Christelijke Hogeschool Nederland Opleiding: Variant:
Creatieve Therapie, hbo bachelor voltijd
Visitatiedatum:
26 april 2006
©NQA (Netherlands Quality Agency) Utrecht, december 2006
2
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Inhoud
3
Deel A:
Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per onderwerp 1.6 Schematisch overzicht oordelen 1.7 Totaaloordeel
5 7 7 8 9 10 11 11
Deel B:
Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 17 26 29 31 33
Deel C:
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Doelstellingen van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Kengetallen Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
35 38 43 47 49 51
3
4
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
5
6
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Creatieve Therapie van de Christelijke Hogeschool Nederland heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart in maart 2006, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij NQA heeft aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek was er een panelbezoek aan de opleiding. Dit bezoek vond plaats op 26 april 2006. In het panel hebben de volgende personen zitting genomen: Mevrouw C.M. Pollmann (voorzitter en domeinpanellid Creatieve Therapie); Mevrouw drs. J.H. Winkel (domeinpanellid Creatieve Therapie); Mevrouw F.A.A. van Overmeeren (studentpanellid); Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document ‘Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties’ van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De opleiding Creatieve Therapie (CT) vormt samen met de opleiding SPH het Instituut Mens & Maatschappij van de Christelijke Hogeschool Nederland. Dit instituut is één van de vijf instituten van de hogeschool. De hogeschool kiest en handelt vanuit een identiteit die haar oorsprong vindt in de christelijke godsdienst en cultuur en de daarin wortelende levensbeschouwelijke overtuigingen en inspiraties. De CHN is een hogeschool met 6100 studenten en bijna 600 medewerkers, van wie 16 docenten (9,09 fte’s) bij de opleiding CT werkzaam zijn. In 2005 studeerden er 195 studenten bij de opleiding CT. De opleiding CT wordt als voltijdse opleiding aangeboden.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
7
Daarnaast kunnen studenten met een verwant hbo-diploma na een intakeselectie een verkorte route volgen. Tot slot biedt de opleiding instromende Duitstalige studenten de mogelijkheid een intensieve taalcursus Nederlands te volgen. De opleiding CT leidt op tot professionele creatief therapeuten. Dit beroep is zeer dynamisch. Naast de ontwikkelingsgerichte benaderingen neemt het aantal kortdurende, directieve, focale en klantgerichte benaderingen toe. Het gebied waarin de creatief therapeut werkzaam is heeft zich verbreed, naast de geestelijke gezondheidszorg dienen zich andere doelgroepen aan. Van de creatief therapeut wordt meer ondernemerschap gevraagd om het medium in commerciële settingen in te zetten voor doelstellingen rond ontwikkelingen en bewustmaking van individuen en groepen. De opleiding CT is per 1 september 2005 gestart met een vernieuwd curriculum, dat tegelijkertijd voor alle jaren is ingevoerd. Dit hing samen met het feit dat de CHN op dat moment de vierperiodenstructuur (de vijfde is de zomerperiode) heeft ingevoerd. Het geactualiseerde curriculum had de volgende doelen: - de eigen beroepsvisie verwoorden in het licht van actuele beroepsontwikkelingen; - de opleidingscompetenties aanpassen aan actuele ontwikkelingen; - de visie op het bachelorniveau expliciteren; - de didactische visie expliciteren; - curriculum herzien op grond van visie en competenties; - toetsbeleid opstellen in verband met competentiegericht onderwijs. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. De visitatie vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de informatieanalyse) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport met de bijlagen in orde was bevonden, heeft de auditor door middel van een validatiebrief de opleiding hiervan in kennis gesteld. In diezelfde periode maart en april 2006 bereiden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek op 26 april 2006. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel concreet voorbereid.
8
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de dagindeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het management, het college van bestuur, met docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek is ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel zogenaamde ‘schakelmomenten’ ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport wordt door de opleiding accreditatie aangevraagd bij de NVAO. In het facetrapport wordt door NQA gerapporteerd op facetniveau. De opleiding heeft in mei 2006 een concept van dit rapport voor een check op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het onderwerprapport wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2006 voor een check op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. In november 2006 heeft een overleg met de opleiding plaatsgevonden over de argumentatie bij een aantal facetten. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2006. Het visitatierapport is uiteindelijk in december 2006 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
9
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per onderwerp
1.5.1 Doelstellingen opleiding Eén van de facetten is met ‘voldoende’ beoordeeld, twee facetten met ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp Doelstellingen is derhalve positief. 1.5.2 Programma Twee facetten zijn met ‘voldoende’ beoordeeld, zes facetten met ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp Programma is derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel Twee facetten zijn met ‘voldoende’ beoordeeld, één met ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp Personeel is derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Eén van de facetten is met ‘voldoende’ beoordeeld, één met ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp Voorzieningen is derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg Eén van de facetten is met ‘voldoende’ beoordeeld, twee facetten met ‘goed’. Het oordeel over het onderwerp Kwaliteitszorg is derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Alle facetten zijn met ‘voldoende’ beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp Resultaten is derhalve positief.
10
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
1.6
Schematisch overzicht oordelen
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
1.7
Opleiding CT Voldoende Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Goed Positief Goed Voldoende Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5, waaruit blijkt dat de opleidingen op de zes de onderwerpen positief scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen positief is.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
11
12
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
13
14
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de visie op het beroep staat voor de opleiding centraal het werken via een bepaald medium waarbij de wijze waarop de cliënt omgaat met een bepaald medium uitdrukking kan zijn van het probleem (medium als diagnostisch instrumentarium), het werken met een bepaald medium de specifieke behandelwijze is (door middel van activiteiten in een medium), en tenslotte de therapeut deel uitmaakt van de therapeutische driehoek (therapeut is mede een instrument) (Onderwijsbeleidsdocument Creatieve Therapie 20052007, 2006) (OBD CT, 2006). • In het oude curriculum (t/m studiejaar 2004-2005) had de opleiding de landelijke eindkwalificaties CT en de tien generieke hbo-bachelorkwalificaties als uitgangspunt voor het curriculum genomen (Landelijk Opleidingsprofiel Creatieve Therapie, 1999). • De opleiding heeft op basis van het landelijk opleidingsprofiel en actuele ontwikkelingen een set competenties opgesteld. Deze competenties vormen de basis voor het vernieuwde curriculum dat in 2005-2006 tegelijkertijd in alle jaren is ingevoerd. In het landelijk beroepsprofiel staan de taken van de beginnende beroepsbeoefenaar beschreven. Dit profiel is in 2006 door het werkveld gevalideerd. • De opleiding komt tot de volgende negen kerncompetenties (OBD CT, 2006): methodisch handelen en reflecteren handelen in het medium conceptueel en normatief handelen communiceren zelfhantering anticiperen samenwerken innoveren leiding geven. Het panel heeft van vertegenwoordigers van het werkveld vernomen dat in de competenties duidelijker dan voorheen is vastgelegd, met name via de indicatoren, waarover studenten na afloop van de studie dienen te beschikken. • Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding contacten onderhoudt met het beroepenveld. Deze contacten zijn beperkt en kunnen systematischer worden aangepakt. Jaarlijks vindt er een stagebegeleidersdag plaats. De opleiding heeft twee keer per jaar overleg met de beroepsvereniging van Creatief Therapeuten. Op regionaal niveau wordt het werkveld via de Adviesraad en via conferenties gehoord over de competenties.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
15
De opleiding is betrokken bij het landelijk overleg over het opleidingsprofiel en over de betekenis en vormgeving van het bachelordomein Social Work. • De opleiding is actief in het internationale netwerk van opleidingen arts therapy: European Consortium for Arts Therapies Education (ECArTE). Zij heeft bijvoorbeeld in 2005 presentaties verzorgd. • In het Onderwijsbeleidsdocument (OBD CT, 2006) heeft de opleiding haar beroepsvisie en de kerndilemma's en uitdagingen in het vakgebied beschreven: ontwikkelingsgerichte benaderingen naast kortdurende, directieve, focale en klantgerichte benaderingen, de onderbrenging van Creatieve Therapie onder vaktherapie, het werkingsgebied. De specifieke CHN-waarden worden geïntegreerd in de beroepsopleiding.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Onderwijsbeleidsdocument Creatieve Therapie 2005-2007 (2006) beschrijft de opleiding aan de hand van de Dublin descriptoren het beoogde bachelorniveau van de opleiding. Een creatief therapeut moet beschikken over een body of knowledge opgebouwd uit relevante kennis van diverse wetenschappelijke disciplines, zoals (ontwikkelings)psychologie, therapie, agogie elementaire sociologie, methoden, theorie over therapeutisch handelen en werken met media. De therapeut moet verworven kennis en inzicht kunnen toepassen ten behoeve van cliëntgebonden creatieve therapie, en ook professioneel veranderend kunnen optreden gebaseerd op via media verworven kennis en inzicht. In een relatief open situatie waar niet meteen duidelijk is wat er aan de hand is, moet hij zich op professionele wijze een oordeel kunnen vormen. De creatief therapeut moet over goede tot zeer goede schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid beschikken ten behoeve van de hulpverleningsrelatie en van de verantwoording aan derden. Tot slot wordt binnen de opleiding vanaf het begin een beroep gedaan op de verantwoordelijkheid van de student om te leren, zoals later de cliënt mede verantwoordelijk is voor het succes van de hulpverlening. • De competenties zijn onderverdeeld in vier niveaus die corresponderen met de studiejaren. Per jaar is aangegeven op welk niveau de Dublin descriptoren gerealiseerd moeten zijn. Het panel is van mening dat dit op heldere, inzichtelijke wijze is uitgewerkt.
16
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Facet 1.3
Oriëntatie hbo-bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Naar aanleiding van opmerkingen van de vorige visitatiecommissie heeft de opleiding het landelijk opleidingsprofiel uit 1999, dat sterk op het werk in een GGZ-setting is gericht, geactualiseerd. Dit profiel en de daarop gebaseerde competenties is besproken met studenten, docenten en de Adviesraad. Het panel heeft in gesprekken en het materiaal vastgesteld dat het profiel met diverse geledingen is besproken. • De opleiding wil breed inzetbare creatieve therapeuten opleiden die in een breed scala aan relevante organisaties en relevante functies aan het werk kunnen. De student kan zelf accenten leggen ten aanzien van werken met bepaalde doelgroepen of thema's. • De competenties zoals geformuleerd in het Onderwijsbeleidsdocument Creatieve Therapie 2005-2007 (2006), zijn voor 85 procent afgeleid van de landelijke aan onderwijs gerelateerde kwalificaties. Het professioneel handelen staat centraal in deze hogere beroepsopleiding, zoals uit de competenties blijkt. • Studenten volgen vanaf 2005-2006 een minor waardoor zij zich kunnen verbreden of verdiepen. Ook het contractwerkstuk en de projecten in het vierde jaar bieden de mogelijkheid om via verdieping van een thema of doelgroep specifieke CT-competenties verder te ontwikkelen.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
17
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Competentieontwikkeling vindt plaats via vijf leerlijnen: de integratieve leerlijn, de vaardigheden leerlijn, de mediumlijn, de theoretische leerlijn en de zelfmanagementleerlijn. In de theoretische leerlijn ligt de nadruk op de theorieontwikkeling. • De opleiding schrijft vakliteratuur voor die studenten zelfstandig moeten bestuderen, en raadt bepaalde literatuur aan. Het panel heeft geconstateerd dat de vakliteratuur in de loop van de studie van geheel zelfstandig bestuderen naar in relatie tot een opdracht bestuderen verschuift. De verplichte basisboeken en de verdiepende literatuur zijn in de moduulboeken opgenomen, zoals het panel heeft vastgesteld. Studenten gaven aan dat door de opdrachten en ook in de stages van hen gevraagd wordt relaties tussen theorie en praktijk te leggen. Ze kunnen tijdens de stages het geleerde goed in praktijk brengen. • De integratieve leerlijn wordt gerealiseerd door in modulen te werken met aan de beroepspraktijk ontleende casuïstiek en problematiek (in jaar 1 en 2). Verder zijn er stages: oriënterende stage (propedeuse), mediumstage in de hulpverlening (tweede jaar), creatief-therapeutische beroepsstage (derde jaar) en projecten en het contractwerkstuk in het vierde studiejaar. • De vaardighedenlijn (communicatieve, methodische en mediumvaardigheden) wordt veelal gerealiseerd in een aparte practicumsetting of training waarin beroepsvaardigheden worden geoefend. Het gaat hierbij om de vaardigheden die buiten de integratieve leerlijn apart aandacht behoeven. • De zelfmanagementleerlijn gericht op zelfsturend en reflecterend vermogen wordt verwezenlijkt met behulp van het persoonlijke ontwikkelingsplan via verschillende vormen van feedback en de opbouw van een portfolio. • Studenten bestuderen zelfstandig literatuur over methoden van onderzoek. Toegepast onderzoek komt aan bod in de projecten en het contractwerkstuk in het vierde studiejaar. De onderzoekscompetenties richten zich deels op cliëntonderzoek en deels op breder onderzoek (OBD CT, 2006). Het resultaat van onderzoek kan bestaan uit een instrument voor een praktijksituatie of aanbevelingen naar aanleiding van een enquête. In beide gevallen moet de student zich vanuit de theorie verantwoorden, zoals het panel heeft vernomen. • Het panel heeft vastgesteld dat het opnemen van actuele ontwikkelingen in het programma recentelijk verder vorm heeft gekregen. De opleiding brengt de actuele beroepspraktijk in de opleiding via docenten die nog in de praktijk werkzaam zijn en gastdocenten (zie 3.1). De opleiding voert overleg met de Adviesraad over actuele ontwikkelingen die volgens de vertegenwoordigers van het werkveld daarna in modulen blijken te worden opgenomen. • De onderzoeksresultaten van de lectoraten worden bij het actualiseren van het onderwijs gebruikt, zoals bleek uit het gesprek met de lector Social Work and Arts Therapies. Twee docenten SPH en CT hebben bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de rollen van behandelaar en begeleider. De uitkomsten zijn in een apart college aan vierdejaars studenten gepresenteerd en zullen in het curriculum worden opgenomen. Ook studenten kunnen via onderzoeken voor hun contractwerkstuk bij het lectoraat betrokken zijn. Verder kunnen studenten deelnemen aan excursies, symposia en congressen. Aan het eind van
18
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
het tweede jaar is er een aparte module over actuele beroepsontwikkelingen: Professionalisering en Actualiteit. • In het Rapport van studententevredenheidsonderzoek 2004-2005, juni 2005 (RT) zijn studenten positief over de actualiteit van moduleboeken (2.7 op een vierpuntsschaal), de oriëntatie op het werkveld (2.6), de actualiteit van de opleiding (2.7) en de internationale gerichtheid (2.6).
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Binnen Creatieve Therapie (CT) worden vijf media onderscheiden: beeldend, muziek, drama, dans en tuin. Bij CT in Leeuwarden worden er twee verzorgd: beeldend en drama (OBD CT, 2006). • In januari 2005 heeft de opleiding een ontwerp voor een nieuw programma vastgesteld. In september 2005 is voor alle jaren een nieuw curriculum ingevoerd, gebaseerd op vier perioden per jaar. In dit curriculum zijn modulen geactualiseerd en waardevolle elementen uit het oude zijn erin geïntegreerd (Projectplan periodisering: van 6 naar 10 weekse moduulperioden, conceptversie juni 2004, vastgesteld september 2005). Elke periode wordt een module van 15 EC aangeboden. Van docenten heeft het panel vernomen dat in het huidige curriculum aandacht wordt besteed aan kortdurende therapieën, aan producttypering en aan onderzoek. De nieuwe aanpak (2005-2006) blijkt studenten meer duidelijkheid te geven over bijvoorbeeld de inzet van het medium in een therapie. Er wordt bij het mediumonderwijs ingegaan op het beroep in plaats van op het proces bij de student. Ook het werkveld was in het gesprek met het panel positief over het nieuwe curriculum, de heldere competenties en de inzichtelijke structuur. • Ontwikkelteams van docenten stellen de moduulboeken op basis van de vastgeteld blauwdrukken op. Docenten vertalen in overleg met een onderwijskundige de beoogde competenties in leerdoelen. Met ingang van januari 2006 is er een curriculumcommissie die toeziet op de regelmatige bijstelling op basis van evaluaties en op de uitvoering van de blauwdrukken en de opbouw van het programma. Het panel heeft verschillende blauwdrukken voor het ontwikkelen van moduulboeken en moduulboeken ingezien en vindt deze van goede kwaliteit.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
19
• Elk moduulboek kent een vergelijkbare opbouw: plaats van het thema in de studie en het beroep eindkwalificaties, kerncompetenties en de CHN-inkleuring de meest essentiële opleidingskwalificaties programma planning moduulopdracht toetsing moduulevaluaties. • Tijdens het gesprek met studenten is gebleken dat studenten vertrouwd zijn met de competenties en deze gebruiken bij het opstellen van hun persoonlijk ontwikkelingsplan. Het panel heeft portfolio’s gezien waarin de competenties inderdaad punt voor punt zijn uitgewerkt. • Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat 33 procent van de studenten de opleiding een goede basis vinden om te starten op de arbeidsmarkt. 60 Procent vindt de aansluiting op de functie voldoende en goed. De lage score bij 'goede basis' komt volgens de opleiding voort uit het feit dat er sprake is van een gemiddelde van twee jaren, waarbij er in één jaar geen meting op dit punt heeft plaats gevonden. Uit het RT 2004-2005 blijkt dat studenten de inhoud van het programma waarderen met een 3.1 op een vierpuntsschaal, de keuzemogelijkheden met 3.0, de beschrijving van de competenties met 2.7 en de christelijke identiteit met 2.2 (de lage uitkomst heeft waarschijnlijk te maken met met een beperkte interpretatie van ‘christelijke identiteit’). De opleiding hanteert als norm 2.5. • Het panel heeft het eerste begin van het nieuwe programma in de praktijk kunnen zien en is daarover positief. Gezien het prille karakter en het feit dat er nog maar beperkte evaluatieresultaten beschikbaar zijn, komt het tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding legt de nadruk op het bereiken van een thematische samenhang in een periode. De module is de thematische eenheid met een omvang van 15 EC. Bij een module horen een aantal onderwijseenheden waarvan de inhoud gerelateerd is aan het thema (OBD CT, 2006). • De opleiding onderscheidt de volgende leerlijnen: de integratieve leerlijn; de vaardighedenleerlijn; de mediumleerlijn; de theoretische leerlijn; de zelfmanagementleerlijn.
20
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
• In de propedeuse komen de volgende thema's aan bod: beroepsoriëntatie creatieve therapie, het menselijk ontwikkelingsproces, stoornissen in de ontwikkeling, methodisch handelen. Vanuit de basiselementen (levensloop, cliënt en therapie) verschuift de focus naar het methodisch werken die in het tweede jaar verder ontwikkeld wordt (van diagnose tot therapeutisch handelen in een medium). De praktijkervaring in het tweede jaar is gericht op het methodisch handelen. In de tweede helft van dat studiejaar komt het cliëntgericht methodisch handelen op een hoger niveau terug. Het derde studiejaar is een stagejaar waarbij in elke fase een volgend facet van de methodische cyclus aan bod komt (oriëntatie en observatie, diagnostiek en start behandeling, behandeling, evaluatie en afronding). In de eerste helft van het vierde jaar ligt de nadruk op de beroepsontwikkeling en methodisch handelen en in het laatste half jaar werken studenten aan een contractwerkstuk ter afsluiting van de studie. • De opleiding is in 2005 gestart met leerprocesbegeleiding om studenten te leren zelf sturing aan hun leerproces te geven. Het is daarmee volgens de opleiding ook een middel voor de studenten om samenhang aan te brengen, omdat zij het aanbod van het curriculum moeten koppelen aan hun eigen leervragen. • Via de keuze voor een minor kunnen studenten zich verbreden of verdiepen in een bepaald onderwerp, passend in hun persoonlijk ontwikkelingsplan. • Uit het RT 2004-2005 blijkt dat studenten de opbouw van het programma waarderen met 2.9 op een vierpuntsschaal, de samenhang met 3.2 en de afstemming tussen theorie en praktijk met 2.8.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het studiejaar is opgebouwd uit vier perioden van tien weken. In elke periode volgen studenten één samenhangende module van 15 EC. De onderwijseenheden binnen een module hebben een omvang van 3 EC, of een veelvoud daarvan. Onderwijseenheden hebben een looptijd van één periode en worden afgesloten met een toets. • De opleiding hanteert als uitgangspunt een wekelijkse studielast van 42 uur, gespreid over 40 weken. Er is sprake van structurele begeleiding (zie ook 4.2). Uit het evaluatiegesprek dat de opleiding met studenten heeft gevoerd, blijkt dat studenten 30-40 uur per week met de opleiding bezig zijn. Dit blijkt ook uit evaluaties over de modulen in periode 1 en 2 (CT-Moduulevaluaties Jaar 1, 2 en 4. Managementrapportage, januari 2006, SPH/CT-Moduulevaluaties Jaar 1 en 2. Managementrapportage Module 2, maart 2006). Het panel heeft vernomen dat studenten gemiddeld 12 contacturen per week hebben. De overige tijd is gereserveerd voor projectgroepen en zelfstudie.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
21
• In het moduulboek is opgenomen: de positie van de module, de inhoudelijke betekenis, de leerdoelen, de werkvormen, de planning, de toetsing en de herkansing (zie ook 2.2). Het panel heeft vastgesteld dat er geen instapeisen voor een module zijn geformuleerd, maar uit de gesprekken is gebleken dat modulen niet in een willekeurige volgorde gevolgd kunnen worden. Voor de vierdejaars stage dienen alle modulen op één na gehaald te zijn. • De opleiding hanteert een bindend studieadvies aan het eind van het eerste jaar van inschrijving van minimaal 40 EC en aan het eind van het tweede jaar dient een student de propedeuse behaald te hebben (Creatieve Therapie Studiegids 2005-2006). • Studenten kunnen hun studieresultaten via intranet (Progress) raadplegen. • In 2005 is er door twee vierdejaars CT-studenten een onderzoek uitgevoerd naar de emotionele belasting van de opleiding voor studenten. De opleiding had een signaal gekregen dat deze belasting van invloed is op de studielast. De aanbevelingen van de onderzoekers om in de voorlichting meer aandacht aan de emotionele belasting te schenken en meer gebruik te maken van het decanaat, zijn door de opleiding overgenomen. • Uit het Rapport studententevredenheidsonderzoek 2004-2005 blijkt dat de studenten de studielast (te doen in de tijd die er voor staat) waarderen met een 2.9 op een vierpuntsschaal, de organisatie van de opleiding met 2.5 en het studeer- en werkklimaat met 2.4. Uit de gesprekken met studenten is gebleken dat roosters nogal eens laat bekend zijn, maar studenten gaven aan daardoor niet in problemen te zijn gekomen. Het management bleek hiervan op de hoogte te zijn. Er is een CHN-roostercoördinator aangesteld. De vierde periode is volgens de opleiding zonder grote roosterproblemen verlopen.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding verzorgt voorlichting via schoolbezoek, open dagen en lessen. Verder zijn er folders en proefstudeerdagen. Studenten zijn actief betrokken bij meeloopdagen. • De opleiding heeft contact met het platform VO-HBO Friesland om de aansluiting voor havo- en vwo-studenten te waarborgen. De opleiding heeft twee keer per jaar overleg met ROC's over de aansluiting MBO-HBO. • Om studenten vertrouwd te maken met de manier van werken op een hbo-opleiding, krijgen ze in het eerste jaar bij leerprocesbegeleiding en bij studievaardigheden ondersteuning. Bij de verkorte route wordt op verzoek van de studenten komend jaar een introductie op het beroep en op leervaardigheden gegeven.
22
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
• Studenten met een diploma havo, vwo of mbo zijn toelaatbaar tot de opleiding mits zij aan het basisniveau mediumvaardigheden voldoen. Na de eerste aanmelding vindt een preselectie plaats (procedure en instrumenten zien) waarbij niet alleen naar de uitdrukkingsvaardigheid met het medium wordt beoordeeld, maar ook het reflectief vermogen van de kandidaat. De vragenlijsten over onder andere emotionele belasting die de studenten invullen, worden door de opleiding bewaard. De pre-selectie is recentelijk op het punt mentale weerbaarheid aangescherpt. • De opleiding kent ook een instroom van Duitse studenten. Deze krijgen in de zomer een training Nederlands (NT2). Deze studenten krijgen in het eerste jaar meer tijd voor schriftelijke tentamens en zij mogen een woordenboek gebruiken. • De opleiding heeft een verkorte route van twee jaar en drie maanden voor studenten met een passende hbo-opleiding, gekoppeld aan sociaal-agogische werkervaring en 150 uur aantoonbare ervaring met het medium. Belangstellenden krijgen een vragenlijst op basis waarvan ze een portfolio moeten insturen. Op basis van het portfolio worden potentiële kandidaten voor een selectiedag uitgenodigd waarop ze in groepen van zes personen aan opdrachten moeten werken. Op basis van een assessment en de overige beoordelingen wordt een student wel of niet toegelaten. In de voorlichtingsbrochure (Creatieve Therapie studiejaar 2006-2007) staat vermeld, dat beoordeling plaats vindt op basis van uitdrukkingsvaardigheid in het medium, bereidheid tot nadenken over resultaten van de opdracht, uitdrukkingsvaardigheid bij de nabespreking. Het panel stelt vast dat deze toelatingsprocedure zorgvuldig is. • Uit het RT blijkt dat de studenten de aansluiting waarderen met 2.8 (vierpuntsschaal) en de voorlichting met 2.9.
Facet 2.6
Duur
Goed
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbobachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding verzorgt een curriculum van 240 EC. De verkorte opleiding (zie 2.5) omvat 84 EC voor studenten met een hogere vooropleiding en relevante werkervaring. Deze studenten krijgen vrijstelling voor 156 EC op basis van hun reeds bereikte bachelorniveau en hun sociaal-agogische werkervaring en aantoonbare ervaring in het medium volgens de EVC-procedure zoals opgenomen in Creatieve Therapie Studiegids 2005-2006. In het Onderwijsbeleidsdocument Creatieve Therapie 2005-2007 is de studiepuntenverdeling per periode en per leerlijn opgenomen. Het panel stelt vast dat de vrijstellingsprocedure adequaat is en dat vrijstellingen met name voor stages, algemene theorie en practica verleend worden.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
23
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding sluit aan bij de constructivistische visie van de CHN en gaat uit van competentiegericht onderwijs, vormgegeven als probleemgestuurd onderwijs en projectgestuurd onderwijs. Kenmerkend voor dat onderwijs is volgens de opleiding: ontwikkelen van competenties, leren in een realistische omgeving, stimuleren van zelfregie en initiatief bij studenten, en leren met als karakteristiek construeren. • In de propedeuse bestaat het competentiegerichte onderwijs uit probleemgestuurd onderwijs, in het tweede jaar uit probleemgestuurd onderwijs en stage. Het derde jaar bestaat uit stage en supervisie. Het vierde jaar omvat projectonderwijs en de meesterproef (contractwerkstuk). In de tweede helft van het vierde jaar volgen studenten een minor waarbij de werkvorm afhankelijk is van hun minorkeuze. • De vijf leerlijnen (zie 2.3) kunnen vanuit didactisch perspectief en de daarbij behorende werkvormen als volgt worden getypeerd. In de integratieve leerlijn staat probleem- en projectgestuurd onderwijs centraal om de geïntegreerde ontwikkeling van theorie, handelen en houding te bewerkstelligen. De stages en het contractwerkstuk maken deel uit van deze leerlijn waarbij als werkvormen reflectie, begeleiding en supervisie worden gebruikt. In de leerlijn theorie wordt een combinatie van probleemgestuurd onderwijs en aparte theoriecolleges gehanteerd. De werkvormen variëren van probleemgestuurd onderwijs, projectonderwijs, hoorcolleges tot individuele begeleiding (bij het contractwerkstuk). In de vaardighedenleerlijn ligt de nadruk op probleemgestuurd onderwijs met daarnaast aparte practica en trainingen. In de mediumleerlijn ontwikkelt de student via practica de mediumvaardigheden, zowel qua artistiek-technische beheersing als qua methodische inzet op de problematiek van de cliënt en als mediumwerking op de eigen ervaring. In de leerlijn zelfmanagement lopen de werkvormen uiteen van groepsbijeenkomsten tot individuele begeleiding. • In het evaluatiegesprek dat de opleiding met studenten van alle leerjaren heeft gevoerd, geven studenten aan dat het taakgestuurd leren (probleemgestuurd onderwijs en projecten) een aantrekkelijke leervorm is. De meerderheid vindt dat de ondersteunende theoriecolleges een toegevoegde waarde hebben. Bij de vorige visitatie had de commissie kritiek op de sterke focus van de opleiding op ervaring van de werking van het medium voor studenten waardoor de opleiding soms creatieve therapie leek. Ouderejaars studenten herkennen de kritiek wel, maar zeggen inmiddels zover ontwikkeld te zijn dat ze goed weten wanneer ze iets wel of niet op zichzelf kunnen of willen betrekken.
24
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Propedeusestudenten stellen dat hen vanaf het begin duidelijk is gemaakt dat de opleiding geen therapie is. • Uit het RT blijkt dat studenten de verschillende werkvormen waarderen: 3.2 op een vierpuntsschaal, het werken in groepen scoort 3.5 en voor het krijgen van feedback op persoonlijk functioneren 3.0. De waardering voor het gebruik van ict ligt echter lager: 2.4.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar toetsbeleid vastgelegd in het Onderwijsbeleidsdocument Creatieve Therapie 2005-2007 (2006). De opleiding streeft twee kerndoelen na: alle toetsen en beoordelingen dienen te voldoen aan de gestelde standaarden zoals vastgelegd in de checklist toetsen en beoordelen (OBD CT 2006). Bijvoorbeeld: leerdoelen zijn gerelateerd aan opleidingscompetenties en zijn concreet geformuleerd in termen van toetsbare leerdoelen; de toetsen dienen een afspiegeling te zijn van competentiegericht toetsen en beoordelen. • In de integratieve leerlijn bestaan de toetsen uit het maken van opdrachten en het evalueren van de resultaten. De beoordelingscriteria voor het product zijn gerelateerd aan de competenties/leerdoelen. De opleiding monitort via actieve participatie de ontwikkeling van persoonlijke professionele competenties. • De theoretische leerlijn toetst in de eerste twee jaar kennis en inzicht bij de studenten via individuele kennistoetsen. Bij de latere projecten en bij het contractwerkstuk is er een apart beoordelingscriterium voor de verwerking van theorie. • Vaardigheden- en mediumleerlijnen worden deels via moduulopdrachten, deels via toetsen, practica en trainingen beoordeeld. De student moet kunnen laten zien dat hij de gevraagde handelingen c.q. mediumopdrachten kan verrichten. Bij de mediumopdrachten gaat het om een combinatie van technische beheersing en het kunnen relateren aan ervaring en methodische inzet via het reflectieverslag. • De student wordt in de leerlijn zelfmanagement beoordeeld op een portfolio en het assessment. Studenten met wie het panel gesproken heeft, zijn positief over het assessment waarbij ze een casus uitspelen en daarop beoordeeld worden. • De stages worden door de docent en de praktijkbegeleider beoordeeld aan de hand van bepaalde criteria die zijn afgeleid van de competenties en het bachelorniveau en de eigen leerdoelen van de student op basis van evaluatieve verslagen en opdrachtspecifieke verslagen. In de stagegidsen voor het tweede en het derde jaar heeft het panel uitgewerkte doelen aangetroffen en beoordelingscriteria die afgeleid zijn van de competenties.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
25
• Uit het RT blijkt dat studenten in het oude curriculum de toetsen als onvoldoende waarderen (2.3 op een vierpuntsschaal, de norm van de opleiding ligt op 2.5), en de opdrachten met een 3.1. Bij de vorige visitatie had de commissie kritiek op de kwaliteit en vorm van de toetsen. De opleiding is van mening dat ze met de nieuwe aanpak van de toetsing en de vervanging of verbetering van een aantal toetsvormen de verbeterpunten uit de vorige visitatie heeft gerealiseerd. Uit het gesprek met studenten kwam naar voren dat zij de opdrachten en assessments een verbetering vinden. Ook het probleem dat er te weinig feedback zou zijn, wordt door de huidige studenten niet meer herkend. Ze krijgen bij opdrachten en assessments zowel mondelinge als schriftelijke feedback. • Het panel heeft toetsmateriaal ingezien en vindt het van voldoende niveau.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen hbo
Voldoende
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert voor de docenten (en overige medewerkers) competentiemanagement: een systematische verhoging van geëxpliciteerde competenties. • De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport een opsomming van de manieren waarop de praktijkgerichtheid van docenten wordt bevorderd: debat tussen docenten, met de adviesraad en via het jaarsymposium over actuele ontwikkelingen ervaringen van docenten die nog in de praktijk werkzaam zijn gastdocenten lidmaatschap beroepsverenigingen deelname aan kenniskring van het lectoraat Social Work and Arts Therapies stage- en afstudeerbegeleiding specifieke vakscholing excursies. • Op basis van de CV’s die het panel heeft ingezien, concludeert het dat de meeste docenten een opleiding op het gebied van creatieve therapie hebben gevolgd. Ongeveer de helft van de docenten is nog in de beroepspraktijk werkzaam of heeft recente werkervaring. De overige docenten hebben in een verder verleden ervaring in de beroepspraktijk opgedaan. • De opleiding is gestart met werklunches voor docenten om onder andere ervaringen die docenten in het werkveld opdoen, met elkaar te bespreken. Deze lunches hebben een informeel karakter, zoals het panel heeft vernomen, waardoor er geen verslagen gemaakt
26
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
worden. Volgens de opleiding krijgt het besprokene een vervolg in diverse werkgroepen. Ten tijde van het bezoek had er één werklunch plaatsgevonden. • De afdeling is gestart met Triangel-projecten. Triangel is een employability bevorderende werkwijze van acht werkveldorganisaties. Docenten kunnen bij Triangel werken en omgekeerd kunnen Triangelmedewerkers bij de opleiding werken. Eén docent, zowel werkzaam bij SPH als CT, neemt op dit moment deel aan dit project. De belangstelling vanuit het werkveld blijkt groter dan vanuit de opleiding. In het verleden liepen docenten stages om hun kennis van het werkveld te actualiseren. Dit zal weer worden opgepakt. • Via de kennislunches van het lectoraat Social Work and Arts Therapies komen docenten in contact met nieuwe ontwikkelingen. • Het panel is van mening dat de opleiding een aantal interessante maatregelen neemt om de verbinding tussen de opleiding en het werkveld te verstevigen. Het panel heeft nog niet kunnen vaststellen dat de relatie met het werkveld daardoor een betere verankering in de opleiding krijgt, omdat er geen schriftelijke neerslagen van de diverse bijeenkomsten zijn en komt derhalve tot een ‘voldoende’.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij het instituut Mens & Maatschappij waar de opleiding deel van uitmaakt, werken 62 medewerkers met een omvang van 39,95 fte’s (80 procent onderwijspersoneel en 20 procent onderwijsbeheerpersoneel). Bij de opleiding CT werken 16 docenten met een omvang van 9,09 fte’s. • In verband met financiële tekorten van de CHN is er in 2005 een hogeschoolbrede personeelsreductie van twintig procent ingevoerd. Bij M&M is deze reductie gerealiseerd door tijdelijke contracten niet te verlengen. Inmiddels is er door doorstroom en uitstroom weer vacatureruimte ontstaan. • Binnen het instituut M&M is er weinig mobiliteit onder medewerkers, waardoor de gemiddelde leeftijd steeds hoger werd (boven de 40 jaar). Actief beleid van de directie heeft ertoe geleid dat een aantal oudere medewerkers gebruik maakt van de FPU en van de seniorenregeling, waardoor er ruimte ontstaat voor nieuwe medewerkers. In dit studiejaar zijn enkele nieuwe docenten aangetrokken. • De opleiding werkt jaarlijks met een systeem van taaklastnormering en taakverdeling. De student-docentratio is hogeschoolbreed vastgesteld op 29:1 (1fte per 29 studenten). De student-docentratio voor de opleiding CT ligt onder de CHN-norm 21,45:1. De opleiding weet deze ratio te realiseren dankzij een positieve onderwijsvraagfactor, het specifieke p-profiel, met een structureel hogere bekostiging, en tijdelijke boventalligheid. Door de groei van de opleiding verwacht de opleiding dat deze boventalligheid op korte termijn zal zijn verdwenen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
27
• Het instituut M&M had een aantal jaren een ziekteverzuim dat ruim boven het CHNgemiddelde lag. Dit verzuim is sinds 2004 wel gedaald tot 7.01 procent in 2005, maar ligt nog boven het CHN-gemiddelde van 5,54 procent. De directie heeft actief beleid gevoerd om het ziekteverzuim terug te dringen door de teamleiders een training verzuimmanagement te laten volgen en door een vervangingsbeleid waarbij direct tot vervanging wordt overgegaan wanneer een ziekte langer dan een week zal duren. Volgens propedeusestudenten is de opleiding in de tweede periode niet volledig geslaagd in dit vervangingsbeleid, zo blijkt uit een door de opleiding gevoerd evaluatiegesprek. De opleiding geeft aan dat de derde periode in dit aspect volledig geslaagd is. • De taakbelasting van docenten bestaat uit 45 procent contacttijd, 35 procent overige taken en 20 procent zelfmanagement en zelfstudie. Begin 2006 is in evaluaties geconstateerd dat de medewerkers van CT een hoge werkdruk ervaren, mede door de bezuinigingsoperatie, de ontwikkeling van het vernieuwde onderwijs, vernieuwingsprojecten en de kwartaalroostering.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding stelt zich ten doel de aanwezige competenties (Het ontwikkelen van competenties CHN, juli 2003, inclusief gedragsindicatoren) van docenten en de toepassing in het werk te verbeteren, nieuwe deskundigheid te ontwikkelen die in de toekomst nodig is, en het leervermogen van de organisatie te ontwikkelen. De opleiding volgt daarmee het personeelsbeleid van de CHN. • Het instituut M&M heeft een scholingsplan (Scholingsplan M&M 2005-2007, september 2005) waarin drie soorten scholing worden onderscheiden: scholing in het kader van hogeschooldoelen: bijvoorbeeld studiedagen gericht op de identiteit van de CHN en op interculturalisatie. Vanaf 2005 worden docenten gestimuleerd een masterstudie te volgen. instituutsdoelen: in het scholingsplan zijn een twintigtal gebieden voor expertiseontwikkeling opgenomen, van tutortraining en supervisorencursussen tot ziekteverzuimbegeleiding en versterking Engels- en Duitstaligheid. individuele competentieontwikkeling:de basis voor de individuele scholing is het persoonlijk ontwikkelingsplan van de medewerker. • De POP's zijn ingebed in een nieuw vormgegeven gesprekscyclus, die bestaat uit een jaargesprek, een voortgangsgesprek en een beoordelingsgesprek. Tot 2005-2006 bestond deze cyclus uit functioneringsgesprekken en in enkele gevallen een beoordelingsgesprek.
28
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
• Op basis van de CV’s heeft het panel vastgesteld dat de meeste docenten voldoende didactische kwaliteiten hebben om het onderwijs adequaat te verzorgen. In de periode 2005-2006 volgen twee docenten een cursus supervisie. Het panel stelt vast dat de helft van de docenten CT nog geen supervisorenopleiding heeft gevolgd. Wel wordt ook supervisie verzorgd door gecertificeerde SPH-docenten. Verder zijn er interne scholingen en intervisie voor supervisoren. Op basis van deze interne training krijgen docenten op de supervisorenopleiding in Groningen maximaal een jaar vrijstelling, afhankelijk van ervaring en interne scholing. • Studenten gaven in het gesprek met het panel aan dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn, zowel wat didactiek als wat vakinhoud betreft. Docenten zijn in staat om de verbinding met het werkveld te leggen, bijvoorbeeld via voorbeelden. Verder zijn de lijnen in de organisatie kort en zijn docenten goed bereikbaar voor studenten. • Het panel concludeert dat de implementatie van het personeelsbeleid nog pril is (20062007) waardoor er nog geen evaluaties met resultaten zijn.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is samen met de andere opleidingen van de CHN gehuisvest in een recent verbouwd gebouw aan de Rengerslaan in Leeuwarden. Het gebouw voldoet aan de eisen die vanuit de CHN-visie en -onderwijsvisie aan gebouw en faciliteiten moeten voldoen. • De opleiding beschikt over voldoende kleinere ruimtes voor probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs. Daarnaast zijn er lokalen voor practica, college- en informaticalokalen en een auditorium. De opleiding CT beschikt over een specifiek ingericht dramalokaal, beeldende vorming lokalen en een spellokaal. Voor het beheer van deze mediumlokalen is een gespecialiseerde onderwijsassistent in dienst. De hogeschool beschikt over een studielandschap met een goed voorziene mediatheek. Het panel is rondgeleid door het gebouw en heeft kunnen vaststellen dat deze voorzieningen goed zijn. • Het panel heeft geconstateerd dat de mediatheek een goed en actueel aanbod aan studiemateriaal op het gebied van creatieve therapie heeft. • Wat de computervoorzieningen betreft, wordt er gestreefd naar één pc per 10 studenten in de informaticalokalen. Die norm wordt ook gehaald. Daarnaast is er in het hele gebouw een groot aantal computerzuilen en is draadloos internetten mogelijk. Er is voor vrijwel elke medewerker een pc beschikbaar.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
29
• Voor de informatievoorziening is er een CHN-breed intranet, Blackboard (Bello) en de CHN-krant. • Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2004-2005 en de Keuzegids Hoger Onderwijs 2005 blijkt dat studenten voldoende tevreden zijn met de voorzieningen (scores >2.5 op een vierpuntsschaal).
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De begeleiding van studenten heeft met ingang van 2005-2006 de vorm van leerprocesbegeleiding gekregen. Deze vindt plaats in groepen van acht studenten onder leiding van de leerprocesbegeleider (mentor). Daarnaast vinden er ook individuele gesprekken plaats. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de Handleiding Leerprocesbegeleiding. Leerprocesbegeleiding betekent dat het bewust leren centraal staat, waarbij de student een koppeling legt tussen de moduulinhouden en zijn competentieontwikkeling. De student krijgt inzicht in zijn eigen manier van leren om zijn leervermogen verder te kunnen ontwikkelen. Tijdens de leerprocesbegeleiding wordt de student ondersteund bij het zich oriënteren en het maken van keuzes. Tot slot wordt tijdens de leerprocesbegeleiding de voortgang van de student besproken. De Handleiding Leerprocesbegeleiding biedt kaders om een voor alle studenten vergelijkbare begeleiding te garanderen. Studenten zijn in het gesprek met het panel positief over deze vorm van begeleiden. Bij de reguliere opleiding is er een opbouw van regelmatig contact naar een grotere mate van zelfstandigheid. Bij de verkorte route wordt in het eerste jaar leerprocesbegeleiding gegeven en in het tweede jaar trajectbegeleiding. • Om het leerproces te sturen stellen studenten een persoonlijk ontwikkelingsplan op (POP) en stellen een portfolio samen met tastbare resultaten. Het panel heeft een aantal POP’s ingezien en is daar positief over. • Naast leerprocesbegeleiding worden studenten tijdens de stages begeleid door een praktijkbegeleider en door een docent van de hogeschool (begeleiding, supervisie en terugkomdagen). Het panel heeft van het werkveld begrepen dat de richtlijnen voor begeleiding goed zijn. Verder worden ze via stagebijeenkomsten op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen binnen de opleiding. Voor het contractwerkstuk worden studenten begeleid door iemand van de instelling waar het onderzoek wordt verricht en een begeleider van de opleiding (CWS Gids CT, 2005-2006). • De tweedelijnsbegeleiding is in handen van de decaan, de studentenpsycholoog en/of studentenpastor. Zij kunnen studenten eventueel doorverwijzen naar specifieke ondersteunende cursussen. Voor klachten over ongewenst gedrag kunnen studenten terecht bij een vertrouwenspersoon.
30
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
• Uit het Studententevredenheidsonderzoek 2004-2005 blijkt dat studenten de studiebegeleiding waarderen met 2.8, de begeleiding tijdens de stage vanuit de opleiding met 2,75 en vanuit de stageplek met 3,17. • De opleiding gebruikt ProgRESS als studievolgsysteem. Studenten kunnen via Intranet hun studieresultaten overal raadplegen. Studenten waren niet tevreden over het oude studievolgsysteem. Over ProgRESS zijn de studenten positiever. • De opleiding informeert de studenten over studieresultaten, roosters, roosterwijzigingen, jaarroosters, vaktyperingen, boekenlijsten, bereikbaarheid van docenten enz. Als medium gebruikt zij Bello (Blackboard elektronische leer- en leefomgeving). Studenten zijn over het algemeen tevreden over Bello. Studenten blijken minder tevreden te zijn over de informatievoorziening (score 2.3 tot 2.9 op een vierpuntsschaal). De informatieverstrekking over praktische zaken verloopt voor studenten van de verkorte route minder soepel.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De kaders voor kwaliteitszorg worden op hogeschoolniveau bepaald (Kwaliteit in perspectief, Kwaliteitsmanagementplan van de Christelijke Hogeschool Noord-Nederland, april 1996). Er wordt gestreefd naar een integrale aanpak op basis van het EFQM-model. Binnen dat CHN-kader werkt elk instituut een eigen kwaliteitsplan uit. Voor het Instituut Mens & Maatschappij is dat het document Mens en maatschappij de maat genomen (maart 2005), dat het panel tijdens het bezoek heeft ingezien. • De opleiding heeft kwantitatieve en kwalitatieve streefdoelen geformuleerd: voldoende is 3 op een vijfpuntsschaal, 2,5 op een vierpuntsschaal en het voldoende percentage dient minimaal 60 procent te zijn. Concrete doelen zijn vastgelegd in het kwaliteitsplan, concrete verbeterdoelen in het verbeterplan. Er wordt gewerkt aan een operationalisering van deze doelen in kwantitatieve prestatiecriteria. Het panel heeft vastgesteld dat in het kwaliteitsplan 27 doelen zijn vastgelegd waarvan er zeven, op het gebied van onderwijsvernieuwing, zijn geprioriteerd. • In een uitgebreid overzicht in het zelfevaluatierapport geeft de opleiding per onderwerp van het NVAO-kader aan welke evaluatie-instrumenten er worden ingezet. Een aantal voorbeelden van instrumenten: studententevredenheidsenquête, moduulevaluaties, panelgesprekken, stage-evaluaties, exit-enquêtes, afstudeeronderzoek, HBO-Monitor, enquête werkveld.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
31
• De opleiding heeft na de vorige visitatie aanvullend beleid opgesteld in verband met rendementsgegevens. Zij voorziet zelf in relevante kengetallen en analyseert deze (zie ook 6.2). • De opleiding heeft in het kwaliteitsplan een evaluatieagenda opgenomen die in 2005-2006 wordt uitgevoerd.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft in het Project Kwaliteitsverbetering CT/SPH, (versies oktober 2005-januari 2006) lijsten met acties en activiteiten aangetroffen gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de opleidingen Creatieve Therapie en SPH. Bij deze acties is een tijdpad opgenomen, en worden verantwoordelijken genoemd. De interim-directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de acties van het Plan van Aanpak en voor de tijdsbewaking. Hij bespreekt de voortgang maandelijks met het college van bestuur. De voortgang van het Project Kwaliteitsverbetering SPH/CT staat op iedere agenda van de Raad van Toezicht. • De opleiding neemt haar verbeteractiviteiten op in het jaarplan dat tegelijk met de CHNbegrotingsgesprekken wordt opgesteld. In het Project Kwaliteitsverbetering CT/SPH worden de gerealiseerde acties tot dat moment beschreven en de middelen die daarvoor zijn ingezet. • In het actualiseringsproject worden diverse evaluatieve resultaten en signalen verwerkt. Ook de verbeterpunten uit de vorige visitatie zijn door de opleiding waar mogelijk doorgevoerd, zoals blijkt uit het zelfevaluatierapport. Per facet wordt ingegaan op kritiek van de visitatiecommissie van 2004 en wat de opleiding met die kritiek heeft gedaan. In het verleden werd de pdca-cyclus niet nauwgezet uitgevoerd, omdat er geen prikkel was, gezien de riante financiële positie van de CHN. Met de financiële problematiek en de personeelsreductie is de aandacht voor kwaliteitsbewaking toegenomen. • In het Studententevredenheidsonderzoek 2004-2005 waarderen de studenten de manier waarop de opleiding met evaluaties omgaat met 2.8 op een vierpuntsschaal en met 2.3 voor de klachtenafhandeling. De opleiding heeft op deze aspecten verbeterbeleid doorgevoerd. Ze bespreekt met de studentenraad de plannen en de voortgang van het actualiseringsproject. De opleiding wil verder tot een systematischer verwerving en verwerking van signalen komen. Dit beeld komt ook uit de gesprekken met studenten en alumni naar voren. Aanbevelingen uit het contractwerkstuk over emotionele belasting zijn opgepakt en hebben geleid tot een snellere doorverwijzing naar het decanaat en meer aandacht voor de persoonlijke component tijdens de voorlichting.
32
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Voldoende
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Een doelstelling van het kwaliteitszorgsysteem van de opleiding is het betrekken van alle belanghebbenden bij de voor hen relevante kwaliteitsaspecten. • Studenten zijn betrokken via diverse evaluaties en de opleidingscommissie. In moduulboeken is opgenomen welke kritiek er in evaluaties op geleverd is en wat ermee gedaan is. • Docenten worden op systematische wijze betrokken via moduulevaluaties, teamoverleg, de gesprekscyclus en het periodiek onderzoek naar medewerkerstevredenheid (nog in ontwikkeling). • Betrokkenheid (informatie) van het werkveld loopt via: stagebegeleiding, externe deskundigen betrokken bij het contractwerkstuk van de studenten, de adviesraad, de jaarlijks te organiseren conferentie met het werkveld en het landelijk opleidingsoverleg. • Via de HBO-Monitor en het afstudeeronderzoek krijgt de opleiding informatie van afgestudeerden. Er is nog geen alumnibeleid. De opleiding wil een alumnibeleid opzetten conform de aanpak van de CHN. Alumni zijn benaderd om mee te denken over de onderwijsveranderingen. • In het RT waarderen de studenten de inspraakmogelijkheden met een 2.6 op een vierpuntsschaal, en de stimulans om betrokken te zijn bij het beleid van de opleiding met 2.2. De opleiding heeft dit laatste punt verbeterd door studenten, via de studentenraad en evaluaties, intensiever te betrekken bij verbeterprojecten. Het panel heeft van studenten vernomen dat de studentenraad (STURA), gericht op de organisatie, en de opleidingscommissie voor de onderwijsinhoud goed werken. Studenten vinden dat zij voldoende gehoord worden.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Voldoende
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
33
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor het beantwoorden van de vraag of de eindkwalificaties ook daadwerkelijk worden behaald, gebruikt de opleiding de volgende instrumenten: de borging van de relevantie van het curriculum bij het werkveld, de reguliere toetsing, het stagereglement inclusief beoordelingscriteria (Stagegids 2005-2006 CT), de procedures en criteria voor het contractwerkstuk en de presentatie van het eindresultaat (CWS Gids CT, 2005-2006). Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding voldoende manieren heeft om het realiseren van de eindkwalificaties te borgen. • Tijdens de jaarstage van het derde jaar is de beoordeling gericht op de uitvoerende methodische vermogens van de student (Stagegids 2005-2006, CT, beeldend en drama). De opleiding gebruikt geoperationaliseerde kwalificaties in de vorm van beoordelingscriteria om na te gaan of de student de beoogde competenties verworven heeft. De student levert diverse producten: werkplannen, diverse verslagen en presentaties. Na elke fase in de stage vindt een beoordeling plaats door stagebegeleider, praktijkbegeleider, supervisor en de student. • Studenten tonen via het contractwerkstuk en de eindpresentatie Medium aan in hoeverre zij het eindniveau van de opleiding hebben bereikt. Via het contractwerkstuk (CWS) laat de student zien dat hij in staat is tot een combinatie van praktijkgericht onderzoek, theorieverwerking/reflectie, visieontwikkeling en methodische beïnvloeding op instellingsniveau. Het onderzoek betreft praktijkgestuurd onderzoek: een aan het methodisch handelen gerelateerd vraagstuk, op het niveau van methodisch handelen binnen de instelling als geheel. Het werkplan voor het CWS wordt beoordeeld en vastgesteld door de begeleider van de instelling en door de begeleidende docent. De resultaten van het onderzoek worden beoordeeld door de instelling en door twee docenten (waaronder de begeleider). De criteria zijn opgenomen in de CWS Gids CT 2005-2006. De student verzorgt een presentatie binnen de instelling die door een docent en een begeleider van de instelling aan de hand van specifieke criteria wordt beoordeeld. • Tijdens de mediumpresentatie laat de student zijn professionele niveau op het gebied van het medium zien. De student presenteert zijn mediumwerk en geeft een schriftelijke verantwoording. Bij beeldende vormen wordt een tentoonstelling georganiseerd, bij drama een voorstelling. Presentatie en verantwoording moeten aan criteria voldoen. • Van het werkveld heeft het panel vernomen dat het CWS samen met de stage een goede basis vormt om als beginnend beroepsbeoefenaar aan de slag te gaan. Het werkveld constateert dat er momenteel meer dan vroeger aandacht voor onderzoekstechnieken is en dat er heldere criteria zijn om het CWS te beoordelen. Het werkveld is tevreden over het niveau van de afgestudeerden, helaas is de arbeidsmarkt krap. Afgestudeerden voelen zich voldoende gekwalificeerd. Door de breedte van de opleiding kunnen zij bij verschillende doelgroepen terecht. Wel blijkt de keuze van de stage behoorlijke bepalend voor het latere werkveld. • Het panel stelt vast dat er veel kwaliteitsverschil tussen de contractwerkstukken bestaat. Niet alleen wat onderzoekstechnieken betreft (kwalitatief of kwantitatief onderzoek), maar ook wat probleemstelling en setting betreft. De kwalitatieve onderzoeken blijken vaak diepgravender te zijn. Het panel heeft een tiental contractwerkstukken bestudeerd. Het is van mening dat de contractwerkstukken weliswaar aan hbo-niveau voldoen, maar dat ze
34
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
nog wel verbeterd kunnen worden op het punt van diepgang. Het panel vindt dat de beoordelingen in een aantal gevallen hoger zijn dan wat het zelf zou hebben gegeven. • Uit de HBO-Monitor (2004) blijkt dat van de ondervraagden 94 procent van de afgestudeerden in de beroepspraktijk werkzaam is. Daarbij is voor 59 procent sprake van werk waarvoor minimaal het eigen opleidingsniveau vereist is. 65 Procent van de afgestudeerden komt terecht in een baan waarvoor de eigen of een verwante opleidingsrichting vereist is. Afgestudeerden zijn van mening dat zij over voldoende capaciteiten beschikken voor de huidige functie.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het instituut M&M heeft de volgende streefcijfers voor het rendement geformuleerd: propedeuserendement na 1 jaar: > 40% propedeuserendement na 2 jaar: > 70% examenrendement na 4 jaar: > 50% examenrendement na 5 jaar: > 60% examenrendement na 6 jaar: > 65% uitstroom zonder diploma: < 1.35 jaar uitstroom met diploma: < 4.5 jaar. • Het rendement na zes jaar is gestegen van ongeveer 35 naar 45 procent. Landelijk gezien komt dat overeen met andere CT-opleidingen, maar het ligt lager dan andere sociaalagogische opleidingen. Dit komt volgens de opleiding doordat het psychologisch een zwaar beroep is. Bij de verkorte opleiding studeren mensen met meer levenservaring en daar ligt het rendement hoger. Verder blijken studenten de opleiding mede te kiezen vanuit eigen problematiek in plaats van motivatie voor het beroep. De laatste jaren lukt het de opleiding steeds beter om bijtijds te signaleren en te selecteren, waardoor de gemiddelde verblijfsduur van studiestakers op de norm ligt. De opleiding haalt de norm voor de gemiddelde verblijfsduur van afgestudeerden. De oriënterende rol van de propedeuse wordt waargemaakt doordat studenten binnen de tijdmarge de opleiding verlaten en bijvoorbeeld met het propedeusediploma bij een andere opleiding instromen. • De opleiding heeft een onderwijsvraagfactor van 1.24 mede doordat zij een goede studieduur realiseert. • De opleiding heeft een aantal acties ondernomen om het rendement te verbeteren: invoering van studieloopbaanbegeleiding, extra aandacht voor begeleiding afstudeerwerkstukken (nadrukkelijker begeleiding en deadlines in het werkplan). Andere activiteiten die volgens de opleiding mogelijk ook een rendementsbevorderend effect hebben, zijn aandacht voor studeerbaarheid, leerprocesbegeleiding, motiverende werkvormen, en onderwijs op maat.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
35
36
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
37
Bijlage 1:
38
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
39
40
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
41
42
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Bijlage 2:
Deskundigheden panel Creatieve Therapie CHN
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. P. Göbel
Panellid domein: Mevrouw J. Winkel
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw F. van Overmeeren
Panellid onderwijs: Mevrouw C.M. Pollmann
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid domein mevrouw C.M. Pollmann Mevrouw Pollman is voornamelijk ingezet vanwege haar deskundigheid op het gebied van onderwijs, kwaliteitsbeleid, maatschappelijke aangelegenheden en coaching. Mevrouw Polman heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining Hoger Onderwijs. 1961 – 1966 1966 – 1970 1976 – 1978 1978 – heden
MMS b Sociale Academie den Elzent, Eindhoven Voortgezette Opleiding Amsterdam Cursussen en trainingen op post academisch en post doctoraal niveau op het gebied van management, informatica en automatisering, projectmanagement, timemanagement, schrijversvakschool.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
43
Werkervaring 1994 – heden Werkzaam vanuit de eigen BV als (interim) manager in de functie van • directie arbeidsvoorziening Nijmegen • Hoofd afdeling Grondzaken, Economie en Werkgelegenheid Stadsdeel Westerpark in Amsterdam • Projectmanager werkgelegenheid Amsterdam vanuit de deelgemeente taakstellend verantwoordelijk voor de resultaten. • Projectleider kwaliteitsstelsel Kinderopvang landelijk. Thans werkzaam aan de implementatie van het stelsel. • Hoofd afdeling wonen en welzijn dienst wijkzaken gemeente Tilburg • Leidinggevende projectontwikkeling Plan van Herstel in het Oude Noorden in opdracht van de bestuursdienst Rotterdam. • Hoofd afdeling trajectbemiddeling langdurig werkzoekenden bij de dienst Werkstad, gemeente Rotterdam, daarnaast verzorgt mevrouw Polman inleidingen (momenteel vooral op het terrein van kwaliteitsbeleid), trainingen en individuele coaching voor leidinggevenden. 1988 – 1994 Directeur Landelijke Stichting Ambulante Fiom Den Bosch. 1982 – 1988 Gemeenteraadslid en Wethouder, gemeente Liempde, portefeuilles ruimtelijke ordening en volkshuisvesting, sociale zaken, welzijn en milieu. 1981 – 1986 Adjunct directeur Hogeschool De Horst, Driebergen Mevrouw Polman was daarnaast actief als docent, supervisor, regionaal consulent, vormingswerkster en ondernemer van een kleine, coöperatieve winkel- werkplaats. In de laatste twintig jaar was mevrouw Polman voorzitter of bestuurslid in diverse organisaties, waaronder de Rutgersstichting, de Annie van Dieren School, het PON (Provinciaal Opbouworgaan Noord Brabant), Delta, Stichting Welzijn Boxtel en onder andere deelnemer van een denktank volksgezondheid en provinciaal beleid. Diverse publicaties onder meer Handleiding Kwaliteitsstelsel, columns en diverse artikelen.
Mevrouw J. Winkel Mevrouw Winkel is ingezet als panellid vanwege haar grote domeindeskundigheid op het gebied van Creatieve Therapie in diverse werkterreinen. Mevrouw Winkel heeft deelgenomen aan de NQAauditortraining Hoger Onderwijs. Opleiding: 1969 – 1975 1976 – 1980 1990 – 1998 2000 – 2003
vwo hbo, Creatieve Therapie Muziek Universiteit: Neuropsychologie (in deeltijd) Leergang intuïtieve ontwikkelin:Healing en Reading
Werkervaring: Sep. 2005 – heden Juli 2005 – heden Jan. 2005 – juli 2005 Sep. 2003 – mei 2005 Aug. 1992 – heden Aug. 1997 – mrt. 1998
44
Psycholoog, verpleeghuis Heremalerhof, Harmelen Psycholoog, verpleeghuis Nassau Odijckhof, Driebergen Psycholoog, verpleeghuis de Lichtenberg, Amersfoort Psychologisch assistente, Stichting Waalborg; Verstandelijk gehandicaptenzorg Docente muziek, vrije vestiging Stage neuropsychologie, UMC Utrecht
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Nov. 1985 – dec. 1990 Okt. 1980 – nov. 1985 Aug. 1978 – juni. 1980 Aug. 1975 – aug. 1976
Muziektherapeute, Stichting Boddaertcentrum Amsterdam Muziektherapeute, Psychiatrisch centrum Bloemendaal, Den Haag Muziektherapeute, Rotterdams Medisch Pedagogisch Instituut. Groepsleidster verstandelijk gehandicaptenzorg, Stichting de Heygraaff Woudenberg
Panellid student mevrouw F.A.A. van Overmeeren Student panellid mevrouw Van Overmeeren is tweedejaarsstudent Sociaal Pedagogische Hulpverlening aan de Fontys Hogescholen te Eindhoven. Zij is voorzitter van de studentenfractie van de Instituuts Medezeggenschapsraad en studentenfractievoorzitter binnen de Opleidings Commissie. Daarnaast is Mevrouw Van Overmeeren meerdere jaren betrokken binnen de studentenraad en in een universitaire commissie. Mevrouw Van Overmeeren beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen en is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Opleiding: 1996 – 2000 2000 – 2002 1998 – heden 2004 – heden
Mavo Havo EHBO Fontys Hogescholen, Sociaal Pedagogische Hulpverlening
Werkervaring: 1998 – 2002 2002 – heden 01-06/2003 04/03 – heden 2002 – heden
Verkoopmedewerkster bij Giraffe BV Verkoopmedewerkster en klantenservicemedewerkster bij HEMA BV Stage kinderdagverblijf ‘knorretje’ (Korein) Voorzitter en studentenfractielid van IMR en OC Voorlichtingsactiviteiten binnen SPH
Panellid NQA: mevrouw drs. P. Göbel Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Ze heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren. Opleiding: 1971 – 1976 1976 – 1979
Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde
Werkervaring: 1980 – 1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1987 – 1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1993 – 1995 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid, Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium 1994 – 1997 Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede 1997 – 2000 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede 2000 – 2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad 2004 – heden Auditor NQA
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
45
Cursussen: Dec. 2002 Maart 2003 Okt. 2003 Dec. 2003
46
Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, Lloyds Register Thymos verzakelijkingstraject Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyds Register Thymos Adviesvaardigheden
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Creatieve Therapie CHN
26 april 2006
Tijd
Onderwerp
Locatie
08.00
Ontvangst Panel
Lobby Wyswert
08:30 – 09:30 uur
Panelgesprek Management
Stiltecentrum
09:30 – 09:45 uur
Besloten overleg Panel
Stiltecentrum
09:45 – 10:15 uur
Panelgesprek College van Bestuur
Stiltecentrum
10:15 – 10:30 uur
Pauze Panel
Stiltecentrum
10.30 – 11:15 uur
Panelgesprek Werkveldvertegenwoordigers
Stiltecentrum
11.15 – 12:00 uur
Panelgesprek Alumni
Stiltecentrum
12:00 – 12:30 uur
Rondleiding Christelijke Hogeschool Nederland
Stiltecentrum
12:30 – 13:30 uur
Besloten werklunch
Stiltecentrum
13:30 – 14:30 uur
Panelgesprek Studenten
Stiltecentrum
14:30 – 14:45 uur
Pauze Panel
Stiltecentrum
14:45 – 15:45 uur
Panelgesprek Docenten
Stiltecentrum
15:45 – 16:15 uur
Panelgesprek Lectoraat
Stiltecentrum
16:15 – 16:30 uur
Pauze Panel
Stiltecentrum
16:30 – 17:30 uur
Inzage documenten CT en besloten overleg
Stiltecentrum
e
17.30 – 18:00 uur
2 gesprek Management
Stiltecentrum
18:00 – 18:30 uur
Integrale terugkoppeling
Auditorium
*
De gehele dag zal er koffie, thee, water en vruchtensap aanwezig zijn; Omstreeks 16.15 uur zal een snack /sandwich worden geserveerd en er zal een lunchpakket voor de terugreis gereed liggen.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
47
48
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Bijlage 4:
Kengetallen
In deze bijlage zijn de kengetallen van de opleiding Creatieve Therapie van de CHN weergegeven. Deze cijfers worden vergeleken met het landelijk gemiddelde. Tabel: Gegevens Opleiding CT van de CHN en het landelijk gemiddelde (LG).
Percentage diploma behaald na 5 jaar (van instroomcohort) Percentage diploma behaald na 8 jaar (van instroomcohort)
Opl. LG Opl. LG
1996 1997 1998 1999 2000 30,6 25,7 43,8 45,9 40,0 43,0 36,7 45,7 52,7 52,6 35,5 31,1 46,1 41,7
Opl. LG Opl. LG.
2000 2001 2002 2003 2004 46,3 48,0 52,5 48,1 40,8 49,3 48,7 50,7 49,3 50,4 12,5 15,3 18,0 17,6 17,0 18,8 15,9 16,8 15,1 20,0
Opl. LG Opl. LG
2000 2001 2002 2003 2004 37,8 34,4 25,0 27,9 34,8 25,6 34,0 28,3 30,2 33,5 53,3 50,0 47,1 41,2 45,8 44,9 -
Opl. TL Opl. TL Opl. TL
2001 2002 2003 2004 2005 2006 144 163 174 186 195 925 1041 1158 1186 1251 57 67 66 65 73 298 396 421 388 431 20 32 25 34 134 153 181 173
Bron: website HBO-raad.
Gemiddelde studieduur van gediplomeerden uitstroomcohort jaar X (in maanden) Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden van het uitstroomcohort in jaar X (in maanden) Bron: website HBO-raad.
Percentage uitval na 1 jaar Percentage uitval na 3 jaar Bron: website HBO-raad.
Aantal inschrijvingen Instroom Aantal behaalde diploma’s Bron: website HBO-raad.
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
49
50
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Bijlage 5:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (onder andere functie- en kwalificatieporofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten deficiëntieprogramma’s studieboeken readers Toetsen, portfolio’s en assessments, inclusief beoordelingen Afstudeerproducten, inclusief beoordelingen Stageverslagen, inclusief beoordelingen
© NQA - visitatie Christelijke Hogeschool Nederland, Opleiding Creatieve Therapie
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 2
2.8, 6.2 6.2 2.8
51