cabine
er is één extra rij zitplaatsen geplaatst.
Tussenschot
- achterwand van de cabine, en geplaatst direct achter de achterbank - over de volle breedte - min. dezelfde hoogte als de cabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog) - min. 150 cm lang en bovendien min. 2/3 van de lengte die de laadruimte zou hebben zonder extra zitruimte. De oorspronkelijke laadruimte begint bij een fictief schot, dat is geplaatst op een afstand van 115 cm achter het achterste punt van het stuur. - min. 40% van de lengte is vóór het hart van de achterste as geplaatst. - één zijruit aan rechterzijde van de laadruimte is toegestaan - laadruimte min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 150 cm. cabine lager dan 130 cm: de overgebleven laadruimte moet ook min. twee maal de lengte van cabine hebben. Bij een bestelauto met een dubbele cabine is de lengte van de cabine de afstand tussen het achterste punt van het stuur en het schot tussen de cabine en de laadruimte.
Laadbak of laadruimte
Aanvullende eis
76
min. 125 cm lang en 20 cm breed - is de achterwand van de cabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog) - geen klapstoeltjes of banken achter de voorste rij zittingen toegestaan. - als een open laadbak wordt overkapt, dan moet de auto voldoen aan de eisen voor een bestelauto met gesloten laadruimte. - een afdekzeil / afdekschot is toegestaan. hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
Deze inrichtingseisen zijn ook blijven bestaan na de wetswijzigingen van 1 juli 2005. Reden daarvan is onder meer dat het voor ondernemers mogelijk is om een BPM-vrijstelling te krijgen op een bestelauto, maar niet op een personenauto. Ook is dit onderscheid van belang voor het al dan niet van toepassing zijn van de BPM-heffing op basis van de CO2-uitstoot. Een ander onderscheid zit in het verschil in motorrijtuigenbelasting: voor bestelauto’s gelden bijvoorbeeld geen provinciale opcenten en geldt een laag ondernemerstarief. Wordt door de belastingdienst geconstateerd dat niet aan de inrichtingseisen wordt voldaan, dan is er soms ruimte voor zogenaamd “herstelbeleid”. Dat is het geval in situaties waarin de laadruimte voldoet aan de fiscaal vereiste maten en het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast. Herstel zonder BPM-naheffing is dan mogelijk als het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd. Verwijzing Bijtelling grijs kenteken MRB-tarief grijs kenteken
vraag 18 vraag 82
56. Hoe hoog is het BPM-tarief in 2011? Het BPM-tarief was in 2009 nog 40,0%, waarbij een toeslag voor diesel gold en een korting voor benzine. Daarnaast was er een bonus of malus op basis van het (relatieve) energielabel. Vanaf 1 januari 2010 wordt de BPM op personenauto’s stapsgewijs in vier jaar omgezet van een heffing op basis van de prijs naar een heffing op basis van de (absolute) CO2-uitstoot. Het stilzetten van de afbouw van de BPM vanaf 2011 wordt vormgegeven door het handhaven van de BPM op het niveau van 2010 door verhoging van de voor 2011, 2012 en 2013 reeds vastgelegde CO2-tarieven in
77
de BPM (waarbij in de tariefstelling rekening is gehouden met het uitgangspunt dat auto’s jaarlijks 2,8% zuiniger worden door technische verbeteringen). De tarieven voor personenauto’s kunnen uit onderstaande tabel worden afgelezen. Tarieven BPM
2010
2011
2012
2013
Percentage van de netto catalogusprijs
27,4%
19,0%
11,1%
0,0%
Korting benzine
-1.288
-824
-450
0
Korting aardgas
-1.788
-1.324
-950
-500
1.076
1.526
1.900
2.400
0
0
0
0
96-155 gr/km 156-232 gr/km
34 126
61 202
92 275
148 444
> 232 gr/km
288
471
643
1036
0
0
0
0
Toeslag diesel CO2-heffing diesel (€ per gram/km): <= 95 gr/km
CO2-heffing overig (€ per gram/km): <= 110 gr/km 111-180 gr/km
34
61
92
148
181-270 gr/km
126
202
275
444
> 270 gr/km
288
471
643
1036
benzine (110-120 gr/km)
-750
-500
diesel (95-120 gr/km)
-750
-500
Korting diesel euro-6
0
-1.500
-1.000
-500
Overgangsmaatregel: Korting op CO2-heffing (vast bedrag):
Zoals uit de tabel blijkt, zijn de auto’s die voor de bijtelling in aanmerking komen voor een vrijstelling (waterstof- en elektrische auto’s) of het 14%-tarief, ook in 2011 volledig vrijgesteld van de CO2-component. Voor deze auto’s geldt echter ook het BPM-deel op basis van de catalogusprijs niet, zodat deze auto’s geheel vrij van BPM zijn. Voor bestelauto’s gelden de bovenstaande CO2-tarieven niet, maar blijft er sprake van een heffing op basis van de catalogusprijs. Het
78
stilleggen van de afbouw van BPM betekent voor bestelauto’s dat het percentage niet verder afneemt. Het tarief voor bestelauto’s bedraagt 37,7% van de netto catalogusprijs, vermeerderd met een dieseltoeslag van 273 of verminderd met een korting van 1.283 als de auto geen dieselmotor heeft. Verwijzing Vrijstelling BPM voor ondernemers Afschrijvingstabel
vraag 62 vraag 69
Voorbeeld Een personenauto met dieselmotor (CO2-uitstoot 105 gram/km) is uitgerust met een af-fabriekroetfilter. De auto heeft energielabel B. De prijs van de auto exclusief BTW en BPM bedraagt 21.000. De BPM op deze auto bedraagt dan in 2011: 19% van 21.000, vermeerderd met 1.526 dieseltoeslag, vermeerderd met 10 gram/ km x 61 en verminderd met 500 (overgangsmaatregel). Het energielabel en het roetfilter heeft geen fiscaal gevolg meer.
57. Geldt er een overgangsregeling in de nieuwe CO2-heffing? Vanaf 2010 wordt de gehele grondslag van de BPM in vier jaarlijkse stappen omgebouwd naar een heffing op basis van absolute CO2uitstoot. Daarbij zijn de bonus/malus op basis van het energielabel en de zogenaamde “slurptax” vervallen. Hierbij wordt verschil gemaakt in dieselauto’s en overige auto’s. Voor auto’s tot en met een CO2-uitstoot van 120 gr/km geldt een overgangsregeling, die in 2011 500 bedraagt. Daarnaast geldt de gebruikelijke overgangsregeling voor tariefswijzigingen: Als de nieuwe tarieven tot een hoger BPM-bedrag leiden en het kenteken voorafgaand aan de tariefswijzigingen al is afgegeven, gelden nog de oude tarieven als de tenaamstelling binnen twee maanden na de tariefswijziging plaatsvindt.
79
Voor tariefsverlaging geldt dat de lagere tarieven ook van toepassing zijn als het kenteken voorafgaand aan de wijziging al is toegekend, maar de tenaamstelling plaatsvindt na de inwerkingtreding van de tariefswijziging. Voor de BPM-berekening op ingevoerde gebruikte auto’s geldt dat gekozen mag worden tussen heffing op basis van het nieuwe systeem (inclusief CO2-component) of de oude regels van het jaar van eerste ingebruikname. In dat laatste geval geldt dan vanzelfsprekend nog wel het hogere tarief zoals dat gold in dat betreffende jaar, dus zonder afbouw van het tarief in verband met het invoeringstraject van de kilometerprijs.
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd? Als eerste stap in aanloop naar de invoering van de kilometerheffing is vanaf 1 februari 2008 begonnen met de afbouw van de BPM. In de jaren 2008, 2009 en 2010 is de BPM jaarlijks telkens met zo’n 5% van het oorspronkelijke 45,2%-tarief afgebouwd, onder gelijk-tijdige verhoging van de MRB (de zg. ‘vluchtheuvelvariant’). Nu gebleken is dat de kilometerprijs niet zal worden ingevoerd, wordt vanaf 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd. Dat geldt ook voor de met deze afbouw samenhangende MRB-verhoging. Het stilzetten van de afbouw van de BPM vanaf 2011 wordt vormgegeven door het handhaven van de BPM op het niveau van 2010 door verhoging van de voor 2011, 2012 en 2013 reeds vastgelegde CO2-tarieven in de BPM. Daarbij is in de tariefstelling rekening gehouden met het uitgangspunt dat auto’s jaarlijks 2,8% autonoom zuiniger worden. Samenvattend betekent dit dat het gedeelte van de BPM dat geheven wordt als percentage van de catalogusprijs wèl afneemt naar nihil in 2013, maar dat de totale opbrengst van de BPM gelijk
80
blijft aan die van 2010. Dat wordt gerealiseerd door het op CO2uitstoot gebaseerde deel van de totale BPM-opbrengst steeds groter te laten worden. Het op CO2-uitstoot gebaseerde deel van de BPMheffing krijgt per 2011 door het stilleggen van de afbouw van de BPM dan ook een extra impuls.
59. Wat houdt de roetfilterregeling in? De afgelopen jaren gold een roetfilterkorting van enkele honderden euro’s: In 2010 gold er een BPM-korting als de auto met dieselmotor een uitstoot van fijnstof had van niet meer dan 5 mg/km. De korting bedroeg 300. Door het verplicht stellen van een roetfilter, is de BPM-korting voor een roetfilter per 2011 vervallen.
60. Wat wordt er bedoeld met slurptax? Vanaf 1 februari 2008 werd de BPM op de meest onzuinige auto’s verhoogd met een toeslag voor elke gram CO2-uitstoot per kilometer voor zover dat uitging boven bepaalde normen (dieselauto’s boven 170 gram/km en overige auto’s boven 205 gram/ km). In 2009 werd een slurptax geheven van 125 voor elke gram/ km aan CO2-uitstoot boven deze normen. Omdat vanaf 2010 de CO2-uitstoot van belang is voor de BPM-heffing op elke auto, is de regeling voor deze specifieke groep auto’s vervallen.
61. Welk effect heeft het energielabel? Nieuwe auto’s zijn voorzien van een energielabel dat de (relatieve) zuinigheid van de auto aangeeft. Op basis van dat energielabel was in de jaren 2006 tot en met 2009 een korting (bonus) of een toeslag (malus) op het BPM-bedrag van toepassing.
81
Vanaf 2010 wordt de grondslag voor de berekening van BPM gewijzigd en wordt deze stapsgewijs omgezet in een CO2-heffing. Vanaf 2010 is er daarom geen reden meer voor een afzonderlijke bonus of malus op basis van het energielabel, zodat deze regeling is vervallen.
62. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers? Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto wordt door de dealer geen BPM meer gefactureerd. Dit heeft te maken met de per 2007 ingevoerde BPM-vrijstelling voor bestelauto’s die worden geregistreerd op naam van een ondernemer. Ondernemers hebben door deze vrijstelling geen BPM-voorfinancieringslasten bij aanschaf van een bestelauto. Wel moet voor deze vrijstelling voldaan worden aan de eis dat de auto wordt geregistreerd op naam van een ondernemer die ook als zodanig is geregistreerd voor de BTW en moet de auto voor ten minste 10% voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. Ondernemers hebben in de meeste gevallen een BTW-nummer. Het kan echter voorkomen dat dit nummer niet bij de ondernemer bekend is omdat de ondernemer van BTW is vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor ziekenhuizen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, agrariërs etc. Zij kunnen echter evenals BTW-belaste ondernemers in aanmerking komen voor de BPMvrijstelling op hun bestelauto. Ook op geleaste bestelauto’s geldt de BPM-vrijstelling. Voor bestelauto’s in de verhuur of short-lease geldt de vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker is, als de contractsduur niet langer is dan vier weken. Voor langer lopende contracten moet de leasemaatschappij kunnen aantonen dat de lessee (de leasenemer) een ondernemer is die zelf ook de BPM-vrijstelling zou krijgen
82
als hij de bestelauto gekocht zou hebben. De leasemaatschappij heeft hiervoor per auto ondermeer een zogenaamde “ondernemersverklaring” van de lessee nodig. Particuliere kopers van een nieuwe bestelauto dienen zelf zorg te dragen voor afdracht van de BPM. In principe krijgen zij daarvoor van de belastingdienst een formulier toegezonden zodra geconstateerd wordt dat de auto op naam van een niet-ondernemer wordt geregistreerd. Maar ook zonder toezending van dit formulier geldt voor hen een BPM-aangifteverplichting. Ondanks deze BPM-vrijstelling blijft het wel zo dat het BPMbedrag op het kentekenbewijs deel IA wordt vermeld. Dit bedrag is namelijk van belang voor de BPM-afdracht door particulieren.
63. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van een nieuwe bestelauto? Overheidslichamen zoals gemeenten en provincies kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van BPM bij aanschaf van een nieuwe bestelauto. Dit doet zich voor als zij de bestelauto gebruiken voor werkzaamheden die zij als ondernemer verrichten. Cruciaal hiervoor is dat er in dat geval voor deze leveringen of diensten facturen mét BTW worden uitgereikt. Wordt een bestelauto aangeschaft voor een publiekrechtelijke taak, zoals het uitgeven van paspoorten, onderhoud van wegen, onderhoud van groenvoorziening, milieuhandhaving en dergelijke taken, dan behoort een BPM-vrijstelling niet tot de mogelijkheden. Bij twijfelgevallen kan bij de belastingdienst worden geïnformeerd of de overheidsinstantie in de betreffende situatie als ondernemer is aan te merken.
83
64. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van mijn bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe? Voldoet een ondernemer in de periode van 5 jaar na aanschaf van een nieuwe bestelauto niet meer aan de eisen van BTWondernemerschap en zakelijk gebruik, dan is de ondernemer alsnog BPM verschuldigd. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de ondernemer de bestelauto verkoopt of zijn onderneming beëindigt. Binnen een maand nadat niet meer aan de voorwaarden is voldaan, moet de ondernemer hiervan zelf aangifte doen bij de belastingdienst en het bedrag van de rest-BPM betalen. Die zogenaamde ‘rest-BPM’ wordt dan berekend volgens de afschrijvingstabel. Wel geldt de hierna beschreven doorschuifmogelijkheid. Na deze 5-jaarsperiode wordt op de BPM-vrijstelling niet meer teruggekomen. De bestelauto zou dan bijvoorbeeld aan een particulier verkocht kunnen worden zonder dat er nog rest-BPM betaald hoeft te worden. De auto moet ook na die 5 jaar nog wel aan de inrichtingseisen blijven voldoen en kan bijvoorbeeld niet zonder BPM tot camper worden omgebouwd. Als een bestelauto waarop BPM is geheven omdat deze op of na 1 juli 2005 te naam is gesteld, wordt ingeruild door een particulier, zijn er geen bijzondere BPM-gevolgen. Bij aanschaf is dan immers al BPM betaald. Per 1 januari 2007 is de teruggave van BPM voor bestelauto’s op naam van ondernemers vervangen door een vrijstelling. Vanaf die datum wordt ook de verkoop van een gebruikte auto tussen ondernemers gedurende vijf jaar na de eerste tenaamstelling anders behandeld dan voorheen. Gedurende 2005 en 2006 was het nodig om een gezamenlijk verzoek om toepassing van de gesloten beurzenregeling aan de fiscus te sturen als een gebruikte bestelauto zonder BPM werd verkocht aan
84
een andere ondernemer (niet zijnde een handelaar/autodealer). Voor inruil bij een handelaar/dealer was zo’n verzoek niet nodig en kon een eigen verklaring in de administratie worden opgenomen: de zogenaamde ‘doorschuifregeling’. Deze doorschuifregeling geldt vanaf 2007 ook voor alle andere transacties tussen ondernemers dan alleen bij verkoop aan een handelaar: bij verkoop van een gebruikte bestelauto (met een eerste kentekenregistratie van 1 juli 2005 of later) aan een andere ondernemer binnen 5 jaar na de eerste kentekenregistratie hoeft geen rest-BPM te worden afgedragen als beide partijen een (vormvrije) verklaring tekenen waarin is opgenomen dat de nieuwe eigenaar aan de vrijstellingsvoorwaarden voldoet en voor deze auto in de plaats treedt van de vorige eigenaar. De verklaring moet door de verkopende partij worden bewaard. Tevens bewaart de verkoper het vrijwaringsbewijs. Een verzoek aan de fiscus is niet meer nodig. Hoewel deze doorschuifverklaring vormvrij is, heeft de fiscus op haar website wel een model van zo’n verklaring opgenomen. Wordt de gebruikte bestelauto met kenteken vanaf 1 juli 2005 verkocht aan een particulier, dan dient de laatste eigenaar die de ondernemersvrijstelling toepaste (dat kan dus ook het garagebedrijf zijn dat de auto met de doorschuifregeling ingeruild heeft gekregen), de rest-BPM aan de fiscus af te dragen en deze in de prijs door te berekenen.
65. Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto? Bij export binnen 5 jaar van een bestelauto met een eerste tenaamstelling op of na 1 juli 2005 hoeft geen rest-BPM meer betaald te worden. BPM bij export werkt immers handelsbelemmerend. Bij diefstal binnen de vijfjaarstermijn van een bestelauto met een eerste tenaamstelling vanaf 1 juli 2005 geldt een vrijstelling
85
voor de rest-BPM. Van de diefstal moet dan wel aangifte zijn gedaan bij de politie. Tenslotte is ook geen rest-BPM verschuldigd als een bestelauto van jonger dan 5 jaar vanwege sloop wordt uitgeschreven uit het kentekenregister.
66. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM? Voor een bestelauto die is ingericht voor het vervoer van een gehandicapt persoon en het gelijktijdig gehandicapte vervoer van een (niet-)opvouwbare rolstoel of ander hulpmiddel ten behoeve van de handicap, kan op verzoek teruggaaf van BPM plaatsvinden. Staat de bestelauto niet op naam van de gehandicapte zelf, dan kan het verzoek tot teruggaaf plaatsvinden door de gehandicapte en de eigenaar van de auto samen. In de nieuwe situatie, waarbij de particuliere koper zelf aangifte moet doen en de BPM moet afdragen, kan de gehandicapte koper op de aangifte verzoeken de te betalen BPM te mogen verrekenen met de verwachte teruggaaf. Een afzonderlijk verzoek om teruggaaf blijft echter nodig. In de situatie dat de invalide komt te overlijden en de auto staat op naam van een inwonend gezinslid van de invalide of komt op naam van een gezinslid te staan, is geen rest BPM verschuldigd. Voorwaarde is wel dat de auto uitsluitend voor persoonlijk gebruik wordt gebruikt door de kentekenhouder en de inwonende gezinsleden. Na het overlijden van de gehandicapte blijft gedurende een periode van een jaar het lage tarief voor de motorrijtuigenbelasting gelden.
67. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM? De BPM wordt berekend over de netto-catalogusprijs van de auto. Bij nieuwe auto’s wordt gekeken naar de netto-catalogusprijs af-fabriek. Alle opties, meeruitvoeringen en accessoires die niet
86
door of namens fabrikant of importeur zijn aangebracht, blijven daarmee buiten de BPM-heffing. Voor deze accessoires is vanaf 1 juli 2006 niet langer van belang op welk tijdstip ze door de dealer worden ingebouwd: ook bij montage vóór de dag van registratie blijft de waarde daarvan buiten de BPM. Verwijzing Bijtelling over accessoires
vraag 16
68. Op welk moment is er BPM verschuldigd? BPM is verschuldigd bij de eerste registratie van een nieuwe auto. Is het een personenauto dan verloopt de heffing via de (binnenlandse) fabrikant of de importeur van de auto. In andere gevallen dient u zelf rechtstreeks voor aangifte en betaling van de BPM te zorgen. Dat is het geval als: • U een auto in het buitenland koopt en u deze auto vervolgens in Nederland laat registreren; • U een personenauto met buitenlands kenteken wilt gaan gebruiken op de Nederlandse openbare weg en er geen bijzondere vrijstelling van toepassing is; • U als particulier een nieuwe bestelauto aanschaft; • U een auto met grijs kenteken ombouwt tot auto met geel kenteken. Bij invoer vanuit een niet-EU-land moeten er naast de BPM ook invoerrechten en BTW voldaan worden. Bij invoer vanuit een EUland moet u Nederlandse BTW betalen als het een nieuwe auto betreft. Dat is het geval als de auto niet meer dan 6000 kilometer heeft gereden of niet ouder is dan zes maanden. Is daarvan geen sprake, dan betaalt u BTW in het land waar u de auto koopt.
87
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat? Bij verkoop van een gebruikte auto wordt in principe BTW berekend over de verkoopprijs (tenzij u een auto koopt bij een dealer/ handelaar die op deze auto de margeregeling toepast). De BTW hoeft echter niet berekend te worden over de zogenaamde restBPM. Hiermee wordt voorkomen dat u belasting over belasting betaalt. Rest-BPM is in principe ook aan de orde als een ondernemer binnen 5 jaar na aanschaf niet meer aan de voorwaarden voor BPMvrijstelling voor bestelauto’s voldoet. Dit betreft bestelauto’s die te naam zijn gesteld op of na 1 juli 2005. Na deze 5 jaar rust er geen rest-BPM meer op deze bestelauto’s. De rest-BPM is het gedeelte van de oorspronkelijke BPM dat nog op de auto rust. Hoe groot dit gedeelte is, hangt af van de leeftijd en de staat van de auto en dient in principe per auto te worden vastgesteld, bijvoorbeeld op basis van koerslijsten of door middel van taxatie. Desgewenst mag echter ook de afschrijvingstabel van de fiscus worden toegepast. Deze tabel is per 1 januari 2010 opnieuw vastgesteld. In tegenstelling tot de oude tabel, wordt daarbij nu gebruik gemaakt van stappen van een maand in plaats van jaarstappen. Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname Vanaf Maar minder dan
1 maand 3 maanden 5 maanden
88
1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden
Afschrijving Afschrijvingspercentage tot aan het begin van deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het begin van deze periode
0 5 11 16
5 3 2,5 2,25
Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname Vanaf Maar minder dan
9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar
Afschrijving Afschrijvingspercentage tot aan het begin van deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het begin van deze periode
25 38 49 59 68 74 79 84 88 92
1,444 0,917 0,833 0,75 0,5 0,416 0,416 0,333 0,333 0,083
18 maanden 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar 20 jaar
Verwijzing BTW-berekening Margeregeling
vraag 49 vraag 50
Voorbeeld Een dealerbedrijf heeft op 5 december 2011 een auto te koop staan voor 13.000 exclusief BTW. De oorspronkelijke BPM bedroeg 7.000. De auto dateert van 2 januari 2008. De auto wordt uitgefactureerd mét BTW. De BPM-afschrijving is dan: 59% + 6 maanden à 0,75%, oftewel 63,5%. De factuur wordt dan als volgt opgesteld: Levering auto
13.000
(rest-BPM: 36,5% van 7.000 = 2.555) BTW (19% van 10.445) Te betalen
1.985 14.985
89
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of aanpassing van de auto? De BPM is een belasting op registratie of eerste gebruik van een auto. Bij wijziging van de tenaamstelling, dus bij verkoop van een auto, is niet opnieuw BPM verschuldigd. BPM is namelijk een eenmalige belasting. Alleen in uitzonderingsgevallen kan BPM over gebruikte auto’s aan de orde zijn, bijvoorbeeld bij invoer, bij tussentijdse wijzigingen aan de auto waardoor bijvoorbeeld niet meer aan de inrichtingseisen van de definitie bestelauto wordt voldaan, of bij verkoop van een bestelauto door een ondernemer aan een particulier. Als de aanpassing een wijziging betreft in de uitrusting van een personenauto, heeft dat geen gevolgen voor de BPM. Dat ligt echter anders bij een wijziging aan een bestelauto die voor 1 juli 2005 zonder BPM is aangeschaft. Als die wijziging ertoe leidt dat de bestelauto niet langer voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, is er voor de BPM sprake van een personenauto. Op het moment van deze ‘ombouw’ moet u daarvan aangifte doen. U dient eerst de BPM te voldoen voordat u de auto opnieuw op de openbare weg gaat gebruiken. In veel gevallen moet de auto ook als personenauto bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer worden aangemeld. Ook bij bestelauto’s die na 1 juli 2005 met BPM zijn aangeschaft, maar waarbij de ondernemer de BPM heeft teruggekregen of daarvan is vrijgesteld, heeft ombouw tot een personenauto BPMgevolgen: er moet alsnog BPM worden voldaan.
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling? De belangrijkste vrijstellingen van BPM betreffen de volgende auto’s: • Auto’s van het Koninklijk Huis (AA-kenteken)
90
• Auto’s van het Afcent-onderdeel van de NAVO (AF-kenteken) • Auto’s van diplomaten (CD-kenteken) en ambassadepersoneel (BN-, GN-kentekens) • Auto’s van leden van internationale gerechtshoven (CDJ-kenteken) • Auto’s behorend tot de fabrieks- of handelsvoorraad (FH-, HF- en HA-kentekens) • Auto’s met ZZ-kenteken, dat wil zeggen met een dermate bijzondere constructie dat gebruik alleen is toegestaan na toestemming van de wegbeheerder • Auto’s van in NAVO-verband in het buitenland gelegerde militairen • Tijdelijke invoer van rally-auto’s met buitenlands kenteken • Uit een buitenlandse nalatenschap geërfde auto’s • Auto’s die worden ingevoerd bij een bedrijfsverplaatsing vanuit het buitenland • Auto’s die ter beschikking worden gesteld aan slachtoffers bij rampen Daarnaast geldt een vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers. De vrijstellingen bij grensoverschrijdend werken/ondernemen, immigratie en de invoer van huurauto’s komen in de volgende vragen aan de orde. Verwijzing Vrijstelling bestelauto van ondernemer
vraag 62
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands kenteken gebruiken? Als een inwoner van Nederland een auto met buitenlands kenteken gebruikt is hij – als er geen bijzondere vrijstelling geldt - bij eerste gebruik van de Nederlandse openbare weg BPM verschuldigd. Als een werknemer echter geen invloed heeft op de beslissing waar de auto die hij voor zijn werk gebruikt geregistreerd is, kan een
91
vrijstelling van toepassing zijn. De auto moet dan hoofdzakelijk (dat wil zeggen: voor 70% of meer) bestemd zijn voor de uitoefening van het werk buiten Nederland. De vrijstelling geldt alleen als hier van tevoren om verzocht is en de inspecteur een positieve beschikking heeft afgegeven. Bij de aanvraag moet een schriftelijke verklaring van de werkgever worden overlegd dat de auto ook privé gebruikt mag worden. De auto mag in dit geval ook voor de Nederlandse privéritten van de werknemer en zijn inwonende gezinsleden gebruikt worden.
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse auto een BPM-vrijstelling? Zelfstandige ondernemers met een in het buitenland gevestigd bedrijf of directeuren-aandeelhouders van een buitenlands bedrijf kunnen ook gebruik maken van een BPM-vrijstelling. Anders dan voorheen is privégebruik in deze situatie toegestaan. Wel moet door middel van een kilometeradministratie worden aangetoond dat de auto voor ten minste 50% zakelijk in het buitenland wordt gebruikt. Bij de bepaling van dit percentage wordt het woonwerkverkeer buiten beschouwing gelaten. In de jurisprudentie ten aanzien van de werknemersvrijstelling is bepaald dat “hoofdzakelijk buitenlands gebruik” betekent: 70% of meer in het buitenland. Vooralsnog hanteert de belastingdienst voor ondernemers en directeuren-aandeelhouders echter een percentage van 50%.
74. Maar ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse huurauto? Als een inwoner van Nederland een buitenlandse auto (bijvoorbeeld vanwege vervangend vervoer als uw eigen auto in het buitenland te maken krijgt met reparaties) in Nederland gebruikt, heeft
92
dat volgens de wet tot gevolg dat er BPM verschuldigd is op het moment van het eerste gebruik van de Nederlandse weg, dus zodra u de grens oversteekt. Of dit wel in overeenstemming is met het EU-recht, staat overigens nog ter discussie. De Hoge Raad heeft deze vraag op 12 november 2010 voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. Ook de hoogte van de heffing is gewijzigd. Het Hof van Justitie EU heeft in de zaak VAV-Autovermietung GmbH uitgesproken dat de Nederlandse regeling met volledige heffing bij aanvang van het binnenlandse weggebruik niet EU-proof is. De teruggaaf bij het einde van het binnenlandse weggebruik kan daarom nu direct verrekend worden met de heffing bij aanvang van het binnenlandse weggebruik. Omdat deze heffing niet de bedoeling is bij tijdelijk gebruik van een buitenlandse (huur)auto, geldt er wel een bijzondere vrijstelling. Deze geldt als de auto binnen 14 dagen weer naar het buitenland wordt gebracht of wordt ingeleverd bij een Nederlandse vestiging van de verhuur-maatschappij. Voorwaarde voor deze vrijstelling is wel dat deze tijdig wordt aangevraagd. Dat wil zeggen: voor aanvang van het Nederlandse weg-gebruik. Aanvraag kan uitsluitend via de internetpagina van de belastingdienst: https://mijn.belastingdienst.nl/bpmlease.
75. Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto? Bij immigratie naar Nederland geldt een vrijstelling van BPM voor reeds in het buitenland gebruikte auto’s. Om voor vrijstelling van BPM in aanmerking te komen dient de betreffende auto al minimaal zes maanden voorafgaand aan de immigratie in bezit zijn geweest en in het buitenland gebruikt te zijn. Daarnaast geldt de voorwaarde dat de auto binnen 12 maanden na immigratie niet mag worden verkocht, verpand, uitgeleend of verhuurd. Ook voor deze vrijstelling geldt dat er vóór de invoer (of bij immigratie vanuit een EU-land: vóór het eerste gebruik van de Nederlandse openbare weg) een vergunning bij de inspecteur moet worden aangevraagd.
93
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug? De BPM is een zogenaamde ‘tijdstipbelasting’. Dat wil zeggen dat er belasting wordt geheven als zich op een bepaald tijdstip een belastbaar feit voordoet. Het is, anders dan de motorrijtuigenbelasting, niet een belasting op het houden van een auto of het gebruik van de weg. Met andere woorden: bij de BPM wordt belasting geheven over de registratie of het eerste gebruik van de openbare weg. Omdat europeesrechtelijk echter geen grensoverschrijdende belemmeringen mogen worden opgeworpen, geldt er sinds enige tijd echter wel een teruggaafmogelijkheid. Als op de auto op of na 16 oktober 2006 BPM is geheven (meestal op basis van de kentekenregistratie, of bij aanvang van het Nederlandse weggebruik met een buitenlands kenteken), wordt de BPM teruggegeven bij export. Bij export van auto’s waarop vóór 16 oktober 2006 BPM is geheven, is er geen teruggaafmogelijkheid bij export. Van belang is dat de teruggave alleen mogelijk is bij export naar een EU- of EER-land (Noorwegen, Liechtenstein, IJsland). Tevens is bepaald dat de te exporteren auto in het Nederlandse kentekenregister niet mag zijn aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of een motorrijtuig dat wacht op keuring. Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen 13 weken na de beëindiging van de tenaamstelling in het Nederlandse kentekenregister. Daarbij moet een bewijs worden overlegd dat de auto in het buitenland is geregistreerd. Als de export plaatsvindt met de kennelijke bedoeling dat de auto binnen 12 maanden weer in Nederland geregistreerd of gebruikt zal worden, wordt de teruggaaf geweigerd. De exacte teruggaaf wordt vastgesteld op basis van een tabel die per leeftijdsklasse een afschrijvingspercentage te zien geeft.
94
Verwijzing Tabel afschrijvingspercentage
vraag 69
77.Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen? Voor bepaalde bijzondere voertuigen geldt op verzoek een teruggaveregeling. Het betreft: • • • • • • •
Politieauto’s Brandweerauto’s Ambulances en dierenambulances Begrafenisauto’s Auto’s voor gevangenenvervoer Auto’s voor groepsvervoer van rolstoelgebruikers Geldtransportauto’s
Voor elk van deze auto’s gelden bijzondere voorwaarden qua uiterlijk en inrichting. Voldoet de auto binnen de hierna te noemen periode niet meer aan de voorwaarden qua uiterlijk en inrichting, dan dient alsnog een bedrag aan BPM te worden voldaan. De hoogte hiervan is ook per soort auto geregeld. Voor politie- en brandweerauto’s is dat bijvoorbeeld 3 jaar, voor rolstoelbusjes 6 jaar en voor ambulances, begrafenisauto’s, auto’s voor gevangenvervoer en geldtransporters 8 jaar. Voor auto’s die zijn aangepast voor individueel vervoer van gehandicapten geldt deze teruggaveregeling niet. Wel is goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden de speciale inrichting en aanpassing niet belast wordt met BPM.
95
78. Hoe werkt de taxiregeling? De taxiregeling houdt in dat de BPM op auto’s die voor 90% of meer gebruikt worden voor taxiritten, in één keer wordt teruggegeven als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. De teruggave is een voorwaardelijke teruggave die jaarlijks voor 1/3 definitief wordt als aangetoond is dat aan de voorwaarden is voldaan en als de auto daadwerkelijk voor 90% of meer voor taxiritten is gebruikt. Wordt niet langer aan de voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld de voorwaarde dat men gerechtigd is om de blauwe taxikentekenplaten te gebruiken, dan wordt de BPM over de hele periode waarover de teruggaaf nog niet definitief is alsnog verschuldigd. Doet zich dit in het eerste jaar voor, dan betekent dat dus bijbetalen van het hele BPM-bedrag. Voldoet men uitsluitend niet aan de 90%-voorwaarde, dan dient de taxiondernemer alleen de 1/3 BPM van dat specifieke jaar te betalen. Als de ondernemer zelf bij de belastingdienst meldt dat slechts gedurende een aantal maanden in een bepaald jaar niet (maar gedurende de andere maanden wel) aan de voorwaarden is voldaan, dan hoeft het terugbetalen van de BPM slechts over die maanden plaats te vinden. Dit is bijvoorbeeld van belang bij verkoop van de taxi in de loop van het eerste, tweede of derde jaar. De wettelijke regeling voorziet vervolgens niet in een verdere afschrijving van deze rest-BPM van 1/3 of 2/3 van de oorspronkelijke BPM. Dat kan nadelig uitwerken als de ex-taxi daarna wordt doorverkocht aan een koper die de BTW niet kan aftrekken. De taxiregeling is overigens ook van toepassing op zogenaamde vrijwilligersvervoerprojecten. Het Kabinet Rutte had plannen om de taxiregeling af te schaffen, maar heeft daarvoor bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2011 uiteindelijk geen voorstellen ingediend.
96
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing? De teruggave op grond van de taxiregeling wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is geregistreerd. Bij leasing zal dat meestal niet de taxiondernemer zijn. Als in zo’n geval aan de overige voorwaarden wordt voldaan, kan de taxiondernemer desondanks de BPM terugvragen. Bij het verzoek om teruggave dient hij dan een kopie van het leasecontract te voegen. De leasemaatschappij moet uiteraard ook instemmen met teruggave van de BPM aan het taxibedrijf. Een verklaring daarover dient bij het verzoek gevoegd te worden. Verwijzing Operational lease
vraag 96
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto? Bij sloop of total loss-verklaring van een gebruikte personenauto is geen teruggave van BPM mogelijk. Wat wel mogelijk is, is teruggave van BPM die al voldaan is voor een auto die bedoeld was voor gebruik in Nederland, maar die na afgifte van een Nederlands kenteken - vóór gebruik van de Nederlandse weg - toch wordt geëxporteerd. Ook kan de BPM worden teruggeven op een auto die wordt gesloopt voordat er feitelijk gebruik van de weg heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan het voorkomen dat het kenteken van een personenauto al te naam is gesteld, waarna de verkoop alsnog niet doorgaat. De verkoper kan dan desgewenst een nieuw kentekenbewijs deel IA aanvragen (met hetzelfde kenteken). In jargon heet dit ‘poetsen van de tenaamstelling’. De BPM wordt dan niet teruggegeven maar omdat al BPM is voldaan voor deze auto, hoeft bij de tweede tenaamstelling niet opnieuw BPM voldaan te worden.
97
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden? De motorrijtuigenbelasting (MRB) is een belasting op het ‘houden’ van een personen-, bestel- of vrachtauto of een motor. De MRB wordt daarom ook wel houderschapsbelasting genoemd. De MRB wordt geheven vanaf het moment dat er een kenteken op uw naam staat. Of u met uw auto wel of niet feitelijk gebruik maakt van de weg is daarbij niet van belang. Wel bestaat de mogelijkheid de auto te ‘schorsen’ als u de auto langdurig niet gebruikt. Verwijzing Schorsing
vraag 91
82. Maakt het nog wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb? Voor een auto met grijs kenteken die voldoet aan de voorwaarden volgens welke deze auto ook voor de MRB als bestelauto wordt aangemerkt, geldt een bijzonder bestelautotarief. Bij het bestelautotarief geldt een onderscheid tussen ondernemers en particulieren. Ondernemers hebben een verlaagd tarief. Voor nietgehandicapte particuliere bezitters van een bestelauto verschilt het bestelautotarief alleen nog maar van het personenautotarief op het punt van de provinciale opcenten. Voor een auto met grijs kenteken die niet aan de inrichtingseisen voldoet, betaalt u het normale personenautotarief. De inrichtingseisen voor bestelauto’s zijn overigens dezelfde als die gelden voor de BPM. Als het een BPMvrije auto is, geldt ook het bestelautotarief voor de MRB. Voor vrachtauto’s gelden afzonderlijke MRB-tarieven. Verwijzing Inrichtingseisen
98
vraag 55
83. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en aanhangwagen? Voor een aanhangwagen, caravan of vouwwagen hoeft u geen MRB te betalen. Tot 1 januari 2007 was dat soms wel het geval, namelijk als de toegestane maximum massa van de aanhangwagen meer was dan 750 kg. De grens was gelegd bij 750 kg, wat gelijk is aan de grens voor wel of geen kentekenplicht voor de aanhanger. Die kentekenplicht geldt ook voor caravans van meer dan 750 kg. In het kader van administratieve lastenverlichting is deze regeling afgeschaft met ingang van 1 januari 2007. Voor het vrachtautotarief geldt nog wel een bijzondere regeling voor aanhangers. Als u een vrachtauto met een koppelinrichting heeft, dan bent u motorrijtuigenbelasting verschuldigd voor de vrachtauto. Bij de bepaling van de hoogte van de te betalen motorrijtuigenbelasting wordt niet alleen rekening gehouden met de toegestane maximum massa van de vrachtauto, maar ook met de hoogste toegestane maximum massa van een aanhangwagen waarmee de vrachtauto kan worden verbonden. Het is daarbij niet van belang of de vrachtauto werkelijk een aanhangwagen trekt: de aanwezigheid van de koppelinrichting is doorslaggevend voor de hoogte van de motorrijtuigenbelasting.
84. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de MRB? Als u een auto koopt, moet u MRB betalen vanaf de datum waarop het kentekenbewijs op uw naam is gezet. Het MRB-tijdvak blijft echter ongewijzigd. Dat tijdvak begint standaard op de dag van de eerste kentekenregistratie en duurt vervolgens drie maanden. Bij aanschaf van een auto in de loop van zo’n tijdvak kunt u dus te maken krijgen met een kort eerste tijdvak. Stel dat u op 15 november een auto koopt. Volgens het kentekenbewijs was de
99
eerste registratiedatum 11 mei van een bepaald jaar. De tijdvakken beginnen dan steeds op 11 mei, 11 augustus, 11 november en 11 februari. Na aankoop op 15 november betaalt u voor het nog resterende gedeelte van het lopende tijdvak, dus tot en met 10 februari. Vervolgens beginnen de tijdvakken steeds op de 11e van de genoemde maanden.
85. Voor welke auto’s geldt het bijzondere tarief? Er geldt een bijzonder tarief ter grootte van een kwart van het normale tarief voor de volgende auto’s: • Kampeerauto’s (voor verhuurde kampeerauto’s geldt niet een kwarttarief maar een halftarief) • Auto’s voor vervoer van kermis- of circusbenodigdheden • Auto’s ingericht als werktuig of werkplaats • Auto’s voor niet beroepsmatig paardenvervoer Voor zogenaamde nul-emissieauto’s (waterstof en elektrisch) en zeer zuinige personenauto’s (die, als zij in aanmerking zouden komen voor de bijtelling in de loon- of inkomstenbelasting, in de 14%-categorie zouden vallen), geldt een nihiltarief. Bij de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2011 is door het kabinet aangegeven dat, om de fiscale faciliteiten voldoende uitdagend te houden, een periodieke bijstelling van de CO2uitstootnormen nodig is. Deze normen worden, ondanks eerdere geruchten, per 2011 echter nog niet bijgesteld. In 2011 zal er eerst een onderzoek plaatsvinden naar de stimuleringsmaatregelingen in de BPM, MRB en bijtelling. Het Ministerie van Financiën meldt in dat kader dat iedereen die nu een zeer zuinige auto rijdt, in ieder geval tot 2013 blijft profiteren van het nihiltarief in de MRB.
100
86. Zijn er ook auto’s waarvoor een vrijstelling geldt? De volgende auto’s zijn, als aan specifieke voorwaarden per auto wordt voldaan, vrijgesteld van MRB: • Ambulances en dierenambulances (ook niet als ambulance ingerichte auto’s voor spoedeisende medische hulp zijn vrijgesteld als aan bepaalde eisen wordt voldaan) • Lijkauto’s • Oldtimers (25 jaar en ouder) die, als het vrachtauto’s enautobussen betreft, niet bedrijfsmatig gebruikt worden (NB: deze vrijstelling wordt bevroren per 31 december 2011 en geldt daarna alleen nog voor de auto’s die er op 31 december 2011 al onder vielen) • Defensievoertuigen • Politie- en brandweerauto’s • Vuilnis- en straatveegwagens / kolkenzuigers • Auto’s die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor aanleg van wegen • Auto’s waarmee normaliter maar over een geringe afstand van de weg gebruik wordt gemaakt • Geschorste auto’s ten behoeve van en op de dag van de keuring • Taxi’s met een vergunning op grond van de Wet Personenvervoer 2000 • In het buitenland geregistreerde auto’s die ter beschikking staan van in het buitenland wonende personen met een verblijf in Nederland, in Nederland wonende werknemers van een buitenlands bedrijf of in Nederland wonende ondernemers/ aandeel-houders van een buitenlands bedrijf • Auto’s van diverse internationale organisaties Verwijzing Vrijstelling BPM voor bijzondere voertuigen Vrijstelling BPM voor werknemers Vrijstelling BPM voor ondernemers
vraag 71 vraag 72 vraag 73
101
87. Wat betaal ik voor een auto met elektromotor? Op een auto die uitsluitend wordt aangedreven door een elektromotor is het nihiltarief van toepassing. De elektriciteit moet daarbij worden geleverd via batterijen/accu’s of een brandstofcel of door een waterstofverbrandingsmotor. Voor hybride voertuigen, dat wil zeggen auto’s met zowel een elektromotor als een andere motor, is die andere motor bepalend voor de hoogte van het MRBtarief. Bij een zeer zuinige auto kan dan alsnog sprake zijn van een nihiltarief. Voor zover daarvan geen sprake is, mag voor de bepaling van het tarief de eigen massa worden verminderd met 125 kg. Verwijzing Vrijstellingen MRB
vraag 86
88. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga betalen? Ja, dat klopt als u een personenauto hebt. De MRB-tarieven voor personenauto’s zijn namelijk afhankelijk van het soort brandstof dat de auto gebruikt. Bovendien wordt de auto ook zwaarder, zodat de kans bestaat dat de auto in een hogere categorie valt. Voor bestelauto’s van ondernemers geldt geen gastoeslag. Wel kan dan eventueel het gewicht leiden tot een hogere belastingheffing. De gewichtstoename wordt berekend door de inhoud van de gastank te vermenigvuldigen met 0,8. Oftewel, bij een 60-litertank wordt het gewicht van de auto (zoals op het kentekenbewijs vermeld) 48 kg hoger. Nadat u een gasinstallatie in een bestaande auto hebt laten inbouwen, moet de auto ook nog gekeurd worden door de RDW. Na goedkeuring wordt uw kentekenbewijs aangepast. Die aanpassing is tegelijkertijd de aangifte voor de MRB. Per 2010 worden geen brandstoftoeslagen meer geheven voor aardgas en E85. Daarvoor geldt het benzinetarief. Voor PPO en biodiesel geldt het dieseltarief.
102
89. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu? Als u uw auto zo ingrijpend verandert dat deze niet langer aan de eisen van de oorspronkelijke categorie voldoet, kan dat consequenties hebben voor de MRB (en de BPM). Ook is het denkbaar dat u de auto dusdanig wijzigt dat de auto een andere ‘eigen massa’ krijgt. Bij dit soort wijzigingen aan uw auto moet de auto door de RDW gekeurd worden en moet het kentekenbewijs worden aangepast. Deze aanpassing is ook meteen de aangifte voor de MRB. Verwijzing Inrichtingseisen
vraag 55
90. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen? De MRB kent een vrijstelling voor auto’s van 25 jaar en ouder. Bij een auto van 15 jaar en ouder heeft u nog geen vrijstelling van MRB. Wel is de grens van 15 jaar van belang voor de kosten - en daarmee voor de aantrekkelijkheid - van schorsing. Ook is de grens van 15 jaar van belang voor de hoogte van de bijtelling bij een auto van de zaak. De bijtelling wordt dan niet langer over de catalogusprijs, maar over de werkelijke waarde berekend en bedraagt dan 35% van die werkelijke waarde. Per 31 december 2011 vervalt deze MRB-vrijstelling voor nieuwe gevallen. Alleen auto’s die op die datum 25 jaar of ouder zijn, blijven onder de vrijstelling vallen. Verwijzing Bijtelling oldtimers
vraag 15
103
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer te betalen? Als u gedurende langere tijd de auto niet gebruikt, is zogenaamde ‘schorsing’ van het kenteken mogelijk. U betaalt over de schorsingsperiode ook geen MRB. Schorsing is mogelijk voor een periode van maximaal één jaar, maar de schorsing kan daarna wel telkens verlengd worden. Als de schorsing binnen drie maanden ongedaan gemaakt wordt, betaalt u alsnog MRB over de hele periode. Schorsing is dus een goede oplossing als u voor een periode van drie maanden of meer op een andere manier dan per auto naar het buitenland gaat en de auto in de tussentijd niet gebruikt wordt. Als u met de auto naar het buitenland gaat, is schorsing niet mogelijk. Schorsing is namelijk niet een tijdelijke opheffing van de belastingplicht, maar een tijdelijke ongeldigverklaring van uw kenteken.
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug? Bij definitieve uitvoer van een auto krijgt u de MRB terug vanaf de datum van registratie van de uitvoer bij de RDW. Deze registratie kan plaatsvinden door het invullen van een ‘uitvoerverklaring’ op een RDW-vestiging. Verwijzing Teruggaaf BPM bij export
vraag 76
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug? Ook bij sloop van uw auto kunt u de al betaalde MRB terugkrijgen. Bij sloop door een door de RDW goedgekeurd demontagebedrijf
104
krijgt u een vrijwaringsbewijs, waarmee u bij de RDW kunt aantonen dat het kenteken niet langer op uw naam staat. Na melding bij de RDW wordt dit ook automatisch verwerkt in de MRB-bestanden van de belastingdienst. Verwijzing Vrijwaringsbewijs
vraag 94
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug? De verschuldigdheid van MRB is geheel gekoppeld aan het tijdstip van de wijziging in de tenaamstelling van het kenteken. De verkoper krijgt de MRB terug vanaf de datum van verkoop tot het einde van het tijdvak (en eventueel al vooruitbetaalde tijdvakken bij betaling per jaar). De koper betaalt de MRB vanaf de datum van aankoop. Na verkoop krijgt u een vrijwaringsbewijs. Dat dient ervoor om aan te tonen dat u uw auto verkocht hebt en dus niet langer aansprakelijk bent voor de zogenaamde voertuiggebonden verplichtingen. Daaronder vallen de MRB, de WA-verzekering en de APK. Ook bent u met een vrijwaringsbewijs niet langer aansprakelijk voor op dit kenteken geregistreerde bekeuringen. Een officieel vrijwaringsbewijs is daarom een belangrijk document. Bij inruil bij een dealer of andere RDW-erkende handelaar krijgt u automatisch een vrijwaringsbewijs. Bij verkoop aan een particulier moet de koper voor de overschrijving van het kenteken naar het postkantoor. Hij of zij krijgt dan op het postkantoor een vrijwaringsbewijs. Zorgt u er als verkoper voor dat u dit vrijwaringsbewijs van de koper ontvangt. Verwijzing Aankoop gebruikte auto van particulier
vraag 84
105
95. Wat is financial lease? Het begrip leasing komt in de Nederlandse wetgeving niet als zodanig voor. Leasing kan afhankelijk van de vorm waarin dit plaatsvindt veel raakvlakken vertonen met huur of met een gefinancierde aankoop. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat leasing een transactie is waarbij de lessor (de leasemaatschappij) aan de lessee (de klant) het recht geeft om een bepaalde zaak (de auto) te gebruiken. Leasing kan worden onderverdeeld in twee hoofdvarianten: financial lease en operational lease. Financial lease maakt daarbij slechts een relatief klein aandeel uit van het totaal aantal geleaste auto’s. Financial lease is een leasevorm waarbij u als gebruiker (lessee) het economische belang bij de auto hebt. In wezen heeft het leasecontract dan veel weg van een financieringsovereenkomst. Dat kan fiscaal voordelig zijn: u kunt op de auto afschrijven (eventueel zelfs willekeurig) en u kunt mogelijk investeringsaftrek claimen. Overigens houdt financial lease niet per definitie in dat de kosten van het onderhoud niet in de leasetermijn zijn meegenomen. Is het onderhoud wel bij de leasetermijn inbegrepen, dan is er sprake van zogenaamde ‘financial service leasing’. In de praktijk komen soms tussenvormen voor. Deze contracten moeten fiscaal altijd herleid worden tot óf een operational lease óf een financial lease. Dat gebeurt door vast te stellen wie het economisch belang / het restwaarderisico bij de auto heeft. Verwijzing Afschrijving Willekeurige afschrijving Investeringsaftrek
106
vraag 5 vraag 6 vraag 1
96. Wat is operational lease? Operational lease is in wezen een vorm van huur van de auto. Centraal daarbij staat dat de lessee de auto wil gebruiken. Het is hem niet te doen om het verwerven van de eigendom van de auto. Het restwaarderisico ligt bij de leasemaatschappij (lessor). Evenals bij financial lease is het ook bij operational lease mogelijk het onderhoud desgewenst buiten de leasetermijn te houden. Er is dan sprake van netto operational leasing. Een groot deel van de leasecontracten in Nederland zijn contracten op basis van zogenaamde ‘gesloten calculatie’. Er vindt dan naast eventuele verrekening van meer- of minderkilometers achteraf geen afrekening meer plaats op basis van de werkelijke kosten. Meestal wordt hierbij de mogelijkheid van hercalculatie opengelaten als het aantal gereden kilometers meer dan een overeengekomen percentage afwijkt van het aantal contractkilometers. Leasing op basis van volledige ‘open calculatie’ is echter ook mogelijk. Er wordt dan achteraf afgerekend op basis van de werkelijke uitkomsten. Fiscaal bent u bij operational lease niet aan te merken als eigenaar van de auto. U krijgt dan ook geen investeringsaftrek en u mag niet afschrijven op de auto. Uiteraard kunt u wel de betaalde leasetermijnen aftrekken van uw resultaat.
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease? Als het leasecontract kan worden aangemerkt als financial lease wordt u als lessee door de fiscus gezien als eigenaar van de auto. De auto wordt daarbij op de balans geactiveerd. De bijbehorende schuld (de contante waarde van alle leasetermijnen) wordt op de passiva-zijde van de balans opgenomen. Vervolgens kunt u jaarlijks op de auto afschrijven. Ook de rente in de periodieke
107
leasetermijnen is aftrekbaar. Op het moment van het aangaan van de verplichtingen is ook investeringsaftrek mogelijk, mits het om een zeer zuinige personenauto, een bestelauto of een personenauto voor het beroepsvervoer gaat. Bij operational lease heeft u geen recht op investeringsaftrek. Uiteraard kunt u de leasetermijnen wel aftrekken van het resultaat van de onderneming. Verwijzing Investeringsaftrek
vraag 1
98. Heb ik wel recht op BPM-vrijstelling bij een geleaste bestelauto? Deze vraag is actueel voor bestelauto’s die op of na 1 juli 2005 te naam zijn gesteld. Voor bestelauto’s in de verhuur en shortlease krijgen leasemaatschappijen de BPM-vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker van de auto is, mits het contract niet langer loopt dan 4 weken. Wordt de auto voor langere tijd gehuurd of geleast, dan kan de leasemaatschappij de BPMvrijstelling toepassen als zij kan aantonen dat de gebruiker een ondernemer is die de auto voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Ook dient hierbij het BTW-nummer opgegeven te worden. Heeft de leasemaatschappij recht op de BPM-vrijstelling, dan betekent dit voor de lessee dat de leasetermijnen niet verhoogd hoeven te worden met de BPM. De lessee dient voor het bewijs van het zakelijke gebruik en het BTW-nummer per auto een ondertekende verklaring te verstrekken aan de leasemaatschappij. Tevens moet de leasemaatschappij een print van de controle van het opgegeven BTW-nummer in haar administratie bewaren, alsmede een contract met de adresgegevens van de lessee, het kenteken van de auto en de duur van de overeenkomst.
108
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen? Welke vorm van financiering van het autogebruik voor u het meest interessant is, hangt sterk af van uw eigen situatie. Voor de afweging van aankoop met eigen middelen, financial lease of operational lease kunt u gebruik maken van de volgende vuistregels. Voor operational lease pleiten de volgende argumenten: • Vermindering administratieve lasten • Vermindering risico’s (met name het restwaarderisico) • Verbetering solvabiliteit door off-balance financiering • Geen beslag op werkkapitaal Voor financial lease pleiten: • Fiscale faciliteiten zijn van toepassing • Geen beslag op werkkapitaal • Financiering van de auto is specifiek op auto afgestemd. Dit in tegenstelling tot financiering met ander vreemd vermogen • Na afloop van de leasetermijn bent u eigenaar van de auto Voor aanschaf met eigen middelen pleiten: • Besparing rente en kosten. De rente dient echter te worden afgezet tegen de opbrengsten die het werkkapitaal anders zou hebben opgebracht. De kosten dienen te worden afgewogen tegen de andere voordelen (beperking risico’s / administratief gemak) • Belang bij positieve restwaardeontwikkeling. Afhankelijk van het gewicht dat u aan de diverse argumenten toekent, zal de balans in het voordeel van één van de drie mogelijkheden doorslaan.
109
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing? Allereerst wordt beoordeeld of het leasecontract voor de BTW een (eenmalige) levering is of een (terugkerende) dienst. Over een levering is bij aanvang van het contract BTW verschuldigd over het totaal van de leasetermijnen en de eventuele optieprijs, verminderd met dat deel van de leasetermijn dat de vergoeding is voor de kredietverstrekking (dat is dus de rente). In de meeste gevallen is bij financial lease sprake van een levering. Voordeel van het aanmerken als levering is dat u meteen ook al de BTW terugkrijgt over het hele contract. Dit BTW-bedrag wordt dan in principe niet in de lease meegenomen. De andere variant is een dienst. Dit is vrijwel altijd het geval bij operationele leasing. De afzonderlijke leasetermijnen zijn dan belast met BTW. De fiscus keurt goed dat de BPM en de MRB bij de berekening van de BTW buiten beschouwing blijven, zodat u geen ‘belasting over belasting’ betaalt. Voorwaarde is wel dat de BPM en MRB afzonderlijk aan u worden doorberekend. Verwijzing BTW-heffing
110
vraag 53
Onderwerpenregister
Vraag
Aanhangwagen Aanpassing auto Aardgas Accessoires, bijtelling Accessoires, BPM Afschrijving Afschrijving, willekeurige Afzien van margeregeling Ambulance Autoverkoper
83 70 56 16 67 1 2 51 77, 86 26, 27
Bestelauto, afschrijving Bestelauto, bijtelling Bestelauto, BPM Bestelauto, MRB Bestelauto, particulier Belastingtarief, BPM Belastingtarief MRB Bijtelling Bijtelling, aftrek eigen bijdrage Bijelling, demo’s Bijtelling, grijs kenteken Bijtelling, 0%-, 14%- of 20%-tarief Bijtelling, ondernemingsvermogen Bijtelling, vermindering wegens ander gebruik Bijtelling, vakantie Bijzondere voertuigen
5 18, 19 55, 62 82 55, 62 56 82 12 20 26 18 13, 14 29 34 32, 33 77, 86
Black box Boekwinst BPM BPM, tarief BPM-differentiatie Brandweerauto
22 8, 9, 10, 11 54 56 57 77, 86
111
BTW BTW bij leasing Buitenlands kenteken
41 53, 100 72, 73, 74, 86
Caravan Carpool CO2-differentiatie / CO2-heffing Correctie privégebruik voor de BTW
83 36 56, 57 42
Dealerregeling Defensie Demo’s Desinvesteringsbijtelling Directeur-aandeelhouder
26 86 26, 27 1 45
EIA Eigen bijdrage Elektromotor Emigratie Energie-investeringsaftrek Export
3 20 87 76 3 76, 92
Financial lease Financial service leasing
95 95
Gasinstallatie Geldtransporters Gesloten calculatie Gevangenenvervoer GPS
88 77 96 77 22
Herinvesteringsreserve Houderschapsbelasting Huurauto Immigratie
10, 11 81 74 75
112
Inrichtingseisen Inruil Internationale organisatie Invalidenauto Investering, vervroegen Investering, uitstellen Investeringsaftrek
55 10 86 77 2 2 1
Jaarwisseling en investeringsaftrek
2
Kampeerauto Kermisauto Keuze zaak of privé Kilometeradministratie Kilometeradministratie, autoverkopers Kilometeradministratie, bestelauto Kilometeradministratie, lesauto Kilometervergoeding Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
85 85 30, 45 22 26, 27 18, 19, 23 23 37, 48 1
Landbouwvoertuig Leasing, BTW Leasing, financial Leasing, investeringsaftrek Leasing, afweging koop of lease Leasing, operational Leasing, taxiregeling Lesauto Lijkauto LPG
86 53, 100 95 95 99 96 78 23 77, 86 88
Margeregeling Margeregeling, afzien van MIA Milieu-investeringsaftrek
50 51 4 4
113
Motorrijtuigenbelasting MRB MRB, tarief MRB, grijs kenteken
81 81 82 82
Netto operational leasing
96
Oldtimer, bijtelling Oldtimer, MRB Ombouw Ondernemingsvermogen, bijtelling Open calculatie Operational lease
15 90 69, 89 28 96 96
Paardenvervoer Parkeren Passagiersstoel verwijderen Personenauto Personenauto, afschrijving Personenauto, bijtelling Poetsen tenaamstelling Politieauto Privégebruik Privégebruik, BTW Privégebruik, vergoeding Proefrit
85 39 19 55, 82 5 12 80 77, 86 12, 20 42 20 26
Rest-BPM 69 Rittenadministratie: zie kilometeradministratie Roetfilterregeling Rolstoelvervoer Rolstoelgebruiker, BPM op bestelauto
59 77 66
Sale and lease back Schorsing
11 91
114
Sloop Slurptax Starters
80, 93 60 7
Taxiregeling Tenaamstelling Total loss
78, 86 57, 64 64, 80
Uitvoer
76, 92
Vakantie VAMIL Verkoop, MRB Vergoeding privégebruik Verklaring geen privégebruik auto Vervangingsreserve Vrijstelling, MRB Vrijstelling, BPM Vrijstelling, BTW Vrijwaringsbewijs Vrijwilligersvervoerprojecten Vuilnisauto
32, 33 4, 6 94 20 24 10 86 62, 71 41 93 78 86
Wachtdienst Wegenaanleg Werkkostenregeling Werkplaatsauto Willekeurige afschrijving Woon-werkverkeer, bijtelling
35 86 39 85 6, 7 25
Woon-werkverkeer, BTW
43
Zeer zuinige auto’s
1, 4, 14, 56, 85
De nummers in bovengenoemde index verwijzen naar de nummers van de vragen.
115
Bijlagen 1.Wettekst bijtelling loonbelasting Art. 13bis Wet op de loonbelasting 1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met: a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer, en b. 5 % van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 95 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per kilometer. 3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met: a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110 gram per kilometer, en b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 110 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per kilometer. In afwijking van de eerste volzin wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, tot 1 januari 2015 op kalenderjaarbasis verlaagd met 25% van de waarde van de auto, indien de CO2uitstoot 0 gram per kilometer is.
116
4. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil. 5. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privégebruik is sprake indien: a. het verbod schriftelijk is vastgelegd; b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart; c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden. 6. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd. 7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
117
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde wet. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer. 9. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd. 10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privé-doeleinden plaats te vinden. 11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de loontijdvakken waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen. 12. Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privégebruik), laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin bedoelde mededeling niet juist is. 13. De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privégebruik bij de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. 14. De inspecteur kan de verklaring geen privégebruik, al dan
118
niet op verzoek van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. De werknemer is gehouden een verzoek tot intrekking te doen zodra de auto op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 15. In geval van een verklaring geen privégebruik kan de inspecteur de werknemer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 16. Indien de verklaring geen privégebruik wordt ingetrokken of indien de werknemer niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in het twaalfde lid, eerste volzin, niet juist was. 17. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring geen privégebruik. 18. De in het tweede en derde lid vermelde CO2-uitstootgrenzen worden na afloop van iedere periode van vier kalenderjaren van rechtswege vervangen door de grenzen die krachtens artikel 10. 7a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 3.20 van die wet vermelde grenzen. 19. Na vervanging van de CO2-uitstootgrenzen in het tweede en derde lid op grond van het achttiende lid, blijven met betrekking tot auto’s die volgens het kentekenbewijs een datum van eerste toelating hebben van voor deze vervanging, de tot deze vervanging voor deze auto’s geldende begrenzingen van toepassing.
119
2. Wettekst BPM-vrijstelling ondernemers Artikel 13a Wet BPM 1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto’s die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming. De vrijstelling wordt niet verleend indien het ondernemerschap voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968. 2. Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan een bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een andere persoon, wordt de vrijstelling slechts verleend indien deze andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling. 3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, wordt vanaf dat moment het bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt door de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, op aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan. 4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het
120
kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld. 5. Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is, zijn de artikelen 1, derde lid, en 12a van overeenkomstige toepassing. 6. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft, een boete van 492 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door het verloop van een jaar na het constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin. 7. Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het zesde lid. 8. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bestelauto’s waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel
121
3. Convenant bijtelling BOVAG Autodealers en Belastingdienst Partijen: BOVAG Autodealers, gevestigd Kosterijland 15 te Bunnik, in deze vertegenwoordigd door de heer J. Ploeg, bondsvoorzitter en de heer drs. J.G.S.M. Burgman, algemeen directeur en De Belastingdienst, in deze vertegenwoordigd door de heer drs. T.W.M. Poolen, lid van het Managementteam Belastingdienst, sluiten een convenant. 1. Preambule - In dit convenant worden de uitgangspunten en de wijze waarop partijen met elkaar wensen om te gaan vastgelegd. - Partijen werken met elkaar samen op basis van wederzijds vertrouwen, begrip en transparantie, gericht op het onderhouden en versterken van de bereidheid om aan fiscale verplichtingen te voldoen. - Partijen geven de wens te kennen afspraken te willen maken over fiscale onderwerpen en daarover snel en actueel een standpunt in te willen nemen binnen het kader van wet- en regelgeving en jurisprudentie, teneinde de rechtszekerheid te vergroten. - Partijen willen in de eerste plaats afspraken maken over de kwaliteit van de aangifte loonheffingen op het punt van de regeling voor privégebruik auto. Deze afspraken worden weergegeven in bijlage 1 van dit convenant. 2. Uitgangspunten - Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en blijven zonder enige beperking op partijen van toepassing. - Tussen partijen staan centraal het onderhouden en versterken van de bereidheid om aan fiscale verplichtingen te voldoen en het verschaffen van rechtszekerheid met betrekking tot de in de praktijk bij partijen gerezen vragen. - Partijen streven in het bijzonder naar het bevorderen van een correcte uitvoering van fiscale regelgeving binnen de branche met betrekking tot de uitvoering van de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche
122
-
-
-
(hierna te noemen: Handreiking Bijtelling). Partijen leggen actief de in het kader van dit convenant in de praktijk gerezen vragen met betrekking tot de Handreiking Bijtelling aan elkaar voor en streven naar het gezamenlijk duiden van de fiscale gevolgen van deze vragen. Partijen verstrekken daarbij binnen wet- en regelgeving zonder terughoudendheid en zonder voorbehoud inzicht in de relevante feiten en omstandigheden, voor zover nodig voor de heffing en invordering. Gegevens die behoren tot het privédomein van BOVAG Autodealers en haar leden behoeven evenwel niet te worden verstrekt. Partijen bevorderen dat zo veel mogelijk leden van BOVAG afdeling Autodealers zich bij dit convenant aansluiten. Partijen treden periodiek met elkaar in overleg om in de praktijk gerezen vragen te evalueren. Partijen treden ten minste één keer per jaar met elkaar in overleg om dit convenant te actualiseren. De Belastingdienst zal hiertoe het initiatief nemen. Een geactualiseerd convenant vervangt het daaraan voorafgaande convenant.
3. Afspraken Tussen partijen zijn afspraken gemaakt over de kwaliteit van de aangifte loonheffingen op het punt van de regeling voor privégebruik auto bij autodealers (zie bijlage 1). Alleen autodealers die lid zijn van BOVAG afdeling Autodealers kunnen deelnemen aan dit convenant. Zij doen dit door het invullen en insturen van een Deelnemingsverklaring (zie bijlage 2) naar BOVAG Autodealers. Hierdoor geven zij o.m. aan akkoord te gaan met een eventuele steekproef en met de daaruit voor hen voortvloeiende verplichtingen. 4. Looptijd, periodieke evaluatie en beëindiging Dit convenant gaat in op 1 januari 2009 en heeft een looptijd van één jaar. Na afloop van deze periode van één jaar wordt de looptijd telkens stilzwijgend verlengd met één jaar, tenzij een partij drie maanden voor
123
afloop van de termijn van één jaar hiertegen bezwaar maakt. Partijen kunnen dit convenant met onmiddellijke ingang beëindigen. Zij maken eerst hiertoe het voornemen schriftelijk kenbaar en dit wordt met redenen omkleed. De beëindiging zal in een mondeling overleg worden toegelicht, indien door tenminste één van de partijen kenbaar is gemaakt dat daarop prijs wordt gesteld. Deelnemende autodealers hebben ten allen tijde het recht individueel hun deelneming aan het convenant te beëindigen. Dit kunnen zij doen door dit kenbaar te maken aan BOVAG Autodealers waarna BOVAG Autodealers dit doorgeeft aan de Belastingdienst. Door het beëindigen van de deelneming aan het convenant valt de betreffende autodealer terug in het reguliere toezicht. De Belastingdienst heeft het recht de deelneming van autodealers aan het convenant te weigeren of te beëindigen, indien daar goede redenen voor zijn en, voor zover haar geheimhouding haar hierin niet belemmert, in overleg met BOVAG Autodealers. De Belastingdienst zal alleen in uitzonderingsgevallen van dit recht gebruik maken. 5. Ondertekening Bunnik, december 2008 Namens BOVAG Autodealers J. Ploeg drs. J.G.S.M. Burgman
124
Den Haag, december 2008 Namens de Belastingdienst drs. T.W.M. Poolen
Bijlage 1 bij het convenant: afspraken m.b.t. de Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche 1. Kader voor de afspraken De werkgever is verantwoordelijk voor de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de aangifte loonheffingen. Als de werkgever aan de werknemer een auto ter beschikking stelt, geldt een bijzondere regeling voor het privégebruik namelijk de bijtellingsregeling van art. 13bis Wet op de loonbelasting 1964. In de autobranche kan er sprake zijn van wisselend gebruik van auto`s. Hierdoor kan het moeilijk zijn om de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto vast te stellen. In die gevallen kan de werkgever met de `Handreiking Bijtelling privégebruik auto voor de autobranche’ (hierna te noemen: ‘Handreiking Bijtelling’) de grondslag op een praktische manier vaststellen. Als de werkgever met de werknemer een vaste auto is overeengekomen, dan kan de grondslag voor de bijtelling op deze vaste auto worden gebaseerd. Een vaste auto is de auto die de werknemer na werktijd mag meenemen. Op dagen dat de werknemer een vervangende auto heeft, kan de grondslag voor de bijtelling onder voorwaarden toch op de vaste auto worden gebaseerd (zie publicatie Belastingdienst van 3 oktober 2008). Uit de administratie van de werkgever moet voor elke werknemer per dag blijken op welke auto de grondslag voor de bijtelling is gebaseerd. De werkgever dient de registratie regelmatig op juistheid en volledigheid te controleren. Als er geen bijtelling plaatsvindt moet de werkgever kunnen bewijzen dat de werknemer op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt.
125
2. Afspraken De meeste autodealers zijn lid van BOVAG afdeling Autodealers, de organisatie die hun gemeenschappelijke belangen behartigt en die op dit punt namens haar leden de gesprekspartner van de Belastingdienst is. In dat kader hebben de Belastingdienst en BOVAG Autodealers een afspraak gemaakt. Deze afspraak houdt het volgende in: - De werkgever neemt zijn verantwoordelijkheid voor een goede toepassing van de regeling voor privégebruik auto. - De werkgever neemt maatregelen in zijn organisatie om de juiste toepassing te waarborgen. - De volgende elementen kunnen deel uitmaken van deze maatregelen: - Schriftelijke afspraak tussen werkgever en werknemer (aanvulling op de arbeidsovereenkomst) over de regeling voor privégebruik auto. In de afspraak wordt ook opgenomen wat de gevolgen zijn als de bijtelling privégebruik auto onjuist is vastgesteld. De werkgever zal deze op het juiste bedrag vaststellen. In de afspraak is verder opgenomen wat de eventuele gevolgen zijn voor de werknemer. - Gebruik maken van bijvoorbeeld een autoregistratiesysteem. - Toezicht gebaseerd op bestaand bedrijfsbeleid en beschikbare informatie. Hierbij kan gedacht worden aan boetes en schademeldingen. - Ten aanzien van de Verklaring geen privégebruik auto: De afspraak dat een werknemer, ter ondersteuning van de bewijslast dat hij op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt, proefritformulieren gebruikt, indien de auto door een klant wordt gebruikt. - De Belastingdienst volstaat, in samenwerking en overleg met BOVAG Autodealers, met het periodiek houden van een beperkte steekproef. Hierbij wordt met name gelet op de kwaliteit van de genomen maatregelen. Is deze kwaliteit niet goed dan zal de Belastingdienst in overleg met betreffende autodealer zoeken naar een mogelijke aanpassing.
126
-
-
Wanneer bij deze steekproef onvolkomenheden in de aangifte loonheffingen 2009 worden geconstateerd dan moeten deze door de werkgever worden hersteld. In de afspraak tussen werkgever en werknemer kan worden opgenomen dat als deze onvolkomenheden te wijten zijn aan de werknemer, de correcties verrekend zullen worden met de werknemer. De resultaten van de steekproef worden in geanonimiseerde vorm met BOVAG Autodealers besproken. BOVAG Autodealers communiceert daarna de resultaten van deze steekproef met haar leden. Vanuit de praktijk kunnen vragen rijzen over de toepassing van art. 13bis Wet op de loonbelasting 1964. Om per loontijdvak een juiste aangifte loonheffingen te kunnen indienen is het nodig dat vragen direct door de autodealers aan de Belastingdienst/Oost/Coördinatiepunt privégebruik auto, Antwoordnummer 403, 7100 WB Winterswijk worden voorgelegd. De Belastingdienst zorgt voor een snelle en efficiënte beantwoording. Periodiek worden deze vragen tussen partijen geëvalueerd.
127
4. Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche 1 Inleiding Als u aan uw werknemer een auto van de zaak ter beschikking stelt, geldt een bijzondere regeling voor het privégebruik: de bijtellingsregeling. Stelt u een werknemer gelijktijdig twee of meer auto’s ter beschikking? Dan moet u het privégebruik per auto beoordelen. In de autobranche kan er sprake zijn van wisselend gebruik van auto’s. Hierdoor kan het moeilijk zijn om de grondslag voor de bijtelling van het privégebruik vast te stellen. In die gevallen kunt u met deze handreiking de grondslag op een praktische manier vaststellen. Ook kunt u lezen wanneer u over de bijtelling loonbelasting/premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet moet inhouden en wat u moet administreren. 2 Bijtelling bepalen U bepaalt de bijtelling per dag. Dat geldt zowel voor dagen waarop de werknemer de auto gebruikt als voor dagen waarop hij geen auto gebruikt. De bijtelling per dag is 1/365 van de bijtelling op kalenderjaarbasis. Bij het bepalen van de hoogte van de bijtelling moet u onderscheid maken tussen de volgende drie situaties: - De werknemer neemt na werktijd een auto mee. - De werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen. - De werknemer neemt geen auto mee. 2.1 De werknemer neemt na werktijd een auto mee U baseert de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto die de werknemer aan het eind van de werkdag meeneemt. Let op! Deze situatie geldt ook als de werknemer aan het eind van een werkdag geen auto meeneemt, maar eerder wel een auto heeft meegenomen die hij nog niet naar de zaak heeft teruggebracht.
128
2.2 De werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen Op dagen waarop de werknemer niet werkt (dus bijvoorbeeld in het weekend, tijdens verlof of ziekte), baseert u de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto die de werknemer als laatste heeft meegenomen en nog niet naar de zaak heeft teruggebracht. 2.3 De werknemer neemt geen auto mee Neemt de werknemer aan het eind van de werkdag geen auto mee? Of heeft hij in het weekend, tijdens verlof of ziekte geen auto? Dan baseert u de grondslag voor de bijtelling privégebruik op de auto waarop u in de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst hebt gebaseerd op grond van deze handreiking. Zijn er nog geen twee maanden verstreken, dan baseert u de grondslag voor de bijtelling op de auto waarop u de grondslag in deze kortere periode het vaakst hebt gebaseerd. 2.4 Voorbeeld Een werknemer rijdt op maandag na werktijd naar huis met auto A. Op dinsdag rijdt hij met auto A naar het werk en na werktijd met auto B naar huis. Op woensdag laat hij auto B thuis staan. Hij gaat met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij ook weer met de fiets naar huis. Op donderdag rijdt hij met auto B naar het werk en gaat hij lopend naar huis. Op vrijdag gaat hij met de fiets naar het werk en na werktijd gaat hij met auto C naar huis. U baseert de grondslag voor de bijtelling privégebruik op: - maandag: auto A (2.1) - dinsdag: auto B (2.1) - woensdag: auto B (2.1) - donderdag: vaakst bijgetelde auto afgelopen twee maanden (2.3) -
vrijdag: auto C (2.1) weekend: auto C (2.2)
3 Wanneer bijtellen? Als u het loon uitbetaalt, kan het zijn dat het gebruik van de auto’s over dat loontijdvak nog niet bekend is.
129
In dat geval mag u de bijtelling over dat loontijdvak toerekenen aan het direct opvolgende loontijdvak. Voorbeeld U betaalt het loon per maand uit. U kunt de bijtelling over maart pas eind maart vaststellen. De bijtelling mag u toerekenen aan april. Inhouding over de bijtelling van maart vindt dan in april plaats. Let op! Bij ontslag van een werknemer moet u de laatste bijtelling nog verwerken. U moet hierover uiterlijk inhouden op het laatste moment dat nog loon in geld aan de werknemer wordt uitbetaald. 4 Administratie U moet ervoor zorgen dat voor elke werknemer uit uw administratie blijkt op welke auto de grondslag voor de bijtelling per dag is gebaseerd. Ook moet duidelijk zijn waarom u de grondslag op die auto hebt gebaseerd, dus van welke van de bovengenoemde drie situaties er op een dag sprake was. Controleer de registratie regelmatig op juistheid en volledigheid, zodat u de bijtelling correct in uw aangifte loonheffingen kunt verwerken. 5 Vragen Als u vragen hebt over deze handreiking of als u de grondslag voor de bijtelling privégebruik auto op een andere manier wilt bepalen, dan kunt u contact opnemen met: Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum Auto Postbus 213 7100 AE Winterswijk
130
5. Handreiking toezicht bijtelling privégebruik auto en geen bijtelling privégebruik auto voor de autobranche 1 Inleiding Bent u werkgever in de autobranche? En telt u bij op grond van de Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche? Dan vindt u hier richtlijnen voor het toezicht dat u moet houden. Als u niet bijtelt, moet u kunnen bewijzen dat een werknemer op kalenderjaarbasis niet meer dan 500 privékilometers rijdt. In deze handreiking staan twee manieren waarop u dat kunt doen. In beide gevallen moet u als werkgever toezicht houden. In deze handreiking kunt u ook lezen waaruit dat toezicht bestaat. Een goede administratieve organisatie kan u helpen bij het toezicht houden. Let op! Deze handreiking geldt ook voor directeuren-grootaandeelhouders. 2 Toezicht en bijtelling privégebruik auto U moet ervoor zorgen dat voor elke werknemer uit de administratie blijkt op welke auto de grondslag voor de bijtelling per dag is gebaseerd. Ook moet duidelijk zijn waarom u de grondslag op die auto hebt gebaseerd, dus van welke van de drie situaties in de Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche er op een dag sprake was: - Uw werknemer neemt na werktijd een auto mee (situatie 2.1). - Uw werknemer werkt niet, maar heeft wel een auto meegenomen (situatie 2.2). - Uw werknemer neemt geen auto mee (situatie 2.3). Let op! Het bepalen van de grondslag per dag betekent niet dat de auto’s waarop u de grondslag baseert, dagelijks geregistreerd moeten worden. Uw bedrijf kan bijvoorbeeld interne richtlijnen hebben waardoor alleen wijzigingen geregistreerd hoeven te worden.
131
U moet toezicht houden op de juistheid en volledigheid van de administratie. U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende controles uitvoert: - U controleert minimaal één keer per loontijdvak na werktijd: - welke auto’s afwezig zijn. U moet elke afwezige auto kunnen verklaren. - de administratie op situatie 2.3 (de werknemer neemt geen auto mee). U controleert of de grondslag voor de bijtelling terecht is gebaseerd op de auto waarop de afgelopen twee maanden de grondslag het vaakst is gebaseerd. - Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademeldingen, dan vergelijkt u deze informatie met de administratie. 3 Toezicht en geen bijtelling privégebruik auto Als u wilt bewijzen dat een werknemer niet meer dan 500 privékilometers rijdt, moet u onderscheid maken tussen de volgende twee situaties: - De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na werktijd een auto mee. - De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na werktijd een auto mee. 3.1 De werknemer neemt in een kalenderjaar op één of meer dagen na werktijd een auto mee In dit geval kunt u als volgt bewijzen dat een werknemer niet meer dan 500 privékilometers rijdt: - U hebt een rittenregistratie met daarin alle kilometers die de werknemer heeft afgelegd. In de rittenregistratie moet ook staan waarom de werknemer de auto op een gegeven moment niet meer
-
gebruikt. Bijvoorbeeld omdat een auto door een klant voor een proefrit of door een collega wordt gebruikt. U houdt voldoende toezicht op de rittenregistratie.
132
U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende controles uitvoert: - U controleert minimaal één keer per loontijdvak na werktijd welke auto’s afwezig zijn. U moet elke afwezige auto kunnen verklaren. - U controleert de kilometerstanden van de auto’s. Dit betekent dat u bij ieder begin en eind van een periode van gebruik door de werknemer de begin- en eindstand van de kilometerteller met de rittenregistratie vergelijkt. Eindigt het gebruik van de auto door de werknemer doordat een klant een proefrit gaat maken? Dan kunt u de rittenregistratie met de proefritregistratie vergelijken. De klant keurt de begin- en eindstand van de kilometerteller goed door zijn handtekening en zijn naam en adresgegevens op het proefritformulier te zetten. - U controleert van alle werknemers de rittenregistratie vier keer verspreid over het kalenderjaar een week lang. Bij deze controle vergelijkt u de rittenregistratie bijvoorbeeld met agenda’s, werkroosters, proefritformulieren et cetera. - Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademeldingen, dan vergelijkt u deze informatie met de rittenregistratie. 3.2 De werknemer neemt in een kalenderjaar op geen enkele dag na werktijd een auto mee In dit geval kunt u als volgt bewijzen dat een werknemer niet meer dan 500 privékilometers rijdt: - Er geldt een verbod op grond waarvan de werknemer de auto niet voor privégebruik en woonwerkverkeer mag gebruiken. - U hebt een vereenvoudigde rittenregistratie met daarin de volgende gegevens per rit: - het kenteken van de auto
-
- de datum van de rit - het vertrek- en aankomstadres - het doel van de reis U houdt voldoende toezicht op het verbod en op de vereenvoudigde rittenregistratie.
133
U houdt voldoende toezicht als u in ieder geval de volgende controles uitvoert: - U controleert van alle werknemers de vereenvoudigde rittenregistratie vier keer verspreid over het kalenderjaar een week lang. Bij deze controle vergelijkt u de vereenvoudigde rittenregistratie bijvoorbeeld met agenda’s, werkroosters et cetera. - Zodra u informatie van buiten krijgt, zoals boetes of schademeldingen, dan vergelijkt u deze informatie met de vereenvoudigde rittenregistratie. 4 Vastleggen van toezichtactiviteiten U moet uw toezichtactiviteiten en de uitkomsten daarvan schriftelijk vastleggen en bewaren bij de loonadministratie. Hebt u verschillen geconstateerd, dan kan dat betekenen dat u uw administratie moet aanpassen en dat u uw aangifte loonheffingen moet corrigeren. Doet u dat niet, dan moet u de verschillen verklaren. 5 Vragen? Als u vragen hebt over deze handreiking of over andere vormen van toezicht, dan kunt u contact opnemen met: Belastingdienst/Oost/Landelijk Coördinatiecentrum auto Postbus 213 7100 AE Winterswijk
134
Aantekeningen
135
Aantekeningen
136
2