Walter Verhoeve
Dagboek van een Onervaren Wereldfietser 0
30
60
90
120
RUSSIA
60
60
KAZACHSTAN
CHINA 30
30
INDIA
0
0
AFRICA
AUSTRALIA 0
30
60
90
Door de Kazachstaanse steppe en over het dak van de wereld naar Kathmandu.
120
Waarom ga ik op reis?
www.walterverhoeve.nl www.gigaboek.nl isbn 978 90 8548 2338
Waarom wil ik op reis? Voor mij is het niet dat ik andere landen wil zien of kennis wil maken met diverse culturen. Het is niet zo dat ik ergens heen wil... Ik wil weg van waar ik ben. Het is maart 2004. Mijn vader is ernstig ziek. Er is een hersentumor geconstateerd. De levensverwachting die na de vereiste operatie wordt gegeven is niet meer dan een jaar. Ik heb niet zo’n goede band met mijn ouders. Er schijnt zelfs een jaar te zijn geweest dat ik ze maar vier keer een bezoek bracht. De gebruikelijke verjaardagen waarschijnlijk. Kerst natuurlijk en dan nog één van de vader- of moederdagen gemist. In de periode dat mijn vader ziek is kom ik zeer regelmatig op visite. Er is voor mijn gevoel nu echt contact tussen mij en mijn vader. Zeker in de periode voordat de tumor al teveel van zijn hersenen heeft aangetast. Ik ben dan ook erg dankbaar dat ik deze periode mag meemaken. Mijn vader had al van kinds af aan de wens om naar Afrika te gaan. Het liefst als broeder. Dat was gebruikelijk in de tijd waarin hij opgroeide. Gelukkig was hij in de laatste jaren voor zijn ziekte twee keer in staat geweest om zijn droom in vervulling te brengen. Hij vond dan ook dat hij tevreden kon sterven. Hij was nog steeds gelukkig getrouwd. Hield van zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen. En zijn levenswens was in vervulling gebracht. Al wil ik zeker niet onvermeld laten dat hij het wel ongelofelijk jammer vond dat zijn einde al zo vroeg moest komen. De spanningen en emoties die door de ziekte van mijn vader door mijn lijf gieren, maken dat ik graag op vakantie wil. Ik boek een georganiseerde fietsreis naar Vietnam voor half oktober, in de overtuiging dat mijn vader dan nog wel een poosje te gaan heeft. Nog geen twee weken voor mijn reis overlijdt mijn vader. Ik besluit om toch op reis te gaan. Een goede afleiding. Gedurende mijn fietsreis in Vietnam denk ik regelmatig terug aan de levenswens die mijn vader in vervulling heeft gebracht en aan de betrekkelijkheid van het leven zelf. Ik geniet ontzettend van het fietsen door zo’n onbekend land. Maar het reizen in een georganiseerde groep zorgt dat het contact met de lokale bevolking achterwege of minimaal blijft. Tijdens de klim naar Sapa ontmoet ik een stel uit Scandinavië die zwaarbepakt op eigen houtje door Vietnam aan het fietsen is. Dan wordt het voor mij duidelijk: Ik ga op reis. Op de fiets. Niet in een groep.
4
5
Copyright © 2009 Walter Verhoeve Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Dan begint het. Durf ik dit wel alleen? Neen natuurlijk niet. Het plan is dan ook dat ik met een van de mannen waarmee ik door Vietnam heb gefietst op reis ga. Ik wil er echt voor gaan. Mijn baan opzeggen, mijn huis verhuren en zonder einddoel of eindtijd vertrekken. Dat wil deze man niet aangaan. We kunnen wel samen starten waarna ik alleen verder reis. Zijn voorkeur voor de fietstocht gaat uit naar de bekende rit van Santiago de Compastella. Ik heb totaal geen voorkeur dus dat is makkelijk. Ik begin mij dan ook te oriënteren op wat er nodig is voor zo’n onderneming. Speur het internet af naar informatie. Het blijkt dat er al behoorlijk wat Nederlanders voor onbepaalde tijd de wereld aan het rondtrappen zijn. Ik bestudeer vele lijstjes met uitrustingen van andere wereldfietsers. Ik krijg er steeds meer zin in en ben al bezig mijn uitrusting bij elkaar te scharrelen. Maar mijn reisgenoot laat steeds minder van zich horen. Ik baal daar ontzettend van maar uiteindelijk denk ik: “Walter, zoek nu voor jezelf uit waar je heen wilt, dan merk je wel of de ander nog meegaat of niet”. Dat was een goede beslissing want wat blijkt? Hij had een aantrekkelijke nieuwe baan aangeboden gekregen. Voor hem lag dus de keuze tussen een lange reis of een goede baan. Hij koos voor de baan. Het komt dus toch op mij aan. Maar ja, waar wil ik naartoe? Ik heb geen idee. Ik weet wel dat ik genoeg heb van het leventje waar ik op dat moment in verkeer. Ik weet dat ik weg wil. Maar ik heb geen idee waar naartoe. Ik lees allerlei boeken van andere wereldfietsers met de meest uiteenlopende bestemmingen. Op een zeker moment lees ik over de hoogste weg ter wereld; de Route 219 door Tibet. Van Kashgar naar Lhasa. Met diverse passen die boven de 5000 meter uitkomen en die door slechts enkele fietsers al is bereden. Ik lees waarschuwingen om deze tocht niet in je eentje te ondernemen. En verhalen dat het zwaar is. Voornamelijk door de vreselijk slechte wegen. Sommige fietsers vonden het te zwaar om de reis te volbrengen. “Dat zal toch wel meevallen,” denk ik. Blijkbaar heb ik last van een behoorlijke bewijsdrang, want dit avontuur lonkt enorm. Ik begin mij steeds meer in deze route te verdiepen. Ik heb het geluk dat op de Fietsvakantiebeurs van 2005 Frank van Rijn aanwezig is voor een lezing. Laat die nou net het afgelopen jaar een deel van die route hebben gefietst. Van Kashgar naar Kathmandu. Frank doet enthousiast zijn verhaal. Wat is hij blij dat de wegen aldaar nog authentiek (lees onverhard) zijn. Wat heb ik Frank hier later over vervloekt tijdens het fietsen. “Doe deze tocht maar snel, want over vijf jaar hebben de Chinezen de volledige weg geasfalteerd” grapt Frank naar de zaal, denkende dat geen
hond zo’n zelfde onderneming zal aangaan. Maar ik weet dat ik een paar maanden later zal vertrekken. Ik spreek Frank dan ook aan, met betrekking tot de timing van zijn reis, daar hij tijdens zijn lezing vertelt dat hij er veel te laat aan begonnen is en dat het veel te koud werd in de nacht. Hij adviseert mij om rond eind augustus bij de grens van China te zijn om voor de ergste kou Nepal te kunnen bereiken. De enige bergpas die open is voor fietsers en die aan het begin staat van de fameuze route, ligt in Kirgizië. Grenzend aan Kirgizië ligt Kazachstan. Ik stel mij Kazachstan voor als een land met steppe en woestijn. Voornamelijk woestijn. Het lijkt mij geweldig om vanuit de woestijn naar het ultieme hooggebergte van de wereld te fietsen. Waar ik het ongelofelijke zelfvertrouwen vandaan haal dat ik dat ook daadwerkelijk aan kan weet ik niet. Ik ben per slot van rekening nog nooit van mijn leven langer dan een week alleen op reis geweest. Überhaupt nog nooit alleen met de fiets. En dan nu dit aangaan? Ik lijk wel gek. Er is echter een moment geweest waarop ik tot in mijn tenen voel: “Het gaat je lukken Walt, het maakt niet uit wat je gaat doen, of waar je heengaat, het komt goed.” Met die gedachte houd ik mezelf op de been als ik het tijdens de voorbereiding weer eens niet meer zie zitten. Ik weet waar ik heen wil. De weg van Kashgar naar Lhasa. Ik weet wanneer ik daar moet zijn. Eind augustus en ik weet wanneer ik kan vertrekken. Begin juni. Het lukt mij dus nooit om in drie maanden vanuit Nederland naar China te fietsen. Dan had ik al veel eerder op de fiets moeten zitten. Kazachstan lijkt mij een enorme uitdaging. Het is een supergroot land. Vijfenzestig keer zo groot als Nederland en met net zoveel inwoners. Het enige nadeel is dat er bijna geen informatie over te vinden is op het internet. Ja over Almaty. Bekend van de winterspelen toen het nog bij Rusland hoorde, ook wel Alma-Ata genaamd. Maar daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Ik ben in het bezit van een oude Ford Escort Van. Zo’n verlengde bestelauto. Aangezien het kabinet heeft besloten om het grijs kenteken voor privégebruik af te schaffen lijkt het mij een goed idee om mijn wereldfiets achterin de auto te gooien. Lekker vanuit huis richting Kazachstan te kachelen. Ter plekke bekijken hoe de wegen aldaar zijn en dan inschatten alwaar ik op mijn fietsje verder wil. De auto achterlaten voor een of andere Kazack. Dan moet ik her en der wel een beetje spelen met de mazen der wet. Doen alsof de auto gestolen is in verband met vrijwaring en verzekering en zo. Het lijkt mij een goed plan, want dan kan ik toch nog van huis vertrekken.
6
7
Mijn laatste werkdag is verstreken. Mijn uitrusting compleet. Visa zijn geregeld. Ik ben helemaal klaar om te vertrekken als iemand mij attendeert op het feit dat ik voor Rusland een internationaal rijbewijs nodig heb. Helemaal niet aan gedacht! Tja zo vaak ga ik niet op wereldreis. Ik ga nog even snel naar de anwb om een internationaal rijbewijs aan te schaffen. Gelukkig staat de monitor, waar de anwb-medewerker zijn gegevens invoert in mijn gezichtsveld. Zo zie ik nog net de voorwaarden die diverse landen aan een invoer van auto’s stellen. Zo blijkt voor Rusland dat een auto inclusief kenteken op het visum moet zijn vermeld. Laat het visum van Rusland nou net een van de meest lastige visums zijn om regelen. Die heb ik, met behulp van een bedrijf dat daarin is gespecialiseerd, net binnen gekregen. Zonder dat mijn auto daar op ingetekend staat natuurlijk. Ik denk: “Als de regels voor Kazachstan net zo streng zijn lukt het mij nooit om mijn auto daar achter te laten.” En zo moet ik vier dagen voor ik ga vertrekken mijn hele plan omgooien. Wat te doen? Ik kan natuurlijk gaan vliegen. Er zijn diverse vliegvelden in Kazachstan. Maar de enige die echt op mijn route ligt is die van Almaty. Dat betekent dat ik Kazachstan helemaal niet hoef te doorkruisen, omdat Almaty op het einde van de route door Kazachstan ligt. De beste optie is Samara. Een vliegveld in Rusland. Iets noordelijker op de route van Kazachstan dan waar ik eigenlijk wil starten. Het risico dat ik neem is dat ik geen idee heb hoe lang ik er over doe om Kazachstan te doorkruizen. Ik heb maar een visum voor twee maanden. Gelukkig ligt de route die ik wil fietsen langs een spoorbaan, dus in geval van nood kan ik altijd nog de trein nemen. De trein zal ik uiteindelijk ook gebruiken in Kazachstan. Maar voor totaal andere redenen dan ik op dit moment kan vermoeden. Het regelen van het visum voor Kazachstan is ook nog een heel gedoe. Het is als toerist namelijk alleen mogelijk om een visum voor een maand te krijgen. Wil je langer dan een maand blijven, dan heb je een zakelijk visum nodig. Ik ga er niet heen om zaken te doen en er zijn heel wat mailtjes en telefoontjes naar de Nederlandse ambassade voor nodig om mijn paspoort van een visum voor twee maanden te voorzien. (Ik wil bij deze dan ook mijn dank uitspreken aan Willem Hagoort, de Nederlandse ambassadeur die zich daar persoonlijk voor heeft ingezet.) Twee dagen voor vertrek regel ik een vliegticket naar Samara. Op Schiphol komen wat vrienden en familie mij uitzwaaien. Als ik in Frankfurt moet overstappen zie ik dat de doos met mijn fiets erin al naar het vliegtuig wordt gebracht. Dat geeft mij een goed gevoel. Het avontuur kan beginnen.
8
Rusland 6 juni Daar sta ik dan. Op het vliegveld van Samara. Het blijkt een ontzettend klein vliegveld te zijn. Slechts één scanapparaat voor de bagage en één bagageband. Blijkbaar is hier niet zoveel luchtverkeer. Iedereen draagt uniformen en zware geweren. Onzeker sta ik in de rij voor de paspoortcontrole. Ik word tegengehouden. Ik heb geen idee waarom, want wat ze tegen mij zeggen is in het Russisch. Als iedereen al uit de hal is verdwenen sta ik er nog steeds te wachten. Er wordt een tolk bijgehaald. Mijn visum is niet in orde. Dan vraagt de tolk: “Waar is uw uitnodigingsbrief?”. Uitnodigingsbrief? Ik weet niets van een uitnodigingsbrief. Ik heb het regelen van het visum uitbesteed en ga er vanuit dat alles in orde is. “Ik heb geen uitnodigingsbrief.” “Ik ben op doorreis naar Kazachstan. Kijk maar naar het volgende visum” zeg ik wanhopig. Er wordt vertaald en onderling een lange tijd gediscussieerd. Ik denk dat ik het geluk heb dat er voorlopig geen vluchten retour naar Duitsland zijn gepland, want via de tolk wordt mij verteld dat ik het land in mag. Voor deze ene keer. Een volgende keer laten ze mij op deze manier het land niet binnen. Alsof ik voor mijn lol nog een keer op Samara zou vliegen. Als ik met mijn fiets in de doos naar buiten stap om hem gereed te maken voor vertrek staan er zo’n zes Russische taxichauffeurs om mij heen. Ik voel mij niet echt op mijn gemak en begin zo snel mogelijk mijn fiets in elkaar te sleutelen. Ik wil hier weg. Ik vraag de weg richting Samara. Blijkt dat Samara zestig kilometer verderop ligt. Lekker is dat, want ik heb geen Russisch geld meegenomen. Ik dacht voor vertrek: pinnen doe ik op het vliegveld wel. Maar op dit kleine vliegveld hebben ze geen pinapparaat. Zo stap ik zonder geld, eten of drinken op de fiets richting Samara. Gelukkig is het nog vroeg op de dag en dus niet te warm. Bij het eerste benzinestation vraag ik of ik met dollars kan betalen. Helaas, dat blijkt niet mogelijk te zijn. Als ook het tweede en derde benzinestation niet thuis geven bij mijn gezwaai met dollars geef ik het op. Dan maar zonder eten en drinken naar Samara. Bij het eerste heuveltje begin ik al aardig te zweten. En dat is nog niet eens een berg. Ik begrijp nu waarom diverse wereldfietsers zo met het gewicht van hun bagage bezig zijn. Als ik echt trek begin te krijgen trek ik de zak Engelse drop open en beschouw dat maar als ontbijt. 9
In Samara aangekomen ga ik op zoek naar een bank. Ik besef ondertussen hoe blij ik ben dat ik op een maandag ben gearriveerd en niet in het weekend. Dan had ik een paar dagen op een houtje kunnen bijten. Met behulp van mijn Frasebook lukt het mij de weg te vragen aan omstanders. Maar helaas weten zij geen bank te vinden. Zo sta ik voor een derde keer ergens met mijn boekje om een bank te vragen zonder succes, als blijkt dat er één voor mijn neus is. Zelfs de Rus aan wie ik het net vroeg deed echt alsof hij het niet wist. Willen ze mij niet helpen hier of kunnen ze zelf geen Russisch lezen? Met Russisch geld op zak voel ik mij een stuk beter. Als eerste haal ik bij een stalletje langs de weg wat te drinken. Wat heb ik een dorst! En dan zo gauw mogelijk de stad uit. Ik voel mij nog niet veilig in Rusland. Op diverse kruisingen staan uitkijkposten met gewapende soldaten. Ik hoop dat ik mij veiliger voel als ik op de route naar Urenborg zit. Maar dan moet ik wel eerst deze stad zien uit te komen. Ik heb mijn gps wel bij mij. Die bevat echter geen kaarten. Ik krijg dus alleen te zien in welke richting Urenborg ligt. Dan word ik aangesproken door een Rus. In het Russisch natuurlijk, dus ik versta er geen bal van. Hij laat mij een visitekaartje zien van een Duitse fietsclub. Blijkbaar heeft hij interesse in fietsers, of ooit een verdwaalde Duitser ontmoet. Daar zal ik nooit achterkomen. Maar de goede man heeft een kaart van de stad bij zich. Ik weet hem duidelijk te maken dat ik naar Urenborg wil. Samen turen we op de kaart. Ik probeer in mijn hoofd te prenten hoe ik moet fietsen. Samara staat bekend om zijn raketbouw, althans dat neem ik aan, want ik zie diverse schaalmodellen staan en wordt in tweeën gesneden door een rivier. Als ik niet oplet kom ik door deze splitsing nooit de stad uit. Na veel geharrewar geeft de Rus de kaart aan mij cadeau. Dat is voor mij ideaal. Nu kan ik de Russische straatnamen vergelijken. Zo weet ik uiteindelijk Samara achter mij te laten. De dag begint zijn einde te naderen en het word tijd dat ik mijn eerste wildkampeer slaapplek op ga zoeken. Gelukkig is het naast de weg veelal groen. Een plek voor de tent zal ik wel kunnen vinden. Maar bij de eerste stop zie ik vuurresten van een vorig verblijf. “Wat als er nou net iemand hier komt als ik mijn tentje op heb gezet”, denk ik terwijl ik de plek weer achter mij laat. Bij de tweede stop blijk ik toch nog behoorlijk goed de weg te kunnen zien. Als ik weer op mijn fietsje zit en voor de zoveelste keer een goede plek voorbij fiets moet ik aan mezelf toegeven dat ik gewoon bang ben. Ik heb nog nooit wild gekampeerd en vind het doodeng. Vele malen langs de weg zag ik vandaag soldaten met geweren op kruispunten staan. En dan moet 10
ik hier in een tentje gaan liggen. Getver. “Bij de volgende plek stop je en krabbel je niet meer terug” zeg ik tegen mezelf. Oké, oké. Zo diep mogelijk het groen in dan maar. Ik moet ook wel, want het begint al te schemeren. Tijdens het opzetten van mijn tent word ik lek gestoken door de muggen. Zelfs dwars door mijn broek heen. Als ik in mijn slaapzakje kruip en mij klaarmaak voor de nacht hoor ik opeens geluiden om de tent. Er roept een stem iets in het Russisch tegen mij. Ik besluit om alleen het ‘raampje’ open te ritsen. Staat er een soldaat voor mijn tent die van alles aan mij vraagt. Ik heb geen idee waar hij het over heeft en begin in het Engels terug te praten. Daar heeft hij niet van terug en hij verdwijnt. Heb ik dat. Mijn hart klopt in mijn keel. Nog voordat ik weer rustig ben geworden komt de soldaat terug. Hij heeft versterking meegenomen. Maar hij praat ook geen Engels. Ik denk dat ze mij vragen of ik een soldaat ben, want ze wijzen op de insignes op hun kleding. Ik laat ze daarom mijn fietskleding zien. Of ze het begrijpen? Geen idee. Dan roepen ze: “dollar, dollar” . Ik heb dollars in mijn geldbuidel. Maar ik heb vandaag net gewisseld bij de bank. Ik ben bang dat, als zij het pak dollars in mijn geldbuidel zien, ze nooit genoegen nemen met een enkele dollar. Dus ik vraag: “why?” Dat snappen zij blijkbaar niet en roepen weer: “dollar, dollar!”. Ik weer: “why?” Dat gaat zo een tijdje heen en weer tot ik mij herinner dat ik mijn zak Engelse drop nog niet heb leeggegeten. Ik pak een dropje uit de zak. Steek hem in mijn mond en begin geluiden te maken waaruit ik laat blijken dat het dropje heel erg lekker is. Dan maak ik de onderkant van de tent los en gebaar ze hun hand toe te steken. Die prop ik zo vol mogelijk met Engelse drop. Blijkbaar stemt het hen tevreden, want ze verdwijnen in het donker. Ik lig na dit voorval nog uren wakker en schrik van ieder geluid dat ik hoor...
7 juni Het heeft geregend. Mijn tent is drijfnat als ik hem inpak. Wel ja, een beetje gewicht erbij kan ook geen kwaad. Ik heb geen ontbijt geregeld. Gelukkig is er een stalletje onderweg, want de stad waar ik dacht boodschappen te kunnen doen blijkt kilometers van de route af te liggen. Langs de weg is een soort marktje. Ik stop om wat eten in te slaan. Aardappels, erwten, ui en een soort paddestoelen in een potje vloeistof. Dat laatste had ik beter niet kunnen doen want ze zijn niet te eten. De vloeistof 11
zal wel sterke drank zijn. Om te koken ben ik gestopt bij een oude verlaten schuur. Ben ik mooi onzichtbaar vanaf de weg. Ik besluit er ook mijn tent op te zetten. In die schuur bedoel ik. Dan weet ik morgen zeker dat ik hem droog kan inpakken. Natuurlijk komt er nog een boerenkar deze verlaten landweg opgereden. Hij kijkt gelukkig niet op of om, dus ik maak mij voor deze nacht dan ook geen zorgen.
8 juni Ik heb bijna de hele dag een behoorlijke meewind. Onderweg stopt er een truckchauffeur. Als ik hem duidelijk maak dat ik naar Urenborg moet, biedt hij mij een lift aan. Nu het zo voorspoedig gaat met het windje in de rug hoef ik daar niet lang over na te denken en sla het beleefd af. Ik begin honger te krijgen en wil stoppen om mijn avondeten klaar te maken. Fiets ik precies op dat moment langs een eettentje. Ik stop en bestel het traditionele Russische gerecht. Dat is borsjtsj, een maaltijdsoep. Een soort groentesoep van bieten met aardappelen. Natuurlijk geserveerd met brood. Want dat eten ze hier bij iedere maaltijd. Lekker hoor! Als ik weer op de fiets stap begint voor het eerst vandaag ook nog het zonnetje te schijnen. Niet lang daarna ga ik toch maar een stekkie voor mijn tent opzoeken. Tussen de bomen zet ik mijn tent weer op. Wat een muggen hier. Zo ben ik erg snel door mijn anti-muggenspul heen. Ik kan echter niet zonder, want zelfs met dat spul op word ik lek geprikt. Zo met het zonnetje is het loeiheet in de tent.
12
9 juni Ik stap zonder ontbijt op de fiets. Er zijn regelmatig truckercafés op de route. Daar neem ik mijn ontbijt. Het ontbijt wordt mij door een trucker aangeboden. Wat een vriendelijke mensen hier zeg. Door de trucker word ik naar een plek achter het café gewezen. Er stroomt hier water en zo te zien wassen de truckers zich hier. Stink ik al zo naar zweet dat ik hiernaartoe word meegenomen? Ik ga terug om mijn zeepje en handdoek te pakken en fris mij lekker op. In de spiegel zie ik mezelf met een baardje van drie dagen. Ik moet zeggen dat ik mezelf best een stoere kerel vind hier zo op de fiets in Rusland. ’s Avonds in de tent is daar weinig meer van over. Ik hoor allerlei vreemde geluiden om de tent en ik ben constant bang dat er iemand stopt en allerlei nare dingen van mij wil. Ik heb vandaag teveel kilometers gemaakt. Het truckerscafé eten bevalt mij zo goed dat ik liever even doorfiets dan dat ik zelf kook. Helaas duurt het vandaag wel erg lang voordat er een café op mijn pad komt voor het avondeten. Mijn benen willen nog wel, maar ik heb enorme pijn in mijn kont. Ik fiets met een speciale stretch fietsbroek, waar ik een fietsonderbroek in kan bevestigen. Het zeem in deze broek is blijkbaar slecht van kwaliteit. Morgen trek ik een echte fietsbroek onder mijn stretchbroek aan.
13
10 juni Ik fiets langs een indrukwekkend en enorm industriegebied. Het is qua grootte misschien wel zes keer de Hoogovens. Ongelofelijk! Gelukkig hebben ze hier zeeën van ruimte. Het ligt in een niemandsland. Vrij bijtijds fiets ik later die dag de straten van Urenborg binnen. Als eerste ga ik op zoek naar het treinstation. Na de trammelant bij het binnentreden van Rusland wil ik niet weer voor verassingen komen te staan. Ik weet dat er namelijk maar een beperkt aantal grensovergangen naar Kazachstan open zijn voor de toerist. Maar met de trein mag ik wel zonder problemen de grens over. Met behulp van mijn Frasebook en een paar keer verkeerd fietsen, vind ik het treinstation redelijk snel. Urenborg is een trieste stad. Alleen de hoofdwegen zijn geasfalteerd. Maar wijk je daar vanaf, dan kom je in smerige zandstraten. De vervallen grijze indruk die ik krijg van de woningen maakt mij ook niet al te blij. Gelukkig is er naast het treinstation een gezellig pleintje. Ik zet mijn fiets midden op het plein tegen een boom en bestel wat te drinken. Met mijn Russisch Frasebook voor mijn neus probeer ik een zinnetje in elkaar te sleutelen. Ticket, enkele reis, met fiets, naar… Met mijn fietskleding val ik natuurlijk behoorlijk uit de toon. Ik word aangesproken in het Duits. Nu spreek ik geen woord Duits, maar gelukkig spreekt de goede man ook Engels. Hij denkt dat ik een Duitser ben door mijn Ortlieb fietstassen. De man werkt voor Bayer en doet hier in Rusland veldonderzoek. Met een Russische tolk. Ik deel mijn tafeltje met hem voor een lunch. Hij is allang blij om weer even een normale conversatie te kunnen hebben. Ik ben om een andere reden blij. Ik mag zijn tolk ‘lenen’. Met de tolk, een jonge meid die net een cursus Engels heeft gedaan, ga ik naar het station. Ik ben erg blij met haar, want er zijn vele loketten en uit de Russische aanwijzingen word ik niet veel wijzer. Ik krijg mijn treinkaartje van de tolk met de mededeling dat ik in de trein voor mijn fiets dien te betalen. Om dit te kunnen communiceren met de conducteur laat ik haar een briefje voor mij schrijven. Buiten het station blijkt dat ik mijn eerste lekke band heb. Na het verwisselen ga ik op zoek naar een hotel. Gelukkig zijn die meestal wel in de buurt van een station te vinden. Wel een dure. 940 roebel (ongeveer 30 dollar) Er is zelfs een bad! Daar plak ik mijn lekke band. Na een weekje is het ook tijd om mijn kleding te wassen en mij te scheren. In het bad kan ik mijn Thermorestmatje plakken. De Thermorest gebruik ik ook als stoeltje en die was bij de eerste beste gelegenheid al lek geprikt. Gelukkig een klein 14
gaatje, zodat ik er nog goed op in slaap kan vallen. Alleen als ik wakker word is hij zo zacht als wat. Ik gebruik vanaf dat moment mijn grondzeil onder mijn stoeltje als ik wil zitten, om mijn Thermorest matje te beschermen. Schoon en fris stap ik op het hotelpersoneel af om mij te laten helpen geld te wisselen. Ik ben alweer door mijn roebels heen. De banken zijn al dicht en morgen is het zaterdag. Er wordt iemand opgetrommeld die dollars kan wisselen. Wel wat duurder dan bij een bank. Maar ik moet nog eten vanavond en straks voor mijn fiets betalen in de trein, dus ik heb geen keus.
11 juni Met behulp van twee man stationspersoneel word mijn fiets de hoge smalle opening van de trein in gehesen. Er komt meteen iemand woest gebarend op mij afgestapt. Nadat ik het briefje heb laten lezen dat ik van de tolk gekregen heb, wordt er voor mijn fiets een plaats toegewezen. Het is eigenlijk een slaapplaats. Boven in een coupé dus. Lang leve het spinelastiek dat ik bij mij heb. Zonder deze zal m’n fiets nooit op zijn plaats blijven. Tijdens de rit probeert het hulpje van de conducteur mij wijs te maken dat ik 100 dollar voor de fiets moet betalen. Maar daar trap ik niet in. Het treinkaartje zelf kostte ongeveer 400 roebel (13 dollar). Uiteindelijk zijn ze met 500 roebel tevreden. Zo, met mijn fietstassen onder mijn kont (de bagageruimte bevindt zich in de zitbank) rijd ik Rusland uit…
15
45
50
°
55
°
RUSSIAN
°
60°
FEDERATION
Kurgan
Omsk
Petropavl
Samara
80 °
75°
70°
65°
85 °
0
100
Er
Ura l
Zhailma
Dzhambeyty
Furmanovo
Aqtöbe
Khromtau-
Kalmykovo
V ol
u
ARAL SEA
Qyzylorda
Syr D
Aksu
ar
og y az
uD
Alaköl
Balqash Köli Taldyqorghan
Saryshagan
Beskol'
45 °
Akbakay Sh u
Akshiy
I li
es ek
55°
Almaty
Bishkek
KIRGIZIË
a
s) (Oxu rya
SEA
TURKMENISTAN
-
Shu Zhambyl
Shymkent
A
m
UZBEKISTAN Samarqand
50°
Zaysan Köli
Zaysan
Urdzhar
ak
Dzhambul
ya
b ra g G a A yl a
N PIA AS 40°
Georgiyevka Bestamak
Qaraghandy
Balqash
rys
Beyneu
Zhetybay
a
65°
500 km
Öskemen
Semey
T
C
Kazakskiy Zaliv
r Nu
Zhezqazghan Sa
ga
Shalqar
Fort Shevchenko Aqtau-
Tengiz Köli
400
50 °
Kurchatov
Ayaguz
Aktumsyk
Ostrova Tyulen'i
°
Tu Arqalyk
Torghay
300
Lebyazh'ye
Yrghyz
em Zh
Atyrau Ganyushkino
45
Embi
Pavlodar
Astana
y rga
Qarabutaq Oyyl
Kökshetau-
200
Hoofdweg Overige wegen Spoorweg
Kachiry
Say
Zhayyq
(Ural)
Kzyltu
Ishim
°
ti s
Oral
50
Qostanay Rudnyy
90 °
KAZACHSTAN
TAJIKISTAN
75°
CHINA
Ysyk-Köl
Toxk
85 a°n
Ta
r im
90 °
KAZACHSTAN
40 °
80°
Kazachstan Ik ben in Kazachstan. Vijfenzestig keer zo groot als Nederland en met ongeveer net zoveel inwoners. Je kunt in het plaatje hierboven ongeveer de verhouding zien. Ik zit in de trein. Naast het spoor loopt kilometerslang de weg die mij naar Kirgizië zal leiden. Ik ben in Nederland nog zo naïef geweest om te denken: “dat is handig, als ik de weg niet meer weet hoef ik alleen maar het spoor te volgen.” Nooit eraan gedacht dat er hier dieseltreinen rijden, waardoor het spoor al bijzonder snel door het landschap uit het zicht wordt genomen. Naast mij in de trein zit een jongen van 25 jaar. Officier in het leger en vader van een zoon. Voor zijn werk moet hij een jaar lang van huis. Zal zijn vrouw leuk vinden. Hij helpt mij met de paspoortcontrole en met het uitladen van de fiets. Net als ik denk: ‚“wat een aardige jongen,’ blijkt dat hij er wel geld voor wil hebben In Aqtöbe ga ik als eerste weer op zoek naar een bank voor Kazachstaanse valuta. De eerste de beste die ik om een bank vraag, loopt helemaal met mij mee. De banken zijn gesloten. Er is wel een ATM. Dat komt wel zo goed uit, want ik heb het thuisfront nog niets van mij kunnen laten horen. Nu kunnen ze in elk geval zien dat ik geld heb opgenomen. De behulpzame man wil natuurlijk ook geld zien. Ik heb geen idee wat dingen hier kosten omdat ik geen wisselkoers heb gezien. Ik heb dan ook geen idee 16
hoeveel fooi in euro’s ik hem voor zijn hulp heb gegeven. Natuurlijk wil een volgende mij weer aan een hotel helpen. Die had ik op weg naar de bank zelf al gezien. Ik bedank voor het aanbod. Nog steeds zonder prijsindicatie boek ik voor twee nachten. Achteraf valt het gelukkig erg mee. De kamer heeft geen eigen toilet of douche. Maar wel een wastafel. Dat is meer dan mijn tent. Ik ben de kamer nog geen vijf minuten binnen als er op de deur wordt geklopt. Een schaars geklede dame werkt zich de kamer binnen voordat ik in de gaten heb wat er gebeurt en gaat op mijn bed zitten. Het is mij wel duidelijk dat dit een hoertje is en met moeite werk ik haar de kamer weer uit. De verleiding om anders te besluiten is niet groot. Ze is namelijk niet een van de mooiste!
12 juni Nadat ik de locatie van het hotel heb vastgelegd op mijn gps ga ik er zonder bagage op uit. Op de plaatselijke markt koop ik pasta en noedels. Makkelijk klaar te maken voor onderweg en erg licht van gewicht. Net als in Rusland eten ze in Kazachstan vaak vlees dat wordt geroosterd op een soort barbecue. Erg prettig, want zo zijn restaurants makkelijk voor mij te herkennen. Zo stap ik een restaurantje binnen alwaar een vrouw bezig is om alvast wat vlees te roosteren. Ik geniet van een pul bier als er een stel binnenkomt. Met het Frasebook wissel ik enige informatie uit. Ze zijn erg enthousiast en ik word uitgenodigd om na het eten een kopje thee te komen drinken. Bij een kopje thee blijft het niet. Er wordt mij nog een hele maaltijd voorgeschoteld. Ik heb in mijn hotel ook al brood gegeten. Uit fatsoen prop ik mij toch maar vol. Gelukkig spreken de twee zoons wel een beetje Engels. Wat ze niet weten wordt door middel van de computer vertaald, wat heerlijke kromme Engelse zinnen oplevert. Aqtöbe ziet er op diverse plaatsen armoedig uit, maar hier binnen is het goed toeven. De televisie is van mega-formaat en aan luxe ontbreekt het niet. De man des huizes is bij de politie en zijn broer is dokter. Geen standaard familie. Wel valt mij op dat de dochters niet meedoen met het eten en aan mij ook niet worden voorgesteld. Zal dit met het Moslimgeloof te maken hebben? Bij het afscheid krijg ik nog een traditioneel Kazachstaans hoofddeksel mee. Overladen met indrukken kruip ik onder de wol.
13 juni Bij mijn zoektocht uit Aqtöbe word ik aangesproken door twee Kazakken. Het blijkt niet zo makkelijk uit te leggen hoe ik moet fietsen. Ook 17
al spreken ze een beetje Engels. Ze adviseren mij om een andere route te nemen dan die ik heb uitgestippeld omdat het asfalt af en toe erg slecht zal zijn. Als ik hun route volg, moet ik over de hoofdweg fietsen en dat zie ik niet zitten. Wat zal ik van deze beslissing later spijt krijgen. Ik maak ze duidelijk dat ik toch mijn eigen route wil fietsen en ze besluiten met de auto voor mij uit te rijden. Zo fiets ik de stad uit en ben ik op de juiste weg richting Aral, mijn volgende bestemming. Het zweet gutst van mijn lijf. Het is heet. De storm die ik dacht mee te hebben, heb ik zo goed als tegen. Gelukkig zie ik op de kaart dat de route over een paar dagen wijkt waardoor ik dan meer wind mee heb, want ik zie het even niet meer zitten. Zelfs een spontaan aangeboden kilo superzoete aardbeien kan mij niet opvrolijken. Op mijn superzware fiets (met een extra bagage van spaghetti, noedels witte bonen en vijf liter water in mijn waterzak) gaat het soms nog geen tien kilometer per uur. Het liefst zou ik de hele dag willen drinken. Ik moet nu ook goed opletten dat ik voldoende water bij mij draag, want ik kom hier niet zoveel dorpjes meer tegen als in Rusland. Al helemaal geen café. Ik blijf veel te lang doorfietsen. Ik wil wel rusten maar ben op zoek naar een schaduwplekje. Die is er niet en komt maar niet. In de hitte houd ik het op mijn stoeltje niet uit. Met het gevolg dat ik aan het eind van de avond uitgeput in mijn tentje kruip. In mijn lakenzak is het zo heet dat de druppels van mijn lijf lopen. Ik hoop maar dat ik kan slapen.
18
14 juni Ik word wakker in de schaduw. Heerlijk. Na een uurtje fietsen is er een café langs de weg. Nog beter! Mijn ontbijt bestaat uit de bekende borsjtsj. Als ik verder wil heb ik helaas weer een lekke band. De chauffeurs kopen bij de café’s vaak een flesje drinken, die meteen wordt genuttigd en daarna langs de weg wordt stukgesmeten. Dit is namelijk al de derde keer dat ik een lekke band bij een café langs de weg heb. De volgende keer voor een café afstappen, dan heb ik minder gewicht op mijn fietsbanden. Ik ben bijna door mijn watervoorraad heen. Ik sla in het volgende plaatsje 7,5 liter in en word voor het eerst lastig gevallen door een dronkaard. Hij wil 50 dollar hebben. Als ik niet reageer zakt zijn prijs. Van mij krijgt hij geen stuiver. Wat een contrast met de eerstvolgende kennismaking met een Kazak. Als ik fiets op een verlaten stuk stopt een automobilist. Na het bekende praatje: waar vandaan, waar heen, stopt hij een briefje van 2000 in mijn hand (ongeveer 20 euro). Net zoveel als twee overnachtingen in de stad dus. Hier gaat de hoofdweg naar links. Ik houd de weg aan die het spoor volgt. Rechtdoor dus. Ik fiets op superglad asfalt. Er is bijna geen verkeer meer op de weg. Ik snap er helemaal niets van. Waarom rijdt hier niemand? Nu, dat wordt mij snel duidelijk. Het goede wegdek verandert al snel in gatenkaas. De beste plek om te fietsen blijkt de berm te zijn. Iedereen voor mij dacht er waarschijnlijk hetzelfde over, want daardoor is het een aaneensluiting van hobbels en bobbels. Het vereist mijn volledige concentratie om slingerend de beste weg te vinden. Ik ben blij dat ik voor vertrek nog een goed verende 19
zadelpen heb gekocht, want aan het eind van de dag is mijn kont al aardig beurs. Dan heb ik pas vijftig kilometer door dit kuilenfestijn gereden. Nog 350 kilometer te gaan. Naast een beurse kont zitten mijn schouderspieren door het geconcentreerd sturen behoorlijk vast. Ik ben erg benieuwd wat deze kuilen met mijn fiets doen. Want ik kom nu niet zoveel verkeer tegen als op de hoofdweg. Voor mijn avondeten ben ik weer in een café beland. Ik heb kunnen regelen dat ik hier kan slapen. Of ik daar nu slim aan heb gedaan? Ik ben hartstikke moe en ga al snel in een kamertje naast de eetruimte in mijn slaapmatje liggen. Tot diep in de nacht blijven de vrachtauto’s komen. Laten ze de motoren lekker lang draaien. Als het licht in het café eindelijk uit gaat en het stil begint te worden, hoor ik allerlei beestjes over de vloer lopen. Met mijn hoofdlampje zie ik dat het een soort mini kakkerlakken zijn. Ik kan ze extra goed horen als ik mijn hoofd op mijn kussen leg. Het is net of ze onder mijn kussen kruipen. Wat een bizarre nacht. Dat doe ik dus nooit meer.
15 juni De zware nacht blijkt een voorbode van een zware dag. De weg is één lang wasbord. Als ik mij daar eindelijk doorheen geploeterd heb, krijg ik een pittige klim voor de kiezen. Dan is het ook nog eens precies midden op de dag. Gelukkig gaat het daarna alleen nog maar bergafwaarts. De weg wordt ook weer wat beter begaanbaar. Zo tikken de kilometers van deze zware etappe toch nog behoorlijk vlot weg. Ik hoef nog maar vijfentwintig kilometer naar een volgend dorp. Dat moet toch wel lukken vandaag, denk ik. Maar dan gaat de wind liggen en het wegdek wordt steeds slechter. Met wegdek bedoel ik zandweg, want asfalt heb ik al kilometers niet meer gezien. Zonder drinken, zwaar uitgeput zie ik in de verte het plaatsje liggen. Ik ben er nu bijna. Nog even het spoor over en naar rechts. Ik kan de huizen al bijna uittekenen. Helaas… Vanaf dat moment zak ik met mijn fiets weg in de grindweg die naar het plaatsje leidt. Ik kom niet vooruit. Ik sjor mijn fiets uit het grind. Dan maar dwars door de steppe. Over deze dor begroeide aarde kan ik nog een beetje fietsen, maar deze route zorgt er wel voor dat ik volledig verkeerd uitkom. Tussen mij en het dorp bevindt zich een soort van rivierbedding van grind. Er zit niets anders op dan mijn fiets er met veel moeite doorheen te zeulen. Ondertussen word ik al opgewacht door alle kinderen uit het dorp. Ik maak weer de bekende beweging van mijn hand naar mijn mond om aan te geven dat ik iets wil eten. Zij begeleiden mij door het dorpje, waar het hele wegdek is bezaaid met glas, naar een klein 20
winkeltje. Mijn watervoorraad kan ik weer op peil brengen, maar het diner waar ik zo op hoop kan ik wel op mijn buik schrijven. Volledig uitgewoond zit ik op een trap een beetje voor mij uit te staren en bij te komen. Ik krijg van een oud dametje nog iets ondefinieerbaars aangeboden. Het schijnt te eten te zijn, maar ik vind het niet lekker. Als de kinderen zelfs na herhaaldelijk waarschuwen niet van mijn fiets af willen blijven, besluit ik om maar weer op pad te gaan. Het is een wonder dat ik zonder lekke band het dorp verlaat. De kinderen uit het dorp die een fiets hebben, fietsen met mij mee. Veel te lang naar mijn zin. Ik ben op. Ik wil mijn tent opzetten. Maar ik durf niet te dicht bij het dorp te stoppen. Ik wil de kinderen niet laten weten dat ik hier mijn tent wil opzetten. Als ze een voor een zijn afgedropen, bevind ik mij voor het eerst in een niemandsland. Alleen maar steppe. Geen beschutting voor mijn tent. Ik probeer nog wel een stuk met mijn fiets door de steppe te lopen, want ik zie in de verte een watertje. Daar wil ik mijn tent wel opzetten. Maar dat is met zo’n zware bepakking op mijn fiets bijna onmogelijk en dat plan laat ik al snel varen. Ik ga nog even op verkenning met mijn zeepje en een handdoek. Maar voordat ik het water kan bereiken wordt de grond steeds zachter. Ik begin bang te worden dat het wel eens over zou kunnen gaan in drijfzand en keer terug.
16 juni Na een poosje fietsen kom ik in Shalgar. Een trieste plaats. Die wil ik snel achter mij laten. Ik vul snel mijn watervoorraad aan. Niet te veel want vijfentwintig kilometer verderop ligt Aral en op deze wegen wil ik niet teveel meezeulen. Bij het spoor moet ik rechtdoor volgens de kaart. Maar de weg die toch al niet veel voorstelt, gaat hier over in een zandpad waar mijn voorwiel tot de as in wegzakt. De weg houdt hier blijkbaar op. Een half afgemaakt viaduct bevestigt dit. Ik heb er meer dan behoorlijk de balen van. Er is mij al geadviseerd om deze richting niet te nemen omdat de weg zo slecht zou zijn. Dat had ik er wel voor over, want daarvoor krijg ik meer plaatsjes op de route om eten te kopen en minder verkeer. Maar dit had ik niet verwacht. Nu blijkt dat ik mijn billen voor niets stuk heb gefietst. (Ik heb vanmorgen in de spiegel even gekeken en het is geen pretje. Niet alleen bont en beurs, maar ook letterlijk open stukken rauw vlees.) De enige optie die overblijft is terugfietsen tot voor Shalgar. Daarna ongeveer 150 kilometer oostwaarts naar de hoofdweg, die mij weer naar Aral leidt. Niet
21
alleen drie dagen omfietsen omdat een stukje wegdek van vijfentwintig kilometer ontbreekt, maar ook een omweg tegen de wind in. Laat ik de kaart van dit stuk vanmorgen nu net hebben weggegooid omdat ik dacht dat ik die niet meer nodig zou hebben. Mijn humeur daalt met de minuut. Ploeterend tegen de wind merk ik weer hoe zwaar mijn fiets is. Sorry Andrea (vriendin van me); de Nepal Lonely Planet die je mij cadeau hebt gedaan ligt nu ergens langs de weg. Net als mijn Survival gids, de helft van mijn Nederlands-Engels woordenboek, mijn handleiding van mijn fotocamera en gps en alle andere paperassen die ik niet meer nodig denk te hebben. Met dit humeur lukt het mij niet om er een lange dag van te maken. Ik zoek al snel een plek voor mijn tent. Het droge steppegras is bijzonder taai en scherp. Als ik niet oppas gaat het dwars door mijn super stevige grondzeil heen. Als ik uiteindelijk een behoorlijk plekje heb gevonden en in mijn bedje kruip, zit de grond onder mijn matras vol hobbels en bobbels.
17 juni Om te voorkomen dat ik vandaag weer strontchagrijnig word, start ik een uur eerder met fietsen. ’s Morgens waait het namelijk een stuk minder. Het gaat tegen alle verwachting in heerlijk vandaag. In de middag zet ik een potje thee voor mezelf langs de kant van de weg en denk: “geniet nog maar even van de rust, want straks zit je op de hoofdweg en raast het verkeer aan je voorbij.” Dan eindelijk kom ik bij het kruispunt. Op het kruispunt staat een café en bestel ik een bakkie soep, een kopje thee en breng ik mijn watervoorraad weer op peil. Drie keer anderhalve liter neem ik maar mee, want ik zit op de hoofdweg en dan ga ik natuurlijk niet teveel water meesjouwen als het weer overal te koop is. Althans dat denk ik. Ik stap op mijn fiets. Eindelijk weer op weg naar het zuiden. Pas langzaam dringt het tot mij door. Is dit de hoofdweg? Dit is net zo rampzalig als de afgelopen vierhonderd kilometer. Geen asfalt en bijna geen verkeer. Alleen is de zandhobbelweg nu ruim twee keer zo breed en heb ik weer de wind mee! Ik moet dus nog 200 kilometer door het zand ploeteren. Met slechts 4,5 liter water. Ik ben ook al bijna door mijn benzine om te koken heen. En het verkeer? Slechts af en toe een vrachtauto. De eerste de beste die nu stopt voor een praatje of om mij een hand te schudden, die biets ik wat te drinken. Dat heb ik als eens eerder gedaan, maar nu is het noodzakelijk geworden.
22
De omgeving waar ik nu doorheen fiets is steppe. Zo ver als mijn oog kan zien is er alleen maar het lage taaie heideachtig grasland. Met als enige afleiding de zandweg die zich er dwars doorheen baant. Ik hoef niet te denken dat ik mijn tentje nog beschut kan opzetten. Dat vind ik ook niet erg meer. Als ze hier kwaad van mij willen, dan kunnen ze dat makkelijk ook overdag doen, want er is hier geen haan die er naar zal kraaien. Ik moet wel heel erg veel pech hebben, als die enkeling die hier voorbijkomt kwaad in de zin heeft. Ik lig in mijn tentje. Vandaag was het de hele dag bewolkt. Hoefde ik mij eindelijk een keer niet in te smeren. Dacht ik. Wat blijkt? Ik ben verbrand. Dwars door de wolken heen. Dan mijn kont. Met de wind in de rug ga ik met een behoorlijke vaart over deze hobbelweg. En dat is niet best voor mijn billen. Het gehobbel is zo erg dat ik na een uur fietsen geen pijn meer voel. Volledig doodgeslagen daar beneden. De laatste keer dat ik gekeken heb was het zo’n naar gezicht, dat ik er nu niet meer naar durf te kijken. Ik geef toe dat ik niet de slimste ben. Ik heb op mijn Koga (fiets) een leren Brooks zadel. Daar heb ik een sleuteltje bij gekregen om het zadel na verloop van tijd op te rekken. Ik dacht dat het oprekken pas na een jaar gebruik nodig was. Aan het eind van de rit van vandaag heb ik de bout om het zadel op te rekken toch maar een beetje aangedraaid. Wat blijkt? Zit een stuk beter. Ik stink als een bunzing naar zweet. Ik ben hartstikke smerig van het koken. Maar omdat ik zo’n geringe watervoorraad heb, is mijn water momenteel om te drinken of om te koken. Wassen heeft even een lagere prioriteit.
18 juni In Kazachstan stap ik meestal eerst op de fiets voor ik ga ontbijten. Dan hoop ik dat ik het eerste uurtje een café tegenkom, zodat ik mij kan laten verwennen. Een traktatie is het vandaag zeker. Ik krijg namelijk een tomaat en één minikomkommer bij het ontbijt. Heerlijk. Ik besef nu pas hoezeer ik groente en fruit mis. Het is bijzonder fietsen hier. Zover als ik kan kijken is het uitzicht exact hetzelfde. Steppe, steppe, steppe. De enige uitzondering is de weg die eindeloos rechtdoor gaat en de steppe voor mij in tweeën splitst. Hier te fietsen, zonder enige afleiding voor het oog, maakt dat ik de meest bijzondere gesprekken aanga met mezelf. In gedachten praat ik tegen 23
vrienden tegen mijn vader en tegen mezelf. Ik schrijf in gedachten mijn internetverslagen. Het gekke is, ik doe dat in het Engels. Dat terwijl mijn verslagen online toch echt in het Nederlands zijn. Bij de lunch vul ik voor het eerst mijn waterzak bij een waterput Ik zuiver het water met mijn msr waterzuivering apparaat. Bij de waterput staat een dromedaris te drinken. Ik maak mij een beetje zorgen over de kwaliteit van het water. Mijn waterzuiveraar werkt met zout en stroom. Door een elektrolytische reactie wordt een beetje water met behulp van zout gesplitst in chloor en ozon. Deze doe je bij de rest van het te water. Er zit een strip bij om de kwaliteit van het water te testen. Om het water uit de put drinkbaar te krijgen moet ik deze keer drie keer de hoeveelheid chemicaliën toedienen. Dat geeft het water een vreselijke smaak. Gelukkig kom ik later nog een café tegen en kan ik het verontreinigde water weggooien. Plotseling begint de wind te draaien. De wind blaast al dagen vanuit dezelfde richting. Ik weet niet wat mij overkomt. Met de wind vol tegen haal ik met moeite 10 à 12 kilometer per uur. Dan zie ik rechts van mij in de lucht een enorm noodweer mijn kant op komen. Kun je het je voorstellen? Ik heb dus tegenwind, maar de donkere wolken trekken van rechts naar links. Gelukkig net achter mij langs. Dan draait de wind weer naar zijn normale positie en verandert tijdelijk in een mega-storm. Voor het eerst zie ik tumblewood aan alle kanten langs mij over de weg rollen. Het voelt alsof ik in een tekenfilm ben beland. Met ruim vijfendertig kilometer per uur raas ik over de bobbelige zandweg tot de wind weer net zo plotseling zijn normale proporties aanneemt. Die avond als ik mijn tent opzet word ik slachtoffer van hetzelfde fenomeen. In de middle of nowhere staat er opeens een huisje. Ik vraag of ik mijn tent in de tuin mag opzetten en dat mag. Ik wil rekening met de wind houden en zorg dat het huis mijn tent uit de wind houdt. Blijkt dat ik net weer in zo’n draai voor het noodweer mijn tent aan het opzetten ben. Dus als ik eindelijk klaar ben en in mijn tentje lig, neemt de wind weer zijn oorspronkelijke positie aan en blaast vol op mijn tent. Het tentdoek klappert zo gigantisch dat ik niet in slaap val totdat de wind eindelijk gaat liggen.
24
19 juni Ik word wakker van een vreemd geluid om mijn tent. Wat is dit nu? Dan begint er ook nog iemand aan mijn tent te sjorren. “Hey Fuck off” roep ik, zonder resultaat. Ik rits mijn tent open en zie dat een kudde koeien naast mijn tent staat. Eén voor één komen ze polshoogte nemen. Ik schiet in mijn onderbroek mijn tent uit om de kudde bij mijn tent vandaan te jagen. Ik kruip mijn slaapzak weer in, maar met het slapen is het nu wel gedaan. Door de schrik heb ik nu pas in de gaten dat mijn ogen nog bijna dicht zitten. Ze voelen opgezet aan en ik kan ze met moeite openen. Ik vrees dat het door het gefilterde verontreinigde water van gisteren komt. Gelukkig trekt het langzaam weg. De resterende tocht naar Aral verloopt voorspoedig. Bij een markt in Aral word ik aangesproken door een aardige man. Althans dat lijkt hij de eerste tien minuten. Maar hij blijft maar ouwehoeren over de crisis in Aral, de toenemende criminaliteit en volgt mij zelfs het restaurantje in waar ik wat wil lunchen. Nou dat van die criminaliteit kan wel kloppen. Ik heb mijn horloge hier even neergelegd om af te rekenen. Een uur later kom ik erachter dat ik mijn horloge niet meer om heb en besef dat het nog in het restaurant moet liggen. Verdwenen natuurlijk. Maar het restaurant was en is nog steeds leeg, dus ze moeten er meer van weten. Uiteindelijk kan een hulpje, een kereltje van een jaar of tien, voor de prijs van twee flessen Pepsi cola mijn horloge weer terugbezorgen. Buiten heeft er iemand ongevraagd op mijn fiets gepast. Hij wil daar natuurlijk ook geld voor hebben. Ik heb er 25
door deze vervelende aandacht helemaal genoeg van en ga zo snel mogelijk op zoek naar een hotel.
20 juni De afgelopen dagen hebben een behoorlijke aanslag gepleegd op mijn spieren. Ik hoopte dat Aral, gelegen aan de Aral Zee de moeite van een rustperiode waard zou zijn. Helaas is de Aral Zee de laatste jaren door verkeerd irrigatiebeleid kilometers geslonken. De voormalige havenplaats ligt volledig droog. Schepen liggen op het droge. Geen stukje groen in de omgeving te zien. Voor mij heeft de stad een sombere grauwe uitstraling. Jammer. Ik merk dat ik, als ik mij in een plaats bevind waar niet zoveel is te beleven, er veel meer moeite mee heb om alleen te zijn dan op de fiets. Daar kan ik intens en lang genieten van de toevallige ontmoetingen. Van een chauffeur die stopt, of een herder die langs trekt met zijn kudde. De omgeving, of de beesten om mij heen en de afleiding van het ronddraaien van de pedalen. Het is ook zeer verleidelijk om door te blijven trappen. Maar ik moet ook weer niet te snel door dit land heen want mijn visum voor het volgende land Kirgizië heeft een vaste datum. En... ik ben geen superman. Mijn lichaam heeft ook rust nodig. In mijn hotelkamer blijkt dat het water uit de kraan chemischer ruikt dan het vieze water van gisteren. De oplader van mijn kleine fotocamera is ook stuk. Al met al lijkt Aral mij geen gelukkige tijd te brengen. Daar komt aan het eind van deze dag nog verandering in. Nadat ik ergens wat heb gegeten en mij weer richting hotelkamer wil begeven, komen er allerlei jonge prachtig aangeklede dames aangelopen. Her en der ook enkele jongelui in pak. En dat met dit warme weer. Wat blijkt; vandaag is het nationaal einde van het schooljaar. Om dat te vieren dirkt men zich helemaal op en viert feest buiten de deur, zodat ik er getuige van kan zijn. Op een plein, als ik wat van die prachtige dames op de foto neem, word ik aangesproken door een Engels sprekende dame. Zij woont hier met haar man en dochter. Zij heeft als tolk gewerkt en al snel word ik uitgenodigd voor een biertje in een café. Het café bestaat uit allerlei losse hokjes met salondeurtjes om een soort van privacy te genereren. Even later nodigen ze mij uit bij hen thuis. Ik heb hele gesprekken met de dame, waar haar man geen letter van kan volgen. Ik maak mij een beetje ongerust en vraag of het voor hem wel oké is. Maar zij is zo blij dat ze eindelijk weer eens Engels kan praten en hij is blij voor haar. Thuis willen ze volgens de traditie 26
het liefste iets voor mij koken, maar ik mag dat gelukkig weigeren. Ik heb al gegeten en een bakkie bier hier betekent gelijk een halve liter. Bij het afscheid krijg ik een foto van het stel mee en een kettinkje met een hanger van Mekka. Nu baal ik wel even dat ik geen foto van mezelf bij mij heb. Ik had van andere wereldfietsers wel gelezen, dat ze in sommige landen gek op foto’s zijn. Het is er gewoon niet van gekomen. Ik zit nog geen vijf minuten op mijn hotelkamer als er op de deur word gebonsd. Staan ze voor de deur. “Wil je met ons op de foto” vraagt ze. “We hebben een oom en die is fotograaf.” “Natuurlijk” zeg ik. Dan volgt het addertje onder het gras. “Eh, zou je even kennis willen maken met een vriendin van ons? Die heeft je gezien in het café en zou eventueel wel met je willen trouwen.” Wat...? Ik heb geen idee waar ze het over hebben. Ik heb niemand anders gesproken dan dit stel in het café. Blijkbaar heeft zij mij door de klapdeurtjes vanuit een andere ruimte gezien. Ik zei: “Ik ga graag met jullie terug de stad in om op de foto te gaan, maar kennismaken met die vriendin van jullie zie ik niet zitten”. Natuurlijk lopen we haar na het fotograferen ‘toevallig’ tegen het lijf. Nu moet ik toegeven dat er hier in Kazachstan de meest mooie vrouwen rondlopen. Ze kleden zich ook nog eens prachtig vrouwelijk en zomers. Helaas hoorde hun vriendin niet bij deze groep en ik bedank vriendelijk.
27