Datum
: zaterdag 19 juni 2010
Opleiding
: CCM15
Examen
: Module 3 – International Business: EM & CM
Tijd
: 3 klokuren
Examen: •
Dit examen bestaat uit 4 opgaven, verdeeld over 10 pagina’s. Controleer dit!
•
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit de boeken, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Toegestane hulpmiddelen: •
Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
•
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar)
•
Nederlandse wetbundel(s)
•
Liniaal / tekenliniaal
Puntentoekenning: Opgave 1. Theorie – meerkeuzevragen
: 20
Opgave 2. Macro economie
: 26
Opgave 3. Managementmodellen
: 24
Opgave 4. Exportfinanciering & juridische zaken
: 30
Uitwerkingen: •
Begin elk van de opgaven op een nieuw blad.
•
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
•
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte VVCM uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw studentnummer, naam en paginanummer. Lever géén kladpapier in!
- Antwoorden -
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 1 van 14
Opgave 1: Theorie – meerkeuzevragen
[10 x 2pt per vraag]
1. Wat verstaan we onder de vrijhandelspolitiek? a. dat internationale handel volledig plaatsvindt zonder belastingen en heffingen b. dat internationale handel plaatsvindt zonder belemmerende voorwaarden c. dat internationale handel volledig plaatsvindt volgens de wetten van vraag en aanbod d. dat de politiek zich druk maakt om de internationale handel
2. Welke beschrijving van de WTO hoort in dit rijtje niet thuis? a. De WTO stimuleert de onderhandelingen over nieuwe handelsgerelateerde onderwerpen. b. De WTO besteedt veel aandacht aan het beslechten van internationale handelsgeschillen. c. De WTO schaft de internationale handelsbelemmeringen af. d. De WTO controleert het naleven van de GATT-akkoorden.
3. Traditionele vormen van protectionisme zijn: a. handelsverdragen, vrijwillige exportbeperkingen, tariefcontingenteringen, invoerheffingen b. exportsubsidies, staatshandel, invoerrechten, vrijwillige exportbeperkingen c. invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, overheidssteun voor noodleidende industrie, managed trade d. managed trade, invoerrechten, non-tarifaire belemmeringen, exportsubsidies
4. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch.
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 2 van 14
5. Landen werken steeds intensiever met elkaar samen. Wat is de juiste volgorde van oplopend niveau van samenwerking? a. preferentiële zone, vrijhandelszone, douane-unie, tariefunie, economische unie b. preferentiële zone, vrijhandelszone, tariefunie, douane-unie, economische unie c. vrijhandelszone, preferentiële zone, tariefunie, douane-unie, economische unie d. preferentiële zone, tariefunie, vrijhandelszone, douane-unie, economische unie
6. Waarom is het PHARE-programma door de EU in het leven geroepen? a. om de vrijhandel met Oost-Europa te bevorderen b. ter ondersteuning van hervormingen in Oost-Europa c. als overgangsregeling voor toetreding tot de EU van Oost-Europese landen d. om de democratisering in Oost-Europa te bevorderen
7. Wil er sprake zijn van exportmarketing dan moet er in elk geval voldaan zijn aan welke van de volgende groepen voorwaarden? a. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, centraal stellen van de exportmarkt b. een productenpakket dat afgestemd is op de behoeften in het betreffende land, landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid c. centraal stellen van de markt, een productenpakket dat is afgestemd op de behoeften in het betreffende land, het creëren van een exportafdeling binnen de onderneming, opstellen en implementeren van een doelgroepgericht beleid d. landenselectie op basis van het voorzien in een behoefte met het productenpakket, het invullen van een marketingmix per exportland, creëren van een organisatorisch kader voor het exportmarketingbeleid
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 3 van 14
8. Wat zijn de belangrijkste motieven voor een onderneming om te besluiten tot internationalisering? a. risicospreiding, concurrentieoverwegingen, ondernemingsdoelstellingen b. concurrentieoverwegingen, hobbyisme van de directie c. omzetgroei, volg-klant-overwegingen, verlengen productlevenscyclus
9. Wat is geen kenmerk van een strategische business unit volgens Kotler in een internationaliserende onderneming? a. Zij heeft een eigen manager met verantwoordelijkheid voor strategische planning en winst. b. Zij voert een eigen exportbeleid met onafhankelijke winstdoelstelling. c. Zij concurreert met een duidelijk afgebakende groep concurrenten. d. Zij is actief op een aantal sterk gerelateerde internationale markten of is actief op een duidelijk omschreven buitenlandse markt.
10. Wat wordt bedoeld met het begrip thuismarkt? a. het land waar het productiebedrijf van de onderneming gevestigd is b. het land waar de onderneming juridisch gevestigd is c. het eerste verzorgingsgebied van de onderneming d. de markt waar het hoofdkantoor van de onderneming staat
1.
c
2.
c
3.
d
4.
c
5.
b
6.
b
7.
b
8.
b
9.
b
10.
c
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 4 van 14
Opgave 2: Macro economie
[26pt = 2pt per vraag en 4pt voor vraag 3b.]
Lees onderstaand artikel uit de Intermediair van 19 januari 2006 en beantwoord de bijbehorende vragen.
Handel is handel Volgens het CBS wordt de huidige opleving van de economie vooral gedreven door de handel. In 2004 nam de Nederlandse export toe met bijna acht procent en vorig jaar (2005) met een nog altijd respectabele vijf procent. De buitenlandse handel -invoer plus uitvoerbedraagt in Nederland zestig procent van het bruto binnenlands product (bbp). Daarmee haalt Nederland niet het niveau van Singapore en Hongkong, die tweeënhalf keer hun bbp verhandelen. Maar vergeleken met de VS en Japan -waar de handel ongeveer elf procent van het bbp bedraagten de EU als geheel -34 procent van het bbp- is de Nederlandse economie extreem op buitenlandse handel ingesteld. Bovendien is die positie tamelijk bestendig: in 1975 was Nederland het zesde handelsland ter wereld en die positie bekleedt Nederland, ondanks de snelle opkomst van grootexporteurs als China, Taiwan en Singapore, nog altijd. Bovendien is het handelsoverschot de afgelopen jaren alleen maar gestegen, van een kleine veertien miljard euro tien jaar geleden, tot naar schatting zo'n dertig miljard euro in 2005.
Volgens het rapport Nederland Handelsland uit 2003 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) werkten eind jaren negentig ongeveer 1,75 miljoen mensen in de handel in de meest ruime zin van het woord. Daaronder valt bijvoorbeeld ook het uitbesteden en vervolgens invoeren van productie van goederen en diensten in lagelonenlanden.
INTERMEDIAIR 03 19JANUARI 2006
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 5 van 14
1. 1a.
In de tekst wordt gesproken over ‘de opleving van de economie’. Wat wordt hier bedoeld met het begrip ‘economie’ (geef de term en de definitie)? Conjunctuur; de stand alsmede de op- en neergaande golfbewegingen van een economie van een land.
1b.
Aan de hand van welke indicator meet het CBS de omvang van de economie? BBP = Bruto Binnenlands Product
1c.
Wanneer is er conform de definities van het CBS sprake van groei van de economie? Wanneer 2 opeenvolgende kwartalen een stijging van de conjunctuur (= positieve groei BBP) plaats vindt.
2. 2a.
Kunt u naar aanleiding van de tekst concluderen dat Nederland een relatief open of gesloten economie is? Verklaar uw antwoord! Relatief open; er vindt in Nederland extreem veel invoer en uitvoer plaats in verhouding tot het BBP en t.o.v. andere economieën. Daarenboven staat Nederland hoog genoteerd op de lijst van landen met geringe handelsbelemmeringen.
2b.
Welke economische orde zou het best aansluiten op een volledig open economie en welke op een volledig gesloten economie?
2c.
Volledig open economie
: vrije markt economie.
Volledig gesloten economie
: geleide economie (= plan economie).
Welke economische orde kent Nederland? Mengvorm van vrije markt en geleide economie, maar overwegend neigend naar vrije markt.
2d.
Waarop wordt in de titel van de figuur gedoeld met de zinsnede ‘Nederland is draaischijf van wereldhandel’? Hiermee wordt gedoeld op de belangrijke functie die Nederland vervult als wederuitvoerland. Zie ook sheets H1: Nederland als handelsrotonde van Europa = Nederland distributieland.
3. 3a.
In het artikel wordt de buitenlandse handel vergeleken met de omvang van het bbp. Geef de naam van de indicator die de buitenlandse handel vergelijkt met het bbp en geef de berekeningswijze (formule). Handelsquote = Importquote + Exportquote (quote = quotiënt) HQ = IQ + EQ = Import/BBP + Export/BBP = (Import+Export)/BBP
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 6 van 14
3b.
Onderstaand treft u enkele kerncijfers (€ mln) van het CBS over de jaren 2005 en 2006 aan. Bereken de indicator die u onder voorgaand punt heeft benoemd voor de jaren 2005 en 2006.
BBP
Import
Export
2005
513.407
292.440
326.640
2006
540.216
331.670
368.280
Uitwerking 3b. en 3c.
3c.
BBP
Import
Export
I/BBP
E/BBP
(I+E)/BBP
2005
513.407
292.440
326.640
57,0%
63,6%
120,6%
2006
540.216
331.670
368.280
61,4%
68,2%
129,6%
Groei 2006
5,2%
13,4%
12,7%
7,8%
7,2%
7,5%
Geef op basis van uw berekeningen een gemotiveerd oordeel over de economische ontwikkeling binnen Nederland. Betrek in uw antwoord de ontwikkeling van Nederland als handelsland. De Nederlandse economie is in 2006 gegroeid t.o.v. 2005 (groei BBP). Het zijn met name de import en export die hier meer dan evenredig aan hebben bijgedragen; zowel de import als de export groeiden harder dan het BBP. Daarenboven is de handelsquotiënt in beide jaren groter dan 1. Dit impliceert dat Nederland een handelsland is.
3d.
Wat wordt bedoeld met ‘wederuitvoer’? Wederuitvoer: uitvoer van invoer waaraan in Nederland veelal weinig waarde is toegevoegd.
3e.
Wordt deze wederuitvoer meegenomen in de indicator zoals die door u is weergegeven in uw antwoord op vraag 3a? Licht uw antwoord toe! Ja; de wederuitvoer maakt onderdeel uit van de uitvoer. Uitvoer kan immers pas plaats vinden nadat de geïmporteerde goederen eigendom zijn geworden van een Nederlands ingezetene. Dit in tegenstelling tot doorvoer waarbij goederen die fysiek naar Nederland zijn komen vrij worden doorverhandeld over de landsgrenzen, maar waarvan de eigendom in handen blijft van de buitenlandse partij.
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 7 van 14
Opgave 3: Managementmodellen
[24pt = 2 x 2 x 6pt]
Combi BV is een internationale groothandel in elektronische apparatuur. Het assortiment bestaat voornamelijk uit bruingoed en witgoed.
De producten zijn in de markt bekend onder de merknamen Superpech, Yokodrama en Blitz Wit. Combi BV richt zich op het lage segment van de markt. Recentelijk zijn nieuwe producten, zoals ‘flat screens’ en enkele assortimentvreemde producten als telescopen, carsystems en metaaldetectoren gelanceerd.
De afzet oriënteert zich op Nederland en enkele West-Europese landen. De belangrijkste klanten in Nederland zijn Megazool, Wijkshop, Lokker, Kraxis en Fart Smith. In Nederland wordt 60% afgezet en de overige 40% gaat naar diverse afnemers in België, Frankrijk, Spanje en Portugal.
De verwachtingen omtrent de marktontwikkeling voor de markt voor elektronische gebruiksartikelen voor 2010 zijn onzeker. De consumentenbestedingen in de elektronica sector zijn als gevolg van de kredietcrisis enigszins gestagneerd, maar anderzijds zijn er enkele positieve marktimpulsen te noemen zoals de wereldkampioenschappen voetbal die traditioneel garant staan voor een omzetboost in het bruingoed. Daarnaast kunnen productinnovaties eveneens een impuls geven aan de omzet. Innovatieve producten, zoals de nieuwe generatie DVD-, multimedia- en AV homesystemen die na de zomervakantie worden verwacht zullen de consumenten bestedingen vanaf het najaar van 2010 en de jaren daarna laten toenemen. Uit marktonderzoek is bovendien gebleken dat een uitgekiend assortiment in combinatie met een adequate dienstverlening (service) tegen lage kosten, kansen biedt voor de elektronica groothandel.
Naast deze positieve vooruitzichten ziet de credit manager van Combi ook enkele donkere wolken aan de horizon. De kredietcrisis heeft immers enkele landen uit de garlic belt hard geraakt; deze zogenoemde PIGS-landen werden dit jaar enkele keren door de credit rating agencies afgewaardeerd. De overheden van Spanje, Griekenland en Frankrijk kondigden reeds drastische bezuinigingsronden aan en ook de pensioenleeftijd zal niet ongemoeid worden gelaten. De vakbonden in deze landen voorspellen een hete zomer …
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 8 van 14
Gevraagd:
1. Stel de SWOT analyse op voor Combi.
[12pt = 2 x 6pt]
intern:
Strong
Weak
extern:
Opportunity
Threat
+
-/-
STRONG (Strength)
WEAK (Weakness)
Positie inkoopmarkt
Weinig service
Spreiding productgroepen
Asortimentskeuze
Diverse Merknamen
(concentratie onderkant markt)
Intern
Intern
Lage kosten en prijs
OPPORTUNITY
THREATS
Events (foot 2010)
Economische crisis
Service (marktonderzoek)
Stagnerende consumptie
Diversificatie
Bezuinigingen
Economies of scale
Bevriezen pensioenen
Productinnovaties
Kredietcrisis PIGS & Garlic Belt
+
-/-
Extern
Extern
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 9 van 14
2. Stel de groeimatrix van Ansoff op voor Combi.
[12pt = 2 x 6pt]
Nieuwe
Markten
Huidige
Producten Huidige
Nieuwe
Marktpenetratie:
Productontwikkeling:
Bruin- & witgoed
Verkoop innovatieve &
afzetten bij
assortimentvreemde
meer klanten
producten
Marktontwikkeling:
Diversificatie:
Aanboren nieuwe
Nieuwe producten
afzetlanden
op nieuwe
(= exportkanalen)
exportmarkten
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 10 van 14
Opgave 4: Exportfinanciering
[30 pt]
International Projects BV is in onderhandeling met een groot bedrijf uit Saudi Arabië over de bouw van een fabriek. Het is een project voor een bedrag van USD 12.000.000. Er dient eerst een offerte te worden opgesteld, die samen met een biedinggarantie moet worden gezonden naar de opdrachtgever. Er is sprake van een Engelse, een Canadese en een Duitse concurrent. De doorlooptijd van het project bedraagt 18 maanden. Bij te late oplevering in Saudi Arabië wordt een boete van 3 procent per maand van het contractbedrag in mindering gebracht.
De betaling vanuit Saudi Arabië zal in 6 termijnen plaatsvinden: -
15% na ondertekening van het contract,
-
20% na inspectie door de opdrachtgever voor verscheping,
-
40% tegen aanbieding van de juiste documenten;
-
15% na installatie,
-
5% na acceptatie door de opdrachtgever
-
5% één jaar na de uiteindelijke acceptatie.
De brutto marge is hoog (24%) maar er zijn natuurlijk ook risico’s. International Projects BV heeft een jaaromzet van € 29.000.000 en een eigen vermogen van 28%. Alle kosten (ook tijdens de bouw en uitvoering) luiden in Euro’s. Er is sprake van het ontwerp, de inkoop van onderdelen, de verzending, de opbouw en de acceptatie door de opdrachtgever (inclusief een garantieperiode van drie jaren zeker te stellen door een warranty bond/bankgarantie).
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 11 van 14
Gevraagd:
1.
[2pt]
Enkele belangrijke onderdelen komen vanuit Duitsland. Op welke wijze kan te late levering worden voorkomen? Dit is een moeilijke kwestie. Een performance garantie (uitvoeringsgarantie van de Duitse bank) geeft enig vertrouwen. U zult echter nooit een garantie ontvangen die 100% van het toeleveringsrisico dekt. Als dit onderdeel alleen verkrijgbaar is bij een bedrijf zult u in uw verkoopcontract marges dienen op te nemen en geen boete clausule moeten accepteren. Het checken van de kredietwaardigheid van de toeleverancier, een goede relatie en een goed track record vormen dan de basis. Een import LC naar Duitsland is géén oplossing en vooruitbetaling al helemaal niet.
2.
[3pt]
Welke (handels)risico’s zijn er en welke van deze risico’s zouden bedreigend kunnen zijn voor de continuïteit van de Nederlandse onderneming (plus argumentatie)? •
fabricage risico
•
debiteuren risico
•
transport risico
•
landen en politiek risico
•
valutarisico
•
toeleveringsrisico
Bonuspunt voor: •
product aansprakelijkheid
•
moraliteitrisico
•
economisch risico (de kosten luiden in EUR, de concurrent heeft kosten in een andere valutasoort).
Niet: afnamerisico.
3. Hoe kunnen deze risico’s worden afgedekt?
[4x1pt]
•
Een door een gegoede Nederlandse bank geconfirmeerde LC (Letter of Credit)
•
Export Krediet verzekering
•
Bankgarantie die wordt gegarandeerd door een Nederlandse bank
•
Vooruitbetaling (eventueel tegen een vooruitbetalinggarantie)
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 12 van 14
Pas op voor zekerheden over deelvooruitbetalingen. Het is best mogelijk dat na een paar betalingen de rest niet meer kan worden betaald en er sprake is van een onvoltooid project dat niet voldoet aan de contract voorwaarden.
4.
[3pt]
Wat zou er minimaal in het contract moeten worden aangegeven? Denk hierbij aan betalings- en leveringsconditie; het project vindt plaats in het binnenland van Saudi Arabië. Zie sheets.
5.
[2 x 2pt]
Wanneer gaat het valutarisico in en hoe dekt u dit risico af? Benoem minimaal twee treasury producten in uw antwoord. •
Onmiddellijk bij uitsturen van de bieding naar de opdrachtgever. Er is natuurlijk een kans dat de deal niet wordt gegund! Tijdens de periode van onzekerheid wordt een valuta optie geadviseerd (optie = voorwaardelijk; geen leverplicht).
•
Nadat het contract is gegund wordt een valutaoptie of een valutatermijn transactie geadviseerd (termijntransactie = onvoorwaardelijk; leverplicht).
•
Een debetstand in de gefactureerde valuta is na gunning ook mogelijk. Er is dan wel sprake van een rente risico (en zeker niet meer van een valutarisico).
Verkeerde antwoorden: •
niets doen; dit staat gelijk aan speculeren!
•
Valutaswap (gelijktijdige aankoop en verkoop van het bedrag in vreemde valuta met verschillende valutadata); met een swap wordt het valutarisico niet afgedekt!
6.
[3pt]
Hoe kan worden voorkomen dat de douane in Saudi Arabië de goederen weigert in te klaren? Checken of de exportvergunning is aangevraagd en een kopie via de fax laten toezenden of een door een Nederlandse bank geconfirmeerd export LC eisen. Via een export kredietverzekering dient dit punt te worden gecheckt. Afstemming met de douane is van belang.
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 13 van 14
7.
[3 x 2pt]
Hoe luidt uw keuze voor wat betreft de leveringsvoorwaarden: FOB Rotterdam of CIP Saudi Arabië (plaats van bestemming) of DDP (plaats van bestemming)? Voorzie uw antwoord van een onderbouwing. •
‘FOB Rotterdam as per incoterms 2000 Paris’ betekent dat de logistieke regie uit handen wordt gegeven. Als de logistiek niet juist verloopt kunnen de essentiële onderdelen niet ter plekke worden gemonteerd en wordt er niet aan de contractvoorwaarden voldaan. Betaling zal dan ook niet plaats gaan vinden.
•
Bij DDP dient de exporteur de gehele inklaring in Saudi Arabie te regelen en invoerrechten te betalen. Dit kan de gehele marge doen verdampen.
•
CIP uiteindelijke bestemming of DDU inclusief transport verzekering is prima.
8.
[3x1pt]
Stel dat er via een geconfirmeerde Letter of Credit wordt betaald. Welke risico’s worden hiermee afgedekt? •
debiteurenrisico
•
bankenrisico
•
politiek risico
9.
[2pt]
Er staat in het LC aangegeven dat betaling plaats vindt nadat de douane de goederen heeft ingeklaard. Is dat acceptabel? Niet acceptabel. Het LC vormt alleen een betalingsgarantie als de juiste documenten worden gepresenteerd. In dit geval bent u voor betaling afhankelijk van de koper. Een dergelijk LC wordt niet of gedeeltelijk geconfirmeerd.
CCM15 Mod3 – 100619 examen (incl. antwoorden)
Pagina 14 van 14