1
2
3
CONCEPT HET VERGROTE OVARIUM
4 5 6 7 8 9 10 11
INITIATIEF
12
Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
13 14
IN SAMENWERKING MET
15 16
MET ONDERSTEUNING VAN
17
Orde van Medisch Specialisten
18 19
FINANCIERING
20
De richtlijnontwikkeling werd gefinancierd uit de Kwaliteitsgelden Medisch
21
Specialisten (SKMS)
22
Colofon
23 24
RICHTLIJN HET VERGROTE OVARIUM
25
© 2013 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie
26
Postbus 20075
27
3502 LB UTRECHT
28
Tel. 030-2823 812
29
Email:
[email protected]
30
Website: www.nvog.nl
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Alle rechten voorbehouden.
51
De tekst uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
52
gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,
53
mechanisch door fotokopieën of enige andere manier, echter uitsluitend na voorafgaande
54
toestemming van de uitgever. Toestemming voor gebruik van tekst(gedeelten) kunt u
55
schriftelijk of per e-mail en uitsluitend bij de uitgever aanvragen. Adres en e-mailadres: zie
56
boven.
57 2
58
Samenstelling van de werkgroep
59
Mw. dr. P.M.A.J. Geomini, gynaecoloog,
Maxima Medisch Centrum, Veldhoven
60
(voorzitter)
61
Dhr. prof. dr. H.A.M. Brölmann, gynaecoloog, VU Medisch Centrum, Amsterdam
62
Dhr. drs. F.P.H.L.J. Dijkhuizen, gynaecoloog, ziekenhuis Rijnstate, Arnhem
63
Dhr. dr. T. Van Gorp, gynaecologisch oncoloog, Maastricht Universitair Medisch
64
Centrum, Maastricht
65
Mw. dr. C.A.R. Lok, gynaecoloog, Centrum Gynaecologische Oncologie, Amsterdam
66
Mw. drs. B.M. Pijlman, gynaecoloog, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch
67
Mw. Dr. F. Vernooij, AIOS Obstetrie & Gynaecologie, epidemioloog, Meander Medisch
68
Centrum, Amersfoort
69
Mw. dr. Y.M. de Mooij, AIOS, VU Medisch Centrum, Amsterdam
70
Ir. T.A. van Barneveld, klinisch epidemioloog, Orde van Medisch Specialisten, Utrecht
71
Dhr. drs. K.Y. Heida, richtlijnondersteuner Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
72
Gynaecologie, Utrecht
73
Mw. drs. M.E.P.F. Rückert, richtlijnondersteuner Nederlandse Vereniging voor Obstetrie
74
en Gynaecologie, Utrecht
75
Mw. drs. C.A.L. van Rijn, richtlijnondersteuner Nederlandse Vereniging voor Obstetrie
76
en Gynaecologie, Utrecht
77 78 79
Extern advies: Mw. drs. M. Wessels, informatiespecialist, Orde van Medisch Specialisten, Utrecht
80
3
81
Samenvatting van de aanbevelingen
82
Onderstaande aanbevelingen zijn alleen van toepassing op de uitgangsvragen van de
83
individuele hoofdstukken. Voor de onderbouwing van de aanbevelingen wordt verwezen
84
naar de betreffende hoofdstukken.
85 86
1. Definities (Hoofdstuk 3)
87
Aanbeveling(en): Een normaal premenopauzaal ovarium heeft een echoscopisch normaal dens aspect; uniloculaire transsoniteiten met een maximale diameter < 3 cm zonder septa en zonder papillaire formaties zijn als normaal te beschouwen. Alle overige echoscopische bevindingen worden als een afwijkend premenopauzaal ovarium beschouwd.
88 Een normaal postmenopauzaal ovarium heeft een echoscopisch homogeen echodens aspect met eventueel een uniloculaire transsoniteit < 2 cm zonder tekenen van ascites. Alle overige echoscopische bevindingen worden als een afwijkend postmenopauzaal ovarium beschouwd. 89 90
2. Diagnostiek (Hoofdstuk 4)
91
Aanbeveling(en): Voor de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium volstaat morfologisch onderzoek met behulp van tweedimensionaal echoscopisch onderzoek.
92 Als toevoeging op het morfologisch echoscopisch onderzoek kan beeldvorming van de vascularisatie met kleuren Doppler onderzoek zinvol zijn voor de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium. 93 Een driedimensionaal echoscopisch onderzoek, CT-scan, MRI of FGD-PET worden niet aanbevolen als diagnostisch middel in de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium. 94
Aanbevelingen van uitgangsvragen 4.2 en 4.3 volgen nog. Zie opmerking in hoofdstuk 4.
95 96
3. Behandeling (Hoofdstuk 5)
97
Aanbeveling(en): Asymptomatisch simpele cyste (zie flow chart 2.5.1, bijlage 2): 1) < 5 cm 4
Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 2) 5-10 cm Premenopauzaal: geen verdere follow-up noodzakelijk. Postmenopauzaal: de werkgroep is van mening dat er ruimte is voor een afwachtend beleid met een echografie na 3 en vervolgens na 6 maanden om groei uit te sluiten. Indien geen groei wordt vastgesteld hoeft de cyste niet verder opgevolgd te worden. Bij groei is chirurgie alsnog aan te raden. 3) > 10 cm De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan. 98 Asymptomatisch benigne uitziende cyste, uitgezonderd simpele cyste, dermoïd cyste en endometrioom (zie flow chart 2.5.2, bijlage 2): 1) < 5 cm Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 2) 5-10 cm Premenopauzaal: de werkgroep is van mening dat er ruimte is voor een afwachtend beleid met een echografische controle na 3 en vervolgens na 6 maanden om groei uit te sluiten. Indien geen groei wordt vastgesteld hoeft de cyste niet verder opgevolgd te worden. Bij groei is chirurgie alsnog aan te raden. Postmenopauzaal: de werkgroep is van mening dat een chirurgische ingreep aan te raden is. 3) > 10 cm De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan. 99 Asymptomatische dermoïd cyste (zie flow chart 2.5.3, bijlage 2): 1) < 5 cm Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 2) 5-10 cm Het is aangeraden om de behandeling te individualiseren rekening houdende met zwangerschapswens, menopauzale status, snelheid van groei, comorbiditeit, 5
bilateraliteit en voorkeur van patiënt. 3) > 10 De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan. 100 Patiënten moeten goed ingelicht worden over het spontaan verloop van benigne ovariële cysten (minderheid groeit, kleine kans op complicaties, kleine kans op maligniteit) om de acceptatie van een afwachtend beleid te vergroten. 101 Bij niet voor maligniteit verdachte cysten van het ovarium < 10 cm heeft een laparoscopische behandeling de voorkeur. 102 De kans op spill bij een dermoïd cyste is geen reden om voor laparotomische behandeling te kiezen. Bij spill van een dermoïd cyste dient goed te worden gespoeld. 103 Aspiratie van een cyste is niet zinvol: er is een hoge kans op recidief en het helpt onvoldoende in de diagnostiek. 104 Fenestratie van een cyste met benigne aspect kan worden overwogen als er patiëntgebonden of technische redenen zijn om geen cystectomie of adnexextirpatie uit te kunnen voeren. 105 Bij peri- of postmenopauzale vrouwen heeft een adnexextirpatie de voorkeur boven een cystectomie. 106 Bij postmenopauzale vrouwen kan een bilaterale adnexextirpatie worden verricht na counseling van de patiënte. 107 Bij een multicysteus vergroot adnex met lage RMI heeft een adnexextirpatie de voorkeur boven een cystectomie. Dit kan in principe wel laparoscopisch worden verricht. 108 109
4. Vergroot ovarium in de zwangerschap (Hoofdstuk 6)
110
Aanbeveling(en): Indien een adnexcyste in de zwangerschap geen klachten geeft en er geen verdenking is op maligniteit is er plaats voor een expectatief beleid tot na de zwangerschap, ongeacht de grootte van de cyste. 6
111 In het eerste trimester van de zwangerschap is terughoudendheid geboden inzake chirurgische behandeling van een adnexcyste gezien de kans dat de cyste spontaan verdwijnt en er mogelijk sprake is van een functionele cyste, tenzij er aanwijzingen zijn voor torsie van het ovarium of ovariumcarcinoom. 112 Indien besloten wordt tot chirurgische behandeling van een adnexcyste in de zwangerschap heeft het de voorkeur dit te plannen in het 2e trimester. 113 Indien sprake is van een adnexcyste moet het risico op ovariumcarcinoom worden overwogen aangezien de zwangerschap niet mag leiden tot uitstel van behandeling van het ovariumcarcinoom. 114 Een laparoscopische benadering voor behandeling van een vergroot adnex lijkt de voorkeur te hebben boven een laparotomische benadering omdat net zoals buiten de zwangerschap er minder bloedverlies peroperatief is en postoperatief minder pijn en een sneller herstel bij vergelijkbare neonatale uitkomsten. 115 Een laparoscopie in de zwangerschap dient te worden uitgevoerd door een ervaren laparoscopist. 116 Indien de uterus reikt tot boven de navel dient tijdens de zwangerschap een laparotomie sterk te worden overwogen. 117 De wijze waarop een laparoscopie uitgevoerd moet worden in de zwangerschap valt buiten het bestek van deze richtlijn. Hiervoor wordt verwezen naar de multidisciplinaire richtlijn `Minimaal invasief´. 118 119
5. Torsie (Hoofdstuk 7)
120
Aanbeveling(en): Bij vrouwen die zich presenteren met een acuut ontstane buikpijn bij een vergroot adnex dient differentiaal diagnostisch gedacht te worden aan een torsie. Het verdient aanbeveling bij patiënten met een vergroot ovarium en buikpijn laagdrempelig een laparoscopie te verrichten.
121 7
Er is geen toegevoegde waarde van laboratoriumonderzoek in het stellen van de diagnose getordeerd adnex. 122 Er is geen toegevoegde waarde voor een CT scan of een MRI scan in het stellen van de diagnose getordeerd adnex. 123 In ervaren handen lijkt er plaats voor het kleuren Doppler onderzoek naast het routine 2D echoscopisch onderzoek in de diagnostiek van het getordeerd adnex. 124 Bij vrouwen met (mogelijk) toekomstige kinderwens en verdenking op een getordeerd adnex lijkt het verstandig zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de klachten een chirurgische behandeling te verrichten. Onafhankelijk van het aspect van een getordeerd adnex bij torsie dient bij vrouwen in de fertiele levensfase gekozen te worden voor een ovariumsparende ingreep, te weten een detorsie van het adnex. Bij patiënten in de fertiele levensfase bij wie een detorsie heeft plaatsgevonden verdient het de voorkeur, vanwege de kwetsbaarheid van het weefsel bij een ischemisch ogend ovarium, in tweede instantie de cyste te behandelen. 125 Bij een recidief torsie van een normaal, niet cysteus vergroot ovarium is een ovariopexie te overwegen. 126 127
6. Organisatie van de zorg (Hoofdstuk 8)
128
Aanbeveling(en): Het verdient aanbeveling electieve chirurgie van een benigne ovariumtumor uit te voeren door een gynaecoloog met voldoende ervaring in de laparoscopische chirurgie.
129 Het is zinvol afspraken te maken binnen de maatschap/vakgroep wie ovariumtumoren die acute chirurgische behandeling behoeven behandelt als op dat moment een gynaecoloog met weinig laparoscopische ervaring dienst heeft. 130 Indien er een verdenking is op ovariumcarcinoom dient de operatie uitgevoerd te worden door een gynaecologisch oncoloog en/of in een gespecialiseerd ziekenhuis (richtlijn 8
‘Epitheliaal Ovariumcarcinoom’). 131 132
9
133
Inhoudsopgave
134 135
Samenstelling van de werkgroep ................................................................................... 3
136
Samenvatting van de aanbevelingen ............................................................................. 4
137 138
Hoofdstuk 1
Algemene inleiding ............................................................................ 12
139
Definitie van de richtlijn ................................................................................................................12
140
Aanleiding voor het maken van de richtlijn ................................................................................12
141
Betekenis ..........................................................................................................................................12
142
Patiëntencategorie ...........................................................................................................................13
143
Afbakening van het onderwerp ....................................................................................................13
144
Macro-economische impact ..........................................................................................................13
145
Belangenverstrengeling ..................................................................................................................13
146
Doelstelling ......................................................................................................................................13
147
Specifieke vragen waarvoor deze richtlijn aanbevelingen geeft ...............................................14
148
Richtlijngebruikers ..........................................................................................................................14
149
Samenstelling werkgroep ...............................................................................................................14
150
Werkwijze werkgroep .....................................................................................................................14
151
Methode richtlijnontwikkeling ......................................................................................................15
152
Uitkomstmaten ................................................................................................................................18
153
Patiëntenperspectief .......................................................................................................................18
154
Implementatie..................................................................................................................................18
155
Juridische betekenis van richtlijnen ..............................................................................................18
156
Herziening ........................................................................................................................................19
157
Hoofdstuk 2
Achtergrond informatie ...................................................................... 20
158
Hoofdstuk 3
Definities ............................................................................................ 24
159
Hoofdstuk 4
Diagnostiek ........................................................................................ 26
160
Hoofdstuk 5
Behandeling ....................................................................................... 36
161
Hoofdstuk 6
Vergroot ovarium in de zwangerschap .............................................. 61
162
Hoofdstuk 7
Torsie ................................................................................................. 78
163
Hoofdstuk 8
Organisatie van de zorg ..................................................................... 94
Bijlagen
............................................................................................................ 96
164 165 166
1. Afkortingen .................................................................................................................................96
167
2. Flow charts hoofdstuk 5 ............................................................................................................98 10
168
3. Tabellen hoofdstuk 6 .............................................................................................................. 101
169
4. Implementatie & Indicatoren ................................................................................................ 103
170
5. Zoekverantwoording............................................................................................................... 104
171
6. Evidencetabellen ...................................................................................................................... 116
172
7. Belangenverklaring .................................................................................................................. 203
173 174
11
175
Hoofdstuk 1
Algemene inleiding
176 177
Definitie van de richtlijn
178
Een richtlijn is een document met aanbevelingen ter ondersteuning van de dagelijkse
179
praktijkvoering. In de conclusies wordt aangegeven wat de wetenschappelijke stand van
180
zaken is. De aanbevelingen zijn gericht op het expliciteren van optimaal medisch handelen en
181
zijn gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en overwegingen van de
182
werkgroep.
183
Aan richtlijnen worden steeds meer eisen gesteld; ze moeten wetenschappelijk onderbouwd,
184
transparant en bruikbaar zijn in de praktijk. Er is bij voorkeur inbreng door patiënten
185
(patiëntenperspectief). Daarnaast is het belangrijk dat de beroepsgroepen die in de praktijk
186
met de richtlijn werken betrokken zijn bij de ontwikkeling en de richtlijn ook breed dragen
187
(autoriseren).
188
Deze richtlijn beoogt een leidraad te geven voor de dagelijkse praktijk van beleidvoering bij
189
vrouwen met een verdenking van een adnexcyste.
190 191
Aanleiding voor het maken van de richtlijn
192
Deze richtlijn is een update en uitbreiding van de oude richtlijn ‘Simpele ovariumcyste’
193
(2001). De oude richtlijn behandelde slechts een klein gebied van het vergrote ovarium en
194
de praktiserend gynaecoloog zal veel voordeel hebben van een richtlijn waarbij ook de andere
195
afwijkingen behandeld worden. Er is inmiddels een aantal nieuwe diagnostische instrumenten
196
ter beschikking gekomen om de kans op maligniteit beter in te kunnen schatten. Het is
197
belangrijk dat er een richtlijn komt die de waarde van deze instrumenten beschrijft zodat
198
deze meer en adequaat kunnen worden toegepast. Het afwijkende ovarium bevindt zich op
199
het grensgebied van de benigne gynaecologie en oncologie. Met deze richtlijn zal geprobeerd
200
worden dit grensgebied helder te beschrijven zodat een patiënt met een afwijkend ovarium
201
optimale zorg krijgt van de oncologisch en niet oncologisch gespecialiseerde gynaecoloog.
202 203
Betekenis
204
De betekenis van de aandoening is afhankelijk van de aard van de afwijking. Bij een benigne
205
afwijking is vaak een afwachtend beleid verantwoord, soms is operatief ingrijpen geïndiceerd.
206
Het beleid bij een maligniteit valt buiten het bestek van deze richtlijn.
207
12
208
Patiëntencategorie
209
De richtlijn geldt voor alle pre- en postmenopauzale vrouwen met een vergroot ovarium
210
(vanaf de menarche).
211 212
Afbakening van het onderwerp
213
De richtlijn beslaat de domeinen van definitie, diagnostiek en behandeling van een benigne
214
vergroot ovarium bij pre- en postmenopauzale vrouwen (vanaf de menarche). Er wordt
215
tevens aandacht besteed aan een vergroot ovarium tijdens de zwangerschap. De richtlijn
216
bevat niet de door fertiliteitsbehandeling vergrote ovaria, polycysteuze ovaria in kader van
217
polycysteus
218
ovariumafwijkingen als tuba ovarieel abces, hydrosalpinx en de pseudocyste.
219
Het maligne vergrote ovarium valt buiten het bestek van deze richtlijn. Voor de diagnostiek
220
en behandeling van een maligne vergroot ovarium wordt verwezen naar de richtlijn op
221
oncoline.nl over dit onderwerp (Richtlijn Epitheliaal Ovariumcarcinom, 2012).
ovariumsyndroom,
endometriosecysten
en
door
ontsteking
ontstane
222 223
Macro-economische impact
224
Een vergroot ovarium heeft zowel een korte als een lange termijn macro-economische
225
impact. Op korte termijn zijn dit vooral de kosten die gepaard gaan met het differentiëren
226
tussen maligne en benigne ovariumafwijkingen. Afhankelijk van de aard en morfologie van
227
de afwijking zal de lange termijn impact vooral de kosten betreffen van chirurgische
228
behandeling, ziekteverzuim en follow-up van de afwijking.
229 230
Belangenverstrengeling
231
De
232
belangenverklaringsformulier (zie bijlage 7). Bij geen enkel werkgroeplid is sprake van
233
belangenverstrengeling.
belangenverstrengeling
van
de
werkgroepleden
werd
getoetst
met
het
234 235
Doelstelling
236
Het doel is om gynaecologen te voorzien van een landelijk gedragen richtlijn voor het
237
voorkomen en het behandelen van vrouwen met een (benigne) vergroot ovarium en die
238
voldoet aan de eisen van een AGREE-instrument volgens de EBRO-methode. De te
239
ontwikkelen richtlijn voorziet in de meest recente 'evidence based' informatie over het
240
onderwerp (benigne) vergroot ovarium.
241
Met het opstellen van een dergelijke richtlijn wordt beoogd de onduidelijkheid en
242
onzekerheid over het diagnosticeren en behandelen van een (benigne) ovariumcyste weg te
243
nemen. 13
244 245
Specifieke vragen waarvoor deze richtlijn aanbevelingen geeft
246
De richtlijn probeert antwoorden te geven op die aspecten van diagnostiek en behandeling
247
van het vergroot ovarium waarover naar de mening van de werkgroep onvoldoende
248
eenduidigheid van opvatting is in Nederland.
249
De richtlijn is dus niet bedoeld als leerboek ovariumcyste. Voor zover relevant wordt
250
daarvoor naar de standaard leerboeken verwezen.
251 252
Richtlijngebruikers
253
Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroep van gynaecologen.
254
Daarnaast kan deze richtlijn ingezien en gebruikt worden door alle zorgverleners die te
255
maken krijgen met vrouwen met een vergroot ovarium.
256 257
Samenstelling werkgroep
258
Voor het ontwikkelen van de richtlijn is in 2011 een monodisciplinaire werkgroep ingesteld,
259
bestaande uit vertegenwoordigers van het relevante specialisme die betrokken zijn bij het
260
zorgproces in de tweede lijn van vrouwen met een verdenking op het hebben van een
261
ovariumcyste (zie hiervoor de samenstelling van de werkgroep op pagina 3).
262
De werkgroepleden zijn door de NVOG gemandateerd voor deelname aan deze werkgroep.
263
De werkgroepleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de integrale tekst van deze
264
conceptrichtlijn.
265 266
Werkwijze werkgroep
267
De werkgroep werkte gedurende een jaar aan de totstandkoming van de conceptrichtlijn. De
268
werkgroepleden zochten samen met de richtlijnondersteuner en een literatuurspecialist
269
systematisch naar de literatuur en beoordeelden de kwaliteit en inhoud ervan. De
270
richtlijnondersteuner maakte, in samenspraak met de subwerkgroep die voor elk hoofdstuk
271
was ingesteld, evidencetabellen om deze vervolgens te vertalen in GRADE tabellen. Een
272
samenvatting van de evidence met de conclusies werd teruggekoppeld aan de gehele
273
werkgroep waarna gezamenlijk de overige overwegingen en aanbevelingen werden
274
geformuleerd. Tijdens vergaderingen werden teksten toegelicht en werd door de
275
werkgroepleden meegedacht en gediscussieerd. De uiteindelijke teksten vormen samen de
276
hier voorliggende richtlijn.
277
14
278
Methode richtlijnontwikkeling
279
Deze (concept)richtlijn is opgesteld aan de hand van het “Appraisal of Guidelines for
280
Research & Evaluation” (AGREE) instrument (www.agreecollaboration.org). Dit instrument
281
is een breed (internationaal) geaccepteerd instrument voor de beoordeling van de kwaliteit
282
van richtlijnen. Bovendien werd gekozen om - volgens de meest recente ontwikkelingen op
283
het gebied van richtlijnen - de methode toe te passen van The Grading of Recommendations
284
Assessment, Development and Evaluation (GRADE) voor het graderen van de kwaliteit van
285
bewijs en de sterkte van de aanbevelingen.
286 287
Strategie voor zoeken naar literatuur
288
Er werd eerst oriënterend gezocht naar bestaande richtlijnen (http://www.guideline.gov/,
289
http://www.nice.org.uk/,
290
http://sumsearch.uthscsa.edu/ en http://www.sign.ac.uk/) en naar systematische reviews in
291
de Cochrane Library en via SUMsearch. Vervolgens werd er voor de afzonderlijke
292
uitgangsvragen aan de hand van specifieke zoektermen gezocht naar gepubliceerde
293
wetenschappelijke studies in de elektronische databases PubMed en Embase. Tevens werd er
294
aanvullend handmatig gezocht naar studies aan de hand van de literatuurlijsten van de
295
opgevraagde artikelen. In eerste instantie werd gezocht naar (systematische reviews of meta-
296
analyses van) gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken (RCT’s). Bij ontbreken van
297
RCT’s werd verder gezocht naar prospectieve gecontroleerde onderzoeken, vergelijkende
298
onderzoeken en prospectieve niet-vergelijkende onderzoeken. De gebruikte zoektermen
299
staan in bijlage 5, zoekverantwoording.
http://www.cbo.nl/thema/Richtlijnen/,
SUMsearch:
300 301
Definiëren klinisch relevante uitkomstmaten en acceptabele meetinstrumenten hiervoor
302
Alvorens te starten met de literatuurselectie werden door de werkgroep klinisch relevante
303
uitkomstmaten en acceptabele meetinstrumenten gedefinieerd. Ook definities voor andere
304
relevante variabelen werden afgestemd.
305 306
Literatuurselectie
307
Per uitgangsvraag werden twee werkgroepleden aangesteld om onafhankelijk van elkaar de
308
literatuur te beoordelen op relevantie. Bij deze selectie van titel en abstract werden de
309
volgende exclusiecriteria gehanteerd:
310
niet van toepassing op de vraagstelling;
311
niet vergelijkbaar met de Nederlandse populatie;
312
niet-gedefinieerde uitkomstmaat; 15
313
minder dan 10 vrouwen in de onderzoekspopulatie (wegens imprecisie);
314
niet primair onderzoek;
315
case reports, case series (minder dan 10 vrouwen), letters;
316
Alle
317
hydrosalphinx, PID/TOA en PCO.
artikelen
over
endometriosecysten,
ovariumcarcinomen,
pseudocysten,
318 319
Beoordeling van de kwaliteit van studies
320
Na selectie door de werkgroepleden bleven de artikelen over die als onderbouwing bij de
321
verschillende conclusies staan vermeld. De geselecteerde artikelen zijn vervolgens door de
322
werkgroepleden beoordeeld op kwaliteit van het onderzoek en gegradeerd naar mate van
323
bewijs. Hierbij is de indeling gebruikt, zoals weergegeven in tabel 1.1.
324
De beoordeling van de verschillende artikelen vindt u in de verschillende teksten terug onder
325
‘Samenvatting literatuur’. De ondersteuner maakte in samenspraak met de subgroepen per
326
uitgangsvraag evidencetabellen (zie bijlage 6) van de geselecteerde individuele studies; deze
327
dienen als hulpmiddel bij het beoordelen en samenvatten van deze onderzoeken. Vervolgens
328
werd de kwaliteit van de evidence op het niveau van de systematische review beoordeeld.
329
Met de kwaliteit van de evidence wordt bedoeld in hoeverre er vertrouwen is dat de
330
aanbevelingen gebaseerd kunnen worden op de (effectschatting van de) evidence en de
331
GRADE tabellen. Het wetenschappelijk bewijs werd vervolgens kort samengevat in een
332
‘conclusie’. De belangrijkste literatuur waarop deze conclusie is gebaseerd staat bij de
333
conclusie vermeld, inclusief de GRADE gradering van bewijs.
334 335
Bij GRADE wordt de evidence per uitkomstmaat beoordeeld. De beoordeling wordt gedaan
336
door het invullen van een evidenceprofiel. Alleen voor kritieke en/of belangrijke
337
uitkomstmaten wordt een evidenceprofiel gemaakt. Er zijn 5 factoren die de kwaliteit van de
338
evidence per uitkomstmaat kunnen verlagen en 3 factoren die de kwaliteit kunnen verhogen.
339
Per factor kan de kwaliteit met 1 of 2 niveaus omlaag gaan. Als het om een ernstige
340
beperking gaat dan gaat de kwaliteit met 1 niveau omlaag, als het om een zeer ernstige
341
beperking gaat dan gaat de kwaliteit met 2 niveaus omlaag.
342
De verschillende typen onderzoek kunnen worden ingedeeld naar mate van bewijs. RCT’s
343
zijn in beginsel van hogere methodologische kwaliteit dan observationele studies omdat
344
RCT’s minder kans op vertekening (bias) geven. In het GRADE systeem starten RCT’s met
345
hoge kwaliteit (4) en observationele studies met lage kwaliteit (2). Niet-vergelijkende, niet-
346
systematische studies (bijvoorbeeld case series en case reports) zijn altijd van zeer lage
16
347
kwaliteit. Een overzicht van de GRADE indeling van kwaliteit van studies per uitkomstmaat
348
is weergegeven in tabel 1.
349 350
Tabel 1: GRADE indeling van kwaliteit van studies per uitkomstmaat
351 Kwaliteit
Studiedesign
Kwaliteit verlagen
Kwaliteit verhogen
Hoog (4)
RCT
1. Studiebeperkingen
1. Groot effect
-1 ernstig
+1 groot
-2 zeer ernstig
+2 zeer groot
studie (vb.
2. Inconsistentie
2. Dosis-respons relatie
patiëntcontrole
-1 ernstig
+1 Bewijs voor relatie
onderzoek,
-2 zeer ernstig
Matig (3) Laag (2)
Observationele vergelijkende
3. Plausibele confounding
cohortonderzoek) Zeer Laag (1)
Niet systematische
3. Indirectheid
+1 zou het effect
klinische
-1 ernstig
onderschatten
observaties (vb.
-2 zeer ernstig
+1 zou het effect overschatten als er geen
case series of case reports)
4. Imprecisie
effect was aangetoond.
-1 ernstig -2 zeer ernstig 5. Publicatiebias -1 waarschijnlijk -2 zeer waarschijnlijk 352 353 354 355 356 357 358
RCT’s beginnen ‘hoog’ (4), observationele studies beginnen ‘laag’(2)
359
Formuleren van aanbevelingen
360
Nadat de gegevens uit de GRADE tabellen waren samengevat als tekst werden hieruit
361
conclusies getrokken. Om tot een gewogen aanbeveling te komen werden vervolgens de
362
overige overwegingen besproken en geformuleerd. Dit is van belang omdat voor een
363
aanbeveling naast het wetenschappelijke bewijs ook nog andere aspecten meegewogen horen
Bij RCT’s: bijvoorbeeld totaal 1 punt downgraden: dan van hoog (4) naar matig (3); bij RCT’s: bijvoorbeeld totaal 2 punten downgraden: dan van hoog (4) naar laag (2); bij RCT’s: in totaal ≥ 3 punten downgraden: dan van hoog (4) naar zeer laag (1) Bij observationele studies: bijvoorbeeld 1 punt upgraden: dan van laag (2) naar matig (3)
17
364
te worden, zoals patiëntenvoorkeuren, kosten, beschikbaarheid van voorzieningen of
365
organisatorische aspecten. Bij de overwegingen spelen ervaring en opvattingen van de
366
werkgroepleden een rol. De ‘aanbevelingen’ geven een antwoord op de uitgangsvraag en zijn
367
gebaseerd op het beschikbare wetenschappelijke bewijs en de belangrijkste overwegingen. De
368
gebruikte methodiek voor richtlijnontwikkeling verhoogt de transparantie van de
369
totstandkoming van de aanbevelingen in deze richtlijn.
370 371
Uitkomstmaten
372
Bij de beoordeling van de literatuur heeft de werkgroep vooral gekeken naar studies waarbij,
373
naar inzicht van de werkgroepleden, klinisch relevante uitkomstmaten gebruikt werden. Deze
374
werden voorafgaand aan de literatuurselectie door de werkgroep bepaald en gedefinieerd.
375
Ook de meetinstrumenten die volgens de werkgroep relevant en acceptabel (valide) waren
376
voor het meten van de uitkomstmaten werden vooraf opgesteld.
377 378
Patiëntenperspectief
379
Bij de ontwikkeling van deze richtlijn is er in de beginfase een aantal pogingen gedaan om
380
een groepsinterview met een patiëntengroep (focusgroep) van vrouwen, die behandeld zijn
381
voor een vergroot adnex, te houden. Het is niet gelukt een groep patiënten bij elkaar te
382
brengen. Een knelpuntenanalyse vanuit patiëntenperspectief was hierdoor niet mogelijk.
383 384
Implementatie
385
In de verschillende fasen van de richtlijnontwikkeling is geprobeerd rekening te houden met
386
de implementatie van de richtlijn en de praktische uitvoerbaarheid van de aanbevelingen.
387
Daarbij is uitdrukkelijk gelet op factoren die de invoering van de richtlijn in de praktijk
388
kunnen bevorderen of belemmeren.
389
De richtlijn wordt verspreid onder alle relevante beroepsgroepen en ziekenhuizen. Er is een
390
patiëntenfolder opgesteld (in ontwikkeling). Ook is de richtlijn te downloaden vanaf de
391
website van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie: www.nvog.nl.
392 393
Juridische betekenis van richtlijnen
394
Richtlijnen bevatten geen wettelijke voorschriften, maar aanbevelingen die zoveel mogelijk
395
op bewijs gebaseerd zijn. Zorgverleners kunnen aan de aanbevelingen voldoen in het streven
396
kwalitatief goede of ‘optimale’ zorg te verlenen. Omdat deze aanbevelingen gebaseerd zijn op
397
‘algemeen bewijs voor optimale zorg’ en de inzichten van de werkgroep hierover, kunnen
398
zorgverleners op basis van hun professionele autonomie zo nodig in individuele gevallen
399
afwijken van de richtlijn. Afwijken van richtlijnen is, als de situatie van de patiënt dat vereist, 18
400
zelfs noodzakelijk. Wanneer van deze richtlijn wordt afgeweken is het verstandig om dit
401
beargumenteerd, gedocumenteerd en, waar relevant, in overleg met de patiënt te doen.
402 403
Herziening
404
Uiterlijk in 2018 bepaalt het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en
405
Gynaecologie of deze richtlijn nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep
406
geïnstalleerd om de richtlijn te herzien. De geldigheid van de richtlijn komt eerder te
407
vervallen indien nieuwe ontwikkelingen aanleiding zijn een herzieningstraject te starten.
408
De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie is als houder van deze richtlijn
409
de eerstverantwoordelijke voor de actualiteit van deze richtlijn. De andere aan deze richtlijn
410
deelnemende wetenschappelijke verenigingen of gebruikers van de richtlijn delen de
411
verantwoordelijkheid en informeren de eerstverantwoordelijke over relevante ontwikkelingen
412
binnen hun vakgebied.
413 414
Literatuur
415 416 417 418 419 420
ESHRE guideline for the diagnosis and treatment of endometriosis, 2007 Richtlijn epitheliaal ovariumcarcinom, 2012 (oncoline.nl) Richtlijn Pelvic inflammatory disease en het tubo-ovarieel abces, 2011
19
421
Hoofdstuk 2
Achtergrond informatie
422 423
Een gynaecoloog wordt regelmatig geconsulteerd in verband met een vergroot ovarium.
424
Meestal heeft een patiënte hier weinig klachten van. Het grootste probleem in de klinische
425
behandeling is het risico op maligniteit. Vanwege het risico op maligniteit moet een vergroot
426
ovarium zorgvuldig worden beoordeeld. Behandeling van een maligniteit is volledig anders
427
dan de behandeling van een benigne vergroot ovarium. De behandeling van het
428
ovariumcarcinoom valt buiten deze richtlijn, hiervoor verwijzen we naar de betreffende
429
richtlijn op oncoline (Richtlijn Epitheliaal Ovariumcarcinom, 2012).
430
Deze richtlijn gaat in op klinische knelpunten rondom het vergrote ovarium inzake
431
diagnostiek, behandeling, zwangerschap, complicaties en organisatie van de zorg voor het
432
vergrote ovarium.
433 434
Incidentie
435
Het aantal vrouwen dat jaarlijks geopereerd wordt aan een vergroot ovarium is onbekend
436
door het ontbreken van een nationaal (chirurgisch) registratiesysteem. Uit de PALGA
437
database, een nationaal netwerk van histo- en cytopathologie (PALGA), kan het aantal PA
438
verslagen van adnexa worden achterhaald. In 2003 waren er 6502 rapporten over benigne
439
ovariumpathologie (rapporten over de simpele cysten in premenopauzale vrouwen werden
440
geëxcludeerd (Geomini, 2011).
441
De incidentie van het ovariumcarcinoom in Nederland bedraagt ongeveer 1300 per jaar
442
(www.cijfersoverkanker.nl, 2010). Het aantal sterfgevallen per jaar bedraagt ongeveer 1000.
443
Het ovariumcarcinoom is daarmee de meest frequente oorzaak van gynaecologische
444
kankersterfte.
445 446
Etiologie
447
Ovariële tumoren kunnen grofweg worden onderverdeeld in epitheliale tumoren, gonadale
448
stromaceltumoren en de kiemceltumoren. De grootste groep wordt gevormd door de
449
epitheliale tumoren waarvan de de sereuze en mucineuze tumoren het meest voorkomen.
450
Benigne sereuze tumoren zijn dunwandige cysteuze tumoren met heldere vloeistof, vaak
451
uniloculair; de cystewand is bekleed met cilinderepitheel. Benigne mucineuze tumoren zijn
452
dunwandig, meestal multiloculair en kunnen heel groot worden. Een andere belangrijke
453
groep zijn de mature teratomen uit de groep van de kiemceltumoren. Het benigne mature
454
teratoom
(dermoidcyste)
is
merendeels
opgebouwd
uit
gedifferentieerde
20
455
ectodermcomponenten zoals huid met haar, talg en tanden, maar ook kunnen pogingen
456
worden aangetroffen tot aanleg van organen als schildklier, bronchus en darm.
457
Premenopauzale simpele ovariumcysten ontstaan meestal uit normale follikels. De
458
binnenkant van de cyste wordt bekleed door granulosaweefsel. De wanden zijn glad zonder
459
papillaire formaties en de cyste is meestal gevuld met helder tot lichtgeel vocht.
460
Endometriosecysten vallen buiten het bestek van deze richtlijn; hiervoor verwijzen we naar
461
de ESHRE guideline betreffende endometriose.
462 463
Differentiaal diagnose
464
Deze richtlijn beperkt zich tot het vergrote ovarium. Echter de eerst werkdiagnose is altijd
465
het vergrote adnex. In onderstaande tabel staat de differntiaal diagnose van het vergrote
466
adnex.
467
468
Benigne ovarium
Functionele cysten Endometriomata Sereus cystadenoom Mucineus cystadenoom Matuur teratoom
Benigne, niet ovarieel
Hydrosalpinges Paratubaire cyste Tubo-ovarieel abces Peritoneale pseudocysten Appendiculair abces Diverticulair abces Bekkennier
Primair maligne ovarium
Epitheliaal carcinoom Kiemcel tumor Sex-cord tumor
Secundair maligne ovarium
Vooral mama- en gastrointestinale carcinomen
Bron: RCOG richtlijn Ovarian Cancer
469 470
Diagnostiek
471
Gezien de therapeutische consequenties richt de diagnostiek bij een vergroot ovarium zich
472
met name op de differentiatie tussen benigne en maligne afwijkingen. Er zijn veel
473
diagnostische variabelen beschikbaar om een benigne vergroot ovarium te onderscheiden van
474
een maligne vergroot ovarium. In de preoperatieve setting zijn dit variabelen zoals
475
patiëntkenmerken, serum tumor markers, echografie en beeldvormende technieken zoals CT
476
en MRI. Om de nauwkeurigheid van het beoordelen van een vergroot ovarium te verbeteren
477
zijn de meeste van deze parameters gecombineerd in diagnostische modellen. 21
478
De diagnostiek van het vergrote ovarium wordt besproken in hoofdstuk 4.
479 480
Behandeling
481
Bij de behandeling van een vergroot ovarium werd niet in twijfel getrokken of
482
symptomatische cysten behandeld moeten worden. Er wordt wel de vraag gesteld of bij een
483
asymptomatisch vergroot ovarium met een benigne aspect een ingreep geïndiceerd is of dat
484
een expectatief beleid (met of zonder follow-up) gerechtvaardigd is.
485
Er is geen ruimte voor farmacotherapeutische behandeling van een vergroot ovarium.
486
Simpele cysten verdwijnen niet door gebruik van orale anticonceptiva en progestativa.
487
Pilgebruik heeft wel een preventieve werking (tot 50%) met betrekking tot het ontstaan van
488
simpele cysten (Taskin, 1996).
489
Een ovariële cyste kan zowel laparoscopisch als via een laparotomie worden verwijderd.
490
Hierbij spelen factoren zoals risico op maligniteit, kans op recidief, vaardigheden van de
491
operateur en herstel van de patiënte een rol. Aangezien bij een cystectomie (laparoscopisch
492
of laparotomisch) altijd spill kan optreden moet afhankelijk van het risico op maligniteit een
493
intacte verwijdering van het gehele ovarium (of adnex) worden overwogen. Tot slot kan
494
besloten worden om een cyste te fenestreren dan wel te puncteren.
495
Behandeling van het vergroot ovarium wordt besproken in hoofdstuk 5.
496 497
Zwangerschap
498
Zwangerschap is een bijzondere omstandigheid in geval van een vergroot ovarium. Door de
499
invoering van 1e trimester screening worden vaak ovariële cysten gediagnosticeerd. Vaak
500
betreffen dit progesteron producerende corpus luteum cysten die spontaan kunnen
501
verdwijnen. Ovariumcarcinoom is een zeldzame aandoening bij de relatief jonge populatie
502
zwangeren; echter dit dient altijd te worden overwogen bij een vergroot ovarium. In
503
hoofdstuk 6 wordt de indicatie tot chirurgische behandeling tijdens de zwangerschap
504
besproken evenals de chirurgische benadering (scopie-tomie).
505 506
Complicaties
507
Een ovariële cyste is niet altijd asymptomatisch maar kan zich ook presenteren met het beeld
508
van een acute buik ten gevolge van torsie of bloeding. Hoe te handelen wordt besproken in
509
hoofdstuk 7.
510 511
Organisatie van zorg
512
De afloop van ovariumcarcinoom is beter indien chirurgie wordt uitgevoerd door een
513
oncologisch gynaecoloog dan door een algemeen gynaecoloog (Carney, 2002; Engelen, 2006 22
514
en Junor, 1999). Echter indien alle patiënten met een ovariumtumor (benigne en maligne)
515
geopereerd dienen te worden door een oncologisch gynaecoloog, vereist dit een verandering
516
in de organisatie van de gezondheidszorg en genereert dit bovendien additionele kosten.
517
(Geomini, 2011). Goede counseling is van groot belang, zeker ook indien er medisch gezien
518
ruimte is voor een expectatief beleid al dan niet met follow-up.
519
Hoe de zorg voor de patiënte met een vergroot ovarium ingericht dient te zijn komt ter
520
sprake in hoofdstuk 8.
521 522
Referenties
523
Carney M.E., Lancaster J.M., Ford C., Tsodikov A., Wiggins C.L. A population-based study
524
of patterns of care for ovarian cancer: who is seen by a gynecologic oncologist and who is
525
not? Gynecol Oncol 2002 January;84(1):36-42.
526 527
Engelen M.J., Kos H.E., Willemse P.H., Aalders J.G., de Vries E.G., Schaapveld M. et al.
528
Surgery by consultant gynecologic oncologists improves survival in patients with ovarian
529
carcinoma. Cancer 2006 February 1;106(3):589-98.
530 531
Geomini P.M., Kruitwagen R.F., Bremer G.L., Massuger L., Mol B.W. Should we centralise
532
care for the patient suspected of having ovarian malignancy? Gynecol Oncol. 2011
533
Jul;122(1):95-9.
534 535
Junor E.J., Hole D.J., McNulty L., Mason M., Young J. Specialist gynaecologists and survival
536
outcome in ovarian cancer: a Scottish national study of 1866 patients. Br J Obstet Gynaecol
537
1999 November;106(11):1130-6.
538 539 540 541 542
RCOG richtlijn Ovarian Cancer
543
Taskin O., Young D.C., Mangal R. et al. Prevention and treatment of ovarian cysts with oral
544
contraceptives: a prospective randomized study. J Gynecol Surgery 1996;12:21-4.
Richtlijn epitheliaal ovariumcarcinom, 2012
545
23
546
Hoofdstuk 3
Definities
547 548
Uitgangsvragen
549
3.1
Wat is de definitie van een afwijkend vergroot adnex bij de premenopauzale vrouw?
550
3.2
Wat is de definitie van een afwijkend vergroot adnex bij de postmenopauzale vrouw?
551 552
Inleiding
553
Het onderscheid tussen een fysiologisch vergroot en een afwijkend vergroot ovarium kan in
554
de klinische praktijk lastig zijn. In de premenopauzale levensfase kan een ovarium
555
fysiologisch vergroot zijn ten gevolge van follikelgroei, waarbij een follikel kan persisteren of
556
functionele cysten kunnen ontstaan. Omdat er in de postmenopauzale fase geen follikelgroei
557
meer plaatsvindt, behoort het ovarium in deze fase klein te zijn. Echter een klein
558
vochtblaasje kan nog voorkomen. In dit hoofdstuk wordt een definitie gegeven van een
559
afwijkend vergroot ovarium bij de premenopauzale vrouw en de postmenopauzale vrouw.
560 561
Zoekstrategie
562
Er werd een systematische zoekopdracht (zie bijlage 5.3 voor de zoekverantwoording)
563
uitgezet naar internationale richtlijnen over het onderwerp ovariumpathologie en
564
ovariumcysten. Met behulp van de definities in deze internationale richtlijnen heeft de
565
werkgroep de definities van een afwijkend vergroot adnex pre- en postmenopauzaal voor
566
deze richtlijn geformuleerd.
567 568
Samenvatting van de internationale richtlijnen
569
Er zijn 19 richtlijnen gevonden (zie de literatuurlijst aan het eind van dit hoofdstuk) waarvan
570
één duplicaat (Franse richtlijn en Engelse publicatie). In de richtlijnen wordt géén eenduidige
571
definitie voor een normaal pre- of postmenopauzaal ovarium gegeven. Wel worden de
572
kenmerken benadrukt die geassocieerd zijn met een niet normaal ovarium zoals
573
multiloculariteit, irregulariteit, nodulaire of solide aspect, gefixeerd zijn, bilateraal
574
voorkomend met dikke septa of de aanwezigheid van papillaire formaties en het aanwezig
575
zijn van ascites.
576
In het algemeen kan gesteld worden dat een normaal ovarium ongeveer 3 cm lang is en
577
afneemt in grootte na de menopauze. Kleine met vocht gevulde cysten komen vaak voor in
578
zowel pre- als postmenopauzale vrouwen. Om praktische redenen hebben we als werkgroep
579
voor de onderstaande definities gekozen.
580 24
581 582
Definities
583
Uitgangsvraag 3.1: Wat is de definitie van een normaal ovarium bij de premenopauzale vrouw? Een normaal premenopauzaal ovarium heeft een echoscopisch normaal dens aspect; uniloculaire transsoniteiten met een maximale diameter < 3 cm zonder septa en zonder papillaire formaties zijn als normaal te beschouwen. Alle overige echoscopische bevindingen worden als een afwijkend premenopauzaal ovarium beschouwd.
584 585
Uitgangsvraag 3.2: Wat is de definitie van een normaal ovarium bij de postmenopauzale vrouw? Een normaal postmenopauzaal ovarium heeft een echoscopisch homogeen echodens aspect met eventueel een uniloculaire transsoniteit < 2 cm zonder tekenen van ascites. Alle overige echoscopische bevindingen worden als een afwijkend postmenopauzaal ovarium beschouwd.
586 587
Literatuur
588
SOGC-Initial evaluation and referral guidelines for management of pelvic_ovarian masses,
589
2009 (Canada)
590
ACOG- Management of adnexal masses, 2007
591
AHRQ- Management of adnexal mass, 2006
592
Laboratory medicine Practice- Use of tumormarkers, 2008
593
ACR-Clinically suspected adnexal mass, 2009
594
ESUR-MR imaging adnexal mass, 2010
595
CNGO (Frankrijk)- Treatment of ovarian cysts presumed to be benign, 2001
596
RCnursing- vaginal and pelvix examinations, guidance for nursing staff, 2006
597
USA-Guidelines for referral of the patient with an adnexal mass, 2006
598
ACOG- Cancer of the Ovary, 1991
599
Franse Richtlijn- Recommodations for ovarian cancer management during pregnancy, 2009
600
CCO (canada)- Management of suspicious adnexal mass, 2011
601
Review-guidelines for the management of ovarian cancer during pregnancy, 2010
602
USA-Management of asymptomatic ovarian and other adnexal cysts imaged, 2010
603
Guidelines for surgical problems during pregnancy, 2007
604
Noorwegen-Guidelines for the management of simple ovarian cysts, 2009
605
Summary Finse richtlijn- gynaecological ultrasound examination, 2009
606
RCOG-Ovarian cysts in postmenopausal woman, 2003
607
Review-How relevant are ACOG and SGO guidelines for referral of adnexal mass, 2007
608
NVOG richtlijn simpele ovariumcyste 25
609
Hoofdstuk 4
Diagnostiek
610 611
Uitgangsvragen:
612
4.1
Welke diagnostische instrumenten (beeldvorming) zijn nodig om te differentiëren
613
tussen benigne en maligne adnex pathologie (echoscopie vaginaal/abdominaal,
614
Doppler-echoscopie, CT-scan, MRI-scan en/of PET-scan)?
615
4.2
Welke diagnostische (laboratorium) parameters zijn nodig om te differentiëren tussen
616
benigne en maligne adnex pathologie (tumormarkers: CA-125, HE-4, ROMA of
617
OVA1; Overig: beta-HCG, LDH, AFP, inhibine B, oestrogenen en testosteron)?
618
4.3
619
Welk diagnostisch model is het meest geschikt om toe te passen bij de differentiatie tussen benigne en maligne adnex pathologie (RMI, Simple rules etc.)?
620 621
PM.
622
De commissie is op de hoogte van twee grote meta-analysis die beschikbaar komen begin
623
2013. Deze twee meta-analyses beantwoorden de uitgangsvragen 4.2 (diagnostische
624
parameters) en 4.3 (predictiemodellen). Om efficiency redenen heeft de commissie besloten
625
deze uitgangsvragen later uit te werken en te beantwoorden. Dit past bij de nieuwe werkwijze
626
van richtlijnontwikkeling met een modulaire aanpak.
627 628
Inleiding
629
In de diagnostiek van een vergroot adnex wordt onder andere gebruik gemaakt van de
630
anamnese, gynaecologisch onderzoek, beeldvorming zoals (transvaginale) echoscopie en
631
CT/MRI scan en bepaling van tumormarkers. Deze gegevens geven een inschatting van het
632
risico op maligniteit. Vaak worden de gegevens samengevoegd in diagnostische modellen. In
633
dit hoofdstuk worden de waarde van de verschillende afzonderlijke diagnostische middelen
634
en de rol van diagnostische modellen beschreven.
635 636
Anamnese & lichamelijk onderzoek
637
Het uitvoeren van anamnese en klinisch onderzoek hoort thuis in de dagelijkse praktijk en
638
staat dan ook niet ter discussie. Daarom werden hier geen onderzoeksvragen over
639
geformuleerd. De onderstaande aandachtspunten zijn gebaseerd op consensus.
640 641
Anamnese
642
Enkel op basis van anamnese kan geen onderscheid gemaakt worden tussen goedaardige en
643
kwaadaardige ovariële tumoren. Anamnestische gegevens kunnen echter helpen om een 26
644
risicoinschatting te maken. Daarom dienen de volgende vragen aan bod te komen in de
645
anamnese:
646
-
Leeftijd en menopauzale status: leeftijd is een belangrijke onafhankelijke risicofactor
647
voor het ontwikkelen van een ovariumcarcinoom, met een sterke toename van
648
incidentie na de menopauze. Ovariële tumoren na de menopauze zijn daarom vaker
649
maligne in vergelijking met tumoren voor de menopauze.
650
-
Familiaire voorgeschiedenis met nadruk op ovarium-, mamma- en coloncarcinoom:
651
BRCA1 mutatiedragers hebben een 60x hoger risico en BRCA2 mutatiedragers een
652
30x hoger risico op het ontwikkelen van een ovariumcarcinoom (Finch, 2006).
653
Vrouwen met hereditary nonpolyposis colorectal cancer (HNPCC) of Lynch II
654
syndroom hebben 13x hoger risico op het ontwikkelen van een ovariumcarcinoom
655
(Aarnio, 1999). Bij een familiaire voorgeschiedenis zonder geïdentificeerde
656
genetische afwijkingen variëren de relatieve risico’s tussen 7.2 en 24 voor vrouwen
657
met meer dan één eerste- en/of tweedegraads verwant met ovariumcarcinoom.
658
-
Andere factoren die tot een licht tot matig verhoogd risico kunnen leiden:
659
Primaire subfertiliteit: RR = 2.7 (95% BI 1.8-4.0) (Brinton, 2004).
660
Nullipariteit door infertiliteit: RR = 3.3 (95% BI 1.7-6.0) (Brinton, 2004).
661
Voorgeschiedenis van endometriose: RR = 1.9 (95% BI 1.3-2.8) (Brinton, 1997).
662
-
Symptomen die vaker voorkomen bij patienten met maligne ovarium tumoren:
663
buikpijn, toename van de buikomvang, een vol gevoel, urgency, obsitpatie, afvallen,
664
misselijkheid of dyspnoe (Bankhead, 2005).
665 666
Lichamelijk onderzoek
667
Net zoals de anamnese is het klinisch onderzoek niet in staat om een onderscheid te maken
668
tussen goedaardige en kwaadaardige ovariële tumoren. Desalniettemin kan hier ook
669
bijkomende informatie uit gewonnen worden die kan helpen in de differentiatie. Daarom
670
wordt het volgende aanbevolen:
671
-
672 673
Abdominaal onderzoek: aanwezigheid van ascites, aanwezigheid van massa’s, lymfadenopathieën inguinaal.
-
Bimanueel pelvisch onderzoek met aandacht voor consistentie van de massa,
674
nodulair aspect van het oppervlak van de massa, fixatie in het bekken, bilateraliteit,
675
pijn.
676
-
Bij vermoeden van maligniteit is rectaal onderzoek geïndiceerd.
677 678
Samenvatting van de literatuur
679
Uitgangsvraag 4.1: 27
680
Welke diagnostische instrumenten (beeldvorming) zijn nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne
681
adnex pathologie (echoscopie vaginaal/abdominaal, Doppler-echoscopie, CT-scan (met of zonder contrast)
682
en/of MRI)?
683
Van de elf gevonden systematic reviews bleken er vijf bruikbaar voor het beantwoorden van
684
deze uitgangsvraag (Alcazar, 2007; Dodge, 2012; Liu, 2007; Meideros 2009; Meideros 2011).
685
Zie bijlage 5.4.1 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.4.1 voor de evidencetabel.
686 687
2D echoscopisch onderzoek
688
In een systematische review van Liu (2007) werden 65 onderzoeken geïncludeerd die het
689
onderscheidend vermogen van echoscopie tussen benigne en maligne ovariële cystes
690
evalueerden. Globaal gezien had echoscopie een sensitiviteit van 0.89 (95% BI 0.88-0.99) en
691
specificiteit van 0.84 (95% BI 0.82-0.86). Bij subgroep analyse was de prestatie van
692
morfologische 2D echoscopie beter dan kleuren Doppler, maar wanneer beiden
693
gecombineerd werden werd de hoogste sensitiviteit 0.87 (95% BI 0.85-0.90) en specificiteit
694
0.88 (95% BI 0.85-0.91) behaald.
695
In de systematische review van Meideros (2009) werd de diagnostische waarde van 2D
696
echoscopie met kleuren Doppler onderzocht. Er werden 12 studies geïncludeerd met in
697
totaal 2398 vrouwen. De gepoolde sensitiviteit van 2D echoscopie met kleuren Doppler was
698
0.87 (95% BI 0.84-0.90) en de gepoolde specificiteit was 0.89 (95% BI 0.87-0.90). Het
699
oppervlak onder de ROC curve bedroeg 0.9573. De diagnostische odds ratio voor
700
ovariumkanker en borderline tumoren in vergelijking met benigne ovariumafwijkingen was
701
125 (95% BI 55-283).
702 703
3D echoscopisch onderzoek
704
In de systematische review van Alcazar (2011) werd 2D morfologische echoscopie
705
vergeleken met 3D morfologische echoscopie en met 3D Doppler voor de diagnostiek van
706
een ovariumcarcinoom. Er werden RCT’s en vergelijkende observationele studies (retro- en
707
prospectief) geïncludeerd in dit onderzoek. Vier studies met in totaal 227 patiënten
708
vergeleken 2D morfologische echoscopie met 3D morfologische echoscopie. Deze
709
onderzoeken toonden aan dat 3D morfologische echoscopie een reproduceerbare techniek is
710
die niet superieur is aan 2D morfologische echoscopie. Sensitiviteit en specificiteit lagen in
711
hetzelfde bereik:
712
Sensitiviteit: 2D bereik 80-100%, 3D bereik 93-100%.
713
Specificiteit: 2D bereik 38-100%, 3D bereik 78-100%.
714
Er werden 22 onderzoeken geïncludeerd die 2D morfologische echoscopie vergeleken met
715
3D Doppler. Er bestaan echter verschillende technieken en verschillende soorten software 28
716
voor het uitvoeren van 3D Doppler en het gebrek aan standaardisatie maakte een vergelijking
717
moeilijk.
718
Sensitiviteit: 2D bereik 91-100%, 3D-Doppler bereik 57-100%.
719
Specificiteit: 2D bereik 0-90%, 3D-Doppler bereik 33-99%.
720
Tussen de verschillende 3D Doppler technieken lijkt “3D vascular sampling” de meest
721
succesvolle methode te zijn waar in vier van de vijf studies een significant betere prestatie
722
werd gevonden voor 3D Doppler.
723 724
MRI
725
In de systematische review van Meideros (2011) werd de diagnostische nauwkeurigheid van
726
MRI onderzocht bij ovariumtumoren. De ovariumafwijkingen werden gegroepeerd als
727
borderline of invasieve ovariumtumoren en benigne ovariumtumoren. Er werden 15
728
observationele onderzoeken met in totaal 1267 ovariummassa’s geïncludeerd. De gepoolde
729
sensitiviteit van MRI was 0.92 (95% BI 0.89-0.94) en de gepoolde specificiteit was 0.85 (95%
730
BI 0.82-0.87). Voor borderline of maligne ovariumkanker in vergelijking met goedaardige
731
ovariumafwijkingen was het oppervlak onder de ROC curve 0.9526. Interbeoordelaars
732
betrouwbaarheid van MRI was 87% (kappa=0.72), dat een goede overeenkomst betekent. De
733
resultaten werden getoetst aan de hand van de histologische uitslagen na chirurgie. MRI werd
734
niet vergeleken met andere diagnostische methoden als echoscopie of CT-scan. In een
735
systematische review van Liu (2007) werden echoscopie, MRI en CT wel met elkaar
736
vergeleken. De gepoolde sensitiviteit van MRI was 0.89 (95% BI 0.88-0.92) en de gepoolde
737
specificiteit was 0.86 (95% BI 0.84-0.90). Deze verschilden niet significant van echoscopie of
738
CT.
739 740
CT
741
In de systematische review van Liu (2007) werden slechts vier onderzoeken geïncludeerd die
742
de diagnostische nauwkeurigheid van CT bekeken. Met deze vier onderzoeken werd een
743
gepoolde sensitiviteit bereikt van 0.85 (95% BI 0.83–0.86) en een gepoolde specificiteit van
744
0.86 (95% BI 0.76–0.92). Deze verschilden niet significant van echoscopie of MRI.
745 746
FDG-PET
747
In de systematische review van Dodge 2012 werden echoscopie, MRI, CT en FDG-PET met
748
elkaar vergeleken. Er werden slechts 3 onderzoeken gevonden waarin FDG-PET vergeleken
749
werd met minstens één van de bovenstaande andere modaliteiten, met name 2D echoscopie
750
en/of MRI. Met een gepoolde sensitiviteit van 0.67 (95% BI 0.52-0.79) en specificiteit van 29
751
0.79 (95% BI 0.70-0.85) had FDG-PET het slechtste onderscheidend vermogen. Vooral de
752
sensitiviteit van FDG-PET was consistent lager in alle studies.
753 754
Uitgangsvraag 4.2:
755
Welke diagnostische (laboratorium) parameters zijn nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne
756
adnex pathologie (tumormarkers: CA-125, HE-4, ROMA of OVA1; Overig: β-HCG, LDH, AFP,
757
inhibine B, oestrogenen en testosteron)?
758
PM: Tekst volgt
759 760
Uitgangsvraag 4.3:
761
Welk diagnostisch model is het meest geschikt om toe te passen bij de differentiatie tussen benigne en maligne
762
adnex pathologie (RMI, Simple rules etc.)?
763
PM: Tekst volgt
764 765
Grade tabel
766
Uitgangsvraag 4.1:
Beoordeling van studiekwaliteit Studie beperkingen
Inconsistentie
Indirectheid
Imprecisie
2D Echoscopie 2 Systematisc he reviews
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
2D Doppler 1 Systematisc he review
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
3D Echoscopie 1 Systematisc he review
Ernstige beperkingen^
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
3D Doppler 1 Systematisc he review
Ernstige beperkingen^
Geen ernstige inconsistentie
MRI 2 Systematisc he reviews
Geen ernstige beperkingen
Systematisc he review
FDG-PET 1 Systematisc he review
N
CT 1
Ontwerp
Andere opmerkingen
Samenvatting van resultaten Effect* Sens. Spec. (95% BI) (95% BI)
Kwaliteit
0.89 (0.88-0.99)
0.84 (0.82-0.86)
HOOG
Geen
0.87 (0.84-0.90)
0.89 (0.87-0.90)
HOOG
Geen ernstige imprecisie
Geen
Bereik: 93-100%^
Bereik: 78-100%^
MATIG
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
Bereik: 57-100%^
Bereik: 33-99%^
MATIG
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
0.92 (0.89-0.94)
0.85 (0.82-0.87)
HOOG
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
0.85 (0.83–0.86)
0.86 (0.76–0.92)
HOOG
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
0.67 (0.52-0.79)
0.79 (0.70-0.85)
HOOG
767 768 769 770 771
N= Aantal systematic reviews waar uitkomst op gebaseerd is. * Gepoolde sensitiviteit en specificiteit ^ Aangezien de studies geïncludeerd in de systematische reviews verschillende echotechnieken en uitkomsten gebruikten kon er geen gepoold effect worden berekend. Mede hierdoor is er gedowngrade op kwaliteit van hoge kwaliteit naar matige kwaliteit.
772
Uitgangsvraag 4.2:
773
Uitgangsvraag 4.3: 30
774 775
Conclusies uit de literatuur
776
Uitgangsvraag 4.1: Kwaliteit van bewijs: MATIG
Morfologisch onderzoek met behulp van 2D echoscopie is een goed diagnostisch middel voor de differentiatie tussen een benigne en maligne ovariumcyste. Alcazar, 2011; Dodge 2012; Lui, 2007; Meideros, 2009; Meideros, 2011
777 Kwaliteit van bewijs: MATIG
3D echoscopie, MRI, CT en FDG-PET zijn niet superieur aan 2D echoscopie als het gaat om differentiatie tussen benigne en maligne ovariumafwijkingen. Alcazar, 2011; Dodge 2012; Lui, 2007; Meideros, 2009; Meideros, 2011; Myers, 2006
778 779
Uitgangsvraag 4.2: Kwaliteit van bewijs:
780 781
Uitgangsvraag 4.3: Kwaliteit van bewijs:
782 783
Overwegingen
784
Uitgangsvraag 4.1:
785
Een algemene vergelijking tussen echoscopie, CT, MRI en FDG-PET is moeilijk omdat deze
786
beeldvormende technieken in individuele studies vaak op verschillende manieren worden
787
toegepast (bijvoorbeeld transvaginale echoscopie versus transabdominale echoscopie;
788
subjectieve indruk versus gebruik van modellen; al dan niet gebruik van kleuren Doppler;
789
diffusie MRI versus conventionele MRI, enz.). Bijgevolg zijn bij alle systematische reviews
790
kanttekeningen te maken door heterogeniteit van de geïncludeerde studies. Globaal gezien
791
kunnen we echter stellen dat echoscopie een betere prestatie heeft dan CT, MRI en FDG-
792
PET.
793 794
Echoscopie heeft ook andere voordelen: het is goedkoop, algemeen beschikbaar in de
795
gynaecologische praktijk, weinig invasief, geeft een onmiddellijk resultaat en geeft geen
796
stralenbelasting. Dit zijn bijkomende redenen om transvaginale echoscopie te verkiezen
797
boven de andere beeldvormende technieken. 31
798
Het gebruik van echoscopie als diagnostisch middel ter differentiatie tussen goedaardige en
799
kwaadaardige cysten sluit het gebruik van andere beeldvormende technieken niet uit, maar
800
deze worden bij voorkeur alleen gebruikt als er twijfel bestaat bij echoscopie. Volgens de
801
meta-analyse van Kinkel (2005) zou in dat geval MRI de techniek bij voorkeur zijn omdat
802
hiermee gemakkelijk bloed en vet kunnen worden geïdentificeerd. Door het algemeen
803
gebruik van echoscopie en het selectief gebruik van andere beeldvormende technieken
804
kunnen ook de diagnostische kosten gereduceerd worden zonder in te boeten op kwaliteit.
805
Deze richtlijn gaat niet over het gebruik van beeldvormende technieken in de beoordeling
806
van uitbreiding van een bepaalde ziekte (bijvoorbeeld het gebruik van CT abdomen bij
807
stadiëring van een ovariumcarcinoom; het gebruik van MRI-bekken ter beoordeling van de
808
uitbreiding van endometriose, enz.). Hiervoor verwijzen we naar de respectievelijke
809
richtlijnen ‘Ovariumcarcinoom’ en ‘Endometriose’.
810 811
Echoscopisch onderzoek is sterk afhankelijk van ervaring. Echoscopie door een expert heeft
812
de hoogste sensitiviteit en specificiteit (van Gorp, 1999; Timmerman, 1999; Valentin, 2001).
813
Daarom valt te overwegen om binnen elk gynaecologisch maatschap/vakgroep iemand te
814
hebben die bijzondere interesse heeft in gynaecologische echoscopie. Het aantal fout
815
positieve en negatieve diagnoses van kwaadaardige ovariële tumoren kan hierdoor
816
gereduceerd worden, net als het aantal foutief behandelde patiënten (patiënten die na een
817
laparoscopische ingreep nog een laparotomie moeten krijgen voor de verdere behandeling
818
van een kwaadaardige massa of patiënten die een laparotomie hebben gekregen voor een
819
goedaardige cyste). Ook dit reduceert de kosten.
820 821
Uit de literatuur blijkt dat het gebruik van kleuren Doppler in aanvulling op 2D echoscopie
822
een betere predictieve waarde geeft. Dit is een semi-kwantitatieve beoordeling die enige
823
ervaring vraagt (Timmerman, 2000). Bij kleuren Doppler wordt de vascularisatie van de cyste
824
ingedeeld in vier kleurenscores: score 1: geen zichtbare bloeddoorstroming; score 2:
825
minimale bloeddoorstroming; score 3: matige bloeddoorstroming en score 4: veel
826
bloeddoorstroming. Aangezien kleuren Doppler op bijna alle moderne echoscopie-toestellen
827
beschikbaar is, loont het de moeite om dit te incorporeren in de beoordeling van ovariële
828
cysten zonder dat dit gepaard gaat met extra kosten. Het feit dat het enige ervaring vraagt
829
kan het algemeen gebruik hiervan in de weg staan.
830 831
Uitgangsvraag 4.2:
832
Uitgangsvraag 4.3:
833 32
834
PM.
835
De commissie is op de hoogte van twee grote meta-analysis die beschikbaar komen begin
836
2013. Deze twee meta-analyses beantwoorden de uitgangsvragen 4.2 (diagnostische
837
parameters) en 4.3 (predictiemodellen). Om efficiency redenen heeft de commissie besloten
838
deze uitgangsvragen later uit te werken en te beantwoorden. Dit past bij de nieuwe werkwijze
839
van richtlijnontwikkeling met een modulaire aanpak.
840 841
Aanbevelingen Voor de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium volstaat morfologisch onderzoek met behulp van tweedimensionaal echoscopisch onderzoek.
842 Als toevoeging op het morfologisch echoscopisch onderzoek kan beeldvorming van de vascularisatie met kleuren Doppler onderzoek zinvol zijn voor de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium. 843 Een driedimensionaal echoscopisch onderzoek, CT-scan, MRI of FGD-PET worden niet aanbevolen als diagnostisch middel in de differentiatie tussen een benigne of maligne vergroot ovarium. 844 845
Literatuur
846
Aarnio M., Sankila R., Pukkala E. & Jarvinen H.J. (1999) Cancer risk in mutation carriers of
847
DNA-mismatch-repair genes. Int J Cancer;81:214–218.
848 849
Alcazar J.L., Jurado M. Three-dimensional ultrasound for assessing women with
850
gynecological cancer: a systematic review. [Review]. Gynecologic Oncology 2011
851
Mar;120(3):340-6.
852 853
Bankhead C.R., Kehoe S.T., Austoker J. Symptoms associated with diagnosis of ovarian
854
cancer: a systematic review. BJOG 2005 Jul;112(7):857-65.
855 856
Brinton L.A., Gridley G., Persson I., Baron J., & Bergqvist A. (1997) Cancer risk after a
857
hospital discharge diagnosis of endometriosis. Am J Obstet Gynecol;176:572-579.
858 859
Brinton L.A., Lamb E.J., Moqhissi K.S. & Westhoff C.L. (2004) Ovarian cancer risk
860
associated with varying causes of infertility. Fertil Steril;82: 405–414.
861 33
862
Dodge J.E., Covens A.L., Lacchetti C., Elit L.M., Le T., Devries-Aboud M., Fung-Kee-Fung
863
M. Preoperative identification of a suspicious adnexal mass: A systematic review and meta-
864
analysis. Gynecologic Oncology 2012;126(12):157–166.
865 866
Finch A., Beiner M., Lubinski J. & Narod S.A. (2006) Salpingo-oophorectomy and the risk of
867
ovarian, fallopian tube, and peritoneal cancers in women with a BRCA1 or BRCA2 mutation.
868
JAMA;296:185–192.
869 870
Geomini P.M., Kruitwagen R.F., Bremer G.L., Massuger L., Mol B.W. Should we centralize
871
care for the patient suspected of having ovarian malignancy? Gynecol Oncol. 2011
872
Jul;122(1):95-9.
873 874
van Gorp T., Veldman J., Van Calster B., Cadron I., Leunen K., Amant F., Timmerman D.,
875
Vergote I. Subjective assessment by ultrasound is superior to the risk of malignancy index
876
(RMI) or the risk of ovarian malignancy algorithm (ROMA) in discriminating benign from
877
malignant adnexal masses. Eur J Cancer. 2012 Jul;48(11):1649-56.
878 879
Kinkel K., Lu Y., Mehdizade A., Pelte M.F., Hricak H. Indeterminate ovarian mass at US:
880
incremental value of second imaging test for characterization-meta-analysis and Bayesian
881
analysis. Radiology 2005 Jul;236(1):85-94.
882 883
Liu J., Xu Y., Wang J. Ultrasonography, computed tomography and magnetic resonance
884
imaging for diagnosis of ovarian carcinoma. European Journal of Radiology 2007
885
Jun;62(3):328-34.
886 887
Medeiros L.R., Rosa D.D., da Rosa M.I., Bozzetti M.C. Accuracy of ultrasonography with
888
color Doppler in ovarian tumor: a systematic quantitative review. International Journal of
889
Gynecological Cancer 2009 Oct;19(7):1214-20.
890 891
Medeiros L.R., Freitas L.B., Rosa D.D., Silva F.R., Silva L.S., Birtencourt L.T., et al. Accuracy
892
of magnetic resonance imaging in ovarian tumor: a systematic quantitative review. [Review].
893
American Journal of Obstetrics & Gynecology 2011 Jan;204(1):67-10.
894 895
Timmerman D., Valentin L., Bourne T.H., Collins W.P., Verrelst H., Vergote I. Terms
896
definitions and measurements to describe the sonographic features of adnexal tumors: a 34
897
consensus opinion from the International Ovarian Tumor Analysis (IOTA) Group.
898
Ultrasound Obstet Gynecol 2000;16: 500 505.
899 900
Timmerman D, Schwärzler P, Collins WP, Claerhout F, Coenen M, Amant F, Vergote I,
901
Bourne TH. Subjective assessment of adnexal masses with the use of ultrasonography: an
902
analysis of interobserver variability and experience. Ultrasound Obstet Gynecol. 1999
903
Jan;13(1):11-6.
904 905
Valentin L., Hagen B., Tingulstad S., Eik-Nes S. Comparison of 'pattern recognition' and
906
logistic regression models for discrimination between benign and malignant pelvic masses: a
907
prospective cross validation. Ultrasound Obstet Gynecol. 2001 Oct;18(4):357-65.
908
35
909
Hoofdstuk 5
Behandeling
910 911 912
Uitgangsvragen: 5.1 Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in
913 914
situ te laten? 5.2 Is langdurige follow-up van een benigne ovariumcyste/-tumor beter dan een
915
beperkte follow-up?
916
5.3 Welke benadering, laparoscopiehlaparotomie of een aspiratie/ fenestratie, verdient
917
de voorkeur bij de behandeling van een vergroot ovarium met benigne aspect, gelet
918
op de volgende uitkomsten: 1. (in)complete verwijdering van de cyste, 2.
919
Peroperatieve complicaties: spill, conversie tot laparotomie, darm- en/of ureterletsel,
920
3. Postoperatieve complicaties: infecties, postoperatieve pijnklachten? 4. Opname
921
duur en hervatting van werkzaamheden?
922 923
Inleiding
924
Therapie is noodzakelijk indien er klachten zijn die door de ovariële cyste verklaard kunnen
925
worden of bij een verdenking op een maligniteit (zie hoofdstuk 4). Voor dit laatste wordt
926
verwezen naar oncoline. Als er echter geen klachten zijn en de verdenking op een maligniteit
927
laag is, is het beleid minder duidelijk. De vragen of, wanneer en hoe er behandeld moet
928
worden, zullen daarom in dit hoofdstuk aan bod komen.
929 930
Samenvatting van de literatuur
931
Uitgangsvraag 5.1: Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in situ te
932
laten?
933
De uitgangsvraag werd afzonderlijk beantwoord voor pre- en postmenopauzale patiënten
934
gezien het gedrag van cysten in de pre- en postmenopauze kan verschillen. Er werden geen
935
RCT’s gevonden. Alle onderzoeken waren observationele onderzoeken. Zie voor de
936
zoekverantwoording bijlage 5.5.1 en voor de evidencetabellen bijlage 6.5.1.
937 938
Premenopauzale patiënt
939
Slechts drie onderzoeken gaan over een expectatief beleid bij premenopauzale patiënten. Eén
940
onderzoek (Alcazar, 2005) onderzocht enkel premenopauzale patiënten; de twee andere
941
onderzoeken onderzochten een gemengde populatie van pre- en postmenopauzale patiënten
942
(Hoo, 2010; Wang, 2012). In het onderzoek van Alcazar (2005) werd de analyse beperkt tot
943
de cyste met benigne aspect op echoscopie, kleiner dan 6 cm (n=120). De analyse van Hoo 36
944
(2010) beperkte zich tot dermoïd cysten (n=93, waarvan 93.5% premenopauzaal) en de
945
analyse van Wang (2012) tot benigne uitziende solide massa’s (n=29, niet duidelijk hoeveel
946
premenopauzaal).
947 948
Groei
949
In het onderzoek van Alcazar (2005) verdwenen 8.3% cysten binnen 40 maanden en kon bij
950
de overige cysten globaal geen significante groei worden vastgesteld, uitgezonderd voor de
951
dermoïd cysten die de neiging hadden om te groeien tijdens follow-up. Hoo (2010) stelde bij
952
een mediane follow-up van 12.3 maanden een gemiddelde groei van 1.67 mm/jaar vast bij
953
dermoïd cysten. Volgens Wang (2012) verdwijnen 27.5% van de solide tumoren spontaan,
954
65.5% blijft stabiel en 6.9% groeit.
955 956
Optreden van complicaties (torsie, ruptuur, inklemming)
957
Twee onderzoeken hebben deze uitkomstmaten onderzocht (Alcazar, 2005; Hoo, 2010). In
958
geen van beide onderzoeken werd één van deze complicaties vastgesteld tijdens follow-up.
959 960
Risico op maligniteit
961
Twee onderzoeken hebben deze uitkomstmaat onderzocht (Alcazar, 2005; Hoo, 2010).
962
Tijdens follow-up kon in geen van beide onderzoeken een maligniteit worden vastgesteld bij
963
premenopauzale patiënten.
964 965
Risico op interventie bij initieel gekozen expectatief beleid
966
Slechts één onderzoek beschrijft een groep van patiënten waarbij initieel gekozen was voor
967
een expectatief beleid en waarbij uiteindelijk toch een chirurgische ingreep werd uitgevoerd
968
(Hoo, 2010). Van de patiënten die een expectatief beleid wensten (n=93) werd er in 25.8%
969
toch een ingreep uitgevoerd tijdens follow-up (mediaan na 12.6 maanden). De indicatie tot
970
ingreep was in 50% op verzoek van de patiënt: 37.5% wegens toenemende klachten en
971
12.5% omdat patiënte een ingreep moest ondergaan voor een niet gerelateerde aandoening.
972
Het risico op operatief ingrijpen in de expectatieve groep nam toe bij jongere vrouwen; bij
973
vrouwen met twee of meer kinderen; bij vrouwen met bilaterale cysten of bij vrouwen met
974
een voorgeschiedenis van ovariële cysten.
975 976
Postmenopauzale patiënt
977
Groei
978
In negen onderzoeken is deze uitkomst onderzocht. Zes van deze onderzoeken
979
onderzochten simpele cysten kleiner dan 5 cm (Aubert, 1998; Conway, 1998; Goldstein, 37
980
1989; Kroon, 1995; Nardo, 2003) of kleiner dan 10 cm (Castillo, 2005). In de overige
981
onderzoeken werden dermoïd cysten (grootte niet gespecificeerd) (Hoo, 2010), goedaardig
982
ogende cysten op echoscopie kleiner dan 8 cm (Valentin, 2002) of solide ovariële massa’s
983
kleiner dan 8.3 cm (Wang, 2012) onderzocht. Alle onderzoeken betroffen postmenopauzale
984
patiënten, uitgezonderd twee onderzoeken (Hoo, 2010; Wang, 2012) die een gemengde pre-
985
en postmenopauzale populatie onderzochten. In de analyse van Hoo (2010) is slechts 6.5%
986
van de patiënten postmenopauzaal; in de analyse van Wang (2012) is het niet gespecificeerd.
987
Simpele cysten kunnen spontaan groter worden, stabiel blijven, kleiner worden of
988
verdwijnen. In tabel 5.1 kunnen de verschillende percentages en de spreiding teruggevonden
989
worden (Aubert, 1998; Castillo, 2005; Conway, 1998; Goldstein, 1989; Kroon, 1995; Nardo,
990
2003). Door de brede spreiding en de heterogeniteit tussen de verschillende onderzoeken
991
kunnen geen gemiddelden of medianen berekend worden. Wel blijkt uit deze onderzoeken
992
dat slechts een minderheid van de cysten groeit. De meerderheid van de cysten blijft
993
hoogstens stabiel, wordt kleiner of verdwijnt spontaan.
994 Tabel 5.1: Evolutie van simpele cysten tijdens expectatief beleid. Studie
Cyste Ø
n
Verdwenen n
%
Kleiner
Status quo
n
%
n
%
Groter n
Gemiddelde
%
follow-up
Spreiding
Aubert, 1998
< 5 cm
36
4
11.1
3
8.3
29
80.6
0
0
31.5 m.
4-70 m.
Castillo, 2005
< 10 cm
104
46
44.2
10
9.6
38
36.5
10
9.6
-
6-90 m.
Conway, 1998
< 5 cm
96
27
28.1
0
0
67
69.8
2
2.1
-
-
Goldstein, 1989
< 5 cm
16
0
0
0
0
14
87.5
2
12.5
29 m.
10-73 m.
Kroon, 1995
< 5 cm
24
12
50.0
7
29.2
4
16.7
1
4.2
-
1-9 j.
Nardo, 2003
< 5 cm
226
0
0
0
0
172
76.1
54
23.9
-
-
995 996
Hoo (2010) stelde bij een mediane follow-up van 12.3 maanden (spreiding 3-73 maanden)
997
een gemiddeld groei van 1.67 mm/jaar vast bij dermoïd cysten. Valentin (2002) stelde vast
998
dat bij 29.1% van de 134 onderzochte patiënten de cyste verdween en bij 57.5% de cyste
999
stabiel bleef. In dit onderzoek werd geen groei vastgesteld van de goedaardig ogende cysten
1000
na een mediane follow-up van 3 jaar (spreiding 0.3-8 jaar). Wel ontwikkelde zich een nieuwe
1001
cyste bij 13.4% van de patiënten. Volgens Wang (2012) wordt 27.6% van de solide massa’s
1002
spontaan kleiner; blijft 65.5% stabiel en groeit 6.9% na een mediane follow-up van 30
1003
maanden (spreiding 3-76 maanden).
1004 1005
Optreden van complicaties (torsie, ruptuur, inklemming)
1006
Enkel Hoo (2010) heeft deze uitkomstmaten onderzocht. Er werden geen complicaties
1007
vastgesteld tijdens expectatief beleid.
1008 38
1009
Risico op maligniteit
1010
Zes onderzoeken hebben deze uitkomst onderzocht. In vijf onderzoeken (Castillo, 2005;
1011
Conway, 1998; Goldstein, 1989; Kroon, 1995; Wang, 2012) werden bij in totaal 269 patiënten
1012
geen enkele maligniteit vastgesteld tijdens follow-up. In het onderzoek van Nardo (2003)
1013
werden 138 patiënten gedurende de 5 jaar opgevolgd. Bij twee van deze vrouwen (met een
1014
groeiende cyste, gemiddelde 64 mm, spreiding 54-80 mm) werd een maligniteit vastgesteld,
1015
zij hadden tevens verhoogde CA-125 waarden.
1016 1017
Risico op interventie bij initieel gekozen expectatief beleid
1018
In zes onderzoeken beschrijft men een groep van patiënten waarbij initieel gekozen was voor
1019
een expectatief beleid en waarbij uiteindelijk toch een chirurgische ingreep werd uitgevoerd
1020
(Castillo, 2004; Conway, 1998; Goldstein, 1989; Hoo, 2010; Nardo, 2003; Valentin, 2002)). In
1021
totaal werd er initieel gekozen voor een expectatief beleid bij 680 patiënten waarbij in 205
1022
alsnog een ingreep uitgevoerd werd na verloop van tijd. De indicaties voor het uitvoeren van
1023
een chirurgische ingreep na expectatief beleid kunnen teruggevonden worden in tabel 5.2.
1024
Door de brede spreiding en de heterogeniteit tussen de verschillende studies kunnen geen
1025
gemiddelden of medianen berekend worden. In alle studies kwam naar voren dat het
1026
uitvoeren van een ingreep op verzoek van patiënt of arts (zonder andere reden) een
1027
belangrijke reden was om de ingreep uit te voeren (spreiding 18.2-66.7%). Andere redenen
1028
waren veranderingen op echoscopie (grootte of verandering morfologie)(spreiding 0.0-
1029
63.6%), toename van klachten (spreiding 0.0-37.5%), stijging van CA-125 (spreiding 0.0-
1030
50.0%) of omdat de patiënte een ingreep moest ondergaan voor een niet gerelateerde
1031
aandoening (spreiding 0.0-16.7%). Tabel 5.2: Indicaties voor het uitvoeren van chirurgie na initieel expectatief beleid Studie
Aantal
Aantal
patiënten
chirurgie
(n)
(n(%))#
Indicatie tot chirurgie (n (%))* Toename
Verandering
van
op
klachten
echoscopie
Stijging van CA125
Wens/angst
Ingreep voor
van arts of
andere
patiënt
pathologie
Castillo, 2004
115
11
(9.6)
0
(0.0)
7
(63.6)
2
(18.2)
2
(18.2)
0
(0.0)
Conway, 1998
96
18
(18.8)
0
(0.0)
6
(33.3)
0
(0.0)
12
(66.7)
0
(0.0)
16
2
(12.5)
0
(0.0)
0
(0.0)
1
(50.0)
1
(50.0)
0
(0.0)
Goldstein, 1989 Hoo, 2010
93
24
(25.8)
9
(37.5)
0
(0.0)
0
(0.0)
12
(50.0)
3
(12.5)
Nardo, 2003
226
138
(61.1)
0
(0.0)
54
(39.1)
0
(0.0)
84
(60.9)
0
(0.0)
134
12
(9.0)
2
(16.7)
5
(41.7)
0
(0.0)
3
(25.0)
2
(16.7)
Valentin, 2002 #
Percentage = 100x (aantal chirurgie / totaal aantal patiënten).
*
Percentage = 100x (aantal met bepaalde indicatie tot chirurgie / aantal chirurgie)
1032 39
1033
Uitgangvraag 5.2: Is langdurige follow-up (langer dan 12 maanden) van een benigne ovariumcyste/-tumor
1034
beter dan beperkte follow-up (korter dan 12 maanden)?
1035
Er zijn negen onderzoeken geselecteerd voor het beantwoorden van deze uitgangsvraag
1036
(Alcazar, 2005; Aubert, 1998; Auslender, 1996; Castillo, 2004; Conway, 1998; Hoo, 2010;
1037
Kroon, 1995; Nardo, 2003; Valentin, 2002). Voor de zoekverantwoording wordt verwezen
1038
naar bijlage 5.5 en voor de evidencetabel naar bijlage 6.5.2.
1039
Er werden geen RCT’s of vergelijkende observationele onderzoeken gevonden over dit
1040
onderwerp. Er zijn alleen observationele cohortstudies gevonden. In deze onderzoeken werd
1041
er chirurgische geïntervenieerd bij groei van de cyste, het ontstaan van klachten en/of bij
1042
stijging van het CA-125. Geen enkel onderzoek voert een rechtstreekse vergelijking uit
1043
tussen korter of langer dan 12 maanden follow-up. Het merendeel van deze onderzoeken
1044
kwamen al naar voren in uitgangsvraag 5.1.
1045 1046
Premenopauzale patiënt
1047
Twee van de geïncludeerde studies hebben een expectatief beleid bij premenopauzale
1048
vrouwen met benigne ovariumcysten onderzocht (Alcazar, 2005; Hoo, 2010).
1049
In de prospectieve studie van Alcazar (2005) werden 120 premenopauzale vrouwen met een
1050
benigne uitziend vergroot ovarium met een maximale diameter van <6 cm bij echoscopie en
1051
serum CA-125 <65 IU/ml expectatief vervolgd. De mediane duur van follow-up bedroeg 42
1052
maanden (bereik: 18-94 maanden). Tien cysten (8.3%) verdwenen spontaan in een tijdbestek
1053
met een mediaan van 34 maanden (bereik 30-40 maanden). Bij de meeste cysten werd geen
1054
significante toename gezien in de studieperiode, uitgezonderd bij dermoïd cysten; daar werd
1055
wel een significante toename gezien (van een gemiddelde diameter van 3.3 cm tot ongeveer 4
1056
cm) deze groei continueerde ook na de eerste 12 maanden.
1057
In de retrospectieve studie van Hoo (2010) werden 93 vrouwen met op de echo vastgestelde
1058
dermoïd cysten expectatief vervolgd. 93.5% van de vrouwen waren premenopauzaal. De
1059
mediane duur van follow-up was 12.6 maanden (bereik: 3-73 maanden). De mediaan van de
1060
maximale diametertoename per maand bedroeg 0.09 mm en de mediane volumetoename
1061
bedroeg 0.09 ml/maand. De groei was relatief constant in de hele studieperiode. Tijdens de
1062
periode van follow-up ondergingen 24 van de 93 vrouwen (25.8%) een chirurgische
1063
interventie. De meeste interventies werden verricht gedurende de eerste 18 maanden van de
1064
periode van follow-up (6 maanden 9/24, 37.5%; 1 jaar 16/24, 66.7% en na 2 jaar 20/24,
1065
83.3%).
1066 1067 1068 40
1069
Postmenopauzale patiënt
1070
Zeven van de geïncludeerde onderzoeken hebben een expectatief beleid bij postmenopauzale
1071
vrouwen met benigne ovariumcysten onderzocht (Aubert, 1998; Auslender, 1996; Castillo,
1072
2004; Conway, 1998; Kroon, 1995; Nardo, 2003; Valentin, 2002).
1073
In het prospectieve onderzoek van Aubert (1998) werd er bij een cohort van 36
1074
postmenopauzale vrouwen een uniloculaire simpele cyste met een diameter kleiner dan 5 cm
1075
expectatief opgevolgd. De gemiddelde duur van follow-up betrof 31.5 maanden (bereik 4-70
1076
maanden). Bij 29 vrouwen (80.3%) bleef de cyste onveranderd; bij vier vrouwen (11.1%) was
1077
de diameter van de cyste afgenomen en bij drie vrouwen (8.3%) was de cyste helemaal
1078
verdwenen. Bij geen enkele patiënte werd groei vastgesteld. In dit onderzoek wordt niet
1079
weergegeven wat de mediane duur tot afname of verdwijning was.
1080
In de prospectieve studie van Auslender (1996) werden 51 postmenopauzale vrouwen
1081
geïncludeerd die bij echoscopisch onderzoek een uniloculaire simpele ovariumcyste kleiner
1082
dan 5 cm hadden. De gemiddelde follow-up was 31 maanden (bereik: 3-71 maanden). Aan
1083
het eind van het onderzoek was de gemiddelde diameter van de cysten afgenomen met 0.3
1084
cm, dit was niet significant (p=0.026). De textuur van de cysten bleef bij alle patiënten
1085
onveranderd en bij niemand trad ascites op. In 34 patiënten werd het CA-125 vervolgd. In al
1086
deze 34 patiënten bleef het CA-125 normaal. Wanneer het percentage groei of afname werd
1087
uitgezet naar de tijd dat de patiënte werd opgevolgd, werd er geen verschil in groei of afname
1088
gezien tussen patiënten die kort of lang werden opgevolgd.
1089
In het prospectieve onderzoek van Castillo (2004) werden 104 asymptomatische
1090
postmenopauzale vrouwen met een simpele uniloculaire ovariumcyste tot 10 cm opgevolgd
1091
met transvaginaal echoscopisch onderzoek. Bij de 104 vrouwen die werden gevolgd
1092
verdween de cyste spontaan bij 46 vrouwen (44%, mediane follow-up 42 maanden, bereik 6-
1093
87 maanden). De cyste was bij 74% van deze vrouwen binnen twee jaar verdwenen. Deze
1094
groep was significant korter menopauzaal (p=0.001). Bij 14 vrouwen (30%) werd gedurende
1095
de periode van follow-up in totaal 15 nieuwe cysten ontdekt. Van deze cysten verdween 67%
1096
spontaan binnen de 12-18 maanden. Van de 58 vrouwen die een persisterende cyste hadden
1097
gedurende de periode van follow-up (gemiddelde duur van follow-up 48 maanden, bereik: 6-
1098
90 maanden) bleef 69.6% onveranderd, 17.2% nam toe in grootte en 17.2% nam af in
1099
grootte.
1100
In het prospectieve onderzoek van Conway (1998) werden simpele cysten kleiner dan 5 cm
1101
expectatief opgevolgd bij 116 vrouwen. Bij 27 vrouwen (23.3%) verdween de cyste spontaan
1102
(56% in de eerste 6 maanden en alle binnen 2 jaar follow-up); bij 69 vrouwen (59.5%) bleef
1103
de cyste bestaan. Er is niet aangegeven hoeveel cysten verdwijnen tussen 6-12 maanden
1104
follow-up en tussen 12-24 maanden. 41
1105
In het onderzoek van Kroon (1995) werden retrospectief 83 postmenopauzale vrouwen met
1106
een simpele ovariumcyste met een diameter kleiner dan 5 cm onderzocht. In dit onderzoek
1107
wordt geen mediane of gemiddelde follow-up aangegeven; het bereik bedroeg 1-9 jaar. Bij 12
1108
vrouwen (37.5%) in deze groep verdween de cyste spontaan; bij zeven vrouwen was de cyste
1109
diameter afgenomen en bij vier vrouwen was er geen verandering van de cyste. Er was bij
1110
één vrouw een groei van de cyste van 25 naar 30 mm in diameter. Groei, afname of
1111
verdwijnen van de cyste werden ook na het eerste jaar follow-up vastgesteld en kon tot 9 jaar
1112
na diagnose optreden.
1113
In het prospectieve onderzoek van Nardo (2003) werd bij 226 postmenopauzale vrouwen
1114
met een persisterende simpele ovariumcyste kleiner dan 5 cm in diameter en met normale
1115
CA-125 waarden een expectatief beleid gevolgd. Deze vrouwen kregen na een half jaar en
1116
vervolgens jaarlijks (tot maximaal 5 jaar) een echoscopie om veranderingen van de cyste waar
1117
te nemen. In 172 vrouwen (76.1%) trad er geen verandering op in de grootte van de cysten.
1118
In de overige 54 vrouwen was de cyste in diameter toegenomen tijdens de follow-up. Deze
1119
groei werd bij 39% gevonden bij de 2e controle bij 18 maanden en bij 61% bij de controle bij
1120
30 maanden. Al deze vrouwen ondergingen een chirurgische interventie en bij 2 van hen
1121
(3.7% en dus 0.9% in de gehele studiepopulatie van 226 vrouwen gedurende de hele periode
1122
van follow-up) werd een FIGO stadium 1B ovariumcarinoom gevonden (beiden hadden een
1123
verhoogd CA-125 level en gastro-intestinale klachten bij de 2de controle bij 18 maanden
1124
follow-up).
1125
In het prospectieve onderzoek van Valentin (2002) werden 134 postmenopauzale vrouwen
1126
met een benigne uitziende cyste (kleiner dan 7 cm) gevolgd. De mediane periode van follow-
1127
up bedroeg 3 jaar (bereik: 0.3-8 jaar). Bij 39 patiënten (29%) verdween de cyste spontaan
1128
gedurende follow-up; bij 18 vrouwen (13%) ontstond een nieuwe cyste gedurende de follow-
1129
up en bij 65 vrouwen (49%) was er geen verandering van de cyste gedurende follow-up. Bij
1130
twee patiënten groeide de cyste, wat werd geconstateerd na 2 en 4,5 jaar follow-up.
1131 1132
Uitgangsvraag 5.3: Welke benadering, laparoscopiehlaparotomie of een aspiratie/ fenestratie, verdient de
1133
voorkeur bij de behandeling van een vergroot ovarium met benigne aspect, gelet op de volgende uitkomsten: 1.
1134
(in)complete verwijdering van de cyste, 2. Peroperatieve complicaties: spill, conversie tot laparotomie, darm-
1135
en/of ureterletsel, 3. Postoperatieve complicaties: infecties, postoperatieve pijnklachten? 4. Opname duur en
1136
hervatting van werkzaamheden?
1137
Er werd één systematische review geselecteerd voor het beantwoorden van de uitgangsvraag
1138
5.3 (Medeiros, 2009). Voor de zoekverantwoording wordt verwezen naar bijlage 5.5.3 en
1139
voor de evidencetabel naar bijlage 6.5.3. 42
1140
Er werden in deze systematische review twaalf gerandomiseerde onderzoeken geïncludeerd
1141
die laparoscopische behandeling voor een vergroot adnex met een benigne aspect hebben
1142
vergeleken met een (mini)laparotomische behandeling.
1143
Negen
1144
laparotomische behandeling (n=482) en drie onderzoeken met een mini-laparotomie (incisie
1145
3-7 cm) (n=287) voor een vergroot adnex met een benigne aspect. Deze onderzoeken
1146
werden in drie groepen onderverdeeld: 1. ovariumtumor met benigne aspect niet nader
1147
gespecificeerd (vijf RCT’s, n=328); 2. dermoïd cysten (drie RCT’s n=112) en 3.
1148
endometriosecysten (één RCT, n=32). De derde groep, endometriosecysten, valt buiten het
1149
bestek van deze richtlijn en zal niet verder worden besproken.
onderzoeken
hebben
laparoscopische
behandeling
vergeleken
met
een
1150 1151
Groep 1: Vergoot ovarium met benigne aspect niet nader gespecificeerd (zie GRADE tabel 5.3.1)
1152
Incomplete verwijdering cyste/recidief cyste
1153
Er werd geen verschil gevonden in het risico op een recidief (6-12 maanden na de operatie)
1154
tussen de laparoscopische en de laparotomische cystectomie voor cysten met benigne aspect
1155
van < 10 cm. Er zijn geen studies die beschrijven of de cyste compleet werd verwijderd en of
1156
dit in relatie staat met de kans op recidief.
1157 1158
Perioperatieve complicaties
1159
Als alle complicaties worden samengenomen is er een gepoolde OR van 0.30 (95% BI 0.18-
1160
0.53) ten gunste van de laparoscopische behandeling. Dit komt vooral door een hoger aantal
1161
UWI, urineretentie en wondinfecties in de (mini)laparotomie groep. Ureter- en darmlaesies
1162
en haematomen kwamen niet voor. Incidentie in blaaslaesies en vaatschade bereikten geen
1163
significant verschil.
1164 1165
Postoperatieve complicaties
1166
Er werd geen verschil gevonden in het risico op wondinfectie of urineweginfectie of trombo-
1167
embolie tussen de laparoscopische en de laparotomische ingreep.
1168
Er was significant minder koorts of urineretentie postoperatief bij de laparoscopische
1169
behandeling met OR’s van respectievelijk 0.37 (95% BI 0.18-0.76) en 0.12 (95% BI 0.02-
1170
0.89).
1171 1172
Postoperatieve pijnklachten
1173
De laparoscopische ingreep gaf significant minder pijnklachten postoperatief dan de
1174
laparotomische ingreep (OR -2.25; 95% BI -2.94 tot -1.56). De patiënten die een
1175
laparoscopische behandeling hadden ondergaan waren significant eerder pijnvrij 24-48 uur 43
1176
postoperatief (OR 5.87; 95% BI 3.48-9.90) en verbleven significant korter in het ziekenhuis
1177
(OR -2,91; 95% BI -3.28 tot -2.55).
1178 1179
Groep 2: Dermoïd cysten (zie GRADE tabel 5.3.2)
1180
Incomplete verwijdering cyste/recidief operatie
1181
Eén kleine studie beschreef de uitkomst recidief cyste 6-12 maanden postoperatief: er
1182
werden geen recidiven gevonden.
1183 1184
Peri- en postoperatieve complicaties
1185
Er werden geen verschillen gevonden in peroperatieve complicaties tussen laparoscopische
1186
en laparotomische behandeling van een dermoïd cyste (OR 0.13; 95% BI 0.01-2.13).
1187
Eén patiënte kreeg koorts postoperatief na een laparoscopische behandeling van een
1188
dermoïd cyste. Er werd bij verder niemand een complicatie waargenomen (UWI, urine
1189
retentie, wondinfectie).
1190 1191
Postoperatieve pijnklachten
1192
De laparoscopische ingreep gaf significant minder pijnklachten postoperatief dan de
1193
laparotomische ingreep (OR -2.40; 95% BI -2.79 tot -2.01).
1194
De patiënten die een laparoscopische behandeling hadden ondergaan waren eerder pijnvrij
1195
24-48 uur postoperatief (OR 10.68; 95% BI 4.55-25.06).
1196 1197 1198
Fenestratie en Aspiratie
1199
In totaal werden zes studies geselecteerd voor het beantwoorden van deze uitgangsvraag 5.3
1200
(Jansen, 1997; Hasson, 1990; Dordoni, 1993; Lipitz, 1992; Larsen, 1986; Zanetta, 1996). Zie
1201
bijlage 5.5 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.5.3 voor de evidencetabel.
1202 1203 1204
Fenestratie
1205
In de prospectieve cohortonderzoeken van Hasson (1990) en Larsen (1986) is de
1206
therapeutische behandeling met laparoscopische fenestratie onderzocht bij respectievelijk 83
1207
en 19 vrouwen met een benigne adnexcyste. Er werd geen maligniteit gevonden. Er traden
1208
geen peri- en/of postoperatieve complicaties op. In beide onderzoeken werd één recidief
1209
gevonden in respectievelijk 56 en 18 vrouwen.
1210 1211 44
1212
Aspiratie
1213
Kans verdwijnen cyste na aspiratie
1214
In een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek van Zanetta (1996) werd geen verschil
1215
gevonden in het percentage verdwijnen van een adnexcyste met benigne aspect (4-7 cm in
1216
diameter) bij 278 vrouwen tussen een expectatief beleid of een (vaginale of transabdominale)
1217
‘Fine Needle aspiratie’ (FNA).
1218
Bij multivariate analyse werd alleen de diameter van de cyste als prognostische factor
1219
gevonden voor resolutie.
1220 1221
Recidief kans na aspiratie
1222
In twee prospectieve onderzoeken van Dordoni (1993) en Lipitz (1992) is de recidief kans na
1223
aspiratie van een benigne adnexcyste onderzocht.
1224
In het onderzoek van Dordoni, waar bij zowel uni- als multiloculaire cysten en complexe
1225
cysten een aspiratie werd verricht, was het recidief percentage drie maanden na de aspiratie
1226
65%.
1227
In het onderzoek van Lipitz betrof het percentage recidiven 36 maanden na aspiratie 54% bij
1228
echogeleide aspiratie en 30% bij aspiratie met laparoscopie. Er waren geen significante
1229
verschillen tussen de vrouwen met en zonder recidief wat betreft de leeftijd, pariteit,
1230
ovariumcyste in de voorgeschiedenis, de diameter van de cyste en het volume en type
1231
aspiratievloeistof.
1232 1233
Diagnostische waarde van aspiratie
1234
In het prospectieve onderzoek van Jansen (1997) betrof de discriminerende waarde van
1235
aspiratie tussen benigne en maligne cysten 65% (95% BI 80-97%), met een sensitiviteit van
1236
91% (95% BI 52-77%) en een specificiteit van 67% (22-96%). De predictieve waarde voor
1237
een correcte histologische diagnose was 42% (95% BI 29-55%). De prospectieve studie van
1238
Dordoni (1993) vond een sensitiviteit van 40% en een specificiteit van 100%.
1239 1240
Grade tabellen
1241
Uitgangsvraag 5.1: Beoordeling van studiekwaliteit Kwaliteit Aantal Studie Studie Inconsistentie studies ontwerp beperkingen Groei van de cyste Observationele Geen ernstige Geen ernstige 10 studies1-10 beperkingen inconsistentie Complicaties van de in situ gelaten cyste; ruptuur 2 Observationele Geen ernstige Geen ernstige
Indirectheid
Imprecisie
Andere opmerkingen
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie8
Geen
ZEER LAAG
Geen ernstige
Ernstige
Geen
ZEER
45
studies1,6 beperkingen inconsistentie indirectheid Complicaties van de in situ gelaten cyste; torsie Observationele Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige 2 studies1 beperkingen inconsistentie indirectheid Complicaties van de in situ gelaten cyste; inklemming Observationele Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 studies1 beperkingen inconsistentie indirectheid Complicaties van de in situ gelaten cyste; risico op maligniteit Observationele Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige 7 studies1,3-5,7,8,10 beperkingen inconsistentie indirectheid Risico op interventie bij initieel expectatief beleid. Observationele Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige 6 studies3-6,8,9 beperkingen inconsistentie indirectheid 1 Alcazar; aantal events 120, 9% lost to follow up 2 Aubert; aantal events 36 3 Castillo; aantal events 104, 30.6% lost to follow up 4 Conway; aantal events 98, 17.2% lost to follow up 5 Goldstein; aantal events 48, mogelijke selectie bias, 12.5 lost to follow up 6 Hoo; aantal events 93 7 Kroon; aantal events 40 8 Nardo; aantal events 226, underpowered 9 Valentin; aantal events 134 10 Wang; aantal events 43
1242 1243 1244 1245 1246 1247 1248 1249 1250 1251 1252 1253
imprecisie1,6
LAAG
Ernstige imprecisie1,6
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie1,6
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie8
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie8
Geen
ZEER LAAG
Uitgangsvraag 5.2: Beoordeling van kwaliteit Kwaliteit Aantal studies 2
Studie Andere Inconsistentie Indirectheid Imprecisie beperkingen opmerkingen Complicaties, maligniteit bij expectatief beleid vergroot ovarium bij premenopauzale vrouwen
Studie ontwerp Observationele studies1
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid2
Ernstige imprecisie3
ZEER LAAG
Geen
Complicaties, maligniteit bij expectatief beleid vergroot ovarium bij postmenopauzale vrouwen 7
1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262 1263
Observationele studies4
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie5
ZEER LAAG
Geen
1 Alcazar
2005 prospectief, Hoo 2010 retrospectief; geen vergelijkende observationele studies. Geen ernstige indirectheid, maar in de studie van Hoo betreft het vrouwen met alleen dermoid cysten en in de studie van alcazar zijn het alle benigne cysten bij elkaar. 3 Totale studiepopulatie in deze 2 studies was 213 (120+93), kleine onderzoeksgroep. 4 Aubert 1998, Auslender 1996, Castillo 2004, Conway 1998, Nardo 2003 en Valentin 2002 prospectief, Kroon 1995 retrospectief; geen vergelijkende observationele studies. 5 De studies zijn geen vergelijkende studies en geven in de meeste gevallen geen effectgrote aan van de resultaten, daarnaast ligt de grote van de studiepopulaties tussen de 36 - 226. Ivm heterogeniteit in follow-up duur, gekozen uitkomstmaten is poolen niet mogelijk. 2
1264
Uitgangsvraag 5.3:
1265 1266 1267
Tabel 5.3.1: Gebaseerd op systematische review van Medeiros (2009). Groep 1: Vergoot ovarium met benigne aspect niet nader gespecificeerd Samenvatting van resultaten
Beoordeling van studiekwaliteit Studie Studie N Inconsistentie Indirectheid Imprecisie ontwerp beperkingen Laparoscopie vs. Laparotomie: Incomplete verwijdering/recidief 6-12 maanden 2 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 1 Laparoscopie vs. Laparotomie: perioperatieve + postoperatieve complicaties 5 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, koorts 5 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, infectie wond
Aantal patiënten Andere opmerkingen Geen Geen Geen
Effect* OR (95% BI)
Kwaliteit
I
C
1/54
1/54
1.00 (0.06-16.33)
MATIG
20/164
50/164
0.30 (0.18-0.53)
HOOG
10/164
25/164
0.37 (0.18-0.76)
HOOG
46
5
RCT
Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, UWI 5 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, Urine retentie 5 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve pijn (VAS, gemiddelde) 2 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie
Geen Geen Geen
1/164
6/164
0.23 (0.05-1.05)
HOOG
2/164
7/164
0.30 (0.08-1.16)
HOOG
0/164
4/164
0.12 (0.02-0.89)
HOOG
72
70
-2.25 (-2.94 - 1.56)
HOOG
Geen
Laparoscopie vs. Laparotomie: pijnvrij 24-48 uur postoperatief 5 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen 5.87 70/120 20/120 beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie (3.48-9.90) 1268 N= Aantal geincludeerde onderzoeken per uitkomst in systematische review 1269 I = interventies; C = controles 1270 OR = odds ratio 1271 * met effect wordt het gepoolde effect (meerdere onderzoeken) bedoeld 1 Voor deze uitkomstmaat is gedowngrade op imprecisie ivm kleine onderzoeksgroepen, 40 versus 68 respectievelijk per onderzoek, 1272 1273 dit is ook te zien aan het brede betrouwbaarheidsinterval. Er waren ook maar twee onderzoeken die deze uitkomst beschreven.
1274 1275 1276
Tabel 5.3.2: Gebaseerd op systematische review van Medeiros (2009). Groep 2: dermoïd cysten. Samenvatting van resultaten
Beoordeling van studiekwaliteit
Aantal patiënten
Studie Studie Andere N Inconsistentie Indirectheid Imprecisie ontwerp beperkingen opmerkingen Laparoscopie vs. Laparotomie: Incomplete verwijdering/recidief 6-12 maanden 1 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 1 Laparoscopie vs. Laparotomie: perioperatieve en postoperatieve complicaties 3 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen beperkingen 2 inconsistentie indirectheid imprecisie 2 Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, koorts 3 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 2 Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve complicatie, infectie wond, UWI, Urine retentie 3 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 2 Laparoscopie vs. Laparotomie: postoperatieve pijn (VAS, mean) 1 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 1
Effect* OR (95%BI)
Kwaliteit
I
C
0/15
0/16
-
MATIG
0/62
2/60
0.13 (0.01-2.13)
MATIG
0/62
1/60
0.14 (0.00-6.82)
MATIG
0/62
0/60
-
MATIG
22
22
-2.40 (-2.79 - 2.01)
MATIG
Laparoscopie vs. Laparotomie: pijnvrij 24-48 uur postoperatief 2 RCT Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen 10.68 31/42 6/42 beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie 3 (4.55-25.06) 1277 N= Aantal geincludeerde onderzoeken per uitkomst in systematische review 1278 I = interventies; C = controles 1279 OR = odds ratio 1 Er was maar één onderzoek voor deze uitkomstmaat, met een kleine onderzoekspopulatie in de interventie en de controlegroep. Op 1280 1281 basis hiervan werd er gedowngrade op imprecisie. Waardoor de kwaliteit van bewijs afneemt van hoog naar matig 2 Mogelijk underpowered omdat het aantal events zeer minimaal is. Voor deze uitkomstmaat is gedowngrade op imprecisie ivm 1282 1283 kleine onderzoeksgroepen. 62 versus 60 in totaal. 3 Voor deze uitkomstmaat is gedowngrade op imprecisie ivm kleine onderzoeksgroepen, 42 versus 42 in totaal, dit is ook te zien aan 1284 1285 het brede betrouwbaarheidsinterval.
1286 1287
HOOG
Tabel 5.3.3: Beoordeling van studiekwaliteit Kwaliteit Aantal Studie ontwerp studies Fenestratie
Studie beperkingen
Ernstige beperkingen 1 Aspiratie: Verdwijnen van cyste na aspiratie 1 RCT 2 Geen ernstige 2
Observationeel 1
Andere opmerkingen
Inconsistentie
Indirectheid
Imprecisie
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Geen
ZEER LAAG
Geen ernstige
Geen ernstige
Ernstige
Geen
MATIG
47
MATIG
beperkingen
inconsistentie
indirectheid
imprecisie
Ernstige beperkingen 3
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Geen ernstige imprecisie
Aspiratie: Recidief kans 2
Observationeel 3
Geen
ZEER LAAG
Aspiratie: Diagnostische waarde Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ZEER beperkingen 4 inconsistentie indirectheid imprecisie LAAG 1 Twee niet-vergelijkende prospectieve onderzoeken (Hasson, 1990; Larsen, 1986). Er werd gedowngrade op studie beperkingen als selectiebias en het niet corrigeren voor en weergeven van belangrijke confounders. 2 RCT Zanetta (1996). Er werd gedowngrade op imprecisie omdat er maar één onderzoek beschikbaar was voor deze uitkomst. 3 Twee prospectieve onderzoeken (Dordoni,1993; Lipitz, 1992). Er werd gedowngrade op studie beperkingen als selectiebias en het niet corrigeren voor en weergeven van belangrijke confounders. 4 Twee prospectieve onderzoeken (Dordoni,1993; Jansen, 1997). Er werd gedowngrade op studie beperkingen als selectiebias en het niet corrigeren voor en weergeven van belangrijke confounders. 2
1288 1289 1290 1291 1292 1293 1294 1295
Observationeel 4
1296
Conclusies uit de literatuur
1297
Uitgangsvraag 5.1 Bij premenopauzale patiënten met een simpele ovariumcyste werden geen maligniteiten aangetoond. Bij postmenopauzale patiënten met een Kwaliteit van
uniloculaire cyste kleiner dan 5 cm werden evenmin maligniteiten
bewijs:
aangetoond. Het risico is licht gestegen wanneer een postmenopauzale
ZEER LAAG
patiënte een cyste heeft die groter is dan 5 cm, maar het risico blijft zeer laag. Alcazar 2005, Aubert 1998, Castillo 2005, Conway 1998, Goldstein 1989, Kroon 1995, Nardo 2003, Valentin 2002
1298 Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Bij multiloculaire cysten met benigne aspect worden geen maligniteiten beschreven, noch bij pre- noch bij postmenopauzale patiënten. Patiëntenaantallen zijn echter laag. Alcazar 2005, Valentin 2002, Wang 2012
1299 Kwaliteit van bewijs:
Dermoïd cysten vertonen een groei van 1-2 mm/jaar en verdwijnen niet spontaan.
ZEER LAAG
Hoo 2010
Kwaliteit van
Complicaties van een ovariumcyste als ruptuur, torsie of inklemming
1300 bewijs: ZEER LAAG
lijken zeldzaam en werden in de geselecteerde studies niet geobserveerd. Alcazar 2005, Hoo 2010
1301 1302
Uitgangsvraag 5.2: Kwaliteit van Tot meerdere jaren na diagnose kan een simpele cyste nog van omvang bewijs:
veranderen (groei, afname of verdwijnen). In de beschreven studies is het
ZEER LAAG risico op groei echter klein (spreiding 0-23.9%) en de kans dat een cyste 48
stabiel blijft, afneemt of verdwijnt is in alle studies consistent groter. Kroon 1995, Nardo 2003, Valentin 2002
1303 Kwaliteit van Ook na een follow-up van 12 maanden zal een dermoïd cyste verder bewijs: ZEER LAAG
groeien met een groei van 1-2 mm/jaar. Alcazar 2005, Hoo 2010
1304 De ovariumcarcinomen die tijdens follow-up ontdekt werden, werden bij Kwaliteit van start van de follow-up ontdekt (1ste of 2de echografische controle) en de bewijs: detectiekans neemt niet toe bij een langere periode van follow-up. ZEER LAAG
Alcazar 2005, Aubert 1998, Auslender 1996, Castillo 2004, Conway 1998, Hoo 2010, Kroon 1995, Nardo 2003, Valentin 2002
1305 1306
Uitgangsvraag 5.3:
In vergelijking met een laparotomische behandeling zijn bij een laparoscopische behandeling van een vergroot ovarium met benigne aspect kleiner dan 10 cm: Kwaliteit van bewijs: HOOG
significant minder peri- en postoperatieve complicaties (specifiek urineretentie en koorts);
-
minder postoperatieve pijnklachten;
-
geen verschil in de kans op een recidief van de cyste na 6-12 maanden;
-
een significant kortere ziekenhuis opname;
-
geen significant verschil in specifieke postoperatieve complicaties zoals UWI en wondinfectie.
Medeiros 2009
1307 Dermoïd cyste: Er is geen verschil tussen laparoscopische en laparotomische behandeling Kwaliteit van
in de kans op een recidief van de cyste na 6-12 maanden.
bewijs: LAAG
Er is geen verschil tussen laparoscopische en laparotomische behandeling in specifieke postoperatieve complicaties zoals UWI en wondinfectie. Medeiros 2009
1308
49
Fenestratie Fenestratie als behandeling van een adnexcyste met benigne aspect heeft lage complicatie- en recidief risico’s Kwaliteit van
Hasson 1990, Larsen 1986
bewijs: ZEER LAAG
Aspiratie Aspiratie als diagnotisch instrument heeft een lage sensitiviteit. In de behandeling van een ovariumcyste heeft aspiratie een hoge recidief kans. Dordoni 1993, Jansen 1997, Larsen 1986, Zanetta 1996
1309 1310
Overwegingen
1311
Uitgangsvraag 5.1:
1312
Er bestaan geen gerandomiseerde onderzoeken over deze onderzoeksvraag, enkel
1313
retrospectieve en prospectieve cohortonderzoeken. Dit maakt de kwaliteit van bewijskracht
1314
laag. Bij gebrek aan rechtstreeks vergelijkende onderzoeken (expectatief versus chirurgie) is
1315
het moeilijk om beide groepen rechtstreeks met elkaar te vergelijken en dus kan enkel
1316
indirecte
1317
postmenopauzale patiënten; een minderheid aan onderzoeken onderzocht premenopauzale
1318
patiënten. Er moet dus opgepast worden om de resultaten te veralgemeniseren naar deze
1319
groep van patiënten.
bewijskracht
gebruikt
worden.
De
meeste
onderzoeken
includeerden
1320 1321
Potentiële voordelen van een expectatief beleid zijn: (a) een kostenreductie (follow-up versus
1322
chirurgie); (b) het vermijden van een operatieve ingreep en de morbiditeit die hieruit kan
1323
voortvloeien; (c) het sparen van het ovarium in geval van (toekomstige) zwangerschapswens
1324
bij premenopauzale patiënten en (d) het vermijden van risicovolle ingrepen bij patiënten met
1325
al bestaande comorbiditeit.
1326
De potentiële voor- en nadelen moeten worden afgewogen. Deze nadelen zijn: (a) risico op
1327
complicaties (torsie, ruptuur, en inklemming) bij afwachtend beleid; (b) risico op het missen
1328
van maligniteiten die dan niet tijdig geopereerd worden en (c) het feit dat een deel van de
1329
patiënten uiteindelijk toch een ingreep krijgt waardoor de kosten hoger liggen (kosten van
1330
ingreep bij onmiddellijke chirurgie versus kosten van follow-up plus ingreep indien eerst
1331
opgevolgd wordt). Uit de literatuur blijkt dat bij asymptomatische patiënten die expectatief
1332
opgevolgd worden het risico op complicaties en het ontwikkelen van een maligniteit zeer laag
1333
is. We gaan er vanuit dat de kosten en baten van follow-up en chirurgie bij een beperkte
1334
groep van patiënten niet opwegen tegen de kosten en baten van enkel chirurgie bij alle
1335
patiënten. Daarom gaan de voordelen zwaarder wegen dan de nadelen. Hier moet echter 50
1336
opgemerkt worden dat er nooit kosteneffectiviteitstudies uitgevoerd zijn om dit te
1337
onderbouwen.
1338 1339
Het valt op dat bij ongeveer een derde van de patiënten bij wie voor een expectatief beleid
1340
gekozen werd uiteindelijk toch een ingreep wordt uitgevoerd (Castillo, 2004; Conway, 1998;
1341
Goldstein, 1989; Hoo, 2010; Nardo, 2003; Valentin, 2002). Bij de helft van deze patiënten
1342
wordt dit gedaan omwille angst bij arts of patiënt. Goede voorlichting (informatiebrochures)
1343
voor zowel arts als patiënt zou het aantal interventies nog kunnen verlagen. Hierdoor kunnen
1344
de kosten verder verlaagd worden. Anderzijds kan men bij angstige maar verder
1345
asymptomatische patiënten of asymptomatische patiënten met een sterk uitgesproken
1346
voorkeur overwegen om niet voor een expectatief beleid te kiezen gezien de grote kans dat
1347
uiteindelijk toch nog een ingreep uitgevoerd wordt.
1348 1349
Dermoïd cysten vormen een bijzondere categorie van ovariële cysten. Deze cysten
1350
verdwijnen niet spontaan en globaal gezien groeien ze gemiddeld 1-2 mm/jaar (Hoo, 2010).
1351
In het onderzoek van Hoo (2010) werd uiteindelijk toch een ingreep uitgevoerd bij een kwart
1352
van de patiënten. De mediane follow-up in dit onderzoek was relatief kort: mediaan 12.6
1353
maanden (spreiding 7.6–29.3 maanden). Van de patiënten die uiteindelijk een ingreep
1354
ondergingen gebeurde dit bij 66.7% van de patiënten binnen het eerste jaar en bij 83.3% van
1355
de patiënten binnen de eerste 2 jaar. Mogelijk kan bij een langere mediane follow-up (met
1356
mogelijkheid van bijkomende groei van de dermoïd cysten) de incidentie van ingrepen nog
1357
verder stijgen en is het percentage dat in dit onderzoek vermeld wordt een onderschatting.
1358
Naarmate men langer wacht kan de cyste ook groter worden waardoor een laparoscopische
1359
ingreep moeilijker wordt.
1360 1361
Het feit dat geen complicaties werden vastgesteld (noch bij simpele cysten, noch bij dermoïd
1362
cysten, noch bij benigne uitziende cysten) in de groep van patiënten met een expectatief
1363
beleid wil niet zeggen dat deze complicaties niet voorkomen. Vermoedelijk is er een
1364
selectiebias: de patiënten die zich presenteren met torsie/ruptuur van een ovariële
1365
cyste/massa krijgen onmiddellijk een ingreep en dus nooit een expectatief beleid. Slechts een
1366
klein percentage van patiënten die oorspronkelijk asymptomatisch zijn zullen na verloop van
1367
tijd klachten ontwikkelen waardoor een ingreep noodzakelijk is (Castillo, 2004; Conway,
1368
1998; Goldstein, 1989; Hoo, 2010; Nardo, 2003; Valentin, 2002). We kunnen dus
1369
veronderstellen dat een minderheid van patiënten die zich primair asymptomatisch
1370
presenteert (zonder klachten en/of complicaties) ooit klachten en/of complicaties
1371
ontwikkelt. 51
1372 1373
Uitgangsvraag 5.2:
1374
Ook voor de beantwoording van de vraag of een langdurige follow-up beter is dan een
1375
kortere follow-up waren er alleen observationele onderzoeken beschikbaar. Het voordeel van
1376
langdurige follow-up zou vooral zijn dat maligne ontaarding van een cyste tijdig wordt
1377
ontdekt. Overigens lijken er geen voorlopers van het ovariumcarcinoom te zijn.
1378
De incidentie van maligniteiten bij uniloculaire cysten bij postmenopauzale vrouwen is echter
1379
zeer laag: in de UKCTOC screening-trial was deze 0.004% (vier ovariumcarcinomen en vijf
1380
borderline tumoren) (Sharma, 2012). Ook in de gevonden studies bleek de incidentie van
1381
maligniteiten laag en werden slechts drie casussen gevonden. Bij al deze casussen rees de
1382
verdenking op een maligniteit bij de 1e of 2e controle en werd de maligniteit in een vroeg
1383
stadium ontdekt. Het lijkt daarom met name van belang om in het 1e consult een goede
1384
differentiatie te maken tussen benigne en (verdenking op) maligne ovariumtumoren.
1385 1386
Uniloculaire cysten: De meeste bestudeerde onderzoeken handelen over uniloculaire cysten
1387
kleiner dan 5 cm. Op basis van de beschikbare literatuur kan geconcludeerd worden dat deze
1388
cysten zelden kwaadaardig zijn of worden. Bij langdurige follow-up blijkt het aantal
1389
ovariumcarcinomen niet toe te nemen, net zo min als het aantal complicaties (uitgangsvraag
1390
5.1), zowel voor premenopauzale patiënten als voor postmenopauzale patiënten. De (on-)zin
1391
van langdurige echoscopische controles zonder enige baat is discutabel. Hier bestaan geen
1392
kosteneffectiviteitstudies over, maar ongetwijfeld zullen de baten niet opwegen tegen de
1393
kosten. Uniloculaire cysten kleiner dan 5 cm behoeven daarom geen opvolging. Indien de
1394
patiënte nieuwe klachten ontwikkelt, is het echter aangeraden om de cyste te herevalueren
1395
omdat cysten ook na meerdere jaren nog van grootte kunnen veranderen. Een herziening
1396
van het beleid kan dan noodzakelijk zijn.
1397
Slechts een beperkt aantal onderzoeken handelt over uniloculaire cysten groter dan 5 cm.
1398
Ook in deze groep van patiënten worden geen complicaties beschreven, noch in de pre-
1399
noch in de postmenopauzale groep. Bij premenopauzale patiënten werden geen maligniteiten
1400
beschreven tijdens vervolgonderzoek. De enige maligniteiten die beschreven werden waren
1401
bij postmenopauzale patiënten met een cyste groter dan 5 cm. Bij deze cysten werd eerst een
1402
duidelijke groei vastgesteld. Deze groei werd reeds bij de eerste controle vastgesteld (na 18
1403
maanden follow-up). Daarom is het in deze groep van patiënten nuttig om de cyste na 3
1404
maanden te herevalueren; bij geen groei nogmaals 6 maanden later en tenslotte nogmaals 12
1405
maanden later (totale opvolging 21 maanden). Indien geen groei wordt vastgesteld is het
1406
risico op maligniteit zeer klein en kan de opvolging gestopt worden. Bij groei wordt
1407
aangeraden om chirurgisch in te grijpen. Er konden geen studies gevonden worden die een 52
1408
expectatief beleid bij uniloculaire cysten groter dan 10 cm beschreven. Gezien de statistisch
1409
stijgende kans op maligniteit is daarom een chirurgische ingreep aan te raden bij zowel pre-
1410
als postmenopauzale patiënten.
1411 1412
Over de niet uniloculaire cyste met benigne aspect zijn minder gegevens gekend. De meeste
1413
gegevens zijn afkomstig van studies met cysten kleiner dan 5 cm. Aangezien in deze groep
1414
van patiënten geen complicaties of maligniteiten werden beschreven tijdens opvolging,
1415
hoeven deze patiënten geen verdere opvolging te krijgen. Veel minder gegevens zijn bekend
1416
over niet uniloculaire benigne uitziende cyste tussen 5 en 10 cm. Bij premenopauzale
1417
patiënten is er ruimte voor een afwachtend beleid, maar gezien de beperkte gegevens in de
1418
literatuur wordt toch eerst een echografische controle aangeraden na 3 maanden, vervolgens
1419
nogmaals 6 maanden later en tenslotte nogmaals 12 maanden later (totale opvolging 21
1420
maanden). Bij verandering van aspect of grootte kan nog steeds een ingreep overwogen
1421
worden. Indien de cyste onveranderd blijft of kleiner wordt kan een expectatief beleid zonder
1422
echografische controles overwogen worden. Bij postmenopauzale patiënten met een cyste
1423
tussen 5 en 10 cm stijgt statistisch de kans op maligniteit en daarom is een chirurgische
1424
ingreep aan te raden. Hetzelfde geldt voor cysten groter dan 10 cm bij zowel pre- als
1425
postmenopauzale patiënten.
1426
Dermoïd cysten verdwijnen niet spontaan en zullen ook bij langdurige follow-up blijven
1427
groeien. De gemiddelde groei bedraagt 1-2 mm/jaar en is dus traag. Net als andere cysten
1428
veroorzaken dermoïd cysten zelden complicaties en de kans op maligne ontaarding is zeer
1429
klein. Een dermoïd cyste kleiner dan 5 cm kan daarom beter ongemoeid worden gelaten. Een
1430
dermoïd cyste groter dan 10 cm wordt bij voorkeur verwijderd. De kans dat een dermoïd
1431
cyste groter dan 10 cm asymptomatisch is, is bovendien klein. Tussen 5 en 10 cm kan er bij
1432
voorkeur geïndividualiseerd en kunnen andere factoren een rol spelen:
1433
1) Al dan niet bestaande zwangerschapswens: bij patiënten met zwangerschapswens
1434
dient zo lang mogelijk afgewacht te worden om de zwangerschapskans niet te
1435
verminderen. Er zijn geen gegevens gekend of de aanwezigheid van een dermoïd
1436
cyste de zwangerschapskans zou verminderen. Er is wel bewezen dat het uitvoeren
1437
van een cystectomie de ovariële reserve nadelig kan beïnvloeden (Chang, 2010).
1438 1439
2) Snelheid van groei: hoe groter de dermoïdcyste hoe moeilijker het wordt om de ingreep laparoscopisch tot een goed einde te brengen.
1440
3) Menopauzale status: geef voorkeur aan conservatiever beleid bij premenopauzale
1441
patiënten gezien mogelijke kinderwens en om iatrogene menopauze (door uitputting
1442
ovariële reserve of adnexectomie) te voorkomen. 53
1443
4) Comorbiditeit: zeker bij oudere patiënten die volledig asymptomatisch zijn maar met
1444
uitgebreide comorbiditeit kan men het beste een afwachtende houding aannemen.
1445
Uitgebreide voorgaande chirurgie kan het risico op complicaties bij een laparoscopie
1446
ook doen toenemen.
1447
5) Bilateraliteit: in 10-15% van de patiënten ontwikkelt zich een bilaterale of
1448 1449
contralaterale dermoïd cyste (Ayhan, 1971). 6) Voorkeur patiënt: gepaste voorlichting over voor- en nadelen van expectatief beleid
1450 1451
of chirurgie is noodzakelijk. Bij het afwegen van deze factoren kan voor expectatief beleid of chirurgie gekozen worden.
1452 1453
Echolucente multiloculaire cysten zijn eveneens onvoldoende beschreven in de gevonden
1454
studies. Deze cysten hebben een hoger risico maligne te zijn. Indien er bij eerste onderzoek
1455
(zie hoofdstuk 4) geen verdenking op maligniteit is, lijkt het desondanks redelijk om eerder
1456
over te gaan op chirurgie en extra informatie te verzamelen over deze cysten door follow-up.
1457
Ditzelfde geldt voor vrouwen met een familiair verhoogd risico op ovariumcarcinoom.
1458
Tenslotte is het belangrijk vrouwen goed te instrueren bij welke klachten zij terug moeten
1459
komen.
1460 1461
Uitgangsvraag 5.3:
1462
Een laparoscopische ingreep verdient de voorkeur boven een laparotomie. Wel moet de
1463
voorgeschiedenis van een patiënt (eerdere abdominale ingrepen, comorbiditeit, intra-
1464
abdominale infecties) in de besluitvorming worden meegenomen. De ingreep moet worden
1465
uitgevoerd door (of in de aanwezigheid van) een ervaren laparoscopische operateur. Ook in
1466
ervaren handen is er een hoge frequentie van het optreden van spill (bereik: 18%-100%;
1467
Laberge, 2006 18%; Lin, 1995, 100%; Mais, 2003; 35%; Panici, 2007 33%-75%; Yuen, 1997
1468
27%). Dit lijkt bij dermoïd cysten echter vrijwel nooit tot een chemische peritonitis te leiden
1469
mits er adequaat wordt gespoeld na de ingreep. Er zijn geen studies die cystectomie met
1470
oöforectomie voor cystes met een benigne aspect vergelijken. Omdat er een kleine kans
1471
bestaat op unilateraal recidief en een aanzienlijke kans op spill bij cystectomie lijkt het zinvol
1472
om een adnexextirpatie te verrichten bij peri-of postmenopauzale vrouwen. Een exacte
1473
leeftijd vanaf wanneer een adnexextirpatie moet worden verricht kan niet worden gegeven,
1474
maar zal in overleg met patiënte moeten worden bepaald. Indien twijfel bestaat over de
1475
benigniteit van een adnexafwijking is een adnexextirpatie geïndiceerd op elke leeftijd. Bij
54
1476
postmenopauzale vrouwen wordt vaak uit praktische overwegingen besloten tot een
1477
bilaterale adnexextirpatie om een contralateraal recidief te voorkomen.
1478
Over de kosten en operatieduur van laparoscopie wordt wisselend gerapporteerd. Dit zal
1479
mede afhangen van de ervaring van de operateur, de beschikbare (disposable) materialen en
1480
de verschillende kosten van opname en operatietijd per ziekenhuis. De opnameduur is
1481
vrijwel altijd korter na een laparoscopie (Medeiros, 2009). Enkele studies melden ook het
1482
eerder hervatten van de werkzaamheden na laparoscopie wat een economisch voordeel kan
1483
hebben (Yuen, 1997; Hidlebaugh, 1994). Patiënten zijn meer tevreden met het chirurgische
1484
litteken na laparoscopie (Yuen, 1997).
1485 1486
Aanbevelingen Asymptomatisch simpele cyste (zie flow chart 2.5.1, bijlage 2): 4) < 5 cm Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 5) 5-10 cm Premenopauzaal: geen verdere follow-up noodzakelijk. Postmenopauzaal: de werkgroep is van mening dat er ruimte is voor een afwachtend beleid met een echografie na 3 en vervolgens na 6 en na 12 maanden om groei uit te sluiten. Indien geen groei wordt vastgesteld hoeft de cyste niet verder opgevolgd te worden. Bij groei is chirurgie alsnog aan te raden. 6) > 10 cm De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan.
1487 Asymptomatisch benigne uitziende cyste, uitgezonderd simpele cyste, dermoïd cyste en endometrioom (zie flow chart 2.5.2, bijlage 2): 4) < 5 cm Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 5) 5-10 cm Premenopauzaal: de werkgroep is van mening dat er ruimte is voor een afwachtend beleid met een echografische controle na 3 en vervolgens na 6 en na 12 maanden om groei uit te sluiten. Indien geen groei wordt vastgesteld hoeft de cyste niet verder opgevolgd te worden. Bij groei is chirurgie alsnog aan te raden. 55
Postmenopauzaal: de werkgroep is van mening dat een chirurgische ingreep aan te raden is. 6) > 10 cm De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan. 1488 Asymptomatische dermoïd cyste (zie flow chart 2.5.3, bijlage 2): 4) < 5 cm Pre- en postmenopauzale vrouwen hoeven niet verder vervolgd te worden. 5) 5-10 cm Het is aangeraden om de behandeling te individualiseren rekening houdende met zwangerschapswens, menopauzale status, snelheid van groei, comorbiditeit, bilateraliteit en voorkeur van patiënt. 6) > 10 De werkgroep raadt een chirurgische ingreep aan. 1489 Patiënten moeten goed ingelicht worden over het spontaan verloop van benigne ovariële cysten (minderheid groeit, kleine kans op complicaties, kleine kans op maligniteit) om de acceptatie van een afwachtend beleid te vergroten. 1490 Bij niet voor maligniteit verdachte cysten van het ovarium < 10 cm heeft een laparoscopische behandeling de voorkeur. 1491 De kans op spill bij een dermoïd cyste is geen reden om voor laparotomische behandeling te kiezen. Bij spill van een dermoïd cyste dient goed te worden gespoeld. 1492 Aspiratie van een cyste is niet zinvol: er is een hoge kans op recidief en het helpt onvoldoende in de diagnostiek. 1493 Fenestratie van een cyste met benigne aspect kan worden overwogen als er patiëntgebonden of technische redenen zijn om geen cystectomie of adnexextirpatie uit te kunnen voeren. 1494 Bij peri- of postmenopauzale vrouwen heeft een adnexextirpatie de voorkeur boven 56
een cystectomie. 1495 Bij postmenopauzale vrouwen kan een bilaterale adnexextirpatie worden verricht na counseling van de patiënte. 1496 Bij een multicysteus vergroot adnex met lage RMI heeft een adnexextirpatie de voorkeur boven een cystectomie. Dit kan in principe wel laparoscopisch worden verricht. 1497 1498
Literatuur
1499
Alcazar J.L., Castillo G., Jurado M., Garcia G.L. Is expectant management of sonographically
1500
benign adnexal cysts an option in selected asymptomatic premenopausal women? Human
1501
Reproduction 2005 Nov;20(11):3231-4.
1502 1503
Aubert J.M., Rombaut C., Argacha P., Romero F., Leira J., Gomez-Bolea F. Simple adnexal
1504
cysts in postmenopausal women: conservative management. Maturitas 1998 Sep 20;30(1):51-
1505
4.
1506 1507
Auslender R., Atlas I., Lissak A., Bornstein J., Atad J., Abramovici H. Follow-up of small,
1508
postmenopausal ovarian cysts using vaginal ultrasound and CA-125 antigen.[Erratum appears
1509
in J Clin Ultrasound 1996 Jul-Aug;24(6):331]. Journal of Clinical Ultrasound 1996
1510
May;24(4):175-8.
1511 1512
Ayhan A. Aust N Z J Obstet Gynaecol. 1991 Feb;31(1):83-5 en Caruso PA et al.
1513
Cancer.1971;27:343-348.
1514 1515
Castillo G., Alcazar J.L., Jurado M. Natural history of sonographically detected simple
1516
unilocular adnexal cysts in asymptomatic postmenopausal women. Gynecologic Oncology
1517
2004 Mar;92(3):965-9.
1518 1519
Chang H.J. Impact of laparoscopic cystectomy on ovarian reserve: serial changes of serum
1520
anti-Müllerian hormone levels. Fertil Steril. 2010 Jun;94(1):343-9.
1521 1522
Conway C., Zalud I., Dilena M., Maulik D., Schulman H., Haley J. Simple cyst in the
1523
postmenopausal patient: detection and management. Journal of Ultrasound in Medicine 1998
1524
Jun;17(6):369-72.
1525 57
1526
Dordoni D., Zaglio S., Zucca S., Favalli G. The role of sonographically guided aspiration in
1527
the clinical management of ovarian cysts. J Ultrasound Med 1993 Jan;12(1):27-31.
1528 1529
Goldstein S.R., Subramanyam B., Snyder J.R., Beller U., Raghavendra B.N., Beckman E.M.
1530
The postmenopausal cystic adnexal mass: the potential role of ultrasound in conservative
1531
management. Obstetrics & Gynecology 1989 Jan;73(1):8-10.
1532 1533
Hasson H.M. Laparoscopic management of ovarian cysts. Journal of Reproductive Medicine
1534
1990 Sep;35(9):863-7.
1535 1536
Hidlebaugh D., O'Mara P., Conboy E. Salpingo-oophorectomy: clinical and financial
1537
analyses of laparoscopic and open techniques. Journal of the American Association of
1538
Gynecologic Laparoscopists 1994 May;1(3):223-7.
1539 1540
Hoo W.L., Yazbek J., Holland T., Mavrelos D., Tong E.N., Jurkovic D. Expectant
1541
management of ultrasonically diagnosed ovarian dermoid cysts: is it possible to predict
1542
outcome? Ultrasound in Obstetrics & Gynecology 2010 Aug;36(2):235-40.
1543 1544
Jansen F.W., Tanahatoe S., Veselic M., Trimbos B. Laparoscopic aspiration of ovarian cysts:
1545
An unreliable technique in primary diagnosis of (sonographically) benign ovarian lesions.
1546
Gynaecological Endoscopy 1997;6(6):363-7.
1547 1548
Kroon E., Andolf E. Diagnosis and follow-up of simple ovarian cysts detected by ultrasound
1549
in postmenopausal women. Obstetrics & Gynecology 1995 Feb;85(2):211-4.
1550 1551
Laberge P.Y., Levesque S. Short-term morbidity and long-term recurrence rate of ovarian
1552
dermoid cysts treated by laparoscopy versus laparotomy. Journal of Obstetrics &
1553
Gynaecology Canada: JOGC 2006 Sep;28(9):789-93.
1554 1555
Larsen J.F., Pedersen O.D., Gregersen E. Ovarian cyst fenestration via the laparoscope. A
1556
laparoscopic method for treatment of non-neoplastic ovarian cysts. Acta Obstet Gynecol
1557
Scand 1986;65(6):539-42.
1558 1559
Lin P., Falcone T., Tulandi T. Excision of ovarian dermoid cyst by laparoscopy and by
1560
laparotomy. American Journal of Obstetrics & Gynecology 1995 Sep;173(3:Pt 1):t-71.
1561 58
1562
Lipitz S., Seidman D.S., Menczer J., Bider D., Oelsner G., Moran O. Recurrence rate after
1563
fluid aspiration from sonographically benign-appearing ovarian cysts. Journal of
1564
Reproductive Medicine 1992 Oct;37(10):845-8.
1565 1566
Mais V., Ajossa S., Mallarini G., Guerriero S., Oggiano M.P., Melis G.B. No recurrence of
1567
mature ovarian teratomas after laparoscopic cystectomy. BJOG Int J Obstet Gynaecol
1568
2003;110(6):624-6.
1569 1570
Medeiros L.R., Fachel J.M., Garry R., Stein A.T., Furness S. Laparoscopy versus laparotomy
1571
for benign ovarian tumours. [Review] [60 refs][Update in Cochrane Database Syst Rev.
1572
2009;(2):CD004751; PMID: 19370607]. Cochrane Database Syst Rev 2005;(3):CD004751.
1573 1574
Nardo L.G., Kroon N.D., Reginald P.W. Persistent unilocular ovarian cysts in a general
1575
population of postmenopausal women: is there a place for expectant management?
1576
Obstetrics & Gynecology 2003 Sep;102(3):589-93.
1577 1578
Panici PB, Muzii L, Palaia I, Manci N, Bellati F, Plotti F, et al. Minilaparotomy versus
1579
laparoscopy in the treatment of benign adnexal cysts: a randomized clinical study. European
1580
Journal of Obstetrics, Gynecology, & Reproductive Biology 2007 Aug;133(2):218-22.
1581 1582
Sharma A., Apostolidou S., Burnell M., Campbell S., Habib M.,
Menon U. et al. Risk of
1583
epithelial ovarian cancer in asymptomatic women with ultrasound-detected ovarian masses: a
1584
prospective cohort study within the UK collaborative trial of ovarian cancer screening
1585
(UKCTOCS). Ultrasound Obstet Gynecol. 2012 Sep;40(3):338-44.
1586 1587
Valentin L., Akrawi D. The natural history of adnexal cysts incidentally detected at
1588
transvaginal ultrasound examination in postmenopausal women. Ultrasound in Obstetrics &
1589
Gynecology 2002 Aug;20(2):174-80.
1590 1591
Wang S., Johnson S. Prediction of benignity of solid adnexal masses. Archives of
1592
Gynecology & Obstetrics 2012 Mar;285(3):721-6.
1593 1594
Yuen P.M., Yu K.M., Yip S.K., Lau W.C., Rogers M.S., Chang A. A randomized prospective
1595
study of laparoscopy and laparotomy in the management of benign ovarian masses.
1596
American Journal of Obstetrics & Gynecology 1997 Jul;177(1):109-14.
1597 59
1598
Zanetta G., Lissoni A., Torri V., Dalla V.C., Trio D., Rangoni G. Role of puncture and
1599
aspiration in expectant management of simple ovarian cysts: a randomised study. BMJ
1600
1996;313:1110-3.
1601
60
1602
Hoofdstuk 6
Vergroot ovarium in de zwangerschap
1603 1604
Uitgangsvragen:
1605
6.1
1606 1607 1608
Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in situ te laten in de zwangerschap?
6.2
Welke benadering is beter voor de behandeling van een benigne vergroot ovarium tijdens de zwangerschap: laparoscopisch of laparotomisch?
1609
Inleiding
1610
Door echoscopisch onderzoek vroeg in de zwangerschap worden er frequent ovariële cysten
1611
gediagnosticeerd in de zwangerschap. Dit zijn veelal luteale/functionele cysten die spontaan
1612
verdwijnen. Echter een ovariumcyste in de zwangerschap kan ook persisteren en leiden tot
1613
complicaties als torsie, ruptuur, bloeding of inklemming. Een reden om van chirurgie af te
1614
zien zijn risico’s op chirurgische en obstetrische complicaties. In dit hoofdstuk wordt
1615
beschreven hoe groot de risico’s zijn van een expectatief beleid ten opzichte van de risico’s
1616
van chirurgisch ingrijpen. Verder wordt beschreven of er voorkeur is voor een
1617
laparoscopische benadering dan wel laparotomische benadering in de zwangerschap.
1618
Samenvatting van de literatuur
1619
Uitgangsvraag 6.1: Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in situ te
1620
laten in de zwangerschap?
1621
Er zijn 21 onderzoeken geselecteerd voor het beantwoorden van deze uitgangsvraag (Balci,
1622
2008; Bernhard, 2009; Caspi, 2000; Condous, 2004; George, 1997; Katz, 2010; Ko, 2009;
1623
Koo-1, 2011; Koo-2, 2011; Kumai, 2006; Mathevet, 2003; Moore, 1999; Nahar, 2008; Platek,
1624
1995; Ramli, 2009; Schmeler, 2005; Thornton, 1987; Turkcouglu, 2009; Usui, 2000; Yen,
1625
2009; Zanetta, 2003). Zie bijlage 5.6.1 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.6.1 voor de
1626
evidence tabel.
1627 1628
De uitkomsten van deze retrospectieve cohortstudies/caseseries met een matige tot lage
1629
kwaliteit staan samengevat in bijlage 3 (tabel A en B); de grade tabellen staan in deze tekst.
1630
Er zijn geen RCT’s die expectatief beleid met chirurgische interventies bij vergrote ovaria in
1631
de zwangerschap vergelijken. Bij de 21 geïncludeerde onderzoeken is onderscheid gemaakt in
1632
onderzoeken waarbij alle patiënten met (verdenking op) een vergroot ovarium in de
1633
zwangerschap werden geopereerd (Balci, 2008; George, 1997; Ko, 2009; Koo-1, 2011; Koo-
1634
2, 2011; Kumai, 2006; Mathevet, 2003; Moore, 1999; Nahar, 2008; Ramli, 2009; Turkcouglu, 61
1635
2009; Usui, 2000; Yen, 2009) en onderzoeken waarbij in principe een expectatief beleid werd
1636
gevoerd, tenzij er complicaties optraden of als er op basis van echografische bevindingen een
1637
verdenking op maligniteit was (Bernhard, 2009; Caspi, 2000; Condous, 2004; Katz, 2010;
1638
Platek, 1995; Schmeler, 2005; Thornton, 1987; Zanetta, 2003). Voor de foetale
1639
uitkomstmaten (IUVD, tocolyse en vroeggeboorte) en risico maligniteit zijn alle onderzoeken
1640
geïncludeerd. Voor de uitkomstmaten spontane regressie, groei, ruptuur, torsie, bloeding en
1641
inklemming zijn de onderzoeken gebruikt waarbij een expectatief beleid werd gevoerd.
1642 1643
Spontane regressie van de ovariële cyste
1644
Vier onderzoeken beschrijven spontane regressie van de cyste tijdens de zwangerschap
1645
(Bernhard, 2009; Condous, 2004; Thornton, 1987; Zanetta, 2003). Mediaan verdwijnen 61%
1646
van de cysten die tijdens de zwangerschap worden gevonden (min 26%- max 74%). Bernhard
1647
analyseert complexe, multicysteuze adnexa en ovariële cysten groter dan 5 cm. Bij 70/102
1648
(69%) verdwijnt de cyste. Condous beschrijft de grootste groep cysten (n=161), waarvan er
1649
119 spontaan verdwijnen (74%). Thornton beschrijft een spontane regressie van 26%, echter
1650
heeft slechts 84 van de 131 vrouwen met cysten in de zwangerschap echografisch vervolgd.
1651
Er werden 15 cysten <5 cm gezien, welke allemaal weg waren bij volgend onderzoek. Van 39
1652
simpele cysten groter dan 5 cm verdwenen er 19 (49%). Zanetta beschrijft het verdwijnen of
1653
het afnemen van de massa voor >50% bij 42/79 cysten (53.2%). Dit was bij 27/39 (69%)
1654
simpele cysten van max 15 cm (22 waren kleiner dan vijf cm).
1655 1656
Groei van de ovariële cyste/massa
1657
Groei van de cyste wordt slechts in één onderzoek gemeld (Caspi, 2000). Caspi heeft
1658
complete follow-up van 56/63 zwangerschappen. Hierbij werd geen significante toename
1659
van de grootte van de cysten gezien.
1660 1661
Ruptuur van de massa
1662
Drie onderzoeken beschrijven het wel of niet voorkomen van een ruptuur van een ovariële
1663
cyste (Bernhard, 2009; Caspi, 2000; Katz, 2010).
1664
Hierbij werd bij de totaal geïncludeerde 541 vrouwen geen ruptuur van de ovariële cyste
1665
gezien.
1666 1667
Torsie van het ovarium
1668
Zes onderzoeken beschrijven het voorkomen van een torsie van het ovarium (Bernhard,
1669
2009; Caspi, 2000; Condous, 2004; Katz, 2010; Schmeler, 2005; Zanetta, 2003); mediane
1670
incidentie is 3.2% (range 0%-10%). 62
1671
Bernhard heeft 320 vrouwen gediagnosticeerd met een simpele cyste <5 cm en 102 vrouwen
1672
met een complexe/multicysteuze/>5 cm massa. Geen van de vrouwen met een simpele
1673
cyste hebben een torsie gehad. Van de resterende 102 vrouwen tordeerde één ovarium met
1674
een complexe cyste van 8.3 cm.
1675
Caspi heeft vrouwen met een cysteus teratoom van het ovarium in de zwangerschap gevolgd.
1676
Bij de 68 geïncludeerde vrouwen was geen enkele torsie van het ovarium.
1677
Condous omschrijft een torsie bij vijf van de 166 vrouwen (3%). Drie in het eerste trimester,
1678
waarvan twee conservatief werden behandeld en één een transabdominale aspiratie van de
1679
cyste (9 cm) kreeg bij 14 weken zwangerschap. Eén vrouw werd bij 14 weken zwangerschap
1680
geopereerd wegens echografische verdenking op maligniteit (8.7 cm) bij de torsie, wat
1681
benigne bleek. De laatste vrouw had een torsie bij 39 weken zwangerschap en heeft
1682
tegelijkertijd met de cystectomie (6.6 cm) een sectio gekregen.
1683
Katz beschrijft bij drie van de 93 benigne cysten in de zwangerschap een torsie, waarbij één
1684
cyste groter was dan 10 cm (3%).
1685
In Schmeler’s onderzoek werd bij drie vrouwen met verdenking op een torsie percutane
1686
drainage toegepast. De klachten verdwenen hierop direct, waarop Schmeler de verdenking
1687
torsie aannemelijk vindt. De cysten waren respectievelijk 10, 15 en 23 cm.
1688
Zanetta rapporteert vier torsies in zijn onderzoek (n=82) (4.9%). Twee vrouwen met een
1689
zwangerschapsduur van zeven weken en een cyste van 4-5 cm hadden een laparoscopie 1-3
1690
dagen na diagnose van de cyste wegens een torsie. Eén vrouw, acht weken zwanger, kreeg
1691
een laparotomische detorsie van de corpus luteum cyste. De laatste torsie vond plaats in de
1692
37e zwangerschapsweek; de cystectomie werd gecombineerd met een sectio.
1693
In het onderzoek van Yen worden vrouwen geïncludeerd die direct werden geopereerd. Voor
1694
de incidentiecijfers wordt dit onderzoek niet meegenomen, echter hierbij wordt wel het risico
1695
van torderen beschreven bij verschillende grootten van de cyste. Yen beschrijft bij 212
1696
geïncludeerden 33 torsies, waarvan er drie postpartum optraden. Bij 24 van de 174 vrouwen
1697
met een bekende cyste werd een torsie geobserveerd, hierbij kwam een torsie significant
1698
vaker voor bij een cyste van 6-8 cm (22% vs. 9%, p<0.05). De kans op torsie bij een ovarium
1699
van die grootte is driemaal zo hoog, OR 2.8 (95% CI 1.1-6.6).
1700 1701
Bloeding van de cyste
1702
Twee onderzoeken beschrijven het al dan niet voorkomen van een bloeding van de massa
1703
van het ovarium (Bernhard, 2009; Katz, 2010).
1704
Een bloeding komt voor bij 1% van de adnexcysten (mediaan, spreiding 1.0-1.1%). In het
1705
onderzoek van Bernhard (n=422) werd bij de 102 vrouwen met een complexe, multicysteuze
1706
of grote (>5 cm) cyste eenmalig een bloeding gezien. Bij de 31 geopereerde cystes bleek één 63
1707
een hemorragisch corpus luteum. Katz (n=93) heeft bij één van de benigne ovariumcysten
1708
een bloeding beschreven.
1709 1710
Inklemming
1711
Eén onderzoek noemt de mogelijkheid van inklemming van het ovarium (Bernhard, 2009).
1712
In dit onderzoek is het niet voorgekomen.
1713 1714
Maligniteitsrisico
1715
Vijftien onderzoeken beschrijven het risico op maligniteit bij een vergroot adnex (Balci,
1716
2008; Bernhard, 2009; Condous, 2004; George, 1997; Ko, 2009; Koo-1, 2011; Koo-2, 2011;
1717
Kumai, 2006; Platek, 1995; Schmeler, 2005; Thornton, 1987; Turkcouglu, 2009; Usui, 2000;
1718
Yen, 2009; Zanetta, 2003).
1719
De onderzoeken van Condous, Platek en Thornton lijken het meest betrouwbaar voor
1720
inschatting van het risico op maligniteit, omdat deze onderzoeken een echte expectatieve
1721
groep hebben. Bij de andere onderzoeken is groot risico op selectiebias, omdat alle
1722
geïncludeerde patiënten een adnexoperatie ondergaan. Het inclusiecriterium is bij deze
1723
onderzoeken dus niet een zwangere met een echoscopisch vergoot adnex, maar een
1724
zwangere die een operatie heeft ondergaan in verband met een vergroot adnex (tijdens
1725
zwangerschap en tijdens sectio). In het onderzoek van Thornton is ook een echte
1726
expectatieve tak, echter gezien de huidige echoscopische technieken is dit onderzoek niet
1727
(meer) representatief.
1728
Condous heeft 7/161 vrouwen geopereerd, twee in verband met een op maligniteit verdachte
1729
massa. Bij één van deze vrouwen was sprake van een borderline mucineus tumor van 11 cm,
1730
deze werd bij een zwangerschapsduur van 14 weken verwijderd. De andere patiënte met
1731
verdenking maligniteit werd bij 14 weken zwangerschap geopereerd aan een benigne
1732
geïnfarceerde cyste.
1733
Platek beschrijft in zijn onderzoek van 31 vrouwen geen maligniteit, echter één patiënte
1734
waarbij expectatief beleid werd gevolgd was bij het schrijven van het artikel nog niet bevallen
1735
en twee vrouwen waren lost to follow-up, waardoor geen pathologieuitslag kon worden
1736
weergegeven.
1737
Thornton heeft geen maligniteit in zijn onderzoek (n=131), echter wel zes borderline
1738
casussen. Alle massa’s waren groter dan 5 cm (6, 8, 10, 12, 12 en 28cm).
1739 1740
Intra uteriene vruchtdood (IUVD)
64
1741
Zeven onderzoeken maken melding van het al dan niet optreden van een intrauterine
1742
vruchtdood in combinatie met een vergroot adnex (Ko, 2009; Koo-2, 2011; Mathevet, 2003;
1743
Moore, 1999; Ramli, 2009; Usui, 2000; Zanetta, 2003).
1744
Zanetta, Ko, Ramli en Koo-2 melden dat er geen IUVD’s zijn opgetreden (totale
1745
onderzoekspopulatie n= 208).
1746
Bij zes van de zeven onderzoeken werd de samenhang met de ovariële cyste verworpen,
1747
echter de overgebleven inclusie met mogelijke samenhang wordt niet nader omschreven.
1748
Mathevet heeft één IUVD in zijn onderzoek (n=47). Bij deze patiënte overleed de foetus vier
1749
dagen na laparoscopische cystectomie bij 17 weken zwangerschap. Er werden geen
1750
abnormale parameters van de anesthesie en de operatie achterhaald.
1751
Moore (n=14) heeft één IUVD. Bij autopsie bleek het te gaan om een di-amniotische,
1752
monochoriale gemelli met meerdere vasculaire anastomosen tussen een gedeeltelijke mola
1753
placenta, die leidde tot een vasculair event. De correlatie met de ovariële massa werd
1754
verworpen.
1755
Usui heeft één IUVD in zijn groep van 60 vrouwen. De patiënt had een teratoom van 10 cm,
1756
die bij een zwangerschap van 13 weken werd verwijderd. Bij 41 weken zwangerschap beviel
1757
zij van een overleden normaal gevormd kind van 3784 gram. Bij autopsie is de doodsoorzaak
1758
niet vastgesteld maar de placenta liet tekenen van chorioamnionitis zien.
1759 1760
Tocolyse en vroeggeboorte
1761
Zes onderzoeken beschrijven de uitkomsten van vroeggeboorte en het gebruik van tocolyse
1762
bij een vergroot adnex (Balci, 2008; Ko, 2009; Koo-2, 2011; Moore, 1999; Nahar, 2008;
1763
Platek, 1995). Vier onderzoeken beschrijven alleen vroeggeboorte (Kumai, 2006; Ramli,
1764
2009; Turkcouglu, 2009; Usui, 2000).
1765
Balci heeft 34/36 geïncludeerde patiënten geopereerd; hierbij was bij twee vrouwen sprake
1766
van een vroeggeboorte. Zij werden in het derde trimester geopereerd, waarna zij tekenen van
1767
een dreigende vroeggeboorte ontwikkelden. Ze werden opgenomen en er werd gestart met
1768
tocolyse. Bij een zwangerschapstermijn van 32 respectievelijk 33 weken kregen zij een sectio
1769
en kwamen twee gezonde kinderen ter wereld die geen NICU opname behoefden.
1770
Platek beschrijft een patiënt met spontaan gebroken vliezen tijdens een bilaterale cystectomie
1771
bij 20 weken zwangerschap. Er was geen tocolyse nodig, patiënte beviel a terme van een
1772
gezond kind.
1773
In het onderzoek van Ko werden alle foetussen (n=11) a terme geboren, net als in het
1774
onderzoek van Moore (n=14). Echter in het laatste onderzoek kregen drie vrouwen
1775
tocolytica postoperatief. Twee patiënten waren langer dan 20 weken zwanger en één 16 65
1776
weken. Zij konden na 2 dagen het ziekenhuis gezond verlaten en zijn bevallen van a terme
1777
kinderen.
1778
Koo-2 (n=88) beschrijft één vroeggeboorte (<37 w) na operatief ingrijpen, waarbij het
1779
gebruik van ritodrine geen soelaas gaf. Er zijn geen gegevens over de operatie, zwangerschap
1780
of uitkomst bekend.
1781
Preterme bevalling (niet nader omschreven) komt in het onderzoek van Kumai (n=20) twee
1782
maal voor, één na een spoedingreep en één na een electieve laparotomie.
1783
Alle negen vrouwen met een torsie in het tweede trimester werden geopereerd in het
1784
onderzoek van Nahar (n=14); hiervan ontwikkelden twee vrouwen ondanks tocolytica
1785
blijvende uterusactiviteit, waarvan één resulteerde in een spontane abortus en één in een
1786
vroeggeboorte waarbij een sectio wegens foetale nood werd uitgevoerd.
1787
Ramli (n=37) beschrijft drie casussen dreigende vroeggeboorte bij 28 weken, waarvan één
1788
patiënte daadwerkelijk bij die termijn beviel. Zij had een ongecompliceerde cystectomie
1789
gehad bij 12 weken zwangerschap.
1790
Van de 35 geïncludeerde vrouwen in het onderzoek van Turkcouglu werden 20 tijdens de
1791
sectio gediagnosticeerd met een cyste. In de gehele groep waren tien premature geboortes,
1792
echter de verdeling over symptomatische cyste, antenatale diagnose en diagnose bij sectio is
1793
onbekend.
1794
In het onderzoek van Usui eindigde 7/60 zwangerschappen in een geboorte voor 37 weken.
1795
Verdere details zijn niet bekend.
1796 1797
Uitgangsvraag 6.2: Welke benadering is beter voor de behandeling van een benigne vergroot ovarium tijdens
1798
de zwangerschap: laparoscopisch of laparotomisch?
1799
Er waren in totaal zes artikelen bruikbaar voor het beantwoorden van onze vraagstelling (zie
1800
bijlage 5.6.2 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.6.2 voor de evidencetabel).
1801
In zes retrospectieve onderzoeken (Akira, 1999; Balthazar, 2011; Carter, 2004; Lee, 2010;
1802
Ribic, 2007; Soriano, 1999) heeft men laparoscopie vergeleken met laparotomie bij een
1803
vergroot adnex in de zwangerschap. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat in de meeste
1804
onderzoeken het percentage laparoscopieën sterk toenam aan het einde van het onderzoek.
1805
Er zijn geen RCT’s die laparoscopie en laparotomie met elkaar vergelijken bij de behandeling
1806
van een vergroot adnex in de zwangerschap. De zes geselecteerde onderzoeken zijn
1807
retrospectieve cohortstudies/caseseries met een matige tot lage kwaliteit. Er is een Cochrane
1808
review (Bunyavejchevin, 2006) verschenen, maar hierbij zijn geen analyses gedaan aangezien
1809
er geen RCT’s zijn gepubliceerd over dit onderwerp.
1810 1811
Incomplete verwijdering van de cyste 66
1812
In Akira’s retrospectieve cohort zijn alle cysten in de laparoscopie groep (n=17) compleet
1813
verwijderd. Hiervan wordt geen melding gemaakt in de laparotomie groep. Er zijn verder
1814
geen onderzoeken gevonden die incomplete verwijdering van een adnexcyste als
1815
uitkomstmaat hebben meegenomen in de vergelijking laparoscopie en laparotomie.
1816 1817
Peroperatieve complicaties
1818
In de vergelijkende onderzoeken laparoscopie en laparotomie in verband met adnexcyste in
1819
de zwangerschap worden peroperatieve spill,
1820
meegenomen als uitkomstmaten.
1821
Er zijn drie onderzoeken die kijken naar de hoeveelheid bloedverlies (Balathazar, 2011;
1822
Carter, 2004; Lee, 2010) en vier naar de operatieduur (Akira, 1999; Balathazar, 2011; Carter,
1823
2004; Lee, 2010), zie tabel 6.1.
1824 1825
Tabel 6.1: N Studie
cysteruptuur, darm- en ureterletsels niet
Bloedverlies (mL)
Opnameduur (dagen)
(SD)
(SD)
Operatieduur (min.) (SD) scopie
tomie
scopie
tomie
scopie
tomie
scopie
tomie
17
18
75.4 ± 18.5
58.2 ± 25.5
NA**
NA
Na
NA
2011
50
51
76.6 ± 3.1*
62.8 ± 2.7
17.5 ± 1.6*
101.5 ± 8.3
0.7 ± 0.1*
2.8 ± 0.2
Carter, 2004
7
7
116 ± 34
89 ± 35
minimal
117 ± 75
1.0 ± 0.0*
4.4 ± 1.1
Lee, 2010
17
17
85
85
100*
200
3*
6
Akira, 1999 Balthazar,
* p<0.05 ** in artikel vermeld dat bloedverlies significant minder was in de scopie groep
1826 1827
Conversie
1828
Conversie van laparoscopie naar laparotomie werd in meerdere onderzoeken genoemd. In
1829
het cohort van Balthazar gebeurde dit in drie van de 50 laparoscopieën bij een
1830
zwangerschapsduur van 17 weken. Bij Ribic was er van 27 laparoscopieën één conversie naar
1831
een laparotomie, waarbij in verband met een maligniteit ook een hysterectomie is verricht. In
1832
de andere onderzoeken was geen sprake van peroperatieve complicaties.
1833 1834
Postoperatieve complicaties
1835
Uit het onderzoek van Akira (n=35) bleek dat de intensiteit van postoperatieve pijn, gemeten
1836
met VAS-score, significant lager was in de laparoscopie groep.
1837
In het cohort van Balthazar (n=101) zijn acht postoperatieve complicaties gemeld, alle in de
1838
laparotomie groep (p<0.02). Er was zeven keer sprake van een ileus en eenmaal van een
1839
wondinfectie. 67
1840
Van de 54 vrouwen die in het cohort van Soriano een laparotomie ondergingen, kregen er
1841
drie postoperatief koorts en twee een longembolie, tegenover geen complicaties in de
1842
laparoscopie groep. In de andere onderzoeken was geen sprake van postoperatieve
1843
complicaties.
1844
Wat betreft opnameduur zijn er drie onderzoeken die dit vermelden (Balthazar, 2001; Carter,
1845
2004; Lee, 2010).
1846 1847
Neonatale complicaties
1848
De incidentie van miskramen en vroeggeboorten wordt in alle zes de onderzoeken genoemd.
1849
In het onderzoek van Akira waarin 35 vrouwen zijn geïncludeerd vonden alle ingrepen
1850
tussen een amenorroeduur van 12 en 16 weken plaats. Er was sprake van 1 miskraam in de
1851
laparotomie groep (N=18); deze werd vastgesteld binnen één week na de ingreep. Er waren
1852
geen neonatale complicaties in de laparoscopie groep.
1853
In het onderzoek van Lee (vergelijking 24 tomische adnexoperaties met 29 scopische
1854
adnexoperaties bij een gemiddelde zwangerschapsduur van 13 weken) komt in beide groepen
1855
één vroeggeboorte voor, verder waren er geen neonatale complicaties.
1856
In het (retrospectieve) cohortonderzoek van Balthazar werden 101 vrouwen met een
1857
vergroot adnex geïncludeerd. Zij ondergingen een laparoscopie (n=50) danwel laparotomie
1858
(n=51) tussen de 14 en 24 weken amenorroeduur. In beide groepen zijn drie vrouwen voor
1859
de 36 weken bevallen, deze bevallingen konden niet direct in verband worden gebracht met
1860
de ingreep.
1861
In het (retrospectieve) cohortonderzoek van Carter (n=16) ondergingen zeven vrouwen een
1862
laparoscopie en negen een laparotomie in de eerste twee trimesters van de zwangerschap. In
1863
dit onderzoek wordt melding gemaakt van één miskraam in de laparotomie groep, deze vond
1864
kort na de ingreep plaats. In de laparoscopie groep was één vroeggeboorte bij een
1865
zwangerschapsduur van 34 weken. In de laparotomie groep lag dit aantal op drie, bij een
1866
zwangerschapsduur van respectievelijk 31, 33 en 35 weken.
1867
In een (retrospectief) cohort van Ribic van 51 vrouwen met een vergroot adnex zijn 27
1868
laparoscopisch en 24 laparotomisch geopereerd. Er vonden 28 procedures in het 1e trimster
1869
plaats, 21 in het 2e trimster en twee in het 3e trimester. Laparoscopie en -tomie waren gelijk
1870
verdeeld over de trimesters. Van deze 51 vrouwen zijn er uiteindelijk 48 bevallen. Eén patiënt
1871
onderging een hysterectomie vanwege maligniteit en er was twee maal sprake van een
1872
miskraam, waarvan één waarschijnlijk ten gevolg van een hemorragische shock en één missed
1873
abortion vastgesteld bij opname. In welke groep de miskramen plaatsvonden, staat niet
1874
vermeld in het artikel. In beide groepen was één vroeggeboorte in de 36e week, ingrepen
1875
vonden plaats in het 2e trimster. 68
1876
Tot slot zijn in het retrospectieve cohortonderzoek van Soriano 88 vrouwen geïncludeerd. Er
1877
zijn 39 laparoscopieën en 54 laparotomieën verricht. Alle laparoscopieën en 25
1878
laparotomieën vonden plaats in het eerste trimester en 29 laparotomieën in het tweede. De
1879
incidentie van miskramen in het 1e trimster lag in de laparoscopie groep op 12.8 % (5/39),
1880
terwijl dit in de laparotomie groep 8% (2/25) was. De zeven miskramen vonden plaats in de
1881
groep van 50 vrouwen met een torsie bij een gehyperstimuleerd ovarium. Alle vier de
1882
vroeggeboortes in de laparoscopie groep waren het gevolg van een meerlingzwangerschap.
1883
Ook waren er vier vroeggeboortes in de laparotomie groep; hierbij was sprake van één
1884
meerlingzwangerschap. Geen van de vroeggeboortes werd in verband gebracht met de
1885
ingreep.
1886 1887
Grade-tabel
1888
Uitgangsvraag 6.1:
Beoordeling van studiekwaliteit Kwaliteit Studie Andere Inconsistentie Indirectheid Imprecisie beperkingen opmerkingen Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap t.o.v. spontane regressie 4 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1 inconsistentie indirectheid imprecisie2 N
Studie ontwerp
ZEER LAAG
Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. groei 1
Observationele Zeer ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studie beperkingen,3 inconsistentie indirectheid imprecisie4 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. ruptuur 3 Observationele Zeer ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1,3 inconsistentie indirectheid imprecisie5 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. torsie 7 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Geen studies beperkingen1,3 inconsistentie indirectheid imprecisie 6 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. bloeding 2 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1,7 inconsistentie indirectheid imprecisie8 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. inklemming 1 Observationele Geen ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen inconsistentie indirectheid imprecisie9 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. maligniteit 15 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1 inconsistentie indirectheid imprecisie10 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. IUVD 7 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1 inconsistentie indirectheid imprecisie11 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. tocolyse gebruik 6 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1 inconsistentie indirectheid imprecisie12 Het chirurgisch verwijderen vs. in situ laten van een ovariumcyste in de zwangerschap m.b.t. vroeggeboorte 10 Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige Geen studies beperkingen1 inconsistentie indirectheid imprecisie13
1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895
ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG ZEER LAAG
N= Aantal studies 1 De minimale grote van cyste als inclusiecriterium was verschillend in de studies. 2 Aantal geobserveerde events 265 3 Capsi beschreef 26% lost to follow up 4 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 0 5 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 0 6 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 16
69
1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903
In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 2 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 0 10 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 50 11 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 8 12 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 6 13 In dit onderzoek was het aantal geobserveerde events 25 8 9
Uitgangsvraag 6.2: Beoordeling van studiekwaliteit Kwaliteit Studie N Studie ontwerp Inconsistentie Indirectheid beperkingen Laparoscopie vs. Laparotomie: Incomplete verwijdering cyste Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen1, 2 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Peroperatieve complicaties – operatieduur Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 4 Observationele studie beperkingen1, 5, inconsistentie indirectheid 12 Laparoscopie vs. Laparotomie: Perperatieve complicaties – bloedverlies Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 3 Observationele studie beperkingen5, 12 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties – postoperatieve pijn Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen1 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties - ileus Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen5, 6 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties – wondinfectie Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen5, 6 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties – koorts Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen5 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties – longembolie Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 1 Observationele studie beperkingen5 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Postoperatieve complicaties – opnameduur Ernstige Geen ernstige Geen ernstige 3 Observationele studie beperkingen5, 12 inconsistentie indirectheid Laparoscopie vs. Laparotomie: Neonatale complicaties – vroeggeboorte Ernstige Observationele Geen ernstige Geen ernstige 6 beperkingen1, 5, 6, studies inconsistentie indirectheid 12
1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920
Imprecisie
Andere opmerkingen
Ernstige imprecisie3
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie13
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie15
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie4
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie7
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie8
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie9
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie10
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie14
Geen
ZEER LAAG
Ernstige imprecisie11
Geen
ZEER LAAG
Laparoscopie vs. Laparotomie: Neonatale complicaties – miskraam Observationele Ernstige Geen ernstige Geen ernstige Ernstige ZEER 6 Geen studies beperkingen1, 5, 6 inconsistentie indirectheid imprecisie12 LAAG 1 Het laparotomie cohort is retrospectief samengesteld uit patiënten die ook voldeden aan de inclusiecriteria voor een laparoscopie (Akira) 2 Uitkomst alleen beschreven voor laparoscopie cohort (Akira) 3 Geen events vastgesteld 4 N = 35 5 In het eerste gedeelte van de studie werden alleen lapartomien uitgevoerd, pas halverwege de studie is de laparoscopie geïntroduceerd. (Balthazar, Soriano) 6 Geen intention to treat, conversies van laparoscopie naar –tomie werden in de laatste groep meegenomen (Balthazar, Soriano) 7 Aantal events: 7 8 Aantal events: 8 9 Aantal events: 3 10 Aantal events: 2 11 Aantal events totaal: scopie: 10; tomie: 12 12 Aantal events totaal: scopie: 5; tomie 4; onbekend welke groep: 2 13 N (totaal) = 184 14 N (totaal) = 149
1921
Conclusies uit de literatuur
1922
Uitgangsvraag 6.1:
70
Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Over het spontane verloop van ovariële cysten in de zwangerschap wordt wisselend gerapporteerd. Mediaan verdwijnen spontaan 61% van de ovariële cysten (spreiding 26-74%). Bernhard 2009, Condous 2004, Thornton 1987, Zanetta 2003
1923 Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Op basis van de gevonden literatuur kan geen uitspraak worden gedaan over het risico op groei van een ovariële cyste in de zwangerschap. Caspi 2000
1924 Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Inklemming, ruptuur en bloeding van een ovariële cyste in de zwangerschap worden wel beschreven in de literatuur maar lijken een sporadisch voorkomend probleem te zijn. Bernhard 2009, Caspi 2000, Katz 2010
1925 Kwaliteit van bewijs:
Het mediane risico op torsie van een ovariële cyste in de zwangerschap is 3.2% (spreiding 0-10%).
ZEER LAAG
Bernhard 2009, Caspi 2000, Condous 2004, Katz 2010, Schmeler 2005, Zanetta 2003
Kwaliteit van
De kans op torsie van een ovariële cyste in de zwangerschap lijkt het
1926 bewijs: ZEER LAAG
grootst bij een diameter tussen 6-10 cm. Yen 2009
1927 Het risico op ovariumcarcinoom bij ovariële cyste in de zwangerschap Kwaliteit van
lijkt zeer laag (<1%).
bewijs:
Balci 2008, Bernhard 2009, Condous 2004, George 1997, Ko 2009, Koo-1 2011, Koo-2 2011, Kumai
ZEER LAAG
2006, Platek 1995, Schmeler 2005, Thornton 1987, Turkcouglu 2009, Usui 2000, Yen 2009, Zanetta 2003
1928 Obstetrische complicaties als (dreigende) vroeggeboorte en IUVD bij Kwaliteit van
chirurgie aan een ovariële cyste in de zwangerschap worden beschreven
bewijs:
in de literatuur. De hoogte van het risico op obstetrische complicaties is
ZEER LAAG
onbekend omdat het vaak lastig is om een causaal verband te leggen. Ko 2009, Koo-2 2011, Mathevet 2003, Moore 1999, Nahar 2008, Ramli 2009, Turkcouglu 2009, Usui 2000, Zanetta 2003
1929 1930
Uitgangsvraag 6.2: 71
Kwaliteit van bewijs:
Bij laparoscopische benadering lijken er minder peri- en postoperatieve complicaties op te treden dan bij laparotomische benadering.
ZEER LAAG
Akira 1999, Balthazar 2011, Carter 2004, Lee 2010, Ribic 2007, Soriano 1999
Kwaliteit van
Er is geen verschil in neonatale uitkomsten tussen laparoscopische en
1931
bewijs: ZEER LAAG
laparotomische benadering van een vergroot ovarium. Akira 1999, Balthazar 2011, Carter 2004, Lee 2010, Ribic 2007, Soriano 1999
1932 1933
Overwegingen
1934
Uitgangsvraag 6.1:
1935
Gezien de kans dat een vergroot adnex veroorzaakt wordt door een (progesteron
1936
producerende) corpus luteumcyste is terughoudendheid geboden inzake chirurgie in het
1937
eerste trimester van de zwangerschap. Indien in het eerste trimester sprake is van een torsie
1938
van het ovarium is detorsie geïndiceerd en dient in principe geen cystectomie plaats te
1939
vinden.
1940
Ook de grote kans dat een cyste spontaan verdwijnt is een argument om met chirurgische
1941
behandeling te wachten tot het 2e trimester van de zwangerschap.
1942
Daarnaast is het risico op teratogeniciteit door anesthetica en het risico op een miskraam
1943
kleiner bij operatie in het 2e trimester (van de Velde, 2007).
1944 1945
In het 3e trimester van de zwangerschap wordt de zwangere uterus de beperkende factor
1946
voor veilig chirurgisch handelen.
1947
Indien het vermoeden bestaat op ovariumcarcinoom is de zwangerschap geen contraindicatie
1948
voor chirurgische behandeling van een adnexcyste.
1949 1950
Uitgangsvraag 6.2:
1951
Door het ontbreken van gerandomiseerde onderzoeken is er geen evident bewijs dat een
1952
laparoscopische benadering voorkeur heeft boven een laparotomische benadering in geval
1953
van een adnexcyste in de zwangerschap. Er is een beperkt aantal artikelen beschikbaar die de
1954
vergelijking maken tussen het laparoscopisch en laparotomisch verwijderen van een vergroot
1955
adnex in de zwangerschap. Vaak vergelijkt men een ‘oudere’ groep laparotomische ingrepen
1956
met een meer recente groep laparoscopische ingrepen.
1957 1958
Peroperatieve complicaties 72
1959
De uitkomstmaat peroperatieve complicaties (spill/ruptuur/darm-ureter- of uterusletsel)
1960
wordt niet beschreven; de hoeveelheid bloedverlies lijkt bij een laparoscopische benadering
1961
lager te zijn dan bij een laparotomische benadering. Zoals bij elke scopie moet bij de
1962
counseling van een patiënte met een adnexcyste in de zwangerschap een kans op conversie
1963
naar laparotomie besproken worden (4-8%).
1964 1965
Postoperatieve complicaties
1966
Net als bij een operatie buiten de zwangerschap zijn er aanwijzingen dat een laparoscopische
1967
benadering postoperatief sneller herstel, minder pijn en minder ileus geeft in vergelijking met
1968
een laparotomische benadering.
1969
Om deze redenen zou een laparoscopische benadering de voorkeur hebben boven een
1970
laparotomische benadering van een vergroot adnex.
1971 1972
Negatieve neonatale uitkomsten
1973
Het risico op vroeggeboorte in de algemene populatie is afhankelijk van de gebruikte
1974
definitie 4-8%. De onderzoekspopulaties zijn relatief klein en er is geen verschil in neonatale
1975
uitkomst gevonden. Het opereren van een vergroot adnex tijdens de zwangerschap wordt
1976
geassocieerd met een kans op miskraam en vroeggeboorte (Balthazar, 2011). Vroeggeboortes
1977
worden beschreven in beide groepen en zijn niet significant verschillend (Balthazar, 2011;
1978
Carter, 2004; Ribic, 2007; Soriano, 1999). Er kan bovendien niet in alle gevallen een relatie
1979
worden gelegd tussen vroeggeboorte en de ingreep. Ook miskramen worden gevonden in
1980
beide groepen.
1981
Op basis van de gevonden literatuur kan geen uitspraak worden gedaan over de voorkeur
1982
voor laparotomische of laparoscopische benadering voor wat betreft neonatale effecten.
1983
Indien een patiënte geopereerd wordt aan een vergroot adnex in de zwangerschap dient zij
1984
geïnformeerd te worden over de kans op vroeggeboorte ongeacht de manier van opereren.
1985
Een laparoscopie is een minimaal invasieve ingreep met minder perioperatieve complicaties
1986
en sneller postoperatief herstel. Het risico op vroeggeboorte is in beide groepen niet
1987
significant verschillend. Om deze redenen zou een laparoscopische benadering van een
1988
vergroot adnex in de zwangerschap dus de voorkeur hebben. Een laparoscopische procedure
1989
in een verder gevorderde zwangerschap waarbij de uterus tot aan de navel reikt kan echter
1990
lastig zijn door gebrek aan ruimte voor manipulatie aan het vergrote ovarium waardoor in
1991
theorie meer kans is op conversie en complicaties. Indien geen ervaren laparoscopist
1992
beschikbaar is dient een laparotomie overwogen te worden om een langdurige ingreep en/of
1993
complicaties te voorkomen.
1994 73
1995
Aanbevelingen
1996 Indien een adnexcyste in de zwangerschap geen klachten geeft en er geen verdenking is op maligniteit is er plaats voor een expectatief beleid tot na de zwangerschap, ongeacht de grootte van de cyste. 1997 In het eerste trimester van de zwangerschap is terughoudendheid geboden inzake chirurgische behandeling van een adnexcyste gezien de kans dat de cyste spontaan verdwijnt en er mogelijk sprake is van een functionele cyste, tenzij er aanwijzingen zijn voor torsie van het ovarium of ovariumcarcinoom. 1998 Indien besloten wordt tot chirurgische behandeling van een adnexcyste in de zwangerschap heeft het de voorkeur dit te plannen in het 2e trimester. 1999 Indien sprake is van een adnexcyste moet het risico op ovariumcarcinoom worden overwogen aangezien de zwangerschap niet mag leiden tot uitstel van behandeling van het ovariumcarcinoom. 2000 Een laparoscopische benadering voor behandeling van een vergroot adnex lijkt de voorkeur te hebben boven een laparotomische benadering omdat net zoals buiten de zwangerschap er minder bloedverlies peroperatief is en postoperatief minder pijn en een sneller herstel bij vergelijkbare neonatale uitkomsten. 2001 Een laparoscopie in de zwangerschap dient te worden uitgevoerd door een ervaren laparoscopist. 2002 Indien de uterus reikt tot boven de navel dient tijdens de zwangerschap een laparotomie sterk te worden overwogen. 2003 De wijze waarop een laparoscopie uitgevoerd moet worden in de zwangerschap valt buiten het bestek van deze richtlijn. Hiervoor wordt verwezen naar de multidisciplinaire richtlijn `Minimaal invasief´. 2004 2005 2006 74
2007
Literatuur
2008
Akira S., Yamanaka A., Ishihara T., Takeshita T., Araki T. Gasless laparoscopic ovarian
2009
cystectomy during pregnancy: comparison with laparotomy. American Journal of Obstetrics
2010
& Gynecology 1999 Mar;180(3:Pt 1):t-7.
2011 2012
Balci O., Gezginc K., Karatayli R., Acar A., Celik C., Colakoglu M.C. Management and
2013
outcomes of adnexal masses during pregnancy: a 6-year experience. Journal of Obstetrics &
2014
Gynaecology Research 2008 Aug;34(4):524-8.
2015 2016
Balthazar U., Steiner A.Z., Boggess J.F., Gehrig P.A. Management of a persistent adnexal
2017
mass in pregnancy: what is the ideal surgical approach? J Minimally Invasive Gynecol 2011
2018
Nov;18(6):720-5.
2019 2020
Bernhard L.M., Klebba P.K., Gray D.L., Mutch D.G. Predictors of persistence of adnexal
2021
masses in pregnancy. Obstetrics & Gynecology 1999 Apr;93(4):585-9.
2022 2023
Bunyavejchevin S., Phupong V. Laparoscopic surgery for presumed benign ovarian tumor
2024
during pregnancy. [Review] [26 refs]. Cochrane Database Syst Rev 2006;(4):CD005459.
2025 2026
Carter J.F., Soper D.E. Operative laparoscopy in pregnancy. Journal of the Society of
2027
laparoendoscopic Surgeons 2004;8(1):57-60.
2028 2029
Caspi B., Levi R., Appelman Z., Rabinerson D., Goldman G., Hagay Z. Conservative
2030
management of ovarian cystic teratoma during pregnancy and labor. American Journal of
2031
Obstetrics & Gynecology 2000 Mar;182(3):503-5.
2032 2033
Condous G., Khalid A., Okaro E., Bourne T. Should we be examining the ovaries in
2034
pregnancy? Prevalence and natural history of adnexal pathology detected at first-trimester
2035
sonography. Ultrasound in Obstetrics & Gynecology 2004 Jul;24(1):62-6.
2036 2037
George K., Khong T.Y. Peripartum ovarian masses. Journal of Obstetrics & Gynaecology
2038
1997 Nov;17(6):531-4.
2039 2040
Katz L., Levy A., Wiznitzer A., Sheiner E. Pregnancy outcome of patients with dermoid and
2041
other benign ovarian cysts. Archives of Gynecology & Obstetrics 2010 May;281(5):811-5.
2042 75
2043
Ko M.L., Lai T.H., Chen S.C. Laparoscopic management of complicated adnexal masses in
2044
the first trimester of pregnancy. Fertility & Sterility 2009 Jul;92(1):283-7.
2045 2046
Koo Y.J., Kim T.J., Lee J.E., Kwon Y.S., Kim H.J., Lee I.H., et al. Risk of torsion and
2047
malignancy by adnexal mass size in pregnant women. Acta Obstet Gynecol Scand 2011
2048
Apr;90(4):358-61.
2049 2050
Koo Y.J., Lee .JE., Lim K.T., Shim J.U., Mok J.E., Kim T.J. A 10-year experience of
2051
laparoscopic surgery for adnexal masses during pregnancy. International Journal of
2052
Gynaecology & Obstetrics 2011 Apr;113(1):36-9.
2053 2054
Kumai I., Kaur S., Mohan H., Huria A. Adnexal masses in pregnancy: A 5-year review. Aust
2055
New Zealand J Obstet Gynaecol 2006;46(1):52-4.
2056 2057
Lee Y.Y., Kim T.J., Choi C.H., Lee J.W., Kim B.G., Bae D.S. Factors influencing the choice
2058
of laparoscopy or laparotomy in pregnant women with presumptive benign ovarian tumors.
2059
International Journal of Gynecology and Obstetrics 108 (2010) 12–15
2060 2061
Mathevet P., Nessah K., Dargent D., Mellier G. Laparoscopic management of adnexal
2062
masses in pregnancy: a case series. European Journal of Obstetrics, Gynecology, &
2063
Reproductive Biology 2003 Jun 10;108(2):217-22.
2064 2065
Moore R.D., Smith W.G. Laparoscopic management of adnexal masses in pregnant women.
2066
Journal of Reproductive Medicine 1999 Feb;44(2):97-100.
2067 2068
Nahar S., Begum T., Naher L., Siddique T., Rani C., Raihan-Ul-Kabir M. Surgical
2069
management and outcome of adnexal masses during pregnancy: A 2 year retrospective study.
2070
Bangladesh J Obstet Gynecol 2008;23(2):51-5.
2071 2072
Platek D.N., Henderson C.E., Goldberg G.L. The management of a persistent adnexal mass
2073
in pregnancy. American Journal of Obstetrics & Gynecology 1995 Oct;173(4):1236-40.
2074 2075
Ramli R., Ghazali H.W., Omar M.J., Zainudin A.M. Laparoscopic cystectomy in pregnancy:
2076
An 8 year series. Int Med J 2009;16(4):279-82.
2077 76
2078
Ribic-Pucelj M., Kobal B., Peternelj-Marinsek S. Surgical treatment of adnexal masses in
2079
pregnancy: indications, surgical approach and pregnancy outcome. Journal of Reproductive
2080
Medicine 2007 Apr;52(4):273-9.
2081 2082
Schmeler K.M., Mayo-Smith W.W., Peipert J.F., Weitzen S., Manuel M.D., Gordinier M.E.
2083
Adnexal masses in pregnancy: surgery compared with observation. Obstetrics & Gynecology
2084
2005 May;105(5:Pt 1):t-103.
2085 2086
Soriano D., Yefet Y., Seidman D.S., Goldenberg M., Mashiach S., Oelsner G. Laparoscopy
2087
versus laparotomy in the management of adnexal masses during pregnancy. Fertility &
2088
Sterility 1999 May;71(5):955-60.
2089 2090
Thornton J.G., Wells M. Ovarian cysts in pregnancy: does ultrasound make traditional
2091
management inappropriate? Obstetrics & Gynecology 1987 May;69(5):717-21.
2092 2093
Turkcuoglu I., Meydanli M.M., Engin-Ustun Y., Ustun Y., Kafkasli A. Evaluation of
2094
histopathological features and pregnancy outcomes of pregnancy associated adnexal masses.
2095
Journal of Obstetrics & Gynaecology 2009 Feb;29(2):107-9.
2096 2097
Usui R., Minakami H., Kosuge S., Iwasaki R., Ohwada M., Sato I. A retrospective survey of
2098
clinical, pathologic, and prognostic features of adnexal masses operated on during pregnancy.
2099
Journal of Obstetrics & Gynaecology Research 2000 Apr;26(2):89-93.
2100 2101
Van De Velde M., De Buck F. Anesthesia for non-obstetric surgery in the pregnant patient.
2102
Minerva Anestesiol. 2007 Apr;73(4):235-40.
2103 2104
Yen C.H., Lin S.K., Murk W., Wang C.J., Lee C.L., Soong Y.K., Phil M., Arici A. Risk
2105
analysis of torsion and malignancy for adnexal masses during pregnancy. Fertility and Sterility
2106
2009 May;91(5):1895-1902
2107 2108
Zanetta G., Mariani E., Lissoni A., Ceruti P., Trio D., Strobelt N., Mariani S. A prospective
2109
study of the role of ultrasound in the management of adnexal masses in pregnancy. BJOG
2110
2003 June;110:578-583.
2111
77
2112
Hoofdstuk 7
Torsie
2113 2114
Uitgangsvragen:
2115
7.1
Wat is de waarde van diagnostische parameters bij verdenking op een getordeerd
2116
vergroot adnex (anamnese, lichamelijk onderzoek, gynaecologisch onderzoek, echo
2117
Doppler, laboratorium afwijkingen)?
2118
7.2
2119 2120
Binnen welk tijdsbestek dient een behandeling van een getordeerd adnex plaats te vinden?
7.3
Dient een getordeerd adnex te worden gedetordeerd of te worden verwijderd?
2121 2122
Inleiding
2123
Torsie van een vergroot adnex wordt gedefinieerd als het geheel of gedeeltelijk om zijn as
2124
draaien van de vaatsteel waarbij de vascularisatie naar en van het adnex wordt
2125
gecompromitteerd. Het stellen van de diagnose adnextorsie is preoperatief vaak lastig. Vooral
2126
voor vrouwen in de fertiele levensfase is het tijdig stellen van de diagnose torsie van belang
2127
ter voorkoming van verlies van ovariële reserve. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke
2128
diagnostische parameters zinvol zijn bij de verdenking op een getordeerd adnex. Binnen welk
2129
tijdsbestek dient een behandeling van een getordeerd adnex plaats te vinden en hoe bepaal je
2130
de vitaliteit van een getordeerd adnex? En indien een getordeerd adnex wordt geconstateerd,
2131
dient deze dan gedetordeerd of verwijderd te worden?
2132 2133
Samenvatting van de literatuur
2134 2135
Uitgangsvraag 7.1:
2136
Wat is de waarde van diagnostische parameters bij verdenking op een getordeerd adnex (anamnese, LO,
2137
gynaecologisch onderzoek, echo Doppler, laboratorium afwijkingen)?
2138
Van de 29 gevonden onderzoeken bleken er elf bruikbaar voor het beantwoorden van deze
2139
uitgangsvraag (Benjapibal, 2000; Ben-Ami, 2002; Cohen, 2001; Daponte, 2006; Huchon,
2140
2010a; Kim, 1999; Kupesic, 2010; Lee, 2009; Mashiach, 2011; Nizar, 2009; Valsky, 2010). Er
2141
zijn twee reviews verschenen, één over diagnostiek in het algemeen (Huchon, 2010b) en één
2142
specifiek over beeldvorming (Wilkinson, 2011) bij een getordeerd adnex. Beide reviews
2143
waren niet systematisch van opzet en zijn daarom niet meegenomen in deze uitgangsvraag
2144
(zie bijlage 5.7.1 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.7.1 voor de evidencetabel).
2145 2146 78
2147
Anamnese en lichamelijk onderzoek
2148
Hoewel in de meeste artikelen de anamnese en het lichamelijk onderzoek geen primaire
2149
uitkomstmaten zijn, wordt er toch vaak melding van gemaakt.
2150
In een groot retrospectief cohortonderzoek (Benjapibal, 2000) heeft men bij 608 vrouwen
2151
met een teratoom gekeken naar de epidemiologische data. Er is bij 68 vrouwen sprake van
2152
een getordeerd adnex. In 86% van de gevallen presenteerden zij zich met buikpijn, dit is
2153
significant vaker dan bij ongecompliceerde teratomen waarbij dit in 46% van de gevallen was
2154
(p<0.001). Tevens was er aanzienlijk verschil in grootte van de cyste; 94% van de torsies was
2155
bij een cyste tussen de 6-15 cm, terwijl dit bij de ongecompliceerde groep 69% was
2156
(p<0.001).
2157
Kim (1999) heeft in een retrospectief cohortonderzoek gekeken naar getordeerd en
2158
ongecompliceerd teratoom. Hiervoor zijn 34 vrouwen geïncludeerd waarvan 14 een torsie
2159
hadden. Alle vrouwen met een torsie klaagden over pijn in de onderbuik. Bij acht van hen
2160
ontstond de pijn acuut, terwijl bij de resterende zes vrouwen een langzamer beloop bestond.
2161
Slechts drie vrouwen in de controle groep klaagden over buikpijn.
2162
Kupesic (2010) heeft in een retrospectief onderzoek van 36 vrouwen met een getordeerd
2163
adnex ook gekeken naar lichamelijke klachten. Alle vrouwen presenteerden zich met pijn in
2164
de onderbuik, tevens had 53% klachten van misselijkheid en braken. Bij lichamelijk
2165
onderzoek gaf 81% pijn aan bij palpitatie van het abdomen en drie vrouwen hadden koorts
2166
bij opname.
2167 2168
Laboratoriumonderzoek
2169
Meerdere onderzoeken vermelden leukocytose bij laboratoriumonderzoek in de diagnostiek
2170
van een getordeerd adnex. Leucocytose wordt in de retrospectieve, niet gecontroleerde
2171
cohort onderzoeken beschreven en varieert van 2% tot 62% (Benjapibal, 2000; Eitan, 2007;
2172
Chiou, 2007; Haskin, 1986; Hasson, 2010; Houry, 2001; Lee, 1998; Smorgnick, 2008;
2173
Gocmen, 2008). In de studies wordt een wisselende normaalwaarde aangehouden voor het
2174
leucocytenaantal, of deze wordt helemaal niet genoemd. In geen van de onderzoeken wordt
2175
gekeken naar een verband tussen de hoogte van de leucocytose en de mate van necrose van
2176
een getordeerd adnex.
2177
Het CRP wordt door Huchon (2010) en Tobiume (2011) beschreven. Huchon vindt het CRP
2178
in de logistieke regressie analyse geen factor om mee te nemen in het predictiemodel voor
2179
adnextorsie. Ook Tobiume vindt het CRP geen factor in de diagnostiek voor het
2180
diagnosticeren van een torsie, wel vinden zij een significant verhoogd CRP bij een reeds
2181
genecrotiseerd getordeerd adnex vergeleken met de groep niet genecrotiseerde adnexa. In dit
2182
onderzoek is er in beide groepen geen verschil van het leucocytenaantal. 79
2183 2184
Cohen (2001) heeft in een prospectief cohortonderzoek gekeken naar de voorspellende
2185
waarde van de markers interleukine-6 (IL-6) en tumor necrosis factor (TNF-α) bij de
2186
diagnostiek van een getordeerd adnex. Bij acht van de 20 vrouwen werd een torsie bevestigd
2187
bij laparoscopie. Bij 75% van deze vrouwen was het IL-6 verhoogd, terwijl geen enkele
2188
vrouw in de controlegroep een verhoogd IL-6 had (p<0.001). De waarde van TNF-α was in
2189
25% van de torsie casussen verhoogd, maar dit was geen significant verschil ten opzichte van
2190
de controlegroep.
2191
In het grotere prospectieve cohortonderzoek van Daponte (2006) heeft men naast IL-6 en
2192
TNF-α ook gekeken naar interleukine-8 (IL-8) en E-selectine als preoperatieve markers voor
2193
een getordeerd adnex bij 50 vrouwen. Bij 13 vrouwen werd de diagnose torsie bevestigd.
2194
Wederom werd er een significant verhoogde waarden van IL-6 gevonden bij vrouwen met
2195
een getordeerd adnex (p<0.001). De ROC curve liet een afkappunt zien van 10.2 pg/mL met
2196
een sensitiviteit van 92% (CI 64%-100%) en specificiteit van 78% (CI 38-84%).
2197
De waardes van IL-8, E-selectin en TNF-α waren niet verhoogd ten opzicht van de
2198
controlegroep.
2199 2200
Echoscopisch onderzoek
2201
In het prospectieve cohortonderzoek van Ben-Ami (2002) heeft men gekeken naar de
2202
voorspellende waarde van echo en kleuren Doppler onderzoek bij vrouwen met een
2203
verdenking op een getordeerd adnex. In een cohort van 65 vrouwen, bleken er 15 een
2204
getordeerd ovarium te hebben. De detectie van arteriële en veneuze flow had een sensitiviteit
2205
van 100%, specificiteit van 98%, positief voorspellende waarde (PVW) van 94% en een
2206
negatief voorspellende waarde (NVW) van 100%.
2207
Kupesic (2010) heeft ook gekeken naar de voorspellende waarde van Doppler onderzoek in
2208
een retrospectief onderzoek van 36 vrouwen met een getordeerd adnex. Hierbij is
2209
onderscheid gemaakt in een totale en partiële torsie. Van de 24 vrouwen met een totale torsie
2210
van het adnex hadden er 21 geen flow en drie enkel arteriële flow in de vaatsteel, terwijl in de
2211
partiële groep er tien zowel arteriële als veneuze flow hadden en twee enkel veneuze flow.
2212
Deze verschillen waren significant.
2213
Ook Nizar (2009) heeft gekeken naar de rol van Doppler onderzoek bij het stellen van de
2214
diagnose getordeerd adnex. Van de 193 vrouwen die in dit onderzoek geïncludeerd zijn,
2215
ondergingen uiteindelijk 101 een operatie, hiervan hadden 29 daadwerkelijk een torsie. Bij
2216
alle vrouwen met een getordeerd adnex was geen of een afwijkende flow door de vene
2217
(sensitiviteit 100%, specificiteit 97%). Afwezigheid van flow door de arterie had een
2218
sensitiviteit van 76% en een specificiteit van 99%. De aanwezigheid van weefseloedeem en 80
2219
afwezigheid van intra-ovariële vascularisatie had een hoge specificiteit van respectievelijk
2220
100% en 91%.
2221
Mashiach (2011) heeft retrospectief gekeken naar de voorspellende waarde van de
2222
verschillende echo parameters bij een getordeerd adnex. Bij 47 van de 63 vrouwen werd een
2223
torsie van het adnex juist vastgesteld met echoscopisch onderzoek (74.6%). Parameters die
2224
significant waren zijn: abnormale flow door vaatsteel (PVW 80%, NVW 46%) en vrij vocht
2225
rond het adnex of in het cavum douglasi (PVW 89%, NVW 46%). Bij het gebruik van
2226
combinaties van parameters wordt zelfs een specificiteit van 100% bereikt, maar hierbij valt
2227
de sensitiviteit wel lager uit.
2228
In een retrospectieve cohortstudie (Valsky, 2010) is ook nog gekeken naar het “whirlpool
2229
sign” bij een verdenking op een getordeerd adnex. In een cohort van 80 vrouwen is bij 22
2230
van hen deze extra meting toegevoegd aan het normale echoscopische onderzoek. Twintig
2231
vrouwen hadden een positief “whirlpool sign”, waarvan uiteindelijk 18 daadwerkelijk een
2232
torsie hadden bij laparoscopie. De twee vrouwen die een positief “whirlpool sign” maar geen
2233
torsie hadden waren zwanger. Van de controlegroep bleken er 32 een torsie te hebben.
2234
Geconcludeerd werd dat er meer terecht positieve diagnoses gesteld werden bij het
2235
toevoegen van het “whirlpool sign” (90% vs. 55%, p<0.05).
2236 2237
CT en MRI
2238
Kim heeft in een retrospectief cohortonderzoek gekeken naar de functie van een CT-scan in
2239
het onderscheid maken tussen een getordeerd en niet getordeerd teratoom. Hiervoor zijn 34
2240
vrouwen geïncludeerd, waarvan 14 een torsie hadden. De aanwezigheid van peri-tumorale
2241
infiltratie bevestigt een torsie met een sensitiviteit van 43% en specificiteit van 96%. Ook de
2242
aanwezigheid van een vergrote tuba bevestigt de diagnose torsie met een sensitiviteit van
2243
79%, specificiteit van 100% en een diagnostische nauwkeurigheid van 92%.
2244
In een veel groter retrospectief cohortonderzoek van 308 vrouwen (Lee, 2009) is gekeken
2245
naar de toegevoegde waarde van de CT-scan bij het identificeren van een getordeerd adnex.
2246
Bij 38 vrouwen was uiteindelijk sprake van een torsie. Typische afwijkingen in een getordeerd
2247
adnex waren: verdikking van de tuba (74%), tuba wand (54%), septum (50%) en diffuus
2248
verminderde of slechte opname van contrast van cystewandverdikking of papillaire
2249
structuren (50%). Andere afwijkingen waren: deviatie van de uterus naar de getordeerde zijde
2250
(61%), peri-tumor infiltratie (40%), het niet kunnen vervolgen van de vena ovarica (71%) en
2251
ascites (13%). Behoudens ascites waren alle afwijkingen significant.
2252 2253
Modellen 81
2254
Huchon (2010a) heeft een score ontwikkeld waarmee preoperatief het risico op een
2255
getordeerd adnex berekend kan worden bij een vrouw met acuut ontstane pijn in de
2256
onderbuik. In eerste instantie is er in een retrospectief cohort gekeken welke variabelen
2257
onafhankelijk geassocieerd waren met een torsie van het adnex. Dit waren de afwezigheid
2258
van fluor en metrorragie; cyste >5 cm bij echoscopisch onderzoek; pijnklachten < 8 uur
2259
aanwezig; braken en acuut ontstane unilaterale pijn of rugpijn. Vervolgens is deze score
2260
gevalideerd bij een groep van 35 vrouwen met een verdenking op een getordeerd ovarium.
2261
Hierbij werd de accuratesse van deze score bevestigd, met een sensitiviteit van 69% (95% BI,
2262
52-86%) en specificiteit van 100% (95% BI, 61-100%) in de laag risicogroep en een
2263
sensitiviteit van 50% (95% BI, 19-8%1) en specificiteit van 97% (95% BI, 90-100%) in de
2264
hoog risicogroep.
2265 2266
Uitgangsvraag 7.2: Binnen welk tijdsbestek dient een behandeling van een getordeerd adnex plaats te vinden?
2267
Drie retrospectieve cohortonderzoeken geven antwoord op deze uitgangsvraag (Ben-Arie,
2268
1995; Chen, 2001; White, 2005). Er zijn geen RCT’s of vergelijkende cohortonderzoeken die
2269
de uitgangsvraag beantwoorden. Zie bijlage 5.7.2 voor de zoekverantwoording en bijlage
2270
6.7.2 voor de evidencetabel.
2271
Ben-Arie (1995) heeft in een retrospectief cohortonderzoek van 1988 tot 1993 alle jonge
2272
vrouwen met onderbuikpijn geïncludeerd. Van deze 72 patiënten werden 39 vrouwen
2273
geopereerd en werd bij 13 vrouwen een torsie van het ovarium vastgesteld. Er was een
2274
significant verschil in noodzakelijke operatie (detorsie ten opzichte van salpingectomie/
2275
oophorectomie/ adnexectomie) en de tijd van opname tot operatie (p=0.03, 8±5 vs. 18±9
2276
uur). Er wordt niet omschreven waarop de keuze van de ingreep is gebaseerd. Ook wordt in
2277
dit onderzoek geen histologisch onderzoek gedaan naar de functie van de ovaria.
2278
In de studie van Chen (2001) werd onder andere gekeken naar schade aan het adnex ten
2279
opzichte van de duur van klachten tot operatie. Chen includeerde 69 vrouwen met een met
2280
operatie bevestigde torsie van het ovarium en selecteerde 13 patiënten met een, vooraf aan
2281
de torsie, normale adnex (geen cystes of tumor). De periode van klachten tot operatie had
2282
een mediaan van 48 uur met een spreiding van 16 tot 288 uur.
2283
Alle operatieverslagen beschreven een cyanotisch en ischemisch adnex, echter bij maar vijf
2284
van de 13 vrouwen was de ovariële cortex afgestorven. Bij deze patiënten liet het detorderen
2285
langer dan 48 uur op zich wachten. Bij zes vrouwen (allen <19 uur geopereerd) was er
2286
microscopisch intact ovarieel weefsel met follikels te zien, ondanks macroscopisch
2287
geobserveerde bloeduitstortingen en verminderde flow. Bij twee patiënten zijn de ovaria
2288
microscopisch niet beoordeeld (operatie na 48 en 72 uur). 82
2289
White (2005) heeft onderzoek gedaan naar 52 vrouwen waarbij de torsie operatief was
2290
bevestigd. De mediane tijd tot de diagnose bij vrouwen met behoud van ovarium was 12 uur
2291
(IQR: 8-30.8), vergeleken met vrouwen waarbij het ovarium de functie niet kon behouden:
2292
22.5 uur (IQR: 7.5-69.5) (p=0.726). Er is echter niet bekend of dit de tijdsduur van klachten
2293
tot operatie betreft. Het beoordelen van wel of niet verwijderen van de adnex is subjectief en
2294
afhankelijk van de operateur. In dit onderzoek werd geen microscopisch onderzoek gedaan
2295
naar het ovarium en naar het terecht zijn van verwijdering ervan.
2296 2297
Uitgangsvraag 7.3: Dient een getordeerd adnex te worden gedetordeerd of te worden verwijderd?
2298
Van de 19 gevonden onderzoeken bleken er elf bruikbaar voor het beantwoorden van deze
2299
uitgangsvraag (Cohen, 1999; Cohen, 2003; Gocmen, 2003; Kupecic, 2010; Lee, 1998;
2300
Oelsner, 1993; Oelsner, 2003; Pansky, 2007; Shalev, 1995; Tandulwadkar, 2009; Tsafrir
2301
2012). Zie bijlage 5.7.3 voor de zoekverantwoording en bijlage 6.7.3 voor de evidencetabel.
2302 2303
Beoordeling vitaliteit getordeerd adnex
2304
In twee onderzoeken (Gocmen, 2008; Lee, 1998) is beschreven hoe ze de vitaliteit van een
2305
getordeerd adnex hebben beoordeeld.
2306
In het onderzoek van Gocmen (2008) is in een groep van 18 vrouwen met een getordeerd
2307
adnex tijdens de chirurgische ingreep gekeken naar de vitaliteit van het aangedane adnex. De
2308
vrouwen werden ingedeeld in drie groepen na detorsie van het adnex: geen of milde ischemie
2309
(A), ernstige ischemie (donkerrood of zwart adnex) maar met gedeeltelijk herstel na 10
2310
minuten (B) en gangreen zonder herstel (C). In deze laatste groep werd het adnex verwijderd.
2311
Voor de verdere uitkomsten zie tabel.
2312
In een prospectief cohortonderzoek van Lee (1998) zijn 32 vrouwen met een getordeerd
2313
adnex geïncludeerd, bij 27 werd een adnexectomie verricht. Bij vijf vrouwen werd het adnex
2314
gedetordeerd, bij hen was sprake van arteriële en veneuze flow bij echo kleuren Doppler
2315
onderzoek en werd het adnex tijdens de ingreep visueel beoordeeld als vitaal.
2316
Meerdere onderzoeken (Cohen, 1999; Cohen, 2003; Oelsner 1993; Oelsner, 2003) vermelden
2317
blauw/zwart gekleurde ischemische getordeerde adnexa, deze werden ondanks hun aspect
2318
gedetordeerd. De kans op ernstige complicaties als trombo-embolieën of ernstige infecties is
2319
hierbij niet verhoogd. De kans op het weer normaal gaan functioneren van het aangedane
2320
adnex is groot (68.8 - 100%). De follow-up wordt verricht middels echoscopisch onderzoek,
2321
waarbij met name naar normale folliculaire ontwikkeling in het aangedane ovarium wordt
2322
gekeken. In een aantal onderzoeken worden bij indicatie voor IVF behandeling oöcyten uit
2323
het aangedane adnex verkregen. Een niet functionerend adnex wordt beschreven als een 83
2324
klein echodens adnex, zonder aanwijzingen voor folliculaire ontwikkeling in de follow-up
2325
periode.
2326 2327
Recidief torsie
2328
In vijf onderzoeken (Cohen 2003; Oelsner, 2003; Pansky, 2007; Tandulwadkar, 2009; Tsafrir,
2329
2012) is het aantal recidief torsies vermeld. De gegevens zijn terug te vinden in de tabel 7.1.
2330
Panksy (2007) heeft in een retrospectief cohortonderzoek 62 vrouwen met een getordeerd
2331
adnex geïncludeerd en deze verdeeld in twee groepen, namelijk normaal (niet vergroot, geen
2332
cyste) en abnormaal adnex (cyste, tumor). Alle adnexa werden gedetordeerd. Vervolgens is
2333
gekeken naar het aantal recidief torsies. Opvallend was dat in de groep van ‘normale adnexa’
2334
zeven van de twaalf (58%) vrouwen een recidief hadden met wederom een niet vergroot
2335
adnex, waarvan vier van het zelfde adnex en drie van het andere adnex. In drie gevallen werd
2336
het adnex gefixeerd door middel van ovariopexie. Geen van deze vrouwen had voor de
2337
derde maal een recidief torsie. In de groep van abnormaal adnex was sprake van een recidief
2338
torsie bij vier van de 50 (8%) vrouwen. De kans op retorsie in deze groep met een initieel
2339
abnormaal adnex was kleiner na cyste extirpatie (12.5%) en na cyste extirpatie (5.3%)
2340
vergeleken met een detorsie alleen (28%).
2341 2342
Tabel 7.1: Artikel
Aantal
Postoperatieve
Recidief torsie Normal
patiënten
complicaties (n)
(n)
IVF (n)
ovaries** (n)
Lost to
Follow-up Mediaan
follow-up (n)
(mnd)
(n)
follow-up (mnd)
Cohen 1999
58
0
NA
54 (93.1%)
4*
0
6 – 120
42
Cohen 2003
102
0
5 (4.9%)
85 (83.3%)
6*
10
6 – 168
54
Gocmen, 2008
16
0
NA
11 (68.8%)
NA
5
6 – 12
NA
Kupesic, 2010
12***
NA
NA
12 (100%)
NA
0
3
3
Lee, 1998
5
NA
NA
5 (100%)
NA
NA
0,1 – 2
NA
Oelsner, 1993
40
0
NA
35 (87.5%)
2*
3
12 – 120
48,8
Oelsner, 2003
102
0
5 (4.9%)
85 (83.3%)
6
10
2 – 168
54
Pansky, 2007
62
NA
11 (17.7%)
NA
NA
5
2,4 – 288
31,2
Shalev, 1995
58
NA
NA
49 (84.4%)
NA
4
NA
NA
2009
17
NA
1 (5.9%)
15 (88.2%)
3
NA
NA
NA
Tsafrir, 2012
170
NA
23 (13.5%)
NA
NA
NA
NA
NA
Tandulwadkar,
2343 2344 2345 2346 2347 2348
NA = not applicable * oocyt uit getordeerd adnex echoscopisch vastgesteld in follow-up periode ** normale ovaria gedefinieerd als normale folliculaire ontwikkeling *** partiële torsie **** aantal vrouwen met een zwangerschapswens
2349 84
2350
Fertiliteit
2351
In twee onderzoeken (Cohen, 1999; Oelsner, 1993) is het aantal zwangerschappen na een
2352
detorsie van een getordeerd adnex beschreven. In het cohort van Cohen hadden 26 vrouwen
2353
nog een zwangerschapswens, waarvan uiteindelijk 19 daadwerkelijk zwanger zijn geworden
2354
(73.1%). Van de vier vrouwen die IVF ondergingen is één zwanger geworden.
2355
In het cohort van Oelsner waren 18 vrouwen met een zwangerschapswens, waarvan in de
2356
follow-up periode 16 zwanger zijn geworden. Beide vrouwen die IVF ondergingen zijn
2357
zwanger geworden.
2358 2359
In vijf onderzoeken (Cohen, 1999; Cohen, 2003; Oelsner, 1993; Oelsner, 2003;
2360
Tandulwadkar, 2009) is het aantal vrouwen dat IVF onderging genoemd (zie tabel 7.1). Het
2361
aantal succesvolle IVF pogingen is echter alleen in de onderzoeken van Oelsner (1993) en
2362
Cohen (1999) vermeld, zie bovenstaande tekst.
2363 2364
Pre-ovarieel falen (POF)
2365
Er zijn geen artikelen gevonden die antwoord geven op deze vraag.
2366 2367
Grade tabel
2368
Uitgangsvraag 7.1: Beoordeling van kwaliteit Kwaliteit Aantal Studie studies ontwerp
Studie beperkingen
Inconsistentie
Indirectheid
Imprecisie
Andere opmerkingen
Uitkomstmaat: Anamnese en lichamelijk onderzoek 3
Observationele Ernstige studies beperkingen1
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie2
Geen
ZEER LAAG
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie3
Geen
ZEER LAAG
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie4
Geen
ZEER LAAG
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie5
Geen
ZEER LAAG
Uitkomstmaat: Laboratorium onderzoek 2
Observationele Geen ernstige studies beperkingen
Uitkomstmaat: Echoscopisch onderzoek 5
Observationele Ernstige studies beperkingen1
Uitkomstmaat: CT en MRI 2
2369 2370 2371 2372 2373 2374 2375
Observationele Ernstige studies beperkingen1
1 Retrospectieve
studie N = 118 3 Totale N = 70 4 Totale N = 437 5 Totale N = 342, aantal torsies 52 2 Totale
Uitgangsvraag 7.2: Beoordeling van kwaliteit
Kwaliteit
85
Aantal Studie ontwerp studies
Studie beperkingen
Inconsistentie
Indirectheid Imprecisie
Andere opmerkingen
Uitkomstmaat: Tijdsbestek ter behandeling van een getordeerd adnex 3
2376 2377 2378 2379 2380 2381
Observationele studies1
Ernstige beperkingen2
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige Ernstige indirectheid imprecisie3
Geen
ZEER LAAG
1 Alle
drie de studies zijn retrospectieve studies. Al de studies analyseerde torsie bevestigd tijdens de operatie. Ze hebben niet gecorrigeerd voor confounders als comorbiditeit. Er zijn geen gegevens over het functioneren van de ovaria wanneer deze in situ gebleven zouden zijn. 3 Totaal aantal torsies was 88. 2
Uitgangsvraag 7.3: Beoordeling van kwaliteit Kwaliteit Aantal Studie ontwerp studies
Studie beperkingen
Inconsistentie
Indirectheid
Imprecisie
Andere opmerkingen
Uitkomstmaat: Vitaliteit getordeerd adnex 2
Observationele studies
Geen ernstige beperkingen
Geen ernstige inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie1
Geen
ZEER LAAG
Ernstige Geen ernstige beperkingen2, 3, 4 inconsistentie
Geen ernstige indirectheid
Ernstige imprecisie5
Geen
ZEER LAAG
Ernstige Beperkingen 2, 3
Geen ernstige indirectheid
Ernstige
Geen
ZEER LAAG
Uitkomstmaat: Recidief torsie 5
Observationele studies
Uitkomstmaat: Fertiliteit 5
2382 2383 2384 2385 2386 2387 2388 2389 2390
Observationele studies
Geen ernstige inconsistentie
imprecisie6
Totale N = 50, detorsie N = 21 studie 3 Hoog percentage loss to follow up 4 Loss to follow up niet vermeld 5 Totale N = 453, recidief torsie N = 45 6 Totale N = 319, totaal aantal zwangerschappen N = 35, totaal aantal IVF N = 21 1
2 Retrospectieve
Conclusies uit de literatuur Uitgangsvraag 7.1: Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Acuut ontstane buikpijn, misselijkheid en braken zijn veel genoemde symptomen bij een getordeerd adnex. Huchon 2010a, Benjapibal 2000, Kim 1999, Kupesic 2010
2391 Leucocytose wordt beschreven bij 2 tot 62 % van de patiënten met een getordeerd adnex. Kwaliteit van
In één onderzoek wordt een significant verhoogd CRP gezien bij necrose
bewijs:
van een getordeerd adnex vergeleken met een niet genecrotiseerd
ZEER LAAG
getordeerd adnex. Benjapibal 2000, Eitan 2007, Chiou 2007 , Haskin 1986 , Hasson 2010, Houry 2001, Lee 1998, Smorgnick 2008, Gocmen 2008, Huchon 2010, Tobiume 2011
2392 Kwaliteit van bewijs:
In twee studies worden bij patiënten met een getordeerd adnex een significant verhoogde waarde van het Interleukine-6 (IL-6) gevonden. 86
ZEER LAAG
Cohen 2001, Daponte 2006
2393 Echo kleuren Doppler onderzoek als aanvulling op het 2D morfologisch Kwaliteit van
echoscopisch onderzoek in de diagnostiek van een getordeerd adnex heeft
bewijs:
een hoger positief voorspellende waarde ten opzichte van alleen 2D
ZEER LAAG
morfologisch echoscopisch onderzoek. Ben-Amie 2002, Kupesic 2010, Nizar 2009, Mashiach 2011, Valsky 2010
2394 Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Er is onvoldoende adequaat onderzoek gedaan om de meerwaarde van een CT scan of een MRI scan boven echo (Doppler) onderzoek aan te tonen. Ben-Arie 1995, Chen 2001, White 2005
2395 2396
Uitgangsvraag 7.2: Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
Er is onvoldoende bekend over het tijdsbestek waarbinnen vrouwen met een verdenking op dan wel bevestigd getordeerd adnex chirurgisch behandeld dienen te worden. Ben-Arie 1995, Chen 2001, White 2005
2397 2398
Uitgangsvraag 7.3: Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
De kans op een recidief torsie na detorsie van een getordeerd adnex varieert van 4.9-17.7% (mediaan 5.9%). Cohen 2003, Oelsner 2003, Pansky 2007, Tandulwadkar 2009, Tsafrir 2012
2399 Kwaliteit van bewijs: ZEER LAAG
De kans op een normaal functionerend ovarium na detorsie van een getordeerd adnex varieert van 68.8-100% (mediaan 87.5%). Cohen 1999, Cohen 2003, Gocmen 2008, Kupesic 2010, Lee 1998, Oelsner 1993, Oelsner 2003, Shalev 1995, Tandulwadkar 2009
2400 2401
Overwegingen
2402
Uitgangsvraag 7.1:
2403
Torsie van het adnex blijft een moeilijk te stellen diagnose. Er is nog altijd geen betrouwbare
2404
methode waarmee de diagnose preoperatief kan worden gesteld. Er kan in de anamnese
2405
sprake zijn van risicofactoren zoals een geschiedenis met torsie of adnexcyste,
2406
fertiliteitsbehandeling, PCOS, uterusextirpatie of sterilisatie. Patiënten presenteren zich in het
2407
algemeen met acuut ontstane gelateraliseerde of lumbale pijnklachten. Misselijkheid en
2408
braken worden vaak vermeld, maar zijn vooral afhankelijk van de mate van pijn. 87
2409
Echoscopisch onderzoek laat in het algemeen een vergroot adnex van groter dan 5 cm zien.
2410
Case reports laten echter ook bij kleinere of zelfs normale adnexa torsie beelden zien. Het
2411
door Huchon ontwikkelde predictiemodel voor een torsie van het adnex gebaseerd op 5
2412
parameters lijkt veelbelovend. De score is echter prospectief gevalideerd in een slechts kleine
2413
groep patiënten van 35 met buikpijn. (Huchon, 2010a) wordt in grotere retrospectieve series
2414
vaak wel meegenomen, maar blijkt niet van aanvullende waarde in de diagnostiek voor torsie
2415
van het adnex. Mogenlijk dat een verhoogd CRP wel iets zegt over de mate van necrose van
2416
een getordeerd adnex (Tobiume, 2011). Desalniettemin, bij gebrek aan een sluitend
2417
diagnostisch middel kan laboratoriumonderzoek ons helpen in de differentiaal diagnose.
2418
Interleukine-6 is wel significant verhoogd bij patiënten met een bewezen torsie, vergeleken
2419
met patiënten met een niet gecompliceerd cysteus vergroot adnex. Het gaat hier echter om
2420
kleine studies waarbij alleen geopereerde patiënten met een cysteus vergroot adnex zijn
2421
onderzocht en overige diagnoses (zoals appendicitis en EUG) zijn geëxcludeerd (Cohen,
2422
2001; Daponte, 2006). Vooralsnog lijkt het dus een bepaling die thuishoort in
2423
onderzoekssetting. Over de waarde van aanvullend kleuren Doppler onderzoek verschillen
2424
de uitkomsten in de literatuur. De sensitiviteit wisselt tussen de 76-100% (alleen afwezige
2425
veneuze flow vs. volledig afwezige flow) en de specificiteit tussen de 97 en 99% (Ben-Ami,
2426
2002; Kupesic, 2010; Nizar, 2009; Mashiach, 2011). Toch lijkt het als aanvullend onderzoek
2427
op het regulier echoscopisch onderzoek vooral in ervaren handen nuttig. Hetzelfde geldt
2428
voor de “whirl pool sign”. Dit echoscopisch kenmerk wordt in verschillende onderzoeken
2429
beschreven, maar slechts in één klein onderzoek als onafhankelijke predictor onderzocht
2430
(Valsky, 2010). Het herkennen hiervan lijkt bij niet zwangere vrouwen met een torsie van
2431
meerwaarde in de diagnostiek. In de literatuur worden specifieke CT kenmerken benoemd bij
2432
een torsie van het adnex, vergeleken met patiënten met een ongecompliceerd vergroot adnex
2433
(Kim, 1999; Lee, 2009). De meerwaarde van CT en/of MRI onderzoek boven echoscopisch
2434
onderzoek is echter nooit onderzocht. Aanvullend CT en/of MRI onderzoek heeft tot op
2435
heden dan ook niet bewezen meerwaarde.
2436
Uiteindelijk zal enkel met een diagnostische laparoscopie de diagnose van een torsie met
2437
100% zekerheid kunnen gesteld worden.
2438 2439
Uitgangsvraag 7.2
2440
Hoewel een exact tijdsbestek waarbinnen een operatie dient plaats te vinden vanuit de
2441
literatuur niet is aan te geven, komt hieruit wel naar voren dat bij patiënten waarbij detorsie
2442
lang op zich liet wachten de kans op necrose van het ovarium is toegenomen met verlies van
2443
het adnex als gevolg (Chen, 2001). Bij vrouwen met (mogelijk) toekomstige kinderwens dient
2444
een verdenking op een getordeerd adnex daarom te worden beschouwd als een 88
2445
gynaecologisch spoedgeval. Een laparoscopie dient binnen de beschikbare mogelijkheden
2446
redelijkerwijs zo spoedig mogelijk te worden verricht om de kans op een adnex sparende
2447
ingreep te vergroten.
2448 2449
Uitgangsvraag 7.3:
2450
In twee onderzoeken over kleuren Doppler onderzoek bij patiënten met een torsie van het
2451
adnex wordt de vitaliteit tevoren voorspeld en wordt aan de hand hiervan het operatieve
2452
beleid bepaald (Gocmen, 2007; Lee, 1998). Er zijn echter grote series waarin onafhankelijk
2453
van het peroperatieve aspect van het adnex er altijd voor detorsie gekozen wordt, ook bij
2454
zogenaamde zwartblauw verkleurde ischemische adnexa (Cohen, 1999; Cohen, 2003;
2455
Oelsner, 1993; Oelsner, 2003). De kans op ernstige complicaties als trombo-embolieën of
2456
ernstige infecties is hierbij niet verhoogd. De kans op het weer normaal gaan functioneren
2457
van het aangedane adnex is groot (68.8 - 100%). Bij patiënten in de fertiele levensfase is het
2458
dan ook te adviseren om onafhankelijk van het aspect van het getordeerde adnex bij operatie,
2459
te kiezen voor een detorsie, al dan niet gecombineerd met een cyste aspiratie of cystectomie.
2460
De kans op een retorsie van een eerder getordeerd adnex varieert tussen de 4.9 en 17.7%. Uit
2461
het onderzoek van Pansy (2007) blijkt dat vooral de kans op recidief torsie bij normale, niet
2462
vergrote adnexa groot is (58%) van of het eerder aangedane adnex of het contralaterale
2463
adnex. In deze gevallen is bij retorsie een ovariopexie te overwegen. De kans op een recidief
2464
torsie bij een cysteus vergroot adnex varieert tussen de 4.7 en 8%. De kans wordt kleiner bij
2465
het initieel behandelen van de cyste door een cyste extirpatie of cyste aspiratie (Pansky,
2466
2007). Bij zwartblauwe ischemische adnexa echter kan deze aanvullende chirurgie boven de
2467
detorsie door de kwetsbaarheid van het weefsel meer complicaties geven. Hierbij is bij
2468
patiënten in de fertiele levensfase te overwegen alleen de detorsie te verrichten en zo nodig in
2469
tweede instantie de cyste te behandelen (Cohen, 1999; Cohen, 2003; Oelsner, 1993; Oelsner,
2470
2003).
2471 2472
Aanbevelingen Bij vrouwen die zich presenteren met een acuut ontstane buikpijn bij een vergroot adnex dient differentiaal diagnostisch gedacht te worden aan een torsie. Het verdient aanbeveling bij patiënten met een vergroot ovarium en buikpijn laagdrempelig een laparoscopie te verrichten.
2473 Er is geen toegevoegde waarde van laboratoriumonderzoek in het stellen van de diagnose getordeerd adnex. 2474 89
Er is geen toegevoegde waarde voor een CT scan of een MRI scan in het stellen van de diagnose getordeerd adnex. 2475 In ervaren handen lijkt er plaats voor het kleuren Doppler onderzoek naast het routine 2D echoscopisch onderzoek in de diagnostiek van het getordeerd adnex. 2476 Bij vrouwen met (mogelijk) toekomstige kinderwens en verdenking op een getordeerd adnex lijkt het verstandig zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de klachten een chirurgische behandeling te verrichten. Onafhankelijk van het aspect van een getordeerd adnex bij torsie dient bij vrouwen in de fertiele levensfase gekozen te worden voor een ovariumsparende ingreep, te weten een detorsie van het adnex. Bij patiënten in de fertiele levensfase bij wie een detorsie heeft plaatsgevonden verdient het de voorkeur, vanwege de kwetsbaarheid van het weefsel bij een ischemisch ogend ovarium, in tweede instantie de cyste te behandelen. 2477 Bij een recidief torsie van een normaal, niet cysteus vergroot ovarium is een ovariopexie te overwegen. 2478 2479
Literatuur
2480
Ben-Ami M., Perlitz Y., Haddad S. The effectiveness of spectral and color Doppler in
2481
predicting ovarian torsion. A prospective study. European Journal of Obstetrics,
2482
Gynecology, & Reproductive Biology 2002 Aug 5;104(1):64-6.
2483 2484
Ben-Arie A., Lurie S., Graf G., Insler V. Adnexal torsion in adolescents: prompt diagnosis
2485
and treatment may save the adnexa. European Journal of Obstetrics, Gynecology, &
2486
Reproductive Biology 1995 Dec;63(2):169-73.
2487 2488
Benjapibal M., Boriboonhirunsarn D., Suphanit I., Sangkarat S. Benign cystic teratoma of the
2489
ovary : a review of 608 patients. Journal of the Medical Association of Thailand 2000
2490
Sep;83(9):1016-20.
2491
90
2492
Chen M., Chen C.D., Yang Y.S. Torsion of the previously normal uterine adnexa. Evaluation
2493
of the correlation between the pathological changes and the clinical characteristics. Acta
2494
Obstet Gynecol Scand 2001 Jan;80(1):58-61.
2495 2496
Cohen S.B., Wattiez A., Stockheim D., Seidman D.S., Lidor A.L., Mashiach S. The accuracy
2497
of serum interleukin-6 and tumour necrosis factor as markers for ovarian torsion. Human
2498
Reproduction 2001 Oct;16(10):2195-7.
2499 2500
Cohen S.B., Oelsner G., Seidman D.S., Admon D., Mashiach S., Goldenberg M.
2501
Laparoscopic detorsion allows sparing of the twisted ischemic adnexa. J Am Assoc Gynecol
2502
Laparoscopists 1999 May;6(2):139-43.
2503 2504
Cohen S.B., Wattiez A., Seidman D.S., Goldenberg M., Admon D., Mashiach S. Laparoscopy
2505
versus laparotomy for detorsion and sparing of twisted ischemic adnexa. Journal of the
2506
Society of Laparoendoscopic Surgeons 2003 Oct;7(4):295-9.
2507 2508
Daponte A., Pournaras S., Hadjichristodoulou C., Lialios G., Kallitsaris A., Maniatis A.N.
2509
Novel serum inflammatory markers in patients with adnexal mass who had surgery for
2510
ovarian torsion. Fertility & Sterility 2006 May;85(5):1469-72.
2511 2512
Gocmen A., Karaca M., Sari A. Conservative laparoscopic approach to adnexal torsion.
2513
Archives of Gynecology & Obstetrics 2008 Jun;277(6):535-8.
2514 2515
Huchon C., Staraci S., Fauconnier A. Adnexal torsion: a predictive score for pre-operative
2516
diagnosis. Human Reproduction 2010a Sep;25(9):2276-80.
2517 2518
Huchon C., Fauconnier A. Adnexal torsion: a literature review. European Journal of
2519
Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology 2010b;150(1):8–12.
2520 2521
Kim Y.H., Cho K.S., Ha H.K., Byun J.Y., Auh Y.H., Rhim H.C. CT features of torsion of
2522
benign cystic teratoma of the ovary. Journal of Computer Assisted Tomography 1999
2523
Nov;23(6):923-8.
2524 2525
Kupesic S., Plavsic B.M. Adnexal torsion: color Doppler and three-dimensional ultrasound.
2526
Abdominal Imaging 2010 Oct;35(5):602-6.
2527 91
2528
Lee E.J., Kwon H.C., Joo H.J., Suh J.H., Fleischer A.C. Diagnosis of ovarian torsion with
2529
color Doppler sonography: depiction of twisted vascular pedicle. J Ultrasound Med 1998
2530
Feb;17(2):83-9.
2531 2532
Lee J.H., Park S.B., Shin S.H., Jang J.C., Lee W.C., Jeong A.K. Value of intra-adnexal and
2533
extra-adnexal computed tomographic imaging features diagnosing torsion of adnexal tumor.
2534
Journal of Computer Assisted Tomography 2009 Nov;33(6):872-6.
2535 2536
Mashiach R., Melamed N., Gilad N., Ben-Shitrit G., Meizner I. Sonographic diagnosis of
2537
ovarian torsion: accuracy and predictive factors. Journal of Ultrasound in Medicine 2011
2538
Sep;30(9):1205-10.
2539 2540
Nizar K., Deutsch M., Filmer S., Weizman B., Beloosesky R., Weiner Z. Doppler studies of
2541
the ovarian venous blood flow in the diagnosis of adnexal torsion. Journal of Clinical
2542
Ultrasound 2009 Oct;37(8):436-9.
2543 2544
Oelsner G., Cohen S.B., Soriano D., Admon D., Mashiach S., Carp H. Minimal surgery for
2545
the twisted ischaemic adnexa can preserve ovarian function. Hum Reprod 2003
2546
Dec;18(12):2599-602.
2547 2548
Oelsner G., Bider D., Goldenberg M., Admon D., Mashiach S. Long-term follow-up of the
2549
twisted ischemic adnexa managed by detorsion. Fertility & Sterility 1993 Dec;60(6):976-9.
2550 2551
Pansky M., Smorgick N., Herman A., Schneider D., Halperin R. Torsion of normal adnexa in
2552
postmenarchal women and risk of recurrence. Obstetrics & Gynecology 2007 Feb;109(2:Pt
2553
1):t-9.
2554 2555
Shalev E., Bustan M., Yarom I., Peleg D. Recovery of ovarian function after laparoscopic
2556
detorsion. Hum Reprod 1995 Nov;10(11):2965-6.
2557 2558
Tandulwadkar S., Shah A., Agarwal B. Detorsion and conservative therapy for twisted
2559
adnexa: Our experience. J Gynecol Endosc Surg 2009;1(1):21-6.
2560 2561
Tobiume T., Shiota M., Umemoto M., Kotani Y., Hoshiai H. Predictive factors for ovarian
2562
necrosis in torsion of ovarian tumor. Tohoku Journal of Experimental Medicine
2563
2011;225(3):211-4. 92
2564 2565
Tsafrir Z., Hasson J., Levin I., Solomon E., Lessing J.B., Azem F. Adnexal torsion:
2566
cystectomy and ovarian fixation are equally important in preventing recurrence. European
2567
Journal of Obstetrics, Gynecology, & Reproductive Biology 2012 Jun;162(2):203-5.
2568 2569
Valsky D.V., Esh-Broder E., Cohen S.M., Lipschuetz M., Yagel S. Added value of the gray-
2570
scale whirlpool sign in the diagnosis of adnexal torsion. Ultrasound in Obstetrics &
2571
Gynecology 2010 Nov;36(5):630-4.
2572 2573
White M., Stella J. Ovarian torsion: 10-year perspective. Emergency Medicine Australasia
2574
2005 Feb;17:231-237.
2575 2576
Wilkinson C., Sanderson A. Adnexal torsion - A multimodality imaging review. Clinical
2577
Radiology 2012;67:476-483.
2578 2579
93
2580
Hoofdstuk 8
Organisatie van de zorg
2581 2582
De organisatie van de zorg voor vrouwen met een benigne (imponerende) vergroot ovarium
2583
is anders dan bij een verdenking op een maligne tumor.
2584
Een benigne ovariumtumor wordt bij voorkeur laparoscopisch behandeld (zie hoofstuk 5).
2585
In de Nederlandse richtlijn Minimaal Invasieve Chirurgie wordt gesteld dat alle
2586
maatschappen en vakgroepen moeten aangeven wie de specialisten zijn die minimaal
2587
invasieve chirurgie verrichten. In deze richtlijn wordt geadviseerd dat specialisten die maar
2588
een enkele keer per jaar zo’n ingreep uitvoeren, zij deze ingreep niet meer doen. Electieve
2589
chirurgie van een benigne ovariumtumor wordt daarom bij voorkeur uitgevoerd door een
2590
gynaecoloog met voldoende ervaring in de laparoscopische chirurgie.
2591
Indien een patiënte zich in de avond- of nachturen met een (verdenking) op torsie van het
2592
ovarium presenteert, kan het nodig zijn zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de klachten
2593
een chirurgische behandeling te verrichten. Het is daarom verstandig afspraken te maken
2594
binnen het team gynaecologen wie in een dergelijk geval aangewezen is om een veilige
2595
laparoscopische ingreep te verrichten.
2596 2597
Indien er een verdenking is op ovariumcarcinoom is het belangrijk dat de patiënte goed
2598
wordt gestadieerd en zo nodig compleet gedebulked. De resultaten van deze operaties zijn
2599
het beste wanneer ze worden verricht door gynaecologisch oncologen (Junor, 1996; Engelen,
2600
2006; Vernooij, 2009). Patiënten met een (verdenking op) vroeg stadium ovariumcarcinoom
2601
bleken 9.5 keer (95% BI 4.7-19.0) vaker adequaat te worden gestadieerd door gynaecologisch
2602
oncologen dan door algemeen gynaecologen. Debulking had 2.8 keer (95% BI 1.4-5.7) vaker
2603
een optimaal resultaat wanneer dit werd gedaan door hoog-volume gynaecologisch
2604
oncologen dan door laag-volume gynaecologen (Vernooij, 2009). Van Altena et al. schrijven
2605
dat de uitkomsten sterk verbeteren indien een gynaecologisch oncoloog structureel mee
2606
opereert bij patiënten met een Risk of Malignancy Index > 200 (van Altena, 2012).
2607
Het is daarom belangrijk preoperatief een adequate inschatting te maken van het risico op
2608
maligniteit (zie hoofdstuk 4). Indien er een verdenking is op ovariumcarcinoom dient de
2609
operatie te worden uitgevoerd door een gynaecologisch oncoloog en/of in een
2610
gespecialiseerd ziekenhuis (Richtlijn Epitheliaal Ovariumcarcinoom, 2012).
2611 2612
Aanbevelingen Het verdient aanbeveling electieve chirurgie van een benigne ovariumtumor uit te voeren door een gynaecoloog met voldoende ervaring in de laparoscopische chirurgie. 94
2613 Het is zinvol afspraken te maken binnen de maatschap/vakgroep wie ovariumtumoren die acute chirurgische behandeling behoeven behandelt als op dat moment een gynaecoloog met weinig laparoscopische ervaring dienst heeft. 2614 Indien er een verdenking is op ovariumcarcinoom dient de operatie uitgevoerd te worden door een gynaecologisch oncoloog en/of in een gespecialiseerd ziekenhuis (richtlijn ‘Epitheliaal Ovariumcarcinoom’). 2615 2616
Literatuur
2617
van Altena A.M. Improving quality of clinical care in epithelial ovarian cancer patients.
2618
Thesis 2012.
2619 2620
Engelen M.J., Kos H.E., Willemse P.H., Aalders J.G., de Vries E.G., Schaapveld M. et al.
2621
Surgery by consultant gynecologic oncologists improves survival in patients with ovarian
2622
carcinoma. Cancer 2006 February 1;106(3):589-98.
2623 2624
Junor E.J., Hole D.J., McNulty L., Mason M., Young J. Specialist gynaecologists and survival
2625
outcome in ovarian cancer: a Scottish national study of 1866 patients. Br J Obstet Gynaecol
2626
1999 November;106(11):1130-6.
2627 2628
Richtlijn Epitheliaal Ovariumcarcinoom, 2012 (oncoline.nl)
2629 2630
Vernooij F., Heintz A.P., Coebergh J.W., Massuger L.F., Witteveen P.O., van der Graaf Y.
2631
Specialized and high-volume care leads to better outcomes of ovarian cancer treatment in the
2632
Netherlands. Gynecol Oncol 2009 March;112(3):455-61.
2633
95
2634
Bijlagen
2635 2636
1. Afkortingen
2637 2638
2D
Tweedimensionaal
2639
3D
Driedimensionaal
2640
AFP
Alfa-Foetoproteïne
2641
AGREE
Appraisal of Guidelines for Research & Evaluation
2642
AUC
Area Under the Curve
2643
BI
Betrouwbaarheids Interval
2644
BRCA
Breast Cancer gen
2645
CA-125
Cancer Antigen 125
2646
CRP
C-Reactive Protein
2647
CT
Computer Tomografie
2648
EBRO
Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling
2649
EUG
Extra Uteriene Graviditeit
2650
FDG
Fluordeoxyglucose
2651
FIGO
International Federation of Gynaecology and Obstetrics
2652
FNA
Fine Needle Aspiration
2653
GRADE
Grading of Recommendations Assessment, Development & Evaluation
2654
HCG
Humaan Choriongonadotrofine
2655
HE-4
Human Epididymis protein 4
2656
HNPCC
Hereditary Nonpolyposis Colorectal Cancer
2657
IL
Interleukine
2658
IQR
Inter Quartile Range
2659
IUVD
Intra Uteriene Vruchtdood
2660
IVF
In Vitro Fertilizatie
2661
LDH
Lactate Dehydrogenase
2662
MRI
Magnetic Resonance Imaging
2663
NVW
Negatief Voorspellende Waarde
2664
OHSS
Ovarieel Hyperstimulatie Syndroom
2665
OR
Odds Ratio (aOR adjusted Odds Ratio)
2666
OVA1
Ovarium Cancer bloedtest
2667
PCO(S)
Polycysteus Ovarium (Syndroom)
2668
PET
Positron Emissie Tomografie 96
2669
PID
Pelvic Inflammatory Disease
2670
POF
Pre-Ovarieel Falen
2671
PVW
Positief Voorspellende Waarde
2672
RCT
Randomized Controlled Trial
2673
RMI
Risk Malignancy Index
2674
ROC
Receiver Operating Characteristic
2675
ROMA
Risk of Ovarian Malignancy Algorithm
2676
RR
Relatief Risico
2677
TNF
Tumor Necrose Factor
2678
TOA
Tuba-Ovarieel Abces
2679
UWI
Urineweg Infectie
2680
VAS
Visual Analogue Scale
97
2. Flow charts hoofdstuk 5 Flow chart 5.1: Simpele ovariumcyste Uniloculaire
Chirurgie
Symptomatisch
ovarium cyste Asymptomatisch
> 10 cm Groei Echoscopie Postmenopauzaal
na 3 + 6 + 12 maanden * Geen groei
5-10 cm
Premenopauzaal
< 5 cm * Follow up echoscopie 3 maanden na diagnose, vervolgens 6 maanden later en dan weer 12 maanden later.
Geen follow-up Her evaluatie bij klachten
2685
Flow chart 5.2: Benigne uitziende cyste met uitzondering van uniloculaire cyste, endometrioom en matuur teratoom. Benigne uitziende
Chirurgie
Symptomatisch
cyste met uitz. van uniloculaire cyste,
Asymptomatisch
endometrioom en matuur teratoom
> 10 cm
Postmenopauzaal
5-10 cm Echoscopie Premenopauzaal
Groei
na 3 + 6 + 12 maanden *
< 5 cm
Geen groei
Geen follow-up Her evaluatie bij klachten
* Follow up echoscopie 3 maanden na diagnose, vervolgens 6 maanden later en dan weer 12 maanden later.
99
Flow chart 5.3: Dermoïd cyste Dermoïd
Chirurgie
Symptomatisch
cyste van het ovarium
Asymptomatisch
> 10 cm
5-10 cm
< 5 cm
Behandeling individualiseren Geen follow-up Her evaluatie bij klachten
2690
100
3. Tabellen hoofdstuk 6 Tabel A: Incidenties van complicaties van een adnexcyste in zwangerschap in de geïncludeerde onderzoeken. Auteur
Inclusies
Operatief
Expectatief
Regressie
7
70:102
Groei
Ruptuur
Torsie
Bloeding
Inklemming
Maligniteit
0:102
1:102
1:102
0:102
1:102
0:68
0:68
IUVD
Tocolyse
Vroeggeboorte
2:36
2:36
1
Bernhard
102
25
2
Balci
36
34
2
3
Caspi
68
0
68
4
Condous
161
7
40
5
George
84
26
58
6
Katz
93
3
90
7
Ko
11
11
0
1:11
0:81
0:81
0:81
8
Koo
88
88
0
6:88
0:88
1:88
1:88
9
Koo
470
470
0
20:470
10
Kumai
20
16
0
2:20
11
Mathevet
47
47
0
1:47
12
Moore
14
14
0
1:14 2
13
Nahar
14
14
0
14
Platek
31
24
7
15
Ramli
37
37
0
16
Schmeler
59
17
42
17
Thornton
131
81
83
18
Turkcouglu
35
15
20
1:35
19
Usui
60
60
0
2:60
20
Yen
212
93
119
7:212
21
Zanetta
72
4
68
1Ko
3 nog zwanger bij schrijven artikel;
2Moore
2:36 0:56 119:161
5:166
0:161 1:84
0:93
3:93
1:93
2:20
0:29 1:37 3:59 34:131
0:11 2
2:14
2:14
0:31
0:31 1:37 3
4:59 0:131
42:82
3 nog zwanger bij schrijven artikel;
3:142
4:79 3Ramli
3:79
10:35 3:60
7:60
0:72
Vroeggeboorte niet geassocieerd met operatie
101
31
24
7
6 Schmeler
59
17
42
8 Thornton
131
81
83
34:131
9 Zanetta
72
4
68
42:82
Groei
Auteur
2695
5:166 0:93
3:93
0:161
4:79
P
Alle vergrote adnexen
P
Teratoom <6cm
1
1:19
P
Simpele cyste >2.5cm, complex elke
19
1:2281
R
Alle vergrote adnexen
6.5
1:339
R
Adnex/massa >6cm
4:59
14
1:2018
R
Adnex/massa >5cm
0:131
10
1:346
R
Alle vergrote adnexen
P
Adnex/massa >3cm
1:93 0:31
3:59
duur 12
Inclusie criteria
5 Platek
119:161
1:42
Type studie
90
5
Prevalentie
40
3
(jaar)
7
93
0:68
1:102
Studie
161
4 Katz
0:68
Vroeggeboorte
3 Condous
0:56
0:102
Tocolyse
68
1:102
IUVD
0
1:102
Maligniteit
68
0:102
Inklemming
2 Caspi
70:102
Bloeding
7
Torsie
25
Ruptuur
102
Regressie
Expectatief
1 Berhard
Inclusies
Operatief
Tabel B:
3:79
0:72
4
P= prospectief cohort onderzoek; R= retrospectief cohort onderzoek
102
4. Implementatie & Indicatoren Implementatie: 2700
Als we naar deze richtlijn kijken doen we aanbevelingen die een verandering geven voor de praktijk. Er zullen naast gedragsveranderingen van professioneel handelen (bv. Follow up duur, chirurgisch handelen) ook veranderingen voor de patient worden verwacht (counseling). Gedurende de commentaarfase zal de werkgroep de implementatie uitschrijven aangaande deze richtlijn.
2705 Indicatoren: De kernfactoren in de richtlijn waar de werkgroep indicatoren voor op gaat stellen zijn: 1. Follow up duur (korter) 2. Chirurgische behandeling (minder chirurgisch ingrijpen en indien chirurgisch 2710
ingrijpen vaker m.b.v. laparoscopie). 3. Torsie (vaker detorsie i.p.v. adnexextirpatie) 4. Beeldvorming (alleen echoscopie en minder aanvullende beeldvorming in de vorm van CT/MRI) 5. Diagnostische parameters en predictiemodellen.
2715
5. Zoekverantwoording 5.3
Hoofdstuk 3
Onderwerp:
Database
Zoekstrategie
5.3.1 Wat is de definitie van een afwijkend vergroot adnex bij de premenopauzale vrouw?
Medline (OVID), 1990september 2012
1 Ovarian Cysts/ (5236) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2608) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5794) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (282) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1453) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12452) Filter richtlijnen: 21
Engels Nederlands Duits Frans Guidelines International Network (GIN) – database
Aantal ref. 36
ovarian cyst* (geen refs) adnexal mass* (2 refs.) Female Genital Diseases and Pregnancy Complications (C13) ( E N D F- alleen guidelines – 132 refs – 2 mogelijk relevant Ovarian cyst* > 128 refs. – 13 mogelijk relevant
Trip-database
National Guideline Clearing House (USA) 5.3.2 Wat is de definitie van een afwijkend vergroot adnex bij de postmenopauzale vrouw?
Disease/Condition > Diseases (2456) > Female Urogenital Diseases and Pregnancy Complications (610) > Female Urogenital Diseases (468) Aantal mogelijk relevant onbekend
Zie bij 5.3.1
2720 5.4
Hoofdstuk 4
Onderwerp:
Database
Zoekstrategie
5.4.1
Medline (OVID), 1996-maart 2012 Engels, Nederlands
1 Ovarian Cysts/ (5264) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2561) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5833) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (289) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1486) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12481) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (56953) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (5885) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5762) 13 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) 14 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (16935) 15 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 13 or 14 (75066) 16 ultrasonography.fs. (172513) 17 ultrasonography/ or exp ultrasonography, doppler/ (108873) 18 exp Tomography, X-Ray Computed/ (258849) 19 exp Magnetic Resonance Imaging/ (259171) 20 (MRI or ultrasonograph* or ultrasound or "magnetic resonance imaging" or CT).ti,ab. (483699) 21 16 or 17 or 18 or 19 or 20 (842990) 22 15 and 21 (8144) 23 limit 22 to (yr="1996 -Current" and (dutch or english))
Welke diagnostische
(beeldvorming) instrumenten zijn er nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne adnex pathologie (echoscopie vaginaal / abdominaal, Dopplerechoscopie, CT-scan, MRIscan en/of PET-scan)?
Aantal ref. 3863
104
5.4.1.a Op basis van gevonden systematische reviews bij 4.1 aanvullend gezocht op: MRI
5.4.1.b Op basis van gevonden
Medline (OVID), 2010-nov. 2012 Engels, Nederlands
Medline (OVID), 2009-nov.
(4723) 53 limit 23 to animals (260) 54 limit 53 to humans (77) 55 23 not (53 not 54) (4540) 56 exp Pregnancy/ (658854) 57 pregnan*.ti,ab. (327681) 58 Pregnancy/ (642113) 59 56 or 57 (723977) 60 55 and 59 (667) – dit is een apart zoekresultaat voor andere uitgangsvraag 61 55 not 60 (3873) 62 exp "Sensitivity and Specificity"/ (348912) 63 (Sensitivity or Specificity).ti,ab. (620185) 64 (predict* or ROC-curve or receiver-operator* or differen* or risk or probability).ti,ab. (4644369) 65 exp risk/ (699678) 66 exp Probability/ (793157) 67 (likelihood or LR*).ti,ab. (88960) 68 exp Diagnostic Errors/ (84845) 69 (inter-observer or intra-observer or validity or kappa).ti,ab. (138920) 70 reproducibility.ti,ab. (41892) 71 "Reproducibility of Results"/ (225647) 72 accuracy.ti,ab. (183510) 73 Diagnosis, Differential/ (349836) 74 or/62-73 (5860559) 75 61 and 74 (2250) 76 61 not 75 (1623) 77 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1309516) 78 60 not 77 (667) - dit is een apart zoekresultaat voor andere uitgangsvraag 79 76 not 77 (1616) 80 75 not 77 (2247) 81 79 or 80 (3863) 1 Ovarian Cysts/ (5466) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2678) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (6100) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (305) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1575) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (13068) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (60059) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (6199) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (6063) 13 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (222) 14 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (17909) 15 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 13 or 14 (79163) 77 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1355688) 82 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3854) 83 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (94316) 84 82 or 83 (98155) 92 77 or 84 (1452844) 94 exp Magnetic Resonance Imaging/ or (MRI or "magnetic resonance imaging").ti,ab. (335585) 95 15 and 94 (1672) 96 95 not 92 (1642) 97 limit 96 to (yr="2010 -Current" and (dutch or english)) (315) – 291 uniek 1 Ovarian Cysts/ (5466) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2678) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (6100)
291
105
systematische reviews bij 4.1 aanvullend gezocht op: PET scan
2012 Engels, Nederlands
4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (305) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1575) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (13068) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (60059) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (6199) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (6063) 13 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (222) 14 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (17909) 15 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 13 or 14 (79163) 77 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1355688) 82 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3854) 83 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (94316) 84 82 or 83 (98155) 87 exp Positron-Emission Tomography/ (25824) 88 (Positron-Emission Tomography or PET).ti,ab. (57683) 89 87 or 88 (62971) 90 15 and 89 (427) 91 limit 90 to (yr="2009 -Current" and (dutch or english)) (166) 92 77 or 84 (1452844) 93 91 not 92 (156) – 150 uniek
5.4.2 Welke diagnostische (laboratorium) parameters zijn er nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne adnex pathologie (tumormarkers: CA-125, HE4, ROMA of OVA1; Overig: beta-HCG, LDH, AFP, inhibine B, oestrogenen en testosteron)? 5.4.3 Welk diagnostisch model is het meest geschikt om toe te passen bij de differentiatie tussen benigne en maligne adnex pathologie (RMI, Simple rules etc.)? In afwachting van twee grote publicaties aangaande uitgangsvraag 4.2 en 4.3 is er besloten deze uitgangsvragen later te beantwoorden met behulp van deze trials en deze onderwerpen later (begin 2013) toe te voegen aan deze richtlijn.
5.5
Hoofdstuk 5
Onderwerp:
Database
Zoekstrategie
5.5.1 Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan om het in situ te laten?
Medline (OVID), 1980-maart 2012 Engels, Nederlands
1 2 3 4 5 6 9 10 11
Ovarian Cysts/ (5264) anovulation/ or menopause, premature/ (2562) (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5835) (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (289) "adnexal mass*".ti,ab. (1492) 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12490) adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5765) Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian
Aantal ref. 1017
106
adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (18023) 13 exp Pregnancy/ (659260) 14 pregnan*.ti,ab. (328026) 15 13 or 14 (724538) 25 limit 12 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) 27 surgery.fs. (1427741) 28 (surgery or surgical).ti,ab. (1060263) 29 therapy.fs. (1277990) 30 27 or 28 or 29 (3016577) 32 exp Prognosis/ (914499) 33 time factors/ (914314) 34 "natural histor*".ti,ab. (32115) 35 "conservative management".ti,ab. (8105) 36 "watchful waiting".ti,ab. (1326) 37 (expectant* adj3 manage*).ti,ab. (1870) 38 (nonintervention or non-intervention).ti,ab. (791) 39 persisten*.ti,ab. (996) 40 or/32-39 (1775274) 43 6 or 9 or 10 or 42 (19150) 44 limit 43 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (12337) 45 30 and 41 and 44 (1287) surgery en afwachtend beleid en adnexal mass 48 15 and 44 (2761) zwangerschap en adnexal mass 49 31 or 40 (1786212) surgery of afwachtend beleid 50 48 and 49 (1491) - zwangerschap en surgery of afwachtend beleid) 52 limit 50 to animals (83) 53 limit 52 to humans (11) 54 50 not (52 not 53) (1419) - zwangerschap voor uitgangsvraag 6 55 limit 45 to animals (31) 56 limit 55 to humans (11) 57 45 not (55 not 56) (1267) - deze UV 58 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1310313) 59 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3687) 60 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (87768) 61 58 or 59 or 60 (1400820) 62 57 not 50 (871) 63 62 not 61 (863) - deze UV na exclusies 64 54 not 61 (1312) 94 "polycystic ovary syndrome".ti. (4240) 95 64 not 94 (1278) - zwangerschap na exclusies Embase (Elsevier)
surgery:lnk OR surgery:ab,ti OR surgical:ab,ti AND ('ovary cyst'/exp/mj OR ('corpus luteum' NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 mass*):ab,ti OR 'ovary'/exp/mj OR 'adnexa disease'/mj OR 'ovary disease'/mj OR (ovarian NEAR/2 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/2 mass*):ab,ti OR (adnexal NEAR/2 mass*):ab,ti OR (ovar* NEAR/2 neoplasm*):ab,ti OR 'anovulation'/exp/mj OR 'early menopause'/exp/mj) AND ('natural history':ab,ti OR 'conservative management':ab,ti OR 'watchful waiting':ab,ti OR 'expectant management':ab,ti OR nonintervention:ab,ti OR 'non intervention':ab,ti OR persisten*:ab,ti OR 'prognosis'/exp/mj OR 'time'/exp/mj) NOT (cat:ti OR cats:ti OR dog:ti OR dogs:ti OR rat:ti OR rats:ti OR mouse:ti OR mice:ti OR pig:ti OR pigs:ti OR horse:ti OR horses:ti OR foal:ti OR foals:ti OR sheep:ti OR 'fetal ovarian cysts':ti OR 'neonatal ovarian cysts':ti OR 'ectopic pregnancy':ti OR screening:ti OR 'fetal adnexal mass':ti OR 'neonatal adnexal mass':ti OR 'pediatric neoplasm':ti)
107
NOT ('pregnancy'/exp/mj UItgangsvraag 6 253 referenties > 116 uniek Cochrane (Wiley)
OR
pregnan*:ab,ti)
=
#1 MeSH descriptor Ovarian Cysts, this term only #2 MeSH descriptor Anovulation explode all trees #3 MeSH descriptor Menopause, Premature explode all trees #4 MeSH descriptor Ovary explode all trees #5 MeSH descriptor Adnexal Diseases, this term only #6 MeSH descriptor Ovarian Diseases, this term only #7 MeSH descriptor Adnexa Uteri, this term only with qualifier: PA #8 MeSH descriptor Ovary, this term only with qualifier: PA #9 ("corpus luteum cysts" or "ovarian cysts" or "adnexal cysts" or "adnexal mass" or "adnexal masses") :ti,ab,kw #10 (#1 OR #2 OR #3 OR #4 OR #5 OR #6 OR #7 OR #8 OR #9) #11 MeSH descriptor Pregnancy explode all trees #12 (pregnan*):ti,ab,kw #13 (surgery or surgical):ti,ab,kw #14 MeSH descriptor Prognosis explode all trees #15 MeSH descriptor Time Factors explode all trees #16 "natural history" or "conservative management" or "watchful waiting" :ti,ab,kw #17 (expectant and management):ti,ab,kw #18 (nonintervention or non-intervention or persisten*):ti,ab,kw #19 (#12 OR #11) #20 (#14 OR #15 OR #16 OR #17 OR #18) #21 (#10 AND #13 AND #20) #22 (#21), from 1980 to 2012 #23 (( #13 OR #20 ) AND #10 AND #19) #24 (#23), from 1980 to 2012 #25 ("Fetal ovarian cysts" or "neonatal ovarian cysts" or "ectopic pregnancy") or (Screening or "fetal adnexal mass" or "neonatal adnexal mass" or "pediatric neoplasms"):ti #26 (#24 AND NOT #25) #27 (polycystic ovary syndrome ):ti #28 (#26 AND NOT #27) #29 (#22 AND NOT #25) #30 (#29 AND NOT #27) #31 (#30 AND NOT #23) #32 (#30 AND NOT #19) #34 (polycystic ovarian syndrome):ti #35 (#28 AND NOT #34) 88 referenties: 39 uniek
5.5.2 Is langdurige followup van een benigne ovariumcyste/-tumor beter dan een beperkte follow-up?
Medline (OVID), 1980-maart 2012 Engels, Nederlands
1 2 3 4 5 6 9 10 13 14 15 32 33 34 35 36 37
Ovarian Cysts/ (5268) anovulation/ or menopause, premature/ (2563) (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5843) (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (289) "adnexal mass*".ti,ab. (1492) 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12501) adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5771) Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) exp Pregnancy/ (659620) pregnan*.ti,ab. (328373) 13 or 14 (725046) exp Prognosis/ (915749) time factors/ (914928) "natural histor*".ti,ab. (32133) "conservative management".ti,ab. (8121) "watchful waiting".ti,ab. (1330) (expectant* adj3 manage*).ti,ab. (1877)
422
108
38 (nonintervention or non-intervention).ti,ab. (791) 39 persisten*.ti,ab. (186871) 40 or/32-39 (1926898) 41 31 and 40 (6464) 42 ((ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (9145) 43 6 or 9 or 10 or 42 (19167) 44 limit 43 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (12351) 58 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1311050) 59 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3687) 60 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (87905) 61 58 or 59 or 60 (1401692) 94 "polycystic ovary syndrome".ti. (4248) 96 43 and 40 (2962) 97 follow-up.ti,ab. (512027) 99 Aftercare/ (6161) 100 aftercare.ti,ab. (1922) 101 97 or 99 or 100 (517664) 102 96 and 101 (374) 105 exp Longitudinal Studies/ (757854) 106 96 and 105 (502) 107 102 or 106 (713) 108 limit 107 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (608) 109 108 not 61 (585) 110 109 not 94 (570) 111 15 and 110 (148) voor uitgangsvraag 6 (zwangerschap) 112 110 not 111 (422) - voor deze UV 5.5.3 Is een laparoscopische benadering, een laparotomische benadering of een aspiratie/ fenestratie beter voor de behandeling van een vergroot ovarium met benigne aspect, gezien de volgende uitkomsten: 1. (in)complete verwijdering van de cyste, 2. Peroperatieve complicaties: spill, conversie tot laparotomie, darm- en/of ureterletsel, 3. Postoperatieve complicaties: infecties, postoperatieve pijnklachten? 4. Opname duur en hervatting van werkzaamheden?
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels, Nederlands
1 Ovarian Cysts/ (5279) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2581) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5868) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (292) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1500) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12558) 7 exp Ovary/pa [Pathology] (5918) 8 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5788) 9 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) 13 surgery.fs. (1434869) 14 (surgery or surgical).ti,ab. (1068365) 15 therapy.fs. (1286801) 16 13 or 14 or 15 (3036054) 17 ((ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 tumo?r*)).ti,ab. (18125) 18 6 or 8 or 9 or 17 (27815) 19 limit 18 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (18836) 20 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1316535) 21 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3714) 22 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (88951) 23 20 or 21 or 22 (1408241) 29 exp Laparoscopy/ (59402) 30 Laparotomy/ (14424) 31 Surgical Procedures, Minimally Invasive/ (14349) 32 ((laparoscop* or laparotom* or minimal) adj3 invasive*).ti,ab. (3387) 34 29 or 30 or 31 or 32 (85646) 35 19 and 34 (1605) 36 limit 35 to animals (25)
2123
109
37 38 39
limit 36 to humans (6) 35 not (36 not 37) (1586) 38 not 23 (1544) - 1508 uniek
Cochrane (Wiley)
#1 MeSH descriptor Ovarian Cysts, this term only #2 MeSH descriptor Anovulation explode all trees #3 MeSH descriptor Menopause, Premature explode all trees #4 MeSH descriptor Ovary explode all trees #5 MeSH descriptor Adnexal Diseases, this term only #6 MeSH descriptor Ovarian Diseases, this term only #7 MeSH descriptor Adnexa Uteri, this term only with qualifier: PA #8 MeSH descriptor Ovary, this term only with qualifier: PA #9 ("corpus luteum cysts" or "ovarian cysts" or "adnexal cysts" or "adnexal mass" or "adnexal masses") :ti,ab,kw #10 (#1 OR #2 OR #3 OR #4 OR #5 OR #6 OR #7 OR #8 OR #9) #41 MeSH descriptor Laparoscopy explode all trees #42 MeSH descriptor Laparotomy explode all trees #43 MeSH descriptor Surgical Procedures, Minimally Invasive explode all trees #44 MeSH descriptor Gynecologic Surgical Procedures explode all trees #45 (laparoscop* or laparotom* or (minimal* and invasive)):ti,ab,kw #46 (#41 OR #42 OR #43 OR #44 OR #45) #47 (#46 AND #10) Vanaf 1980 > 211 referenties (126 uniek)
Embase (Elsevier)
ovary cyst'/exp/mj OR ('corpus luteum' NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 mass*):ab,ti OR 'adnexa disease'/exp/mj OR 'ovary disease'/exp/mj OR (ovarian NEAR/2 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/2 mass*):ab,ti OR (adnexal NEAR/2 mass*):ab,ti OR (ovar* NEAR/2 tumo?r):ab,ti OR 'anovulation'/exp/mj OR 'early menopause'/exp/mj AND ('laparoscopy'/exp/mj OR 'laparotomy'/exp/mj OR 'minimally invasive surgery'/exp/mj OR (laparoscop*:ti OR laparotom*:ti OR (minimal NEAR/3 invasive*):ti AND [1980-2012]/py)) NOT (cat:ti OR cats:ti OR dog:ti OR dogs:ti OR rat:ti OR rats:ti OR mouse:ti OR mice:ti OR pig:ti OR pigs:ti OR horse:ti OR horses:ti OR foal:ti OR foals:ti OR sheep:ti OR 'fetal ovarian cysts':ti OR 'neonatal ovarian cysts':ti OR 'ectopic pregnancy':ti OR screening:ti OR 'fetal adnexal mass':ti OR 'neonatal adnexal mass':ti OR 'pediatric neoplasm':ti) AND ([dutch]/lim OR [english]/lim) AND [embase]/lim NOT 'conference abstract':it AND [19802012]/py 1712 referenties (1071 uniek) In totaal 2729 referenties In reference manager bestand zwangerschap uitgesplitst: ti pregnan* or keyword pregnancy > Dan 606 referenties (zwanger) en 2123 (niet-zwanger)
2725
5.6
Hoofdstuk 6
Onderwerp:
Database
Zoekstrategie
5.6.1 Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan om het in situ te laten in de zwangerschap?
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels,
Zoekstrategie zie vraag 5.1 zwangerschap Medline: 13 exp Pregnancy/ (659260) 14 pregnan*.ti,ab. (328026)
AND
zoektermen
voor
Aantal ref. 1923
110
5.6.2 Welke benadering is beter voor de behandeling van een benigne vergroot ovarium tijdens de zwangerschap, laparoscopisch of laparotomisch?
Nederlands
15 13 or 14 (724538) 1278 referenties (1276 uniek)
Embase (Elsevier)
Embase: ('pregnancy'/exp/mj OR pregnan*:ab,ti) 703 referenties (493 uniek)
Cochrane (Wiley)
Cochrane: #11 MeSH descriptor Pregnancy explode all trees #12 (pregnan*):ti,ab,kw 182 referenties, 154 uniek Zoekstrategie zie vraag 5.3 AND zoektermen zwangerschap
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels, Nederlands
voor
Medline: 13 exp Pregnancy/ (659260) 14 pregnan*.ti,ab. (328026) 15 13 or 14 (724538) 371 uniek
Embase (Elsevier)
Embase: ('pregnancy'/exp/mj OR pregnan*:ab,ti) 201 uniek
Cochrane (Wiley)
Cochrane: #11 MeSH descriptor Pregnancy explode all trees #12 (pregnan*):ti,ab,kw 34 uniek
Onderwerp:
Database
Zoekstrategie
5.7.1 Wat is de waarde van diagnostische parameters in geval van verdenking op een getordeerd vergroot adnex (anamnese, lichamelijk onderzoek, gynaecologisch onderzoek, echo doppler, laboratorium afwijkingen)?
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels, Nederlands, Duits, Frans
1 Ovarian Cysts/ (5301) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2597) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5898) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (296) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1518) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (57719) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (5958) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5822) 10 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) 11 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (17206) 12 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 10 or 11 (76120) 16 limit 12 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (53353) 46 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3752) 47 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (89967) 48 45 or 46 or 47 (1417895) 87 Torsion Abnormality/ (4919) 88 (torsion or twist*).ti,ab. (27416) 89 Ischemia/ (40601) 90 (isch?emic adj4 adnex*).ti,ab. (14) 91 87 or 88 or 89 or 90 (69379) 92 12 and 91 (1388) 97 exp "Sensitivity and Specificity"/ (357427) 98 (Sensitivity or Specificity).ti,ab. (633027) 99 (predict* or ROC-curve or receiver-operator* or differen* or risk or probability).ti,ab. (4751685) 100 exp risk/ (716615) 101 exp Probability/ (812579) 102 (likelihood or LR*).ti,ab. (91713) 103 exp Diagnostic Errors/ (86185) 104 (inter-observer or intra-observer or validity or
5.7
606
Hoofdstuk 7 Aantal ref. 666
111
kappa).ti,ab. (142316) 105 reproducibility.ti,ab. (42838) 106 "Reproducibility of Results"/ (231732) 107 accuracy.ti,ab. (188833) 108 Diagnosis, Differential/ (353534) 109 diagnosis.fs. (1800604) 110 or/97-109 (6973836) 115 92 not 48 (1261) 116 115 and 110 (712) 117 limit 116 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (518) 132 (CA-125 or HE-4 or "Risk of Ovarian Malignancy Algorithm" or "ROMA of Multivariate Index Assay" or OVA1 or "human chorionic gonadotrophin" or beta-HCG or "Lactate dehydrogenase*" or LDH or "Alpha-fetoprotein*" or AFP or "inhibin B" or Estrogen* or testosterone*).ti,ab. (209961) 133 Estrogens/bl or Testosterone/bl (26981) 134 CA-125 Antigen/bl [Blood] (2113) 135 Tumor Markers, Biological/bl [Blood] (14090) 136 Ovarian Neoplasms/bl [Blood] (2676) 137 Epididymal Secretory Proteins/an, me [Analysis, Metabolism] (86) 138 Pelvic Neoplasms/bl [Blood] (62) 139 ultrasonograph*.ti,ab. (68777) 140 exp "Diagnostic Techniques, Obstetrical and Gynecological"/ (101488) 141 Gynecological Examination/ (91) 142 (Gyn?ecological adj3 examin*).ti,ab. (1173) 143 anamnes*.ti,ab. (7637) 144 exp Medical History Taking/ (17321) 145 exp Ultrasonography/ (224558) 146 "medical history taking".ti,ab. (160) 147 exp Clinical Laboratory Techniques/ (1962777) 148 exp Biological Markers/du [Diagnostic Use] (211) 149 or/132-148 (2455787) 150 92 and 149 (357) 151 150 not animal/ not human/ (6) 152 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1325147) 153 150 not 152 (354) 154 limit 153 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english or french or german)) (327) 158 117 or 154 (676) 160 158 not animal/ not human/ (13) 161 158 not (animal/ not human/) (666) 5.7.2 Binnen welk tijdsbestek dient een behandeling van een getordeerd adnex plaats te vinden?
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels, Nederlands
1 Ovarian Cysts/ (5268) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2563) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5843) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (289) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1492) 6 1 or 2 or 3 or 4 or 5 (12501) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (57059) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (5892) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5771) 10 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) 11 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (16977) 12 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 10 or 11 (75218) 16 limit 12 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (52526) 45 (cat or cats or dog or dogs or rat or rats or mouse or mice or pig or pigs or horse or horses or foal or foals or sheep).ti. (1311050) 46 ("Fetal ovarian cyst*" or "neonatal ovarian cyst*" or "ectopic pregnancy").ti. (3687)
462
112
47 (Screening or "fetal adnexal mass*" or "neonatal adnexal mass*" or "pediatric neoplasm*").ti. (87905) 48 45 or 46 or 47 (1401692) 87 Torsion Abnormality/ (4874) 88 (torsion or twist*).ti,ab. (26815) 89 Ischemia/ (40238) 90 (isch?emic adj4 adnex*).ti,ab. (14) 91 87 or 88 or 89 or 90 (68405) 92 12 and 91 (1316) 93 exp Laparoscopy/ (59007) 94 Laparotomy/ (14397) 95 Surgical Procedures, Minimally Invasive/ (14239) 96 ((laparoscop* or laparotom* or minimal) adj3 invasive*).ti,ab. (3360) 97 detorsion*.ti,ab. (578) 98 93 or 94 or 95 or 96 or 97 (85635) 99 92 and 98 (316) 100 limit 99 to yr="1980 -Current" (305) 109 limit 99 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (260) Embase (Elsevier)
'ovary cyst'/exp/mj OR ('corpus luteum' NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 mass*):ab,ti OR 'ovary'/exp/mj OR 'adnexa disease'/exp/mj OR 'ovary disease'/exp/mj OR (ovarian NEAR/2 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/2 mass*):ab,ti OR (adnexal NEAR/2 mass*):ab,ti OR (ovar* NEAR/2 neoplasm*):ab,ti OR 'anovulation'/exp/mj OR 'early menopause'/exp/mj AND ('torsion'/exp/mj OR 'ischemia'/exp/mj OR torsion:ab,ti OR twist*:ab,ti OR (isch?emic NEAR/4 adnex*):ab,ti) AND ('laparoscopy'/exp/mj OR 'laparotomy'/exp/mj OR 'minimally invasive procedure'/exp/mj OR laparoscop*:ab,ti OR laparotom*:ab,ti OR (minimal* NEAR/3 invasive):ab,ti OR detorsion*:ab,ti) AND ([dutch]/lim OR [english]/lim) AND [embase]/lim AND [1980-2012]/py 327 referenties (202 uniek)
Cochrane (Wiley)
#1 MeSH descriptor Ovarian Cysts, this term only #2 MeSH descriptor Anovulation explode all trees #3 MeSH descriptor Menopause, Premature explode all trees #4 MeSH descriptor Ovary explode all trees #5 MeSH descriptor Adnexal Diseases, this term only #6 MeSH descriptor Ovarian Diseases, this term only #7 MeSH descriptor Adnexa Uteri, this term only with qualifier: PA #8 MeSH descriptor Ovary, this term only with qualifier: PA #9 ("corpus luteum cysts" or "ovarian cysts" or "adnexal cysts" or "adnexal mass" or "adnexal masses") :ti,ab,kw #10 (#1 OR #2 OR #3 OR #4 OR #5 OR #6 OR #7 OR #8 OR #9) #11 MeSH descriptor Pregnancy explode all trees #12 (pregnan*):ti,ab,kw #36 MeSH descriptor Torsion Abnormality explode all trees #37 MeSH descriptor Ischemia explode all trees #38 (torsion or twist* or ischaemic or ischemic):ti,ab,kw #39 (#36 OR #37 OR #38) #40 (#39 AND #10) – 2 referenties , 0 uniek
113
5.7.3 Dient een getordeerd adnex te worden gedetordeerd of te worden verwijderd?
Medline (OVID), 1980-april 2012 Engels, Nederlands
1 Ovarian Cysts/ (5310) 2 anovulation/ or menopause, premature/ (2601) 3 (("corpus luteum cyst*" or ovarian) adj3 cyst*).ti,ab. (5913) 4 (adnexal adj3 cyst*).ti,ab. (296) 5 "adnexal mass*".ti,ab. (1521) 7 exp Ovarian Neoplasms/ (57899) 8 exp Ovary/pa [Pathology] (5972) 9 adnexal diseases/ or ovarian diseases/ (5831) 10 Adnexa Uteri/pa [Pathology] (219) 11 ((Ovarian adj2 tumor*) or (ovarian adj2 cyst*) or (ovarian adj2 mass*) or (adnexal adj2 mass*) or (ovar* adj2 neoplasm*)).ti,ab. (17238) 12 1 or 2 or 3 or 4 or 5 or 7 or 8 or 9 or 10 or 11 (76330) 13 Torsion Abnormality/ (4927) 14 (torsion or twist*).ti,ab. (27498) 15 Ischemia/ (40731) 16 (isch?emic adj4 adnex*).ti,ab. (14) 17 13 or 14 or 15 or 16 (69593) 18 12 and 17 (1339) 33 Oophoropex*.ti,ab. (67) 34 detorsion.ti,ab. (585) 35 "Ligaments"/su [Surgery] (1413) 36 exp Ovary/su [Surgery] (2054) 37 ovariectomy.ti,ab. (7664) 38 "Torsion Abnormality"/su [Surgery] (710) 39 12 and 38 (199) 40 33 or 34 or 35 or 36 or 37 (11621) 41 18 and 40 (156) 42 39 or 41 (303) 43 limit 42 to (yr="1980 -Current" and (dutch or english)) (248) 44 zoekfilter SR (0)
Embase (Elsevier)
ovary cyst'/exp/mj OR ('corpus luteum' NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 cyst*):ab,ti OR (adnexal NEAR/3 mass*):ab,ti OR 'ovary'/exp/mj OR 'adnexa disease'/exp/mj OR 'ovary disease'/exp/mj OR (ovarian NEAR/2 cyst*):ab,ti OR (ovarian NEAR/2 mass*):ab,ti OR (adnexal NEAR/2 mass*):ab,ti OR (ovar* NEAR/2 neoplasm*):ab,ti OR 'anovulation'/exp/mj OR 'early menopause'/exp/mj AND ('torsion'/exp/mj OR 'ischemia'/exp/mj OR torsion:ab,ti OR twist*:ab,ti OR (isch?emic NEAR/4 adnex*):ab,ti) AND (oophoropex*:ab,ti OR detorsion*:ab,ti OR ovariectom*:ab,ti OR ('ligament'/exp/mj OR 'ovary'/exp/mj AND 'gynecologic surgery'/exp/mj)) AND [1980-2012]/py,177,4 Jan 2013 156, 68 uniek
Cochrane (Wiley)
ID Search #1 MeSH descriptor Ovarian Cysts, this term only #2 MeSH descriptor Anovulation explode all trees #3 MeSH descriptor Menopause, Premature explode all trees #4 MeSH descriptor Ovary explode all trees #5 MeSH descriptor Adnexal Diseases, this term only #6 MeSH descriptor Ovarian Diseases, this term only #7 MeSH descriptor Adnexa Uteri, this term only with qualifier: PA #8 MeSH descriptor Ovary, this term only with qualifier: PA #9 ("corpus luteum cysts" or "ovarian cysts" or "adnexal cysts" or "adnexal mass" or "adnexal masses") :ti,ab,kw #10 (#1 OR #2 OR #3 OR #4 OR #5 OR #6 OR #7 OR #8 OR #9) #36 MeSH descriptor Torsion Abnormality explode all trees #37 MeSH descriptor Ischemia explode all trees
316
114
#38 (torsion or twist* or ischaemic or ischemic):ti,ab,kw #39 (#36 OR #37 OR #38) #40 (#39 AND #10) #48 (Oophoropex* or detorsion* or ovariectom*):ti,ab,kw #49 MeSH descriptor Ligaments explode all trees with qualifier: SU #50 MeSH descriptor Ovary explode all trees with qualifier: SU #51 (#48 OR #49 OR #50) #52 MeSH descriptor Torsion Abnormality explode all trees with qualifier: SU #53 (#52 AND #10) #54 (#40 AND #51) 1 resultaat, 0 uniek
115
6. Evidencetabellen
2730
N total = 60 for ovarian cancer
Inclusion criteria: To be included for complete assessment the articles had to provide the following information: 1) cancer site (ovary, endometrium, cervix), 2) aim, 3) study design, 4) type of data collection, 5) sampling method, 6) 3D-US methodology used. Exclusion criteria: In studies comparing diagnostic performance of 3D-US with 2D-US data allowing to construct two-by-two tables should be reported for comparing studies results. If this was not possible the study was excluded from further analysis.
Controls: 2D-US
Through Medline Search (2001–2010) 46 studies using 3D-US in women with gynecological cancer were identified (28 studies involving ovarian cancer, 15 studies involving endometrial cancer and 6 studies involving cervical cancer). A systematic review of these studies was performed. Primary outcomes: - 3D-US vs 2D-US gray scale morphologic ultrasound
Primary outcomes: Most studies were prospective and observational. Series were small in most of them. 10 studies addressed to technical and reproducibility issues. All of them demonstrate that 3D-US is a reproducible technique among examiners. Studies involving ovarian cancer showed that gray-scale 3D-US is not superior to conventional 2D-US for predicting ovarian cancer. Tumor vascular assessment by 3D power Doppler showed that this method might be useful in a selected subset of adnexal masses. Three-dimensional ultrasound in ovarian cancer 60 articles were identified. Thirty papers were excluded. Three-dimensional gray-scale morphologic ultrasound for diagnosing ovarian cancer 5 selected. 4 studies included, 1 excluded
Follow up: -
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Yes. There is a great heterogeneity in studies' aims and designs, which make difficult to draw significant conclusions. Most studies were unoncontrolled prospective observational and series were small in most of them. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Funding: The authors declare that there are no conflicts of interest.
- 3D-US + Doppler vs 2DUS *vascular tree assessment * vascular sampling Secundary outcomes: Endometrium cancer 3DUS vs 2D-US Cervical cancer 3D-US vs 2D US
Quality assessment study
Results
Intervention: 3D US or 3DPD
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study: To review critically current evidence of the role of this technique in this clinical setting.
Controls (C)
Systematic review
Intervention (I)
Alcazar, 2011
Characteristics
Study type
Welke diagnostische instrumenten (beeldvorming) zijn nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne adnex pathologie (echoscopie vaginaal/abdominaal, Doppler-echoscopie, CT-scan, MRI-scan en/of PET-scan)?
Reference
6.4.1:
Three-dimensional power Doppler ultrasound for diagnosing ovarian cancer 23 selected: 22 studies included, 1 excluded.
Case reports, review articles and Letters to Editor as well as and non-English language articles.
Dodge, 2012
Systematic review and meta-analysis N total = 4 metaanalyses and
Aim of the study: To systematically review the existing literature in order to determine the optimal strategy for preoperative
Intervention:
Controls:
PET
Other imaging
MEDLINE (OVID: January 2004 through week 3, March 2009) and searching for diseasespecific terms (‘pelvic mass,’ ‘adnexal mass,’ ‘pelvic neoplasms,’ ‘ovarian cancer,’
Primary outcomes: 3 articles: PET scan: sensitivity 67% (95% CI, 52–79%), specificity 79% (95% CI, 70–85%)
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes.
117
53 primary studies were included in this review
identification of the adnexal mass suspicious for ovarian cancer.
‘ovarian neoplasm,’ ‘ovarian carcinoma,’ ‘epithelial ovarian cancer,’ ‘borderline ovarian tumours’ and ‘tumours of low malignant potential’).
Inclusion criteria: A review of al systematic reviews and guidelines published between 1999-2009. Systematic reviews, meta-analyses, clinical practice guidelines, randomized trials, or comparative cohort studies.
Systematic review N total = 69 studies, 6364 patients
Aim of the study: To compare US, CT, and MR imaging in differentiation of malignant from benign ovarian tumors. Inclusion criteria: (a) patients had an adnexal mass not discovered during screening for ovarian cancer (b) the reference standard was histopathologic findings (c) data reported on US or CT or MRI (d) presented data allowed calculation of true-positive, truenegative, false-positive, and false-negative imaging results (e) data or subsets of
Selective loss to follow up: x Identification confounders and correction in analysis: Not Applicable
Primary outcomes: Sensitivity and specificity. Secundary outcomes:
Funding: no.
Follow up: 1999-2009 OVID: January 2004 through week 3, March 2009 (follow up finished earlier than other included systematic reviews included in this chapter!)
Exclusion criteria: Liu, 2007
Impact assessor blinded: x
Intervention:
Controls:
Primary outcomes: (a) author and year of publication (b) sample size (c) imaging modality and technique (d) true-positive, truenegative, false-positive, and false-negative findings for the characterization of a malignant ovarian neoplasm versus a benign ovarian neoplasm. Secundary outcomes: Subgroup analysis: They compared the following US methods: (a) only morphologic assessment, (b) color Doppler flow imaging alone, (c) combined morphologic, color Doppler flow imaging and (d) contrast-enhanced US
Primary outcomes:
No significant differences were found between the three techniques in differentiation of malignant from benign ovarian tumors (P = 0.14), as shown by the Q* values and the summary ROC curves. On the basis of a random effects model, Sensitivity estimates of all imaging modalities were comparable: 89% (95% CI: 88–90%) for US, 85% (95% CI: 83–86%) for CT, and 89% (95% CI: 88–92%) for MR imaging (P = 0.09). Specificity estimates were also comparable: 84% (95% CI: 83–85%) for US, 86% (95% CI: 76–92%) for CT, and 86% (95% CI: 84–88%) for MR imaging (P = 0.12). Secundary outcomes:
Clearly defined groups: yes. Selection bias: Possible Possibility of publication bias. Funnel plot. Because of the small number of studies of CT and MRI, the performance of the both modalities may be underestimated. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction for heterogeneity in analysis: Yes. Funnel plot.
118
data were not published more than once.
alone. In a subgroup analysis of the MR imaging, unenhanced (T1- and T2weighted imaging) and gadolinium-enhanced T1weighted MR imaging were compared.
Exclusion criteria: -
Funding: Not described.
Follow up: January 1990 June 2006 Medeiros, 2011
Design: quantitative systematic review N total = 15 studies, 1267 ovarian masses. Search strategy. Medline, Cancerlit, Lilacs, and Embase databases, between Jan 1990- Feb 2010 The reviewed studies were analyzed by 8 investigators
Aim of the study: To estimate the diagnostic accuracy of magnetic resonance in ovarian tumors. Inclusion criteria: Studies that compared magnetic resonance and paraffin sections within subjects for diagnosis of ovarian tumors. Only primary studies. Observational studies that evaluated clinically suspected adnexal masses with MRI. The final histologic diagnosis of the tumor was designated as benign, borderline, or invasive ovarian tumors.
Exposure: The ovarian lesions were grouped as borderline or invasive ovarian tumors and were compared with benign ovarian lesions.
Controls:
Primary outcomes: The accuracy of ovarian tumor diagnosis (borderline or invasive ovarian tumors vs benign lesions) by MRI. Secondary outcomes: the distribution of histologic types of ovarian tumors according to paraffinembedded sections (benign, borderline, and invasive).
Primary outcomes: For borderline or malignant ovarian cancer vs benign ovarian lesions, the pooled likelihood ratio for the occurrence of a positive magnetic resonance result was 6.6 (95% CI 4.7–9.2) and the posttest probability for borderline or malignant diagnosis was 77% (95% CI 70–82). Because specificity and likelihood ratio positive were heterogeneous, a random effect model was used and a summary receiver operating characteristic curve was generated. For borderline or malignant ovarian cancer vs benign ovarian lesions, the area under curve was 0.9526
Clearly defined groups: Yes.
Benign ovarian tumors were found in 940 ovarian masses (65.4%), borderline tumors in 80 ovarian masses (5.7%) and invasive ovarian tumors in 415 (28.9%) ovarian masses (Table 2).
Identification confounders and correction in analysis: Yes.
Selection bias: Verification bias possible. Method of assessing the outcome appropriately: Yes.
Funding: Not applicable.
Exclusion criteria: Studies that analyzed only benign, only borderline, or only invasive ovarian tumors as well as reviews and studies that lacked the data needed to construct 2x2
119
contingency tables. The cases that were deferred due to uncertain MRI.
Table 3 shows the true-positive, false-positive, false-negative, and truenegative values for each study. Interrater agreement between MRI and paraffin sections was 87% (K=0.72) indicating good agreement.
Studies were further assessed for methodologic quality with reference to the Oxford Centre for Evidence-Based Medicine Levels of Evidence Classification rubric. Only studies with Oxford Evidence levels 1-3 were considered to be of high quality, whereas those with levels 4 and 5 were excluded.
Sensitivity, specificity, LH ratios, and posttest probability data for borderline or malignant ovarian tumors vs benign ovarian lesions are summarized in Table 4. There was no significant correlation between sensitivity and specificity for borderline or malignant ovarian tumors vs benign ovarian lesions (rs=0.17; P = .4).
120
Medeiros, 2009
systematic review N total = 12 studies, 2398 women.
Aim of the study: To estimate the accuracy ultrasonography with color Doppler in the diagnosis of ovarian tumors.
Intervention: The diagnostic test was the transvaginal ultrasound using color Doppler
Inclusion criteria: Studies that compared
A transvaginal ultrasound
Controls: the diagnostic reference was the result of the histological analysis of standard
MEDLINE, CANCERLIT, LILACS, and EMBASE databases was made from January 1990 to December 2007 Primary Outcomes: the accuracy of ovarian tumor diagnosis (benign,
Primary outcomes: The pooled sensitivity was 0.87 (95% confidence interval [CI] 0.84-0.90); and the specificity was 0.92 (95%CI, 0.87-0.90). The diagnostic odds ratio for ovarian cancer and borderline lesions versus benign lesions was 125 (95%CI, 55-283). Summary receiver operating characteristic curves were constructed because of heterogeneity in the diagnostic odds ratio. For malignant ovarian cancer and borderline versus benign lesions the area under the curve was 0.9577. In conclusion, ultrasonography with color Doppler is a useful preoperative test for predicting the diagnosis of pelvic masses. This systematic review showed that ultrasonography with Doppler can detect
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Yes. All trials were retrospective and that there was a lack of blinding in their assessment. Small number of trials included and the lower quality of some of the trials.
121
color Doppler ultrasonography with paraffin-embedded sections parameters for the diagnosis of ovarian tumors. Human studies. The final histological diagnosis should have been designated as benign, borderline, or malignant. Exclusion criteria: Studies that analyzed only borderline ovarian tumors and malignant ovarian tumor as well as the studies that lacked data to construct 2x2 contingency tables.
using color Doppler diagnosis was considered correct if it did not differ from that of the paraffin section. The final diagnoses of ovarian lesions were grouped and compared as malignant or borderline versus benign.
paraffinembedded sections after surgery
borderline, and malignant) by transvaginal ultrasound using Doppler analysis
malignant or borderline lesion when the RI was below 0.5. Interrater overall agreement for study eligibility and methodological quality was 88% (k = 0.67), indicating good agreement.
Method of assessing the outcome appropriately: Yes.
Secundary outcomes: The distribution of histological types of ovarian tumors according to paraffin-embedded tissue diagnosis.
Impact assessor blinded: no.
Follow up:
Funding: Not described.
Selective loss to follow up: Not applicable.
Ultrasonography with color Doppler was better at detecting ovarian cancer or borderline lesions when compared with benign lesions in ovarian with a pooled sensitivity was 0.87 (95%CI, 0.84-0.90) (Table 4). The estimates for heterogeneity were highly consistent across studies: for normal or benign lesion versus borderline or malignant lesions (QT = 74.4 P = 0.001; inconsistency, I2 = 85%; Table 4). Specificity for ultrasonography with color Doppler was higher for normal or benign lesion versus borderline or malignant ovarian cancer with a pooled specificity was 0.89 (95%CI,
122
0.87-0.90). The estimates for heterogeneity were highly consistent across studies: for normal or benign lesion versus borderline or malignant lesions (QT = 167, P = 0.001; inconsistency, I2 = 93%; Table 4). Secundary outcomes:
2735
2740
2745
2750
2755
6.4.2: Welke diagnostische (laboratorium) parameters zijn nodig om te differentiëren tussen benigne en maligne adnex pathologie (tumormarkers: CA-125, HE-4, ROMA of testosteron)? Volgt. 6.4.3:
OVA1; Overig: beta-HCG, LDH, AFP, inhibine B, oestrogenen en
Welk diagnostisch model is het meest geschikt om toe te passen bij de differentiatie tussen benigne en maligne adnex pathologie (RMI, Simple rules etc.)?
123
Volgt.
124
N total = 120 Aim of the study: To assess whether expectant management of sonographically benign ovarian cysts may be an option for selected asymptomatic premenopausal women
-
Outcomes: -Development of ovarian cancer -Growth -Disappearance -Complications Follow up: 6-12 month intervals, mean 42 months (range 18-94)
Outcomes: -No signs developed suggesting ovarian cancer -No significant change in diameter, except for teratomas, which tended to increase -10 cysts (8.3%) disappeared withon 40 months (3 endometrioma, 3 haemorrhagic, 4 simple cyst) -No patient suffered complications such as torsion, rupture or haemorrhage -47 (39%) endometrioma -32 (26%) simple cysts -17 (14%) mature teratoma -10 (9%) haemorrhagic cysts -6 (5%) hydrosalphinx -4 (3%) peritoneal cysts -3 (2%) cystadenofibroma -1 (1%) muc cystadenoma
Quality assessment study
Results
Intervention: -Conservative management -First check at 3 months to confirm the persistent nature - Transvaginal doppler ultrasound
Outcome measures and follow-up time
Inclusion criteria: -Jan ’97-Dec ‘02 -Asymptomatic premenopausal women -Sonographically benign ovarian cysts <6cm -CA-125 <65IU/ml
Controls (C)
Design: Prospective observational longitudinal study
Intervention (I)
Alcazar, 2005
Characteristics
Study type
6.5.1: Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in situ te laten?
Reference
2760
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Of 323 selcted women, 203 underwent surgery, because of the reffering psysician or their own decision; they were excluded. Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: 11 lost to follow up (9%) Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned
Aubert, 1998
Design: Prospective cohort
Inclusion criteria: -General hospital Catalunya
Intervention: -Visits were scheduled at
-
Outcomes: -Growth -Disappearance
Outcomes: -No cases of cyst enlargement -Unchanged cysts in 29 cases (80.5%)
Limitations: -Intra observer variation for ultrasound procedure -Pain was not mentioned Clearly defined groups: Yes
125
N total = 36 Aim of the study: To evaluate the expectant management of asymptomatic small, anechoic, simple ovarian cysts diagnosed by echography in postmenopaus al women. To gain insight in the natural history of these cysts.
Castillo, 2004
Design: Longitudinal prospective study N total = 149 Aim of the study: To determine the natural history of simple unilocular adnexal cysts in asymptomatic postmenopaus al women
-Jan ’91-Dec ‘96 -All postmeno-pauzal first visits or 1 year routine check with estrogen replacement therapy -Postmeno-pausal women -Asymptomatic ovarian simple cysts (1.5-5cm) -Ultrasonogra-phy diagnoses -Non susicious doppler (RI<0.4) -Normal CA-125 (<35 U/ml)
8–10 weeks of the diagnosis, at 6-month intervals twice and annually thereafter -Expectative treatment
Follow up: From 4 to 70 months, average 31.5 months
-Decreased in size in 4 cases (11.1%) -Disappearance in 3 cases (8.3%)
Selection bias: None Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: No loss to follow up Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned
Inclusion criteria: -Jan ’95-Jun ‘02 -TVU as routine check up -Asymptomatic postmenopausal women -Simple unilocular adnexal cyst Exclusion criteria: -Patients taking HRT or tamoxifen -History of ovarian, breast, gastrointestinal vancer or BSO
Intervention: Surgery: cyst size >10 cm, CA-125 >35 UI/ml, or patient’s own decision. N=45 Controls: Conservative: cyst sizes <10 cm, CA-125 <35 UI/ml, or patient’s own decision. With 6 month TVU intervals N=104
-
Outcomes: -Malignancy -Growth -Disapearance Follow up: First 3 months, then 6 months interval Median 48 months
Outcomes: -45 (30%) underwent surgery (34 after initial diagnosis, 11 during follow up) -1 ovarian carcinoma surgically removed (3cm simple cyst, CA125 45 UI/ml) -Spontaneous resolution: When a cyst was not found in at least two consecutive examinations. N=46 (44%), 77 (74%) after 2 years -Progression: When cyst size increased by at least 1 cm as compared with the previous examination. N=10 -Decreasing: When cyst size decreased by at least 1 cm as compared with the previous examination. N=10 -Stable: No change in size was noted or this was within 0.1 – 0.9 cm. n=38 -A new cyst was diagnosed during follow up; 14 (30%)
Limitations: Possible malignant growth after 32 months. Clearly defined groups: Yes Selection bias: Yes Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: 66 lost (30.6%), 215 inititally selected Identification confounders and
126
correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned
Conway, 1998
Design: N total = 116 Aim of the study: To determine the prevalence of simple ovarian cysts in asympto-matic postmenopausal patients and to investigate the natural history of these cysts by ultrasonographic follow- up examina-tions.
Goldstein, 1989
Design: Retrospective cohort
Inclusion criteria: -Volunteer pelvic cancer screening -Jan ’90-dec ‘94 -New York - >40 years old, postmenopausal -No clinical symptoms, -No previous gynecologic pathology. -An anechoic, small cyst less than 5 cm (>1.5 cm) in greatest diam- eter was classified as a simple ovarian cyst -<2 in malignancy scoring system
Intervention: Surgery if gynecologist, patient or interval change (increasement in size or morphology) required
Controls: - 3 to 6 months interval with TVU with determinati on of CA125
Outcomes: -Growth -Disappearence -Malignancy Follow up:
Outcomes: -20 (17.24%) have been lost to follow-up study. -27 (23.28%) simple cysts resolved spontaneously, (15 within 6 months) -69 (59.48%) have persisted, -18 (26.09%) with persistent simple ovarian cyst underwent surgery. (12 by physician or patient decision, due to growth n=2 or mophology changes n=4) -No malignant ovarian conditions were identified.
Limitations: -No randomisation -There was a patients choise in treatment Clearly defined groups: Yes Selection bias: Probably not Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: -20 (17.24%) have been lost to follow-up study. Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned
Inclusion criteria: -Postmeno-pauzal women -Unilateral, <5cm,
Intervention: Clinical treatment was directed by
-
Outcomes: -Pathology after surgery -Growth while expectative management
Outcomes: -26 women had prompt surgical exploration; (16 serous cysts, 1 muc cyst, 4 hydrosalpinx, 2 endometriotic cysts, 3 paraovarian cysts)
Limitations: -Surgery if patient or physician required -Intra and interobserver variation in ultrasound Clearly defined groups: Yes Selection bias:
127
N total = 48 Aim of the study: To ascertain the significance of the small (less than or equal to cm) postmenopauz al adnexal cyst
simple cysts, no ascitis -3 years -Bellevue hospital Exclusion criteria:
the primary physician and not always available. Review of pathology
-Malignancy Follow up: 10-73 months
-16 women had sonographic surveillance every 3-6 months -2/16 had surgery at 6 and 9 months (1 due to increasing size and septum developmet, 1 due to increased pain appeared to be an degenerating myoma). -14 left were followed 10-73 months without change of size or character.
Selection was not well mentioned Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: 6 (12.5%) lost to follow up Identification confounders and correction in analysis: Yes Funding: Not mentioned
Hoo, 2010
Design: Retrospective cohort N total = 289 Aim of the study: To assess the natural history of ultrasonically diagnosed ovarian dermoid cysts in a largegroup of women who were managed
Inclusion criteria: -’01-‘07 -dermoid cysts -diagnosed by single expert operator -pre- and postmenopausal -London Exclusion criteria: -Women <3 months follow up (n=8)
Intervention: Women who opted for expectant management: 93/289 (32.2%; 95% CI, 26.8– 37.6%) women with 105/323 (32.5%; 95% CI, 27.4– 37.6%) ovarian dermoid cysts were managed expectantly
-
Outcomes: -Growth -Factors to increase risk of sugical intervention -Complications -Reason for intervention Follow up: 12.6 (interquartile range, 7.6–29.3)months
Outcomes: -mean growth rate was 1.67 mm/year. -There were no demographic or morphological features that could be used to predict the growth rate of dermoid cysts. -After a period of expectant management, 24/93 (25.8%; 95% CI, 16.9– 34.7%) women had surgical intervention. -The risk of surgical intervention was significantly increased in younger women, those of parity ≥ 2 and in women with bilateral cysts or largerdiameter cysts, and reduced in women with a past history of ovarian cyst. - No serious complication such as torsion, rupture or infection was noted in our patients during the follow-up period -24 women had surgery after expectant management. Surgical interventions were mainly performed at the women’s request (50.0%) or because of clinical symptoms such as abdominal pain or distension (37.5%) -5 factors significantly affec-ted the risk of surgical intervention: age (fertillity influence), parity ≥2 (social expactation, fertillity less important), past history of ovarian cyst, bilateral cysts and larger cyst size (increas-ed risk of complications).
Limitations: No background incidence figures known Unknown how the decision for treatment was made Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: No Identification
128
expectantly, and to assess the factors that were associated with failure of expectant management.
Kroon, 1995
Design: Retrospective cohort N total = 83 Aim of the study: To determine the malignancy rate in ultrasounddiagnosed, anechoic, small, simple ovarian cysts in postmenopausal women, and to investigate the natural history of these cysts by ultrasound follow up.
for longer than 3 months.
-69 women had succesfully expectant management -The maximum diameters of dermoid cysts at initial scans were significantly different between women with successful and failed expectant management (median 29 (IQR, 21–47) mm vs. 57 (IQR, 41–75) mm; Z = −4.31, P < 0.001)
Symptomatic women were offered surgical treatment, while asymptomatic women were given a choice between expectant management and surgery n=188 Inclusion criteria: -’83-‘92 -postmenopausal women -anechoic, small, simple ovarian cysts -Sweden Exclusion criteria:
Intervention: N=43 surgery Controls: N=40 follow up ultrasonograp hy
-
Outcomes: -Growth -Malignancy -Disappearance
Outcomes: -5 died (control group, no ovarial malignancy) -2 unavailable because of intercurrent disease (control group, no malignancy) -1 moved abroad (loss to follow up)
Follow up: 1-9 years
-0/43 malignancy in surgery group -1/43 in surgery group died of non ovarial cancer -In control group 12/32 cysts disappeared, 1 increased in size (25-30mm), 7 decreased in size, 8 were punctured
confounders and correction in analysis: Yes, multivariate analysis Funding: Not mentioned Limitations: - The choice between expectant management and surgical treatment at initial presentation is likely to be heavily influenced by the opinions of the attending clinicians -Inter-observer variation -It is possible not all women with complaints went to the hospital Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: 1 moved abroad Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned Limitations:
129
Nardo, 2003
Design: Retrospective cohort N total = 226 Aim of the study: To define the management of postmenopausal women with persistent unilocular ovarian cysts less than 50 mm in diameter and with normal serum CA 125 levels.
Inclusion criteria: -Postmenopau-sal women -Persistent unilocular simple cysts (<5cm) -Reffered with postmeopausal symptoms, discomfort and bleeding -Berkshire, UK -’95-‘00 Exclusion criteria: -(family) history of breast, endometrial or ovarian cancer -HRT
Intervention: Surgery was of- fered according to clinical indications and women’s wishes
-
Outcomes: -Growth -CA125 -Malignancy Follow up: 5 years (6 months after referral, then yearly)
All women with suspicious ovarian pathology (n � 54) and 84 without ovarian pathology underwent surgical management
Outcomes: -Ovarian cyst diameter and serum CA 125 levels did not change in 172 of 226 women (76.1%). -Conversely, the remaining 54 women had an increase in cyst diameter, (mean 64mm, range 54-80mm) with 21 women in 18 months (2 malignancy, CA125 69 and 82 U/ml, they complained of abdominal distension), 33 women after 30 months. All had surgery. -6 (11.1%) also had raised serum CA 125 levels (mean 59U/ml, range 34-82) -In total 84 had surgery, with 2 malignancy -Asymptomatic postmenopausal women with a raised serum CA 125 level have a 36-fold increased risk of ovarian cancer
Design: Retrospective cohort N total = 134 Aim of the study: To determine the natural history of adnexal cysts incidentally detected at
Inclusion criteria: -’91-‘98 -asymptomatic postmenopausal women -ultrasound by Valentin -Follow up >1 year Exclusion criteria:
Intervention: The indication to operate was a change in cyst morphology or increased cyst size (>2cm) (n=5) Controls: The women included underwent
Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not applicable
Controls: -TVU -CA125 (n<30 IU/ml)
Valentin, 2002
-Intra and interobserver variation Clearly defined groups: Yes
Funding: Not mentioned
-
Outcomes: -Growth -Disappearence Follow up: Median follow-up time was 3 (range, 0.3–8) years Follow-up < 1 year is explained by operation or disappearance of the cyst within the first year of follow-up
Outcomes: -121(76%) being unilocular and 39 more complicated -32 (20%) < 10 mm, 40 (25%) 10 –19 mm, 39 (24%) 20–29 mm, 15 (9%) 30 – 39 mm, 19 (12%) 40 – 49mm and 15 (9%)> 50 mm. -In twelve women (9%) the cysts were removed during follow-up, all their cysts (n = 14) being benign -In 39 (29%) women, the cysts disappeared; in 18 (13%), new cysts developed; in 65 (49%), the number of cysts and their location remained unchanged. -Regression of cysts was observed in 54% (33/61) of women < 60 years vs. in 8% (6/73) of those ≥ 60 years (P = 0.0001). -Ultrasound findings remai-ned unchanged in 34% (21/61) of women < 60 years vs. in 77% (56/73) of those ≥60 years (P = 0.0001). -Reason of surgery: pain (n=2; one unilocular cyst removed 6 years after inclusion and one multilocular cyst removed 9 months after inclusion), rectal
Limitations: -Operator dependent TVU -Non specific CA125 -Underpowered (n=400) Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow
130
transvaginal ultrasound examination and judged to be benign in postmenopaus al women
Wang, 2012
Design: Retrospective cohort N total = 63 (43 left after exclusion) Aim of the study: To identify the sonographic features of solid ovarian masses and to determine whether they may be managed
transvaginal ultra- sound examination by the first author at 3, 6 and 12 months, and then every 12 months
Inclusion criteria: -’99-‘08 -pre- and postmenopausal women - solid adnexal masses demon-strating acoustic attenuation, absent Doppler vascularity and minimal or no cystic component Exclusion criteria: 20 patients without pathologic results or follow-up studies were excluded
Intervention: 14 patients with solid adnexal masses underwent surgical treatment as per the surgeon and/or patient choice Controls: 29 patients with solid adnexal masses were managed nonsurgically
prolapse (n=1)
up: No Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: The study was supported by grants from the Malmö General Hospital Cancer Foundation, Funds administered by the Malmö Health Care Administration, a governmental grant for clinical research (‘ALFmedel’ and ‘Landstings finansierad regional forskning’) and the Swedish Medical Research Council
-
Outcomes: -Growth -Disappearance -Pathology in surgery Follow up: The follow-up time ranged from 3 to 76 months (median 30)
Outcomes: Surgical group; -The size of the excised masses ranged from 1.8 to 12.3 cm (median 3.2 cm). -Normal ovarian tissue was sonographically demon-strated in 10 of these masses (71.4%). -All 14 patients (100%) had benign results at pathology. -4 no ovarian neoplasm. -10 benign ovarian neoplasms, including four fibromas, three fibrothecomas, one Brenner tumor, one granulosa cell tumor, and one mature teratoma. Expectative group; -Mailnly postmenopausal - The size of the masses ranged from 0.7 to 8.3 cm (median 2.2) - 19 masses (65.5%) showed no change on the follow-up exam. -2 masses showed an increase in size (6.9%), -8 masses (27.6%) showed a decrease in size or complete resolution. - These patients exhibited no subsequent evidence of malignancy, such as development of metastases, local invasion, or ascites The surgically excised masses were statistically larger than non- surgical masses
Limitations: -Intra and interobserver variation Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: Not expected Identification confounders and correction in analysis:
131
conservatively.
(p = 0.024). The patients who underwent sur- gical resection were statistically younger (p = 0.029)
Not applicable Funding: None
2765
Limitations: -No pathology in expectent group
2770
2775
132
N total = 120 Aim of the study: To assess whether expectant management of sonographically benign ovarian cysts may be an option for selected asymptomatic premenopausal women
-
Outcomes: -Development of ovarian cancer -Growth -Disappearance -Complications Follow up: 6-12 month intervals, mean 42 months (range 18-94)
Outcomes: -No signs developed suggesting ovarian cancer -No significant change in diameter, except for teratomas, which tended to increase -10 cysts (8.3%) disappeared withon 40 months (3 endometrioma, 3 haemorrhagic, 4 simple cyst) -No patient suffered complications such as torsion, rupture or haemorrhage -47 (39%) endometrioma -32 (26%) simple cysts -17 (14%) mature teratoma -10 (9%) haemorrhagic cysts -6 (5%) hydrosalphinx -4 (3%) peritoneal cysts -3 (2%) cystadenofibroma -1 (1%) muc cystadenoma
Quality assessment study
Results
Intervention: -Conservative management -First check at 3 months to confirm the persistent nature - Transvaginal doppler ultrasound
Outcome measures and follow-up time
Inclusion criteria: -Jan ’97-Dec ‘02 -Asymptomatic premenopausal women -Sonographically benign ovarian cysts <6cm -CA-125 <65IU/ml
Controls (C)
Design: Prospective observational longitudinal study
Intervention (I)
Alcazar, 2005
Characteristics
Study type
6.5.2: Is langdurige follow-up van een benigne ovariumcyste/-tumor beter dan een beperkte follow-up?
Reference
2780
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Of 323 selcted women, 203 underwent surgery, because of the reffering psysician or their own decision; they were excluded. Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: 11 lost to follow up (9%) Identification confounders and correction in analysis: Not applicable Funding: Not mentioned
Hoo, 2010
Design: Retrospective cohort N total = 289
Inclusion criteria: -’01-‘07 -dermoid cysts -diagnosed by single expert operator
Intervention: Women who opted for expectant management:
-
Outcomes: -Growth -Factors to increase risk of sugical intervention -Complications
Outcomes: -mean growth rate was 1.67 mm/year. -There were no demographic or morphological features that could be used to predict the growth rate of dermoid cysts. -After a period of expectant management, 24/93 (25.8%; 95% CI, 16.9–
Limitations: -Intra observer variation for ultrasound procedure -Pain was not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No
133
Aim of the study: To assess the natural history of ultrasonically diagnosed ovarian dermoid cysts in a largegroup of women who were managed expectantly, and to assess the factors that were associated with failure of expectant management.
Aubert, 1998
Prospective cohort study N total = 36
-pre- and postmenopausal -London Exclusion criteria: -Women <3 months follow up (n=8)
93/289 (32.2%; 95% CI, 26.8– 37.6%) women with 105/323 (32.5%; 95% CI, 27.4– 37.6%) ovarian dermoid cysts were managed expectantly for longer than 3 months.
-Reason for intervention Follow up: 12.6 (interquartile range, 7.6–29.3)months
Symptomatic women were offered surgical treatment, while asymptomatic women were given a choice between expectant management and surgery n=188 Aim of the study To evaluate the expectant management of asymptomatic small, anechoic, simple ovarian cysts diagnosed by echography in post menopausal women. To gain insight in the natural history of these cysts. Inclusion criteria:
Women with asymptomatic ovarian cysts (from 1.5 to 5.0 cm) diagnosed by ultrasonograp hy and with a CA 125 serum level within the normal range and a non-
34.7%) women had surgical intervention. -The risk of surgical intervention was significantly increased in younger women, those of parity ≥ 2 and in women with bilateral cysts or largerdiameter cysts, and reduced in women with a past history of ovarian cyst. - No serious complication such as torsion, rupture or infection was noted in our patients during the follow-up period -24 women had surgery after expectant management. Surgical interventions were mainly performed at the women’s request (50.0%) or because of clinical symptoms such as abdominal pain or distension (37.5%) -5 factors significantly affec-ted the risk of surgical intervention: age (fertillity influence), parity ≥2 (social expactation, fertillity less important), past history of ovarian cyst, bilateral cysts and larger cyst size (increas-ed risk of complications). -69 women had succesfully expectant management -The maximum diameters of dermoid cysts at initial scans were significantly different between women with successful and failed expectant management (median 29 (IQR, 21–47) mm vs. 57 (IQR, 41–75) mm; Z = −4.31, P < 0.001)
Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: No Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Yes, multivariate analysis Funding: Not mentioned Limitations: - The choice between expectant management and surgical treatment at initial presentation is likely to be heavily influenced by the opinions of the attending clinicians -Inter-observer variation -It is possible not all women with complaints went to the hospital
Primary outcomes: Data collected included age, years after menopause, parity, affected ovary and size of the cyst. Transvaginal ultrasonography and CA 125 determination were repeated between 8–10 weeks after the diagnosis; if results were unchanged they were repeated again at 6-month intervals twice
Primary outcomes: 622 postmenopausal women underwent transvaginal ultrasonography. Thirty six women were diagnosed of unilocular simple ovarian cysts (5.7%). The follow-up period extended from 4 to 70 months with an average of 31.5 months. There were no cases of cyst enlargement. The cysts remained unchanged in 29 cases (80.5%), decreased in size in four cases (11.1%) and disappeared in three cases (8.3%) (table 2).
Clearly defined groups: one group Selection bias: No. Nobody chose surgery. Method of assessing the outcome appropriately: yes. Selective loss to follow up: no.
134
The subjects were postmenopausal asymptomatic women who were in this way diagnosed as having a simple ovarian cyst. The study was limited to patients without ascites and with cysts of 1.5– 5.0 cm of diameter which were unilateral, unilocular, without septations, excrescences, or solid components. Exclusion criteria:
Auslender, 1996
Prospective cohort N total = 51
Aim of the study: To determine the natural history of small, simple ovarian cysts in postmenopausal women. Inclusion criteria: At least one year postmenopausal, absence of a family history of ovarian cancer, informed consent, and diagnosis with vaginal ultrasound of a cyst with the following characteristics: (a) mean diameter less than 5 cm, (b) smooth-walled,
suspicious color Doppler were followed conservatively
and thereafter every 12 months. Follow up: January 1991 to December 1996
The physicians performing the studies were all gynecologist highly experienced in this technique; all the examinations in a patient were performed by the same physician.
Intervention: 51 postmenopaus al patients with small (<5 cm), smooth, aseptate, hypoechogeni c ovarian cysts, without ascites, were followed by vaginal ultrasound examinations every 3 months for an average period of 2.5 years. Controls:
Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described.
The CA 125 determinations were found within the normal range (B35 U:ml) in all the cases. Doppler flow imaging was performed in the last 17 cases. In 14 of them, the cysts were categorized as ‘avascular’; in the remaining three cases the RI was not suspicious (\0.4).gem Primary outcomes: Cyst size. Echo. Secundary outcomes: CA-125 antigen was introduced as an additional test and was used in 34 women. Follow up: 2,5 year (years 1987 and 1993)
Primary outcomes: Size cyst: The average percent, difference in mean diameter was - 0.065 + 0.20 (95% CI = -0.122; -0.008). This was compared to zero, no significant change in mean cyst diameter over time (p = 0.026, unpaired t-test). Linear regression, with the dependent variable as the size of the cyst at the end of the observation period and the independent variables either the observation period or the initial size of the cyst, revealed that the length of observation was not significant (rlSpearman1 = 0.24 , p= NS), but the initial size of the cyst was a significant variable (r[Pearsonl = 0.75 , p< 0.001). There was no statistically significant correlation between the patients’ ages, initial size of the cysts, length of follow-up period, or the change in size of the cyst. The initial size of a cyst had no relationship to whether it would grow or shrink, which means that all such cysts need follow-up. Ascites did not develop in any patient.
Clearly defined groups: Yes. But one group. Selection bias: Possible. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. But limitation is different follow up duration. Selective loss to follow up: Yes. Nine women were operated on at the request of their doctor, and in all of them histology showed a simple, benign ovarian cyst.But they were excluded before start follow up period. Identification confounders
135
(c) hypoechogenic, (d) aseptate, (e) no solid content, (f) absence of ascites or any other pelvic finding.
No controls
and correction in analysis: Yes. Regression analysis. Funding: not described.
Echo: With regard to the ultrasonographic texture of the cysts over the study period, in no patient was there any change in the nature of the cyst wall or its echogenicity. Formation of papillary structures, septa, or ascites were not seen in any patient. Secondary outcomes: CA-125: The mean level of CA-125 antigen was 7.8 IU/mL; in only one of the 34 patients (2.9%) in whom CA-125 was measured was the level slightly elevated (36 IU/mL). That woman underwent laparotomy, and pathologic examination of the cyst showed it to be a simple cyst. There was no statistical correlation between the initial size of the cyst, its tendency to grow or shrink, or the absolute level of CA-125. Demographics: The mean age of the 51 women was 65 years, ranging from 43 to 85 years. The initial size of the cysts ranged from 1.5 cm to 5.0 cm, the mean size being 3.2 cm. The mean follow-up period was 31 months, the median: 25 months, the shortest period being 3 months and the longest 71 months (Table 2).
Castillo, 2004
Prospective cohort study. N total = 8794 asymptomatic
Aim of the study To determine the natural history of simple unilocular adnexal cysts in asymptomatic
104 patients with 104 cysts underwent conservative follow-up throughout
Surgery (45 patients, 49 cysts)
Patients with simple unilocular adnexal cysts were offered two alternative management approaches: 1. Surgery: cyst size z 10 cm, CA-125 z 35 UI/ml, or
Primary outcomes: 223 simple adnexal cysts in 215 women were found (prevalence: 2.5%). Annual incidence did not change significantly. 149 patients with 153 cysts were entered ultimately in the study. 45 (30%) underwent surgery (34 after initial diagnosis and 11 during follow-up). A total of 49 cysts were removed. The most frequent histological diagnosis was serous cystadenoma (84%). There
Conclusion in study: If a cyst in a menopausal woman is smaller than 5 cm, the patient has no additional “risk factors” such as family history, there is no change seen in the cyst on repeated ultrasound examinations, and CA125 antigen assay is negative, one may consider conservative follow-up. However, larger scale studies are needed to elucidate this matter more completely. Limitations: Different follow up size, small sample size, no control group (but control start and finish)
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Possible. Method of assessing the outcome
136
postmenopaus al women underwent transvaginal ultrasound as part of routine gynecological check-up at our institution
postmenopausal women.
the study period.
Inclusion criteria: Menopause was defined as at least 1 year of absence of menses in women older than 45 years. Those women with previous simple hysterectomy were considered as menopausal if older than 50 years and if referred symptoms such as hot flushings, previously or at the moment to be included. Patients taken HRT or tamoxifen were not excluded. Only patients in whom a simple unilocular adnexal cyst was found out were included.
Subgroups: - spontaneous resolution n=46 - persistent cysts n=58
Exclusion criteria: Patients with previous history of ovarian tumor, ovarian cancer, breast cancer, gastrointestinal cancer, or bilateral salpingooophorectomy for any reason.
patient’s own decision. 2. Conservative: cyst sizes < 10 cm, CA-125 < 35 UI/ml, or patient’s own decision. Primary outcomes: Patients managed conservatively were evaluated at 3 months first and then at 6-month interval. If during follow-up cyst size increased, serum CA-125 becomes z35 UI/ml or complaints appear surgery was recommended. During follow-up, we defined the following cyst’s changes: 1. Spontaneous resolution: When a cyst was not found in at least two consecutive examinations. 2. Progression: When cyst size increased by at least 1 cm as compared with the previous examination. 3. Decreasing: When cyst size decreased by at least 1 cm as compared with the previous examination. 4. Stable: No change in size was noted or this was within 0.1–0.9 cm. Follow up: Jan 1995 -Jun 2002
was a case of a stage IA ovarian carcinoma (2% of the cysts removed, 0.6% of all the cysts included in the study). 104 patients with 104 cysts underwent conservative follow-up throughout the study period. 46 (44%) of these cysts resolved spontaneously (74% of them within 2 years). In 14 (30%) of these women, a new cyst was diagnosed when follow-up went on. In 58 patients, cysts persisted during all study period (median follow-up: 48 months, range: 6–90 months), 69.6% of them remained unchanged, 17.2% increased, and 17.2% decreased. Patients in whom cysts resolved spontaneously had a shorter menopausal time ( P = 0.001) and tend to be younger (P=0.06). No differences were found regarding cysts’ features.
appropriately: Yes. Selective loss to follow up: 66 (30.6%) women were lost after initial diagnosis. Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described. Conclusion study: According to the data herein presented and those reported previously, we can conclude that simple unilocular adnexal cysts in postmenopausal women have a very low risk of malignancy. If followed-up, about 50% of them will resolve spontaneously and the other 50% will persist mainly without changed. Therefore, asymptomatic postmenopausal women diagnosed as having a simple unilocular adnexal cyst can be offered a conservative management with serial ultrasound examinations with a reasonable degree of reassurance.
137
Conway, 1998
Prospective Cohort N total = 116
Aim of the study To determine the prevalence of simple ovarian cysts in asymptomatic postmenopausal patients and to investigate the natural history of these cysts by ultrasonographic follow-up examinations. Inclusion criteria: (1) presence of a simple cyst greater than 1.5 cm and less than 5.0 cm in single largest diameter, which was unilocular and anechoic, (2) postmenopausal status (3) lack of symptoms
Intervention A simple ovarian cyst was defined as being less than 5 cm in the single largest diameter, anechoic, and unilocular with regular borders, with no papillary projections. A scoring system to determine malignant potential had been established and was published previously.4,5
Patients who met these criteria were reevaluated at 3 to 6 month intervals and determination of CA-125 levels was recommended. The indication for surgical intervention was based on physician or patient decision or on interval change of the cyst.
The probability for spontaneous resolution was significantly higher if menopausal time was <10 years (54%) than if it was >10 years (29%) (P = 0.02). Primary outcomes: 1769 postmenopausal women (49.34% of all patients from the screening program) participated in this study. 116 simple cysts were found, with a prevalence of 6.6% in our population. Among those patients, 27 (23.28%) simple cysts resolved spontaneously, 69 (59.48%) have persisted, and 20 (17.24%) have been lost to follow-up study.
Selection bias: Possible. Surgery patient/dokters descision. Method of assessing the outcome appropriately: yes.
Primary outcomes: -Prevalence simple ovarian cysts in postmenopausal woman. -Resolution rate. Follow up: January 1990 through December 1994
Clearly defined groups: Yes. One group.
Selective loss to follow up: 20 (17.24%)
18 women (26.09%) with persistent simple ovarian cyst underwent surgery. Sixof these were patients in whom a change was detected at interval evaluation. The changes observed were increase in size (two cases) and change in morphology (four cases) with the appearance of septations. The color Doppler velocimetry and CA-125 levels in these patients remained normal. The other 12 patients underwent surgery by physician or patient decision.
Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described.
138
(4) no history of previous gynecologic pathology. Exclusion criteria:
Parameters included loculations, internal echoes, papillary projections, and color Doppler velocimetry. All simple cysts had a score of 2 or less, suggestive of benignity.
No malignant ovarian conditions were identified. Of the remaining patients with persistent ovarian cysts, 69 (59.48%) are still undergoing serial ultrasonography, color Doppler sonography, and CA-125 determination.
Controls
Kroon, 1995
Retrospective cohort N total = 83
Aim of the study To determine the malignancy rate in ultrasound diagnosed, anechoic, small, simple ovarian cysts in postmen-pausal women, and to investigate the natural history of these cysts by ultrasound follow-up. Inclusion and exclusion criteria: not clearly described.
N= 43 follow up
N=40 surgery
Primary outcomes: Patient’s age, size of the cyst (mean diameter), indication for the first ultrasound examination, years elapsed since the onset of menopause, hormone replacement therapy, and follow-up or surgical removal of the lesion. The indications for the first ultrasound examination Follow up: 1983-1992.
The prevalence of simple ovarian cysts in the group was 6.6%. The resolution rate was 23.3%. No ovarian malignancies were identified. Primary outcomes: For the entire group of 83 women, the mean age at cyst detection was 60.5 years (29.5 SD, range 48-85), mean time elapsed since the onset of menopause was 10.7 years (29.9 SD, range l-45), and mean size of the cyst was 34.7 mm (? 11 .O SD, range 9-50). There were no cases of ovarian cancer in the surgery group. The indications for the first ultrasound examination were as follows: palpable pelvic mass (21 cases), abdominal pain (16), postmenopausal bleeding (nine), dyspareunia (two), and suspicion of malignancy (five). In 16 cases, patients without symptoms were offered an ultrasound scanning. The remaining 14 patients were examined for miscellaneous reasons. The histopathologic diagnoses of all patients who had undergone surgery were noted. In cases in which the cyst had not been removed, the patient was offered a repeat scan if she had not undergone ultrasound examination at our unit during the proceeding 12 months.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible. Retrospective design. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: Yes. Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described.
139
In the 32 patients that we followed, the cyst had decreased in size at reexamination in seven cases, was unchanged in four, had disappeared in 12, and had grown in one (but only from 25 to 30 mm, so no surgery was performed). Of the 8 remaining punctured cysts, four had relapsed. In one relapsed case, the patient refused surgery; in the other three cases, because the cyst was smaller on repeat scan than at puncture, the patients were scheduled for further ultrasound follow-up (Table2). Cytologic analysis showed all eight punctured cysts to be benign.
Nardo, 2003
Retrospective / prospective
Aim of the study To define the
N=226
Primary outcomes: Long-term follow-
Primary outcomes: Ovarian cyst diameter and serum CA 125 levels did not change in 172 of 226
Clearly defined groups: Yes.
140
cohort N total = 226
management of postmenopausal women with persistent unilocular ovarian cysts less than 50 mm in diameter and with normal serum CA 125 levels. Inclusion: Postmenopausal women. Only unilocular, echofree, thin-walled cysts measuring less than 50 mm in diameter and without solid parts or papillary formations were considered in the study.
Intervention -> 138 surgery (54 with suspicious ovarian pathology and 84 without ovarian pathology.
up studies were carried out 6 months after the initial referral and then every 12 months for 5 consecutive years. Transvaginal ultrasound scanning was performed and serum tumor-associated antigen CA 125 levels were measured at each visit.
Controls
Follow up: Patients were followed up for 5 years between January 1995 and December 2000
N=88 (all with unsuspicious ovarian)
women (76.1%). Conversely, the remaining 54 women had an increase in cyst diameter, and six of those (11.1%) also had raised serum CA 125 levels at 18 months follow up.
Selection bias: Possible. Retrospective data collection. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described. Conclusion study: In conclusion, analysis of this large cohort of low-risk postmenopausal women suggests that women with unilocular cysts less than 50 mm in diameter and normal serum CA 125 levels should be managed conservatively. How long these benign ovarian lesions have to be followed up remains to be established.
Exclusion criteria: Either a personal or family history of breast, endometrial, or ovarian cancer, or the use of hormone replacement therapy.
All women with suspicious ovarian pathology (n = 54) and 84 without ovarian pathology underwent surgical management. Regarding women whose ovarian cysts did not increase in diameter, 84 of 172 women (48.8%) opted to undergo surgical management, comprising either conservative therapy or excision of the adnexa. Therefore, 20 salpingo-oophorectomies, 46 ovarian cystectomies, and 18 fenestrations plus diathermies were performed during the follow-up period. No histopathologic evidences of malignancy were stated among this group of women. International Federation of Gynecology and Obstetrics stage IB welldifferentiated serous cystoadenocarcinomas were diagnosed in two of 54 women (3.7%). Serum CA 125 levels were elevated in both cases.
141
Valentin, 2002
Design N total = 134
Aim of the study To determine the natural history of adnexal cysts incidentally detected at transvaginal ultrasound examination and judged to be benign in postmenopausal women. Inclusion criteria: Consecutive postmenopausal women, referred for ultrasound examination by the first author between 25 June 1991 and 14 December 1998, and found to have one or more adnexal cysts judged to be benign and not causing any symptoms, were offered expectant management by ultrasound follow-up by the first author. Those who accepted and were followed for at least 1 year, and those who accepted but were operated on or whose cysts disappeared during the first year of follow-up, were included. A woman was considered to be postmenopausal if she reported at least 1 year of amenorrhea after the age of 40 years, provided that the
Intervention Follow up benign cysts menopausal women. Surgery done by pathological signs.
Primary outcomes: Women referred for ultrasound examination and found to have an adnexal cyst judged to be benign and not causing any symptoms were followed with transvaginal ultrasound at 3, 6 and 12 months, and then every 12 months. The referring physician treated the patient at his/her own discretion. Follow up: 25 June 1991 and 14 December 1998. Follow-up stopped on the 24 November 2000.
Primary outcomes: One hundred and sixty cysts were found, 121 (76%) being unilocular and 39 more complicated. 72 cysts (45%) had a largest diameter of 3–19 mm and 88 (55%) had a largest diameter of 20–80 mm. Median follow-up time was 3 (range, 0.3–8) years. In 12 women (9%) the cysts were removed during follow-up, all their cysts (n= 14) being benign. The indication to operate was a change in cyst morphology or increased cyst size in 5 (4%) women. In 39 (29%) women, the cysts disappeared; in 18 (13%), new cysts developed; and, in 65 (49%), the number of cysts and their location remained unchanged. Regression of cysts was observed in 54% (33/61) of women < 60 years vs. in 8% (6/73) of those ≥ 60 years ( P= 0.0001). Ultrasound findings remained unchanged in 34% (21/61) of women < 60 years vs. in 77% (56/73) of those ≥ 60 years ( P= 0.0001).
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Possible. But they had info about the excluded women. Method of assessing the outcome appropriately: yes. Selective loss to follow up: Possible. Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: supported by grants from the Malmö General Hospital Cancer Foundation, Funds administered by the Malmö Health Care Administration, a governmental grant for clinical research (‘ALFmedel’ and ‘Landstings finansierad regional forskning’) and the Swedish Medical Research Council Conclusions of the study: The results support conservative management of adnexal cysts incidentally detected at transvaginal ultrasound examination and judged to be benign in postmenopausal women. Whether such cysts need to be followed-up at all and, if they do, how often and for how long, remains an open question.
142
amenorrhea could not be explained by disease or medication.
2785
2790
2795
N total = 12 studies, 769 patients
Inclusion criteria:
Controls
Search strategy They searched electronic databases, trials registers and reference lists of published trial reports. Reference lists from trials and review articles were also searched. MEDLINE, EMBASE, CINAHL, LILACS
12 studies with 769 patients were included. - 9 compared laparoscopy and laparotomy (Badawy 2002, Buchweitz 2005, Damiani 1998, Mais 1995, Mais 1996, Mais 2003, Morgante 1998, Nitke 1996 and Yuen 1997). - 3 studies compared laparoscopy and minilaparotomy (Fanfani 2004, Panici 2007 and Panici 2007a) The results of 9 randomised controlled trials (n=482 women) showed that laparoscopic surgery was associated with fewer adverse events of surgery (surgical injury or post operative complications including fever or infection)
Quality assessment study
Results
Intervent ion
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study To determine the benefits, harms and cost of laparoscopy or minilaparotomy compared with laparotomy in women with benign ovarian tumours.
Controls (C)
Systematic review
Intervention (I)
Study type
Medeiros, 2009
Characteristics
Reference
2800
6.5.3: Welke benadering, laparoscopiehlaparotomie of een aspiratie/ fenestratie, verdient de voorkeur bij de behandeling van een vergroot ovarium met benigne aspect, gelet op de volgende uitkomsten: 1. (in)complete verwijdering van de cyste, 2. Peroperatieve complicaties: spill, conversie tot laparotomie, darm- en/of ureterletsel, 3. Postoperatieve complicaties: infecties, postoperatieve pijnklachten? 4. Opname duur en hervatting van werkzaamheden?
Clearly defined groups: Yes. Method of assessing the outcome appropriately: Eight reviewers independently assessed the eligibility and quality of each study,
143
All randomised controlled trials comparing either laparoscopy or minilaparotomy with laparotomy for benign ovarian tumours. three groups of women with benign ovarian tumours who were treated surgically by either laparoscopy, minilaparotomy or laparotomy in this analysis; those with any type of benign ovarian tumour, those with dermoid cysts and those with endometriomata. We have only included trials where women have been investigated in the preoperative setting with transvaginal and/or transabdominal ultrasonography for analysis of the morphological scoring (internal borders, septations, papillary projections, echogenicity and volume) in order to exclude from the trial women with tumours that are likely to be malignant. Exclusion criteria: (1)Women with ovarian tumours having features suggestive of malignancy during preoperative assessment. (2)Women with gynaecological cancer. (3)Trials where the author did not describe the preoperative assessment performed. Trials with quasirandomisation designs were excluded.
Primary outcomes: 1 Surgical • change of diagnosis from benign to malignant tumour
(OR 0.3 95% CI 0.2 to 0.5), less post operative pain (VAS scores WMD -2.4 95% CI -2.7 to -2.0), greater likelihood of being pain free after 2 days (OR 7.42 95% CI 4.86 to 11.33) and fewer days in hospital (WMD -2.88 95%CI 3.1 to -2.7).
2 Adverse events • surgical injury - bladder • surgical injury - ureter • surgical injury - vascular • surgical injury - small bowel • surgical injury - colon
In one study that reported costs, laparoscopy was associated with a significant reduction compared to laparotomy (WMD - $1045 95%CI -$1348 to -$742) in US $ in 1993. Very high levels of heterogeneity made it inappropriate to pool data on duration of surgery.
3 Post operative complications • requirement for blood transfusion • haematoma • fever • incision infection • urinary tract infection • thromboembolism • perioperative mortality 4 Any other adverse event • urinary retention • chemical peritonitis • intestinal obstruction 5 Any adverse events of surgery (either surgical injury, post operative complication or other adverse events of surgery) 6 Short-term outcomes • recurrence rate after 6-12 months • blood loss by haemoglobin levels Secundary outcomes: 1 Surgical • mean duration of surgery 6 Short-term outcomes • pain - VAS scores • pain - pain free at 24-48 hrs
3 RCT’s compared laparoscopy versus minilaparotomy and found that laparoscopy was associated with reduced odds of any adverse event (surgical injury or postoperative complications ) (OR 0.10 95% CI 0 to 0.8) lower VAS scores for pain (WMD -1.0 95%CI -1.6 to -0.45). Duration of hospital stay ranged between 1 and 2.2 days with substantial heterogeneity. Primary outcomes: Laparoscopy vs laparotomie:
and independently extracted the data. Assessment of methodological quality of included studies: • Grade A: Adequate concealment -> 7 studies • Grade B: Uncertain concealment -> 5 studies • Grade C: Clearly inadequate concealment -> 0 studies Impact assessor blinded: No blinding. Correction for heterogeneity: yes. An alternative approach that quantifies the effect of heterogeneity is inconsistency (I2), providing a measure of the degree of inconsistency in the results of the studies with 95% uncertainty intervals. This describes the percentage of the variability in the effect estimates that is due to heterogeneity rather than sampling error (chance). Funding: No.
144
post operation • pain - requirement for analgesia • length of hospital stay 7 Economic measure • direct cost of surgical procedures
Laparoscopy vs minilaparotomie:
145
Secondary outcomes: Laparoscopie vs tomie
146
Laparoscopy vs minilaparotomie:
Fenestratie/ aspiratie Jansen, 1997
Prospective
Aim of the study
Aspiratio
No
Primary outcomes:
Primary outcomes:
Clearly defined
147
cohort study. N total = 60 Setting: dutch hospital
To assess the value and limitations of aspiration cytology in the diagnosis of cystic lesions of the ovary which were predicted sonographically as benign.
n at the beginning of the operation.
Prospective cohort N total = 102
Aim of the study Inclusion criteria: Patients presenting with a diagnosis of an ovarian cyst or cysts and were managed laparoscopically. Exclusion criteria: Cases of cyst aspiration alone. Patients who were followed for less than 3 months postoperatively.
Predictive value of cytological aspirates vs. histological diagnosis. Sensitivity and specificity, with 95% CI were determined. Follow up: july 1994 – aug 1996
Inclusion criteria: All patients with ovarian cysts who were going to have a laparoscopic cystectomy or oophorectomy. Preoperative sonographic screening was performed in all cases. Pre- and postmenopausal women (with Ca 125 test <35U/ml).
Hasson, 1990
controls.
16 were not evaluable. The predictive value for discrimination between functional or neoplastic cysts was 65% (95% CI 52-77%). Sensitivity 91 (95% CI 80-97%) and specificity 67% (95% CI 22-96%). The predictive value for the correct histological diagnosis was 42% (95% CI 29-55%). The size of the cyst had no significant predictive value for the histological diagnosis. All available cytological slides were classified as benign.
groups: one group. Selection bias: Possible. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Impact assessor blinded: Not applicable. Selective loss to follow up: Yes. 16 not evaluable. Identification confounders and correction in analysis: Not described.
Intervent ion Diagnosis with: N=13 laparosco pic inspectio n N=6 laparosco pic fine needle All followed by laparotom y
Secundary outcomes:
Characteristics: N=51 premenopausal with a mean age of 35 years (range 12-47). N=9 postmenopausal with a mean age of 61 years (range 52-80). Primary outcomes: Satisfactory results were noted in patients treated completely with laparoscopy. Recurrence: 1/56 functional, simple or paraovarian cysts (4cm diameter).
Follow up: 1975-1988 (13 y)
No surgical complication.
Primary outcomes:
Funding: Not described. Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Possible. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: No. Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described.
148
N=83 laparosco pic fenestrati on (with or without coagulatio n or removal of the cyst lining).
Demographics:
Dordoni, 1993
Prospective cohort study N total = 204
Aim of the study To verify the role of fineneedle aspiration (FNA) followed by cytologic examination as a possible alternative to surgery in case of cystic pelvic masses. Inclusion criteria:
FNA 3 groups: (1) unilocular clear cysts (2) multilocul ar cysts
No controls.
Primary outcomes: Recurrence rate after 3 months. Cytologic findings Follow up: 1988-1989
Primary outcomes: The overall recurrence rate, verified 3 months from FNA, was 65%. 52% of patients developed a new cyst after a complete aspiration. 53% patients underwent a laparotomy, allowing a comparison between cytologic and histologic patterns. The sensitivity of cytologic examination of aspirated fluids was 40% (3 of 5 malignancies were missed) and the specificity was 100% (no false positives were observed).
Clearly defined groups: One group.
184 transabdominal FNA and 20 transvaginal FNA.
Method of assessing
Selection bias: possible. No clear inclusion and exclusion criteria.
149
Age 16-86 years.
with tiny septations (3) complex masses
No differences between the three groups for cytology and for recurrence rate.
the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: Yes. Identification confounders and correction in analysis: No correction for confounders. Funding: No.
150
Larsen, 1986
Prospective cohort study N total = 99
Aim of the study Inclusion criteria: Macroscopically benign appearance, unilateral, uniloculair, mobile, smoothwalled, translucent cysts occurring in the reproductive years. Exclusion criteria: -
Intervent ion
Controls
Primary outcomes: Histology, recurrence, complications Secundary outcomes: Follow up: 5 year period. 19781982.
Primary outcomes: 99 cysts: 71 laparoscopy -> 52 aspirated (cysts < 10 ml), 19 fenestrated. 28 laparotomy -> Cysts suspected of malignancy or cysts in women past reproductive age. Histology:
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: Yes. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Impact assessor blinded: Not applicable. Selective loss to follow up: 1 in fenestrated group. Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described.
151
Recurrence: 1/18 in fenestrated group. Complications: Aspiration group: 1 malignancy 7 months after follow up. Secundary outcomes: Demographics: Mean age: 33 y (19-42) Median time of observation: 4 months (3-42). Median amount of aspirated volume 35 ml. Lipitz, 1992
Prospective cohort N total = 41
Aim of the study Recurrence rate difference between ultrasound guided vs. Laparoscopic guided aspiration Inclusion: The cysts selected for aspiration fulfilled specific sonographic criteria: they were unilateral, unilocular, contained no septa or solid areas and were 4 cm or more in diameter.
Intervent ion Ultrasoun d guided aspiration n=16 Laparosc opic guided aspiration n=25
Primary outcomes: Recurrence rate Secundary outcomes: Follow up: jan 1984-jun 1989
Primary outcomes: 15/41 presentation with abdominal pain. 16/41 ultrasound guided aspiration. 25/41 laparoscopic guided aspiration (including 15 with abdominal pain) Recurrence rate: ultrasound guided aspiration 54% vs. Aspiration via laparoscopy 30% at 36 months.
Clearly defined groups: Yes. Selection bias: No. Possible bias does not explain the lower recurrence rate following aspiration via laparoscopy. Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: No.
and exclusion criteria
All the cysts were benign.
Identification confounders and correction in analysis: Not described. Funding: Not described
152
No significant differences between the characteristics of women with and without recurrent ovarian cysts. Secundary outcomes: Demographics: 35 premenopausal (77.7%). There was no difference between the two groups with regard to age, parity, history of ovarian cyst, size of ovarian cyst (determined by ultrasound) and the volume and type of aspirate obtained.
153
2805
2810
2815
2820
154
N total = 432 422 follow up, 102 analysed (>5cm simple cysts or complex, multicystic masses)
Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Examinati ons entered prospectively into sonograp hy database. -Followup data collected from the database, hospital and pathology records, and from interviews -Adnexal masses were characterized by size, sonograp hic appearanc e, and anatomic site. Persistenc e of the
Aim of the study: To determine factors predicting the persistence of sonographically identified adnexal masses in pregnancy.
Outcomes: -Rate of masses in pregnancy -Predictor of persistence -Torsion -Malignancy Follow up: 422 of 432 (>80%)
Outcomes: -The rate of adnexal masses during pregnancy was 2.3% (432 of 18,391). -Complete follow-up was available for 422 of 432. -320 were simple cysts with a mean diameter < 5 cm (>1cm). -The remainder of the masses were simple or complex, measuring 5 cm or more in diameter. -70 masses resolved. -By multivariate analysis, the best predictors for persisten-ce of these masses were complex appearance on sonography and size of the mass (P< .05 for both categories). -25 underwent surgery -2 myomas -1 torsion of the mass: 8.3-cm, sonographically complex, palpable mass with pain, -The 1 patient with a tumor of low malignant potential was an asymptomatic 35-year-old woman with a 9.2 cm sonographically complex mass detected on a dating scan at 10 weeks’ gestation. -No invasive ovarian carcinomas were found. -7 caeserean sections due tot cystes
Quality assessment study
Intervention (I)
Inclusion criteria: -All patients from March ‘88 to April ‘93 diagnosed with an adnexal mass by obstetric sonography
Results
Characteristics
Design: Prospective cohort with retrospective analyse
Outcome measures and follow-up time
Study type
Bernhard, 1999
Controls (C)
Reference
6.6.1: Is het beter een benigne ovariumcyste/-tumor chirurgisch te verwijderen dan het in situ te laten in de zwangerschap?
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes, multivariate analyses Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: -The true prevalence cannot be determined by sonography alone. -The management was neither preset nor uniform -It is possible that some complications might not have occurred until after the 6-week postpartum examination -The relatively high proportion of women
155
Caspi, 2000
Design: Prospective cohort N total = 49 (68 pregnancies) Aim of the study: To evaluate the adequacy of concervative management during preg-
Inclusion criteria: -Women with ultrasonographically diagnosed ovarian cystic teratoma <6cm -1985-1997 -Diagnosed with dermoid cyst before, or during pregnancy Exclusion criteria: Not mentioned
masses was determine d by subseque nt sonograp hy, operative findings, or postpartu m physical examinati ons. -Women whitout surgery were evaluated for complicat ions and spontane ous resolution of the mass. Intervent ion: -Women were followd to detect possible complicat ions Ultrasono gra-phic examinati on before, during
who had used ovulation induction agents (29 of 102; 28%) Because this subgroup of women uniformly did well, they may have skewed the results -They could not determine a finite cutoff value for the size at which a mass will persist.
Outcomes: -Pregnancy and labor complications -Growth of teratoma Follow up: 56 of 75 cysts
Outcomes: -12 bilateral cysts (75 cysts) -68 pregnancies resulted; 4 miscarriages, 1 elective termination, in the remaining 63 pregnancies, 64 healthy infants were delivered. -55 vaginal deliveries -8 cesarean section (1 on demand, 7 because of obstetric reasons; not because of obstruction by the cysts), they had cystectomy during CS -0 torsion, 0 dystocy, 0 rupture of cyste -Cyst size remained unchanged in the 56 followed dermoid cysts -6 cystes removed surgically after pregnanacy on demand.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Unlikely Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Possible, unknown reason of lost to follow up in 19/75=26%
156
nancy and labor in women with an ultrasonographically diagnosed ovarian cystic teratoma Condous, 2004
Design: Prospective cohort N total = 182 (but 21 lost to follow up) Aim of the study: To assess the prevalence and natural history of ovarian pathology in pregnancy
and after pregnancy
Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Inclusion criteria: -June ‘01-july ‘02 -3000 consecu-tive pregnant women presen-ting <14 weeks GA -St George hospital London -Complex cyst of simple cyste >25mm. Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Ultrasoun d examinati on of both ovaries at visit Ultrasoun d scan every 4-6 weeks until resolution , interventi on or delivery.
Outcomes: -first trimester ultrasound preganacy diagnoses -persistence of cyst -intervention need-ed because of cyst -torsion Follow up: 21 lost to follow up
Outcomes: -161 women with 166 cysts -At presentation 56.3% had pain or vaginal bleeding -In first trimester; 106 intrauterine pregnancies, 40 miscarriages, 5 ectopic pregnancies, 3 pregnancies of unknown location and 7 terminations. -119 resolved -40 persisited -7 required intervention, 4 emergency because of pain -5 torsions -1 borderline malignancy
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: No multivariate analyse or subgroup (size) analyse Selective loss to follow up: 21/182 <20%, not expected to be selective Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
George, 1997
Design: Retrospective review/ Case series N total = 84
Inclusion criteria: -Women in Adelaide hospital with pregnancies complicated by ovarian tumor -July ’86-dec ‘94 -Selected by pathological
Intervent ion: Expectati ve or surgical interventi on
Controls: None
Outcomes: -Gross pathological findings -Histology or cytology -Time and mode of diagnosis -Management -Pregnancy outcomes
Outcomes: -13 ectopic pregnancies -47 asymptomatic: -18 diagnosed by ultrasound (4 termination because of social reasons, 2 laparoscopy, 9 laparoscopy after observation, 1 removal at CS, 2 removal postpartum) -29 incidentally at caeserean section
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing
157
Aim of the study: To review the management of ovarian masses during pregnancy pre- senting at Adelaide children and women hospital, Australia.
Katz, 2010
Design: Retrospectiv e cohort N total = 93 Aim of the study: To investigate pregnancy outcome of patients with dermoid and other benign ovarian cysts.
records
Follow up: 8 pregnancies outcomes missing because of delivery in another hospital. 2 women unknown how they were diaqgnosed
Exclusion criteria:
Inclusion criteria: -’88-‘07 -Soroka university MC - Data were collected from the birth files in the hospital’s archive as well as from the computerized perinatal database Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Follow pregnancy outcomes
Controls: 212,021 women given birth in the time of the study
Outcomes: The following peri-natal outcomes were assessed: Weight, low birth weight (birth weight less than 2,500 g), gender, congenital malformations, Apgar 5 min <7 and perinatal mortality. The following pregnancy compli-cations regarding the ovarian cyst were evaluated: Ovarian torsion, cyst hemorrhage, cyst rupture, tumor previa, abdominal surgery due to cyst during pregnancy and hospitalization due to abdominal pain. Follow up:
22 mass, pain or bleeding -53% helpful with aspiration -Mostly benign teratoma -1 borderline malignancy 22 symtomatic: -3 miscarriages -1 termination because of social reasons -11 immediate laparotomy -4 laparotomy after observation -3 aspiration after observation -total 3 torsions No case of malpresentation or obstructed labour attribu-table to the ovarian mass was found. All caesarean sections were performed for reasons unrelated to the ovarian mass
Outcomes: -Most of the lesions were benign cystadenoma (41.9%), 36.7% were dermoid cyst, and 11.8% were adeno- fibroma, mostly diagnosed during cesarean delivery (76.3%). Others (12.9%) were diagnosed during pregnancy by ultrasono-graphy and the remaining 10.8% were diagnosed before pregnancy. -No significant diverences were noted between the groups regarding perinatal outcomes.
the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: A multivariate logistic regres-sion model, with backward elimination, was constructed to Wnd independent risk factors associated with benign ovarian cysts. But this is not the question for the guideline. Odds ratio (OR) and their 95% confidence intervals (CI) were computed. A value of P < 0.05 was considered statistically significant. Selective loss to follow up:
158
No Identification confounders and correction in analysis: Not clear
Ko, 2009
Design: Retrospective clinical study/ case series N total = 11 Aim of the study: To describe experiences with laparoscopic management of complicated adnexal masses in the first trimester of pregnancy
Inclusion criteria: -Singleton pregnancy who underwent laparoscopic operation for benign adnexal mass during pregnancy. -Jan’04-Jul ‘07 Exclusion criteria: Not applicable
Intervent ion: Laparosc opic surgery for complicat ed adnexal masses
Controls: None
Outcomes: Technical feasibility and safety The patient’s age, gestational age at surgery, signs and symptoms, ultrasonographic and clinical findings, and pathology re- ports were reviewed. Complications of surgery and pregnancy outcome were also recorded. Follow up:
Outcomes: All of the patients had an uneventful recovery. Pregnancy was continued to term in nine patients (81.1%). Two patients (18.2%) had ongoing pregnancy at the time of writing. The indications for laparo-scopic surgery were persis-tent and enlarging ovarian cysts in 3 cases, torsion of adnexa in 4 cases, and rupture of ovarian cysts with internal bleeding in 4 cases. Most of the patients (7 cases) underwent cystectomy opera-tion. The cases of adnexal torsion were treated either by adnexal detorsion (1 case), by combined adnexal detor-sion and cyst aspiration (1 case), or by oophorectomy (2 cases) due to ischemia of twisted ovarian cysts.
Funding: The work is supported partly by a grant from Whitman family, BenGurion University of the Negev, Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Koo, 2011
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 88
Inclusion criteria: -Jan’00-Dec‘09 -Cheil hospital, Seoul -Pregnant women who underwent laparoscopic surgery for adne-xal masses.
Intervent ion: The medical records of the participan
Controls: None
Outcomes: -Torsion -Spontaneous abortion -Obstetric complications -Preterm delivery Follow up:
Outcomes: Emergency surgery due to torsion was performed in 28 patients (31.8%). Two spontaneous abortions occurred, both after emer-gency surgery. The frequency of obstetric complications, such as low birth weight, preterm delivery, use of tocolytics for preterm labor, low Apgar score, and fetal anomaly, was acceptable. There was no perinatal loss, but 1 patient had a preterm delivery. Only 1
Limitations: Non mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing
159
Aim of the study: To assess the clinicopatholo -gic outcomes of laparoscopic surgery for adnexal masses during pregnancy
Koo, 2011 (AOGS)
Design: Retrospective review of medical records N total = 470 Aim of the study: To investigate risks of torsion and malignan-cy
Exclusion criteria: Not mentioned
Inclusion criteria: -Women who underwent sur-gery for adnexal masses during pregnancy be-tween 2002 and 2009 Exclusion criteria: -
ts, including surgical notes, delivery records, pathologic reports, and postopera tive progress notes, were reviewed.
Intervent ion: Surgery for adnexal masses during pregnancy
-
patient was treated with a tocolytic agent using a à2-adrenoceptor agonist owing to preterm labor after surgery.
the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not applicable Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: The study was supported by Basic Science Research Pro-gram through the National Research Foundation of Korea
Controls: None
Outcomes: Rate of torsion and malignancy accor-ding to mass size classified into four groups: <6, 6–10, 10– 15 and ≥15 cm.
Outcomes: Torsion was encountered in 55 patients (11.7%) and malignancy was confirmed in 20 (4.3%). A mass size of 6–10 cm had a significantly higher risk of torsion than a mass <6 cm (odds ratio 2.68, 95% confidence interval 1.33 – 5.40, p=0.006). Masses ≥15 cm had an approximately 12-fold higher risk of malignancy compared with masses <6 cm (odds ratio 12.36, 95% confidence interval 2.90–52.67, p=0.001). However, for masses of 10–15 cm, the risks of both torsion and malignancy were not higher than those of masses <6 cm.
Limitations: -The duration of surgery and surgical mode were surgeon-dependent and could not be controlled. -There was no strict limit on the mass size requiring surgical treatment among surgeons. -The present study has no long- term follow-up for the infants Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Statistical analysis was performed with the Student’s t-test and univariate logistic
160
by adnexal mass size during pregnancy
regression. Significance was set at p<0.05. Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: This study was supported by Basic Science Research Pro- gram
Kumai, 2006
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 20 Aim of the study: To evaluate the clinical presentation, complications,
Inclusion criteria: -Government hospital, Chandigarh -Pregnant women with surgery for adnexal mass -Jan ’99-Dec ‘03 Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Pregnant women with surgery for adnexal mass
Controls: None
Outcomes: Data collection included maternal age, parity, gesta-tional age at diag-nosis, at surgery and at delivery, ultra- sonographic features, compli-cations, perinatal outcome and histopathological diagnosis of adnexal masses. Follow up:
Outcomes: The most frequent complication was torsion (25% of the cases) and the majority of cases occurred in the first trimester of pregnan-cy. Two of the women had malignant ovarian tumours. There was no difference in gestational age at delivery or birth weight in patients under-going emergency surgery versus elective surgery Of the remaining 16 patients, 10 underwent elective laparotomy and 6 underwent emergency laparotomy.
Limitations: -The rates of persistence or resolution could not be determined because they included only patients who underwent surgery and excluded patients with masses that resolved spontaneously. -They analyzed the complications of torsion and malignancy only according to mass size, not sonographic appearance Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up:
161
pathological features and perinatal outcome of adnexal masses that were surgically managed during pregnancy.
Mathevet, 2003
Design: Case series N total = 47 Aim of the study: To determine the feasibility, safety, limiting factors, and advantages of laparoscopic management of adnexal masses in pregnancy
Moore, 1999
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 14
No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Inclusion criteria: -Mar’88-Oct ‘00 -Women who needed laparoscopy for adnexal masses -Pregnant Exclusion criteria: Not mentioned
Inclusion criteria: -Jan ’94- jan’98 -Adnexal mass in pregnancy Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: During this period they decided to treat pregnant patients who would require laparoscopy as if they were not preg-nant, with the same method, e.g. laparosco py
Controls: None
Intervent ion: Laparosc opic surgery of adnexal mass in
Controls: None
Outcomes: -Indications operation -Complications -Pregnancy outcomes Follow up: -
Outcomes: -The indications were: persistant or sonographically abnormal ovarian cyst (36 cases), torsion or rupture of ovarian cyst (8 cases), and symptomatic pelvic mass (3 cases). -2 borderline tumors were discovered. The laproscopic procedure could not be performed in 2 cases due to dense adhesions and difficulty of hemostasis. -No patient encountered complications during the intra- and post-operative periods. -The outcome of the pregnancy was normal in all cases except one fetal loss 4 days after the laparoscopy - There were 3 preterm deliveries: one in the first trimester group at 36 gestational weeks, and 2 in the 2nd trimester group at 35.5 and 36.5 wks of gestation (P > 0:1). These preterm deliveries were without sequella.
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned
Outcomes: -GA -Operating time -Hospital stay -Pathology results -Pregnancy outcomes -Pregnancy complications
Outcomes: -Average GA 16 w (11.5-21) -No postoperative complications besides 1 case of peritonitis, resolved with expectant management -No preterm labor associated with surgery -10 pregnancies to term, 3 still pregnant -1 intrauterine death due to acute cord accident (31w)
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing
162
Aim of the study: To report on 14 cases of adnexal masses in the second trimester of pregnancy that were managed with laparoscopic surgery.
pregnancy
-3 required 12 h tocolysis, 2 were >20 wks pregnant -No spontaneous abortion or fetal loss due to surgery
the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not expected, though 3/14 still pregnant (>20%) Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Nahar, 2008
Design: Retrospective cohort N total = 14 Aim of the study: To demonstrate adnexal masses during pregnancy
Inclusion criteria: -Jun’07-Jun ‘09 -Mitford hospital, Dhaka -Pregnant women with adnexal mass Exclusion criteria: -
Intervent ion: Surgical managem ent of adnexal mass during pregnancy
Controls: None
Outcomes: -GA diagnosis, surgery and delivery -Complications Follow up: -
Outcomes: -9 abdominal pain; torsion, 2 needed tocolysis 1 abortion and one preterm delivery -1 miscarriage
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not menstioned Limitations: Not mentioned
163
Platek, 1995
Design: N total = 31 Aim of the study: To evaluate the pathologic features and outcome of pregnancy complicated by a persistent adnexal mass that was mana-ged conservatively or with surgical intervention
Inclusion criteria: -Pregnant with adnexal mass -Bronx and Weiler hospital -jan’88-jun’94 -Simple or complex masses>6cm, persistent on ultrasound
Intervent ion: 19 surgical interventi on
Exclusion criteria: -Spontaneous resolved cysts by 16 wks GA -Cysts diagnosed after delivery -Cysts<6cm
Controls: 12 nonsurgical managemen t, 5 percutaneou s drainage of simple cysts
Outcomes: -Surgical complications <12h Follow up: -
Outcomes: -1 spontaneous abortion after surgery -1 rupture of membranes after surgery -7 treated conservative -5 sympomatic in nonsurgical group, they have had percutaneous drainage. Three of the patients had percutaneous drainage of adnexal cysts because of symptoms suggestive of early torsion, and they had relief of symptoms after the pro-cedure. Two had transvaginal drainage to prevent dystocia in labor and subsequently had uncomplicated vaginal deliveries.
The management decision was made at the discretion of the attending obste-trician after consultation with the patient.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Yes; The management decision was made at the discretion of the attending obste-trician after consultation with the patient. Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: 2, not expected to be selectively lost Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Ramli, 2009
Design: A cross sectional study with retrospective analysis N total = 37 Aim of the study: To evaluate the maternal and fetal
Inclusion criteria: -Jan’00-Jun’07 -Pregnant women who had laparoscopic surgery because of adnexal mass Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Laparosc opic surgery in pregnancy because of adnexal mass
Controls: None
Outcomes: -Postoperative complications -Miscarriage Follow up: -
Outcomes: -No miscarriages, contractions or vaginal blood loss after surgery -3 preterm contractions, not associated to surgery and 2 delivered at term, 1 at 28 weeks (surgery at 12 weeks) -1 intrauterine death due to abruption placentae
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No
164
outcome of laparoscopic ovarian cystectomy in pregnancy
Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned
Schmeler, 2005
Design: N total = 63 (59 analyzed) Aim of the study: To estimate whether the delay of surgery impacts the risk of adverse maternal and fetal outcomes in patients diagnosed with an adnexal mass during pregnancy
Inclusion criteria: -’90-‘03 -Adnexal mass >5 cm -Pregnant Exclusion criteria: -Lost to follow up (no pathological outcome)
Intervent ion: Antepartu m surgery (17); 13 because of ultrasoun d findings that suggested malignanc y and 4 secondary to ovarian torsion.
Controls: Observation (46) (The remaining patients were observed, with surgery performed in the postpartum period or at time of cesarean delivery.)
Outcomes: -Age, gravity/parity, gestational age at diagnosis, and presenting symptoms. -Ultrasound exa-minations were evaluated for mass size and comple-xity. -Pregnancy out-come, complications, and surgical pathology were reviewed. Follow up: -Pathologic diagnosis was available for 59 patients -4 lost to follow up and excluded
Outcomes: - Antepartum surgery was performed in 17 patients (29%): 13 because of ultrasound findings that suggested malignancy and 4 secondary to ovarian torsion. - Four patients were diagnosed with ovarian cancer (6.8% of masses, 0.0032% of deliveries), and one patient (1.7%) had a tumor of low malignant potential.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: - The choice of intervention vs observation was made by physician and was therefore not uniform. - There have been significant improvements in ultrasound technology during this
165
Turkcuoglu, 2009
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 35
Inclusion criteria: -’01-‘07 - Malatya hospital, Turkey Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Surgical interventi on during pregnancy
Controls: None
Aim of the study: To evaluate the pathological features and pregnancy outcomes of pregnancyassociated adnexal masses.
Usui, 2000
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 69
Outcomes: Age, gravity, pre-senting symptoms, gestational age at diagnosis, gesta- tional age at surgery, operative findings and histopathology of tumours, gesta-tional age at delivery, birth weight and Apgar scores. Follow up: -
Inclusion criteria: -’80-‘97 -Pregnant women that required surgery for adnexal mass -Jichi hospital, Japan
Intervent ion: Surgical interventi on for adnexal mass
Controls: None
Outcomes: -GA at diagnosis and surgery -Size of mass -Pregnancy outcome Follow up: 60 patients for the outcome of
Outcomes: -20 diagnosed during SC -15 antenatal diagnosis -7 operations in 1st trimester, 3 requested pregnancy termination, 2 torsion -3/7 interventions in 2nd trimester had a torsion -In 3rd trimester 21 patients were operated, 1 had a bleeding The preterm delivery rate was 34.5% (10/29) and 3 of them (10.3%) <34 weeks. Of the 10 pre-term deliveries, 8 were due to obstetric indications and the adnexal mass was diagnosed during caesarean section. One case was operated upon during the second trimester due to ovarian torsion and was delivered at 35 weeks 2 days of GA, due to pre-term labour. One patient was operated upon as an emergency at 34 wks’ gestation because of severe abdominal pain and haemo- peritoneum and was delivered at the same session by caesarean section. - 10 patients underwent emergency laparotomy. There was no case of spontaneous abortion or pre-term delivery due to abdominal surgery except one concomitant caesarean section in a case of ovarian cancer. -17.1% were complicated with either torsion or rupture.
Outcomes: Of the 60 patients for whom the outcome of pregnancy was available, 7 (12%) gave birth before 37 weeks of gestation, while 2 (3.3%) experienced spontaneous abortions. There were 3 perinatal deaths among the 60 infants. Two of these 3 infants died due to major anomalies. None of the women underwent surgery because
time, which may have influenced the management of the patients in the 13 y period. - The relatively imprecise confidence limits are due to small sample size and large margin of error. A sample size of 300 masses in pregnancy would be required for 95% confidence limits of ca 4% (3%, 11%). Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: No Selection bias: No Method of assessing
166
Aim of the study: To evaluate retrospective data concerning patients with adnexal masses that were managed surgically during pregnancy and their effect on fetal outcome.
Zanetta, 2003
Design: Prospective cohort N total = 72 Aim of the study: To assess the clinical relevance of adnexal masses in pregnancy and the usefulness of ultrasound in their management.
Thornton, 1987
Design: Retrospective
Exclusion criteria: Not mentioned
during pregnancy
pregnancy, 9 lost to follow up
of such classic complications of teratomas as torsion, infection, malignant transformation, or rupture
the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Inclusion criteria: -Jan’96-dec‘99 ->3cm Exclusion criteria: -termination of pregnancy
Inclusion criteria: -Leeds
Intervent ion: The management was expectant except in case of symptom s or suspected malignant features. Cysts suggestive of borderlin e tumours were treated expectantl y.
Intervent ion:
Outcomes: Clinical relevance of adnexal masses in pregnancy, the outcome of these pregnancies and the usefulness of ultrasound examination in their management Follow up: -
Outcomes: 82 cysts in 79 of 6636 women 68 women were asymptomatic at the time of diagnosis, whereas 11 (13.9%) were diagnosed because of pain. Diagnosis occurred in the first trimester for 57 cases and in the second or third trimester in 22 (27.8%). One-half of the cysts were simple and anechoic at ultrasound. 57 had a diameter not exceeding 5 cm. 42 cyst resolved in pregnancy without treatment. 3 cysts required surgery within few days (torsion). One woman required laparotomy at the 37th week of gestation, due to torsion. When one case of termination was excluded, 78 women delivered at term (66 vaginally, 12 by caesarean section). 19 women underwent surgery after pregnancy. They recorded three Stage Ia borderline tumours, accounting for 3/82 cysts (3.6%) and 3/30 persisting masses (10%)
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: No Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned
Controls: 81 surgically
Outcomes: -Disappearance of cysts in
Outcomes: -15 cysts <5cm, all diappaered
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: No
167
/case series N total = 131 Aim of the study: To investigate if ultrasound makes tradetional management inappropriate in women with ovarian cysts in pregnancy
-10 year period (?) -all pregnancies complicated with ovarian cysts Exclusion criteria:
84 ultrasono graphiccal ly followed
removed
combination with ultrasound pattern -Malignancy
-69 cysts were >5cm: -16 were complex of with 14 were removed, 2 (1 OHSS) resolved. -19/39 simple cysts disappeared, 14 electively removed, 6 postpartum -14 unknown ultrasound pattern
Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned
Yen, 2009
Design: Retrospective historical cohort study N total = 212 Aim of the study: To find the risk factors of torsion and malignancy for adnexal tumors during pregnancy.
Inclusion criteria: -1990-2004 -Adnexal tumor >4cm Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Surgery undertake n antepartu m, concurren tly with cesarean delivery, or postpartu m.
Controls: None
Outcomes: Tumor size, pro-gression, pathology, incidence of malignancy, and torsion
Outcomes: Almost all 213 managements analyzed had good surgical and obstetric outcomes. In 174 patients who were followed through pregnancy with known tumor existence, 14.84% encountered tumor torsion. Adnexal masses with sizes between 6 and 8 cm had a significantly higher risk of torsion compared with other sizes (22.41% vs. 9.48%; odds ratio 2.8, 95% confidence interval [CI], [1.1, 6.6]). Sixty percent of the torsion happened between the 10th and 17th weeks of gestation, and only 5.9% happened after 20 weeks. The incidence of malignancy was 3.4%, while that of ovarian cancer was 2.3%. Tumor diameters>10 cm at initial diagnosis had a higher risk of malignancy versus smaller sizes (8.77% vs. 0.85%; odds ratio 11.2, 95% CI, [1.3, 97.9]), and tumor growth rates>3.5 cm/week also had a significantly higher risk of malignancy versus lower rates (8.33% vs. 0.88%; odds ratio 10.2, 95% CI, [1.0, 101.2]).
Clearly defined groups: No Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding:
168
Not mentioned Limitations: - retrospective study based on chart reviews, incomAplete records inevitably produced biases - The study covered a period of over 15 years, through which the sonographic and surgical techniques as well as the concepts of management evolved. -The conservativeness or aggressiveness of the involved managements varied between different attending physicians. - 39/212 did not have their adnexal tumor discovered until the occurrence of tumor torsion or incidentally during cesarean delivery, even though these tumors were of nonegligible diameter. This underscores the possibility that some portion of patients with vaginal delivery could have failed to have their asymptomatic adnexal mass revealed. -They excluded because of inadequate records for these patients. Incidences were thus based on the calculation of specifically managed tumors and not on all tumors during pregnancy and so may be overestimations.
169
Balci, 2008
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 36 Aim of the study: To demonstra-te adnexal masses detected during gestations in a 6-year period
Inclusion criteria: -2006-2006 -Selcuk, Turkey - All pregnant women diag-nosed with adnexal masses were enrolled into the study. Exclusion criteria: -
Intervent ion: Following adnexal masses detec-ted during gestations in a 6year period
Controls: None
Outcomes: -GA at diagnose and delivery -Postoperative pathology -preterm delivery -miscarriage Follow up: -
Outcomes: We detected 36 pregnancies with adnexal masses. The mean age of the patients was 26.6 years (range, 18–42). The mean gestational age at which adnexal masses were detected was 17 weeks (range, 5–36), and the mean gestational age at the time of surgery was 24 weeks (range, 6–41). Postoperative pathology results of the patients were functional ovarian cysts in 14 cases (41.1%), endometrioma in eight cases (23.5%), dermoid cyst in six cases (17.6%), serous cystadenoma in two cases (5.8%), mucinous cystadenoma in one case (2.9%), para-ovarian cyst in one case (2.9%), and borderline serous tumor in two cases (5.8%). Two patients operated on during the second trimester developed preterm birth risk (5.8%). Miscarriage occurred in only one patient (2.9%).
Clearly defined groups: No Selection bias: No
2825
Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not clear Funding: Not mentioned Limitations: Not mentioned
170
N total = 35
N = 18 N= 17
Inclusion criteria: - GA 12-16 wks - Persistent adnexal mass not suspected for malignancy according to ultra-sonographic criteria - Adnexa free of the uterus and safely mobilizing - Cyst still present at 1 month or increased in size Exclusion criteria - Functional cyst
Convention al laparotomic cystectomy
Quality assesment study
Results
Gasless laparosco pic cystectom y
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study: To compare the efficacy and safety of gasless laparoscopic ovarian cystectomy during pregnancy with conventional laparotomy
Controls (C)
Retrospectie ve cohort study
Intervention (I)
Akira, 1999
Characteristics
Study type
6.6.2: Welke benadering is beter voor de behandeling van een benigne vergroot ovarium tijdens de zwangerschap: laparoscopisch of laparotomisch?
Reference
2830
Primary outcomes: - Operative time - Estimated blood loss - Length of hospitalization - Use of analgesics - Intensity of postoperative pain (VAS) - Use of tocolytic agents (isoxsuprine)
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible, patients who underwent a laparotomic cystectomy during pregnancy were compared with patients who fulfilled the entry criteria and had a laparoscopic cystectomy.
Secondary outcomes: - Pregnancy outcome Follow up: Till end of pregnancy
Method of assessing the outcome appropriately: Yes -
The abortion in the laparotomy group was within a week after the operation.
-
Spillage of fluids: in laparoscopy group a minimum amount of fluids was noted with insertion of the needle. In the laparotomy group 2 cases of spillage of fluid.
-
- Enucleation of the cyst wall was succesfull in all cases in the laparotomy group.
Selective loss to follow up: Not mentioned Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
171
Balthazar, 2011
Retrospectiv e cohort study N total = 101
Aim of the study: to compare short-term and pregnancy related outcomes of laparoscopy with laparotomy for management of a persistent secondtrimester adnexal mass
Removal of adnexal mass by laparosco py N=50
Inclusion criteria - surgical management of an adnexal mass at 14 weeks or more of gestation. - Patients were identified using the International Classification of Disease codes for adnexal mass or ovarian neoplasm and pregnancy or antepartum treatment.
Removal of adnexal mass by laparotomy N=51
Primary outcomes: - initial symptoms - preoperative adnexal mass characteristics - operative findings (type of procedure, operative time, estimated blood loss, and cyst size) - postoperative course and complications -pathologic diagnosis - need for blood transfusion, - postoperative complications (pulmonary embolus, genitourinary or gastrointestinal tract injury, ileus, bowel obstruction, postoperative fever (temperature .38.0 C on 2 occasions more than 24 hours postoperatively), pneumonia, wound infection). - gestational age at diagnosis - method of delivery - gestational age at delivery - birth weight. Follow up: No
-
Demographic data similar, except age at diagnosis and treatment.
-
Cystectomy was performed in 42 patients in the laparoscopy group and 39 patients in the laparotomy group, whereas the other patients underwent oophorectomy.
-
3 conversions to laparotomy: of the women who underwent conversion to laparotomy, 1 patient had a cystic teratoma that could not be elevated out of the pelvis without risk of rupture, and in the other 2 patients, adhesive disease around the affected adnexa prevented laparoscopic removal.
-
There were no complications during surgery in either group.
-
Postoperative complications in laparotomy group (p<0.2): 7 x postoperative ileus; 1 x wound infection.
-
Obstetric oucome: laparoscopy: 3 women delivered before 36 weeks of gestation: 1 at 35 weeks because of spontaneous preterm labor, 1 at 34 weeks secondary to bleeding and known placenta previa and 1 at 35 weeks because of preterm labor and breech presentation. Laparotomy: 3 women delivered before
-
36 weeks of gestation: 1 at 30 weeks because of an
-
abruption, 1 at 30 weeks because of severe preeclampsia,
-
and 1 at 25 weeks after spontaneous rupture of membranes
-
at 24 weeks and subsequent chorioamnionitis at 25 weeks.
-
In the last patient, the adnexal mass had been removed at
-
14 weeks of gestation.
-
In both groups were 3 malignant massen
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible, see confounders Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Pregnancy outcome information was incomplete for 9 women 3 in the laparoscopy group and 6 in the laparotomy group. Identification confounders and correction in analysis: - technical proficiency of the surgeon, improvements in anesthesia and postoperative care may influence the surgical outcomes in the women who underwent surgery during the latter part of the study. No correction in analysis Funding: No conflict of interest Limitations: - single academic institution, potentially limiting the generalizability of these findings to patients treated at other clinics or in other demographic areas. - the incidence of intraoperative and postoperative complications was minimal; therefore, a much larger study population would have to be observed to detect a true difference in complication rates. - conversions from
172
Carter, 2004
Design: retrospective chart review N = 16
Aim of the study: To compare the management of pregnant patients with symptomatic abdominal pain managed by performing laparoscopic surgery with those managed by laparotomy
Laparosc opy for the managem ent of acute pelvic pain
Inclusion criteria: Patients undergoing laparotomy or laparotscopy in the first 2 trimesters of pregnancy for the management of acute pelvic pain from August 1, 1993 to October 31, 1998.
N=7
Laparotomy for the managemen t of acute pelvic pain N=9
Primary outcome: - gestational age - presenting symptoms - ultrasound findings - operative time - procedure performed - pathology results - gestational age at delivery - pregnancy outcome - hospital length of stay - complications
-
All patients had a preoperative finding of an adnexal mass.
-
The blood loss for the laparoscopies was noted to be minimal. The
-
blood loss for the laparotomies ranged from a low of 50 cc to a high of 300 cc, with the mean of 117±75 cc.
-
The mean operating time for the laparoscopies was 116.7 minutes, with a mean operating time for the laparotomies of 88 minutes (not statistically significant).
-
One of 7 infants was delivered prematurely (34 weeks vaginally) in the laparoscopically managed group compared with 3 of 9 (31 weeks for breech, 33 weeks for failed induction for chorioamnionitis, 35.57 weeks for severe preeclampsia) managed by laparotomy. This difference was not statistically significant.
-
All deliveries were remote from the index operation except for the one
-
spontaneous abortion following a patient managed by laparotomy.
Clearly defined groups: No Selection bias: Possible, retrospective study. Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations: - Small samplesize - Surgery because of acute pelvic pain, no elective surgery
173
Lee, 2010
Design: retrospective cohort N= 53
Aim of the study: To evaluate the factors associated with physicians’ choice of laparotomy or laparoscopy in pregnant women with presumptive benign ovarian tumors Inclusion criteria: Pregnant women with ovarium tumor: - symptomatic - persistent or enlarging asymptomatic Exclusion criteria: - incomplete maternal, fetal or neonatal data
Laparoto my
Laparoscop y
N = 24
N = 29
Primary outcome: - emergency status - pain status - bilaterality - tumor size - gestational age - surgeon type - time since surgery Secondary outcome: - operative outcomes - neonatal outcomes
-
There were no differences between the groups in terms of
-
patient gravidity/parity, pain status, surgeon experience, or emergency status
-
distribution of adnexal pathology, bilaterality, and tumor size did not differ between the groups.
-
- Therewere no operative complications in either group.
-
- Two preterm (<37 weeks) deliveries occurred: 1 at 35 weeks in the laparotomy group and 1 at 34 weeks in the laparoscopy group.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible, retrospective study. Cases with incomplete maternal, fetal or neonatal data were excluded Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations: - retrospective comparative study - the groups were not matched initially and there were differences in gestational age.
174
Ribic, 2007
Design: Retrospectiv e cohort study N= 51
Aim of the study: To analyse the indications, surgical approach and pregnancy outcome in women undergoing surgical treatment of adnexal masses in pregnancy Inclusion criteria: - Jan ’93 – dec ‘02 - data were obtained from the National Perinatal Informational System of Slovenia and from National Cancer Registry
Laparotomy Laparosc opy N = 27
N = 24
Primary outcome: - Preoperative sonographic appearance - Size of tumor - Pregnancy outcome Follow up: A questionnaire was mailed to all the patients, and some were contacted by telephone so that non was lost to follow-up.
-
-
In the last 4-year period of the study there was a slight increase in laparoscopic procedures (15 of 22, 68%) The mean size of laparoscopically removed tumours was 6.9 cm (range, 4-20); the mean size of those removed through laparotomy was 11.1 cm (range, 5-30) (p<0.05) Histopathologic specimens were obtained from 48 of the 51 patients; 2 underwent untwisting of the adnexa and 1 underwent drainage of abcess. 44 (86.4%) were benign; 7 (13.6%) malignant (4 borderline, 3 ovarian cancers). Laparoscopic approach in 23 patients with benign and 4 with malignant masses -> 1 conversion to laparotomy and hysterectomy Laparotomy approach in 21 patients with benign and 3 with malignant masses. First trimester: 28 procedures (16 scopic, 12 tomic) Second trimester: 21 procedures (11 scopic, 10 tomic) Third trimester: 2 procedures (1 scopic; 1 tomic) Pregnancy outcome: 48 of 51 patients delivered; 1 hysterectomy, 1 heterotopic pregnancy miscarried probably due to hemorrhagic shock, 1 not viable at admission. 2 preterm deliveries in the 36th week of gestation, both treated in second trimester, 1 laparoscopically and 1 laparotomy 1 of them induction due to preeclampsia. There were no intraoperative or postoperative complications.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible, retrospective study Method of assessing the outcome appropriately: Yes. Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
175
Soriano, 1999
Design: Retrospectiv e cohort study with prospective follow up
Aim of the study: To compare the outcome of pregnancy after operative laparoscopy or laparotomy for the management of adnexal pathology during pregnancy.
N= 88 Inclusion criteria: - Jan 1974 – dec 1993 - viable intrauterine embryo
Laparosc opy
Laparotomy N = 54
N = 39
Primary outcome: - operative and postoperative maternal complications - miscarriage - congenital malformations - newborn long-term outcome
-
-
Follow up: 2 – 20 years. Long-term outcomes were monitored with the use of structured questionnaires, which were followed up with phone interviews if the questionnaires were not returned or were returned incomplete. Long-term follow-up was obtained for all the patients in the laparoscopy group and for 51 of the 54 patients in the laparotomy group.
-
-
-
The use of laparoscopic surgery increased over the study period from 1 (4%) of 25 cases performed during the period 1975–1985 to 13 (43.3%) of 30 cases performed during the period 1986–1990 and 25 (65.8%) of 38 cases performed during the period 1991–1994. 39 cases were performed by laparoscopy during the first trimester. The remaining 54 cases were undertaken by laparotomy, 25 during the first trimester and 29 during the second trimester. No operative or postoperative maternal complications occurred among the 39 pregnant women who underwent laparoscopic surgery. No operative complications occurred among the 54 pregnant women who underwent laparotomy. Three of these women had fever, and 2 had pulmonary emboli diagnosed after undergoing surgery during the first and second trimester, respectively. The incidence of spontaneous abortion was 12.8% (5/39) in the women who underwent laparoscopy during first trimester of pregnancy compared with 8% (2/25) in the women who underwent laparotomy during the first trimester (P0.59). All the preterm deliveries (�37 weeks) in the laparoscopy group occurred in patients with multiple pregnancies; there were two sets of twins (36 weeks) and two sets of triplets (31 and 32 weeks, respectively). In the laparotomy group, four preterm births occurred, only one of which was a triplet pregnancy. In the laparoscopy group, two newborns had congenital malformations, one with mild hypospadias (after aspiration of an ovarian cyst during the 11th week of pregnancy) and one with cleft lip. Among the 29 women who underwent laparotomy during the first trimester of pregnancy, one malformation (transposition of the great vessels) occurred after ovarian detorsion in the 17th week of gestation, and the newborn died at the age of 4 months.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Possible, see limitations Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations: - Changes in social circumstances over the last two decades cannot be excluded. - Selection bias cannot be ruled out in that patients who had more severe conditions may have undergone laparotomy more often. - Another source of bias may have been surgical in nature; laparoscopy may have been used more frequently in pregnant women by the more
176
experienced physicians. - laparoscopy was performed more often in the later years of the study. 2835 - Study was limited in its statistical power
2840
2845
2850
177
N total = 65 Inclusion criteria: During a 1 year period, 65 women were admitted to the department with a diagnosis which included suspected ovarian torsion.
No ovarian torsion confirmed during laparoscopy
Primary outcomes: The predictive values of the sonographic studies were evaluated with regard to the laparoscopic findings.
N=50 N=15
Follow up: No
Quality assessment study
Results
Ovarian torsion confirme d during laparosco py
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study: The effectiveness of spectral and color Doppler in predicting ovarian torsion
Controls (C)
Design: Prospective cohort study
Intervention (I)
Study type
Ben-Ami, 2002
Characteristics
Reference
6.7.1: Wat is de waarde van diagnostische parameters bij verdenking op een getordeerd vergroot adnex (anamnese, lichamelijk onderzoek, gynaecologisch onderzoek, echo Doppler, laboratorium afwijkingen)?
-
-
All 15 patients with torsion had pathologic color and spectral Doppler studies. Torsion: o 10 cases: no venous and arterial flow o 5 cases: arterial flow was detected peripherally without demonstrable venous flow No torsion o 49 cases: arterial and venous flow detected o 1 case: no flow was detected The sensitivity, specificity, positive and negative predictive values of the color and spectral Doppler examinations in detecting ovarian torsion were 100, 98, 94 and 100, respectively.
Exclusion criteria: Women with pregnancy, obvious pelvic inflammatory disease, and hemorrhagic corpus luteum.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Benjapibal, 2000
Design: Retrospectiv e cohort N total = 608
Aim of the study: describe epidemiologic data, including clinical and surgical findings of benign cystic teratoma Inclusion criteria: - histologic diagnosis of benign cystic teratoma of the ovary after surgical
NA
NA
Primary outcomes: - age - parity - presenting symptom - laterality - type of surgical treatment Follow up: No
-
Complication N=72 o 68 cases with twisted ovary o 2 cases of spontaneously ruptured tumor o 2 cases of infected tumor
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow
178
removal
up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Cohen, 2001
Design Prospective cohort study N total = 20
Aim of the study: To investigate a possible role for interleuking-6 and tumour necrosis factor as pre-operative markers for the diagnosis of oavarian torsion
Intervent ion Torsion confirme d during laparosco py
Inclusion criteria:
N=8
Controls No torsion confirmed during laparoscopy
Primary outcomes: Concentration of IL-6 > 11.3 pg/ml Concentration of TNF-α > 8.1 pg/ml
N = 12
Follow up: No
-
ovarian torsion confirmed in 8 (40%) cases. IL-6: elevated in 6 patients (75%) with torsion, none of the patients without torsion had elevated IL-6 (p<0.001) Mean IL-6 concentrations were significantly increased in patients with ovarian torsion (p<0.003) No significant difference between the 2 groups in serum TNF- α elevated in 25% of torsion group and 33.3% in non-torsion group.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes
179
- age between 20-45 years - acute abdominal pain with or without peritoneal signs - ultrasonographic finding of an ovarian cyst or mass
Impact assessor blinded: Surgeons were blinded to laboratory results prior to laparoscopy
Exclusion criteria: - positive pregnancy test - clinical or ultrasonographic signs of malignancy - clear signs and symptoms of other pathologies (acute appendicitis or urinary tract infection).
Daponte, 2006
Design: Prospective cohort study N total = 50 .
Aim of the study: To determine the diagnostic value of preoperative levels of interleukin-6 (IL-6), tumor necrosis factor-alpha (TNF-_), interleukin-8 (IL8), and E-selectin in patients with an adnexal mass who had surgery for ovarian torsion Inclusion criteria: - acute abdominal pain with or without peritoneal signs - ultrasonographic finding of an ovarian cyst or mass >5 cm - severity of symptoms indicating a surgical interventrion
Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Intervent ion Patients with a proven torsion of the ovary N = 13
Controls Patients without a torsion of the ovary N = 37
Primary outcomes: Serum values of IL-6, TNF-α and E-selectin Follow up: No
Primary outcomes: Using a cutoff point of 10.2 pg/mL, sensitivity was 92.3% (CI 64%– 100%), specificity 78.1% (CI 60%–90.7%), positive predictive value 63.2% (CI 38.4%–83.7%), negative predictive value 96.2% (CI 80.4%–99.9%), positive likelihood ratio 4.21 (CI 2.1 ndash;8.2), and negative likelihood ratio 10.15 (CI 2.5–300) A test at the level of IL-6 serum values _10.2 pg/mL indicated that above that level, patients had 16 times the risk of having an ovarian torsion (risk ratio 16.42, 95% CI 2.3– 82.2; P<.001).
Limitations: - small group size Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: Surgeons were blinded to laboratory results before surgery Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis:
180
Exclusion criteria: - positive pregnancy test - clinical or ultrasonographic signs of malignancy - clear signs and symptoms of other pathologies (acute appendicitis, urinary tract infection or other infections)
Not described Funding: Not described
181
Huchon, 2010 (hum reprod)
Design: Retrospectiv e cohort study with a prospective validation N total = 142 (retrospectiv e cohort) + 35 (prospective cohort)
Aim of the study Develop a simple score for assisting in the preoperative diagnosis of adnexal torsion (AT) in women with acute pelvic pain Inclusion criteria: - patients with acute pelvic pain Exclusion criteria: - curettage for spontaneous abortion - ectopic pregnancy
Intervent ion Using score for assisting the preoperative diagnosis of AT
Controls No
Primary outcomes: - pain - abdominal tenderness - leucorrhoea or vaginal bleeding at speculum exam - adnexal masses and cervical motion tenderness at digital exam - ultrasonography: fluid in CD, adnexal cyst.
Primary outcomes: - The AT rate was not significantly different between the 2 cohorts (22.5% and 17.1%, respectively, p=0.49)
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No
N = 35 Follow up: No
Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
- The ROC-AUC was 0.92 [95% confidence inter- val (95% CI), 0.86–0.97].
Limitations - they included only patients who underwent surgery - retrospective design and inclusion of all patients who had surgery, the 22% AT rate constitutes an overestimation due to referral bias.
182
Kim, 1999
Design Retrospective cohort study N total = 34
Aim of the study To evaluate the usefulness of CT scans for distinguishing torsed uncomplicated benign cystic teratoma (BCT) Inclusion criteria - surgically proven BCT of the ovary
Intervent ion Torsed BCT
Controls Uncomplica ted BCT’s N = 20
N = 14
Primary outcomes: - size, wall thickness, wall enhancement, peritumoral infiltration, ascites, enlarged tube changes and positional changes of the uterus Follow up: No
- With a cut-off of 40, the sensitivity was 100% (95% CI, 61–100) and the negative likelihood ratio was zero. A cut-off of 60 produced high specificity (97%, 95% CI, 90–100) and positive likelihood ratios (.16) values, indicating that patients with acute pelvic pain and at least three or four of the five independent criteria had a high probability of AT. All 14 patients with torsed BCT complained of lower abdominal pain that had an acute onset in 8 patients or gradually increased in the remaining patients. -
3 patients with uncomplicated BCT complained of lower abdominal pain, which was irrelevant to the BCT. Palpable abdominal mass was the presenting complaint in 7 patients and in the remaining patients, BT was an incidental finding.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described
183
Funding: Not described Limitations: - retrospective nonblinded evaluation - some variations in CT scanning techniques existed
Kupesic, 2010
Design Retrospectiv e cohort study N total = 36
Aim of the study Correlate preoperative ultrasound and colour Doppler findings in patients with surgically proven adnexal torsion Inclusion criteria
Intervent ion Complete torsion N=24
Controls Partial torsion N=12
-
The presence of peritumoral infiltration confirmed torsed BCT with sensitivity of 43%, specificity of 96% and diagnostic accuracy of 76%.
-
The presence of enlarged tube confirmed torsed BCT with sensitivity of 79%, specificity of 100% and diagnostic accuracy of 92%.
Primary outcomes: Doppler findings were compared with surgery Follow up: No
Clearly defined groups: Yes
-
In all 21 patients with the absence of blood flow signals within the pedicle, gangrenous changes were found on histophatology All patients have presented with pain in lower abdomen or pelvis Nausea and vommitting were present in 19 (52.8%) patients. Painful tenderness on palpation in 80.6% of patients
Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes
184
- acute or intermittent lower abdominal or pelvic pain, suggestive of adnexal torsion
-
3 patients had fever
Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Lee, 2009
Design Retrospectiv e cohort study N total = 308
Aim of the study To evealuate the usefulness of the intra-adnexal and extra-adnexal computed tomographic (CT) features in identifying adnexal torsion
Intervent ion Adnexal masses with torsion
N=270 N=38
Inclusion criteria CT diagnoses of adnexal tumor or tubo-ovarian abscess
Controls Adnexal masses without torsion
Primary outcomes: Intra-adnexal CT features analyzed included peculiar tubal thickening, eccentric or concentric smooth wall thickening, eccentric septal thickening, and eccentric or diffuse decreased or poor contrast enhancement. Extra-adnexal CT features included uterine deviation to the twisted side, nonvisualized anatomic continuity of the twisted ovarian tumor with the enlarged gonadal vein, peritumoral infiltrations, and ascites. Follow up: No
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Impact assessor blinded: Radiologist analysed the CT images were blinded - hemorrhagic infarctions of twisted adnexal tumors were noted in 14 patients
Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations - retrospective study with possible bias due to different CT
185
Mashiach, 2011
Design Retrospectiv e cohort study N total = 63
Aim of the study To determine the accuracy of sonographic diagnosis of ovarian torsion and the predictive value of typical sonographic signs. Inclusion criteria - sonographic findings raised a suspicion of ovarion torsion and - diagnostic laparoscopy after the sonographic examination
Intervent ion Torsion identified during laparosco py
Controls No torsion identified during laparoscopy
Primary outcomes: - sonographic parameters - surgical reports Follow up: No
Primary outcomes: The only sonographic signs that showed a statistically significant difference were abnormal ovarian blood flow (85.1% vs 62.5%, p 0.05) and the presence of free fluid around the affected ovary or in the Douglas puch (70.2% and 25.0%, p 0.003) for respectively torsion and no torsion.
N = 16
N = 47
methodologies used. Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Multivariate analysis performed Funding: Not described
-
Abnormal ovarian blood flow and the presence of free fluid were the most diagnostically accurate isolated sonographic signs: PPV 80.0% and 89.2%, respectively; NPV 46.2% and 45.2%.
-
Using combinations of sonographic signs yielded higher specificity and PPV(up to 100% for most combinations of ≥3), but lower sensitivity and NPV for ovarian torsion
Limitations: - small sample size - retrospective design - various ultrasound operators - no data regarding falsenegative diagnoses because not all women with pelvic pain undergo laparoscopy, however this rate was expected to be low
186
Nizar, 2009
Design Prospective cohort study
Aim of the study To evaluate the role of ovarian Doppler studies in diagnosing adnexal torsion.
N total = 193 Inclusion criteria - adnexal mass with clinical symptoms of intermittent lower abdominal pain suggestive of adnexal torsion - hospitalization for at least 48 hours of observation
Intervent ion Adnexal torsion confirme d by surgery
Controls No adnexal torsion
Primary outcomes: - sensitivity, specificity, PPV, NPV in the diagnosis of adnexal torsion for gray-scale and Doppler sonographic findings Follow up: No
-
-
193 patients had transvaginal exam 101 patients had surgery of which 29 had adnexal torsion Adnexal size was not significantly different in cases with torsion (7 ± 3 cm) versus cases without torsion (6.5 ± 2 cm). Sensitivity and specificity of tissue edema, absence of intra-ovarian vascularity, absence of arterial flow, and absence or abnormal venous flow in the diagnosis of adnexal torsion were: 21% and 100%, 52% and 91%, 76% and 99%, and 100% and 97%, respectively. All patients with adnexal torsion had absent flow or abnormal flow pattern in the ovarian vein. 13 patients had only absence of venous flow or abnormal venous flow pattern in the ovarian vein. Of these 13 patients, 8 (62%) had adnexal torsion.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: Not expected Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
187
Valsky, 2010
Design Retrospectiv e cohort study N total = 80
Aim of the study To evaluate the efficacy of the whirlpool sign in the diagnosis of torsion, as compared to a protocol based on ‘classic’ sonographic signs of torsion alone Inclusion criteria laparoscopy for suspected adnexal torsion following preoperative sonographic evaluation
Intervent ion Preoperat ive ultrasoun d examinati on included whirlpool sign
Controls Preoperativ e ultrasound examination without whirlpool sign
Primary outcomes: - presence of adnexal torsion at laparoscopy Classical signs torsion: - ovarian enlargement - ovarian edema - ovarian mass - abnormal ovarian position - free fluid in the pouch of Douglas - Doppler analysis - Whirlpool sign
Primary outcomes:
Limitations: - they assumed that patients who did not undergo laparoscopy/ laparotomy and were discharged after 48 hours of observation did not have adnexal torsion Clearly defined groups: No Selection bias: Possible, the whirlpool sign was probably added in patients with an increased risk of adnexal torsion Method of assessing the outcome appropriately: Yes
Follow up: No
Selective loss to follow up: Not described
-
In the study group 20 of 22 patients had a positive whirlpool sign. Eighteen of these patients (90.0%) proved to have torsion on laparoscopy. Torsion was not detected on laparoscopy in two patients with a sonographic positive whirlpool sign. Both of these patients were in early pregnancy (7 and 14 weeks’ gestation) with strong clinical suspicion of torsion, with enlarged, and in one case edematous, ovaries on US.
-
Among the control group, only 32 of 58 patients (55.2%), proved to have torsion on laparoscopy, while in 26 patients (44.8%) torsion was not confirmed during surgery.
-
Significantly more true-positive diagnoses were made by including the
Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations: - retrospective data analysis
188
whirlpool sign than by not doing so (90.0% vs. 55.2%, P < 0.05)
2855
2860
2865
2870
189
N total = 72
Inclusion criteria: -Adolescent girls who were hospitalized with low abdominal pain, with a final gynaecological diagnosis -jan’88-jun’93 Exclusion criteria: Not mentioned
Controls: None
Outcomes: -Clinical signs -Loss of adnex/salpinx -White blood count -Pathology Follow up: Not mentioned
Outcomes: -29 treated conservatively -4 cyst puncture -39 operation, 13/39 had a torsion - The only significant difference for detorsion vs adnexectomy is the time of operation. >average 18 h has a non-favorable outcome
Quality assessment study
Results
Intervent ion: All the patients underwen t a clinical evaluation that included a detailed history, physical examination and a complete blood count. Accordin g to the clinical evaluation , the patients were assigned to three modes of managem ent: 1. observati on, 2. ultrasoun d guided cyst
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study: To estimate the influence of prompt diagnosis and treatment in adnexal torsion to save the adnexa
Controls (C)
Design: Retrospective cohort/ case series
Intervention (I)
Ben-Arie, 1995
Characteristics
Study type
6.7.2: Binnen welk tijdsbestek dient een behandeling van een getordeerd adnex plaats te vinden? Reference
2875
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: No multivariate analysis Thereby 20 women were first diagnosed appendicitis and had direct laparotomy. They should have been excluded, since this has influence on the results They only analysed torsions confirmed with surgery. They did not identify or correct for confouders as comorbidity. It is unsure if the ovarial function could return over time. Funding: Not mentioned
190
Chen, 2001
Design: Retrospective cohort/ case series N total = 69
Aim of the study: Evaluation of the correlation between the pathological changes and the clinical characteristics of torsion of the previously normal uterine adnexa. Inclusion criteria: -Diagnosis with adnexal torsion -1984-1998 -Taiwan Exclusion criteria: Not mentioned
aspiration and 3. surgical procedure that included laparoscopy, laparotomy or diagnostic laparosco py followed by laparotom y. Intervent ion: Evaluatio n of the correlatio n between the pathologi cal changes and the clinical characteri stics of torsion of the previously normal uterine adnexa.
Limitations: As ultrasonography was not available for all cases, it is difficult to assess from the study its usefulness in differentiating adnexal torsion from other pelvic pathologies.
Controls: None
Outcomes: -Pathology -duration to operation and thrombus and demage of epithelium Follow up: None
Outcomes: -13 patients were pathologically diagnosed with torsion (= no other adnexal pathology such as a cyst or tomor was found in the twisted adnexa). -21 dermoid cyst -12 functional cyst -15 cystadenoma -4 endometriosis -4 hydrosalpinx -The duration from onset-of symptoms (all of them complained of abdominal pain initially) to their operations ranged from 48 hours to 288 hours. Two patients with prolonged torsion had thrombus formation; their duration of torsion was 48 and 288 hours, respectively. -One patient with torsion of the right adnexa was proven to have a thrombus over ovarian hilum; her duration from onset-of-symptoms to operation was only 18 hours. -The duration of the patient whose left fallopian tube had twisted for 4 circles, from onset-of-symptoms to operation, was 72 hours. However, the twisted left fallopian tube showed an intact tubal epithelium with only congestion of tubal stroma.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: No multivariate analysis They only analysed torsions confirmed with surgery. They did not identify or correct for confouders as comorbidity. It is unsure if the ovarial function could return over time.
191
Funding: Not mentioned
White, 2005
Design: Retrospective cohort N total = 52
Aim of the study: To define the presenting symptoms and clinical progress of surgically proven cases of ovarian torsion presen-ting to a tertiary women’s hospital Inclusion criteria: -Royal women hospital Melbourne -1990-2000 -Surgical proven cases of ovarian torsion Exclusion criteria: Not mentioned
Intervent ion: Lapartom y/-scopy
Controls: None
Outcomes: Data collected included basic demographics, clinical data, investigations performed, preand postoperative diagnosis,definitive surgical technique and outcome (ovarian preserva-tion). Character and onset of pain, associated features, presence of fever (aural temperature greater than 37.5 C), white cell count (WCC)>15 000, inflammatory markers (CRP>10 and ESR>20), risk factors (as previously identified from the literature),duration of symptoms prior to presentation to hospital, time from presentation to definitive surgical diagnosis and investigation results. A list of considered differential diagno-sis prior to definitive investiga-tion was also compiled. No attempt was made to investigate whether ovarian preservation led to functional preservation. Follow up: None
Outcomes: The diagnosis of ovarian torsion remains challenging. Clinical characteristics lack sensitivity and specificity and ultrasound diagnosis is not definitive. Laparoscopy remains the investigation of choice. Despite delays in diagnosis this study demon-strates relatively high ovarian salvage rates compared with most published data. Median time from symptom onset to presentation was 3 days (IQR: 1–7.25) with range of 0–60 days. Median time from presentation to definitive diagnosis was 22 h (IQR: 7.8–55.0) with range of 1–720 h. The cases where 720 h elapsed included an elective laparoscopy and a patient with chronic recurrent pain. Both patients had a past history of endometriosis. Median time to diagnosis in those with risk factors was 12 h (IQR: 6–32), compared with 26 h (IQR: 11–110.25) for those without risk factors ( P=0.107). The median time to diagnosis in those with ovarian preservation was 12 h (IQR: 8– 30.75), compared with 22.5 h (IQR: 7.5–69.5) for those where no preservation occurred (P=0.726).
Limitations: Not mentioned Clearly defined groups: Yes Selection bias: No, The data-collecting author was unblinded to the purpose and outcomes of the study. This possibly introduced some bias in data collection Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: No multivariate analysis. They only analysed torsions confirmed with surgery. They did not identify or correct for confouders as comorbidity. It is unsure if the ovarial function could return over time. Funding: Not declared Limitations: -The study included only those with a surgically
192
proven diagnosis of ovarian torsion. Some could have been missed where torsion resolved spontaneously prior to a surgical diagnosis. -The data set was often 2880 incomplete and limited the amount and type of data able to be extracted. -Ovarian torsion is an uncommon clinical entity and this resulted in small numbers in the study group. This may have been aided by enrolment of another study centre or centres. 2885
2890
193
N total = 58
Inclusion criteria: - laparoscopic surgery due to suspected adnexal torsion - only macroscopic appearance of black-bluish ischemic adnexa during diagnostic laparoscopy
Controls No
Follow up: - 6 wks after discharge: pelvic exam, transvaginal ultrasound to assess the size of both ovaries and to look for follicular development. - telephone calls
Quality assessment study
Results
Intervent ion: Laparosc opic detorsion with adnexal sparing
Outcome measures and follow-up time
Aim of the study: To determine the safety and outcome of laparoscopic detorsion in the management of the twisted ischemic, hemorrhagic adnexa.
Controls (C)
Design: Retrospectiv e chart review with prospective follow up
Intervention (I)
Cohen, 1999
Characteristics
Study type
6.7.3: Dient een getordeerd adnex te worden gedetordeerd of te worden verwijderd? Reference
2895
-
-
-
Mean adnexal size was 8.04±3.11 cm (range 3-17 cm). 16 were pregnant, 15 in first trimester and 1 in second trimester. additional procedures were cyst aspiration in 29 (50%) women, cystectomy in 9 (15.4%) and ovarian fixation in 1 (1.8%) No short-term complications were encountered (no thromboembolism) Follow up ranged from 6 months to 10 years (median 3.5 yrs) Normal size ovaries with normal follicular development in 39 (92.9%) of 42 patients 6 weeks after discharge. The remaining 16 patients were pregnant, they were examined 6-12 weeks after delivery 15 (93.8%) had normal-size ovaries with normal follicular development. Altogether, 54 (93.1%) of the 58 patients had signs of follicular development in the affected adnexa. In 9 (15.5%) patients who underwent subsequent incidental operations (4 laparoscopies, 5 laparotomies), the macroscopic appearance of the previously ischemic adnexa was normal and no pelvic adhesions were encountered. See table 1.
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
-
Cohen, 2003
Design Retrospectiv e cohort study N total = 102
Aim of the study We studied the outcome of women undergoing minimal surgery for ischemic ovaries versus the extended procedure including cystectomy in respect of ovarian function and
Intervent ion Laparosc opy without oophorec tomy or salpingo-
Controls Laparotomy without oophorecto my or salpingooophorecto my
Follow up: - short-term: physical exam (thromboembolism - long-term: 6 wks after discharge pelvic exam and ultrasound to assess the size of both ovaries and to demonstrate follicular development
Of the 58 patients, 26 desired pregnancy. 19 (73.1%) of them conceived, 17 (89.4%) spontaneously, 1 (5.3%) after ovulation induction and 1 (5.3%) by IVF
Primary outcomes: 26 (25.5%) patients were pregnant None of the patients demonstrated clinical signs of pelvic or systemic thromboembolism Vaginal ultrasound revealed normal-sized ovaries with normal follicular development in 56 (93.3%) patients in the laparoscopy group and 29 (90.6%) patients in the laparotomy group (P<0.93) examined 6 weeks after discharge. No differences from the above were encountered on sub- sequent vaginal ultrasound examinations.
Limitations: - Retrospective study
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately:
194
fertility performance.
oophorec tomy
- long-term: collected evidence regarding the vitality of the detorsed ovary (incidental o perations, additional ultrasound and report of fertility performance. Period ranged from 6 months to 14 years (median 4 ½ years)
Inclusion criteria Patients with adnexal torsion undergoing diagnostic laparotomy or laparoscopy with blackbluish ischemic adnexa
-
5 (4.9%) of the 102 patients had retorsion in the same adnexa within the follow-up period. All 5 patients demonstrated ultrasonographic follicular development postoperatively. In 13 of 14 (92.8%) patients who underwent subsequent incidental operations, normal macroscopic appearance of the previously detorsed ischemic adnexa was found. 6 patients underwent in vitro fertilization. Oocytes retrieved from the previously detorsed ovaries were fertilized in all 6 patients.
Yes Selective loss to follow up: Long-term follow-up was available for 60 (89.5%) patients in the laparoscopy group and 32 (91.4%) patients in the laparotomy group. Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described Limitations: - retrospective study
Gocmen, 2008
Design: ? N total = 18
Aim of the study: To evaluate the conservative laparoscopic approach to adnexal torsion during reproductive age Inclusion criteria: -Adnexal torsion -Jan’97-dec’05 -≥360 rotation
Intervent ion: Patients treated conservati vely were controlled by ultrasono graphy during the postopera tive period.
Controls: Patients with gangrenous adnexa had them immediately removed.
Follow up: Ultrasonographic examination was done weekly in the first postoperative 2 months. The duration of follow-up was from 6 months to 1 year.
Outcomes: The most of observed signs were pain, nausea-vomiting and clinically detectable mass, 100, 83.3, and 72.2%, respectively. Hyperleukocytosis was detected in 66.7% of patients. -
N=2
N=16
The women were assigned to one of the following groups according to management of ischemic lesions. o
Group A [8]: no evidence of ischemia, or mild lesions with immediate and complete recovery,
o
Group B [8]: severe ischemia (tube and ovary were dark red or black at the time of diagnosis) with partial recovery 10 min after the pedicle was untwisted;
o
Group C [2]: gangrenous adnexa without recovery.
-
In groups A and B (16 cases), conservative management was chosen whenever it was possible to treat the aetiology in this way.
-
In group C (2 cases), gangrenous adnexa were removed either by laparoscopy (1 case) or by laparotomy (1 case).
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Five patients were lost to follow-up 1–3 months after the treatment. Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding:
195
Kupesic, 2010
Design Retrospectiv e cohort study N total = 36
Aim of the study Correlate preoperative ultrasound and color Doppler findings in patients with surgically proven adnexal torsion. Inclusion criteria - acute or intermittent lower abdominal or pelvic pain, suggestive of adnexal torsion
Intervent ion Complete torsion who had adnexecto my
Controls Partial torsion who underwent detorsion N=12
N=24
-
Of 18 patients with adnexal torsion, 12 patients were treated by conservative laparoscopic surgery after detorsion, 1 patient with only tubal torsion had undergone laparoscopic salpengectomy.
-
Laparoscopy was converted to laparotomy after laparoscopic detorsion in 5 cases. Of 5 patients in this group, 4 patients was performed cystectomy, 1 patient salpingo-oopherectomy. Conservative treatment was carried out in 16 of 18 cases with adnexal torsions.
-
There were no significant postoperative complications. Heparin therapy was never used and we observed no thromboembolic complications.
-
In 11 patients, ovarian morphology was seen to recover by ultrasonographic examination within16 weeks after untwisting procedure.
Primary outcomes: Doppler findings were compared with surgery
Primary outcomes: All the patients have presented with pain in lower abdomen or pelvis. In 34 patients the onset of the pain was sudden.
Follow up: Patients with partial torsion were followed by Doppler US 1 and 3 months after detorsion. Examinations were performed in early postmenstrual phase.
-
-
-
-
Lee, 1998
Design
Aim of the study
Intervent
Controls
Primary outcomes:
Nausea and vomiting were present in 19 (52.8%) patients. There was painful tenderness on palpation in 80.6% of patients, and three had fever. In one patient with the initial detorsion, adnexectomy was performed later, due to postoperative complications 2 days later this patients was analysed in the adnexectomy group. Twelve patients who underwent detorsion were prospectively evaluated by 3-D power Doppler US. Normal morphology and vascularity of the ovary were detected in all patients 1 and 3 months following adnexal detorsion. 3-D power Doppler vascular indices (VI, FI, and VFI) have significantly improved, 1 (P < 0.05) and 3 months (P < 0.05) following detorsion). Follow-up examinations 1 and 3 months after detorsion found no differences (P > 0.05) in 3-D power Doppler indices between the treated and the opposite side.
Primary outcomes:
Not described
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Clearly defined groups: Yes
196
Prospective cohort study N total = 32
To assess the diagnostic value of ultrasonography for the detection of twisted vascular pedicle in ovarian torsion
ion Adnexect omy (N = 27)
Inclusion criteria - Patients admitted for acute or intermittent lower abdominal pain with a palpable pelvic mass or previous history of ovarian tumor were investigated with both ultrasonography and CDS for ovarian torsion. - ovarian torsion confirmed at the time of surgery Oelsner, 1993
Design: Retrospectiv e chart study N total = 40
Aim of the study: To examine the assumption that although the twisted adnexa appears ischemichemorrhagic, it can safely be revived by detorsion with preservation of ovarian function. Inclusion criteria: -Women with torsion diagnosed by clinical presentation, labarotory inves-igations and ultrasound scanning. -Black-bluish ischemic adnexa at surgery
Untwisting of the twisted vascular pedicle (N = 5)
- presence or absence of arterial and venous flow within the twisted vascular pedicle
-
Degree of torsion was ranged from 180 degrees to 2160 degrees.
-
In five patients whose ovaries were considered potentially viable by preoperative CDS and by visual inspection at surgery, untwisting of the twisted vascular pedicle was performed. Three of five patients, two with teratoma and one with cystadenoma, were treated by cystectomy. In the remaining two patients with corpus luteal cyst, only fluid aspiration was performed to untwist the vascular pedicle.
Follow up: Subsequent follow-up sonography and CDS performed 3 days to 8 weeks after the detorsion procedure -
Subsequent follow-up sonography and CDS performed 3 days to 8 weeks after the detorsion procedure revealed the presence of both arterial and venous flow as well as evidence of normal follicular development and ovulation.
Selection bias: Possible Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: Not described Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Intervent ion: All patients were managed by unwindin g of the adnexa; laparotom y in 26 and – scopy in 14 cases.
Controls No
Primary outcomes: - postoperative course - mean hospitalization period, - follow-up pelvic examination - ovarian folliculogenesis on US - oocyte retrieval and fertilization
Outcomes 13/40 detorsion only
Clearly defined groups: Yes
-
15/40 detorsion and cystectomy
Selection bias: No
-
12/40 detorsion and cyst aspiration
-
postoperative course was uneventful
Method of assessing the outcome appropriately: Yes
Follow up: 1 to 10 years, with a mean of 4.07 years.
-
In 37 patients pelvic examination was normal
-
In 35/37 patients normal sized ovary, with follicular development was demonstrated sonographically.
-
In 1 patient, a small ovary without follicular development was demonstrated sonographically
-
In 1 patient (a girl of 2.5 years) the ovary could not be identified sonographically. At a subsequent laparotomy due to mechanical ileus, an atrophic adnexa was demonstrated.
-
In 6 patients the untwisted adnexa appeared macroscopically normal without pelvic adhesions during caesarean section (4 cases) and
Selective loss to follow up: 3 patients were lost to follow up Identification confounders and correction in analysis: No described Funding: Not described
197
diagnostic laparoscopy for the evaluation of infertility (2 cases)
Oelsner, 2003
Design Retrospectiv e cohort study
Aim of the study To asssess whether the ovary resumes normal function after preservation by detorsion
N total = 102 Inclusion criteria - detorsion performed between 1988 and 2001 - black-bluish ischaemic adnexa at surgery Exclusion criteria - adnexectomy (8 postmenopausal patients)
Intervent ion Detorsion for a twisted ischaemic adnexa, 67 by laparosco py and 35 by laparotom y
Controls
Primary outcomes: Post-operative complications and subsequent ovarian function were assessed including: ultrasound monitoring of follicular development, adnexal appearance during subsequent surgery, and the outcome of IVF. Follow up: Patients were reassessed at 8±10 weeks after discharge by pelvic examination and transvaginal ultrasound scanning to assess the size of both ovaries, and to demonstrate follicular development. Further evidence was also sought regarding ovarian viability. This included: (i) documentation of the macroscopic appearance of the previously twisted adnexa if a subsequent unrelated operation was performed, and (ii) documentation of fertilization of oocytes retrieved from the previously twisted adnexa in patients undergoing subsequent IVF. The follow-up period ranged from 2 months to 14
-
In 2 patients undergoing IVF, oocytes were retrieved and fertilized from the detorted ovary.
-
In 4 patients the fallopian tube was demonstrated
-
Of 37 patients available for follow-up, 18 desired pregnancy. 13 of these patients conceived spontaneously, 2 women conceived after induction of ovulation and 1 patient conceived after IVF treatment
Primary outcomes:
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No
-
mean number of twists was 2.5 times with a range of 0.5-5 times.
-
no thromboembolisms developed.
Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: 10 patients were lost to follow-up
-
-
5/102 patients had retorsion in the same adnexa within the follow-up period, all patients had follicular development on post-operative US. Retorsion was treated by repeat laparoscopic detorsion. Eight had pre-operative fever, the highest temperature being 38.2°C.
Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
198
years with a median of 4.5 years. Pansky, 2007
Design Retrospectiv e study N total = 62
Aim of the study To compare the incidence of recurrent torsion of normal adnexa to recurrent torsion of abnormal adnexa in postmenarchal women. Inclusion criteria - cases of surgically confirmed adnexal torsion - 2002 – 2006 Exclusion criteria - 16 pregnant patients were excluded
Intervent ion Twisted normal adnexa (no enlargeme nt, suspicious adnexal masses, or cysts were evidenced on preoperati ve imaging modalities , intraopera tive inspectio n, and postopera tive sonogram s)
Controls Twisted abnormal adnexa (functional ovarian cysts, ovarian tumors, paraovarian cysts, and other tubal abnormalitie s)
Primary outcomes: Previous torsion events, preoperative pelvic sonograms, intraoperative findings, and pathologic diagnosis.
Primary outcomes: The recurrence rates were 63.3% (7 of 11, 95% CI 0.3– 0.9) compared with 8.7% (4 of 46, 95% CI 0.02–0.2, P<.001), respectively, with a post hoc power analysis of 93.8%. The Kaplan-Meier survival analysis was also statistically significant (log rank = 7, P=.008).
Follow up: The torsion recurrence rates were determined for the 57 women with known outcomes after a median follow-up period of 2.6 years (range 0.2–24) in the twisted normal adnexa group and 2.6 years (range 0.3–7) in the twisted pathologic adnexa group
-
N=50
-
N=12
Shalev, 1995
Design Retrospectiv e cohort
Aim of the study To evaluate ovarian function following
Intervent ion Detorsion
-
Controls No
Follow up: - menstrual and mid-cycle ultrasound examinations.
-
Among the 7 women with recurrent torsion of normal adnexa, the second torsion event involved the ipsilateral side in four women (57.1%, 95% CI 0.2–0.9) and the contralateral side in three women (42.9%, 95% CI 0.1–0.8), and the median interval between the two events was 2 years (range 0.3–24 years). The second torsion event also involved normal adnexa and was managed in 3 of the cases by fixing the adnexa to the pelvic sidewall (ovariopexy). None of the 7 patients had a third torsion event during the follow-up period. Retorsion rate in the twisted pathologic adnexa group: the recurrence rates were higher in the minimally operated patients (including detorsion both with and without cyst aspiration) compared with patients who underwent a resection of the adnexal pathology or a resection of the whole adnexa (20%, 95% CI 0.04– 0.5, versus 5.3%, 95% CI 0.001–0.3, and 0%, respectively), although this difference did not reach a level of statistical significance (P=.2).
Clearly defined groups: Yes Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: 5 patients were lost to follow-up Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
The clinical presentation did not differ between the normal and the pathologic adnexa groups: abdominal pain was the most prevalent symptom (100%, 95% CI 0.8 –1, and 94.3%, 95% CI 0.8 –1, respectively, P_1.0), followed by nausea and vomiting (73.3%, 95% CI 0.5– 0.9, and 47.2%, 95% CI 0.3– 0.6, respectively, P_.09) and by subfebrile range fever (20%, 95% CI 0.05– 0.4, and 3.8%, 95% CI 0.006–0.1, respectively, P_.07). The prevalence of an elevated white blood cell count (defined arbitrarily as more than 11,000 cells/mL, which was present in 26.7%, 95% CI0.09–0.5, and in 33.9%, 95% CI 0.2– 0.5, P_.7) Simple detorsion was performed in 23 cases, detorsion and cystectomy in 18 cases, and aspiration and detorsion in 17 cases.
Clearly defined groups: Yes
199
study N total = 58
detorsion by observering follicular development in the affected ovary
for adnexal torsion
- Premenarchal patients were asked to return after the onset of menses, and pregnant women after a birth and the cessation of lactation. - Ultrasound was performed either abdominally or transvaginally
Inclusion criteria - 1988-1994 - women with laparoscopically confirmed adnexal torsion underwent laparoscopic detorsion. - All women desired future fertility.
-
-
Four women were lost to ultrasound follow-up. Normal-sized ovaries were seen in 52 out of the 54 women (96.3%) and the remaining two women (3.7%) had small-sized ovaries. Ultrasound evidence of follicular development was seen in 49 of the 52 women with normal-sized ovaries (94.2%). Both of the women with small-sized ovaries had no ultrasound evidence of follicular development.
Selection bias: No Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: 4 women were lost to US follow-up Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
Tandulwadk ar, 2009
Design Prospective cohort study N total = 22
Aim of the study 1) To determine if detorsion of the twisted adnexa is better than traditional adnexectomy to conserve the adnexa and preserve its function. 2) To determine the feasibility of detorsion in conservation of adnexa. Inclusion criteria - September 2004 to September 2008. - Pregnant (15) and nonpregnant (7) - Torsion of adnexa confirmed during surgery
Intervent ion Detorsion of adnexa
Controls Adnexecto my N=5
N = 17
Primary outcomes: - Ovarian preservation and conservation of ovarian function determined by: a) Follicular development on sonography (performed for one year after adnexectomy). b) Subsequent surgery for unrelated cause showing healthy ovaries. c) controlled ovarian hyperstimulation and successful oocyte retrieval subsequently.
Primary outcomes: Laparoscopic detorsion was performed in 17/22 patients
Limitations: - duration of follow-up not mentioned Clearly defined groups: Yes
-
Adnexectomy was done in 5/22 patients
Selection bias: No
-
In one case (4.54%) there was recurrence of torsion
-
17 patients with ovarian conservation were followed with ultrasound for follicular development. 88.23% of the patients showed ovarian preservation in the form of follicular development on sonography.
Follow up: Not described
-
-
2 patients underwent subsequent surgery for unrelated cause and the ovaries were found to be healthy in appearance. 3 patients were taken for controlled ovarian hyperstimulation and successful ovum retrieval could be done (IVF)
Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
200
Tsafir, 2012
Design Retrospectiv e cohort study
Aim of the study To report our clinical experience in adnexal torsion.
N total = 216
Inclusion criteria - surgically proven adnexal torsion. - Period 1997 - 2008
Intervent ion Surgery for adnexal torsion
Controls No
Follow up: No
-
216 adnexal torsion cases involving 191 patients were identified over the 11-year study period.
Clearly defined groups: Yes
-
39 patients were pregnant
Selection bias: No
-
Conservative treatment was provided in 170 cases (79.6%) and mainly consisted of detorsion with fenestration, drainage or cystectomy. Adnexal fixation was performed in 21 cases.
-
All postmenopausal women underwent unilateral or bilateral adnexectomy.
-
There were 23 cases (10.6%) of AT recurrence: 14/68 (20.6%) patients who were treated by detorsion alone had a recurrent AT compared to 5/42 patients (11.9%) who underwent fenestration and 2/39 (5.1%) who underwent cystectomy. Patients who underwent fixation of the ovarian ligament had a recurrence rate of 9.5% (P = 0.008).
Method of assessing the outcome appropriately: Yes Selective loss to follow up: No follow up Identification confounders and correction in analysis: Not described Funding: Not described
201
7. Belangenverklaring 2900
Verklaring omtrent mogelijke belangenverstrengeling en embargo met betrekking tot de richtlijn ‘Het vergrote adnex’ op initiatief van ‘NVOG’ Utrecht, ………………………. 2012
2905
Betreft: Richtlijn ‘Het vergrote adnex’ Geachte heer, mevrouw,
In verband met uw deelname aan de ontwikkeling van de richtlijn ‘Het vergrote adnex’ 2910
vragen wij u bijgevoegde verklaring in te vullen. Mogelijke belangenverstrengeling: Mogelijke belangenverstrengeling valt niet steeds te vermijden, maar de Orde van Medisch Specialisten en NVOG vinden het wel van belang dat hierover openheid bestaat. U wordt
2915
daarom gevraagd op bijgaand formulier te vermelden of u in de laatste vijf jaar een (financieel ondersteunde) betrekking onderhield met commerciële bedrijven, organisaties of instellingen die in verband staan met het onderwerp van de richtlijn ‘Het vergrote adnex’. Hetgeen u in uw verklaring vermeldt zal bij het secretariaat van de NVOG opvraagbaar zijn.
2920
Embargo Gedurende de richtlijnontwikkeling rust een embargo op de teksten van de conceptrichtlijn. Dit betekent dat het zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever niet is toegestaan om passages uit de conceptrichtlijn, of de gehele conceptrichtlijn inclusief bijlagen zoals evidencetabellen te verstrekken aan derden.
2925 Ondergetekende verklaart zich door ondertekening akkoord met het bovenstaande. ......................................................................................................................................
2930
(naam)
................................................................. (plaats, datum)
2935
..................................................................... (handtekening)
Formulier belangenverklaring Heeft u naar uw mening in de afgelopen vijf jaar en/of gedurende de looptijd van het project belangen die mogelijk kunnen interfereren met de besluitvorming in de werkgroep ten aanzien
2940
van de interpretatie van het wetenschappelijk bewijs en het opstellen van aanbevelingen? Ja / Neeni Zo ja, wilt u aangeven uit welke activiteiten deze belangen voortvloeien en welke
2945
organisaties/bedrijven het betreft? Voorbeelden van activiteiten kunnen gevonden worden in consultatie/advisering, (na)scholing / cursus en ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek. 1. ..................................................................................................................................................................................
2950
2. .................................................................................................................................................................................. 3. .................................................................................................................................................................................. Bij meer dan deze drie vermeldingen graag een extra blad bijvoegen.
2955 Ondergetekende verklaart bovenstaande informatie naar waarheid te hebben ingevuld en mutaties t.a.v. bovenstaande te vermelden aan de voorzitter en secretaris van de werkgroep:
2960
Betreft: richtlijn ‘Het vergrote adnex’ Naam: ......................................................................................................................................................................... Afgevaardigde namens: ............................................................................................................................................
2965 ................................................................. (plaats, datum)
i
.................................................................... (handtekening)
Graag doorhalen wat niet van toepassing is 203