De fiscale wetgeving rond de automobiliteit in Nederland is voortdurend in beweging. De afbouw van de BPM, kortingen op basis van milieudifferentiatie op BPM en Motorrijtuigenbelasting, de verschillende bijtellingstarieven voor privégebruik van de auto van de zaak; u moet er als ondernemer in de branche voldoende over weten om uw klant goed te adviseren. Ook de talloze fiscale regels waar u als ondernemer mee te maken krijgt, wijzigen geregeld. Hoe verloopt bijvoorbeeld de BTW-heffing bij de margeregeling? Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor de ondernemer? Hoe werkt de investeringsaftrek? En hoe zit het met de regels omtrent de auto van de zaak? Kent u de belastingregels goed, dan voorkomt u onnodige financiële risico’s en kunt u bovendien zelf financieel voordeel behalen. De jaarlijkse uitgave Auto en Fiscus van BOVAG en AMD Automotive Fiscalisten geeft een heldere en praktische uitleg over de fiscale regelgeving in Nederland. De honderd meest gestelde vragen en hun antwoorden, mogen niet ontbreken in uw boekenkast.
Auto en Fiscus 2012
Auto en Fiscus 2012
Auto en Fiscus 2012 BOVAG Kosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I www.bovag.nl
De 100 meest gestelde vragen
AUTO & FISCUS
De 100 meestgestelde vragen over uw auto en de fiscus
- editie 2012 -
een uitgave van BOVAG in samenwerking met AMD automotive fiscalisten
Disclaimer / copyright Hoewel aan het samenstellen van de inhoud van dit boek de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteurs noch de uitgever enige aansprakelijkheid voor het gebruik van de in dit boek opgenomen informatie zonder uitdrukkelijke betrokkenheid van de auteurs bij advisering in het concrete geval en staan zij niet in voor afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. Alle namen die in de voorbeelden in dit boek zijn gebruikt, zijn ontsproten aan de fantasie van de auteurs. Elke gelijkenis met bestaande personen of ondernemingen berust dan ook op louter toeval.
© Januari 2012. Copyright van deze uitgave berust bij AMD automotive fiscalisten B.V.. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
2
Voorwoord BOVAG maakt zich hard voor een goed ondernemersklimaat in de automotive branche. Niemand wil immers belemmerd worden door regelmatig veranderende regels in de fiscale wetgeving. Met succes is er in 2011 een lobby gevoerd om meer tijd te krijgen tussen de aankondiging en de ingangsdata van wijzigingen in het belastingstelsel. Dankzij de lobbyisten van BOVAG weten we nu ruim van te voren wanneer er iets gaat veranderen zodat ondernemers daar tijdig hun activiteiten op kunnen aanpassen. De overheid toont zich hierin nu als een betrouwbare partner. Ook het terugdringen van administratieve lasten staat hoog op de prioriteitenlijst van onze lobbyisten. Ze boekten ook op dat gebied in 2011 succes met de vereenvoudiging van de btw-correctie op het privégebruik van een auto van de zaak. Het vooruitzicht van een berg extra papierwerk blijft de ondernemer nu bespaard. ‘Auto & Fiscus 2012’ bundelt alle fiscale regels voor de automotive ondernemer en zijn klant. Wat zijn bijvoorbeeld de CO2-normen voor de bijtellingscategorieën? Welke overgangsregeling geldt bij de aanscherping daarvan? Op welke auto’s kan de ondernemer versneld afschrijven? En hoe zit het met de regels omtrent de bestelauto van de zaak? Als bijlagen hebben wij de per 2012 fors uitgebreide wettekst van de bijtelling auto van de zaak bijgevoegd. Daarnaast ook de tekst van de BPM-vrijstelling voor ondernemers. Een derde bijlage betreft een overzichtelijk schema van de overgangsregeling van de bijtelling. Deze uitgave is met uiterste zorg samengesteld door BOVAG en de belastingadviseurs van AMD automotive fiscalisten. Vragen die zij in hun dagelijkse praktijk krijgen, worden in dit boekje beantwoord. Dit is gebaseerd op de wetgeving en jurisprudentie per 1 januari 2012. Wij brengen u met deze uitgave op de hoogte van de belangrijkste fiscale regels en wijzigingen per 2012 met betrekking tot de auto en de fiscus en vertrouwen op de praktische toepasbaarheid voor uw dagelijkse praktijk! Bunnik, januari 2012 BOVAG
3
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inhoudsopgave
4
Inhoudsopgave van de behandelde vragen
5
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen)
9
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling
23
III. Omzetbelasting / BTW
54
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM)
66
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB)
87
VI. Leasing
96
Onderwerpenregister
101
Bijlage 1 wettekst bijtelling loonbelasting
106
Bijlage 2 wettekst BPM-vrijstelling ondernemers
113
Bijlage 3 Stroomschema bijtelling
115
4
Inhoudsopgave van de behandelde vragen I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting (algemeen) 1.
Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek?
2.
Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling?
3.
Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek?
4.
Wat is de milieu-investeringsaftrek?
5.
Hoe snel mag ik een auto afschrijven?
6.
Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel?
7.
Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken?
8.
Wat wordt verstaan onder boekwinst?
9.
Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst?
10.
Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto?
11.
Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen?
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling 12.
Wie heeft een bijtelling?
13.
Hoe hoog is de bijtelling dit jaar?
14.
Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
15.
Welke overgangsregeling geldt er voor de bijtelling?
16.
Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend?
17.
Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling?
18.
Krijg je een bijtelling voor een bestelauto?
19.
Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer?
20.
Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar?
21.
Kan ik de bijtelling voorkomen?
22.
Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien?
23.
Is voor bestelauto’s nog steeds een rittenregistratie nodig?
24.
Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’?
25.
Is woon-werkverkeer privé of zakelijk?
26.
Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke auto’s hij heeft gereden?
27.
Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft?
28.
Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft?
29.
Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen van de ondernemer behoort?
5
30. 31.
Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto? Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de zaak is gereden?
32.
Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd?
33.
Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties?
34.
Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat betekent dat voor mijn bijtelling?
35.
Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers?
36.
Is carpoolen voordelig?
37.
Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privéauto naar het werk ga?
38.
Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever deze onbelast vergoeden?
39.
Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoeden van parkeerkosten?
40.
Wat gebeurt er als ik per fiets, op de motor of per taxi naar mijn werk ga?
III. Omzetbelasting / BTW 41. 42.
Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken? Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van de zaak?
43.
Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers?
44.
Geldt de correctie voor het privégebruik voor een onbeperkt aantal jaren?
45.
Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privévermogen rekenen?
46.
Geldt de bijzondere regeling voor bestelauto’s nog?
47.
Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het personeel?
48.
Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn personeel betaal?
49.
Hoe verloopt de BTW-heffing zonder toepassing van de margeregeling?
50.
Hoe verloopt de BTW-heffing bij de margeregeling?
51.
Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen?
52.
Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een buitenlandse afnemer?
53.
6
Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen?
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) 54.
Wat is BPM precies?
55.
Op welke auto’s wordt BPM geheven?
56.
Hoe hoog is het BPM-tarief voor personenauto’s in 2012?
57.
Hoe hoog is het BPM-tarief voor bestelauto’s in 2012?
58.
Hoe snel wordt de BPM afgebouwd?
59.
Geldt de roetfilterregeling nog?
60.
Welk effect heeft het energielabel?
61.
Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM?
62.
Op welk moment is er BPM verschuldigd?
63.
Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers?
64.
Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van een nieuwe bestelauto?
65.
Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van een nieuwe bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe?
66.
Welk formulier moet ik gebruiken voor de doorschuifregeling?
67.
Is BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto?
68.
Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM?
69.
Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat?
70.
Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of aanpassing van de auto?
71. 72.
Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling? Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands kenteken gebruiken?
73.
Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse auto een BPM-vrijstelling?
74.
Ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse huurauto?
75.
en ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto?
76.
Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug?
77.
Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen?
78.
Hoe werkt de taxiregeling?
79.
Geldt de taxiregeling ook bij leasing?
80.
Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto?
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB) 81.
Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden?
82.
Maakt het wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb?
7
83.
Tot wanneer blijft het nihil-tarief gelden voor mijn zeer zuinige auto?
84.
Zijn er ook auto’s waarvoor een bijzonder tarief of vrijstelling geldt?
85.
Wat betaal ik voor een elektrische auto?
86.
Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga betalen?
87.
Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu?
88.
Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen?
89.
Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en aanhangwagen?
90.
Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de MRB?
91.
Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer te betalen?
92.
Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug?
93.
Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug?
94.
Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug?
VI. Leasing 95.
Wat is financial lease?
96.
Wat is operational lease?
97.
Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease?
98.
Heb ik wel recht op BPM-teruggave bij een geleaste bestelauto?
99.
Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen?
100.
Hoe wordt de BTW berekend bij leasing?
8
I. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting Inleiding In dit hoofdstuk vindt u de vragen en antwoorden die gaan over de inzet van een personen- of bestelauto door een onderneming. Allereerst komt de afschrijving op de auto aan de orde, zowel voor ondernemingen die al meerdere jaren bestaan, als voor startende ondernemers. Ook wordt ingegaan op de investeringsaftrek (inclusief de uitbreiding tot zeer zuinige personenauto’s) en regelingen voor milieuvriendelijke investeringen. Met de willekeurige afschrijving voor zeer zuinige auto’s of elektrische auto’s kan een liquiditeits- en rentevoordeel worden behaald. Voorbeelden laten zien wat het effect is van het verschuiven van investeringsverplichtingen over de kalenderjaargrens heen. Bij inruil en verkoop van de auto kan tenslotte een boekwinst ontstaan. In dit hoofdstuk worden tips gegevens hoe afrekening over die boekwinst kan worden voorkomen.
1. Op welke auto’s krijg ik investeringsaftrek? Investeringsaftrek is een extra aftrekpost die een ondernemer krijgt indien hij per jaar meer dan € 2.300 in bedrijfsmiddelen investeert. Er gelden eisen voor de hoogte van de afzonderlijke investeringen: de ondergrens is gesteld op € 450. Onder dat bedrag krijgt u geen investeringsaftrek. Wel mag u dan die kosten in één keer van uw winst aftrekken. Deze extra aftrek staat los van de boekwaarde van het bedrijfsmiddel en het bedrag van de afschrijving en beïnvloedt deze dus niet. De bovengrens is in 2010 fors verruimd en ligt in 2012 bij € 306.931. Bij een totaal investeringsbedrag per jaar boven € 306.931 geldt er geen investeringsaftrek meer.
9
De investeringsaftrek bedraagt in 2012: Investering Meer dan
Maar niet meer dan
Aftrek
-
2.300
0
2.300
55.248
28%
55.248
102.311
€ 15.470
102.311
306.931
€ 15.470 minus 7,56%
306.931
(investeringstotaal minus € 102.311) 0
Voor de automotive zijn de belangrijkste bijzonderheden: •
Op auto’s met geel kenteken met een CO2-uitstoot boven 95 gram/km (diesel) resp. 110 gram/km (benzine) en die niet bestemd zijn voor het beroepsvervoer krijgt u geen investeringsaftrek.
•
Op zeer zuinige personenauto’s tot en met bovengenoemde CO2-grenzen is vanaf 2010 wèl investeringsaftrek van toepassing.
•
Er geldt geen investeringsaftrek voor auto’s die worden verhuurd aan derden.
Naast deze investeringsaftrek kan ook de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek van toepassing zijn. Als de bedrijfsmiddelen worden verkocht binnen 5 jaar na het begin van het jaar waarin de aanschaf heeft plaatsgevonden, wordt de investeringsaftrek gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Dit gebeurt door het aangeven van een desinvesteringsbijtelling ter grootte van het percentage dat destijds als investeringsaftrek is geclaimd, vermenigvuldigd met de verkoopprijs. Verwijzing Investeringsaftrek bij leasing
vraag 97
Voorbeeld 1 Ondernemer Dick schaft 3 bestelauto’s aan à € 25.000. Met zijn winst valt hij in de 42%-schijf van de inkomstenbelasting. Zijn investeringsaftrek
€ 15.470
Zijn netto voordeel
€ 15.470 * 42% = € 6.497
10
Voorbeeld 2 Onderneemster Minie schaft 3 identieke bestelauto’s aan à € 25.000. Ook investeert zij dit jaar in een pand à € 400.000. Haar investeringsaftrek
(3 * € 25.000 + € 400.000) * 0% = € 0
Haar netto voordeel
€ 0 * 42% = € 0
2. Wat doe ik met investeringsaftrek rondom de jaarwisseling? Het percentage investeringsaftrek is afhankelijk van het totale investeringsbedrag in een bepaald jaar. Als er dit jaar al veel investeringen zijn geweest, kan het zinvol zijn de investering uit te stellen tot volgend jaar. Als verwacht wordt dat er volgend jaar veel geïnvesteerd zal worden, kan een deel van de investeringen juist beter naar voren gehaald worden. Hierdoor kunnen de aftrekpercentages van de investeringsaftrek optimaal benut worden. Voor het bepalen van het percentage investeringsaftrek is van belang: •
de datum van het aangaan van de verplichtingen: het tekenen van de order c.q. de opdrachtbevestiging.
U kunt de aftrekpost nog in hetzelfde jaar te gelde maken: •
als het bedrijfsmiddel in dat jaar in gebruik wordt genomen; of
•
voor zover er een aanbetaling heeft plaatsgevonden.
De aanbetaling kan voor de ondernemer die de investering doet ook nog een ander aspect hebben: mits hem een factuur wordt uitgereikt met BTW, kan hij de BTW in dat tijdvak alvast terugvragen. De leverancier dient er daarbij wel op te letten dat hij op het moment van uitreiken van de factuur ook de BTW al moet afdragen. Voorbeeld 1 Vervroegen van investeringen Een handelsonderneming investeert in 2012 voor € 45.000 in diverse bedrijfsmiddelen. Voor 2013 is aanschaf van een grote machine gepland. Kostprijs € 150.000. De B.V. overweegt ook aanschaf van een bestelauto à € 30.000 in 2013.
11
Investeringsaftrek (bij ongewijzigde tabel in 2013) bij aanschaf van de bestelauto in 2013: In 2012
€ 45.000 * 28% = € 12.600
In 2013
€ 15.470 – 7,56% x (€ 180.000 - € 102.311) = € 9.597
Totale investeringsaftrek
€ 22.197
Investeringsaftrek bij aanschaf bestelauto in 2012: In 2012
vaste aftrek tussen € 55.248 en € 102.311 = € 15.470
In 2013
€ 15.470 – 7,56% x (€ 150.000 - € 102.311) = € 11.865
Totale investeringsaftrek
€ 27.335
Netto voordeel (€ 27.335 - € 22.197) * 25% vennootschapsbelasting = € 1.285. Voorbeeld 2 Uitstellen van investeringen Een bouwbedrijf investeert in 2012 reeds voor € 185.000. Voor 2013 zijn geen noemenswaardige investeringen gepland. Men overweegt aanschaf van een extra bestelauto (€ 15.000) eind 2012 of begin 2013. Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2012: € 8.085 Totale investeringsaftrek in beide jaren bij aanschaf bestelauto in 2013: € 13.419 Netto voordeel € 5.334 * 25% = € 1.333.
3. Waarop krijg ik energie-investeringsaftrek? Energie-investeringsaftrek is een extra faciliteit voor investeringen in energiezuinige bedrijfsmiddelen. Voor deze energie-investeringsaftrek (EIA) wordt jaarlijks een lijst gepubliceerd. Op de op die lijst vermelde investeringen is een energie-investeringsaftrek van 41,5% van toepassing. Wel geldt er een ondergrens van € 2.200 (totaalbedrag aan energie-investeringen per jaar). Voorbeelden van investeringen die in aanmerking komen voor EIA zijn:
12
•
zij-afscherming
•
bandenspannings(regel)systeem
•
kopschot windscherm
De EIA-investeringen moeten binnen 3 maanden bij de belastingdienst worden aangemeld. Raadpleeg voor u investeert altijd de actuele EIA-lijst, te vinden op www.agentschapnl.nl. Voorbeeld Den Boer B.V. is een transportbedrijf. Zij rust haar vrachtauto’s uit met zijafscherming en een kopschot windscherm. Hiermee is een bedrag gemoeid van € 25.000. De energie-investeringsaftrek bedraagt:
€ 10.375
Het directe belastingvoordeel bedraagt (25%):
€ 2.594
4. Wat is de milieu-investeringsaftrek? Milieu-investeringsaftrek (MIA) is een extra investeringsaftrek, bovenop de normale investeringsaftrek. Voor deze faciliteit wordt jaarlijks een lijst opgesteld: de zogeheten ‘milieulijst’. Op de lijst staan investeringen ter voorkoming van waterverontreiniging c.q. ter bevordering van waterbesparing, ter voorkoming van bodem- en luchtverontreiniging, ter beperking van afvalstoffen en geluidsemissies en investeringen in mobiele machines. Er is een verdeling gemaakt in een drietal categorieën: 40%, 30% en 15% aftrek (welke tarieven tijdelijk, tot 2014, zijn verlaagd tot 36%, 27% en 13,5%). Welk percentage van toepassing is, blijkt uit de milieulijst. Daarnaast blijkt uit de lijst of er wellicht ook willekeurig afgeschreven kan worden op basis van de zg. VAMIL-regeling. Voor deze fiscale faciliteit geldt een meldingsplicht (binnen 3 maanden na investering).
13
Voor de automotivebranche zijn met name de volgende investeringen van belang: Investering Bovag Erkend Duurzaam
Soort regeling MIA
Nummer E 1150
Elektrisch aangedreven voertuig
VAMIL/MIA
F 5070
Zeer zuinige personenauto
VAMIL
C 5076
Hybride aangedreven bestelauto
MIA
E 5078
Aardgasauto voor zakelijk vervoer
VAMIL
C 5079
Brandstofcelsysteem voor aandrijving van trans-
VAMIL/MIA
F 5050
Rijsimulator
VAMIL/MIA
B 1080
Waterstofafleverstation
VAMIL/MIA
A 2040
Oplaadpunt voor elektrische voertuigen
VAMIL/MIA
F 2041
Aardgasaflever- of aardgasvulpunt
VAMIL/MIA
B 2050
VAMIL/MIA
F 2152
Geluidarme opbouw voor bakwagen, trekker, opleg- VAMIL/MIA
F 4161
portmiddelen
(op bedrijventerreinen) Dubbeldek trailer ger, aanhanger of bestelwagen
Bovenstaande voorbeelden zijn ontleend aan de bij afsluiting van de kopij van dit boek geldende lijst. Raadpleeg voor investering altijd de website www.agentschapnl.nl voor de actuele milieulijst en de concrete productomschrijvingen. Verwijzing Willekeurige afschrijving (VAMIL)
vraag 6
5. Hoe snel mag ik een auto afschrijven? Bij aanschaf van een auto in de onderneming dient de auto voor de aanschafprijs op de balans opgenomen te worden. Deze aanschafprijs is normaliter exclusief BTW, omdat deze BTW teruggevraagd kan worden. Ook de BPM op een bestelauto wordt door ondernemers niet geactiveerd, aangezien zij vrijgesteld zijn van BPM. De investeringsaftrek is een extra aftrekpost en wordt daarom niet in mindering gebracht op deze aanschafprijs. Vervolgens moet een inschatting worden gemaakt van de vermoedelijke gebruiksduur en de restwaarde. De gebruiksduur zal sterk afhangen van het soort onderneming en de vraag hoe intensief de auto wordt gebruikt. Voor bijvoorbeeld een koeriersbedrijf zal
14
dat anders liggen dan voor een ‘doorsnee ondernemer’. Het verschil tussen de aanschafprijs en de restwaarde wordt vervolgens in gelijke delen verdeeld over de gebruiksduur. Het versnellen van de afschrijving door op basis van een vast percentage van de boekwaarde af te schrijven is slechts in uitzonderingssituaties toegestaan. Wel bestaan er afwijkende afschrijvingsstelsels voor bepaalde bedrijfsmiddelen of groepen ondernemers (met name milieu-investeringen en investeringen door starters). Naast bovenstaande systematiek geldt er ook een jaarlijkse bovengrens: Onder andere voor personen- en bestelauto’s geldt een maximale afschrijving per jaar van 20% van de aanschafwaarde. Het nadeel van deze afschrijvingsbeperking is dat de afschrijving pas in een later jaar afgetrokken mag worden. Deze regeling kan een beperking in de afschrijving opleveren bij hoge kilometrages en lage restwaarden. Bij een normale restwaarde levert bovengenoemde 20% meestal geen beperking op. De afschrijving is door bovengenoemd systeem in alle jaren even hoog. Omdat dit niet altijd ook de bedrijfseconomische realiteit weergeeft, maken sommige bedrijven verschil tussen hun bedrijfseconomische afschrijving (afnemend percentage) en fiscale afschrijving (vast percentage). De afschrijving komt in aftrek op het belastbare resultaat van de onderneming. Een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap wordt belast met inkomstenbelasting, oplopend tot 52%. B.V.’s en N.V.’s worden belast met vennootschapsbelasting, oplopend tot 25%. Verwijzing Willekeurige afschrijving
vraag 6
Investeringsaftrek
vraag 1
Aftrek BTW
vraag 41
Voorbeeld Rob schaft in 2012 een bestelauto aan met een aanschafwaarde van € 24.000 exclusief BPM en BTW. De restwaarde wordt geschat op € 8.000 na afloop van de gebruiksduur van 4 jaar.
15
De afschrijving per jaar bedraagt dan: Aanschafprijs
€ 24.000
Restwaarde
€
Totale afschrijving
€ 16.000
Afschrijving per jaar
€
8.000 4.000
Rob ondervindt hierbij geen beperking van de afschrijvingsmaximering van 20% van de aanschafwaarde. Dat kan echter wèl het geval zijn bij een kortere looptijd of een lagere restwaarde, bijvoorbeeld bij een groter jaarlijks kilometrage.
6. Hoe werkt de willekeurige afschrijving en wat is mijn voordeel? Op sommige soorten investeringen mag afwijkend worden afgeschreven. Dat geldt voor milieu-investeringen en investeringen door starters. De afschrijving mag ‘willekeurig’ plaatsvinden, dat wil zeggen dat u zich niet aan de normale afschrijvingsregels hoeft te houden. Het voordeel is dan een liquiditeits- en rentevoordeel: door de snellere afschrijving betaalt u in dat jaar minder belasting. Maar soms kan het ook voordelig zijn de afschrijving te verdelen over meerdere jaren. In elk van de jaren kan de afschrijving dan van de belasting in de hoogste tariefschijven afgetrokken worden. Omdat de afschrijving niet jaarlijks even hoog hoeft te zijn, kunt u er ook voor kiezen precies dát bedrag af te schrijven waarmee u optimaal gebruik maakt van de tariefgrenzen en andere regelingen die gekoppeld zijn aan het winst- of inkomensniveau. De milieu-investeringen die voor deze willekeurige afschrijving in aanmerking komen, kunt u in de jaren tot 2014 voor maximaal 75% willekeurig afschrijven. Vanaf 2014 kunt u deze milieu-investeringen weer voor 100% willekeurig afschrijven. U vindt deze investeringen op de zogenaamde milieulijst, die jaarlijks door Agentschap NL gepubliceerd wordt. Deze lijst wordt ook wel de VAMIL-lijst genoemd. Op deze lijst staan bijvoorbeeld nieuwe zeer zuinige personenauto’s en de nieuwe aardgasauto’s. Let er op dat het voor toepassing van deze regeling nodig is de investering binnen 3 maanden na het aangaan van de verplichtingen te melden via Agentschap NL. Een derde mogelijkheid is inmiddels vervallen: De tijdelijke regeling met betrekking tot investeringen in 2009, 2010 en 2011 was een regeling ter bestrijding
16
van de economische crisis. Onder deze regeling vielen bijvoorbeeld nieuwe bestelauto’s, vrachtauto’s en zeer zuinige personenauto’s (dat wil zeggen met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gram/km in geval van een dieselmotor respectievelijk niet meer dan 110 gram/km in geval van een benzinemotor). Deze regeling is nog van belang voor de belastingaangifte over 2011, maar kan niet meer worden gebruikt voor investeringen waarvoor na 2011 verplichtingen worden aangegaan. Verwijzing Milieu-investeringen
vraag 4
Faciliteiten voor starters
vraag 7
7. Van welke faciliteiten kan ik als startende ondernemer gebruik maken? In de eerste drie jaren van de onderneming geldt – als de ondernemer minimaal 1225 uur per jaar in zijn onderneming werkt – een extra fiscale aftrekpost onder de noemer “ondernemersaftrek”. Deze extra aftrekpost voor starters staat bekend als “startersaftrek”. Deze extra aftrek bedraagt ruim tweeduizend euro per jaar. Mist men een jaar extra aftrek doordat niet aan de uren-eis wordt voldaan, dan kan dat in het vierde of vijfde jaar nog ingehaald worden. Preciezer gezegd: als een ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en in die jaren nog niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek heeft geclaimd, mag in het lopende jaar de zelfstandigenaftrek verhoogd worden met de startersaftrek. Op investeringen in de jaren waarin de startersaftrek van toepassing is, mag willekeurig worden afgeschreven. Ook is willekeurige afschrijving mogelijk op investeringen in het daaraan voorafgaande jaar. Wel geldt als voorwaarde dat op deze investeringen investeringsaftrek geclaimd kan worden. Hierdoor geldt de willekeurige afschrijving bijvoorbeeld niet voor goodwill en voor de meeste personenauto’s. Ook geldt het maximumbedrag van de investeringsaftrek als “plafond” voor het bedrag aan willekeurige afschrijving in dat jaar. “Willekeurig” hoeft overigens niet per definitie “versneld” te betekenen. Voor veel starters kan het zinvol zijn de afschrijvingen zó over de jaren te spreiden dat er optimaal wordt geprofiteerd van de (verwachte) belastingtarieven.
17
De aftrekpost van de afschrijving kan dus ook uitgesteld worden tot jaren waarin de winst in een hogere schijf valt. Verwijzing Willekeurige afschrijving
vraag 6
Voorbeeld Startend ondernemer Marcel investeert in het eerste jaar van het bestaan van de onderneming in een nieuwe bestelauto. De totale afschrijving over de komende vier jaar bedraagt € 20.000. Marcel werkt fulltime in deze onderneming. Hij heeft dus recht op startersaftrek, zodat hij over de investering in de bestelauto willekeurig kan afschrijven. Hij verwacht dat zijn winst in de eerste vier jaren in de volgende tariefschijven zal vallen: 2012:
42%
2013:
42%
2014:
52%
2015:
52%
Alternatief 1 is de afschrijving gewoon in vier gelijke jaarlijkse delen af te trekken van de winst. Marcel mag echter willekeurig afschrijven. Alternatief 2 is dan het hele bedrag in één keer in jaar 1 af te schrijven. Alternatief 3 is het uitstellen van de afschrijving van jaar 1 en 2 naar jaar 3 en 4 omdat in die laatste twee jaar de winst in hogere belastingschijven valt. De totale belastingteruggave bij deze alternatieven is: Alternatief
1
2
3
2012
2.100
8.400
0
2013
2.100
0
0
2014
2.600
0
5.200
2015
2.600
0
5.200
Totaal
9.400
8.400
10.400
18
Voor een compleet beeld zou ook de rentefactor meegenomen moeten worden, omdat bij de 3 alternatieven de belastingteruggave op een verschillend moment binnenkomt. De contante waarde van de totale teruggaaf is bij deze drie alternatieven: Alternatief
1
2
3
Totale contante waarde
8.578
8.400
8.994
Uitstel van de afschrijving tot de jaren met de hogere belastingtarieven levert in dit voorbeeld dus de hoogste teruggave op.
8. Wat wordt verstaan onder boekwinst? Door de afschrijving op een auto neemt de boekwaarde van de auto af. De boekwaarde is het bedrag waarvoor de auto nog op de balans van de onderneming staat. Als de auto vervolgens verkocht wordt voor een hoger bedrag dan deze boekwaarde, is er sprake van boekwinst. Een andere situatie is dat de geplande looptijd niet wordt volgemaakt en dat de auto eerder wordt afgestoten. Doordat de fiscale afschrijving vaak niet parallel loopt aan het werkelijke waardeverloop, kan ook dan boekwinst ontstaan. Anderzijds kan er ook sprake zijn van een boekverlies. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een te hoog ingeschatte restwaarde. Dit verlies is dan alsnog aftrekbaar op het moment waarop dit verlies geleden wordt. Verwijzing Afschrijving
vraag 5
Willekeurige afschrijving
vraag 6
Desinvesteringsbijtelling
vraag 1
Afrekenen over boekwinst
vraag 9
Herinvesteringsreserve
vraag 10
Voorbeeld Een B.V. heeft begin 2012 een bestelauto aangeschaft voor € 25.000. Zij gaat deze gedurende de komende 4 jaar gebruiken. De restwaarde is gesteld op € 5.000. De jaarlijkse fiscale afschrijving is dan € 5.000.
19
Het fiscale en het werkelijke waardeverloop zien er als volgt uit: Fiscaal
Werkelijk
Aanschaf
25.000
25.000
Waarde eind 2012
20.000
18.000
Waarde eind 2013
15.000
15.000
Waarde eind 2014
10.000
12.000
Verkoop eind 2015
5.000
6.000
Als de auto eind 2014 verkocht zou worden is er sprake van boekwinst ter grootte van € 2.000. Zou er gebruik gemaakt worden van de willekeurige afschrijvingsmogelijkheid, dan kan vanzelfsprekend een veel grotere boekwinst ontstaan.
9. Wanneer wordt er afgerekend over boekwinst? De boekwinst wordt in de eerste plaats belast op het moment dat deze wordt gerealiseerd door verkoop van de auto. Maar ook zonder ‘echte’ verkoop kan er sprake zijn van belaste boekwinst. Dat is bijvoorbeeld het geval als de auto wordt overgedragen vanuit de onderneming naar het privévermogen. Bij een B.V. is dat in wezen ook gewoon een verkoop. Bij een eenmanszaak ligt dat moeilijker. Herziening van de keuze voor ondernemings- of privévermogen is dan alleen toegestaan bij ingrijpend gewijzigde omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat de auto voortaan alleen nog maar privé gebruikt zal worden. De auto wordt dan vanuit het ondernemingsvermogen overgeboekt naar het privévermogen. Daarbij kan boekwinst ontstaan. Ook als een eenmanszaak beëindigd wordt, worden de boekwinsten belast die op dat moment aanwezig zijn. Directe belastingheffing kan dan bijvoorbeeld worden voorkomen door lijfrentestortingen. Verwijzing Herinvesteren
vraag 10
Keuze voor ondernemings- of privévermogen
vraag 30
20
10. Kan ik de boekwinst meenemen naar een nieuwe auto? Het is fiscaal toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van de ene auto als eerste afschrijving af te boeken op de boekwaarde van een nieuwe auto. Dit voorkomt fiscale afrekening over de boekwinst. In fiscaal jargon heet dit de toepassing van de herinvesteringsreserve. De termijn voor het afboeken van de boekwinst op de nieuwe investeringen is ruim drie jaar: de vervangende investeringen moeten namelijk gedaan zijn in het jaar waarin de oude auto is verkocht of in de drie daarop volgende jaren. Als de auto niet in het jaar zelf wordt vervangen, wordt op de fiscale balans die bij het einde van dat boekjaar wordt opgemaakt een zogenaamde “herinvesteringsreserve” opgenomen. Deze mag gedurende bovengenoemde termijn blijven bestaan, zolang de ondernemer tenminste het voornemen blijft houden om tot herinvestering over te gaan. Is dat voornemen niet langer aanwezig, dan valt de reserve vrij en wordt het bedrag daarvan belast als winst. Voor zover de boekwinst is ontstaan door de willekeurige afschrijving, mag deze niet worden afgeboekt op de boekwaarde van de nieuwe auto. Bij auto’s met grijs kenteken hoeft deze afboeking van de boekwinst overigens geen gevolgen te hebben voor de investeringsaftrek: deze mag gewoon berekend worden over de normale aanschafprijs. Voorwaarde is wel dat u er mee instemt dat de desinvesteringsbijtelling ook wordt berekend over de daadwerkelijke verkoopprijs in plaats van over de boekwaarde. Overigens hoeft deze regeling niet altijd voordelig te zijn, omdat bij een hoger investeringsbedrag een lager percentage investeringsaftrek kan gelden. Verwijzing Desinvesteringsbijtelling
vraag 1
Voorbeeld Bert heeft zijn gebruikte personenauto ingeruild voor een nieuwe auto. Hij heeft een hogere inruilprijs gekregen dan hij aan restwaarde had ingeschat. Deze boekwinst bedraagt € 2.500. Bert zit met zijn bedrijfswinst in de 52%-schijf van de inkomstenbelasting. Direct afrekenen over de boekwinst kost dus € 1.300. Het alternatief is afboeking op de nieuwe auto. Hierdoor wordt de afschrijving over de rest van de looptijd van 4 jaar in totaal € 2.500 lager. Er is dus sprake van een rentevoordeel. Bij een rekenrente van 6% per jaar bedraagt dit voordeel € 106.
21
11. Kan ik de boekwinst ook gebruiken voor andere investeringen? Het is toegestaan de boekwinst die u behaalt bij de verkoop van een auto af te boeken op de boekwaarde van andere investeringen, ook als dat niet een nieuwe auto betreft. Wel wordt de voorwaarde gesteld dat het moet gaan om vervangende investeringen met een afschrijvingsduur van maximaal tien jaar. Zou men een herinvesteringsreserve die werd gevormd bij de verkoop van een auto, afboeken op daarna aangeschafte grond of op een pand waarop in meer dan tien jaar wordt afgeschreven, dan zou dit tot gevolg hebben dat de stille reserve in de auto feitelijk wordt doorgeschoven naar dit onroerend goed. Dat zou betekenen dat de realisatie van die stille reserve voor vrijwel onbepaalde tijd wordt uitgesteld. Omdat dit niet de bedoeling van de wetgever is, geldt de eis van de maximale afschrijvingsduur. Ook mag door de afboeking de boekwaarde van de nieuwe investering niet lager worden dan die van de verkochte auto. Bij een omschakeling van auto’s in eigen beheer naar operational lease (al dan niet met sale-and-lease-back), kan deze herinvesteringsreserve een belangrijke belemmering wegnemen. Verwijzing Operational lease
vraag 96
Voorbeeld Ondernemer Fons ruilt wegens uitbreiding van zijn onderneming zijn personenauto in op een bestelauto. De boekwaarde van deze personenauto bedraagt € 15.000, maar Fons krijgt er € 18.000 voor terug. De aanschafprijs van de nieuwe bestelauto ligt lager dan destijds die van de personenauto. De nieuwprijs bedraagt € 17.000 exclusief BTW. Fons mag van zijn boekwinst € 2.000 afboeken op deze nieuwe bestelauto. De boekwaarde wordt dan € 15.000, waarna hij op de normale manier verder op de auto kan afschrijven. De overige € 1.000 kan Fons afboeken op andere investeringen.
22
II. Inkomsten- en loonbelasting: bijtelling Inleiding Dit hoofdstuk behandelt de bijtelling. De bijtelling geldt zowel voor ondernemers met een auto op de balans van hun eigen bedrijf als voor werknemers met een auto van de zaak. Voor ondernemers gelden in de inkomstenbelasting specifieke regels over de maximering van hun bijtelling. Ook hebben zij de keuze om de auto al dan niet in hun onderneming aan te schaffen. In dit hoofdstuk wordt op de voorwaarden van de verschillende bijtellingscategorieën ingegaan. Vanzelfsprekend ontbreekt ook de overgangsregeling voor op 1 juli 2012 al bestaande situaties niet. Een stroomschema in de bijlagen verduidelijkt die overgangsregeling. Ook worden aspecten als tijdelijk gebruik van een auto van de zaak, specifieke regels voor bestelauto’s en de regelingen voor autobedrijven behandeld. Als de werknemer de bijtelling wil voorkomen, wordt voor hem het bijhouden van een kilometeradministratie van belang. Voor bestelauto’s is vanaf 2012 zo’n rittenregistratie niet altijd meer nodig. In dit hoofdstuk wordt op de voorwaarden ingegaan, evenals op de verantwoordelijkheden en de risico’s van de werkgever.
12. Wie heeft een bijtelling? Iedereen die een auto ter beschikking gesteld heeft gekregen van de werkgever, krijgt in principe een bijtelling bij het inkomen. Hierbij maakt het geen verschil of de werkgever de auto heeft gekocht of dat de werkgever de auto heeft geleast van een leasemaatschappij. Als de werknemer de auto zelf koopt maar alle autokosten (onderhoud, brandstof, verzekering, financieringslasten e.d.) door de werkgever worden vergoed, is er fiscaal ook sprake van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto. Ook dan krijgt de werknemer een bijtelling voor het privégebruik van de auto. De bijtelling wordt bij werknemers tot het belaste loon gerekend. Hierover wordt door de werkgever loonbelasting ingehouden. Deze loonbelasting is een voorheffing voor de inkomstenbelasting.
23
Ondernemers krijgen ook een bijtelling voor het privégebruik van de auto als de auto tot het vermogen van de onderneming behoort. In beginsel komen alle autokosten ten laste van de winst. Gebruikt de ondernemer de auto echter ook voor het rijden van privékilometers, dan wordt de aftrek van de kosten deels gecorrigeerd door de bijtelling tot de winst te rekenen. De bijtelling geldt voor ter beschikking gestelde personenauto’s en bestelauto’s met uitzondering van de bestelauto die door aard en inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt is voor vervoer van goederen, de bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden en de bestelauto waarvoor een verbod op privégebruik geldt. Ook voor vrachtauto’s en motorfietsen kan de werknemer een bijtelling krijgen. De bijtelling is dan echter geen vast percentage. Verwijzing Bijtelling bestelauto
vraag 18
Wanneer is een bestelauto uitsluitend geschikt voor goederenvervoer?
vraag 19
13. Hoe hoog is de bijtelling dit jaar? De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde inclusief BTW en BPM. Het basispercentage bedraagt 25%. Voor zuinige en zeer zuinige auto’s zijn lagere percentages van kracht. Deze zijn afhankelijk van de CO2-uitstoot van de auto. De bovengrens van de 0%-bijtellingcategorie is per 1 januari 2012 verhoogd tot een CO2-uitstoot van 50 gram/km. De 14%-bijtellingscategorie loopt vervolgens tot uiterlijk 30 juni 2012 door tot en met een CO2-uitstoot van 95 gram/km (diesel) resp. 110 gram/km (benzine). Die normen worden per 1 juli 2012 verlaagd tot 91 resp. 102 gram/km. Voor de 20%-bijtelling mag de auto tot en met 30 juni 2012 een CO2-uitstoot hebben van 116 gram/km (diesel) resp. 140 gram/km (benzine). Per 1 juli 2012 wordt dat 114 resp. 132 gram/km. Voor auto’s vanaf 15 jaar geldt weliswaar een hoger percentage (35%), maar dat percentage wordt dan berekend over de werkelijke waarde van de auto in plaats van over de catalogusprijs.
24
Voor ondernemers geldt de bijzondere regeling dat de bijtelling niet hoger is dan de daadwerkelijke totale autokosten in het betreffende jaar. Verwijzing Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling?
vraag 14
Gebruik auto tijdens vakantie
vraag 32 en 33
Voorbeeld Aart heeft in 2012 een auto van de zaak. Hij houdt geen kilometeradministratie bij. De auto heeft een cataloguswaarde van € 35.000. Bij Aart wordt maandelijks 1/12 van de totale bijtelling à € 8.750 (25% x € 35.000) bij zijn belaste loon opgeteld. Hierover wordt loonbelasting ingehouden. Bij een loonbelastingtarief van 42% kost deze auto hem maandelijks € 306,25.
14. Voor welke auto’s geldt de lagere bijtelling? Het verlaagde bijtellingspercentage van 14% geldt voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gr/km bij dieselauto’s en 110 gr/km bij benzineauto’s (grenzen per begin 2012). Hierbij wordt nogal eens gedacht dat dit geldt voor alle auto’s met energielabel A. Dat is echter onjuist: gekeken moet worden naar deze exacte CO2-uitstootnormen. Deze CO2-uitstootgrens wordt per 1 juli 2012 aangescherpt: Het bijtellingspercentage van 14% geldt dan voor auto’s met een CO2-uitstoot kleiner dan 92 gr/km bij dieselauto’s en kleiner dan 103 gr/km bij benzineauto’s. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om auto’s als de Fiat 500, Honda Insight, Toyota IQ en Prius, Skoda Fabia Combi Greenline, Smart Fortwo diesel en de Volkswagen Polo Bluemotion. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl. Per 2009 is een tussencategorie ingevoerd van 20% van de catalogusprijs. Deze geldt per begin 2012 voor benzine-, LPG- en aardgasauto’s met een CO2-uitstoot van 111 tot en met 140 gram per kilometer en dieselauto’s met een CO2-uitstoot van 96 tot en met 116 gram per kilometer. De bovengrens van deze 20%-categorie wordt per 1 juli 2012 verlaagd tot 114 gram/km bij diesel en 132 gram/km in overige gevallen. Het betreft bijvoorbeeld uitvoeringen van auto’s zoals de Audi A1 en A3, Fiat Punto Evo en Grande Punto, Ford Fiësta, Focus en Mondeo, Mercedes-Benz
25
B-klasse, Peugeot 308 en 508, Renault Clio en Laguna, Volkswagen Golf, Touran en Passat. Een compleet overzicht vindt u op www.groenopweg.nl. De 0%-bijtelling geldt vanaf 2010 voor auto’s met een nulemissie CO2. Per 1 januari 2012 is deze categorie bovendien uitgebreid door verhoging van de CO2uitstootnorm tot maximaal 50 gram/km. In de praktijk zullen voor elektrische auto’s en plug-in hybrides in deze categorie vallen. Ook waterstofauto’s met een verbrandingsmotor vallen er echter onder. Voorbeelden van auto’s in deze categorie zijn Citroën C-zero, Nissaf Leaf, Opel Ampera, Peugeot Ion, Renault Fluence en Tesla Roadster. Uiterlijk 31 december 2013 tenaamgestelde auto’s in deze categorie hebben een 0% bijtelling gedurende 60 maanden. Bij een eerste tenaamstelling in 2014 of 2015 geldt gedurende 60 maanden een bijtelling van 7%. De CO2-uitstootnormen van deze verlaagde categorieën worden de komende jaren bijgesteld volgens onderstaande tabel. Het verschil tussen benzine en diesel in de 14%- en 20%- categorie wordt uitgefaseerd en zal in 2015 verdwenen zijn. Als het aantal privékilometers op jaarbasis groter is dan 500 kilometer, kan de hoogte van de bijtelling worden afgelezen uit onderstaande tabel: 1-1-2012
1-7-2012
2013
2014
2015
0%
< 51
< 51
< 51
n.v.t.
n.v.t.
7%
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
< 51
< 51
14%
< 111
< 103
< 96
< 89
< 83
20%
111-140
103-132
96-124
89-117
83-110
14%
< 96
< 92
< 89
< 86
< 83
20%
96-116
92-114
89 -112
86-111
83-110
Benzine:
Diesel:
26
15. Welke overgangsregeling geldt er voor de bijtelling? Voor de berijders van een auto in een lagere bijtellingscategorie is het van groot belang om zekerheid te hebben over de hoogte van de bijtelling op de auto die men vaak meerdere jaren rijdt. Om de stimulans in stand te houden voor auto’s die zuiniger zijn dan gemiddeld, zullen de maximale CO2uitstootgrenzen van de 14% en 20%-categorie de komende jaren steeds jaarlijks worden aangescherpt, voor het eerst per 1 juli 2012. Hierbij geldt echter wel een overgangsregeling. Voor nieuwe auto’s vanaf 1 juli 2012 geldt de indeling in een lagere bijtellingscategorie voor een periode van 60 maanden, gerekend vanaf het moment dat de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt. Als dat het geval is, geldt die nieuwe indeling opnieuw voor 60 maanden. Op auto’s die voor 1 juli 2012 ter beschikking zijn gesteld, houdt de berijder een verlaagd bijtellingspercentage, ook als in latere jaren de CO2-grenzen worden bijgesteld. Voor die auto’s gaat ook de 5-jaarstermijn niet gelden. Dat geldt ook voor auto’s die al voor 1 juli 2012 op naam van een eigenaar staan en daarna aan een andere berijder ter beschikking worden gesteld. Wisselt de auto na 1 juli 2012 van eigenaar én berijder, dan geldt de verlaging van de bijtelling nog gedurende maximaal 60 maanden te rekenen vanaf 1 juli 2012.
16. Over welk bedrag wordt de bijtelling berekend? De cataloguswaarde van de auto is bepalend voor de bijtelling. Voor een personenauto is de cataloguswaarde de nieuwprijs van de auto inclusief BPM en BTW. Ook voor bestelauto’s die te naam zijn gesteld op of na 1 juli 2005, geldt de nieuwprijs inclusief BPM en BTW. Uitsluitend voor bestelauto’s die vóór 1 juli 2005 te naam zijn gesteld geldt de nieuwprijs inclusief BTW en exclusief BPM. Bij auto’s met een tenaamstelling vóór 1 juli 2006 tellen accessoires mee voor de bijtelling als deze in de prijslijst van de importeur of fabrikant voorkomen én zijn ingebouwd vóór de dag van toekenning van het kenteken. Voor auto’s met een tenaamstelling vanaf 1 juli 2006 geldt dat de bijtelling wordt berekend over de waarde zoals die ook voor de BPM-berekening geldt: de catalogusprijs
27
inclusief de af-fabriek gemonteerde opties. Bij de dealer aangebrachte accessoires tellen niet langer mee voor de bijtelling. Voor de bijtelling van oldtimers is de werkelijke waarde van de auto van belang en niet de cataloguswaarde. Oldtimers in de zin van deze regeling zijn auto’s van 15 jaar of ouder. Voor het bepalen van de 15-jaarstermijn wordt uitgegaan van de dag waarop de auto voor het eerst in gebruik is genomen. De werkelijke waarde is de meest gunstige prijs die een willekeurige derde bereid is voor de auto te betalen. Op het moment dat een auto 15 jaar oud is kan er een waardesprong of juist een waardedaling plaatsvinden ten opzichte van de cataloguswaarde. Is de auto bijvoorbeeld een gebruikte middenklasser van net iets meer dan 15 jaar en met veel kilometers, dan zal de werkelijke waarde naar verwachting lager zijn dan de cataloguswaarde. Is er sprake van een fraai gerestaureerde oldtimer, dan zal de werkelijke waarde waarschijnlijk veel hoger liggen dan de cataloguswaarde. Voorbeeld Katelijne heeft een auto van de zaak met een oorspronkelijke cataloguswaarde van € 35.000. Haar auto is 16 jaar oud. Op de veiling zou deze auto een verkoopprijs kunnen opleveren van € 10.000. Als die auto het gehele jaar ter beschikking staat van Katelijne, bedraagt - ervan uitgaande dat het privégebruik meer is dan 500 kilometer - de bijtelling € 3.500 (35% van € 10.000). Verwijzing: MRB-vrijstelling oldtimers
vraag 86
17. Hoe verloopt de inhouding van de belasting over de bijtelling? De ondernemer met bijvoorbeeld een eenmanszaak of vennootschap onder firma die in een auto van de zaak rijdt, geeft de bijtelling op via zijn jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting. Voor werknemers met een auto van de zaak loopt de belastingheffing anders: De werkgever moet loonbelasting inhouden en afdragen over de bijtelling voor privégebruik van de ter beschikking gestelde auto. Als de werknemer voor het privégebruik een eigen bijdrage betaalt aan de werkgever, zal de werkgever
28
daar rekening mee houden. De eigen bijdrage komt dan in mindering op de bijtelling voordat de loonbelasting wordt berekend. De werkgever is verantwoordelijk voor een juiste afdracht aan loonbelasting. In situaties waarin een werknemer een sluitende kilometeradministratie bijhoudt om aan te tonen dat hij of zij minder dan 500 km per jaar privé rijdt, is de werkgever in principe ook verantwoordelijk voor de juistheid van de sluitende kilometeradministratie. De werkgever zou de kilometeradministratie dan ook moeten controleren. Eventuele naheffing van loonbelasting als later blijkt dat de kilometeradministratie niet juist is, komt immers ook bij de werkgever. Dit risico kan de werkgever echter uitsluiten. Als hij beschikt over een “verklaring van geen privégebruik auto” van de betreffende werknemer, zal de fiscus bij een onjuiste of onvolledige kilometeradministratie de bijtelling naheffen bij de werknemer in plaats van bij de werkgever (tenzij de werkgever wist dat deze verklaring ten onrechte is afgegeven). De werknemer kan zo’n verklaring aanvragen bij de belastingdienst. Verwijzing Verklaring geen privégebruik auto
vraag 24
18. Krijg je een bijtelling voor een bestelauto? Als aan specifieke inrichtingseisen is voldaan, is er fiscaal sprake van een bestelauto, ook wel een auto met ‘grijs kenteken’ genoemd. Ook voor auto’s met een grijs kenteken gelden in principe de normale regels voor de bijtelling. Hiervan zijn uitgezonderd de bestelauto’s die (vrijwel) uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer, auto’s waarmee buiten werktijd geen privégebruik mogelijk is en auto’s waarvoor een overeenkomst met verbod op privégebruik is gemaakt tussen werkgever en werknemer. Voor de bijtelling wordt geen onderscheid gemaakt tussen bestelauto’s met of zonder dubbele cabine, al is wel zo dat onder de categorie auto’s die vrijwel uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer alleen bestelauto’s met enkele cabine vallen. Hoewel bestelauto’s van ondernemers zijn vrijgesteld van BPM, behoort het BPM-bedrag wel tot de catalogusprijs waarover de bijtelling wordt berekend.
29
De bijtelling kan evenals bij een personenauto worden voorkomen door aan te tonen dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 km privé wordt gebruikt. Vanaf 2012 is daarvoor bij bestelauto’s geen rittenregistratie meer nodig als gewerkt wordt met een zg. ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Verwijzing Bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer
vraag 19
Voorkomen bijtelling
vraag 21
Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto
vraag 23
Schema inrichtingseisen
vraag 55
Vrijstelling BPM voor ondernemers
vraag 62
19. Wanneer is een bestelauto (vrijwel) uitsluitend geschikt voor goederenvervoer? Of een bestelauto uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer is van belang voor de bijtelling. Rijdt een werknemer in zo’n bestelauto dan is de forfaitaire bijtelling niet van toepassing, zonder dat daarvoor een sluitende kilometerregistratie bijgehouden hoeft te worden. De bestelauto’s die hiervoor in aanmerking komen, hebben in principe uitsluitend een stoel voor de chauffeur zelf. Er is dus geen passagiersstoel aanwezig en geen achterbank om passagiers mee te nemen. Is de auto wel voorzien van een bijrijdersstoel of anderhalfzitsbankje, dan is uitsluitend het weghalen van dat bankje of die stoel niet voldoende om de bestelauto te kunnen aanmerken als een bestelauto die uitsluitend geschikt is voor goederenvervoer. De bevestigingspunten moeten ook verwijderd of dichtgelast worden. Een voorbeeld van een bestelauto die voor deze regeling in aanmerking komt is de serviceauto, waarin naast de bestuurder alleen plaats is voor gereedschappen en reserveonderdelen. Gebruikt de werknemer deze serviceauto toch voor ritten met een privékarakter, dan krijgt de bestuurder een bijtelling op basis van het werkelijke gebruik. Dit gebruik wordt berekend door de gereden privékilometers te vermenigvuldigen met de werkelijke kostprijs per kilometer van die bestelauto. Door nieuwe uitspraken van belastingrechters komt er steeds meer duidelijkheid over de regeling op grond waarvan sommige bestelauto’s zijn uitgezon-
30
derd van het vaste bijtellingspercentage omdat ze uitsluitend of nagenoeg uitsluitend zijn geschikt voor goederenvervoer. Bij het tot stand komen van deze uitzondering is met name gedacht aan bestelauto’s met slechts één stoel. In mei 2009 besliste de Hoge Raad al dat een grote bestelauto van een bloemist, voorzien van specifieke inrichting en met meerdere zitplaatsen, ook in aanmerking kwam voor deze uitzondering. Ook is er een uitspraak over een grote bestelauto (verlengd en verhoogd, zodat deze niet op normale parkeerplaatsen en in parkeergarages past) van een vloerbedekkinglegger. Ook in die situatie gold het vaste bijtellingspercentage niet, ook al had de auto twee zitplaatsen. Inmiddels begint er meer jurisprudentie te komen over kleinere bestelauto’s. Zo heeft Gerechtshof Amsterdam zich uitgesproken over een Renault Kangoo met twee zitplaatsen. Deze viel ook onder de uitzonderingsregeling, omdat de auto als gevolg van het gebruik voor schilders- en schuurwerkzaamheden “erg vies is en stinkt” en omdat de auto in de laadruimte is voorzien van een kunststof bak die alleen door een garagebedrijf verwijderd kan worden. In een zaak uit juni 2011 was zelfs zo’n bak niet nodig en was bij een bestelauto van een timmerbedrijf vooral van belang dat de auto erg vies was en daardoor niet goed geschikt voor privégebruik. Intussen ontstaat uit de rechtspraak het beeld dat de uitzondering voor specifieke bestelauto’s ruimer toepasbaar is dan alleen voor grote bestelauto’s of bestelauto’s met slechts één stoel. Wel is dan vereist dat de tweede stoel noodzakelijk is voor een bijrijder voor hulp bij laden en lossen of dat de bestelauto is voorzien van specifieke inrichting c.q. wordt gebruikt voor specifieke doeleinden.
20. Is de vergoeding voor privégebruik aftrekbaar? Regelmatig komen werkgevers met hun werknemers overeen dat de werknemer een vergoeding aan de werkgever moet betalen voor het privégebruik van de auto. Zo’n vergoeding kan variëren van een vast bedrag per maand tot een bedrag per gereden privékilometer. Voor de bijtelling is belangrijk dat het gaat om een bijdrage “voor privégebruik”. Als daarvan sprake is, komt de bijdrage in mindering op de bijtelling. Naast een vergoeding voor privé-kilometers kan het ook voorkomen dat een werknemer om privéredenen een duurdere auto wil rijden dan de binnen het bedrijf geldende autoregeling toestaat (de zogenaamde ‘leasenormoverschrijding’ of ‘luxe-bijdrage’) en dat hiervoor een vergoeding moet worden betaald aan de werkgever.
31
Als dit een afzonderlijke vergoeding is, los van de vergoeding voor privégebruik, is deze vergoeding slechts aftrekbaar in de verhouding waarin de privékilometers staan ten opzichte van het totale aantal kilometers. Wel keurt de belastingdienst het goed dat zo’n leasenormoverschrijding wordt opgenomen in de bijdrage voor privégebruik. Er moet dan wel expliciet schriftelijk worden vastgelegd dat het een vergoeding “voor privégebruik” betreft. In zo’n vergoeding voor privégebruik kunnen daarnaast bijvoorbeeld ook de eventuele afkoopsom bij einde van de dienstbetrekking en de kosten van accessoires worden meegenomen. Betaalt de werknemer voor extra accessoires rechtstreeks een bedrag aan de dealer in plaats van aan de werkgever, dan is het aan de dealer betaalde bedrag niet aftrekbaar van de bijtelling. Uitsluitend betalingen aan de werkgever zijn aftrekbaar als dit bijdragen voor privégebruik betreft.
21. Kan ik de bijtelling voorkomen? De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak (personen- of bestelauto) kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Dit kan worden aangetoond door een sluitende kilometeradministratie. Voor bestelauto’s gelden daarnaast ook nog andere mogelijkheden: a. Als de bestelauto aan het einde van de werkdag op het terrein van de werkgever wordt geplaatst, is er sprake van een “bestelauto die buiten werktijd niet gebruikt kan worden”. Zulke bestelauto’s zijn volgens de wet uitgezonderd van de forfaitaire bijtelling. b. Wanneer tussen werkgever en werknemer schriftelijk wordt overeengekomen dat het voor de werknemer verboden is een bestelauto privé te rijden, dan krijgt de werknemer geen bijtelling voor de bestelauto. De werkgever moet de verklaring bij de loonadministratie bewaren. Tevens is vereist dat de werkgever toezicht houdt op het naleven van het verbod én bij overtreding een passende sanctie oplegt aan de werknemer. Als passende sancties zijn door de fiscus genoemd: een geldboete die in verhouding staat met de te betalen belasting over de bijtelling, het verhalen door de werkgever op de werknemer van de nageheven loonbelasting of zelfs ontslag uit de dienstbetrekking. De werkge-
32
ver kan toezicht houden op het naleven van het verbod door bijvoorbeeld het controleren van kilometerstanden, na te gaan wanneer verkeersovertredingen zijn gemaakt, de hoeveelheid van de verbruikte brandstof te controleren en te controleren of buiten werktijd brandstof is getankt. In de wet is expliciet bepaald dat in geval van zo’n verbod op privégebruik ten aanzien van een bestelauto de bijtelling niet geldt. De werkgever dient zich echter wel te realiseren dat het risico op naheffing en boetes in geval van zo’n schriftelijk overeengekomen verbod op privégebruik geheel bij hem ligt. Bij een kilometeradministratie samen met een ‘verklaring geen privégebruik’ voorkomt hij dat risico. c. Wordt een bestelauto in verband met de aard van de werkzaamheden doorlopend en afwisselend door twee of meer werknemers gebruikt, dan kan worden volstaan met een eindheffing van € 300 per auto. De werkgever betaalt deze eindheffing aan de belastingdienst. Op het loon van de werknemers vindt geen inhouding plaats. Deze situatie zal zich bijvoorbeeld kunnen voordoen bij een installatiebedrijf waarbij in een bepaalde week werknemer A op maandag en dinsdag een bepaalde bestelauto meeneemt, op woensdag en donderdag werknemer B en op vrijdag werknemer C, terwijl op andere dagen en in andere weken een totaal ander gebruik van de diverse bedrijfsauto’s door de diverse medewerkers plaatsvindt. Als iemand ’s avonds steeds dezelfde auto mee naar huis neemt, is er geen sprake van doorlopend afwisselend gebruik. Van doorlopend afwisselend gebruik is ook geen sprake als er bij een bedrijf bijvoorbeeld twee werknemers en twee bestelauto’s zijn, die dagelijks worden gewisseld.
22. Hoe dient een sluitende kilometeradministratie er uit te zien? De bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak kan worden voorkomen door op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé te rijden. Het bewijs daarvoor is in principe niet aan een bepaalde vorm gebonden, maar een sluitende kilometeradministratie geeft de meeste zekerheid dat de bijtelling niet van toepassing is. Een black box kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn.
33
In een rittenadministratie moeten per rit de volgende gegevens worden bijgehouden: datum, begin- en eindstand van de kilometerteller, plaats van vertrek, plaats van de bestemming, vermelding van de aard van de rit (zakelijk of privé) en de gereden route als van de gebruikelijke route wordt afgeweken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij wegafsluitingen, omleidingen, files e.d. RITTENVERANTWOORDING Naam Merk en type auto Kenteken Periode van terbeschikkingstelling
van
Dag
Begin km-stand
Plaats van Vertrek
Plaats van Aankomst
tot Eind km-stand
Zakelijk/ privé rit
Gereden route
Naast een rittenadministratie kan de belastingdienst aanvullende informatie opvragen. Hierbij kunt u onder meer denken aan de agenda: komen de afspraken in de agenda overeen met de bestemming volgens de rittenadministratie? Let op dat de fiscus bijvoorbeeld benzinebonnen en verkeersboetes kan gebruiken om tegenbewijs te leveren bij de rittenadministratie. Daarbij wordt bijvoorbeeld gecontroleerd of de locatie waar de auto is geflitst voor te snel rijden overeenkomt met de gereden route volgens de rittenadministratie en of het aantal getankte liters brandstof overeenkomt met het aantal kilometers dat is gereden sinds de vorige tankbeurt. Ook zet de belastingdienst speciale flitsauto’s in die de kentekens van auto’s vergelijken met het bestand van degenen die een “verklaring geen privégebruik” hebben aangevraagd. Deze flitsauto’s worden vooral ingezet op locaties en tijdstippen waar zakelijk gebruik van de auto minder voor de hand ligt, zoals tijdens de zomervakantie bij grensovergangen of in het weekend bij pretparken. Een black box kan samen met agendagegevens een sluitende rittenregistratie opleveren. Met een black box worden veel ritgegevens automatisch vastgelegd. Daarnaast worden echter ook gegevens handmatig ingevoerd, bijvoorbeeld het karakter van de rit (zakelijk of privé). Daarom kan net als bij een handmatig bijgehouden rittenadministratie een relatie tussen de rapportage en andere
34
bescheiden (agenda’s e.d.) nodig blijven. Het samenstel van rapportage én onderliggende bescheiden vormt de (controleerbare) rittenregistratie die als bewijs van het beperkte privégebruik dient. Verwijzing Rittenadministratie bij autoverkopers
vraag 26
23. Is voor bestelauto’s nog steeds een rittenregistratie nodig? Vanaf 2012 is het niet langer noodzakelijk om een rittenregistratie bij te houden als een bestelauto niet privé gebruikt wordt. In zo’n geval kan gebruik gemaakt worden van een zogenaamde ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’. Deze moet via de werkgever bij de belastingdienst worden aangevraagd. Na toekenning hoeft de werknemer geen rittenregistratie meer bij te houden. Als de inspecteur, bijvoorbeeld op grond van camerabeelden, het vermoeden heeft dat de bestelauto voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt contact gezocht met de werknemer en werkgever. Zij krijgen de mogelijkheid het zakelijke karakter van de rit aan te tonen. Lukt dat niet, dan volgt een naheffingsaanslag. Als de werkgever bij de aanvraag een onjuiste verklaring heeft afgelegd, als hij de werknemer toestemming voor het privégebruik heeft gegeven of als hij weet dat de werknemer de auto voor privédoeleinden gebruikt, dan wordt de naheffingsaanslag aan de werkgever opgelegd. Als de werkgever niets te verwijten is, wordt nageheven bij de werknemer. Als de werknemer de auto niet langer meer uitsluitend zakelijk gebruikt, moet hij de verklaring intrekken. Het niet intrekken is een beboetbare overtreding, nog los van de naheffing van de bijtelling zelf. In de fiscale wetgeving is ook een nieuwe meldingsregeling ingevoerd voor de werkgever: De werkgever moet aan de fiscus melden dat de werknemer ten onrechte de verklaring nog niet heeft ingetrokken als de werkgever weet of vermoedt dat de werknemer de auto ook voor privédoeleinden gebruikt. Zo’n vermoeden kan bijvoorbeeld ontstaan door verkeersboetes buiten werktijd. Het niet melden wordt in gevallen waarin dat wel had gemoeten, bij de werkgever beboet met een vergrijpboete van maximaal 100% van het bedrag dat aan loonbelasting wordt nageheven.
35
Als de ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ door de werknemer wordt ingetrokken voordat hij de bestelauto voor privédoeleinden heeft gebruikt, wordt er vanuit gegaan dat hij dat jaar tot de datum van intrekking 0 kilometer privé heeft gereden met de bestelauto. Dat geeft de werknemer de mogelijkheid om op die datum een ‘Verklaring geen privégebruik’ bij de inspecteur aan te vragen en vanaf die datum alsnog een rittenregistratie bij te houden waaruit blijkt dat de werknemer de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé gebruikt. Naast deze ‘Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto’ bestaat er ook nog steeds de mogelijkheid om gebruik te maken van een vereenvoudigde rittenregistratie. Dat kan een administratieve lastenverlichting opleveren voor situaties waarin een bestelauto wèl privé wordt gebruikt. Als een werknemer door de aard van de werkzaamheden veel ritten op een dag heeft, mag de werknemer om praktische redenen het bewijs leveren met een combinatie van een vereenvoudigde rittenregistratie en de zakelijke adressen in de (project) administratie van de werkgever. Hierbij geldt als voorwaarde dat de werkgever schriftelijk met de werknemer heeft afgesproken dat de werknemer een vereenvoudigde rittenregistratie bijhoudt, privégebruik tijdens werk- en lunchtijd niet is toegestaan en de werkgever de zakelijke adressen in zijn (project)administratie bewaart. In de vereenvoudigde rittenregistratie hoeft een werknemer de zakelijke ritten dan niet te vermelden, omdat die aanwezig zijn in de (project)administratie van de werkgever. De vereenvoudigde rittenregistratie moet per dag de volgende gegevens vermelden: •
de datum
•
de werktijd
•
de begin- en eindkilometerstand (aan het begin en einde van de werktijd)
•
een verwijzing naar de zakelijke adressen in de (project)administratie van
de werkgever als de volgorde waarin de werknemer deze adressen heeft bezocht, in die (project)administratie ontbreekt. Maakt de werknemer een privérit (binnen de 500-kilometergrens), dan moet hij ook de volgende gegevens in de vereenvoudigde rittenregistratie vermelden: •
de datum
•
de begin- en eindkilometerstand van de privérit
•
het vertrek- en aankomstadres.
36
Een soortgelijke regeling geldt overigens ook voor de (personen)auto’s van rijinstructeurs: zij kunnen volstaan met het bijhouden van de begin- en eindstand per dag.
24. Wat is een ‘verklaring geen privégebruik auto’? De werkgever moet loonbelasting inhouden over de bijtelling voor het privégebruik van een auto van de zaak. De werkgever is er verantwoordelijk voor dat het juiste bedrag aan loonbelasting wordt afgedragen. Is de werknemer van mening dat er geen bijtelling hoeft plaats te vinden, omdat op jaarbasis niet meer dan 500 kilometer privé wordt gereden, dan zou de werkgever de kilometeradministratie moeten controleren. Om de werkgever niet met deze controle te belasten, kan de werknemer met een standaardformulier bij de belastingdienst een verklaring geen privégebruik auto aanvragen. Als de werknemer de verklaring overhandigt aan de werkgever, kan de werkgever zonder risico’s op naheffing en boetes de bijtelling achterwege laten. Alleen als het voor de werkgever duidelijk is dat de verklaring ten onrechte is afgegeven, kan de belastingdienst bij de werkgever naheffen. In andere gevallen wordt bij de werknemer nageheven. De werknemer moet ondanks zo’n verklaring nog wel een sluitende kilometeradministratie bijhouden. Hij of zij moet immers kunnen aantonen dat er niet meer dan 500 km op jaarbasis is gereden. Mocht achteraf echter blijken dat toch meer dan 500 km privé is gereden, dan zal de belastingdienst de belasting over de bijtelling naheffen bij de werknemer en niet bij zijn of haar werkgever. Het komt regelmatig voor dat in de loop van het jaar blijkt dat het privégebruik anders uitpakt dan bij het begin van het jaar was ingeschat. Hiervoor is een aantal praktische oplossingen gevonden. 1. Er is een “verklaring geen privé gebruik” en halverwege het jaar blijkt dat de werknemer wel privé met de auto rijdt. Allereerst is van belang dat de werknemer verplicht is de verklaring in te trekken. Per 2012 is in de loonbelastingwetgeving een bepaling opgenomen op grond waarvan het niet intrekken een beboetbare overtreding is. Na het intrekken van de verklaring moet de werkgever voor de nog niet verstreken inhoudingstijdstippen (het moment van de salarisuitbetaling) de bijtelling
37
tijdsevenredig toepassen. De belastingdienst zal de verschuldigde belasting over de verstreken perioden rechtstreeks naheffen bij de werknemer. Alleen als de werkgever wíst dat de werknemer meer dan 500 kilometer privé rijdt, zodat hij wist dat de “verklaring geen privégebruik” onjuist was, mag de belastingdienst de verschuldigde belasting naheffen bij de werkgever. 2. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een op dat moment afgegeven “verklaring geen privégebruik” dat de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé rijdt. De werkgever kan voor de nog niet verstreken salarisbetalingen de bijtelling achterwege laten. Over de verstreken tijdstippen kan de werkgever correctieberichten indienen, hij is dan zelf echter verantwoordelijk voor de juistheid van de kilometeradministratie. Hij heeft over die eerdere perioden immers nog geen “verklaring geen privégebruik” die de werkgever beschermt tegen naheffing en boetes. Een andere mogelijkheid is dat de werknemer zelf bezwaar maakt tegen de ingehouden loonbelasting over de verstreken tijdstippen. 3. Bij het begin van het jaar wordt ingeschat dat het privégebruik dit jaar meer zal zijn dan 500 kilometer, maar in de loop van het jaar blijkt uit een kilometeradministratie dat de werknemer dit jaar niet meer dan 500 kilometer privé zal rijden. Ook in deze situatie geldt dat de werkgever voor de nog resterende maanden de bijtelling achterwege kan laten. Voor de verstreken maanden kan een correctiebericht worden ingediend. Echter, voor alle maanden geldt dat de werkgever het risico van naheffing en boetes houdt als later blijkt dat de kilometeradministratie niet klopt. Er is immers geen “verklaring geen privégebruik”. Voor de reeds verstreken maanden zou de werknemer ook zelf een bezwaarschrift tegen de ingehouden loonbelasting kunnen indienen bij de belastingdienst. Bij het in dienst nemen van nieuw personeel dat ook van een eerdere werkgever al een auto van de zaak ter beschikking had, doet zich tenslotte nog de vraag voor wanneer er wel of niet loonbelasting ingehouden moet worden. Aannemende dat de werknemer bij het begin van het jaar al van plan was de auto dit jaar niet voor meer dan 500 km privé te gebruiken, zal de werknemer in de meeste gevallen een ‘verklaring geen privégebruik’ aangevraagd hebben.
38
Bij wisseling van werkgever hoeft de werknemer niet opnieuw zo’n verklaring aan te vragen. Als hij de auto meeneemt hoeft hij geen actie te ondernemen. In andere gevallen moet hij een nieuw kenteken opgeven. De verklaring blijft zijn geldigheid behouden en de nieuwe werkgever kan op basis van de verklaring de bijtelling achterwege laten. Verwijzing Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto
vraag 23
25. Is woon-werkverkeer privé of zakelijk? Het is voor de bijtelling van belang om onderscheid te maken tussen zakelijke ritten en privéritten. Het is daarbij niet meer nodig om woon-werkkilometers afzonderlijk bij te houden. De afstand van de woning naar het werk wordt voor de bijtelling geheel als zakelijk aangemerkt. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 11 november 2011 is duidelijk geworden dat de rit voor het gebruiken van de lunch thuis ook als zakelijke rit wordt aangemerkt. Verwijzing Behandeling woon-werkverkeer voor BTW
vraag 43
26. Moet een autoverkoper voor de bijtelling exact bijhouden in welke auto’s hij heeft gereden? Autoverkopers met een auto van de zaak rijden vaak in demonstratieauto’s. Daardoor wisselen zij regelmatig van soort en type auto. Ook medewerkers van merkonafhankelijke autobedrijven met een auto van de zaak zullen in de praktijk regelmatig wisselen van auto. Om het bedrag van de bijtelling te kunnen berekenen, zouden zij voor elke auto afzonderlijk de ritten met desbetreffende auto moeten bijhouden. Het regelmatig wisselen van auto’s leidt dan voor autoverkopers tot een extra administratieve last. Om hieraan tegemoet te komen was de zogenaamde dealerregeling in het leven geroepen. Afhankelijk van het salaris van de autoverkoper en het automerk dat hij vertegenwoordigt, moest dan een gemiddeld bijtellingsbedrag bij het salaris worden geteld. De tabellen hiervoor werden jaarlijks opnieuw vastgesteld. De autoverkoper hoefde dan
39
geen rittenadministratie bij te houden. Deze regeling is inmiddels afgeschaft en vervangen door een nieuwe regeling. De nieuwe regeling ziet er als volgt uit: 1. De bijtelling wordt per dag bepaald; 2. Als de werknemer aan het eind van de werkdag een auto meeneemt, geldt voor die dag de prijs van die betreffende auto; 3. Werkt de werknemer op een bepaalde dag niet (verlof/ziekte/weekend) en heeft hij een auto meegenomen, dan geldt de prijs van de auto die voor het laatst meegenomen is; 4. Als de werknemer wel werkt maar geen auto meeneemt, dan geldt de prijs van de auto waarover de afgelopen twee maanden de meeste keren bijtelling is berekend. Voor de werkgever kan deze nieuwe regeling een verzwaring van zijn controletaak betekenen. Volgens de “Handreiking toezicht” moet de werkgever toezicht houden op de juistheid en de volledigheid van de administratie. In dat kader moet de werkgever minimaal eens per loontijdvak (meestal dus eens per maand) controleren welke auto’s afwezig zijn, moet hij die afwezigheid kunnen verklaren en moet hij controleren of er werknemers zijn die op die dag geen auto hebben meegenomen. Informatie van buiten, zoals verkeersboetes of schademeldingen, moeten worden gecontroleerd met de bijtellingsadministratie. Ter beperking van de administratieve lasten heeft BOVAG Autodealers met de belastingdienst een convenant afgesloten over de wijze van administreren en controleren van de bijtelling van medewerkers van autobedrijven.
27. Wat gebeurt er met de bijtelling als de autoverkoper een vaste auto heeft? Na de publicatie van de “Handreiking bijtelling privégebruik auto voor de autobranche” is de vraag gerezen of de grondslag voor de bijtelling gebaseerd kan worden op een vaste auto. Het antwoord daarop is dat dit inderdaad mogelijk is. Werkgever en werknemer moeten hiervoor een schriftelijke overeenkomst opstellen. De bijtelling wordt dan berekend over de in die overeenkomst opgenomen vaste auto. Dit wordt eenmalig in de administratie geregistreerd en vervolgens bij wijziging van de vaste auto. Op dagen dat de werknemer de vaste auto niet kan gebruiken en een vervangende auto heeft, kan de grondslag voor de bijtelling toch op de vaste auto
40
gebaseerd worden. Wel moet dan aan vier voorwaarden worden voldaan: •
De werknemer kan de vaste auto om zakelijke redenen niet gebruiken. • De vaste auto heeft bijvoorbeeld een onderhoudsbeurt of is door een klant meegenomen voor een proefrit;
•
De werknemer gebruikt maximaal 15 dagen per kalenderjaar een vervangende auto;
•
De werknemer gebruikt een vervangende auto maximaal 5 aaneengesloten dagen;
•
De gegevens van de vervangende auto worden vastgelegd en bewaard in de loonadministratie.
Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet bijtelling berekend worden over de vervangende auto.
28. Hoe werkt de bijtelling als een ondernemer een auto van de zaak heeft? Niet alleen een werknemer, maar ook een zelfstandig ondernemer kan te maken krijgen met een bijtelling voor de auto van de zaak. In tegenstelling tot de werknemer verloopt de bijtelling van de ondernemer niet via de loonbelasting, maar wordt dit gecorrigeerd op zijn met inkomstenbelasting belaste winst. Bij een zelfstandig ondernemer kunt u denken aan een ondernemer met een eenmanszaak, een maat/firmant van een maatschap of van een vennootschap onder firma. De ondernemer krijgt alleen een bijtelling als de auto behoort tot het ondernemingsvermogen en als daarbij geen sprake is van het tegenbewijs dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer per jaar privé wordt gebruikt. In eerste instantie worden alle autokosten afgetrokken van de winst. Vervolgens wordt de winst verhoogd met de bijtelling. Voor de hoogte van de bijtelling zijn dezelfde regels van toepassing als voor de werknemer. Onder bepaalde omstandigheden wordt echter afgeweken van het bijtellingspercentage. Dit doet zich voor als de autokosten van de ondernemer lager zijn dan de bijtelling: Een ondernemer krijgt een bijtelling voor het privégebruik van de auto van de zaak, maar deze bijtelling bedraagt maximaal het bedrag aan autokosten. Verwijzing Bijtelling bij werknemer
vraag 17
41
Auto in onderneming of privé
vraag 30
BTW-aftrek
vraag 41
Voorbeeld Stel dat de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van € 30.000. Ondernemer Erik rijdt in een jaar 12.000 kilometers privé met die auto. In dat jaar is in totaal een bedrag van € 6.000 aan autokosten ten laste van de winst gebracht. Aangezien deze ondernemer meer dan 500 privé-kilometers heeft gemaakt, bedraagt de bijtelling € 7.500. In totaal is er slechts een bedrag van € 6.000 aan autokosten zoals benzine, onderhoud, afschrijvingen, verzekeringen e.d. ten laste van de winst gebracht. Aangezien de autokosten lager zijn dan de forfaitaire bijtelling blijft de bijtelling voor Erik beperkt tot een bedrag van € 6.000 (in plaats van € 7.500).
29. Welke autokosten komen in aftrek als de auto tot het privévermogen van de ondernemer behoort? Als de ondernemer de auto tot zijn privévermogen rekent, komen de brandstofkosten, onderhoudskosten, verzekeringen, afschrijving en dergelijke niet ten laste van de winst. Worden met de auto zakelijke kilometers gemaakt, dan mag wel een vast bedrag per kilometer ten laste van de winst worden gebracht. Er geldt een aftrek van maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer. Hetzelfde geldt voor werknemers die met een privéauto zakelijke kilometers maken. De werkgever mag dan een onbelaste vergoeding geven aan de werknemer tot maximaal € 0,19 per zakelijke kilometer. Voor zover een vergoeding hoger is, behoort dit tot het belaste loon. Ondernemers met een eenmanszaak die de auto privé aanschaffen, kunnen in veel gevallen ondanks de aanschaf in privé, tóch de BTW aftrekken via hun onderneming. Zeker bij personenauto’s is dat vaak een plezierige combinatie. Bij bestelauto’s kan dan ook de BPM-vrijstelling en het lage MRB-tarief worden toegepast, maar dan moet in de afweging wel worden meegewogen dat bij aanschaf in privé geen investeringsaftrek geldt. Verwijzing BTW-aftrek bij privéauto
42
vraag 45
30. Wat is voordeliger: een auto van de zaak of een privéauto? Deze vraag is met name van belang voor ondernemer en directeuren/groot-aandeelhouders (dga’s), omdat zij de vrije keuze hebben hun auto op hun bedrijfsbalans te zetten (en dus de bijtelling te accepteren) of de auto privé te houden (en dus kilometers te declareren). Op de vraag zelf is geen eenduidig antwoord te geven. Het antwoord is afhankelijk van meerdere factoren, zoals: •
Hoeveel zakelijke kilometers en hoeveel privékilometers worden er jaarlijks gereden?
•
Hoeveel bedragen jaarlijks de autokosten (benzinekosten, onderhoud, verzekering, motorrijtuigenbelasting, afschrijving)?
•
Wat is de catalogusprijs van de auto (oftewel: hoe hoog is de bijtelling)?
•
Hoe hoog is de kilometervergoeding voor gebruik van de privéauto?
Op basis van deze gegevens kan van geval tot geval een berekening gemaakt worden. De praktijk wijst uit dat naar mate meer privékilometers worden gereden dan zakelijke kilometers een auto van de zaak voordeliger wordt. Daartegenover staat dat het voordeliger wordt de auto privé te houden naar mate er meer zakelijke kilometers worden gereden. Verwijzing BTW-aftrek bij privéauto
vraag 45
31. Hoe hoog wordt de bijtelling als niet het hele jaar in een auto van de zaak is gereden? De hoogte van het bijtellingspercentage is (naast de CO2-uitstoot) afhankelijk van het aantal gereden privékilometers. Voor toepassing van de bijtelling dienen de gereden privékilometers eerst te worden herrekend naar een jaarkilometrage, als niet het gehele jaar met een auto van de zaak is gereden. Als het privégebruik op jaarbasis meer bedraagt dan 500 km, is bijtelling verschuldigd. Die bijtelling wordt vervolgens uitsluitend toegepast over de maanden waarin er een auto van de zaak ter beschikking stond. Dit betekent dus dat het niet mogelijk is om zonder fiscale consequenties in de loop van het jaar over te
43
stappen van “geen bijtelling” (op grond van bijvoorbeeld een sluitende kilometeradministratie) naar “wel bijtelling” en andersom, als het aantal privékilometers meer is dan 500 op jaarbasis. In dat geval moet namelijk over het héle jaar bijtelling berekend worden. Beëindiging van de bijtelling in de loop van een jaar is uitsluitend mogelijk bij wisseling van werkgever of als er na een bepaalde datum geen auto meer ter beschikking staat. De auto moet dan op de zaak achterblijven en de autoregeling moet bij voorkeur schriftelijk beëindigd worden. Verwijzing Gebruik auto tijdens vakantie
vraag 32
Voorbeeld Astrid heeft alleen in de maand december een auto van de zaak en heeft daarmee in totaal 600 privé-kilometers gereden. Na herrekening bedraagt het jaarkilometrage 7.200 privé-kilometers (12 * 600 kilometer). Voor Astrid is het bijtellingspercentage van 25% van toepassing. Haar auto valt niet onder de lagere bijtellingscategorieën. Vervolgens wordt de bijtelling naar tijdsgelang toegepast. De bijtelling hoeft immers alleen te worden belast over de maanden waarin met de auto van de zaak is gereden. Als de auto van de zaak een cataloguswaarde heeft van € 30.000 wordt de bijtelling van Astrid in dit jaar € 625 (1/12 * 25% * € 30.000). Zij heeft immers slechts één maand van dat jaar de beschikking over een auto van de zaak gehad. Zou Astrid ook van januari tot en met november een auto ter beschikking hebben gehad, maar daarmee niet privé hebben gereden, dan leidt het privégebruik in december alsnog tot een bijtelling over het hele jaar! Voorbeeld José rijdt in de maanden januari tot en met maart in een auto van de zaak met een cataloguswaarde van € 15.000, voorzien van een benzinemotor met een CO2-uitstoot van 118 gram/km. Gedurende die maanden heeft zij 400 privékilometers gereden. Vanaf april tot en met december heeft zij een auto ter beschikking gesteld gekregen met een waarde van € 24.500. Deze auto met benzinemotor heeft een CO2-uitstoot van 157 gram/km. Met deze laatste auto heeft José dit jaar totaal 5.000 km privé gereden.
44
In totaal heeft José dit jaar 5.400 privé-kilometers gemaakt. Aangezien dit meer is dan 500 km, krijgt zij te maken met de bijtelling. De auto’s vallen in verschillende schijven door de verschillen in uitstoot. De bijtelling wordt dan: € 20% x € 15.000 x 3/12 =
750
25% x € 24.500 x 9/12 =
4.593
Totaal:
5.343
32. Hoe hoog is de bijtelling als ik alleen in de vakantie met de auto rijd? Als een werknemer (daaronder ook begrepen de directeur van het bedrijf) een auto van de zaak ter beschikking krijgt gesteld, dan is de bijtelling van toepassing. De bijtelling kan worden voorkomen door een sluitende rittenregistratie waaruit blijkt dat de werknemer/directeur in dat kalenderjaar niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden. Als uitsluitend in de vakantieperiode (stel de hele maand juli) privé wordt gereden (stel: 2.000 kilometer) en buiten die maand 0 kilometer, dan wordt desondanks het hele jaar bijtelling berekend over de waarde van de auto. Er vindt geen tijdsevenredige vermindering tot bijvoorbeeld 1/12 plaats. Wordt naast de normale auto van de zaak tijdens de vakantie een tweede auto van de zaak ter beschikking gesteld, dan kan voor de normale auto van de zaak een sluitende rittenregistratie worden bijgehouden en voor de tweede auto tijdsevenredig een bijtelling worden berekend. Wordt in plaats van de normale auto van de zaak voor de vakantie een andere auto gebruikt (bijvoorbeeld een grotere en duurdere auto), dan wordt het bijtellingspercentage voor beide auto’s berekend op basis van het totaal aantal kilometers per jaar, waarna dit percentage tijdsevenredig wordt berekend over de verschillende cataloguswaarden. Voorbeeld Chantal rijdt het hele jaar in een auto met een waarde van € 20.000. In augustus gaat zij op vakantie. Zij krijgt daarvoor van haar werkgever een MPV mee met een prijs van € 35.000. Zij rijdt in haar vakantie 3.500 kilometer privé en in de rest van het jaar 350 kilometer privé.
45
De bijtelling is dan als volgt: Het van toepassing zijnde percentage bedraagt voor beide auto’s 25% (immers, het totaal aantal privékilometers per jaar is meer dan 500). Voor de ‘normale auto’ is de bijtelling dan 25% van € 20.000 * 11/12; Voor de ‘vakantie-auto’ is de bijtelling dan 25% van € 35.000 * 1/12.
33. Heb ik de bijtelling tijdens vliegtuigvakanties? Ook al gaat een werknemer een aantal weken met het vliegtuig op vakantie, dan krijgt de werknemer over die periode toch de bijtelling voor de auto van de zaak. Het is niet van belang of de werknemer in die periode daadwerkelijk gebruik maakt van de auto. De auto staat de werknemer immers wel ter beschikking. Het is de vrije keuze van de werknemer om de ter beschikking staande auto wel of niet te gebruiken. De bijtelling over een bepaalde periode kan onder omstandigheden worden voorkomen. Het is dan van belang dat de werkgever de terbeschikkingstelling beëindigt / opschort. Een schriftelijke overeenkomst is daarvoor noodzakelijk, ter bewijs van het niet langer ter beschikking staan van de auto. De werknemer moet de auto en de autosleutels daadwerkelijk inleveren bij de werkgever. In de praktijk voorzien veel autoregelingen reeds in een bepaling waarin de auto niet langer ter beschikking staat bij langdurige arbeidsongeschiktheid of verlof, zoals bijvoorbeeld bij een sabbatical.
34. Ik gebruik mijn auto ook voor andere werkzaamheden. Wat betekent dat voor mijn bijtelling? Uitgangspunt is dat de voor de andere activiteiten gereden kilometers zijn aan te merken als privé-kilometers. Wel kan in sommige gevallen een onbelaste vergoeding worden gegeven of een evenredig deel van de bijtelling worden afgetrokken. Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto daarnaast voor een andere dienstbetrekking, dan kan die andere werkgever in principe voor de zakelijke kilometers een onbelaste vergoeding geven. Zo’n kilometervergoeding is onbelast tot maximaal € 0,19 per kilometer. Onder zakelijke kilo-
46
meters wordt niet alleen verstaan de zakelijke ritten naar bijvoorbeeld klanten, maar ook het woon-werkverkeer. Heeft een werknemer een auto van de zaak en gebruikt hij deze auto ook voor zijn onderneming of voor neveninkomsten, dan kan voor de zakelijke kilometers een evenredig deel van de bijtelling ten laste van zijn winst uit onderneming of neveninkomsten worden gebracht. Voor het vaststellen van het evenredig deel wordt uitgegaan van de volgende formule: zakelijke kilometers ten behoeve van de onderneming / totaal aan privé-kilometers x bijtelling. Gebruikt de werknemer de auto van de zaak voor het verrichten van (vrijwilligers-)werkzaamheden voor een algemeen nut beogende instelling (bijvoorbeeld kerkelijke of charitatieve instelling), dan kan hij € 0,19 per kilometer als gift aan de betreffende instelling aanmerken indien hij heeft afgezien van een vergoeding door die instelling terwijl declaratie wel mogelijk was. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het totaalbedrag aan giften kan op deze manier een bedrag ten laste van zijn inkomen worden gebracht. Voorbeeld Werknemer Arjen heeft een auto van de zaak van zijn werkgever A. Deze auto heeft een cataloguswaarde van € 45.000. Qua CO2-uitstoot komt de auto niet in aanmerking voor lagere bijtelling. In totaal heeft Arjen 35.000 kilometer gereden. Hiervan zijn 15.000 zakelijke kilometers voor werkgever A, inclusief woonwerkverkeer. De overige kilometers (20.000 km) heeft Arjen voor de volgende doeleinden gereden: •
10.000 km voor zijn eigen onderneming;
•
6.000 km voor zijn dienstbetrekking bij werkgever B, waarvan 2.300 km woon-werkverkeer over een afstand van 25 km gedurende een dag per week;
•
500 km voor liefdadigheidswerk;
•
3.500 km voor overig privégebruik.
Het gebruik van de auto brengt voor Arjen de volgende fiscale consequenties met zich mee: 1. Dienstbetrekking bij werkgever A In verband met zijn dienstbetrekking bij werkgever A krijgt Arjen een bijtelling van € 11.250, zijnde 25% van € 45.000.
47
2. Onderneming Arjen kan voor de kilometers die hij heeft gereden voor zijn onderneming in totaal een bedrag van € 5.625 aftrekken van zijn winst. Dit is als volgt berekend: 10.000/20.000 * de bijtelling van € 11.250. 3. Dienstbetrekking bij werkgever B Werkgever B kan Arjen een onbelaste vergoeding geven van € 1.140, zijnde € 0,19 x 6.000 km. Er kan niet alleen voor de ‘echte’ zakelijke kilometers, maar ook voor de kilometers in het kader van het woon-werkverkeer een vergoeding van € 0,19 per km worden gegeven. 4. Giften Als gift is een bedrag van € 95 aan te merken (500 km x € 0,19). Of dit bedrag daadwerkelijk in mindering komt op het belaste inkomen is afhankelijk van het inkomen van Arjen en van eventuele overige giften. Voor aftrek van giften geldt namelijk zowel een drempel (1% van het inkomen) als een bovengrens (10% van het inkomen).
35. Ik gebruik een wachtdienstauto. Hoe zit het met mijn kilometers? Het karakter van de rit is bepalend om te kunnen beoordelen of er sprake is van zakelijke of privé-kilometers. Gaat de werknemer bijvoorbeeld op familiebezoek met de wachtdienstauto, dan zijn dit privé-kilometers. Wordt de werknemer tijdens het afleggen van het familiebezoek opgeroepen voor bijvoorbeeld een storing, dan krijgt de rit een zakelijk karakter. De eerste kilometers voor het bezoek aan de familie blijven echter privé-kilometers. Als de werknemer besluit om bijvoorbeeld na het verhelpen van de storing familie te gaan bezoeken, dan wijkt de werknemer af van de gebruikelijke route. Ook de omrijkilometers zijn dan privé-kilometers. Onder bepaalde voorwaarden is het echter mogelijk dat alle kilometers die met de auto worden gereden als zakelijk worden aangemerkt. Dus niet alleen de zakelijke ritten en het woon-werkverkeer, maar ook de privé-kilometers die tijdens de wachtdiensten worden gemaakt. Voor toepassing van deze ‘wachtdienstregeling’ gelden de volgende voorwaarden: •
de werknemer mag geen invloed hebben op de keuze van de aangeschafte auto;
48
•
de werknemer dient over een privéauto te beschikken die minimaal even goed bruikbaar is voor privégebruik als de auto van de zaak;
•
de werknemer is verplicht om tijdens de wachtdiensten binnen een redelijke afstand van zijn woonplaats te blijven;
•
tijdens de wachtdiensten dient de werknemer bij te houden hoeveel kilometers worden gereden. Daarbij dient de werknemer ook het aantal en de plaats van de werkzaamheden waarvoor hij is opgeroepen bij te houden.
36. Is carpoolen voordelig? Als meerdere collega’s carpoolen met een auto die door de werkgever aan één van hen ter beschikking is gesteld, is in de eerste plaats van belang dat de chauffeur een bijtelling kan krijgen als hij op jaarbasis meer dan 500 km privé met deze auto rijdt. De meerijdende collega’s kunnen een onbelaste kilometervergoeding krijgen van € 0,19 per km indien het carpoolen niet plaats vindt op basis van afspraken met de werkgever, maar uitsluitend op eigen initiatief van de werknemers. Bij carpoolen met een eigen auto van één van de werknemers geldt het volgende: •
Carpoolen op basis van een door de werkgever ingestelde meerijregeling:
Als de chauffeur geen auto van de zaak heeft, maar met eigen auto rijdt, krijgt hij uiteraard geen bijtelling. Als de werkgever met de chauffeur heeft afgesproken dat deze met de eigen auto ook andere werknemers ophaalt, kan de chauffeur een onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 per km krijgen voor de totale afstand, dus ook voor de omrijkilometers. Deze worden dan namelijk als zakelijk aangemerkt. De meerijders kunnen dan echter geen belastingvrije kilometervergoeding ontvangen, omdat er sprake is van door de werkgever georganiseerd vervoer. •
Carpoolen op basis van alleen afspraken door werknemers onderling:
Als de chauffeur en de meerijder(s) onderling, zonder meerijregeling van de werkgever, hebben besloten om te gaan carpoolen, kan de werkgever niet alleen aan de chauffeur maar ook aan de meerijder(s) de onbelaste vergoeding betalen van maximaal € 0,19 per kilometer. In dat geval mag de werkgever geen vrije vergoeding geven voor eventuele omrijkilometers, omdat de omrijkilometers dan een privékarakter hebben. Als de meerijders op grond van de onderlinge afspraak (een deel van) hun vergoeding aan de chauffeur geven, dan heeft dat geen fiscale gevolgen, ondanks dat de chauffeur op deze manier in totaal meer ontvangt dan € 0,19.
49
37. Kan de werkgever een vergoeding geven als ik met een privéauto naar het werk ga? Een werkgever kan aan een werknemer een onbelaste vergoeding geven van € 0,19 per gereden zakelijke kilometer. Daarbij wordt ook het woonwerkverkeer als zakelijk aangemerkt. Zou voor sommige ritten een lagere vergoeding worden verstrekt dan € 0,19 per kilometer (bijvoorbeeld voor het woon-werkverkeer) en voor andere zakelijke ritten juist een hogere vergoeding, dan blijft de vergoeding toch onbelast als het gemiddelde niet hoger is dan € 0,19 per kilometer. Voorwaarde hiervoor is dat schriftelijk is vastgelegd dat de zogenaamde ‘salderingsregeling’ wordt toegepast. Deze regeling is ook mogelijk als de nieuwe werkkostenregeling wordt gebruikt. Belangrijk aandachtspunt is dat een onbelaste kilometervergoeding in principe alleen op declaratiebasis mogelijk is. Werknemers zouden dus moeten bijhouden wanneer zij van en naar het werk zijn gereisd. Op vrije dagen of ziektedagen heeft een werknemer geen recht op een vergoeding. Om te voorkomen dat de werkgever elke loonperiode de declaraties van werknemers moet controleren, mag uit praktische overwegingen een vaste onbelaste reiskostenvergoeding worden gegeven. Daarbij geldt het volgende. Als een werknemer op jaarbasis doorgaans naar één of meer vaste arbeidsplaatsen reist, dan kan de vaste vrije vergoeding op jaarbasis als volgt worden vastgesteld: 214 werkdagen x € 0,19 x totale reisafstand per dag (in km). De toegestane vaste vrije vergoeding per maand of per week is dan het bedrag op jaarbasis gedeeld door 12 respectievelijk 52. Voor werknemers die in deeltijd werken, geldt als maximum een evenredig deel van deze 214 dagen. Een werknemer reist op jaarbasis doorgaans naar een vaste arbeidsplaats als hij die arbeidsplaats op jaarbasis vermoedelijk ten minste 36 weken zal bezoeken. Ook mag bovenstaande berekeningsmethode worden gehanteerd als de werknemer op minstens 128 dagen per kalenderjaar naar de vaste arbeidsplaats reist.
50
Voor een minder frequent reispatroon moet er een nacalculatie plaatsvinden. In geval van verwachte langdurige afwezigheid door bijvoorbeeld ziekte, mag de vergoeding nog in de lopende en de eerstvolgende kalendermaand worden uitbetaald. Daarna mag de vaste vergoeding pas weer worden uitbetaald vanaf de maand volgend op de maand waarin de werknemer weer aan het werk is gegaan. Ook moet nacalculatie plaatsvinden als de woon-werkafstand groter is dan 75 km enkele reis. Geeft de werkgever geen vergoeding, dan kan de werknemer zelf in zijn aangifte geen kosten van reizen per auto meer aftrekken van zijn inkomen. Voorbeeld Elke dag komt Mirjam met haar eigen auto naar kantoor. Zij woont op 50 km afstand van haar werk. Hoeveel mag de werkgever haar onbelast vergoeden? De werkgever mag maandelijks een vaste vrije vergoeding geven van € 338. Dit is 214 x 50 km x 2 (heen- en terugreis) x € 0,19 / 12 maanden.
38. Tijdens mijn werk heb ik een verkeersboete gekregen. Kan de werkgever deze onbelast vergoeden? Een werkgever mag de geldboete van de werknemer wegens een verkeersovertreding in principe niet onbelast vergoeden. Het maakt hierbij ook niet uit of de werknemer in een auto van de zaak rijdt of met een privéauto. Dus ook als de boete direct aan de werkgever is opgelegd als kentekenhouder van de auto en deze door de werkgever is betaald, zal er loonbelasting verschuldigd zijn als de boete niet op de werknemer wordt verhaald. Wel kan de werkgever ervoor kiezen om de belasting die is verschuldigd over de boete niet te verhalen op zijn werknemer, maar deze voor zijn eigen rekening te nemen. De werkgever moet voor de hoogte van de verschuldigde belasting dan wel het zogenaamde gebruteerde tabeltarief toepassen. Dit houdt in dat de werkgever niet alleen belasting is verschuldigd over de boete, maar ook over het voordeel dat zijn werknemer heeft omdat de werknemer de belasting niet zelf hoeft te betalen. Nadat het Gerechtshof te Den Haag in een procedure had beslist dat er geen verhaal door de werkgever mogelijk is van boetes voor snelheidsovertredingen die beperkt en onopzettelijk zijn (snelheidsovertredingen van niet meer dan
51
10 km per uur), heeft de Hoge Raad in 2008 echter bepaald dat verhaal door de werkgever civielrechtelijk in principe wel mogelijk is. Blijft verhaal achterwege, dan heeft dat bovengenoemde fiscale gevolgen.
39. Wat verandert er onder de nieuwe werkkostenregeling aan het vergoeden van parkeerkosten? Per 2011 is een nieuw systeem ingevoerd voor de loonbelastingheffing op vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Deze zogenaamde werkkostenregeling betreft een vereenvoudiging van de ingewikkelde regels in de loonbelasting en komt er in de kern op neer dat (afgezien van specifieke vrijstellingen, zoals de reiskostenvergoeding van 19 eurocent per kilometer) per saldo 1,4% van de totale loonsom belastingvrij mag worden vergoed en dat daarboven door de werkgever een eindheffing van 80% verschuldigd is. Werkgevers mogen overigens gedurende de eerste drie jaren ook nog blijven kiezen voor de regels zoals die tot en met 2010 van kracht waren. Stap 1 van deze werkkostenregeling is de vraag of er een vrijstelling of nihilwaardering geldt. Is dat niet het geval, dan moet bij stap 2 bepaald worden of de vergoeding of verstrekking in de werkkostenregeling wordt meegenomen of gewoon als belast loon wordt behandeld. De werkgever is in principe vrij in de keuze welke vergoedingen en verstrekkingen hij meeneemt in de werkkostenregeling. Stap 3 is dat voor het loon in de werkkostenregeling een belastingvrije ruimte geldt van 1,4% van de totale loonsom. Het meerdere wordt belast met 80% eindheffing loonbelasting (voor rekening van de werkgever). Een vergoeding voor parkeerkosten voor een auto van de zaak, anders dan bij de eigen woning van de werknemer, is onder het oude regime én onder de werkkostenregeling in principe onbelast als intermediaire kosten. Dat zijn kosten die de werknemer voorschiet voor de werkgever. Als een werknemer € 0,19 per afgelegde reiskilometer ontvangt voor zakelijke reizen in zijn privéauto, moet deze forfaitaire vergoeding ook de parkeerkosten van de zakelijke reizen dekken. Als een werknemer naast deze kilometervergoeding een vergoeding voor parkeerkosten ontvangt, is deze onder de “oude” regeling van de vrije vergoedingen en verstrekkingen belast. Onder de nieuwe werkkostenregeling kan de werkgever deze vergoeding onder de 1,4%-vrijstellingsruimte brengen, waarmee deze onbelast is bij de werknemer. Voor zover
52
de forfaitaire 1,4%-ruimte wordt overschreden, is de werkgever eindheffing verschuldigd.
40. Wat gebeurt er als ik per fiets, op de motor of per taxi naar mijn werk ga? De onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer geldt voor elke wijze van vervoer voor alle zakelijke ritten (ook voor woon-werkverkeer). Als de werknemer niet met zijn privéauto komt, maar op de motor of met de fiets dan geldt die onbelaste vergoeding ook. Heeft de werkgever op een andere wijze voorzien in het vervoer voor het woon-werkverkeer, dan kan geen vergoeding meer worden gegeven. Als de werknemer met de taxi naar het werk komt, dan kan de werkgever de werkelijke taxikosten vergoeden in plaats van € 0,19 per km. Komt een werknemer met het openbaar vervoer, dan kan de werkgever ervoor kiezen om óf een vergoeding van € 0,19 per km aan de werknemer te betalen, óf de werkelijke kosten van de plaatsbewijzen te vergoeden.
53
III. Omzetbelasting / BTW Inleiding In dit hoofdstuk gaat het om de omzetbelastinggevolgen van de aanschaf en het gebruik van de auto. In het spraakgebruik wordt de omzetbelasting veelal aangeduid met “BTW”, zodat wij in de vragen en antwoorden ook de aanduiding “BTW” gebruiken. Van belang voor de BTW-aftrek is vooral de aard van de activiteiten van de ondernemer, al dan niet vrijgesteld, en de mate van privégebruik van de auto. Voor ondernemers die de auto privé aanschaffen ter voorkoming van de inkomstenbelastingbijtelling hebben voor de BTW soms ongekende mogelijkheden: afhankelijk van de rechtsvorm is BTW-aftrek vaak mogelijk. Op de afgetrokken BTW moet de ondernemer jaarlijks een correctie aanbrengen voor het privégebruik. Daar is per 1 juli 2011 het nodige in veranderd doordat de koppeling met de bijtelling is losgelaten. In dit hoofdstuk gaan we daar uitgebreid op in. Tot slot worden de margeregeling, het afzien van de margeregeling, de verkoop aan een buitenlandse afnemer en de BTW-aspecten van leasing behandeld.
41. Mag een ondernemer alle BTW op de autokosten aftrekken? Voor het antwoord op deze vraag moet gekeken worden naar het soort werkzaamheden dat deze ondernemer zelf verricht. Brengt hij zelf aan zijn klanten BTW in rekening, dan is normaliter ook de BTW op de investeringen en andere bedrijfskosten aftrekbaar. Als de ondernemer aan zijn klanten geen BTW in rekening brengt omdat hij onder een vrijstelling valt, dan kan hij de door zijn leveranciers berekende BTW zelf ook niet aftrekken. Lastiger wordt het als de ondernemer zowel belaste als vrijgestelde activiteiten heeft. Als een auto dan heel specifiek alleen voor belaste activiteiten wordt gebruikt, is de BTW aftrekbaar. Wordt de auto alleen voor vrijgestelde activiteiten gebruikt, dan is het niet mogelijk de BTW af te trekken. Bij gemengd gebruik kan de BTW naar rato van de omzet van beide soorten werkzaamheden worden afgetrokken.
54
Voorbeelden van BTW-vrijgestelde werkgebieden zijn: medische beroepen, zorginstellingen, uitvaartondernemingen, kredietbemiddeling, (bemiddelen bij) het afsluiten van verzekeringen, onderwijs, liefdadigheidsinstellingen en sociale instellingen. Voorbeeld Een administratie- en assurantiekantoor verricht zowel administratieve dienstverlening als bemiddeling bij verzekeringsovereenkomsten. De bemiddelingsdiensten voor verzekeringen zijn vrijgesteld van BTW. De BTW op de kosten van de bedrijfsauto’s bedraagt € 15.000. De auto’s worden niet specifiek voor één van beide soorten werkzaamheden gebruikt. De omzet van de administratieve tak bedraagt € 1.000.000, die van de verzekeringstak € 800.000. De BTW op de autokosten is dan aftrekbaar voor 1.000.000 / (1.000.000 + 800.000) gedeelte. De aftrekbare BTW bedraagt dus € 8.333.
42. Geldt de aftrek van BTW ook voor het hele privégebruik van de auto van de zaak? Als de ondernemer met BTW belaste activiteiten verricht, mag hij in eerste instantie alle BTW op de aanschaf en het gebruik van de auto volledig aftrekken. In de laatste aangifte van het jaar moet echter een correctie plaatsvinden. De BTW is namelijk een zakelijke belasting, zodat BTW-aftrek alleen mogelijk is voor zakelijk gebruik en niet voor privégebruik. Voor de auto van de ondernemer zelf geldt de regeling dat in de loop van het jaar alle BTW afgetrokken mag worden. Vervolgens wordt aan het einde van het jaar een correctie op die afgetrokken BTW aangebracht op basis van de kilometerverhoudingen of op basis van een forfait ter grootte van 2,7% van de catalogusprijs van de auto. Dit forfait is per 1 juli 2011 in de plaats gekomen van het forfait van 12% keer het bijtellingspercentage keer de catalogusprijs van de auto. Deze koppeling met het bijtellingspercentage zoals dat voor de loonen inkomstenbelasting geldt, maakte ook de BTW-correctie voor privégebruik afhankelijk van de CO2-uitstoot, wat in een recente procedure door Rechtbank Haarlem (1 juni 2011) in strijd met het gelijkheidsbeginsel is verklaard. Vanaf 1 juli 2011 geldt daarom een nieuwe systematiek.
55
Ook voor auto’s die ter beschikking zijn gesteld aan werknemers geldt in principe dat de BTW moet worden gesplitst op basis van het werkelijke gebruik van de auto. Omdat vaak geen kilometeradministratie wordt bijgehouden, mag de correctie voor het privégebruik ook worden berekend met het forfait van 2,7% van de cataloguswaarde. De regeling die voorzag in een aftrek van 75% van de BTW op de gebruikskosten voor auto’s die voor de BTW tot het privévermogen behoren of zonder BTW zijn aangeschaft, is per 17 oktober 2011 ingetrokken. Vanaf die datum is aftrek alleen mogelijk op basis van een kilometerregistratie. Daarnaast geldt voor deze auto’s de mogelijkheid om te kiezen voor volledige BTW-aftrek, gevolgd door een correctie van 1,5% van de catalogusprijs (incl. BTW en BPM). Voor auto(verhuur)bedrijven geldt een goedkeurende regeling voor gevallen waarin de werknemers of de ondernemer gebruik maken van verschillende auto’s waarvan de waarde onderling verschilt. Voor de vaststelling van de catalogusprijs waarover de 2,7%-correctie wordt berekend, mag dan worden uitgegaan van de gemiddelde catalogusprijs van de voor privédoeleinden ter beschikking staande auto’s. Als één of meer betrokkenen slechts een deel van het jaar de beschikking heeft gehad over de auto’s (bijvoorbeeld bij aanvang of einde van het dienstverband), mag daarmee naar tijdsgelang rekening worden gehouden. Verwijzing Bijtelling loon-/inkomstenbelasting
vraag 13
Keuze voor BTW privévermogen
vraag 45
Vergoeding door werknemer
vraag 48
Voorbeeld Natasja heeft haar auto van de zaak geleast. De BTW op de leasetermijnen en de brandstofkosten bedraagt in totaal € 2.200. De auto heeft een catalogusprijs van € 25.000. Haar bijtellingspercentage bedraagt 25%. Natasja rijdt naast de zakelijke ritten en het woon-werkverkeer privé 10.000 kilometer per jaar met de auto. De BTW-correctie voor het privégebruik over het jaar 2012 wordt dan als volgt berekend: 2,7% x € 25.000 = € 675.
56
43. Geldt het woon-werkverkeer als zakelijke kilometers? De afgelopen jaren gold er voor de BTW geen correctie als een auto uitsluitend voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten wordt gebruikt. Het woon-werkverkeer werd voor de BTW evenals voor de loon- en inkomstenbelasting gezien als zakelijk gebruik. Door nieuwe regelgeving is dat per 1 juli 2011 gewijzigd. Vanaf die datum wordt het woon-werkverkeer voor de BTW aangemerkt als privégebruik. Dat betekent dat er ook een correctie voor privégebruik moet worden aangegeven als er een sluitende rittenregistratie ter voorkoming van de bijtelling wordt bijgehouden, maar er wel woon-werkverkeer met de auto wordt gereden. Voor de BTW wordt onder woon-werkverkeer verstaan: het (heen en/of terug) reizen van de woon- of verblijfplaats naar de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen vaste werkplaats(en) waar de werknemer (één of meerdere dagen) zijn werkzaamheden verricht. Als zo’n overeenkomst niet is gesloten, dan geldt zowel voor de ondernemer als voor de werknemer dat alle reizen (heen en/of terug) van de woon- of verblijfplaats naar een bedrijfsadres van de ondernemer als woon-werkverkeer worden aangemerkt. Deze definitie heeft tot gevolg dat de reizen naar andere plaatsen dan de vaste werkplaats of het bedrijfsadres niet worden aangemerkt als woon-werkverkeer. Zo zal het reizen van een bouwvakker naar de bouwplaats normaliter geen woon-werkverkeer zijn (tenzij dit als vaste werkplaats is overeengekomen). Ook bijvoorbeeld het reizen van een onderhoudsmonteur naar het adres van een klant valt daar dan niet onder. Als het privégebruik van een (bestel)auto alléén bestaat uit woon-werkverkeer is het niet per se nodig om een kilometeradministratie bij te houden om de verschuldigde BTW te berekenen. In dat geval kan, als niet gekozen wordt voor een BTW-correctie op basis van het 2,7%-forfait, volstaan worden met het bepalen van de afstand woon-werk en hoeft alleen te worden bijgehouden hoe vaak deze reizen plaatsvinden. Dit is niet anders als de bestelauto (zowel zakelijk als voor woon-werkverkeer) wisselend wordt gebruikt door verschillende werknemers. In dat laatste geval volstaat het om voor alle betrokken werknemers de afstand te bepalen en per werknemer de frequentie bij te houden. In die gevallen worden alle gereden privékilometers eenmaal per jaar gerelateerd aan het jaarkilometrage van de auto om de verschuldigde BTW te
57
kunnen vaststellen. In plaats van het daadwerkelijk bijhouden van de frequentie van het woonwerkverkeer mag ook worden uitgegaan van een vast aantal van 214 werkdagen per kalenderjaar. Bij dit aantal is onder andere rekening gehouden met incidenteel thuiswerken, ziekte, vakantie, sabbaticals en zorgverlof. Het aantal werkdagen (214) kan naar evenredigheid worden toegepast als de werknemer op minder dan 5 dagen per week werkt of als de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar begint of eindigt. Verwijzing Woon-werkverkeer voor de bijtelling
vraag 25
44. Geldt de correctie voor het privégebruik voor een onbeperkt aantal jaren? Voor de correctie van de BTW voor het privégebruik van een auto van de zaak geldt in principe dat de BTW aftrekbaar is voor zover dit het zakelijke gebruik betreft. Dat geldt voor alle jaren waarin er sprake is van privégebruik van de auto. Afgezien van de mogelijkheid om een jaarlijkse correctie van 2,7% van de catalogusprijs aan te geven, is de hoofdregel dat de BTW gesplitst moet worden in een zakelijk en een privédeel. Deze splitsing gebeurt dan op basis van de gereden kilometers. In de eerste vijf jaren moet daarbij in de jaarlijkse correctie ook steeds 1/5 van de BTW op de aanschaf worden meegenomen. Vanaf het zesde jaar gaat het uitsluitend om de BTW op de jaarlijkse kosten.
45. Kan ik als ondernemer mijn auto voor de BTW tot mijn privévermogen rekenen? Ondernemers hebben, als de auto zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, de mogelijkheid om er voor de BTW voor te kiezen de auto tot het zakelijke of tot privévermogen te rekenen. In veel gevallen zal de meest voordelige keuze zijn om de auto tot het BTW-ondernemingsvermogen te rekenen. Alle BTW is dan immers aftrekbaar, zowel op de aanschaf als op onderhoud, brandstof, reparaties e.d. Bij verkoop is het een BTW-auto, hetgeen vaak een positief effect heeft op de inruilwaarde.
58
De auto voor de BTW tot het privévermogen rekenen is vooral aantrekkelijk als de auto zonder BTW is gekocht (marge-auto). De kosten van het gebruik (brandstof en onderhoud) zijn dan in de onderneming aftrekbaar voor zover deze te maken hebben met het zakelijke gebruik van de auto. De mate van zakelijk gebruik moet uit de administratie blijken. De aftrekmogelijk van 75% is per 17 oktober 2011 vervallen. Wel kan nu gekozen worden voor een volledige aftrek, gevolgd door een 1,5%-correctie, zoals in beschreven in vraag 42. Voor directeur-grootaandeelhouders (“DGA’s”) met een B.V. of N.V. geldt thans geen teruggaafmogelijkheid van BTW meer voor hun privé aangeschafte auto. Bovengenoemde keuze voor ondernemers staat overigens geheel los van de keuze die voor de inkomstenbelasting gemaakt moet worden tussen ondernemingsvermogen (mét bijtelling, maar kosten zijn aftrekbaar) en privévermogen (geen bijtelling, maar de kosten moeten privé betaald worden en zijn niet aftrekbaar). Dit brengt de mogelijkheid met zich mee om te kiezen voor aanschaf van een auto in privé (dus zonder bijtelling), maar wel met kwalificatie als ondernemingsvermogen voor de BTW (dus mét BTW-aftrek). Verwijzing Woon-werkverkeer voor de BTW
vraag 43
46. Geldt de bijzondere regeling voor bestelauto’s nog? Nu per 1 juli 2011 het woon-werkverkeer voor de BTW als privégebruik wordt aangemerkt, heeft dat ook gevolgen voor auto’s die alleen voor woon-werkverkeer en zakelijke ritten worden gebruikt. Anders dan voorheen, geldt dan in principe ook de BTW-correctie voor privégebruik. Onder de oude regeling was geregeld dat geheel werd aangesloten bij de bijtelling zoals die in de loon- en inkomstenbelasting geldt. Dat is vanaf 1 juli 2011 niet meer het geval. Dat betekent dat voor de BTW ook niet meer zonder meer kan worden aangesloten bij regelingen zoals de uitsluiting van de bijtelling voor bestelauto’s die nagenoeg uitsluitend geschikt zijn voor goederenvervoer of bij de € 300 eindheffing voor bestelauto’s die doorlopend wisselend worden gebruikt. Verwijzing Woon-werkverkeer voor de BTW
vraag 43
59
47. Moet er BTW worden berekend over een eigen bijdrage van het personeel? Over de ontvangen vergoeding moet u als werkgever BTW afdragen. Deze berekent u door 19/119 deel van de vergoeding te nemen. Als de vergoeding kostendekkend is, mag u alle BTW op de autokosten gewoon blijven aftrekken (tenzij u een vrijgestelde ondernemer bent). Ook de correctie voor privégebruik is dan niet aan de orde. Is de vergoeding niet kostendekkend, dan is de correctie voor privégebruik wel van toepassing. In principe dient voor de berekening daarvan uitgegaan te worden van de normale marktwaarde van het privégebruik. Daarbij mag echter ook gekozen worden voor een forfait van 2,7% van de catalogusprijs. De BTW die is afgedragen over de vergoeding mag hierbij in mindering worden gebracht op de correctie voor privégebruik. Verwijzing Aftrek vergoeding van bijtelling
vraag 20
Voorbeeld Drainagebedrijf Bron B.V. vraagt van een werknemer een bijdrage van € 100 per maand voor privégebruik van de auto van de zaak. De cataloguswaarde van deze auto bedraagt € 20.000. De werknemer houdt geen kilometeradministratie bij. De BTW-correctie is per saldo als volgt. BTW-correctie
€
540 (2,7% van € 20.000)
Af: BTW over vergoeding
€
191 (19/119 * 12 * € 100)
Te betalen
€
349
48. Kan ik BTW aftrekken over de kilometervergoeding die ik aan mijn personeel betaal? Als werknemers hun privéauto gebruiken voor zakelijke ritten, kan voor de inkomstenbelasting een onbelaste vergoeding worden verstrekt tot maximaal € 0,19 per kilometer. Vroeger kon de werkgever dan 12% van deze kilometervergoeding aftrekken in zijn BTW-aangifte. Deze regeling is in verband met strijdigheid met de EU-wetgeving ingetrokken. Deze aftrek is thans niet meer mogelijk.
60
49. Hoe verloopt de BTW-heffing zonder toepassing van de margeregeling? Een ondernemer die zelf geen vrijgestelde activiteiten heeft, kan de BTW die zijn leveranciers aan hem in rekening brengen, in aftrek brengen op zijn eigen aangifte. De aangeschafte bedrijfsmiddelen staan dan zonder BTW op zijn balans. Dat geldt voor een auto van een ‘gewone’ ondernemer, maar in principe ook voor de voorraadauto van een garagehouder. Bij latere verkoop wordt dan over de verkoopprijs 19% BTW berekend. Als de koper een BTW-belaste ondernemer is, kan hij deze BTW ook weer aftrekken en herhaalt één en ander zich. Bij personenauto’s, bestelauto’s en motorfietsen moet bij de BTW-berekening ook nog rekening gehouden worden met het feit dat over de BPM in de verkoopprijs geen BTW berekend hoeft te worden. Deze BPM kan berekend worden op basis van de afschrijvingstabel. Verwijzing BPM-afschrijvingstabel
vraag 69
Voorbeeld 1 Gebruikte personenauto Een gebruikte auto van 36 maanden oud wordt door een ondernemer verkocht voor € 11.000 exclusief BTW. De oorspronkelijke BPM bedroeg destijds € 3.988. De rest-BPM bedraagt nu nog 46% (de afschrijving is 49% + 6 maanden à 0,833%) oftewel € 1.834. Over deze verkoop is nu aan BTW verschuldigd: 19% van (€ 11.000 - € 1.834) = € 1.742. Zou de verkoopprijs niet € 11.000 exclusief BTW, maar € 11.000 inclusief BTW zijn geweest, dan is de berekening van de BTW als volgt: 19/119 * (€ 11.000 - € 1.834) = € 1.463. Voorbeeld 2 Gebruikte taxi Een taxibedrijf verkoopt één van haar taxi’s 2 jaar na aanschaf. De bij aanschaf terugontvangen BPM (€ 7.500) dient voor 1/3 weer aan de belastingdienst afgedragen te worden. De verkoopprijs van de auto bedraagt € 25.000. De BTW wordt nu als volgt berekend: 19% van (€ 25.000 – 1/3 * € 7.500) = € 4.275.
61
50. Hoe verloopt de BTW-heffing bij de margeregeling? De hoofdregel is dat bij verkoop van een auto over de verkoopprijs (minus een eventueel BPM-bedrag) BTW verschuldigd is. Dat werkt echter nadelig uit als bij de oorspronkelijke aanschaf geen BTW afgetrokken kon worden, bijvoorbeeld omdat de koper een particulier was of een ondernemer met een BTW-vrijstelling. In de verkoopprijs zit dan in wezen nog een gedeelte van die oorspronkelijke BTW. Om te voorkomen dat er BTW over BTW wordt berekend, kan worden volstaan met berekening van BTW over uitsluitend de winstmarge. Deze regeling geldt echter alleen voor zogenaamde wederverkopers: garagehouders en autohandelaren. De wederverkoper draagt de BTW af uit zijn winstmarge. Deze BTW wordt dus niet afzonderlijk aan de klant doorberekend en mag ook niet op de factuur vermeld worden. Bij de berekening van de BTW wordt bij toepassing van de margeregeling geen rekening gehouden met eventuele rest-BPM. De garagehouder moet dan door zijn klant een zogenaamde inkoopverklaring laten ondertekenen, zodat later bewezen kan worden dat de betreffende klant een particulier of een ondernemer met een BTW-vrijstelling was. Deze verklaring mag bij een inruiltransactie overigens ook in de uiteindelijke factuur worden opgenomen. Deze moet dan wel door de klant worden ondertekend. Verwijzing BPM-afschrijvingstabel
vraag 69
Voorbeeld Een garagebedrijf koopt van een particulier een auto in voor € 5.000. Het garagebedrijf verkoopt deze auto vervolgens weer voor € 6.500. Door het garagebedrijf is aan BTW verschuldigd: 19/119 van (€ 6.500 - € 5.000) = € 239.
51. Ben ik als verkoper verplicht de margeregeling toe te passen? Nee, dat is niet verplicht. Als de koper van een auto een ondernemer is die gewoon recht heeft op aftrek van aan hem in rekening gebrachte BTW, heeft deze koper geen belang bij toepassing van de margeregeling. In de koopprijs zit dan indirect toch een BTW-bedrag. De verkoper zal immers bij de berekening
62
van de verkoopprijs rekening houden met de door hem af te dragen BTW over de marge. Het kan dan zinvol zijn af te zien van toepassing van de margeregeling. Dat kan door een normale factuur met vermelding van BTW op te stellen. Voorbeeld Een garagebedrijf heeft een klant die een bestelauto die als margeauto te koop staat, toch graag mét BTW wil kopen. De auto is door de garage ingekocht voor € 10.000 en wordt verkocht voor € 14.000. De netto marge voor de garage is dus na aftrek van BTW 100/119 * € 4.000 = € 3.361. De kostprijs voor de klant bij toepassing van de margeregeling is € 14.000. Bij afzien van de margeregeling zal de garagehouder de volgende berekening maken: Inkoop
€ 10.000
Gewenste netto marge
€
Verkoopprijs exclusief BTW
€ 13.361
BTW (19% van € 13.361)
€
Verkoopprijs inclusief BTW
€ 15.900
3.361 2.539
De kostprijs voor de klant is nu, na aftrek van BTW, € 13.361. Zijn voordeel: € 639. Het voordeel voor de klant is gelijk aan de BTW die de garagehouder bij toepassing van de margeregeling had moeten afdragen. In het voorbeeld is omwille van de duidelijkheid afgezien van de rest-BPM. Dit bedrag, berekend op basis van de afschrijvingstabel, moet van de verkoopprijs exclusief BTW worden afgetrokken alvorens de BTW te berekenen. Per saldo maakt dat voor de kostprijs van de koper van deze auto geen verschil als hij de BTW volledig kan aftrekken. Zijn netto kostprijs is dan € 13.361 en zijn voordeel € 639.
63
52. Moet ik BTW berekenen op de verkoop van een auto aan een buitenlandse afnemer? Binnen de EU geldt een richtlijn op basis waarvan de lidstaten een BTW-tarief van 0% hanteren als het object dat verkocht wordt, naar een andere lidstaat wordt overgebracht en de koper een ondernemer is. In het BTW-jargon is dit een ‘intracommunautaire levering’. De koper geeft deze aankoop dan in zijn eigen lidstaat aan en kan – als hij zelf niet vrijgesteld is van BTW – deze BTW gelijktijdig ook weer in aftrek brengen. De verkopende ondernemer moet zo’n transactie vermelden op daarvoor bestemde opgaven aan de belastingdienst. Als de koper een particulier is, is het uitgangspunt het BTW-tarief van het land waar de auto gekocht wordt. Koopt bijvoorbeeld een Duitse particulier een auto in Nederland, dan betaalt hij 19% Nederlandse BTW. Hierop geldt een uitzondering: als de auto niet ouder is dan 6 maanden en niet meer dan 6000 kilometer gereden heeft, geldt ook voor de particuliere koper een 0%-tarief in het land van aankoop en moet hij BTW betalen in zijn eigen woonland. Als bijvoorbeeld een Duitse particulier zo’n auto in Nederland koopt, krijgt hij van de Nederlandse verkopende ondernemer een factuur met 0% BTW en moet hij zelf Mehrwertsteuer afdragen aan de Duitse belastingdienst.
53. Hoe kan ik de BTW-druk op mijn lease-auto verminderen? Bij een operational-leasecontract is de leasetermijn opgebouwd uit verschillende componenten. Sommige daarvan zijn niet met BTW belast als ze afzonderlijk worden doorberekend. Dat geldt bijvoorbeeld voor de BPM. Voorwaarde is wel dat het dan gaat om contracten met een looptijd van minimaal één jaar (of short-leasecontracten die gericht zijn op omzetting in een contract voor ten minste één jaar), het kenteken op naam staat van de lessee, de BPM wordt berekend volgens de afschrijvingstabel en de BPM afzonderlijk wordt gefactureerd. Ook de MRB kan zonder BTW worden gefactureerd, mits deze afzonderlijk op de facturen wordt vermeld. Uiteraard is dit uitsluitend van belang voor niet-ondernemers of ondernemers met een BTW-vrijstelling omdat zij zelf de aan hen in rekening gebrachte BTW niet kunnen aftrekken.
64
Ook komen leaseconstructies voor waarin de lessee de financiële middelen ter beschikking stelt aan de leasemaatschappij. Daarmee kan de BTW-druk verder worden verlaagd. Er hoeft dan in de leasetermijn geen rekening te worden gehouden met een rentecomponent. Verwijzing Operational lease
vraag 96
BTW bij leasing
vraag 100
65
IV. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) Inleiding De BPM is volop in beweging. De BPM wordt geheel omgezet van een heffing over de netto catalogusprijs in een heffing op basis van de absolute CO2-uitstoot. Daarnaast worden in 2012 de CO2-normen van de diverse BPM-schijven aangescherpt en wordt ook de dieseltoeslag CO2-afhankelijk gemaakt. Anders dan de naam van de belasting doet vermoeden, worden naast personenauto’s en motoren ook bestelauto’s met BPM belast. Wel is het zo dat ondernemers vrijgesteld zijn. In dit hoofdstuk gaan wij in op de voorwaarden daarvoor en de formaliteiten met betrekking tot verkoop binnen 5 jaar. De exacte wettekst van deze vrijstelling hebben wij in de bijlagen opgenomen.
54. Wat is BPM precies? BPM staat voluit voor Belasting van personenauto’s en motorrijwielen. Het betreft een belasting op het gebruik van het Nederlandse wegennet met een personen- of bestelauto of motor door een in Nederland wonende persoon of in Nederland gevestigd lichaam. Het moment van heffing is de registratie van een personen- of bestelauto of motor in het kentekenregister of het moment waarop voor het eerst gebruik wordt gemaakt van de Nederlandse weg met een voertuig met buitenlands kenteken. In die laatste situatie is recent door het Hof van Justitie van de Europese Unie uitgesproken dat Nederland geen volledige heffing mag toepassen bij aanvang van het binnenlandse weggebruik, maar daarbij rekening moet houden met de duur van het weggebruik. Bij huurcontracten van een buitenlandse auto die in Nederland wordt gebruikt door een inwoner van Nederland wordt daarom bij aanvang van het weggebruik rekening gehouden met de duur van het contract, mits dat niet langer is dan vier jaar. Er werd de afgelopen jaren gewerkt aan plannen om de BPM om te zetten in een kilometerheffing. Gedacht werd aan geleidelijke invoering daarvan voor personenauto’s en bestelauto’s vanaf 2013. In aanloop daar naar toe werd sinds 2008 het tarief van de BPM stapsgewijs omgezet in MRB. De MRB zou dan op
66
termijn plaatsmaken voor de kilometerheffing. Inmiddels is besloten de kilometerprijs niet in te voeren. In verband daarmee is per 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd en blijft ook de met de afbouw samenhangende MRB-verhoging achterwege. Wel vindt bij personenauto’s verdergaande vergroening plaats op basis van de CO2-uitstoot van het voertuig.
55. Op welke auto’s wordt BPM geheven? BPM wordt geheven op personenauto’s en vanaf 1 juli 2005 ook op bestelauto’s, waarbij bestelauto’s van ondernemers een vrijstelling hebben. Volgens de definitie in de wet is een personenauto een motorrijtuig op drie of meer wielen, met uitzondering van autobussen, bestelauto’s en vrachtauto’s (dat wil zeggen motorrijtuigen die niet zijn ingericht voor personenvervoer, met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg). Een bestelauto dient voor de BPM aan bepaalde inrichtingseisen te voldoen. Er moet bij alle bestelauto’s een vaste, vlakke laadvloer aanwezig zijn over de hele lengte en breedte van de laadruimte. In die laadruimte mogen geen zitplaatsen aanwezig zijn. Vervolgens worden er per soort bestelauto nog specifieke voorwaarden gesteld; zie hiervoor het schema op de volgende pagina’s.
67
Soort bestelauto
Eisen Laadruimte (blok)
Grote bestelauto (zoals grote bestelbus en verhuisbus)
Zijruiten Tussenschot Aanvullende eis
Dak laadruimte Bestelauto met verhoogd dak (zoals combi’s en kleine bestelauto’s)
Zijruiten Laadruimte (blok) Tussenschot
Dak laadruimte Middelgrote be- Zijruiten stelauto zonder Laadruimte (blok) verhoogd dak (zoals ruimtewagens, Tussenschot minibusjes en terreinauto’s)
Open laadbak Tussenschot Bestelauto met open laadbak, enkele cabine en Xtrcab (1,5 cabine)
Aanvullende eis
Hoogte cabine
68
min. 200 cm lang min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en een lengte van min. 200 cm toegestaan in de laadruimte niet nodig voor het meten van de laadruimte: de bestuurdersstoel staat in de fabrieksmatige achterste stand, de rugleuning mag rechtop staan min. 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm over een lengte van min. 125 cm tussen laadruimte en bestuurders-gedeelte: min. 30 cm hoog over de volle breedte minder dan 25 cm hoger dan de bovenkant van de portieropening van de bestuurder één zijruit toegestaan aan de rechterzijde van de laadruimte min. 98 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 125 cm - tussen laadruimte en bestuurdersgedeelte over de volle breedte en ten minste dezelfde hoogte als de bestuurderscabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (maximaal 40 cm hoog) min. 125 cm lang en 20 cm breed - is de achterwand van de cabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog) - geen klapstoeltjes of banken achter de voorste rij zittingen toegestaan. - als een open laadbak wordt overkapt, dan moet de auto voldoen aan de eisen voor een bestelauto met gesloten laadruimte. - een afdekzeil / afdekschot is toegestaan. hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
Bestelauto met dubbele cabine (met gesloten laadruimte of open laadbal)
Hoogte cabne
hoogte van de cabine bij een dubbele cabine is de grootste verticale afstand tussen vloer en dak van de cabine, gemeten over een breedte van 20 cm.
Cabine
er is één extra rij zitplaatsen geplaatst
Tussenschot
- achterwand van de cabine, en geplaatst direct achter de achterbank - over de volle breedte en hoogte van de cabine - vast raam in tussenschot is toegestaan (max. 40 cm hoog) - min. 150 cm lang en bovendien min. 2/3 van de lengte die de laadruimte zou hebben zonder extra zitruimte. De oorspronkelijke laadruimte begint bij een fictief schot, dat is geplaatst op een afstand van 115 cm achter het achterste punt van het stuur. - min. 40% van de lengte is vóór het hart van de achterste as geplaatst. - één zijruit aan rechterzijde van de laadruimte is toegestaan - laadruimte min. 130 cm hoog over een breedte van min. 20 cm en over een lengte van min. 150 cm. cabine lager dan 130 cm: de overgebleven laadruimte moet ook min. twee maal de lengte van cabine hebben. Bij een bestelauto met een dubbele cabine is de lengte van de cabine de afstand tussen het achterste punt van het stuur en het schot tussen de cabine en de laadruimte.
Laadbak of laadruimte
Aanvullende eis
Deze inrichtingseisen zijn ook blijven bestaan na de wetswijzigingen van 1 juli 2005. Reden daarvan is onder meer dat het voor ondernemers mogelijk is om een BPM-vrijstelling te krijgen op een bestelauto, maar niet op een personenauto. Ook is dit onderscheid van belang voor het al dan niet van toepassing zijn van de BPM-heffing op basis van de CO2-uitstoot. Een ander onderscheid zit in het verschil in motorrijtuigenbelasting: voor bestelauto’s gelden bijvoorbeeld geen provinciale opcenten en geldt een laag ondernemerstarief. Wordt door de belastingdienst geconstateerd dat niet aan de inrichtingseisen wordt voldaan, dan is er soms ruimte voor zogenaamd “herstelbeleid”. Dat is het geval in situaties waarin de laadruimte voldoet aan de fiscaal vereiste maten en het karakter van bestelauto slechts in geringe mate is aangetast. Herstel zonder BPM-naheffing is dan mogelijk als het herstel betrekkelijk eenvoudig kan worden gerealiseerd. Verwijzing Bijtelling grijs kenteken
vraag 18
MRB-tarief grijs kenteken
vraag 82
69
56. Hoe hoog is het BPM-tarief voor personenauto’s in 2012? De BPM op personenauto’s wordt stapsgewijs omgezet van een heffing op basis van de prijs naar een heffing op basis van de (absolute) CO2-uitstoot. In 2012 wordt nog een gedeelte geheven op basis van de catalogusprijs, vanaf 2013 niet meer. Daarnaast worden er drie belangrijke wijzigingen doorgevoerd: 1. De CO2-grenzen worden jaarlijks aangepast; 2. De CO2-grenzen voor benzine en diesel groeien langzaam naar elkaar toe; 3. De vaste dieseltoeslag wordt per 1 juli 2012 een CO2-afhankelijke dieseltoeslag. In het jaar 2012 wordt allereerst nog een procentueel gedeelte geheven, namelijk 11,1% van de catalogusprijs. Zeer zuinige auto’s die vrijgesteld zijn van het CO2-afhankelijke tarief, zijn in 2012 ook vrijgesteld van het procentuele gedeelte van de BPM. In de eerste helft van 2012 geldt ook nog de oude systematiek van de brandstofkortingen en –toeslagen. Op benzineauto’s wordt een BPM-korting verleend van € 450, op aardgasauto’s is de korting € 950 en op dieselauto’s wordt een BPM-toeslag geheven van € 1.900. Op dieselauto’s die al voldoen aan de Euro-6-norm, geldt in 2012 een BPM-korting van € 1.000. Deze korting wordt in 2013 verlaagd tot € 500. Ook in de tweede helft van 2012 geldt de benzinekorting van € 450. De aardgaskorting vervalt. De dieseltoeslag verdwijnt als vast bedrag: Dit wordt vanaf 1 juli 2012 een CO2-afhankelijke toeslag boven 70 gram/km met de volgende tarieven per gram CO2-uitstoot boven deze grens: 2012 : € 40,68 2013 : € 54,92 2014 : € 70,17 2015 : € 81,36
70
De CO2-afhankelijke tarieven voor personenauto’s kunnen uit onderstaande tabel worden afgelezen. 2012
2012
(tot 30/6)
(v.a. 1/7)
2013
2014
2015
CO2-schrijfgrenzen Benzine
Diesel
Vrijgesteld <111
<103
<96
<89
<83
1e schijf
111-180
103-159
96-140
89-124
83-110
2e schijf
181-270
160-237
141-208
125-182
111-160
3e schijf
>270
238-242
209-229
183-203
161-180
4e schijf
>242
>229
>203
>180
Vrijgesteld <96
<92
<89
<86
<83
1e schijf
96-155
92-143
89-131
86-120
83-110
2e schijf
156-232
144-211
132-192
121-175
111-160
3e schijf
>232
212-225
193-215
176-197
161-180
>225
>215
>197
>180
4e schijf CO2-tarief (€ per gram)
1e schijf
94
101
122
101
88
2e schijf
280
121
145
121
106
3e schijf
654
223
270
228
205
559
539
456
411
4e schijf
Vanaf 2013 is de BPM geheel gebaseerd op deze CO2-uitstoot. Het wegvallen van het procentuele deel van de heffing verklaart ook de stijging van het CO2-afhankelijke tarief per 2013. Verwijzing Afschrijvingstabel
vraag 69
Voorbeeld Natasja koopt een personenauto met dieselmotor (CO2-uitstoot 105 gram/km). De auto is uitgerust met een af-fabriekroetfilter en heeft energielabel B. De prijs van de auto exclusief BTW en BPM bedraagt € 21.000. De BPM op deze auto bedraagt dan in het tweede halaar van 2012: Procentueel deel van de BPM:
11,1% van € 21.000 = € 2.331
CO2-afhankelijke dieseltoeslag:
35 gram/km x € 40,68 = € 1.424
CO2-afhankelijk deel van de BPM:
92 tot en met 105 gram/km x € 101 = € 1.414
Totaal:
€ 5.169
Het energielabel en het roetfilter hebben geen fiscaal gevolg meer.
71
57. Hoe hoog is het BPM-tarief voor bestelauto’s in 2012? Voor bestelauto’s gelden de CO2-afhankelijke tarieven niet, maar blijft er sprake van een heffing op basis van de catalogusprijs. Het tarief voor bestelauto’s bedraagt 37,7% van de netto catalogusprijs, vermeerderd met een dieseltoeslag van € 273 of verminderd met een korting van € 1.283 als de auto geen dieselmotor heeft. Verwijzing Vrijstelling BPM voor ondernemers
vraag 62
58. Hoe snel wordt de BPM afgebouwd? Als eerste stap in aanloop naar de invoering van de kilometerheffing is vanaf 1 februari 2008 begonnen met de afbouw van de BPM. In de jaren 2008, 2009 en 2010 is de BPM jaarlijks telkens met zo’n 5% van het oorspronkelijke 45,2%-tarief afgebouwd, onder gelijktijdige verhoging van de MRB (de zg. ‘vluchtheuvelvariant’). Nu gebleken is dat de kilometerprijs niet zal worden ingevoerd, is per 2011 de afbouw van de BPM stilgelegd. Dat geldt ook voor de met deze afbouw samenhangende jaarlijkse MRB-verhoging. Het stilzetten van de afbouw van de BPM vanaf 2011 is vormgegeven door het handhaven van de totale BPM-opbrengst op het niveau van 2010. Wel gaat de ombouw naar een CO2-afhankelijke BPM-heffing gewoon door. Daarbij is er in de tariefstelling rekening gehouden met de veronderstelling dat auto’s steeds zuiniger worden. Samenvattend betekent dit dat het gedeelte van de BPM dat geheven wordt als percentage van de catalogusprijs wèl afneemt naar nihil in 2013, maar dat de totale opbrengst van de BPM gelijk blijft. Dat wordt gerealiseerd door het op CO2-uitstoot gebaseerde deel van de totale BPM-opbrengst groter te laten worden.
72
59. Geldt de roetfilterregeling nog? De afgelopen jaren gold een roetfilterkorting van enkele honderden euro’s: Vóór 2011 gold er een BPM-korting als de auto met dieselmotor een uitstoot van fijnstof had van niet meer dan 5 mg/km. De korting bedroeg in het laatste jaar € 300. Door het verplicht stellen van een roetfilter, is de BPM-korting voor een roetfilter inmiddels vervallen.
60. Welk effect heeft het energielabel? Nieuwe auto’s zijn voorzien van een energielabel dat de (relatieve) zuinigheid van de auto aangeeft. Op basis van dat energielabel was tot en met 2009 een korting (bonus) of een toeslag (malus) op het BPM-bedrag van toepassing. Thans wordt gewerkt aan het omzetten van de grondslag van de BPM in een CO2-heffing op basis van de absolute zuinigheid. Er is daarom geen reden meer voor een afzonderlijke bonus of malus op basis van het energielabel, zodat deze regeling is vervallen.
61. Wanneer tellen opties en accessoires mee voor de BPM? De BPM wordt berekend over de netto-catalogusprijs van de auto. Bij nieuwe auto’s wordt gekeken naar de netto-catalogusprijs af-fabriek. Alle opties, meeruitvoeringen en accessoires die niet door of namens fabrikant of importeur zijn aangebracht, blijven daarmee buiten de BPM-heffing. Voor deze accessoires is vanaf 1 juli 2006 niet langer van belang op welk tijdstip ze door de dealer worden ingebouwd: ook bij montage vóór de dag van registratie blijft de waarde daarvan buiten de BPM. Verwijzing Bijtelling over accessoires
vraag 16
73
62. Op welk moment is er BPM verschuldigd? BPM is verschuldigd bij de eerste registratie van een nieuwe auto. Is het een personenauto dan verloopt de heffing via de (binnenlandse) fabrikant of de importeur van de auto. In andere gevallen dient u zelf rechtstreeks voor aangifte en betaling van de BPM te zorgen. Dat is het geval als: • U een auto in het buitenland koopt en u deze auto vervolgens in Nederland laat registreren; • U een personenauto met buitenlands kenteken wilt gaan gebruiken op de Nederlandse openbare weg en er geen bijzondere vrijstelling van toepassing is; • U als particulier een nieuwe bestelauto aanschaft; • U een auto met grijs kenteken ombouwt tot auto met geel kenteken. Bij invoer vanuit een niet-EU-land moeten er naast de BPM ook invoerrechten en BTW voldaan worden. Bij invoer vanuit een EU-land moet u Nederlandse BTW betalen als het een nieuwe auto betreft. Dat is het geval als de auto niet meer dan 6000 kilometer heeft gereden of niet ouder is dan zes maanden. Is daarvan geen sprake, dan betaalt u BTW in het land waar u de auto koopt.
63. Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor ondernemers? Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto wordt door de dealer geen BPM meer gefactureerd. Dit heeft te maken met de per 2007 ingevoerde BPM-vrijstelling voor bestelauto’s die worden geregistreerd op naam van een ondernemer. Ondernemers hebben door deze vrijstelling geen BPM-voorfinancieringslasten bij aanschaf van een bestelauto. Wel moet voor deze vrijstelling voldaan worden aan de eis dat de auto wordt geregistreerd op naam van een ondernemer die ook als zodanig is geregistreerd voor de BTW en moet de auto voor ten minste 10% voor zakelijke doeleinden worden gebruikt. Ondernemers hebben in de meeste gevallen een BTW-nummer. Het kan echter voorkomen dat dit nummer niet bij de ondernemer bekend is omdat de
74
ondernemer van BTW is vrijgesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor ziekenhuizen, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, agrariërs etc. Zij kunnen echter evenals BTW-belaste ondernemers in aanmerking komen voor de BPM-vrijstelling op hun bestelauto. Ook op geleaste bestelauto’s geldt de BPM-vrijstelling. Voor bestelauto’s in de verhuur of short-lease geldt de vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker is, als de contractsduur niet langer is dan vier weken. Voor langer lopende contracten moet de leasemaatschappij kunnen aantonen dat de lessee (de leasenemer) een ondernemer is die zelf ook de BPM-vrijstelling zou krijgen als hij de bestelauto gekocht zou hebben. De leasemaatschappij heeft hiervoor per auto ondermeer een zogenaamde “ondernemersverklaring” van de lessee nodig. Particuliere kopers van een nieuwe bestelauto dienen zelf zorg te dragen voor afdracht van de BPM. In principe krijgen zij daarvoor van de belastingdienst een formulier toegezonden zodra geconstateerd wordt dat de auto op naam van een niet-ondernemer wordt geregistreerd. Maar ook zonder toezending van dit formulier geldt voor hen een BPM-aangifteverplichting. Ondanks deze BPM-vrijstelling wordt het BPM-bedrag wel op kentekenbewijs deel IA vermeld. Dit bedrag is namelijk van belang voor de BPM-afdracht door particulieren en voor de bijtelling voor privégebruik.
64. Heeft de overheid recht op BPM-vrijstelling bij de aanschaf van een nieuwe bestelauto? Overheidslichamen zoals gemeenten en provincies kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van BPM bij aanschaf van een nieuwe bestelauto. Dit doet zich voor als zij de bestelauto gebruiken voor werkzaamheden die zij als ondernemer verrichten. Cruciaal hiervoor is dat er in dat geval voor deze leveringen of diensten facturen mét BTW worden uitgereikt. Wordt een bestelauto aangeschaft voor een publiekrechtelijke taak, zoals het uitgeven van paspoorten, onderhoud van wegen, milieuhandhaving en dergelijke taken, dan behoort een BPM-vrijstelling niet tot de mogelijkheden. Bij twijfelgevallen kan bij de belastingdienst worden geïnformeerd of de overheidsinstantie in de betreffende situatie als ondernemer is aan te merken.
75
65. Zijn er consequenties als ik na de aanschaf van mijn bestelauto niet meer aan de voorwaarden voldoe? Voldoet een ondernemer in de periode van 5 jaar na aanschaf van een nieuwe bestelauto niet meer aan de eisen van BTW-ondernemerschap en zakelijk gebruik, dan is de ondernemer alsnog BPM verschuldigd. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de ondernemer de bestelauto verkoopt of zijn onderneming beëindigt. Binnen een maand nadat niet meer aan de voorwaarden is voldaan, moet de ondernemer hiervan zelf aangifte doen bij de belastingdienst en het bedrag van de rest-BPM betalen. Die zogenaamde ‘restBPM’ wordt dan berekend volgens de afschrijvingstabel. Wel geldt de hierna beschreven doorschuifmogelijkheid. Na deze 5-jaarsperiode wordt op de BPM-vrijstelling niet meer teruggekomen. De bestelauto zou dan bijvoorbeeld aan een particulier verkocht kunnen worden zonder dat er nog rest-BPM betaald hoeft te worden. De auto moet ook na die 5 jaar nog wel aan de inrichtingseisen blijven voldoen en kan bijvoorbeeld niet zonder BPM tot camper worden omgebouwd. Als een bestelauto waarop BPM is geheven omdat deze op of na 1 juli 2005 te naam is gesteld, wordt ingeruild door een particulier, zijn er geen bijzondere BPM-gevolgen. Bij aanschaf is dan immers al BPM betaald. Wordt een gebruikte bestelauto met kenteken vanaf 1 juli 2005 verkocht aan een particulier, dan dient de laatste eigenaar die de ondernemersvrijstelling toepaste (dat kan dus ook het garagebedrijf zijn dat de auto met de doorschuifregeling ingeruild heeft gekregen), de rest-BPM aan de fiscus af te dragen en deze in de prijs door te berekenen. Verwijzing Doorschuifregeling
vraag 66
66. Welk formulier moet ik gebruiken voor de doorschuifregeling? Bij aanschaf van een nieuwe bestelauto hebben ondernemers recht op een vrijstelling van BPM. Als de gebruikte bestelauto binnen 5 jaar na eerste kentekenregistratie wordt verkocht, moet in principe rest-BPM worden afgedragen. Als
76
de nieuwe eigenaar ook een ondernemer is, kan de vrijstelling echter overgaan op de nieuwe eigenaar. Er moet dan een beroep worden gedaan op de zogenaamde doorschuifregeling. De koper neemt dan voor de BPM op deze auto de plaats in van de verkoper en moet gedurende de termijn van 5 jaar na eerste kentekenregistratie blijven voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstelling. De belangrijkste voorwaarde is daarbij het zakelijke gebruik door een BTWondernemer. Om de doorschuifregeling te kunnen toepassen moet in de administratie van de verkopende ondernemer een verklaring van beide partijen zijn opgenomen waarin zijn verklaren dat de koper voor de BPM op de betreffende bestelauto in de plaats is getreden van de verkoper. Hoewel die verklaring vormvrij is, kan gebruik gemaakt worden van een formulier dat op de website van de belastingdienst beschikbaar is. Wordt geen beroep gedaan op de doorschuifregeling, dan is rest-BPM verschuldigd door de verkoper van de bestelauto en niet door de particuliere koper. Het is immers de ondernemer die niet meer aan de voorwaarden van de bijtelling voldoet.
67. BPM verschuldigd bij export, diefstal of sloop van een bestelauto? Bij export binnen 5 jaar van een bestelauto met een eerste tenaamstelling op of na 1 juli 2005 hoeft geen rest-BPM meer betaald te worden. BPM bij export werkt immers handelsbelemmerend. Bij diefstal binnen de vijaarstermijn van een bestelauto met een eerste tenaamstelling vanaf 1 juli 2005 geldt een vrijstelling voor de rest-BPM. Van de diefstal moet dan wel aangifte zijn gedaan bij de politie. Tenslotte is ook geen rest-BPM verschuldigd als een bestelauto van jonger dan 5 jaar vanwege sloop wordt uitgeschreven uit het kentekenregister.
77
68. Hoe worden rolstoelgebruikers gecompenseerd voor de BPM? Voor een bestelauto die is ingericht voor het vervoer van een gehandicapt persoon en het gelijktijdig gehandicapte vervoer van een (niet-)opvouwbare rolstoel of ander hulpmiddel ten behoeve van de handicap, kan op verzoek teruggaaf van BPM plaatsvinden. Staat de bestelauto niet op naam van de gehandicapte zelf, dan kan het verzoek tot teruggaaf plaatsvinden door de gehandicapte en de eigenaar van de auto samen. In de situatie dat de invalide komt te overlijden en de auto staat op naam van een inwonend gezinslid van de invalide of komt op naam van een gezinslid te staan, is geen rest BPM verschuldigd. Voorwaarde is wel dat de auto uitsluitend voor persoonlijk gebruik wordt gebruikt door de kentekenhouder en de inwonende gezinsleden. Na het overlijden van de gehandicapte blijft gedurende een periode van een jaar het lage tarief voor de motorrijtuigenbelasting gelden.
69. Bij verkoop wordt er gesproken over rest-BPM. Wat is dat? De rest-BPM is het gedeelte van de oorspronkelijke BPM dat nog op de auto rust. Hoe groot dit gedeelte is, kan uit de onderstaande afschrijvingstabel worden afgelezen. Het bedrag aan rest-BPM dient onder meer berekend te worden bij verkoop van een gebruikte auto. Er wordt dan BTW berekend over de verkoopprijs (tenzij u een auto koopt bij een autobedrijf dat op die auto de margeregeling toepast). De BTW hoeft echter niet berekend te worden over de rest-BPM. Rest-BPM is in principe ook aan de orde als een ondernemer binnen 5 jaar na aanschaf niet meer aan de voorwaarden voor BPM-vrijstelling voor bestelauto’s voldoet. Na deze 5 jaar rust er geen rest-BPM meer op deze bestelauto’s. Ook bij invoer van een auto is de rest-BPM van belang. Daarvoor mag de onderstaande afschrijvingstabel worden toegepast, maar verplicht is dat niet. Op basis van Europese jurisprudentie moet de rest-BPM in dergelijke situaties worden bepaald op basis van de waarde van de auto. Die hangt af van de leeftijd en de staat van de auto en kan bijvoorbeeld op basis van koerslijsten of door middel van taxatie worden bepaald.
78
De actuele afschrijvingstabel voor de bepaling van de rest-BPM luidt als volgt: Gebruiksduur vanaf datum 1e ingebruikname Vanaf Maar minder dan
1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 1,5 jaar 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar
Afschrijving Afschrijvingspercentage tot aan het begin van deze periode
Vermeerderd met een afschrijvingspercentage voor elke geheel of gedeeltelijk verstreken maand na het begin van deze periode
0 4 10 15 24 37 47 57 66 72 77 82 86 90
4 3 2,5 2,25 1,444 0,833 0,833 0,75 0,5 0,416 0,416 0,333 0,333 0,083
1 maand 3 maanden 5 maanden 9 maanden 18 maanden 2,5 jaar 3,5 jaar 4,5 jaar 5,5 jaar 6,5 jaar 7,5 jaar 8,5 jaar 9,5 jaar 20 jaar
Verwijzing BTW-berekening
vraag 49
Margeregeling
vraag 50
Voorbeeld Een dealerbedrijf heeft op 6 december 2012 een auto te koop staan voor € 13.000 exclusief BTW. De oorspronkelijke BPM bedroeg € 7.000. De auto dateert van 2 januari 2009. De auto wordt uitgefactureerd mét BTW. De BPM-afschrijving is dan: 59% + 6 maanden à 0,75%, oftewel 63,5%. De factuur wordt dan als volgt opgesteld: Levering auto
€ 13.000
(rest-BPM: 36,5% van € 7.000 = € 2.555) BTW (19% van € 10.445)
€
Te betalen
€ 14.985
1.985
79
70. Is er BPM verschuldigd bij wijziging van de tenaamstelling of aanpassing van de auto? De BPM is een belasting op registratie of eerste gebruik van een auto. Bij wijziging van de tenaamstelling, dus bij verkoop van een auto, is niet opnieuw BPM verschuldigd. BPM is namelijk een eenmalige belasting. Alleen in uitzonderingsgevallen kan BPM over gebruikte auto’s aan de orde zijn, bijvoorbeeld bij invoer, bij tussentijdse wijzigingen aan de auto waardoor bijvoorbeeld niet meer aan de inrichtingseisen van de definitie bestelauto wordt voldaan, of bij verkoop van een bestelauto door een ondernemer aan een particulier. Als de aanpassing een wijziging betreft in de uitrusting van een personenauto, heeft dat geen gevolgen voor de BPM. Dat ligt echter anders bij een wijziging aan een bestelauto die voor 1 juli 2005 zonder BPM is aangeschaft. Als die wijziging ertoe leidt dat de bestelauto niet langer voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, is er voor de BPM sprake van een personenauto. Op het moment van deze ‘ombouw’ moet u daarvan aangifte doen. U dient eerst de BPM te voldoen voordat u de auto opnieuw op de openbare weg gaat gebruiken. In veel gevallen moet de auto ook als personenauto bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer worden aangemeld. Ook bij bestelauto’s die na 1 juli 2005 met BPM zijn aangeschaft, maar waarbij de ondernemer de BPM heeft teruggekregen of daarvan is vrijgesteld, heeft ombouw tot een personenauto BPM-gevolgen: er moet alsnog BPM worden voldaan.
71. Welke auto’s komen in aanmerking voor een vrijstelling? De belangrijkste vrijstellingen van BPM betreffen de volgende auto’s: •
Auto’s van het Koninklijk Huis (AA-kenteken)
•
Auto’s van diplomaten (CD-kenteken) en ambassadepersoneel (BN-, GN-kentekens)
• •
Auto’s van leden van internationale gerechtshoven (CDJ-kenteken) Auto’s behorend tot de fabrieks- of handelsvoorraad (FH-, HF- en HA-kentekens)
•
80
Auto’s met ZZ-kenteken, dat wil zeggen met een dermate bijzondere con-
structie dat gebruik alleen is toegestaan na toestemming van de wegbeheerder •
Auto’s met een militair kenteken
•
Tijdelijke invoer van rallyauto’s met buitenlands kenteken
•
Uit een buitenlandse nalatenschap geërfde auto’s
•
Auto’s die worden ingevoerd bij een bedrijfsverplaatsing vanuit het buitenland
Daarnaast geldt een vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers. De vrijstellingen bij grensoverschrijdend werken/ondernemen, immigratie en de invoer van huurauto’s komen in de volgende vragen aan de orde. Verwijzing Vrijstelling bestelauto van ondernemer
vraag 62
72. Ik werk in het buitenland. Mag ik een auto met buitenlands kenteken gebruiken? Als een inwoner van Nederland een auto met buitenlands kenteken gebruikt is hij – als er geen bijzondere vrijstelling geldt – bij eerste gebruik van de Nederlandse openbare weg BPM verschuldigd. Als een werknemer echter geen invloed heeft op de beslissing waar de auto die hij voor zijn werk gebruikt geregistreerd is, kan een vrijstelling van toepassing zijn. De auto moet dan hoofdzakelijk (dat wil zeggen: voor 70% of meer) bestemd zijn voor de uitoefening van het werk buiten Nederland. De vrijstelling geldt alleen als hier van tevoren om verzocht is en de inspecteur een positieve beschikking heeft afgegeven. Bij de aanvraag moet een schriftelijke verklaring van de werkgever worden overlegd dat de auto ook privé gebruikt mag worden. De auto mag in dit geval ook voor de Nederlandse privéritten van de werknemer en zijn inwonende gezinsleden gebruikt worden.
73. Ik heb een eigen zaak in het buitenland. Geldt er voor mijn buitenlandse auto een BPM-vrijstelling? Zelfstandige ondernemers met een in het buitenland gevestigd bedrijf of directeuren-aandeelhouders van een buitenlands bedrijf kunnen ook gebruik maken
81
van een BPM-vrijstelling. Anders dan voorheen is privégebruik in deze situatie toegestaan. Wel moet door middel van een kilometeradministratie worden aangetoond dat de auto voor ten minste 50% zakelijk in het buitenland wordt gebruikt. Bij de bepaling van dit percentage wordt het woon-werkverkeer buiten beschouwing gelaten. In de jurisprudentie ten aanzien van de werknemersvrijstelling is bepaald dat “hoofdzakelijk buitenlands gebruik” betekent: 70% of meer in het buitenland. Vooralsnog hanteert de belastingdienst voor ondernemers en directeuren-aandeelhouders echter een percentage van 50%.
74. Ik ben toch geen BPM verschuldigd over een buitenlandse huurauto? Als een inwoner van Nederland een buitenlandse auto in Nederland gebruikt (bijvoorbeeld vanwege vervangend vervoer als uw eigen auto in het buitenland te maken krijgt met reparaties), heeft dat volgens de wet tot gevolg dat er BPM verschuldigd is op het moment van het eerste gebruik van de Nederlandse weg, dus zodra u de grens passeert. Volledige heffing van BPM is in zo’n situatie echter niet in overeenstemming met het EU-recht. Als het om een niet duurzaam in Nederland gebruikte huur- of leaseauto gaat, kan daarom worden volstaan met een tijdsevenredige BPM-betaling: De teruggaaf bij het einde van het binnenlandse weggebruik kan dan direct worden verrekend met de heffing bij aanvang van het binnenlandse weggebruik, zodat uitsluitend het saldo van beide bedragen voldaan hoeft te worden. Omdat deze heffing niet de bedoeling is bij tijdelijk gebruik van een buitenlandse (huur)auto, geldt er wel een bijzondere vrijstelling. Deze geldt als de auto binnen 14 dagen weer naar het buitenland wordt gebracht of wordt ingeleverd bij een Nederlandse vestiging van de verhuurmaatschappij. Voorwaarde voor deze vrijstelling is wel dat deze tijdig wordt aangevraagd. Dat wil zeggen: voor aanvang van het Nederlandse weggebruik. Aanvraag kan uitsluitend via de internetpagina van de belastingdienst: https://mijn.belastingdienst.nl/bpmlease.
82
75. Ben ik bij immigratie BPM verschuldigd over mijn auto? Bij immigratie naar Nederland geldt een vrijstelling van BPM voor reeds in het buitenland gebruikte auto’s. Om voor vrijstelling van BPM in aanmerking te komen dient de betreffende auto al minimaal zes maanden voorafgaand aan de immigratie in bezit zijn geweest en in het buitenland gebruikt te zijn. Daarnaast geldt de voorwaarde dat de auto binnen 12 maanden na immigratie niet mag worden verkocht, verpand, uitgeleend of verhuurd. Ook voor deze vrijstelling geldt dat er vóór de invoer (of bij immigratie vanuit een EU-land: vóór het eerste gebruik van de Nederlandse openbare weg) een vergunning bij de inspecteur moet worden aangevraagd.
76. Krijg ik bij export of bij emigratie een deel van mijn BPM terug? De BPM is een zogenaamde ‘tijdstipbelasting’. Dat wil zeggen dat er belasting wordt geheven als zich op een bepaald tijdstip een belastbaar feit voordoet. Het is, anders dan de motorrijtuigenbelasting, geen belasting op het houden van een auto of het gebruik van de weg. Met andere woorden: bij de BPM wordt belasting geheven over de registratie of het eerste gebruik van de openbare weg. Omdat europeesrechtelijk echter geen grensoverschrijdende belemmeringen mogen worden opgeworpen, geldt er sinds een paar jaar echter een teruggaafmogelijkheid. Als er op de auto op of na 16 oktober 2006 BPM is geheven (meestal op basis van de kentekenregistratie, of bij aanvang van het Nederlandse weggebruik met een buitenlands kenteken), wordt de BPM teruggegeven bij export. Bij export van auto’s waarop vóór 16 oktober 2006 BPM is geheven, is er geen teruggaafmogelijkheid bij export. Van belang is dat de teruggave alleen mogelijk is bij export naar een EU- of EERland (Noorwegen, Liechtenstein, IJsland). Tevens is bepaald dat de te exporteren auto in het Nederlandse kentekenregister niet mag zijn aangemerkt als motorrijtuig bestemd voor sloop of een motorrijtuig dat wacht op keuring. Het verzoek om teruggaaf moet worden ingediend binnen 13 weken na de beëindiging van de tenaamstelling in het Nederlandse kentekenregister.
83
Daarbij moet een bewijs worden overlegd dat de auto in het buitenland is geregistreerd. Als de export plaatsvindt met de kennelijke bedoeling dat de auto binnen 12 maanden weer in Nederland geregistreerd of gebruikt zal worden, wordt de teruggaaf geweigerd. De exacte teruggaaf wordt vastgesteld op basis van een tabel die per leeftijdsklasse een afschrijvingspercentage te zien geeft. De teruggaaf bedraagt echter nooit meer dan er aan BPM op de betreffende auto drukt. Op taxi’s waarvoor een BPM-teruggaaf is verleend, wordt bijvoorbeeld bij export geen extra teruggaaf verstrekt. Verwijzing Tabel afschrijvingspercentage
vraag 69
77. Welke tegemoetkoming geldt er voor bijzondere voertuigen? Voor bepaalde bijzondere voertuigen geldt op verzoek een teruggaveregeling. Het betreft: •
Politieauto’s
•
Brandweerauto’s
•
Ambulances en dierenambulances
•
Begrafenisauto’s
•
Auto’s voor gevangenenvervoer
•
Auto’s voor groepsvervoer van rolstoelgebruikers
•
Geldtransportauto’s
Voor deze auto’s gelden bijzondere voorwaarden qua uiterlijk en inrichting. Voldoet de auto binnen de hierna te noemen periode niet meer aan de voorwaarden qua uiterlijk en inrichting, dan dient alsnog een bedrag aan BPM te worden voldaan. De hoogte hiervan is ook per soort auto geregeld. Voor politie- en brandweerauto’s is dat bijvoorbeeld 3 jaar, voor rolstoelbusjes 6 jaar en voor ambulances, begrafenisauto’s, auto’s voor gevangenenvervoer en geldtransporters 8 jaar. Voor auto’s die zijn aangepast voor individueel vervoer van gehandicapten geldt deze teruggaveregeling niet. Wel is goedgekeurd dat onder bepaalde voorwaarden de speciale inrichting en aanpassing niet belast wordt met BPM.
84
78. Hoe werkt de taxiregeling? De taxiregeling houdt in dat de BPM op auto’s die voor 90% of meer gebruikt worden voor taxiritten, in één keer wordt teruggegeven als aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. De teruggave is een voorwaardelijke teruggave die jaarlijks voor 1/3 definitief wordt als aangetoond is dat aan de voorwaarden is voldaan en als de auto daadwerkelijk voor 90% of meer voor taxiritten is gebruikt. Wordt niet langer aan de voorwaarden voldaan, bijvoorbeeld de voorwaarde dat men gerechtigd is om de blauwe taxikentekenplaten te gebruiken, dan wordt de BPM over de hele periode waarover de teruggaaf nog niet definitief is alsnog verschuldigd. Doet zich dit in het eerste jaar voor, dan betekent dat dus bijbetalen van het hele BPM-bedrag. Voldoet men uitsluitend niet aan de 90%-voorwaarde, dan dient de taxiondernemer alleen de 1/3 BPM van dat specifieke jaar te betalen. Als de ondernemer zelf bij de belastingdienst meldt dat slechts gedurende een aantal maanden in een bepaald jaar niet (maar gedurende de andere maanden wel) aan de voorwaarden is voldaan, dan hoeft het terugbetalen van de BPM slechts over die maanden plaats te vinden. Dit is bijvoorbeeld van belang bij verkoop van de taxi in de loop van het eerste, tweede of derde jaar. De wettelijke regeling voorziet vervolgens niet in een verdere afschrijving van deze rest-BPM van 1/3 of 2/3 van de oorspronkelijke BPM. Dat kan nadelig uitwerken als de ex-taxi daarna wordt doorverkocht aan een koper die de BTW niet kan aftrekken. De taxiregeling is overigens ook van toepassing op zogenaamde vrijwilligersvervoerprojecten.
79. Geldt de taxiregeling ook bij leasing? De teruggave op grond van de taxiregeling wordt verleend aan degene op wiens naam het kenteken is geregistreerd. Bij leasing zal dat meestal niet de taxiondernemer zijn. Als in zo’n geval aan de overige voorwaarden wordt voldaan, kan de taxiondernemer desondanks de BPM terugvragen. Bij het verzoek om teruggave dient hij dan een kopie van het leasecontract te voegen. De leasemaatschappij moet uiteraard ook instemmen met teruggave van de BPM aan het taxibedrijf. Een verklaring daarover dient bij het verzoek gevoegd te worden.
85
80. Kan ik BPM terugvragen bij sloop of total loss van mijn personenauto? Bij sloop of total loss-verklaring van een gebruikte personenauto is geen teruggave van BPM mogelijk. Wat wel mogelijk is, is teruggave van BPM die al voldaan is voor een auto die bedoeld was voor gebruik in Nederland, maar die na afgifte van een Nederlands kenteken - vóór gebruik van de Nederlandse weg - toch wordt geëxporteerd. Ook kan de BPM worden teruggeven op een auto die wordt gesloopt voordat er feitelijk gebruik van de weg heeft plaatsgevonden. Daarnaast kan het voorkomen dat het kenteken van een personenauto al te naam is gesteld, waarna de verkoop alsnog niet doorgaat. De verkoper kan dan desgewenst een nieuw kentekenbewijs deel IA aanvragen (met hetzelfde kenteken). In jargon heet dit ‘poetsen van de tenaamstelling’. De BPM wordt dan niet teruggegeven maar omdat al BPM is voldaan voor deze auto, hoeft bij de tweede tenaamstelling niet opnieuw BPM voldaan te worden.
86
V. Motorrijtuigenbelasting (MRB) Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de motorrijtuigenbelasting, ook wel houderschaps- of wegenbelasting genoemd. Ook bij de MRB geldt een onderscheid naar personen- of bestelauto. Bestelauto’s van ondernemers vallen onder gunstige ondernemerstarieven. Andere aspecten die in dit hoofdstuk aan de orde komen, zijn de vrijstellingen voor specifieke auto’s, schorsing, sloop en uitvoer. Ook de nieuwe regeling voor oldtimers wordt in dit hoofdstuk behandeld. Vanzelfsprekend wordt tevens aandacht besteed aan de belangrijke vraag die veel berijders van zeer zuinige auto’s bezig houdt: de vraag hoe lang het nihiltarief voor deze auto’s blijft bestaan.
81. Wanneer moet er motorrijtuigenbelasting betaald worden? De motorrijtuigenbelasting (MRB) is een belasting op het ‘houden’ van een personen-, bestel- of vrachtauto of een motor. De MRB wordt daarom ook wel houderschapsbelasting genoemd. De MRB wordt geheven vanaf het moment dat er een kenteken op uw naam staat. Of u met uw auto wel of niet feitelijk gebruik maakt van de weg is daarbij niet van belang. Wel bestaat de mogelijkheid de auto te ‘schorsen’ als u de auto langdurig niet gebruikt. Verwijzing Schorsing
vraag 91
82. Maakt het wat uit of ik een geel of een grijs kenteken heb? Er geldt een bijzonder bestelautotarief voor bestelauto’s die voldoen aan de inrichtingseisen voor het grijs kenteken. Daarbij geldt een onderscheid tussen ondernemers en particulieren. Ondernemers hebben een verlaagd tarief. Voor niet-gehandicapte particuliere bezitters van een bestelauto verschilt het bestelautotarief alleen nog maar van het personenautotarief op het punt van de provinciale opcenten. Voor een auto met grijs kenteken die niet aan de
87
inrichtingseisen voldoet, betaalt u het normale personenautotarief. De inrichtingseisen voor bestelauto’s zijn dezelfde als die gelden voor de BPM. Als het een BPM-vrije auto is, geldt ook het bestelautotarief voor de MRB. Voor vrachtauto’s gelden afzonderlijke MRB-tarieven. Verwijzing Inrichtingseisen
vraag 55
83. Tot wanneer blijft het nihil-tarief gelden voor mijn zeer zuinige auto? Het huidige nihil-tarief/vrijstelling voor zeer zuinige auto’s blijft nog tot 1 januari 2014 van toepassing. Daarbij blijven de huidige CO2-uitstootwaarden van maximaal 110 gram/km voor benzineauto’s en 95 gram/km voor dieselauto’s van toepassing, ook al worden de waarden voor de bijtelling en de BPM vanaf 1 juli 2012 aangepast. Het huidige wagenpark dat al van deze gunstige MRB-regeling gebruikmaakt en elke nieuw verkochte auto die aan de criteria voldoet, zal dus volledige vrijstelling van MRB genieten tot 1 januari 2014. Daarna wordt deze regeling beëindigd. Wel blijft er dan nog twee jaar een vrijstelling voor auto’s met een maximale CO2-uitstoot van 50 gram/km. Verwijzing MRB op elektrische auto
vraag 85
84. Zijn er ook auto’s waarvoor een bijzonder tarief of vrijstelling geldt? Er geldt een bijzonder tarief ter grootte van een kwart van het normale tarief voor de volgende auto’s: •
Kampeerauto’s (bij verhuur geldt niet een kwarttarief maar een halftarief)
•
Auto’s voor vervoer van kermis- of circusbenodigdheden
•
Auto’s ingericht als werktuig of werkplaats
•
Auto’s voor niet beroepsmatig paardenvervoer
88
De volgende auto’s zijn, als aan specifieke voorwaarden per auto wordt voldaan, vrijgesteld van MRB: •
Ambulances en dierenambulances (ook niet als ambulance ingerichte auto’s voor spoedeisende medische hulp zijn vrijgesteld als aan bepaalde eisen wordt voldaan)
•
Lijkauto’s
•
Oldtimers
•
Defensievoertuigen
•
Politie- en brandweerauto’s
•
Vuilnis- en straatveegwagens / kolkenzuigers
•
Auto’s die zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt voor aanleg van wegen
•
Auto’s waarmee normaliter maar over een geringe afstand van de weg gebruik wordt gemaakt
•
Geschorste auto’s ten behoeve van en op de dag van de keuring
•
Taxi’s met een vergunning op grond van de Wet Personenvervoer 2000
•
In het buitenland geregistreerde auto’s die ter beschikking staan van in het buitenland wonende personen met een verblijf in Nederland, in Nederland wonende werknemers van een buitenlands bedrijf of in Nederland wonende ondernemers/aandeelhouders van een buitenlands bedrijf
•
Auto’s van diverse internationale organisaties
Ook voor zogenaamde nul-emissieauto’s (waterstof en elektrisch) en zeer zuinige personenauto’s geldt in 2012 een nihiltarief of vrijstelling. Verwijzing Vrijstelling BPM voor bijzondere voertuigen
vraag 71
Vrijstelling BPM voor werknemers
vraag 72
Vrijstelling BPM voor ondernemers
vraag 73
Nihiltarief zeer zuinige auto
vraag 83
Tarief elektrische auto
vraag 85
Vrijstelling oldtimers
vraag 88
89
85. Wat betaal ik voor een elektrische auto? Op een auto die uitsluitend wordt aangedreven door een elektromotor is het nihiltarief van toepassing. De elektriciteit moet daarbij worden geleverd via batterijen/accu’s of een brandstofcel of door een waterstofverbrandingsmotor. Zodra per 1 januari 2014 de huidige vrijstelling voor zeer zuinige auto’s wordt beëindigd, treedt een nieuwe categorie in werking. Deze regeling betreft een tijdelijke stimulering van nieuwe technologieën en voorziet in een MRB-vrijstelling voor auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gram/km. Naast de volledig elektrische auto’s kunnen daar bijvoorbeeld ook plug-in hybrides gebruik van maken. Deze vrijstelling loopt dan door tot en met 2015. Voor hybride voertuigen, dat wil zeggen: auto’s met zowel een elektromotor als een andere motor, is die andere motor bepalend voor de hoogte van het MRBtarief. Bij een zeer zuinige auto kan dan alsnog sprake zijn van een nihiltarief. Voor zover daarvan geen sprake is, geldt voor hybride auto’s een aftrek op het gewicht van de auto. Verwijzing Vrijstellingen MRB
vraag 84
86. Ik heb een gasinstallatie ingebouwd. Klopt het dat ik nu meer ga betalen? Ja, dat klopt als het een personenauto of particuliere bestelauto betreft. De MRB-tarieven zijn dan namelijk afhankelijk van het soort brandstof dat de auto gebruikt. Bovendien wordt de auto ook zwaarder, zodat de kans bestaat dat de auto in een hogere categorie valt. Voor bestelauto’s van ondernemers geldt geen gastoeslag. Wel kan dan eventueel het gewicht leiden tot een hogere belastingheffing. De gewichtstoename wordt berekend door de inhoud van de gastank te vermenigvuldigen met 0,8. Bij een 60-litertank wordt het gewicht van de auto (zoals op het kentekenbewijs vermeld) dus 48 kg hoger. Nadat u een gasinstallatie in een bestaande auto hebt laten inbouwen, moet de auto ook nog gekeurd worden door de RDW. Na goedkeuring wordt uw kentekenbewijs aangepast. Die aanpassing is tegelijkertijd de aangifte voor de MRB.
90
Er worden geen brandstoftoeslagen meer geheven voor aardgas en E85. Daarvoor geldt het benzinetarief. Voor PPO en biodiesel geldt het dieseltarief.
87. Ik heb mijn grijs kentekenauto omgebouwd tot geel kenteken. Wat nu? Als u uw auto zo ingrijpend verandert dat deze niet langer aan de eisen van de oorspronkelijke categorie voldoet, kan dat consequenties hebben voor de MRB-tarieven en de BPM. Voor de BPM kan de consequentie zijn dat op een particuliere bestelauto van voor 1 juli 2005 alsnog BPM geheven wordt en bij bestelauto’s van ondernemers zal de ondernemersvrijstelling vervallen. Ook is het denkbaar dat u de auto dusdanig wijzigt dat de auto een andere ‘eigen massa’ krijgt. Bij dit soort wijzigingen aan uw auto moet de auto door de RDW gekeurd worden en moet het kentekenbewijs worden aangepast. Deze aanpassing is ook meteen de aangifte voor de MRB. Verwijzing Inrichtingseisen
vraag 55
88. Mijn auto is 15 jaar oud. Moet ik nog steeds MRB betalen? De MRB kent een vrijstelling voor oldtimers. Vanaf 2012 geldt daarbij een ingroeiregeling, die uiteindelijk uitkomt bij een vrijstelling voor oldtimers van 30 jaar en ouder. De eerder in de wet opgenomen bevriezing van de MRB-oldtimervrijstelling voor auto’s tot en met 1986 is weer ongedaan gemaakt. De voorwaarde dat het voertuig 25 jaar of ouder moet zijn wordt daarbij vervangen door de voorwaarde dat het motorrijtuig ten minste 30 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. Voor nieuwe gevallen - dat wil zeggen motorrijtuigen die op 31 december 2011 nog geen 25 jaar oud zijn - strekt de vrijstelling zich daarbij niet langer uit tot een eventuele brandstoftoeslag. Voor voertuigen die op 31 december 2011 al 25 jaar of ouder waren en op grond van de toenmalige regelgeving voor de vrijstelling in aanmerking kwamen, is
91
een overgangsregeling getroffen. Deze auto’s behouden ook na 31 december 2011 de volledige vrijstelling, inclusief eventuele brandstoftoeslag. Daarnaast wordt een overgangsregeling getroffen voor voertuigen die in 2012 tot en met 2015 de leeftijd van 25 jaar bereiken en bij handhaving van de 25-jaarsgrens al eerder in aanmerking zouden zijn gekomen voor de vrijstelling. Deze auto’s uit 1987, 1988, 1989 en 1990 komen bij een leeftijd van respectievelijk 26, 27, 28 en 29 jaar in aanmerking voor de vrijstelling. Bij een auto van 15 jaar en ouder bestaat er nog geen recht op vrijstelling van MRB. Wel is de grens van 15 jaar van belang voor de kosten van schorsing. Ook is de grens van 15 jaar van belang voor de hoogte van de bijtelling bij een auto van de zaak. De bijtelling wordt dan niet langer over de catalogusprijs, maar over de werkelijke waarde berekend en bedraagt dan 35% van die werkelijke waarde. Verwijzing Bijtelling oldtimers
vraag 15
89. Moet ik motorrijtuigenbelasting betalen over mijn caravan en aanhangwagen? Voor een aanhangwagen, caravan of vouwwagen hoeft u geen MRB te betalen. Tot 1 januari 2007 was dat soms wel het geval, namelijk als de toegestane maximum massa van de aanhangwagen meer was dan 750 kg. De grens was gelegd bij 750 kg, wat gelijk is aan de grens voor wel of geen kentekenplicht voor de aanhanger. Die kentekenplicht geldt ook voor caravans van meer dan 750 kg. In het kader van administratieve lastenverlichting is deze regeling afgeschaft met ingang van 1 januari 2007. Voor het vrachtautotarief geldt nog wel een bijzondere regeling voor aanhangers. Als u een vrachtauto met een koppelinrichting heeft, dan bent u motorrijtuigenbelasting verschuldigd voor de vrachtauto. Bij de bepaling van de hoogte van de te betalen motorrijtuigenbelasting wordt niet alleen rekening gehouden met de toegestane maximum massa van de vrachtauto, maar ook met de hoogste toegestane maximum massa van een aanhangwagen waarmee de vrachtauto kan worden verbonden. Het is daarbij niet van belang of de vrachtauto werkelijk een aanhangwagen trekt: de aanwezigheid van de koppelinrichting is doorslaggevend voor de hoogte van de motorrijtuigenbelasting.
92
90. Ik koop mijn gebruikte auto bij een particulier. Hoe zit het dan met de MRB? Als u een auto koopt, moet u MRB betalen vanaf de datum waarop het kentekenbewijs op uw naam is gezet. Het MRB-tijdvak blijft echter ongewijzigd. Dat tijdvak begint standaard op de dag van de eerste kentekenregistratie en duurt vervolgens drie maanden. Bij aanschaf van een auto in de loop van zo’n tijdvak kunt u dus te maken krijgen met een kort eerste tijdvak. Stel dat u op 15 november een auto koopt. Volgens het kentekenbewijs was de eerste registratiedatum 11 mei van een bepaald jaar. De tijdvakken beginnen dan steeds op 11 mei, 11 augustus, 11 november en 11 februari. Na aankoop op 15 november betaalt u voor het nog resterende gedeelte van het lopende tijdvak, dus tot en met 10 februari. Vervolgens beginnen de tijdvakken steeds op de 11e van de genoemde maanden.
91. Voor mijn werk ga ik naar het buitenland. Hoef ik dan geen MRB meer te betalen? Als u gedurende langere tijd de auto niet gebruikt, is zogenaamde ‘schorsing’ van het kenteken mogelijk. U betaalt over de schorsingsperiode ook geen MRB. Schorsing is mogelijk voor een periode van maximaal één jaar, maar de schorsing kan daarna wel telkens verlengd worden. Als de schorsing binnen drie maanden ongedaan gemaakt wordt, betaalt u alsnog MRB over de hele periode. Schorsing is dus een goede oplossing als u voor een periode van drie maanden of meer op een andere manier dan per auto naar het buitenland gaat en de auto in de tussentijd niet gebruikt wordt. Als u met de auto naar het buitenland gaat, is schorsing niet mogelijk. Schorsing is namelijk niet een tijdelijke opheffing van de belastingplicht, maar een tijdelijke ongeldigverklaring van uw kenteken.
93
92. Ik ga mijn auto uitvoeren. Krijg ik dan de MRB terug? Bij definitieve uitvoer van een auto krijgt u de MRB terug vanaf de datum van registratie van de uitvoer bij de RDW. Deze registratie kan plaatsvinden door het invullen van een ‘uitvoerverklaring’ op een RDW-vestiging. Verwijzing Teruggaaf BPM bij export
vraag 76
93. Ik laat mijn auto slopen. Krijg ik de MRB dan terug? Ook bij sloop van uw auto kunt u de al betaalde MRB terugkrijgen. Bij sloop door een door de RDW goedgekeurd demontagebedrijf krijgt u een vrijwaringsbewijs, waarmee u bij de RDW kunt aantonen dat het kenteken niet langer op uw naam staat. Na melding bij de RDW wordt dit ook automatisch verwerkt in de MRB-bestanden van de belastingdienst. Verwijzing Vrijwaringsbewijs
vraag 94
94. Ik ga mijn auto verkopen. Krijg ik nu nog MRB terug? De verschuldigdheid van MRB is geheel gekoppeld aan het tijdstip van de wijziging in de tenaamstelling van het kenteken. De verkoper krijgt de MRB terug vanaf de datum van verkoop tot het einde van het tijdvak (en eventueel al vooruitbetaalde tijdvakken bij betaling per jaar). De koper betaalt de MRB vanaf de datum van aankoop. Na verkoop krijgt u een vrijwaringsbewijs. Dat dient ervoor om aan te tonen dat u uw auto verkocht hebt en dus niet langer aansprakelijk bent voor de zogenaamde voertuiggebonden verplichtingen. Daaronder vallen de MRB, de WA-verzekering en de APK. Ook bent u met een vrijwaringsbewijs niet langer aansprakelijk voor op dit kenteken geregistreerde bekeuringen. Een officieel vrijwaringsbewijs is daarom een belangrijk document. Bij inruil bij een dealer of andere RDW-erkende handelaar krijgt u automatisch een vrijwaringsbewijs. Bij verkoop aan een particulier moet de koper voor de overschrijving van het
94
kenteken naar het postkantoor. Hij of zij krijgt dan op het postkantoor een vrijwaringsbewijs. Zorgt u er als verkoper voor dat u dit vrijwaringsbewijs van de koper ontvangt. Verwijzing Aankoop gebruikte auto van particulier
vraag 84
95
VI. Leasing Inleiding Leasing: een veel voorkomend fenomeen bij zakelijk autogebruik. Na een korte uitleg van de twee hoofdvormen financial lease en operational lease, wordt ingegaan op de fiscale aspecten. Daarbij krijgen zowel de investeringsaftrek, de BPM-vrijstelling voor bestelauto’s en de beperking van BTW-druk de nodige aandacht.
95. Wat is financial lease? Het begrip leasing komt in de Nederlandse wetgeving niet als zodanig voor. Leasing kan afhankelijk van de vorm waarin dit plaatsvindt veel raakvlakken vertonen met huur of met een gefinancierde aankoop. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat leasing een transactie is waarbij de lessor (de leasemaatschappij) aan de lessee (de klant) het recht geeft om een bepaalde zaak (de auto) te gebruiken. Leasing kan worden onderverdeeld in twee hoofdvarianten: financial lease en operational lease. Financial lease maakt daarbij slechts een relatief klein aandeel uit van het totaal aantal geleaste auto’s. Financial lease is een leasevorm waarbij u als gebruiker (lessee) het economische belang bij de auto hebt. In wezen heeft het leasecontract dan veel weg van een financieringsovereenkomst. Dat kan fiscaal voordelig zijn: u kunt op de auto afschrijven (eventueel zelfs willekeurig) en u kunt mogelijk investeringsaftrek claimen. Overigens houdt financial lease niet per definitie in dat de kosten van het onderhoud niet in de leasetermijn zijn meegenomen. Is het onderhoud wel bij de leasetermijn inbegrepen, dan is er sprake van zogenaamde ‘financial service leasing’. In de praktijk komen soms tussenvormen voor. Deze contracten moeten fiscaal altijd herleid worden tot óf een operational lease óf een financial lease. Dat gebeurt door vast te stellen wie het economisch belang / het restwaarderisico bij de auto heeft.
96
Verwijzing Afschrijving
vraag 5
Willekeurige afschrijving
vraag 6
Investeringsaftrek
vraag 1
96. Wat is operational lease? Operational lease is in wezen het verkrijgen van een gebruiksrecht van de auto. Centraal daarbij staat dat de lessee de auto wil gebruiken: Het is hem niet te doen om het verwerven van de eigendom van de auto. Het restwaarderisico ligt bij de leasemaatschappij (lessor). Evenals bij financial lease is het ook bij operational lease mogelijk het onderhoud desgewenst buiten de leasetermijn te houden. Er is dan sprake van netto operational leasing. Een groot deel van de leasecontracten in Nederland zijn contracten op basis van zogenaamde ‘gesloten calculatie’. Er vindt dan naast eventuele verrekening van meer- of minderkilometers achteraf geen afrekening meer plaats op basis van de werkelijke kosten. Meestal wordt hierbij de mogelijkheid van hercalculatie opengelaten als het aantal gereden kilometers meer dan een overeengekomen percentage afwijkt van het aantal contractkilometers. Leasing op basis van volledige ‘open calculatie’ is echter ook mogelijk. Er wordt dan achteraf afgerekend op basis van de werkelijke uitkomsten. Fiscaal bent u bij operational lease niet aan te merken als eigenaar van de auto. U krijgt dan ook geen investeringsaftrek en u mag niet afschrijven op de auto. Uiteraard kunt u wel de betaalde leasetermijnen aftrekken van uw resultaat.
97. Wanneer kun je investeringsaftrek claimen bij lease? Als het leasecontract kan worden aangemerkt als financial lease wordt u als lessee door de fiscus gezien als eigenaar van de auto. De auto wordt daarbij op de balans geactiveerd. De bijbehorende schuld (de contante waarde van alle leasetermijnen) wordt op de passiva-zijde van de balans opgenomen. Vervolgens kunt u jaarlijks op de auto afschrijven. Ook de rente in de periodieke leasetermijnen is aftrekbaar. Op het moment van het aangaan van de verplich-
97
tingen is ook investeringsaftrek mogelijk, mits het om een zeer zuinige personenauto, een bestelauto of een personenauto voor het beroepsvervoer gaat. Bij operational lease heeft u geen recht op investeringsaftrek. Uiteraard kunt u de leasetermijnen wel aftrekken van het resultaat van de onderneming. Verwijzing Investeringsaftrek
vraag 1
98. Heb ik wel recht op BPM-vrijstelling bij een geleaste bestelauto? Voor bestelauto’s in de verhuur en shortlease krijgen leasemaatschappijen de BPM-vrijstelling ongeacht wie de feitelijke gebruiker van de auto is, mits het contract niet langer loopt dan 4 weken. Wordt de auto voor langere tijd gehuurd of geleast, dan kan de leasemaatschappij de BPM-vrijstelling toepassen als zij kan aantonen dat de gebruiker een ondernemer is die de auto voor meer dan 10% zakelijk gebruikt. Ook dient hierbij het BTW-nummer opgegeven te worden. Heeft de leasemaatschappij recht op de BPM-vrijstelling, dan betekent dit voor de lessee dat de leasetermijnen niet verhoogd hoeven te worden met de BPM. De lessee dient voor het bewijs van het zakelijke gebruik en het BTW-nummer per auto een ondertekende verklaring te verstrekken aan de leasemaatschappij. Tevens moet de leasemaatschappij een print van de controle van het opgegeven BTW-nummer in haar administratie bewaren, en daarnaast ook een contract met de naam- en adresgegevens van de lessee, het kenteken van de auto en de duur van de overeenkomst.
99. Wat heeft de voorkeur: kopen of leasen? Welke vorm van financiering van het autogebruik voor u het meest interessant is, hangt sterk af van uw eigen situatie. Voor de afweging van aankoop met eigen middelen, financial lease of operational lease kunt u gebruik maken van de volgende vuistregels.
98
Voor operational lease pleiten de volgende argumenten: •
Vermindering administratieve lasten
•
Vermindering risico’s (met name het restwaarderisico)
•
Verbetering solvabiliteit door off-balance financiering
•
Geen beslag op werkkapitaal
Voor financial lease pleiten: •
Fiscale faciliteiten zijn van toepassing
•
Geen beslag op werkkapitaal
•
Financiering van de auto is specifiek op auto afgestemd. Dit in tegenstelling tot financiering met ander vreemd vermogen
•
Na afloop van de leasetermijn bent u eigenaar van de auto
Voor aanschaf met eigen middelen pleiten: •
Besparing rente en kosten. De rente dient echter te worden afgezet tegen de opbrengsten die het werkkapitaal anders zou hebben opgebracht. De kosten dienen te worden afgewogen tegen de andere voordelen (beperking risico’s / administratief gemak)
•
Belang bij positieve restwaardeontwikkeling.
Afhankelijk van het gewicht dat u aan de diverse argumenten toekent, zal de balans in het voordeel van één van de drie mogelijkheden doorslaan.
100. Hoe wordt de BTW berekend bij leasing? Allereerst wordt beoordeeld of het leasecontract voor de BTW een (eenmalige) levering is of een (terugkerende) dienst. Over een levering is bij aanvang van het contract BTW verschuldigd over het totaal van de leasetermijnen en de eventuele optieprijs, verminderd met dat deel van de leasetermijn dat de vergoeding is voor de kredietverstrekking (dat is dus de rente). In de meeste gevallen is bij financial lease sprake van een levering. Voordeel van het aanmerken als levering is dat u meteen ook al de BTW terugkrijgt over het hele contract. Dit BTW-bedrag wordt dan in principe niet in de lease meegenomen. De andere variant is een dienst. Dit is vrijwel altijd het geval bij operationele leasing. De afzonderlijke leasetermijnen zijn dan belast met BTW.
99
De fiscus keurt goed dat de BPM en de MRB bij de berekening van de BTW buiten beschouwing blijven, zodat u geen ‘belasting over belasting’ betaalt. Voorwaarde is wel dat de BPM en MRB afzonderlijk aan u worden doorberekend. Verwijzing BTW-heffing
100
vraag 53
Onderwerpenregister
vraag
Aanhangwagen
89
Aanpassing auto
70
Aardgas
56
Accessoires, bijtelling
16
Accessoires, BPM
61
Afschrijving
5
Afschrijving, willekeurige
6
Afzien van margeregeling
51
Ambulance
77, 84
Autoverkoper
26, 27
Bestelauto, afschrijving
5
Bestelauto, bijtelling
18, 19
Bestelauto, BPM
57, 63
Bestelauto, BTW
46
Bestelauto, MRB
82
Bestelauto, particulier
57, 63
Belastingtarief, BPM
56, 57
Belastingtarief MRB
82
Bijtelling
12
Bijtelling, aftrek eigen bijdrage
20
Bijtelling, demo’s
26
Bijtelling, grijs kenteken
18
Bijtelling, 0%-, 14%- of 20%-tarief
14
Bijtelling, ondernemingsvermogen
29
Bijtelling, overgangsregeling
15
Bijtelling, vermindering wegens ander gebruik
34
Bijtelling, vakantie
32, 33
Bijzondere voertuigen
77, 84
Black box
22
Boekwinst
8, 9, 10, 11
BPM
54
BPM, tarief
56, 57
BPM-differentiatie
56
Brandweerauto
77, 84
101
BTW
41
BTW bij leasing
53, 100
Buitenlands kenteken
72, 73, 74, 84
Caravan
89
Carpool
36
CO2-differentiatie / CO2-heffing
56
Correctie privégebruik voor de BTW
42
Dealerregeling
26
Defensie
84
Demo’s
26, 27
Desinvesteringsbijtelling
1
Directeur-aandeelhouder
45
Doorschuifregeling BPM
66
EIA
3
Eigen bijdrage
20
Elektrische auto
14, 85
Emigratie
76
Energie-investeringsaftrek
3
Export
76, 92
Financial lease
95
Financial service leasing
95
Gasinstallatie
86
Geldtransporters
77
Gesloten calculatie
96
Gevangenenvervoer
77
GPS
22
Herinvesteringsreserve
10, 11
Houderschapsbelasting
81
Huurauto
74
Immigratie
75
Inrichtingseisen BPM
55
Inruil
10
102
Internationale organisatie
84
Invalidenauto
77
Investering, vervroegen
2
Investering, uitstellen
2
Investeringsaftrek
1
Jaarwisseling en investeringsaftrek
2
Kampeerauto
84
Kermisauto
84
Keuze zaak of privé
30, 45
Kilometeradministratie
22
Kilometeradministratie, autoverkopers
26, 27
Kilometeradministratie, bestelauto
18, 19, 23
Kilometervergoeding
37, 48
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
1
Leasing, BTW
53, 100
Leasing, financial
95
Leasing, investeringsaftrek
95
Leasing, afweging koop of lease
99
Leasing, operational
96
Leasing, taxiregeling
78
LPG
86
Margeregeling
50
Margeregeling, afzien van
51
MIA
4
Milieu-investeringsaftrek
4
Motorrijtuigenbelasting
81
MRB
81
MRB, tarief
82
MRB, grijs kenteken
82
Netto operational leasing
96
Oldtimer, bijtelling
15
103
Oldtimer, MRB
88
Ombouw
69, 87
Ondernemingsvermogen, bijtelling
28
Open calculatie
96
Operational lease
96
Parkeerkosten
39
Personenauto
56, 82
Personenauto, afschrijving
5
Personenauto, bijtelling
12
Poetsen tenaamstelling
80
Politieauto
77, 84
Privégebruik
12, 20
Privégebruik, BTW
42, 43
Privégebruik, vergoeding
20
Proefrit
26
Rest-BPM
69
Rittenregistratie
22
Roetfilterregeling
59
Rolstoelvervoer
77
Rolstoelgebruiker, BPM op bestelauto
68
Sale and lease back
11
Schorsing
91
Sloop
80, 93
Starters
7
Taxiregeling
78, 84
Total loss
80
Uitvoer
76, 92
Vakantie
32, 33
VAMIL
4, 6
Verkoop, MRB
94
Vergoeding privégebruik
20
Verklaring geen privégebruik auto
24
104
Verklaring uitsluitend zakelijk gebruik
23
Vervangingsreserve
10
Vrijstelling, MRB
84
Vrijstelling, BPM
63, 71
Vrijstelling, BTW
41
Vrijwaringsbewijs
93
Vrijwilligersvervoerprojecten
78
Wachtdienst
35
Werkkostenregeling
39
Willekeurige afschrijving
6, 7
Woon-werkverkeer, bijtelling
25
Woon-werkverkeer, BTW
43
Zeer zuinige auto’s
1, 4, 14, 56, 83
De nummers in bovengenoemde index verwijzen naar de nummers van de vragen.
105
Bijlagen Bijlage 1. Wettekst bijtelling loonbelasting (per 1 januari 2012) Art. 13bis Wet op de loonbelasting 1. Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste: a. 25% van de waarde van de auto indien de auto niet meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik isgenomen; b. 35% van de waarde van de auto indien de auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met: a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer, en b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 95 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per kilometer. 3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met: a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110 gram per kilometer, en b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 110 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per kilometer. In afwijking van de eerste volzin wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, tot 1 januari 2014 op kalenderjaarbasis verlaagd met 25% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 50 gram per kilometer.
106
4. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteld op nihil. 5. Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt onder auto verstaan een personenauto of bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, met uitzondering van de bestelauto die door aard of inrichting uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen en met uitzondering van de bestelauto die buiten de werktijd niet gebruikt kan worden of de bestelauto waarvoor een verbod op privé-gebruik geldt. Van een dergelijk verbod op privé-gebruik is sprake indien: a. het verbod schriftelijk is vastgelegd; b. de inhoudingsplichtige de vastlegging van het verbod bij de loonadministratie bewaart; c. de inhoudingsplichtige voldoende toezicht houdt op de naleving van het verbod, en d. de inhoudingsplichtige een passende sanctie oplegt indien het verbod wordt overtreden. 6. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een auto, de CO2uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting mede met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd. 7. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de waarde van de auto gesteld op de catalogusprijs in de zin van artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen ingevolge de artikelen 9 tot en met 9c van genoemde
107
wet. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt de waarde van een auto die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik is genomen, gesteld op de waarde in het economische verkeer. 9. Het voordeel wordt in aanmerking genomen voorzover het uitgaat boven de vergoeding die de werknemer voor het gebruik voor privé-doeleinden is verschuldigd. 10. Voor de toepassing van dit artikel wordt woon-werkverkeer geacht niet voor privé-doeleinden plaats te vinden. 11. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de loontijdvakken waarin het in het eerste lid bedoelde voordeel in aanmerking wordt genomen. 12. Indien de werknemer een verklaring van de inspecteur overlegt waarin is vastgelegd dat de werknemer aan de inspecteur heeft medegedeeld dat de hem ter beschikking gestelde auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt (verklaring geen privé-gebruik), laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De eerste volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in de eerste volzin bedoelde mededeling niet juist is. 13. De werknemer kan een verzoek om een verklaring geen privé-gebruik bij de inspecteur indienen. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. 14. De inspecteur kan de verklaring geen privé-gebruik, al dan niet op verzoek van de werknemer, bij voor bezwaar vatbare beschikking intrekken, waarbij de intrekking voor zover nodig terugwerkende kracht kan hebben. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de werknemer om intrekking moet verzoeken. 15. In geval van een verklaring geen privé-gebruik kan de inspecteur de werknemer op enig moment verzoeken te doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
108
16. Indien de verklaring geen privé-gebruik wordt ingetrokken of indien de werknemer niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, wordt de verschuldigde belasting, voorzover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de eerste volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval de inhoudingsplichtige wist dat de mededeling, bedoeld in het twaalfde lid, eerste volzin, niet juist was. 17. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verklaring geen privé-gebruik. 18. Indien een bestelauto als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 door de werknemer uitsluitend zakelijk wordt gebruikt, kan de werknemer door tussenkomst van de inhoudingsplichtige met betrekking tot deze auto aan de inspecteur een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik afgeven (verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto). De ontvangst van die verklaring wordt door de inspecteur bevestigd. Indien een verklaring als bedoeld in de eerste volzin is afgegeven, laat de inhoudingsplichtige inhouding van belasting over het in het eerste lid bedoelde voordeel achterwege. De vorige volzin is niet van toepassing ingeval de inhoudingsplichtige weet dat de in die volzin genoemde verklaring niet juist is. 19. De werknemer kan door tussenkomst van de inhoudingsplichtige de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto intrekken. De mededeling van de intrekking wordt door de inspecteur bevestigd. 20. In geval van een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto kan de inspecteur bij het vermoeden van een rit voor privé-doeleinden, de inhoudingsplichtige en de werknemer verzoeken te doen blijken dat de betreffende rit zakelijk was. Slagen inhoudingsplichtige en de werknemer niet in dit bewijs, dan wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden te worden gebruikt en wordt de verschuldigde belasting, voor zover nodig in afwijking van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, nageheven van de werknemer. In afwijking van de tweede volzin wordt nageheven van de inhoudingsplichtige ingeval hij wist dat
109
de verklaring niet juist was of ingeval hij niet aanstonds heeft gemeld dat de werknemer ten onrechte de verklaring nog niet heeft ingetrokken. 21. Indien de werknemer de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto heeft ingetrokken voordat hij de bestelauto ook voor privé-doeleinden heeft gebruikt, wordt de bestelauto tot het moment van de intrekking geacht wel voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld, maar niet voor privédoeleinden te zijn gebruikt. 22. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald: a. op welke wijze de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto wordt afgegeven en ingetrokken; b. in welke gevallen de werknemer de verklaring in ieder geval moet intrekken; c. in welke gevallen de inhoudingsplichtige de inspecteur schriftelijk moet mededelen dat de werknemer de verklaring ten onrechte niet heeft ingetrokken en welke gegevens de inhoudingsplichtige bij deze mededeling moet verstrekken; d. op welke wijze de inspecteur naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in onderdeel c bekendmaakt dat de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto geacht wordt te zijn ingetrokken; e. vanaf welk moment de verklaring bij toepassing van onderdeel d geacht wordt te zijn ingetrokken. 23. Na een vervanging van de CO2 -uitstootgrenzen in het tweede of derde lid, blijft met betrekking tot een auto: a. waarvan het kenteken na 30 juni 2012 voor het eerst op naam is gesteld: voor een periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld, de verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen die golden op de datum van de eerste tenaamstelling, en voor direct daarop volgende periodes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals die golden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden; b. waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld vóór 1 juli 2012 en die de werknemer al vóór en vanaf 1 juli 2012 onafgebroken ter beschikking is gesteld: de op 30 juni 2012 geldende verlaging ingevolge de op die datum geldende begrenzingen van toepassing;
110
c. waarvan het kenteken op naam van de eigenaar is gesteld vóór 1 juli 2012 en die de werknemer op of na 1 juli 2012 voor het eerst ter beschikking is gesteld: de op 30 juni 2012 geldende verlaging ingevolge de op die datum geldende begrenzingen van toepassing; d. waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld vóór 1 juli 2012 en die op naam van de eigenaar is gesteld op of na 1 juli 2012: voor een periode van 60 maanden te rekenen vanaf 1 juli 2012, de verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen zoals die golden op 30 juni 2012, en voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals die golden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden. 24. In afwijking van het drieëntwintigste lid, onderdeel d, heeft de eigendomsoverdracht van een auto die aan een werknemer ter beschikking is gesteld geen gevolgen voor de verlaging, zolang de terbeschikkingstelling van die auto aan de betreffende werknemer voortduurt. 25. In afwijking van het drieëntwintigste lid blijft na vervanging van de CO2uitstootgrenzen in het tweede of derde lid, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken voor het eerst op naam is gesteld op of na 1 januari 2012 en die een CO2-uitstoot heeft van niet hoger dan 50 gram per kilometer voor een periode van 60 maanden te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld, de verlaging van toepassing ingevolge de begrenzingen die golden op de datum van de eerste tenaamstelling, en voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden, de verlaging ingevolge de begrenzingen zoals die gelden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden. 26. In afwijking van het drieëntwintigste lid wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot heeft van 0 gram per kilometer, tot 1 januari 2017 verlaagd met 25% van de waarde van de auto en daarna met het hoogste percentage aan verlaging dat op dat tijdstip in het eerste of derde lid van dit artikel wordt genoemd. 27. In afwijking van het drieëntwintigste lid wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, met betrekking tot een auto waarvan het kenteken
111
vóór 1 januari 2012 voor het eerste op naam is gesteld en die een CO2-uitstoot heeft van meer dan 0 gram per kilometer, maar niet meer dan 50 gram per kilometer, van 1 januari 2012 tot 1 januari 2017 verlaagd met 25% van de waarde van de auto, en geldt voor direct daaropvolgende periodes van telkens 60 maanden een verlaging ingevolge de begrenzingen van het tweede of derde lid van dit artikel zoals die gelden op de laatste dag van de direct daaraan voorafgaande periode van 60 maanden. 28. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot een auto waarvan de datum van de eerste tenaamstelling van het kenteken niet overeenkomt met de datum van eerste toelating op de weg van die auto.
112
Bijlage 2. Wettekst BPM-vrijstelling ondernemers Artikel 13a Wet BPM 1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto’s die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming. De vrijstelling wordt niet verleend indien het ondernemerschap voor de omzetbelasting voortvloeit uit het bepaalde in artikel 7, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968. 2. Voor een bestelauto die door een ondernemer als bedoeld in het eerste lid voor een langere dan een bij ministeriële regeling vast te stellen periode ter beschikking wordt gesteld aan een andere persoon, wordt de vrijstelling slechts verleend indien deze andere persoon, behoudens de tenaamstelling, voldoet aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling. 3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, wordt vanaf dat moment het bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt door de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, op aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan. 4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld. 5. Ingeval een bestelauto waarvoor vrijstelling is verleend op de voet van dit artikel in een zodanige staat wordt gebracht dat het een personenauto is, zijn de artikelen 1, derde lid, en 12a van overeenkomstige toepassing.
113
6. Indien één of meer personen worden vervoerd in de laadruimte van een bestelauto, vormt dit een verzuim ter zake waarvan de inspecteur aan degene die de bestelauto feitelijk ter beschikking heeft, een boete van € 492 kan opleggen. De bevoegdheid tot het opleggen van de boete vervalt door het verloop van een jaar na het constateren van het verzuim, bedoeld in de vorige volzin. 7. Artikel 67cb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing op het bedrag van de boete, genoemd in het zesde lid. 8. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bestelauto’s waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
114
Bijlage 3. Stroomschema om de duur van de bijtelling van de auto van de zaak te bepalen. Wat is de CO2-uitstoot van de auto per km? Niet hoger dan 50 Is het kenteken van de auto vóór 1 januari 2012 voor het eerst op naam gesteld? JA
Voor de auto geldt tot 1 januari 2017 0% bijtelling.1 Vanaf 1 januari 2017 is het tarief blijvend* 14%
Voor de auto geldt gedurende 60 maanden vanaf eerste tenaamstelling 0% bijtelling. Na die periode is het bijtellingstarief blijvend* 14%.
Is het kenteken van de auto vóór 1 juli 2012 voor het eerst op naam gesteld?
NEE
JA
Is het kenteken van de auto vóór 1 januari 2014 voor het eerst op naam gesteld?
JA
NEE
Is het kenteken van de auto vóór 1 januari 2016 voor het eerst op naam gesteld?
JA Voor de auto geldt gedurende 60 maanden vanaf eerste tenaamstelling 7% bijtelling. Na die periode is het tarief in blijvend* 14%
Hoger dan 50 g/km
NEE
Op de auto is blijvend* 14% bijtelling van toepassing.
Op de auto blijft dezelfde bijtelling van toepassing als nu voor die auto geldt.
NEE
Is de auto na 30 juni 2012 van eigenaar gewisseld?
NEE
JA
Stond de auto zowel voor als na de eigendomsoverdracht daarvan aan dezelfde werknemer of belastingplichtige ter beschikking?
JA
NEE
Staat de auto nog steeds aan diezelfde werknemer of belastingplichtige ter beschikking?
JA
Voor de auto geldt gedurende 60 maanden de bijtelling zoals die van toepassing is op het moment dat het kenteken van de auto voor het eerst op naam werd gesteld. Aan het eind van iedere periode van steeds 60 maanden volgt herijking tegen de dan geldende CO2uitstootgrenzen.
Tot 1 juli 2017 blijft dezelfde bijtelling van toepassing als nu voor die auto geldt. Vanaf 1 juli 2017 geldt eventueel voor een periode van 60 maanden een korting op de bijtelling op grond van de op 30 juni 2017 geldende CO2uitstootgrenzen.
NEE
* “blijvend” wil hier zeggen: zolang het 14%-tarief in de bijtelling bestaat en de CO2-uitstootgrens niet lager wordt dan 50 g/km (en vanaf 15 jaar geldt als bijtelling 35% van dagwaarde) 1 Voor auto’s met een uitstoot van 1 t/m 50 g/km die vóór 1 januari 2012 gekocht zijn, is de bijtelling tot 1-1- 2012 14%. Vanaf 1-1- ’12 tot 1-1- ’17 vervolgens dus 0% en daarna weer 14%.*
115
Aantekeningen
116
De fiscale wetgeving rond de automobiliteit in Nederland is voortdurend in beweging. De afbouw van de BPM, kortingen op basis van milieudifferentiatie op BPM en Motorrijtuigenbelasting, de verschillende bijtellingstarieven voor privégebruik van de auto van de zaak; u moet er als ondernemer in de branche voldoende over weten om uw klant goed te adviseren. Ook de talloze fiscale regels waar u als ondernemer mee te maken krijgt, wijzigen geregeld. Hoe verloopt bijvoorbeeld de BTW-heffing bij de margeregeling? Wanneer geldt de BPM-vrijstelling voor de ondernemer? Hoe werkt de investeringsaftrek? En hoe zit het met de regels omtrent de auto van de zaak? Kent u de belastingregels goed, dan voorkomt u onnodige financiële risico’s en kunt u bovendien zelf financieel voordeel behalen. De jaarlijkse uitgave Auto en Fiscus van BOVAG en AMD Automotive Fiscalisten geeft een heldere en praktische uitleg over de fiscale regelgeving in Nederland. De honderd meest gestelde vragen en hun antwoorden, mogen niet ontbreken in uw boekenkast.
Auto en Fiscus 2012
Auto en Fiscus 2012
Auto en Fiscus 2012 BOVAG Kosterijland 15, 3981 AJ Bunnik, T 030 659 52 11, I www.bovag.nl
De 100 meest gestelde vragen