CAR
Centrum voor Archeologie car-rapport nr. 24, januari 2013
Archeologisch onderzoek
Dorpsstraat 114 − 122 Bunschoten
Archeologisch onderzoek
Dorpsstraat 114-122 Bunschoten
Onderzoeksgegevens Onderzoek:
Dorpsstraat 114-122
Type:
Inventariserend Veldonderzoek middels Proefsleuven (IVO-P)
Meldingnummers: 44947 SIC:
DS 114
Opdrachtgever:
D. van Diermen, Bunschoten
Uitvoerder:
Bevoegd gezag:
Datum uitvoering: Locatie / adres:
Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort
Gemeente Bunschoten
31 januari t/m 4 februari 2011
Dorpsstraat 114-122, Bunschoten
Percelen:
K 1506, 3633 en 3634
Provincie:
Utrecht
Coördinaten:
Noordwest:
154.001 / 472.335
Zuidwest:
154.000 / 472.310
Gemeente:
Bunschoten/Spakenburg
Kaartblad:
32 B, volgens topografische kaart 1:25000 Noordoost: Zuidoost: Centrum:
154.060 / 472.321
154.056 / 472.297
154.030 / 472.316
Omvang:
Oppervlakte plangebied: circa 1440 m2
Toetsing:
drs. M.L. Verhamme (CAR) en dhr. V. de Kieviet (Gem. Bunschoten)
Oppervlakte onderzoeksgebied: circa 840 m2
De onderzoeksadministratie en de vondsten bevinden zich bij het Archeologisch Depot van de
Provincie Utrecht. Een digitale kopie van de gegevens is te vinden bij het e-depot (www.edna.nl).
colofon:
CAR rapport 24 - Archeologisch onderzoek Dorpsstraat 114-122, Bunschoten ISSN: 1879-4289
© CAR, Amersfoort 2013 tekst:
drs.R.A. Hulst
vormgeving:
drs. T. d’Hollosy
uitgave:
Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort
afbeeldingen: Centrum voor Archeologie, Gemeente Amersfoort (tenzij anders vermeld) druk:
Mailfors BV
De CAR-rapportenreeks is een reeks waarin het Centrum voor Archeologie van de Gemeente Amersfoort standaard eindrapportages (zoals bedoeld in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) van de door
hun uitgevoerde archeologische onderzoeken publiceert. De reeks staat onder redactie en autorisatie van de stadsarcheologen van de Gemeente Amersfoort: mevr. drs. F.M.E. Snieder en dhr. drs. T. d’Hollosy.
Inhoud Inhoud
3
Inleiding
4
De locatie
5
De landschappelijke omgeving
6
De historische context
7
De archeologische omgeving
9
Het onderzoek
11
Het resultaat
13
Het vondstmateriaal
18
Conclusie en advies
21
Samenvatting
22
Literatuur
23
Bijlagen
26
Medewerkers
32
3
afbeelding 1, uitsnede uit de
topografische kaart met daarop het
plangebied (rood omcirkeld), gelegen in de gemeente Bunschoten.
Inleiding Het Centrum voor Archeologie (CAR) heeft in 2011 een archeologisch onderzoek uitgevoerd aan de Dorpsstraat 114-122, gelegen in het zuiden van de historische kern van Bunschoten. De aanleiding voor dit onderzoek was de voorgenomen bouw van een woning en garage op deze locatie. De voorgenomen werkzaamheden zouden de bodem dusdanig verstoren dat eventueel aanwezige archeologische resten door de bouwactiviteiten ernstig verstoord of mogelijk zelfs geheel vernietigd zouden worden.
4
Archeologische verwachting
afbeelding 2, luchtopname (2007)
van Bunschoten met het plangebied
(in rood) aan de Dorpsstraat 114-122.
Het noorden is boven.
Op grond van landschappelijke, historische en archeologische bronnen is geconcludeerd dat de kans groot is dat zich op deze locatie daadwerkelijk archeologische resten bevinden. Recente archeologische onderzoeken op nabij gelegen percelen binnen de historische kern hebben aangetoond dat de hoge archeologische verwachting voor het gebied rond de
Dorpsstraat van Bunschoten gegrond is. Op de betreffende onderzoekslocaties is eveneens vastgesteld dat de meest recente bouwactiviteiten (en de erop volgende sloop) slechts in geringe mate het archeologisch bodemarchief hadden aangetast.1 Archeologisch onderzoek
Gezien de archeologische verwachting heeft de Gemeente Bunschoten voorwaarden gesteld in de bouwvergunning voor het betreffende bouwplan, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg. Besloten is middels een inventariserend veldonderzoek de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van het bodemarchief (aard, ouderdom, omvang, gaafheid en mate van conservering) op deze locatie vast te stellen, teneinde tot een waardestelling te kunnen komen. Op grond van die bevindingen kan een selectiebesluit worden genomen over hoe verder om te gaan met de aangetroffen archeologische resten: behoud door bescherming (planaanpassing), behoud door opgraving, of afzien van verder professioneel archeologisch onderzoek. Uitvoering
Het onderzoek vond plaats van 31 januari tot 4 februari 2011. Het veldwerk stond onder leiding van drs. R.A. Hulst, de wetenschappelijke supervisie lag in handen van drs. F. Snieder. De opgravings- en uitwerkingsploeg bestond voorts uit de vaste medewerkers van het CAR (zie bijlage). Het grondwerk is uitgevoerd door J. Ruitenbeek v.o.f. uit Amersfoort. Rapportage
Dit rapport bevat de resultaten van het archeologisch onderzoek aan de Dorpsstraat 114-122 te Bunschoten, met een conclusie en een advies ten aanzien van de archeologische vervolgactiviteiten. 1 - Spitzers et.al. 2009 en Hulst 2011.
De locatie afbeelding 3, uitsnede uit de
topografische kaart van Bunschoten. Het plangebied is rood omlijnd.
afbeelding 4, detail uit de luchtopname (2007) van het onderzoeksgebied. Het noorden is boven.
Plan- en onderzoeksgebied
Het plangebied betreft drie aaneengesloten percelen in het zuiden van de historische kern van Bunschoten, aan de Dorpsstraat. Ten westen ervan ligt het niet bebouwde deel van Bunschoten, aan de noord- en de zuidzijde ervan liggen bebouwde percelen. Langs de oostzijde loop de Dorpsstraat. Binnen het plangebied hebben twee woningen en een bedrijfspand / schuur gestaan, die recentelijk zijn gesloopt.
hebben gestaan en waar de nieuwe woning en garage gebouwd zouden gaan worden. Dit deel heet het onderzoeksgebied en omvat een deel van het oude bouwvlak, het nieuwe bouwvlak en een randzone. De oppervlakte ervan bedraagt circa 840m2. Het onderzoeksgebied lag voorafgaand aan het onderzoek braak en was geëgaliseerd als gevolg van de voorafgaande sloop van twee woningen en het bedrijfspand/schuur.
Niet het hele plangebied is onderzocht, enkel het deel waar de oude gebouwen
afbeelding 5, detail uit de kadastrale
kaart van Bunschoten. Het plangebied is rood omlijnd, het onderzoeksgebied is groen. De recente bouw is zwart
omlijnd, de geplande nieuwbouw is roze.
5
De landschappelijke omgeving 6
afbeelding 6, uitsnede uit de
geomorfologische kaart met de
historische kern van Bunschoten.
De groene kleur is een dekzandvlakte
vervlakt door veen en/of overstromings-
materiaal (2M14).Het onderzoeksgebied
(in rood) ligt in de buurt van de
scheiding tussen 2M14 en 1M46.
Bunschoten ligt in het Midden-Nederlandse zandgebied,in het vlakke deel van het Eemdal. Het zand in de ondergrond is in de laatste ijstijd (Weichselien, 75.000 tot 11.755 jaar geleden) door de wind afgezet en wordt ook wel dekzand genoemd. Dit dekzand kan zijn afgezet in de vorm van een dekzandvlakte en dekzandwelvingen of dekzandruggen. Door het sneeuwsmeltwater is vooral het vlakke deel van het dekzandgebied ondiep verspoeld. In het Holoceen (11.755 jaar geleden tot heden) steeg de zeespiegel en daarmee ook de grondwaterspiegel. Door deze vernatting van het landschap vond op grote schaal veenvorming plaats. De veengroei rond Bunschoten vond plaats vanaf omstreeks 2300 v. Chr. Alleen de hogere dekzandruggen in het lage, natte gebied waren geschikt voor bewoning, maar in de loop van de tijd zijn deze ook bedekt geraakt met veen. Van de dekzandruggen in Bunschoten zijn diverse prehistorische vondsten bekend. Aan het eind van de Romeinse Tijd nam de invloed van de zee (onder meer zeespiegelstijging) toe en traden de rivieren steeds vaker buiten hun oevers en had de Zuiderzee een opstuwende invloed. Hierdoor werd klei afgezet op het veen en door stormvloeden in de Late Middeleeuwen zijn grote delen van de veenkussens rond de voormalige Zuiderzee weggeslagen. Door de laatmiddeleeuwse ontginningen is veel van dit veen verdwenen. Het onderzoeksgebied is volgens de bodemkaart en de geomorfologische kaart van Nederland niet gekarteerd. Wel het onbebouwde terrein binnen de stadsgracht direct ten westen hiervan. Op de bodemkaart wordt het omschreven als rauwveengrond, dat wil zeggen dat het veen weinig veraard is en waar zeer ondiep
reeds plantenresten herkenbaar zijn (kVz en kVc). De kleine letter k voor de V duidt op een kleidek op veen en de kleine letter z geeft aan dat het zand niet dieper dan 1,2 m onder het maaiveld zit. De kleine letter c betekent dat sprake is van zeggeveen, rietzeggeveen of broekveen. Het noordelijke deel van het terrein wordt op de Geomorfologische Kaart aangeduid als 1M46 hetgeen staat voor een ontgonnen veenvlakte al dan niet bedekt met klei en/of zand. Het zuidelijke deel, grenzend aan het plangebied is een dekzandvlakte vervlakt door veen en/of overstromingsmateriaal (2M14). Grondwaterstand
Het gehele onderzoeksgebied heeft grondwatertrap I. Bodems met deze grondwatertrap hebben een gemiddeld hoogste waterstand die rond het maaiveld ligt en de laagste waterstand die minder dan 50 cm onder het maaiveld ligt. Hoogte en reliëf
Het maaiveld, opgemeten tijdens de opgraving langs de proefsleuven, varieerde van 0,25 m + NAP (in het oosten) tot 0,70 m + NAP (in het zuiden).
De historische context De Eemvallei werd vanaf de 10de eeuw onder invloed van de bisschop van Utrecht ontgonnen. De rivier de Eem werd hierbij benut als ontginningsbasis.2 Bunschoten is omstreeks 1200 ontstaan als een agrarische nederzetting in een veengebied, gelegen ten oosten van de Eemmonding. De eerste schriftelijke vermelding van Bunschoten dateert van 20 februari 1294. De toenmalige inwoners bouwden hun primitieve woningen dicht naast elkaar aan weerszijden van wat eeuwenlang de enige straat van Bunschoten zou blijven en nu de Dorpsstraat heet.
7
Tot voor kort werd aangenomen dat Bunschoten op een uitloper van een dekzandrug ligt. Maar waarnemingen die in 1977 zijn gedaan ten behoeve van de reconstructie van de riolering in de Dorpsstraat evenals twee recentelijk archeologische onderzoeken langs de Dorpsstraat (Dorpsstraat 4-12 en 28-30), tonen overduidelijk aan dat het wegtracé niet op een zandopduiking is gelegen.3 De weg, die de centrale bewoningsas van de oude kom vormt, ligt over zijn totale lengte op veen dat veelal is bedekt met een laag klei. De dikte van het veen is niet overal gelijk, maar neemt in noordelijke richting (richting De Kolk) toe. De kleilaag boven het veen wisselt sterk qua dikte, soms slechts 13 cm, vaak rond de 60 cm, maar ook uitschieters van 175 tot 220 cm. Dit duidt erop dat een deel van het kleipakket niet op natuurlijke wijze is gedeponeerd, maar dat het veengebied opzettelijk door de mens is opgehoogd om het beter bewoonbaar te maken. Omdat de veenlaag naderhand onder invloed van bebouwing en ophoging sterk is samengeperst, moet de dikte van dit pakket, ten tijde van de wegaanleg nog aanzienlijk groter zijn geweest.
Een zware ophoging van de weg heeft waarschijnlijk veel later plaatsgevonden (vermoedelijk vanaf de 19de eeuw) dan de ophogingen in de bebouwde gedeelten, die waarschijnlijk al uit de Late Middeleeuwen stammen. Hierdoor zal de samenpersing van het veen in de bebouwde gebieden groter zijn geweest. Dit betekent dat in het opgehoogde bebouwde gebied de samenpersing van het veen steeds weer moet zijn
2 - Blijdenstein 2005, 261.
4 - Vervloet 2007, 15-18.
3 - Vervloet 2007, 19-20.
afbeelding 7, kadastrale kaart van de
gemeente Bunschoten (1832), sectie A, genaamd De Veenzijde. Perceel 309 (rood) is de locatie van het
onderzoeksgebied Dorpsstraat 114-122 (mogelijk ook een deel van perceel 310). Het noorden is boven.
8
gecompenseerd door nieuwe ophogingen, waardoor het kleiige ophoogpakket hier dikker en het veenpakket dunner zal zijn dan onder de Dorpsstraat. Omdat het veen in noordelijke richting in dikte toeneemt, is het aannemelijk dat ten noorden van Bunschoten zich een uitgestrekt en hoog kussen van veenmosveen bevond.4 Het strekte zich ver uit in het Eemmeer ofwel de oude Zuiderzee tot het in de Late Middeleeuwen door stormvloeden werd weggeslagen en het oorspronkelijke karakter werd aangetast door ontginningen. Het veen werd door sloten ontwaterd en oxideerde waardoor het kussen als het ware inzakte. In de 14de eeuw zou het uiterlijk van het boerendorp aanzienlijk veranderen. Uit de geschreven bronnen is op te maken dat Bunschoten tussen 1336 en 1355 stadsrechten heeft verkregen. Het stadje werd vervolgens door de inwoners van een ‘borchwalle’ voorzien. Zo kwam de bebouwing binnen de veiligheid van de vestingwerken te liggen. Enkele 19de-eeuwse schrijvers meenden dat de omwalling uit muren, poorten en torens bestond. Van muren en torens zijn echter nooit sporen gevonden. Het vermoeden bestaat dat de versterking uit een aarden wal bestond, opgeworpen met materiaal dat afkomstig was uit de sloten die aan weerszijden van de inmiddels verdwenen wal werden gegraven. Het stadje heeft behalve een wal ook poorten gehad. Aan de noord- en zuidzijde van de Dorpsstraat zijn fundamentresten van baksteenmuren aangetroffen. Tevens werd in de 14de eeuw aan de noordzijde van de Dorpsstraat een haven aangelegd. In die tijd moet er dus een directe verbinding
met de Zuiderzee zijn geweest. De haven werd in 1932, als werkverschaffing voor werklozen, gedeeltelijk gedempt. Binnen de omwalling lag ook een geometrisch patroon van aarden walletjes, de zogenaamde burgwalletjes. Deze burgwalletjes worden gezien als de eerste fase van een - overigens nooit voltooide planmatige stadsuitbreiding. In het midden van de 20ste eeuw werden deze burgwalletjes bij een ruilverkaveling vergraven en vernietigd. In de 15de eeuw (circa 1428) onderging Bunschoten een tragisch lot. Omdat de bewoners te veel de Hollandse zijde kozen, hebben troepen van de bisschop van Utrecht het beginnende stadje Bunschoten geplunderd en met de grond gelijk gemaakt. Historisch kaartmateriaal geeft geen uitsluitsel over vroege bebouwing langs het zuidelijke deel van de Dorpsstraat. De kaart van Dirk Brekensz van Groenouw (1666) toont enkele panden aan deze straatzijde, maar de exacte locaties daarvan blijven onduidelijk. Maar op de kadastrale kaart van Slits uit 1832 (afbeelding 5) staan geen bouwwerken afgebeeld op de locatie van het plangebied. In die tijd was het perceel in eigendom van Cornelis van den Bogaard en consorten en werd gebruikt als weiland.5 Op luchtfoto’s van vlak voor de Tweede Wereldoorlog is te zien dat het perceel een eeuw later nog steeds onbebouwd was.6 Hierna heeft op het perceel een grote schuur/werkplaats gestaan. Voorafgaande aan de opgraving bevonden zich op het terrein twee woonhuizen met bijhorende tuin en was het perceel door een tuinmuur in twee delen gesplitst.
5 - Beek et al. 2005, p 89 (Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van Bunschoten, sectie A perceel 309). Mogelijk maakte ook perceel A310 deel uit van de onderzoekslocatie. 6 - Ibidem, p. 48.
De archeologische omgeving 1 6
3
2
7
5
4
Binnen de grenzen van het middeleeuwse stadje Bunschoten staat in het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) de volgende vindplaatsen aangegeven: 1 - Dorpsstraat 4-12
In het noordelijke deel van de historische kern zijn twee onderzoeken uitgevoerd. In 2009 werd op het terrein Dorpsstraat 4-12 een proefonderzoek met behulp van proefsleuven en, aansluitend, een definitief onderzoek uitgevoerd (OM.nrs. 25388, 33016 en 34339). Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er bewoningssporen uit de periode 1300-1500 (mogelijk vroeger) en recenter aanwezig waren. 2 - Dorpsstraat 28-30
Ten zuiden van deze locatie is in 2010 een opgraving ondernomen op het perceel Dorpsstraat 28-30 (OM nr. 36039). Ook hier zijn sporen van bewoning in de periode 1300-1500 vastgesteld. 3 - Riool Dorpsstraat-Blokhuiswetering
Tijdens rioleringswerkzaamheden, circa 25 m ten noorden van het onderzoeksgebied is in 1975 een profiel van bijna 260 m gedocumenteerd. Het beschreven profiel 7 - zie Diependaal, 2009 en Spitzers, 2009.
begon even ten westen van de percelen langs de Dorpsstraat en liep door tot en met de gracht (WNG.nr. 26458).
afbeelding 8, uitsnede uit de
Behalve de grachtvullingen, die dateren uit de tijd van de middeleeuwse stadsuitleg van Bunschoten, laat het profiel de bodemopbouw over grote delen van de middeleeuwse stadsuitleg zien. Boven op het dekzand lag een laag klei met daarop het natuurlijke veen en vervolgens een natuurlijke kleilaag. Er werd geconstateerd dat het veen richting Dorpsstraat dikker wordt en dat het dekzand ten westen hiervan tot onder de bouwvoor reikt.
verwachtingswaarden (licht geel:
4, 5, 6 en 7 - Stadsuitleg
Eveneens tijdens rioleringswerkzaamheden (ca 600 m naar het zuiden) zijn fundamentresten van (mogelijk) de zuidelijke stadspoort aangetroffen en mogelijk van een houten brug (4: WNG.nr 26460). Niet ver daar vandaan naar het westen werd tijdens een kort onderzoek een gracht aangetroffen (5: WNG.nr 59513). Gedurende een kort onderzoek is in 1986 in de noordwesthoek van het laat-middeleeuwse stadje een (soms dubbele) 14de eeuwse gracht aangetroffen (6: WNG.nr. 26463). Tijdens een booronderzoek in 2003 is de nooit voltooide laat-middeleeuwse uitleg van Bunschoten (grachten, sloten, burgwallen) aangetoond (WNG.nr. 423418). Archeologische Monumentenkaart (AMK)
Het onderzoeksgebied ligt op de AMK in een terrein met een zeer hoge archeologische waarde: de zone met lintbebouwing langs beide zijden van de Dorpsstraat (AMK monumentnummer 16249). Ten westen ervan ligt een archeologisch monument met beschermde status (AMK monumentnummer 326); de onvoltooide stadsuitleg van het middeleeuwse stadje Bunschoten.
topografische kaart met historische
kern van Bunschoten met daarop in lichte kleuren de archeologische lage trefkans, licht oranje:
middelhoge trefkans, licht rood:
hoge trefkans), in felle kleuren de
waarden zoals weergegeven op de Archeologische Monumentenkaart (met in oranje de hoge waarde, in rood de zeer hoge waarde en in
rood met arcering het beschermde terrein met zeer hoge waarde) en de in de tekst genoemde vindplaatsen (in blauw).
9
Archeologische verwachting
10
Op basis van de voorafgaande gegevens kunnen voor het terrein Dorpsstraat 114-122 de volgende archeologische verwachtingen en vraagstellingen worden opgesteld: Onder het terrein zijn archeologische sporen of resten te verwachten daterend vanaf de 12de eeuw tot heden. Ervaring van opgravingen in de historische kern van Bunschoten heeft geleerd dat bewoningssporen nog bewaard kunnen zijn gebleven onder het ingravingsniveau van de recentelijk gesloopte funderingen. De aanwezige veenlagen zorgen voor goede conserverende omstandigheden voor onder andere paleo-ecologische en organische resten.
afbeelding 9: menselijk handelen leidt
vaak tot veranderingen in de bodem.
Men graaft gaten om houten palen
of bakstenen funderingen van huizen
in te plaatsen, kuilen om afval in te werpen en langgerekte sloten en
greppels voor waterafvoer en als
erfscheidingen. De sporen hiervan
kunnen zeer lang in de bodem behouden blijven, net als de
achtergebleven voorwerpen en afval.
Ze vormen soms de enige bron van informatie over de gebruiks- en
bewoningsgeschiedenis van de
locatie en over de gebruikers en
bewoners zelf.
Het terrein maakt deel uit van de historische kern van het (nooit voltooide) stadje Bunschoten, welke als één grote vindplaats kan worden beschouwd. Daarom is deze stadskern aangeduid als AMK-terrein met zeer hoge archeologische waarde. Over de diepte van de vondstlagen valt nog geen uitsluitsel te geven. Het terrein rondom de Dorpsstraat is in het verleden
(meerdere malen) opgehoogd, maar de precieze ophoging bij het plangebied is niet bekend. De ophoging onder het maaiveld kan lokaal oplopen tot meer dan 2 m. Op grond van landschappelijke, historische en archeologische bronnen mag aangenomen worden dat zich binnen het onderzoeksterrein archeologische resten kunnen bevinden. Voor het gehele terrein geldt dat indien archeologische resten aanwezig zijn, deze naar verwachting redelijk tot goed geconserveerd zijn. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het bodemarchief hier al geheel verdwenen is. Onder het terrein mogen funderingen (hout / baksteen), beer- en waterputten, ophogingslagen, resten van ambachtelijke activiteiten, diergraven en overige resten van stedelijk en agrarisch gebruik verwacht worden. Resten van aardewerk, natuursteen, vuursteen, glas, metaal en bouwmateriaal kunnen aanwezig zijn en dit geldt ook, gezien de goede conserverende omstandigheden, voor organische resten als zaden, textiel (leer en dergelijke), archeozoölogische en botanische resten.
Het onderzoek Onderzoeksdoel en vraagstelling
Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of de voorgenomen bouwwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder dat daarbij archeologisch waardevolle resten verloren gaan. Het is eerst nodig om vast te stellen of deze resten inderdaad in de grond aanwezig zijn. Zo ja, dan dient aanvullend vastgesteld te worden wat de aard, omvang, datering, gaafheid en conservering daarvan zijn om, na waardering, tot een gefundeerd bestuit te komen hoe hier verder mee om te gaan; behoud door bescherming, behoud door opgraving, of afzien van verder archeologisch onderzoek. Tevens worden de resultaten van het onderzoek gebruikt om de archeologische verwachting voor de omgeving te controleren en nader in te vullen. Het onderzoek heeft zich gericht op de volgende onderzoeksvragen:8 • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? o Zo ja: wat is de aard, omvang en datering van de vindplaats(en), en de gaafheid en conservering ervan? o Zo nee: is er reden om aan te nemen dat er archeologische resten in de bodem aanwezig zijn geweest en zijn er uitspraken te doen over de aard, omvang en datering ervan en de reden van het verdwijnen? • Is er op basis van de resultaten uit dit onderzoek een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken? 8 - Van Dijk 2010.
Methode en werkwijze
11
Het onderzoeksgebied is middels proefsleuven (IVO-P) onderzocht. Werkputten en profielen
Er werd besloten tot het aanleggen van twee proefsleuven. Beide sleuven lagen onder de geplande nieuwbouw, waarbij de langste sleuf zich in het midden van het perceel bevond ter plekke waar sprake was van een bestrating en geen bebouwing. De verwachting was dat hier de ondergrond het minst verstoord was. Beide sleuven hadden een breedte van 3 m en de lengte bedroeg respectievelijk 11 en 37 m. De oppervlakte van het onderzochte deel was 130 m2, en bedroeg ca.15% van het onderzoeksgebied. De werkputten werden laagsgewijs verdiept tot een archeologisch leesbaar vlak, ofwel op een niveau waar archeologische resten zichtbaar waren. De sporen en vondsten van dit vlak werden gedocumenteerd en onderzocht. Hierna is verdiept tot in het onderliggende dekzand. Ook de wanden van de werkputten, de profielen, werden gedocumenteerd. Ze leveren informatie over de bodemopbouw en gelaagdheid van het terrein.
afbeelding 10, detail uit de kadastrale
kaart van Bunschoten. Het plangebied is rood omlijnd, het onderzoeksgebied is groen en de geplande proefsleuven
zijn blauw. De geplande nieuwbouw is roze.
12
Ter documentatie van de gegevens werden opnames, tekeningen (1:20) en beschrijvingen gemaakt. Vlakken, profielen en coupes werden getekend en gefotografeerd. Alle relevante gegevens zijn geadministreerd en per dag werd een logboek bijgehouden. Sporen, vondsten en monsters
De sporen hebben een individueel nummer (featurenummer =F) gekregen en zijn allemaal onderzocht door middel van de aanleg van een dwarsdoorsnede (coupe) en het documenteren (beschrijven, tekenen en fotograferen) daarvan. De gecoupeerde sporen zijn daarna allemaal volledig opgegraven. Het materiaal dat hierbij is gevonden heeft een vondstnummer gekregen. Uitwerking & analyse
Direct na de opgraving werden de vondsten gereinigd en gedetermineerd en de sporen geanalyseerd. Het vondstmateriaal geeft aanwijzingen voor de datering en functie ervan. Waardering en advies
Om een gefundeerd advies op te stellen over hoe om te gaan met de aanwezige archeologisch resten, moeten ze eerst gewaardeerd worden. Dit gebeurt volgens een voorgeschreven methode waarbij wordt gekeken naar belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit.
Het resultaat De proefsleuven hebben slechts een klein aantal archeologische sporen opgeleverd die in de Late Middeleeuwen te dateren zijn. De opbouw van de ondergrond daarentegen heeft informatie gegeven die inzicht biedt in de landschappelijke- en historische ontwikkeling van het gebied en over het laat-middeleeuwse Bunschoten. Bodemopbouw
Deze beschrijving is gebaseerd op de noordprofielen van beide proefsleuven. De lagenopbouw was in beide profielen gelijk. Onderin (circa 1,7 m onder het maaiveld) lag dekzand. Langs de noordzijde van het perceel ligt het dekzand op 1,20 tot 1,10 m - NAP, in het midden van het terrein ligt het dekzand hoger: 1 m - NAP, aflopend naar de Dorpsstraat tot 1,30 m - NAP. In de bovenste delen van het dekzand is een duidelijke podzol aanwezig: de resten van oude bodemvorming. Op het dekzand is een 5 tot 10 cm dikke laag grijze klei afgezet (in het oosten, bij de Dorpsstraat, is zelfs sprake van twee dunne laagjes klei
met daartussen een venig bandje). Boven het kleilaagje heeft zich veen gevormd. De bovenkant van dit natuurlijke veen wisselt tussen 0,50 en 0,60 m - NAP. De dikte van het veenpakket toont geen grote verschillen en wordt richting de Dorpsstraat niet dikker (behalve ter plekke van een locale depressie in het dekzand). Het veen wordt afgedekt door een 40 tot 50 cm dikke laag blauwgrijze klei die veel puin (zoals baksteenfragmenten) bevat. In de proefsleuven was niet te constateren of de kleilaag naar het oosten dunner dan wel dikker werd omdat de bovenliggende recente en zeer recente slooplagen de kleilaag hebben afgetopt.
13
Interpretatie en datering van de lagen
Het dekzand in de ondergrond is in de laatste ijstijd (Weichselien, 75.000-11.755 jaar geleden) door de wind afgezet. De podzol is niet meer compleet: deze is duidelijk afgetopt en waarschijnlijk weggespoeld door overstromingen ten gevolge van zeespiegelstijging. Het kleibandje duidt op vernatting. Wanneer de veengroei op de kleilaag hier begon, is niet echt duidelijk maar het was een langdurig proces dat zeker tot in de Middeleeuwen voortduurde.9 In het veen en in de lagen eronder werd geen vondstmateriaal aangetroffen. Het aardewerk dat in de blauwgrijze kleilaag is gevonden beslaat een periode van de 14de tot in de 18de eeuw. Het gros betrof echter 16de- tot 18de-eeuws materiaal. De klei is als gevolg van overstromingen op het veen terecht gekomen en nabij de Dorpsstraat is het mogelijk ook opgebracht als ophogingsmateriaal. De klei dekt een paar sporen af, die aan de hand van het gevonden aardewerk, uit de 14de / eerste helft van de 15de eeuw stammen. Het kleipakket nabij de Dorpsstraat moet dus na deze tijd zijn afgezet/neergelegd. 9 - Zie bijvoorbeeld De Mulder et al. 2003, 226-229.
afbeelding 11, opname van een
deel van het profiel van proefsleuf 1
met de gelaagde bodemopbouw en een enkele greppel (F1).
Sporen
14
In proefsleuf 1 werden, behalve een vaag greppelachtige spoor in het profiel (F1, zie afbeelding 11), geen archeologische sporen gevonden; de vlaktekening is hier derhalve niet afgebeeld. Het greppelachtige spoor (nog geen 15 cm diep) stak in het veenpakket door veen dat enigszins vervuild was (hier en daar zaten kleiklontjes ingekapseld). Uit het spoor is een steengoedscherf uit de tweede helft van de 14de eeuw geborgen. Het spoor is niet in proefsleuf 2 aangetroffen. afbeelding 12, profiel- en vlaktekening
van proefsleuf 2 met de gedocumenteerde
archeologische sporen
(een grotere versie van deze afbeelding zit in de bijlage).
De zuidzijde van het vlak van proefsleuf 2 werd in beslag genomen door een greppel (F6), die ook vrijwel het gehele zuidprofiel besloeg. Er bovenop lag een pakket slooppuin ter egalisering. Het westelijke deel van de proefsleuf is verbreed om meer
tonput
informatie, zoals de breedte, over de greppel te krijgen. Op het niveau van het aangelegde vlak (circa 70 cm - NAP) was de greppel nog 1 m breed en was door het veen tot in de top van het dekzand gegraven. De greppel had twee vullingen boven elkaar. De onderste vulling bestond uit bruin veen vermengd met blauwgrijze klei. Deze vulling dateert waarschijnlijk uit de gebruiksperiode van de greppel. De aardewerkvondsten eruit dateren uit de 18de eeuw. Bovenin was de vulling veel losser met donkere vuile grond waarin veel puin en rommel, veelal aardewerk, glasscherven en resten van geëmailleerd ijzeren vaatwerk voorkwam. Een scherf van een asbak met het merk Miss Blanche geeft de 20steeeuwse datering van deze vulling aan.
afbeelding 13, houten funderingen van
een 20ste-eeuwse schuur en werkplaats in het zuidprofiel van proefsleuf 2.
Boven in de 20ste-eeuwse vulling is een betonnen funderingsplaat met daaronder betonnen en houten palen aangetroffen. Op de tekening van het vlak zijn twee grote houten funderingpalen weergegeven, maar wat de tekening niet weergeeft is de horizontale funderingsplaat met een lengte van 4,65 m tussen deze palen. De palen staken door beide vullingen tot in het dekzand en de plaat zat vrijwel geheel in het profiel. Tussen de palen is een houten ton aangetroffen met daarin recente materiaal. De ton had ijzeren banden maar ook hoepels van wilgentenen. De ton lijkt geen waterput te zijn geweest: in de duigen of de bodem waren geen gaten geboord (wat gebruikelijk is als een ton in een waterput werd gebruikt) en de ton stak niet diep genoeg (net tot in het veen). De ingegraven ton moet als afvalput worden beschouwd. In het middendeel van de proefsleuf zijn meer houten en betonnen funderingspalen aangetroffen (één betonnen paal is in de tekening weergegeven), geplaatst in voorgeboorde gaten. Ze behoren bij de recentelijk gesloopte bebouwing.
In het westen van proefsleuf 2 lag een grote septictank. Westelijk van de betonnen tank zijn geen sporen geconstateerd. Ten oosten ervan, richting Dorpsstraat werden in het veen meerdere sporen aangesneden. Deze sporen worden hierna van west naar oost besproken. Spoor F4 betrof een grote onregelmatige kuil die voor een deel schuil ging in het noordelijke profiel. De kuil was door het veen gegraven tot in het dekzand en had een vlakke bodem. De vulling bestond voor een groot deel uit ‘veraard’ veen met hier en daar een veenklont, vuil zand en fragmenten van bakstenen. De kuil, die nog 80 cm diep was, werd afgedekt door de kleilaag boven het veen. Het schervenmateriaal uit de vulling geeft aan dat de kuil in de tweede helft van de 14de eeuw of de eerste helft van de 15de eeuw is dichtgeraakt. Het volgende spoor F5 was een kleine ronde, komvomige ingraving met een donkerbruine humeuze vulling waarin 17de/18de-eeuws aardewerk uit is geborgen.
15
16
is te dateren uit de tweede helft van de 16de- of eerste helft van de 17de eeuw. Een volgend spoor (F9) bestond uit blauwgrijze klei zonder vondsten, een rest van de boven het veen liggende kleipakket. Het lag hier lager ten gevolge van een lichte, kleine depressie in het onderliggende dekzand. Dichter bij de Dorpsstraat bevond zich een aantal min of meer rechthoekige sporen (F10) met een vulling bestaande uit plantenvezels/bladeren, snippers/haksels en kleine stukjes hout.
afbeelding 14, een deel van proefsleuf 2
naar het westen gezien. In het veen is
kuil F7 gegraven. Op de achtergrond het lager gelegen deel van het onbebouwd gebleven deel binnen de laat-middel-
eeuwse stadsgracht.
Wat meer naar het oosten bevond zich een wat rechthoekig gevormde kuil (F7) met een vulling van donker blauwgrijze klei waarin relatief veel dierlijke botten in werden gevonden. Het betrof runderbotten maar van een compleet skelet was geen sprake. Het schervenmateriaal uit de vulling
afbeelding 15, profiel in proefsleuf 2
met sporen F16, F10 en F15.
Ook lagen er een paar zeer onregelmatige kuilen (F13, 14 en 15) vol met kleine takjes. De kuilen zijn door de kleilaag gegraven en in de kuilen zelf werden scherven gevonden die tot in de 19de eeuw te dateren zijn. F15 was dermate grillig en omvangrijk dat het spoor ook op twee plaatsen in het profiel stak, onder F10 doorging en het volgende spoor F16 afdekte. Dit spoor (mogelijk een paalkuil) was in het veen gegraven, tot net in het dekzand en was nog 65 cm diep. De vulling is beschreven als 'venig bruin zandig' en er werd 14de-eeuws aardewerk uit geborgen.
Interpretatie
De oudste sporen waren ingegraven in het veen en werden afgedekt door een kleilaag. Er was sprake van een grote, onregelmatige afvalkuil (F4), een kort en smal spoor (F1, greppel?) en een mogelijk paalgat (F16). De sporen stammen uit de tweede helft van de 14de eeuw of de eerste helft van de 15de eeuw. In de afdekkende kleilaag boven het veen en de sporen zijn ook wat scherven uit de 14de/ -15de eeuw gevonden. Het terrein werd in deze tijd wel gebruikt, maar blijkbaar werd het niet bewoond: sporen van een boerderij of een ander bouwsel zijn niet gevonden. Sporen en vondsten uit de tweede helft van de 15de tot in de 16de eeuw ontbreken (zoals ook bij de andere opgravingen binnen de historische kern van Bunschoten). Dit komt goed overeen met de schriftelijke bronnen die melden dat Bunschoten in de eerste helft van de 15de eeuw (1428) werd verwoest. Latere sporen
De afdekkende kleilaag bevatte voornamelijk baksteenpuin en aardewerkmateriaal, dat uit de periode 16de tot 18de eeuw dateert. Een min of meer rechthoekige afvalkuil (F7) met onder meer runderbotten uit de tweede helft van de 16de of uit de eerste helft van de 17de eeuw duidt op gebruik van het perceel maar bewoningssporen ontbreken nu ook. Ook de periode na de 17de eeuw is op het terrein slecht vertegenwoordigd. Er is wel een aantal kuilen en ingravingen uit deze periode, maar bewoningssporen ontbraken geheel. Het terrein bleef onbebouwd. Het terrein werd in de 18de eeuw door een greppel in tweeën gedeeld. Alles (kadastrale kaart uit 1832, luchtfoto’s) wijst op een onbebouwd perceel tot ver in de 20ste eeuw. De greppel werd gedempt
en pas na de Tweede Wereldoorlog werd op het perceel een grote schuur of werkplaats neergezet met een fundering van houten en betonnen palen. Relatie met omringende onderzoeken
In tegenstelling tot de opgegraven percelen in het noorden van de historische kern rond de Sint-Catharinakerk (die tussen 1475 en 1500 is gebouwd) is het perceel Dorpsstraat 114-122 tot ver in de 20ste eeuw onbebouwd gebleven en heeft waarschijnlijk alleen de functie als weideland gehad. De rioolsleuf, iets ten noorden van de onderzoekslocatie, die in 1975 archeologisch werd onderzocht, toonde dat de bovenste laag van het gedocumenteerde profiel (de akkerlaag of bouwvoor) uit grijsbruine, zeer stugge klei met vrij veel puinresten, bot en aardewerk bestond. Hieronder bevond zich een naar het westen steeds dunner wordende veenlaag, die aan de basis een zwart gyttja-achtig laagje had, waaronder dekzand met een podzol. De klei op het veen is volgens de onderzoekers het gevolg van overstromingen. Het aardewerk uit de akkerlaag stamt voor het merendeel uit het eerste kwart van de 15de eeuw, hoewel er wat vroeger en wat recenter materiaal in voorkwam. Het materiaal was alleen aanwezig tot 76 m in westelijke richting, daarna kwam het niet of nauwelijks voor; het was beperkt tot de omgeving van de Dorpsstraat. De lagenopbouw is dezelfde als onder Dorpsstraat 114-122, maar het aardewerk in de kleilaag is niet hetzelfde.10 De overstromingen hebben waarschijnlijk ook bij de Dorpsstraat invloed gehad want de klei ligt ook op het veen dat hier vrijwel horizontaal lag. Het recentere (vanaf 16de eeuw) materiaal moet een gevolg zijn van ophogingen (met klei).
10 - Van Tent et al. 1986.De akkerlaag en de kleilaag in de proefsleuven bij de Dorpsstraat betreffen waarschijnlijk dezelfde laag maar zeker is dit niet omdat tussen beide onderzoekslocaties een afstand van meer dan 25 m ligt.
17
Het vondstmateriaal 18
Materiaal
aardewerk bot
constructieaardewerk glas
hout
monsters pijpaarde schelp
Totaal:
14
31
15
20
27
metaal
steen
Aantal
18
4
4
6
3
142
tabel 1, de in totaal 98 vondsten betreffen de materiaalgroepen
aardewerk, bot, constructie-
aardewerk, glas, hout, metaal,
monsters, pijpaarde, steen en schelp.
Aardewerk
De 14 aangetroffen aardewerkfragmenten omvatten vier voorwerpen uit vier bakselgroepen. Twee wandfragmenten horen bij een onduidelijk voorwerp, gemaakt van 19de-eeuws Industrieel Witbakkend aardewerk met loodglazuur. Vier fragmenten behoren tot een fles (modelcode S2-fle-4), gemaakt van steengoed met zout- en leemglazuur uit de 18de of 19de eeuw. Zeven fragmenten komen uit de wand van een pot van gedraaid, roodbakkend aardewerk met loodglazuur. Deze dateert uit de 18de eeuw. Het laatste fragment betreft een deel van een Duitse tabakspijp, een zogenaamde Stummel van porselein, beschilderd met een hond (beagle?) in een landschap. Dergelijke pijpen dateren uit de periode 1800 - 1860 Botmateriaal
Van de 31 aangetroffen botfragmenten zijn er 2 van een kat, 2 van een (vrij jong) paard, 23 van één of meer runderen. De overige 4 zijn niet nader te determineren dan dat ze horen bij grote zoogdieren (paard/rund?). Opvallend is dat er geen varkens-, schapen- of geitenbotten zijn aangetroffen. Het totale aantal botten is echter te laag om hier enige conclusies aan te verbinden. Constructieaardewerk
Het aangetroffen constructieaardewerk omvat 11 stukken baksteen, 1 dakpanfragment en 3 delen van plavuizen. De baksteenfragmenten behoren bij verschillende typen baksteen, waarvan er twee handgevormd zijn. Bakstenen met hetzelfde formaat als deze laatste (22x11x5 cm) - én eveneens handgevormd - zijn onder andere ook gebruikt in de Koppelpoort van Amersfoort die uit de 14de
eeuw dateert. Muurwerk met dergelijke bakstenen kan echter (veel) jonger zijn als de bakstenen zijn hergebruikt. De overige bakstenen zijn allemaal minder oud maar niet nauwkeurig te dateren. Hetzelfde geldt voor de dakpan en de plavuizen. Glas
Onder de 20 glasvondsten bevinden zich de resten van 8 flessen, voornamelijk wijnflessen (4 x) en medicijnflesjes (2 of 3 x). De oudste twee wijnflessen zijn mondgeblazen van groen potasglas, hebben een hoog opgestoken bodem met pontielmerk en dateren uit het einde van de 17de of uit de 18de eeuw. De andere twee dateren uit de 19de eeuw en gemaakt zijn van vormgeblazen (mondgeblazen, maar in een mal), groen glas. Eveneens vormgeblazen is een intact medicijnflesje van helder glas met een groene zweem, dat op de bodem het getal '60' in reliëf heeft staan. Het dateert van rond 1900. Een tweede medicijnflesje is gemaakt van helder glas met een blauwgroene zweem en in een vorm geperst (de malnaden zijn duidelijk zichtbaar). Ook dit flesje is compleet; de kurk zit er zelfs nog in. Het dateert uit het einde van de 19de eeuw of uit de 20ste eeuw. Een derde compleet flesje - rechthoekig en afgeplat van vorm - is gemaakt van helder glas (met blauwgroenzweem), dat in een mal is geperst, de malnaden lopen schuin over de schouder. Het heeft een rechthoekige indruk op de bodem met centraal daarin een druppel in reliëf. Op de hals zitten resten van een sealing, bestaande uit goudkleurig papier. Het betreft een medicijn- of parfumflesje dat dateert uit de tweede helft van de 18de eeuw. De laatste fles betreft een 19de-eeuwse, dikwandige en vormgeblazen
bierfles van groen glas met opgeduwde bodem en in relief een cirkel met punt. Een bodemfragment met draaisporen en een weggeslepen pontiel (met conische stamaanzet) behoort toe aan een geblazen drinkkelk van helder, kleurloos glas, dat dateert uit de 18de eeuw. Tussen de glasvondsten bevonden zich voorts de resten van enkele olielampen. Drie fragmenten behoorden toe aan een olielampreservoir of kap, gemaakt van opaline (doorzichtig melkglas) dat versierd is met een bloemmotief in blauw en geel. Het dateert uit de 19de of 20ste eeuw. Een stuk ruw afgewerkt, helder glas behoort toe aan een glazen cylinder die over de brandkous zit van 19de-eeuwse olielampen. Een fragment van vormgeblazen melkglas is van een olielampreservoir of van een vaas en dateert uit de 19de eeuw. De overige glasvondsten betreffen 20ste-eeuws vensterglas, gemaakt van helder en kleurloos glas van circa 0,2 cm dik. Eén enkel fragment is wat dunner (0,15 cm) en heeft een blauwgroene zweem. Dit ruitfragment is wat ouder, het dateert uit de 18de of 19de eeuw. Hout
Tussen de houtvondsten zaten 4 fragmenten van een plank en 1 fragment van een balk. De overige houten artefacten die bij dit onderzoek zijn aangetroffen, betreffen delen van één en dezelfde ton. Er zijn 5 fragmenten van de bodem, 11 duigfragmenten en diverse (kleine) hoepfragmenten. Op de bodem (met een doorsnede 65 cm) staan - voor zover leesbaar - twee afzonderlijke stukken machinaal gedrukte tekst: 'NO' en ' terbaar'. De duigfragmenten variëren in breedte, bij 4 ervan is de onderkant nog aanwezig, inclusief kroos. Om de ton zaten meerdere houten hoepen en één ijzeren hoep.
Metaal
19
Tijdens het veldwerk van het onderzoek zijn de aangelegde vlakken met hulp van een metaaldetector onderzocht op de aanwezigheid van metalen voorwerpen. Ook de uitgegraven grond van de sleuven is voortdurend op dezelfde wijze doorzocht. Het resulteerde in een aantal onduidelijke voorwerpen zoals ijzeren strippen en een aantal ijzeren nagels. Er zijn in totaal 9 ijzeren nagels aangetroffen waarvan 1 is getrokken en de rest is gesmeed. Getrokken nagels dateren van na het midden van de 19de eeuw. De gesmede nagels zijn rond of rechthoekig in doorsnede en van deze laatste heeft er één geen kop. De nagels waren alle in matige staat van conservering. De overige fragmenten en objecten van metaal betroffen een fragment plaatmateriaal (dikte circa 5 mm), "getrapte" ring van een fornuisringenset , twee strippen van circa 4 cm, een boutkop met steel van 15 mm, een strip lood-tin soldeer, een strip van 6 bij 3 cm, 0,2 cm dik en een stuk gereedschap (?) met een totale lengte van 25 cm. Het bestaat uit een conisch plat deel (L=16 cm en ø = 0,3 cm) en een cylindrisch deel (L=9 cm, ø=8 mm), voorzien van een haakje. Het gebruik is onduidelijk, het zou gebruikt kunnen zijn om bijvoorbeeld netten te repareren. Pijpaarde
Het vondstmateriaal bevatte 4 fragmenten, van pijpaarden tabakspijpen. Het betreffen een gekast (mal) steelfragment (met bandradering) en drie ketels. De ketels zijn alle drie van eenzelfde type (type 3), geglaasd en voorzien van radering langs de (voorzijde van de) lip. De eerste ketel heeft een (versleten maar herkenbaar) wapen van Gouda aan weerszijden van de hiel en
afbeelding 16, het metalen voorwerp waarvan de functie niet duidelijk is (halfware grootte).
20
hielmerk nr. 68 gekroond en dateert op grond daarvan uit de periode 1732 - 1857. De pijp is nauwelijks gerookt. De tweede ketel is ovaal van vorm, heeft een zeer versleten wapen van Gouda (?) aan weerszijden van de hiel en het hielmerk: IWI, dat gebruikt werd in de periode 1701 - 1960. De laatste ketel heeft aan de linkerzijde van de hiel een versleten wapen (van Gouda ?) en aan de rechterzijde van de hiel een reliëfcirkel. Het hielmerk is 76 gekroond. De pijp dateert uit de periode 1730 - 1889 en is niet gerookt. Schelpen
Tussen het vondstmateriaal bevonden zich 3 schelpfragmenten; één van een zwanenmossel, één van een halfgeknotte strandschelp en niet nader te determineren
zoetwatermollusk. De zwanenmossel is een zoetwaterdier dat bijna in heel Europa voorkomt. De halfgeknotte strandschelp is algemeen voorkomend in de randzeeën aan de oostzijde van de Atlantische Oceaan (inclusief Zwarte en Middellandse Zee). Het is samen met de kokkel de meest aangetroffen schelp aan de Belgische en Nederlandse stranden. Het voorkomen van beide schelpen bij Bunschoten is niet bijzonder te noemen. Steen
Onder het vondstmateriaal bevinden zich twee stukken daklei (daktegels, gemaakt van leisteen) vijf stukken onbewerkt natuursteen: twee granieten veldkeitjes, één keitje van zandsteen en één keitje van harde kalksteen.
Conclusie en advies De onderzoeksvragen worden op basis van de resultaten als volgt beantwoord: • Zijn er binnen het onderzoeksgebied archeologische resten aanwezig? Ja, er zijn bij dit onderzoek archeologische resten aangetroffen. • Wat is de aard, omvang en datering van de vindplaats(en) en de gaafheid en conservering ervan? Van de vindplaats zijn 12 sporen gedocumenteerd: het betreffen een afvalkuil (en een mogelijk paalspoor) uit de tweede helft van de 14de-/eerste helft van de 15de eeuw, een kuil uit de tweede helft van de 16de /eerste helft van de 17de eeuw en kuilen uit recenter tijden tot aan de 20ste eeuw. De fysieke kwaliteit van de archeologische sporen is goed; ze zijn nauwelijks aangetast door latere graafwerkzaamheden. Het voorkomen en de kwaliteit van organische vondstmaterialen als bot en hout geeft aan dat de conserveringsomstandigheden op de locatie goed zijn - conform de verwachting. De bodemopbouw is geheel natuurlijk tot en met overstromingen uit de 14de / 15de eeuw en later. Hierna is het onderzoeksgebied als weidegrond benut en soms als afvalplaats. De vroegste sporen van bebouwing dateren uit de tweede helft van de 20ste eeuw. • Is er op basis van de resultaten uit dit onderzoek een aanpassing of nadere invulling van de archeologische verwachting voor de omgeving van het onderzoeksgebied te maken? Het proefsleuvenonderzoek heeft laten zien dat ook ter plaatse van recentelijk gesloopte bebouwing archeologische resten bewaard kunnen blijven. De aanwezige veen- en
kleilagen zorgen voor goede conserverende omstandigheden. Op beide punten versterken de resultaten van dit onderzoek de archeologische verwachting voor de omgeving: aanpassing daarvan is derhalve niet nodig. Waardestelling
De belevingswaarde uit zich onder meer in de zichtbaarheid van archeologische objecten en ook door een historische verbondenheid met de vondstplaats. Het onderzoeksgebied scoort hier laag. De fysieke kwaliteit van de archeologische sporen is goed waardoor het onderzoeksgebied hoog kan scoren maar deze sporen zijn vrijwel niet aanwezig, zeker niet voor de vroegste periode. De score is hier middelmatig. De inhoudelijke kwaliteit scoort door de afwezigheid van sporen ook laag. Het bovenstaande neemt echter niet weg dat het onderzoeksgebied informatie heeft opgeleverd betreffende de natuurlijke lagenopbouw die eerder opgedane opgravingservaringen heeft versterkt en van waarde is voor toekomstig onderzoek in de historische kern van Bunschoten. Advies
Middels dit onderzoek is vastgesteld dat de voorgenomen bouwwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder dat daarbij archeologisch waardevolle resten verloren gaan. Het plangebied kan zonder nader archeologisch onderzoek worden vrijgegeven voor verdere ontwikkeling. NB: dit advies geldt alleen voor dit specifieke plangebied en niet voor de directe omgeving. Omliggende percelen dienen bij eventuele op handen zijnde ontwikkeling afzonderlijk beoordeeld en/of onderzocht te worden.
21
Samenvatting 22
De recente bebouwing op het onderzoeksgebied is gesloopt voor een geplande nieuwbouw. Het gebied bevindt zich in de oude historische kern van Bunschoten, die een zeer hoge archeologische waarde heeft. Dit betekende dat archeologisch onderzoek moest plaatsvinden. Het inventariserende onderzoek in de vorm van twee, 3 m brede, proefsleuven (IVO-P onderzoek) werd uitgevoerd in de week van 31 januari tot en met 4 februari 2011. Het archeologisch leesbare vlak werd aangelegd in het veen. Vervolgens werd langs de noordelijke sleufwand verdiept tot in het dekzand. De bovenkant (met een podzol) van het dekzand is vlak maar kent hier en daar kleine depressies. Op het dekzand bevond zich een dunne laag donkergrijze klei, die naar het oosten dunner werd en in twee laagjes splitste. Vervolgens een laag veen die naar het oosten dikker werd (van ca. 40 cm in het westen tot ca. 60 cm bij de Dorpsstraat. Hierop een laag klei van circa 45 cm dikte met wat puin en aardewerkscherven. Tenslotte een dikke laag slooppuin en verrommelde grond. In het dekzand werden twee sporen (ook een kleine, korte greppel) aangetroffen met 14de/15de-eeuws aardewerk. De twee, een afvalkuil en een mogelijk paalspoor, waren dóór het veen gegraven maar werden afgedekt door de kleilaag die ook over het
veen lag. In deze kleilaag werd wat 14de/15de-eeuws materiaal gevonden maar ook recenter materiaal: baksteenpuin en scherven uit de 16de-18de-eeuw. De klei is het gevolg van overstromingen vanaf de 14de/eerste helft 15de eeuw maar nabij de Dorpsstraat is waarschijnlijk ook met klei opgehoogd. Dóór de kleilaag was een aantal recentere sporen (afvalkuilen) gegraven en de houten palen en een aantal betonnen palen van een recente (20ste eeuw) schuur staken door alle lagen tot in het dekzand. Sporen van bewoning, in de vorm van loopniveau’s, haardresten, paalkuilen of paalresten en ophogingslagen, werden niet aangetroffen anders dat uit de 20ste eeuw. Het perceel is altijd onbebouwd geweest en is vermoedelijk al die tijd als weidegrond gebruikt en soms als stortplaats voor afval. Het perceel werd in de 14de/15de eeuw gebruikt maar niet bewoond. Gedurende lange tijd werd het niet benut. Pas in de late 16de-/eerste helft 17de eeuw is het weer benut gezien de ingravingen maar werd niet bewoond. Niet eerder dan de 20ste-eeuw werd op het perceel een houten gebouw (schuur) neergezet. Op grond van de afwezigheid van oude bewoningssporen of waardevolle archeologische resten wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
23
Literatuur 24
Beek, A. ter, P. Koelewijn, D.T. Koen en M. Mijnssen-Dutilh, 2005: Bunschoten in 1832. Grondgebruik en eigendom. Utrecht. Blijdenstijn, R., 2005: Tastbare Tijd. Cultuurhistorische atlas voor de Provincie Utrecht, Utrecht. Carmiggelt, A. en P.J.W.M. Schulten, 2002: Veldhandleiding Archeologie, Archeologie Leidraad 1. College voor de Archeologische Kwaliteit, Zoetermeer. Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteits-norm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1. Gouda. Dekker, C. en M. Mijnssen-Dutilh, 1995: De Eemlandtsche Leege Landen. Ontginningen rond de mond van de Eem in de 12e en 13e eeuw, Utrecht. Diependaal, S., 2009: Inventariserend veldonderzoek d.m.v. proefsleuven, Dorpstraat 4-12 te Bunschoten, Doetinchem. Gemeente Bunschoten, 1992: Zicht op monumenten, Bunschoten. Hulst, R.A., 2011: Archeologisch onderzoek Dorpsstraat 28-30 Bunschoten, Amersfoort (CAR-rapport 11).
Rutte, R.,1998: Nieuwe steden in de Stichten. Over de stedenbouw van Vollenhoven, Hardenberg en Bunschoten, in: Madoc, Tijdschrift over de Middeleeuwen 12 (1998) 1, 14-24. Schorn, E.A., 2007: Plangebied Dorpsstraat 4-12 te Bunschoten (gemeente Bunschoten). Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek (verkennnende fase), Deventer (BAAC rapport V-07.0409). Snieder, F. 1997: Bunschoten. Signaleringen en vondstmeldingen, in: Kok, D.H., S.G. van Dokkum, F. vogelzang (red), 1997: Archeologische Kroniek. Provincie Utrecht 1991-1992, Utrecht. Spitzers, T.A., et al., 2010: Opgraving Dorpstraat 8-10 te Bunschoten, gemeente Bunschoten. Zeven eeuwen bebouwing en bewoning, Doetichem. Stiboka, 1966: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000. Blad 26 West Harderwijk, blad 32 West Amersfoort, Wageningen. Stiboka/RGD, 1977: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50 000, ageningen/Haarlem.
Mulder, F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en Th.E. Wong (eds.), 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten.
Vervloet, J.A.J., 1973: Bunschoten: Rise and Fall of a Little Town in the Middle Ages, in: Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, jaargang 23, 421-434.
ROB, 2001: Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) 2e generatie. Globale Archeologische Kaart van het continentale Plat. Archeologische Monumentenkaart, Amersfoort (cd-rom).
Vervloet, J.A.J., J.R. Mulder, 1976: Reconstructie oude stadsgracht van Bunschoten op basis van historische gegevens en bodemkundig veldonderzoek, in: Recreatievoorzieningen nr. 4, 137-141.
Vervloet, J.A.J, 1983: Bunschoten 600 jaar, in: Flehite 15, nr. 2, 28-32. Vervloet, J.A.J., 2007: Nederzettings- en ontginningsgeschiedenis, in: Vervloet, J. en S. van den Bergh (red.), 2007: Eemland in verandering. Ontginningen en ruilverkaveling in het gebied van de Eem, 15-36. Visscher, H. 1991: Eemland. Een archeologische kartering, inventarisatie en waardering, Amsterdam (RAAP rapport 40).
25
Bijlagen 26
27
tonput
28
tabel 2, spoorgegevens.
tabel 3, vondstgegevens.
Fnr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 12 13 14 15 16
WP 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Vlak 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2
Vnr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
WP 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Vlak P 1 2 1 1 1
Fnr 1 3 2
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 1 2 2 2 2
10 10
2 2
P 2 1 1
7 7 7
Type SLOOT LAAG LAAG KUIL PLEK SLOOT KUIL INSTEEK LAAG PLEK LAAG KUIL KUIL KUIL KUIL
5 6
8 8
4 6 6 3 2 16 15 7 15 16 2 15
Omschrijving greppel/sloot? Te zien in P2 bl/li gr klei laag: laag 2. te zien in P1,P2 en P3 vuil do br klei laag: laag 1 plek (niet nader gedocum.) sloot/greppel (perceel greppel? ) ingraving (paalinsteek?) depresse van laag 2 = F12 plek plantaardig vezels depres? = F9 kuil. Dobrgr, verr, veraard veen +klei +zand
Verzamelwijze Omschrijving SCHEP Aanleg vlak; AW+NSt (uit greppel?) SCHEP aanleg sleuf uit laag 1; mix SCHEP aanleg sleuf uit laag 2 (zie profielen); aw+bs+pijp TROF metaalvondsten stort wp1; met AANLEG aanleg wp2; stort AANLEG aanleg wp 2; uit blauwe kleilaag op veen AANLEG monster spaanplaat AANLEG Rond spaanplaat DETEC aanleg AANLEG bot, coupe AANLEG aanleg, glas AANLEG div. houten ton, recent SCHEP coupe kuil in profiel, bot, hout, ns SCHEP coupe + afw. sloot, oude vulling SCHEP recente vulling sloot, div. TROF uittrof profiel noord, aw TROF uittrof profiel noord, aw TROF kuil, aw SCHEP monster, kuil met takken SCHEP kuil, mix TROF kuil, mix TROF aanleg, aw TROF aanleg + uittrof, aw TROF uittrof, aw, bot
Vnr Aantal Eenheid Materiaal Soort
Voorwerp
Type
1
1
voorw
STN
GRANIET
VELDKEI
3
1
frag
CON
DAKPAN
DAKPAN
3
1
frag
PYP
PIJPAARD
PIJP
4
6
voorw
MET
IJZER
DIV
4
3
voorw
MET
IJZER
SPIJKER
5
1
bodem
GLS
???
FLES
5
1
voorw
GLS
???
FLES
medicijn
5
2
frag
GLS
???
FLES
wijn
5
1
bodem
GLS
???
KELK
kelkglas
5
1
frag
GLS
???
VENSTER
ruit
3 3
1 1
frag frag
CON CON
BAKSTEEN TEGEL
BAKSTEEN PLAVUIS
Opmerking
Datering
onbewerkt
tabakspijp ketel, type 3 slordige radering langs lip versleten wapen van Gouda aan weerszijden hiel hielmerk 68 gekroond: 1732 - 1857pijp is nauwelijks gerookt
17321857
Stortvondsten: 2 strippen ca 4 cm spijker L 9 cm D 0,4 cm boutkop met steel 15 mm LoodTin soldeer 3x1 cm
recht/rond Recht: L 10 cm 0,5 cm 2 stuks Rond: L 5 cm 0,4 cm bier
bodem en onderste derde deel van dikwandige fles voor bier, esch gl-fle71.opgeduwde bodem met centraal een cirkel en puntje in relief (@ 1 cm)
19e
opgebold zieldeel en wandfrgm wsch bijhorend
19e
wsch gl-fle-56, maar zonder schenklip 19d/20a op bodem in relief 60 op schouder malnaden vaag zichtbaar. voet met draaisporen en weggeslepen pontil met conische stamaanzet
18e
recent
20e
5
1
frag
GLS
???
VENSTER
ruit
overal even dik, verder indet
18/19e
5
1
bodem
GLS
POTASGLS
FLES
wijn
flessenziel
17d/18e
5
1
stuk
MET
IJZER
6
4
frag
AW
S2
FLES
6
1
voorw
MET
IJZER
SPIJKER
7
3
l
MON
GROND
5 5
5 6 6
1 1
1 1 1
bodem frag
frag frag frag
GLS MET
STN
MET PYP
MELKGLAS IJZER
LEI
IJZER PIJPAARD
???
SPIJKER
BROK
PIJP
rechthoekig
bodem van vaas of olielampfrgm? Fragment van "getrapte" ring van ringenset van fornuis. Diameter ca 20 cm. Ringbreedte 2,1 cm Dikte 0,4 cm
daklei
subrecent
18/19
strip
rechthoekig
19e
1 steelfragmentje met bandraderingsfragment
gezeefd op vondsten
tabel 4, vondstcatalogus.
29
30
Vnr Aantal Eenheid Materiaal Soort 9
2
voorw
MET
IJZER
Voorwerp
Type
9
1
voorw
MET
IJZER
SPIJKER
rond
12
2
wand
AW
INWIT
???
12
1
frag
GLS
???
VENSTER
12
1
frag
MET
IJZER
13
1
frag
CON
BAKSTEEN
BAKSTEEN
13
4
frag
HOU
QUERCUS
PLANK
11
12 12
12 13
14
1 1 16
1 2
1
bodem rand frag
frag frag
frag
GLS GLS
HOU
STN
HOU
CON
POTASGLS ??? ???
LEI
???
BAKSTEEN
SPIJKER
FLES
Datering
bodem als van fl-76 of -25
17d/18e
ruw afgewerk(altijd bij lampenglas) van cilinder die over de brandkous ging.
19e
rechthoekig spijker zonder kop ijzeren strip ca 6 x 3 x 0,2 cm wijn
OLIELAMP TON
Opmerking
vlakglas
verder indet
Houten ton. 5 bodemfragmenten, 11 duigfragmenten en diverse (kleine) hoepfragmenten. Op de bodem staan twee afzonderlijke stukken tekst gedrukt.
TAK
2 fragmenten van waarschijnlijk dezelfde tak. Tak is gespletenl helft ontbreekt. Onduidelijk welke houtsoort het betreft.
BAKSTEEN
frag
CON
BAKSTEEN
BAKSTEEN
1 fragm geel
14
1
frag
CON
TEGEL
???
plavuis
14
3
stuk
STN
XXX
BROK
divers
15
1
voorw
GLS
???
FLES
medicijn
14
15
15
1
1
1
frag frag
voorw
bodem
CON CON
GLS
GLS
MORTEL TEGEL
???
???
XXX
PLAVUIS
FLES
FLES
15
1
frag
GLS
???
VENSTER
15
3
frag
GLS
XXX
OLIELAMP
15
1
frag
GLS
???
VENSTER
Recent
-
4 eikenhouten plank fragmenten. Mogelijk veen één dezelfde plank. Plank is kwartiers gesneden. Hout is in slechte staat: gespleten en gebarsten.
6
1
19/20e
ca 2 x 4 cm plaatmateriaal dikte ca 5 mm
DAKLEI
14 14
19
parfum / medicijn wijn
ruit
ruit
3 diverse veldkeitjes, graniet, zandsteen en harde kalksteen. kurk erin.
19d/20a
bodem rechthoekig ingedeukt met centraal 19B een 'druppel'in relief rechthoekige fles (=afgeplat) sealingresten op hals (van goudkleurig papier?)
hoge 'druppel'ziel en wanddeel.
19e
dik klein frgm
20e
3 fragmeten met welving, verder indet
19/20e
iets irisatie.
20e
Vnr Aantal Eenheid Materiaal Soort 15
2
frag
HOU
PINUS
Voorwerp
Type
15
1
frag
PYP
PIJPAARD
PIJP
15
1
frag
AW
PORSELEIN PIJP
tabakspijp ketel type 3, ovaal hielmerk: IWI : 1701 - 17011960 radering voorzijde lip zeer versleten 1960 wapen van Gouda (?) aan weerszijden hiel
16
1
frag
PYP
PIJPAARD
PIJP
18
1
frag
HOU
QUERCUS
BALK
19
1
zak
MON
GROND
20
2
frag
CON
BAKSTEEN
BAKSTEEN
24
1
frag
HOU
???
???
24
1
voorw
MET
IJZER
???
20 20
7 1
wand frag
AW
HOU
R
???
SCHAAF
POT TAK
snippers
Opmerking
Datering
2 hout snippers. Geen bewerkingssporen zichtbaar. Soortbepaling: hout in slechte staat: cellen vervormd. Dw. : tracheiden, geen vaten. Het gaat dus om naaldhout. Grote harsgangen zichtbaar.
tabakspijp porseleinen 'Stummel' (Duistland) 1800 1860 beschilderd met hond (beagle?) in landschap
tabakspijp ketel, type 3 radering voorzijde lip hielmerk 76 gekroond: 1730 - 1889 linkerzijde hiel versleten wapen (van Gouda ?) rechterzijde hiel: reliëfcirkel pijp is niet gerookt
1800 1860
17301889
Balk fragment van eikenhout. Rechthoekig van vorm. Aangetast door schimmel: er zit een laag van pluizig witte schimmel over het hout heen. Hout is gespleten en gebarsten
zak met takjes, bekeken en afgevoerd o.a. koppelpoort
Langwerpig stuk hout, in doorsnee rond. (lijkt op een stok) Er zijn twee spijkers in geslagen op het deel van de stok dat aangepunt lijkt met een puntvlak van 11 cm. Dit aangepunte deel is gezaagd of gekapt. Hout is van schors ontdaan. Er zijn meerdere no
18
v/a 14e -
onduidelijk Onduidelijk wat voor voorwerp dit is. Het hout is in zeer slechte staat. Zit vol met witte schimmel, en slechts een deel van origineel is bewaard. Er veel van het hout is verloren of beschimmeld. Door het hout zijn twee grote spijkers geslagen. Gereedschap om bijvoorbeeld netten te repareren bestaande uit een conisch plat deel (L=16 cm en d= ~ 3 mm) en een cylindrisch deel. (L=9 cm en @ 8 mm). Vzv sierhaakje. Gebruik onbekend ???? Totale lengte 25 cm
31
Medewerkers 32
Aan dit onderzoek hebben meegewerkt: René van den Berg Bert de Bree Carolien van der Brugge Henk de Boer Liesbeth Buitink André Clazing Maarten van Dijk Anne van der Glas Harold van den Hauten Wilma van den Heuvel Ron Hulst Timo d’Hollosy Hans de Jong Sjoukje van der Linde Co Mulder Jan van der Putten Itamar de Rooze Evelyn Scheepsma Francien Snieder Tanja Stolk Joep Syrier Milo Verhamme Mattijs Wijker Jan Zinger
geometrie; opgraving, vondstverwerking, analyse metaal; vondstverwerking; vondstverwerking, zoölogisch onderzoek; dataverwerking, depot, tekstcorrectie; analyse (post)middeleeuws aardewerk; coördinatie veldwerk, opgraving; vondstverwerking; analyse constructieaardewerk, fotografie; opgraving, analyse glas en (post)middeleeuws aardewerk; veldleiding, uitwerking, rapportage; wetenschappelijke leiding, publicatie; vondstverwerking, analyse metaal- en (vuur)steen; vondstverwerking, analyse pijpaarde; opgraving, vondstverwerking, materiaal; vondstverwerking; analyse hout; voorlichting, expositie; wetenschappelijke leiding; opgraving; vondstverwerking; toetsing; opgraving; vondstverwerking, zeven grondmonsters.
Ruitenbeek v.o.f.
grondwerk.
Centrum voor Archeologie Gemeente Amersfoort Langegracht 11, 3811 BT Amersfoort Telefoon (033) 463 77 97 Fax (033) 463 03 32 E-mail:
[email protected] Internet: www.amersfoort.nl/archeologie ISSN: 1879-4289