Datum
: Woensdag 30 juni 2010
Opleiding
: CCM15
Examen
: Module 3 – International Business & Credit Management (IB&CM)
Tijd
: 3 klokuren
Examen: •
Dit examen bestaat uit 4 opgaven, verdeeld over 10 pagina’s. Controleer dit!
•
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit de boeken, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Toegestane hulpmiddelen: •
Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
•
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar)
•
Nederlandse wetbundel(s)
•
Liniaal / tekenliniaal
Puntentoekenning: Opgave 1. Theorie – meerkeuzevragen
: 20
Opgave 2. Macro economie
: 22
Opgave 3. Managementmodellen
: 28
Opgave 4. Exportfinanciering & juridische zaken
: 30
Uitwerkingen: •
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
•
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte VVCM uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw studentnummer, naam en paginanummer. Lever géén kladpapier in!
- Antwoorden -
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 1 van 12
Opgave 1: Theorie – meerkeuzevragen
[10 x 2 = 20 pt]
1. Wat wordt verstaan onder het begrip internationale handel? a. Het verkopen van goederen aan het buitenland. b. Alle uitwisselingen van goederen en diensten die nationale grenzen overschrijden. c. De export waar geld aan wordt verdiend. d. Hetzelfde als binnenlandse handel maar dan met een buitenlandse koper. 2. Waardoor ontstaan volgens de Heckscher-Ohlin-theorie internationale prijsverschillen? a. Door de relatieve beschikbaarheid van productiefactoren in de verschillende landen. b. Door verschillende belastingen en heffingen die landen kunnen toepassen. c. Door verschil in loonkosten per land. d. Door productiviteitsverschillen. 3. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch. 4. Het Nederlandse exportbeleid bestaat uit de volgende twee soorten maatregelen: a. Sectorspecifieke maatregelen, horizontale maatregelen. b. Horizontale maatregelen, verticale maatregelen. c. Financiële maatregelen, voorwaardenscheppende maatregelen. d. Algemene maatregelen, sectorspecifieke maatregelen.
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 2 van 12
5. Wat streeft de Nederlandse overheid na met haar beleid van handelspolitiek? a. Het vergroten van de Nederlandse export. b. Het opheffen van zoveel mogelijk kunstmatig opgeworpen barrières voor het handelsverkeer. c. Het ondersteunen van Nederlandse exporteurs op buitenlandse markten. d. Het regelen van exportfinanciering. 6. Wat wordt in de Nederlandse handelspolitiek verstaan onder strategische goederen? a. Goederen ontworpen voor militair gebruik. b. Nucleaire splijtstoffen en aanverwante artikelen. c. Chemicaliën en hoogwaardige meetapparatuur. d. Goederen die alleen uitgevoerd mogen worden met een uitvoervergunning van het ministerie van Economische Zaken. 7. Wat valt niet onder bilaterale handelsbetrekkingen? a. Ontwikkelingshulp. b. Compensatiehandel. c. Belastingverdragen. d. Internationale investeringen. 8. Voor welke van onderstaande ondernemingen zijn politieke criteria in een landenselectie relatief belangrijk? a. Een bouwonderneming die grote infrastructurele projecten uitvoert. b. Een onderdelenfabrikant van de auto-industrie. c. Een koekjesfabrikant. d. Een producent van gereedschapskisten.
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 3 van 12
9. Een voorbeeld van een strategische toetredingsbelemmering tot een bedrijfstak in het buitenland is de: a. hoogte van de importbelemmeringen; b. hoogte van de belastingen; c. aanwezigheid van een sterk lokaal merk; d. omvang van de schaalvoordelen. 10. Indien een onderneming wil weten of op het geselecteerde land exportkredietverzekeringen afgesloten kunnen worden, zal het te rade gaan bij: a. De Nederlandsche Bank (DNB); b. Atradius; c. De huisbank van de onderneming; d. Economische Voorlichtingsdienst (EVD).
1. b. 2. a. 3. c. 4. a. 5. b. 6. d. 7. a. 8. a. 9. a. 10. b.
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 4 van 12
Opgave 2: Macro economie
[22 pt = 2pt p/vraag, 4pt voor 2c en 3b]
Lees onderstaand CBS conjunctuurbericht van 15 juni 2010 en beantwoord de bijbehorende vragen.
Forse toename uitvoer CBS Conjunctuurbericht | dinsdag 15 juni 2010
Het volume van de uitvoer van goederen was in april ruim 17 procent groter dan een jaar eerder. Daarmee neemt de groei van het uitvoervolume in de eerste maanden van 2010 steeds verder toe. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de forse terugval van de uitvoer, die in november 2008 begon. Daarna was het uitvoervolume in de eerste helft van 2009 zo’n 11 tot 15 procent lager dan een jaar eerder. Sindsdien is de afname steeds kleiner geworden. In december was er voor het eerst weer een hoger uitvoervolume. Het uitvoervolume is in april nagenoeg gelijk aan dat van april 2008. Het volume van de invoer nam in april met bijna 13 procent toe. Het invoervolume ligt nog wel duidelijk onder het niveau van april 2008. De volumecijfers zijn gecorrigeerd voor werkdageffecten. Volgens de Exportradar van juni zijn de omstandigheden voor de Nederlandse export iets gunstiger dan een maand eerder. Na een lange periode waarin de omstandigheden verslechterden, is de situatie vanaf mei 2009 geleidelijk verbeterd. De waarde van de uit op 30,2 miljard kwart meer dan invoerwaarde steeg 26,7 miljard euro.
De waarde van de in- en uitvoer van machines, transportmiddelen, grondstoffen, en minerale brandstoffen nam, ten opzichte van een jaar eerder, fors toe. Ook de uitvoer van chemische producten kende een sterke toename. De invoer van voeding en dranken bleef gelijk. Voor het eerst sinds maart 2009 groeit uitvoer naar EU-landen harder dan uitvoer naar andere landen. De invoer niet-EU-landen nam juist sterker toe dan invoer uit EU-landen.
de de uit de
Mede als gevolg van hogere prijzen van aardolie- en basismetaalproducten en chemische producten waren de uitvoerprijzen 7 procent hoger dan een jaar eerder. Vooral door hogere prijzen van aardolie en aardolie- en basismetaalproducten waren de invoerprijzen 9 procent hoger dan een jaar eerder. De ruilvoet van de buitenlandse goederenhandel is daarmee ten opzichte van april 2009 verslechterd.
goederenuitvoer kwam euro. Dat is ruim een een jaar eerder. De met bijna een kwart tot
Figuur: uitvoer goederen (volume)
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 5 van 12
Gevraagd: 1. 1a.
Het CBS publiceert periodiek conjunctuurberichten (zoals bovenstaand bericht) in haar Webmagazine. Wat wordt hier bedoeld met het begrip ‘conjunctuur’? De stand alsmede de op- en neergaande golfbewegingen van een economie van een land.
1b.
Wat is de taak van het CBS en waar staat de afkorting voor? CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft tot taak het verzamelen en bewerken van gegevens met als doel het publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken.
2. 2a.
In het conjunctuurbericht wordt gesproken over invoer en uitvoer van goederen. Welke definities hanteert het CBS voor deze begrippen? •
Invoer = import: het leveren van goederen en het verlenen van diensten door het buitenland (niet-ingezetenen) aan personen of bedrijven behorend tot de Nederlandse economie (ingezetenen).
•
Uitvoer = export: het leveren van goederen en het verlenen van diensten door personen of bedrijven behorend tot de Nederlandse economie (ingezetenen) aan het buitenland (niet-ingezetenen).
2b.
Bereken over de maand april het handelssaldo van Nederland en geef aan of het saldo een handelsoverschot of handelstekort is.
April 2010
€ mrd
Waarde uitvoer goederen
:
30,2
Waarde invoer goederen
:
26,7
Handelsoverschot
:
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
3,5
Pagina 6 van 12
2c.
Geef de formule van de handelsquote en bereken deze voor april 2010 indien voorts nog gegeven is dat het BBP over april € 48.212 mln bedraagt. Handelsquote = Importquote + Exportquote (quote = quotiënt) HQ = IQ + EQ = Import/BBP + Export/BBP = (Import+Export)/BBP
April 2010
2d.
BBP
Import
Export
I/BBP
E/BBP
(I+E)/BBP
48.212
26.700
30.200
55,4%
62,6%
118,0%
In het artikel wordt gesproken van een ‘forse terugval van de uitvoer, die in november 2008 begon’. Welke reden(en) lagen ten grondslag aan deze forse terugval van de uitvoer? De kredietcrisis / bankencrisis die in 2009 uitmondde in een wereldwijde economische crisis.
3. 3a.
Kunt u naar aanleiding van de tekst, de grafiek alsmede de berekening onder vraag 2 concluderen of Nederland een relatief open of gesloten economie is? Verklaar uw antwoord! Relatief open economie; de HQ > 1. Er vindt in Nederland extreem veel invoer en uitvoer plaats in verhouding tot het BBP en t.o.v. andere economieën. Daarenboven staat Nederland hoog genoteerd op de lijst van landen met geringe handelsbelemmeringen.
3b.
Neem onderstaand schema over op uw uitwerkingenblad en geef aan welke economische orde en handelspolitiek het best aansluiten op een open economie en welke op een gesloten economie?
Economie
3c.
Economische orde
Handelspolitiek
Relatief open
:
Vrije markt economie
:
Vrijhandel
Relatief gesloten
:
Centraal geleide economie
:
Protectionisme
Welke economische orde kent Nederland? Mengvorm van vrije markt en geleide economie, maar overwegend neigend naar vrije markt.
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 7 van 12
Opgave 3: Managementmodellen
[4 x 7 = 28 punten]
Combi BV is een internationale groothandel in elektronische apparatuur. Het assortiment bestaat voornamelijk uit bruingoed en witgoed. De producten zijn in de markt bekend onder de merknamen Superpech, Yokodrama en Blitz Wit. Combi BV richt zich op het lage segment van de markt. Recentelijk zijn nieuwe producten, zoals ‘flat screens’ en enkele assortimentvreemde producten als telescopen, carsystems en metaaldetectoren gelanceerd. De afzet oriënteert zich op Nederland en enkele West-Europese landen. De belangrijkste klanten in Nederland zijn Megazool, Wijkshop, Lokker, Kraxis en Fart Smith. In Nederland wordt 60% afgezet en de overige 40% gaat naar diverse afnemers in België, Frankrijk, Spanje en Portugal. De verwachtingen omtrent de marktontwikkeling voor de markt voor elektronische gebruiksartikelen voor 2010 zijn onzeker. De consumentenbestedingen in de elektronica sector zijn als gevolg van de kredietcrisis enigszins gestagneerd, maar anderzijds zijn er enkele positieve marktimpulsen te noemen zoals de wereldkampioenschappen voetbal die traditioneel garant staan voor een omzetboost in het bruingoed. Daarnaast kunnen productinnovaties eveneens een impuls geven aan de omzet. Innovatieve producten, zoals de nieuwe generatie DVD-, multimedia- en AV homesystemen die na de zomervakantie worden verwacht zullen de consumenten bestedingen vanaf het najaar van 2010 en de jaren daarna laten toenemen. Uit marktonderzoek is bovendien gebleken dat een uitgekiend assortiment in combinatie met een adequate dienstverlening tegen lage kosten, kansen biedt voor de elektronica groothandel. Naast deze positieve vooruitzichten ziet de credit manager van Combi ook enkele donkere wolken aan de horizon. De kredietcrisis heeft de landen uit de garlic belt immers hard geraakt; de kredietstatus van deze zogenoemde PIGS-landen werd door de credit rating agencies enkele keren afgewaardeerd. De overheden van Spanje, Griekenland en Frankrijk kondigden reeds drastische bezuinigingsronden aan en ook de pensioenleeftijd zal in deze landen niet ongemoeid worden gelaten. De vakbonden voorspellen een hete zomer …
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 8 van 12
Gevraagd: 3a. Stel de Ansoff-matrix met groeistrategieën op (theoretisch model).
3b.
Nieuwe exportmarkten Huidige exportmarkten
Stel voor Combi BV de Ansoff-matrix met groeistrategieën op.
Huidige exportproducten
Nieuwe exportproducten
Penetratiestrategie:
Productontwikkelingstrat:
Verbeteren klantentrouw
Productlijnextensies
Vergroten marktaandeel
Nieuwe producten
Marktontwikkelingstrategie:
Diversificatiestrategie:
Nieuwe exportmarkten
Verticale integratie achterwaarts
Nieuwe segmenten binnen
Concentrische diversificatie
bestaande exportmarkt
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 9 van 12
3c. Stel de Negencellenmatrix ten behoeve van de MABA analyse op (theoretisch model).
3d. Stel voor Combi BV de Negencellenmatrix op.
Concurrentiekracht: Gemiddeld
Zwak
Positie vasthouden
Investeren om te groeien
Sterke inspanning of ophouden
Super HD & DVD
Assortimentvreemde producten
Gemiddeld
AV Homesystemen
Selectief investeren
Uitmelken of geen middelen toekennen
Witgoed
Witgoed
Uitmelken
Gefaseerde terugtrekking
Gefaseerde terugtrekking
Desinvesteren
Laag
Marktaantrekkelijkheid:
Hoog
Sterk
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 10 van 12
Opgave 4: Exportfinanciering & Douane
[30 punten]
Greenworld B.V. Roosendaal gaat een unieke machine leveren (inclusief installatie ter plaatse) aan een Russische afnemer. Het bedrag dat met deze levering gemoeid is bedraagt USD 3.150.000. De leveringsconditie luidt DAF (Delivered at Frontier) Wit Russische / Russische grens. De betalingsvoorwaarden luiden: •
15% betaling vooruit,
•
60% betaling tegen documenten,
•
25% betaling na installatie en acceptatie koper.
De doorlooptijd, van start productie tot eindoplevering, bedraagt 6 maanden. De productie start 3 maanden na ondertekening van de overeenkomst. Gevraagd: 4a.
[3 x 2pt]
Wat is een adequaat alternatief voor de leveringsconditie DAF (Delivered at Frontier) Wit Russische / Russische grens? Voorzie uw antwoord van een toelichting! •
Omdat het een project in Rusland betreft is het van groot belang dat Greenworld BV de logistieke regie in handen houdt. Alle onderdelen voor het project dienen tijdig op de plaats van bestemming aan te komen om het project te kunnen voltooien. Alleen bij de leveringsconditie (as per incoterms 2000 Paris) CIP eind bestemming of DDU eindbestemming wordt de gewenste regie verkregen.
•
De transportverzekering die ook in de Incoterms wordt geregeld dient in Nederland te worden geregeld vanwege het politieke risico.
Foute antwoorden zijn bijvoorbeeld: EX works, DDP eindbestemming (vanwege de hoge inklaringskosten) en DAF. 4b.
[4pt]
Vormt een documentair incasso Cash Against Documents een effectieve aanvulling op de betalingsvoorwaarden? Licht uw antwoord toe! Een documentair incasso biedt geen enkele betalingszekerheid voor de exporteur. Omdat het een project betreft is het niet-afname-risico erg bedreigend en kan Rusland zonder te betalen
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 11 van 12
beschikken over de goederen vanwege vervoer over de weg (geen titel document). Kortom: noch het debiteuren-, noch het politieke (inclusief banken), noch het fabricagerisico wordt afgedekt 4c.
[3 x 2pt]
De Russische koper biedt 20% extra bij betaling achteraf in Roebels. Welke risico’s loopt de exporteur? •
Valutarisico (koersrisico)
•
Transferrisico
•
Politiekrisico (denk hier met name aan het monetaire risico)
Overbodig antwoord: debiteurenrisico (dit risico wordt immers bij elke valuta gelopen). 4d.
[2pt]
Hoe luidt uw advies met betrekking tot de factuurvaluta? EUR (dan loopt enkel de Russische afnemer het valutarisico). 4e.
[2 x 2pt]
Hoe luidt uw advies met betrekking tot de importvergunning? Als er geen import licentie is gaat de deal niet door. Dit potentiële probleem kan worden voorkomen door vooraf een Kopie licentie op te vragen en/of een Letter of Credit te eisen. 4f.
[2 x 2pt]
Geef twee wijzen waarop het valutarisico kan worden afgedekt? •
Valutatermijn transactie
•
Valutaoptie kopen
•
Factureren in EUR
4g.
[2 x 2pt]
Geef twee wijzen waarop het debiteurenrisico in combinatie met het landenrisico (Rusland) kunnen worden afgedekt? •
Onherroepelijke Letter of Credit geconfirmeerd door een eerste klas Nederlandse bank.
•
Betalingsgarantie van een eerste klas Russische bank (zeker gesteld door een eerste klas Nederlandse bank).
•
Vooruitbetaling, eventueel tegen een vooruitbetalinggarantie.
•
Kredietverzekering.
Foute antwoorden zijn: factoring, open account (chequebetaling) of documentair- dan wel wisselincasso.
CCM15 Mod3 IB&CM – 100630 herexamen
Pagina 12 van 12