BULLETIN BULLETIN VAN DE WERKGROEP HERKENNING
■ 24e
JAARGANG No. 3 ■ SEPTEMBER 2009
Zwar t of wit: meestal er ergens tussenin “De eendenkooi”, geschreven door Ben Crom Over dit jeugdboek is op de achterflap te lezen: ‘Als haar vader haar verrast met een weekendje naar Terschelling, kijkt Max daar eerst niet van op. Maar is zo’n uitstapje niet merkwaardig juist op het moment dat haar opa op sterven ligt? En wat doet haar vader in het holst van de nacht bij de eendenkooi van het eiland? Langzaamaan wordt het Max duidelijk dat de kooi meer is dan alleen een sluw middel om wilde eenden te vangen. De eendenkooi is een spannende korte roman over schuld en onschuld, over boete en verzoening.’ Veel meer wil ik over dit boek niet vertellen, u moet het beslist zelf lezen! Het is een familiegeschiedenis, van een Duitse familie, maar de problematiek is universeel al heeft die met de Tweede Wereldoorlog te maken. Het gaat over moeilijke beslissingen in moeilijke tijden, over goede daden gedaan door mensen die in een fout systeem gevangen zitten. En over de schuld van een slachtoffer die in zekere zin een dader word, en die vader van Max, Leon, heeft uitgelegd: ‘Weet je, in zo’n oorlog worden zaken snel complex. Fout en goed, schuldig en onschuldig, dat zijn begrippen als zwart en wit die niet vaak voorkomen. Het zit er meestal ergens tussenin. Een mens wil ook zo graag leven.’
M
et de auteur, Ben Crom, heb ik over dit boek een vraaggesprek gehad.
Waarom schrijf je over de oorlog, heeft je familie een speciale oorlogsgeschiedenis waardoor jouw belangstelling gewekt is? Ik heb vanaf mijn jeugd al een fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog. Waar die vandaan komt is me eerlijk gezegd niet helemaal duidelijk. Ik heb geen familie met een oorlogsgeschiede-
nis in de zin dat er familieleden sterk betrokken waren bij oorlogshandelingen of hele expliciete keuzes hebben gemaakt voor verzet of collaboratie, met uitzondering van de broer van mijn vader die vluchtte uit de Arbeitseinsatz en onderdook in Nederland. Wel heeft mijn eigen vader tijdens de politionele acties 2 jaar in Indonesië gevochten. Die brachten hem nare ervaringen waar hij lange tijd niet over wenste te spreken. (Lees door op pagina 3)
Donatie 2009 Driekwart van het jaar is bijna voorbij. Helaas heeft nog geen driekwart van de mensen zijn donatie betaald. Graag zien wij uw donatie voorzien van uw naam gestort op rek. nr. 5285797 t.n.v. de penningmeester van Werkgroep Herkenning MAILADRESSEN Het bestuur wil graag zoveel mogelijk verzenden via e-mail. Zowel het Bulletin als andere berichten !!! Laat u ons a.u.b uw e-mailadres en uw voorkeur hierin weten!
Informatie over de Werkgroep Herkenning
Inhoudsopgave voor dit Bulletin Zwart of wit: meestal er ergens tusenin .............................. 1/3/4
Secretariaat:
Informatie over de Werkgroep Herkenning................................ 2
Bachrode 11 2717 AL Zoetermeer 079-8886264 E-mail:
[email protected] www.werkgroepherkenning.nl Adreswijzigingen a.u.b. melden aan het secretariaat
Mededelingen.......................................................................... 3 Vanuit het Bestuur .................................................................. 4/5 Van de redactie ....................................................................... 5 Nieuw interviewproject over ‘heropvoeding van NSB-kinderen .... .............................................................................................. 6/7 Schrijfcursus in het kader van het Open Archief ........................ 7
Landelijke Hulptelefoon:
Oproepen Dubbele nationaliteit ............................................................ 7
030 6701979
Www.oorlogsdliefdekind ....................................................... 7
Bestuur:
Gesprekken rond het boek ‘Besmette Jeugd’ ......... 8/9/10/11/12
Cuny Holthuis-Buve (voorzitter) Ton Scheffel (penningmeester) Tanja van der Woud-Wolterbeek (secretaris) Jeanne Diele-Staal (lid) Ab van Aldijk (lid)
Reacttie op ‘Besmette Jeugd’ ........................................... 12/13 Commentaar op het boek ‘Besmette Jeugd’.................... 13/14 In ieder van ons zit een diep verlangen onze eigen geschiedenis te vertellen ...................................................... 14 /15 Kritische kanttekleningen bij het verzet.......................... 15/16/17 Boekbespreking
Regiocoördinatoren:
Kinderen van de oorlog en de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlogin de Nederlandse literatuur van
Friesland Roelie Ansingh 0512 303174 Groningen Jurriën Oortwijn 050 3110955 Drenthe Pieter Kempers 0591 659904 Flevoland Pragit Koot-Brouwers 0320 412116 Brabant Hans van Hoof 0413 475838 Limburg Margreet Vorstenbosch 046 4373822 Zuid Holland Dirk Mostert 010 2622645 of b.g.g. het secretariaat Salland & Twente Arjen en Mieke de Groot 053 4344801
de jaren ‘80 ............................................... 18/19/20/21/22/23 In de media Speelfilm THE READER.......................................................... 24 The boy in the striped pyjamas ...................................... 25/26 Mogelijkheid tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief ............................................................................... 27/28 Colofon .................................................................................. 28
Partners van…: Joke Snijders
033 4617673
Contactgroep Kinderen van Duitse Militairen: Ab van Aldijk
DONATEUR WORDEN VAN HERKENNING ?
023 5240898 06 53382670
U kunt donateur worden van de Stichting Werkgroep Herkenning. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze stichting organiseert. De stichting vraagt van de donateurs een jaarlijkse bijdrage van €20,00.
Redactie Bulletin: Cuny Holthuis-Buve Gonda Scheffel-Baars (hoofdredacteur)
[email protected] Gerard van der Woud (eindredacteur en vormgeving)
Een hogere bijdrage is uiteraard welkom. De hoogte van de standaardbijdrage mag echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven. Kunt u dat bedrag niet missen dan is een lagere bijdrage eveneens welkom. Wij willen u verzoeken om uw bijdrage te storten op ons rekeningnummer 5285797, ten name van de penningmeester Stichting Werkgroep Herkenning, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht, onder duidelijke vermelding van uw naam en adres.
Webmaster: Tosh Koot Voor het laatste nieuws over activiteiten van de Werkgroep Herkenning en over andere gebeurtenissen die voor de doelgroep van Herkenning van betekenis kunnen zijn is de website van de werkgroep een niet-temissen bron van informatie. Dus op naar: www.werkgroepherkenning.nl!
Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure schrijf , mail of bel dan naar: Secretariaat Stichting Werkgroep Herkenning Bachrode 11, 2717 AL Zoetermeer E-mail:
[email protected] Telefoon 079-8886264
www.werkgroepherkenning.nl 2
Mededelingen
(Vervolg van pagina 1)
Ik kan mijn belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog inmiddels wel koppelen aan mijn idealen. Het fascineert mij dat mensen elkaar ernstig leed aan kunnen doen (met oorlog als een van de ergste uitwassen), wat hen daartoe brengt, hoe dat ‘kwaad’ wordt gepraktiseerd / geëffectueerd en hoe dat zou kunnen worden voorkomen. Ik wil, in alle bescheidenheid, bijdragen aan een betere wereld. Ik ben niet heel optimistisch dat daarvoor veel middelen voor handen liggen. Een van de weinige is opleiding, voorlichting, onderwijs. Daarom werk ik bij een universiteit en schrijf ik in mijn vrije tijd romans over dit maatschappelijke thema. Door mensen zich te laten ontwikkelen, ook op het gebied van ethiek en moraal, heb je een iets grotere kans dat mensen dat gebruiken om hun gedrag te laten beïnvloeden. En leren doe je vooral van de fouten gemaakt in het verleden.
Inzendingen voor het Bulletin Criteria voor plaatsing van berichten en artikelen in het Bulletin Het Bulletin is er voor onze achterban, maar er gelden - zoals bij ieder blad - wel duidelijke regels. Uitgangspunt is dat de inhoud van de berichten en artikelen niet strijdig mogen zijn met de doelstellingen van Herkenning. Verder bekijkt de redactie de binnengekomen stukken op: - goede leesbaarheid, - geen dubbelzinnigheid wat de inhoud betreft, - i.v.m. de beperkte ruimte: zo beknopt mogelijk. Als een stuk van iemand wordt opgenomen, geldt dat de redactie voor de inhoud van dat stuk geen verantwoordelijkheid draagt. Zie voor verdere informatie het colofon op de laatste pagina van het Bulletin. ■ BEELDBANKWO2 Alle oorlogsfoto’s van de oorlogs- en verzetsmusea, herinneringscentra en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) zijn nu online beschikbaar: www.beeldbankwo2.nl
Donaties voor de Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning .
De Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning werd opgericht om, met de nalatenschap van de oudvoorzitter van de Stichting Werkgroep Herkenning Hans Donkersloot als basis, de activiteiten van de Werkgroep Herkenning te kunnen continueren in de periode dat er geen subsidiegelden meer beschikbaar zouden zijn. Een aparte Stichting Vrienden was destijds noodzakelijk om de overheidssubsidie te kunnen blijven ontvangen. Nu de subsidies van het ministerie van VWS al enige jaren gestopt zijn en de verplichtingen van de Stichting Werkgroep Herkenning die voortvloeiden uit deze periode niet langer aanwerzig zijn, is een scheiding van de twee stichtingen geen nood-
Waarom schrijf je over de 'foute' kant? Ik voel veel empathie voor mensen die hebben geleden onder de gevolgen van oorlog, hetzij als direct betrokkenen, hetzij doordat ze daar indirect via ouders de gevolgen van hebben ondervonden. En dat zijn er velen, is mij gebleken; zowel kinderen aan de zijde van slachtoffers als die aan de zijde van de daders, voor zover je een dergelijke scherpe scheidslijn kunt hanteren. Het valt mij bovendien op dat die laatste categorie het relatief extra zwaar heeft. Niet alleen hebben ook zij te maken met ouders van wie de oorlogservaringen doorwerken in het gezinsleven, zij moeten bovendien leven met de foute keuzes van hun ouders. Daarnaast kunnen ze niet automatisch rekenen op sympathie en begrip voor hun lot vanuit de samen-
zaak meer.
Wij vragen u dan ook om donaties en eventuele legaten rechtstreeks over te maken aan de Stichting Werkgroep Herkenning, zoals aangegeven op bladzijde 2 van dit Bulletin. ■ 3
leving. Een jeugd waar zo’n zwaar stempel op heeft gedrukt, het vervolgens een leven lang moeten doen met een last waar je niet om hebt gevraagd: het voelt als een groot onrecht dat deze mensen is aangedaan. Medemensen uit onze samenleving, waar we als samenleving ook mede verantwoordelijkheid voor dragen om hen te helpen. Een belangrijke stap is meer begrip voor de situatie van de nabestaanden van ‘foute ouders’ kweken. Daar hoop ik met De eendenkooi aan bij te dragen.
Vanuit het Bestuur
Waarom heb je voor Terschelling gekozen als plaats waar het verhaal zich afspeelt en hoe kwam je op de metafoor van de eendenkooi?
Dit eerste half jaar is er veel aandacht voor ons als groep geweest: in Westerbork, in Duitsland en tenslotte bij het NIOD. Maar wordt onze geschiedenis nu langzamerhand volledig? Wat missen we nog en kunnen we daar als Herkenning iets aan doen? De komende maanden zullen we ons daar onder meer mee bezig gaan houden.
Het beeld van kinderen van “foute” ouders.
M
et betrekking tot het boek van Ismee Tames, onderzoekster bij het NIOD, vindt u in dit Bulletin een groot aantal kritieken. Dit boek stelt ons weer voor de vraag: hoe staan we er nu voor als kinderen van “foute” ouders (KFO)?
Ik heb in 2007 een eerste roman, getiteld Een goed jaar voor de rozen, geschreven over de Jodenvervolging, meer in het bijzonder over het lot van de joodse gemeenschap in Winschoten (in ‘het Mokum van het Noorden’ woonde als procentueel deel van de plaatselijke bevolking, de een na grootste joodse populatie van Nederland; Amsterdam had de grootste). Bij de totstandkoming van die roman heb ik me sterk verdiept in allerlei oorlogsdocumentatie, waarbij ik ook veel las over de daders. Onder andere werd ik toen getroffen door de consequenties van hun daden voor hun nabestaanden. Dit alles lag nog vers in het geheugen toen ik op Terschelling op vakantie was en in het plaatselijke VVV-krantje een artikel over een eendenkooi op dit eiland las. Gelijk sloeg een vonk over: die eendenkooi zag ik als een metafoor (ik verklap niet waarvoor). Ik kon daar tevens aan koppelen wat ik ook graag voor het voetlicht wilde brengen: het lot van de kinderen van ‘foute’ ouders en de empathie die zij verdienen. En zo heb ik in stille avonduurtjes, terwijl vrouw en kinderen aan het lezen waren, in een stacaravan op Terschelling De eendenkooi uitgewerkt.
Zo komt er in het najaar een gesprek met het team onderzoekers van het NIOD en een aantal vertegenwoordigers van de verschillende leeftijdsgroepen bij de donateurs. Meer kennis van wat wij hebben meegemaakt is beslist geen overbodige luxe voor het NIOD. Ook gaat de verzameling van levensverhalen van KFO via het Open Archief onverminderd voort, maar het project waarbij er een actieve webmaster is die verhalen verzamelt, loopt -helaas - eind dit jaar af. Als Herkenning bekijken we nu of het mogelijk is om de website open te houden. Daarnaast verkennen we de mogelijkheden om zelf een conferentie te organiseren met wetenschappers uit binnen- en buitenland over hoe er nu wordt aangekeken tegen kinderen van collaborateurs. We houden u op de hoogte.
Wat wil je verder nog aan informatie kwijt? Ik hoop dat dit boek, naast bovengenoemde doelstellingen, ook een steun zal zijn voor de nabestaanden van ‘foute’ ouders. Door de inhoud, alsook door het feit dat mensen zonder ‘foute’ ouders het de moeite waard vinden erover te schrijven en empathie voor hen voelen. Uiteraard ben ik niet de enige.
De jongere generatie Zoals we u vorige keer al lieten weten: er bleek ook behoefte bij de jongere naoorlogse generatie om hun ervaringen uit te wisselen. Als Herkenning bieden wij hen daarvoor de ruimte en zo nodig ondersteuning. Voorlopig is er geen sprake van een gespreksgroep, maar is men wel op dit moment geïnteresseerd in elkaar zo nu en dan ontmoeten.
Nog wat persoonlijke gegevens: ik ben 47 jaar oud; ben getrouwd; heb drie zoons (12, 15 en 16 jaar oud); woon in Noordlaren, onder de rook van Groningen; werk als universitair docent bij de Faculteit Economie en Bedrijfskunde bij de Rijksuniversiteit Groningen. Zie ook www.rug.nl/staff/b.crom/index
Contact met andere lotgenotenorganisaties
Voor schrijversactiviteiten, zie www.deharmonie.nl/ auteur/auteurdetail.asp?id=185 ■
Niet weten wie je vader is, komt bij onze donateurs in het bijzonder voor bij kinderen van Duitse militairen. Een aantal van hen heeft ook contact met de Stichting Verwantschapsvragen (SVV). Deze - nog jonge - stichting is een platform voor mensen met verwantschapsvragen en zorgt ook voor informatie en hulp. Het is de bedoeling dat de besturen van Herkenning en SVV binnenkort
DE EENDENKOOI geschreven door Ben Crom, uitgegeven bij De Harmonie in Amsterdam, ISBN 978 90 6169 894 4 Gonda Scheffel-Baars
4
nader gaan kennismaken, om te zien of we wat voor elkaar kunnen betekenen.
realistische kijk op het thema goed en fout vond ik in het blad ‘Cogiscope’, de opvolger van het Icodo-info, en dat vind ik opmerkelijk; een teken van de mentaliteitsverandering die zich, ondanks voorbeelden van hardnekkig vasthouden aan de oude goed-fout-ideologie, in de Nederlandse samenleving aan het voltrekken is.
Hulpverlening De vraag naar hulpverlening in de vorm van een luisterend oor door het telefoonteam neemt af, maar blijft nog steeds aanwezig. We krijgen nog steeds berichten van mensen die er nu pas achter komen dat (groot)ouders zijn fout geweest. Soms vallen er dan veel puzzelstukjes op hun plaats en ontstaat die behoefte aan het luisterend oor. Belangrijk daarbij is dat wij bekend zijn met het probleem en schaamte geen rol hoeft te spelen.
In het jeugdboek ‘De eendenkooi’ gaat het eveneens om thema’s als schuld en onschuld, fout en goed, boete en verzoening. Ook hierin maakt de auteur duidelijk dat het niet eenvoudig uit te maken is hoe iemands handelen beoordeeld moet worden; goed en fout lopen vaak door elkaar heen.
Ook voor veel KFO blijkt hulpverlening nog noodzakelijk: daarom nogmaals het verzoek: laat ons uw – goede en slechte - ervaringen met de hulpverlening weten! ■
Bijstelling van het beeld van de ‘fouten’ aan de ene kant, eindelijk ook (meer) ruimte voor het plaatsen van kritische kanttekeningen bij de ‘goeden’, bij het verzet. Ook in dit opzicht worden Nederlanders volwassener en realistischer. De tijd van mythen is voorbij. In dit bulletin aandacht voor een artikel van Bas Kromhout in het Historisch Nieuwsblad over de ‘zin’ van verzetsdaden gemeten aan het praktische resultaat ervan, een korte bespreking van het boek ‘Recht op wraak’, waarin de 500 mensen die door het verzet geliquideerd werden met hun naam en geschiedenis vermeld staan en een korte bespreking van het boek ‘De dood van een onderduiker’ van Eric Slot.
Hartelijke groeten namens het bestuur, Cuny Holthuis
VAN DE REDACTIE
H
et boek ‘Besmette jeugd’ van Ismee Tames komt in dit bulletin nogmaals aan de orde, in reacties van lezers en in een verslag van een bijeenkomst van historici over dit boek. Daarnaast vindt u een verslag van een gesprek dat met Ismee over haar boek gevoerd is en de correspondentie over een aantal punten van kritiek die niet meer in het gesprek aan de orde konden komen.
Een lezer van het Bulletin stuurde mij ook een interview met de schrijver Salmon Rushdie; ik heb er enkele stukken van overgenomen. Ik werd attent gemaakt op een overeenkomst tussen Frankrijk en Duitsland waarbij de Bondsregering mensen die geboren zijn uit een relatie van een Franse vouw en een Duitse soldaat, indien daarom verzocht wordt, de Duitse nationaliteit zal verlenen.
Ceciel Huitema bespreekt in haar bijdrage het nieuwe project van het OA en kondigt drie nieuwe schrijfworkshops aan. Jolanda Vanderwal Taylor schreef in 1997 een boek waarin zij een aantal Nederlandstalige boeken besprak, alle boeken waarin een kind of jeugdig persoon de hoofdrol vervult en waarvan het verhaal zich tijdens en vlak na de oorlog afspeelt. Ik trof heel veel boeiends in haar studie aan en wil mijn leeservaringen graag met u delen.
Er is een website gelanceerd voor mensen die uit een relatie van een Nederlandse soldaat en een Indische vrouw geboren zijn (tussen 1947 en 1950, de periode van de politionele acties), en die op zoek zijn naar familieleden of hun verhaal willen vertellen. Namens de redactie spreek ik de hoop uit dat de aangeboden artikelen u zullen boeien. ■
Dit keer ook een korte bespreking van twee films, n.l. ‘The Reader’ en ‘The Boy in the Striped Pyjamas’. Opvallend is, vind ik, dat er in deze films geprobeerd is om stereotypen te vermijden en van ‘foute’ mensen ook de menselijke kant te belichten. In de recensie van de film ‘The Reader’ wordt duidelijk gemaakt dat tussen goed en fout geen duidelijke scheidslijn loopt. Deze milde en
Gonda Scheffel-Baars
5
Nieuw interviewproject over ‘heropvoeding’ van NSB-kinderen
geplaatst. In november 1946 waren dat er ruim 2600.
Z
Er is nog relatief weinig bekend over deze ‘heropvoeding’. Daarom wil Cogis – gesteund door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport – door middel van het vastleggen van verhalen van betrokkenen op video en/of geluidsband dit deel van de Nederlandse oorlogsgeschiedenis bewaren voor volgende generaties. Daarvoor is Cogis in het bijzonder op zoek naar mensen die na de bezetting als ‘Jeugdige Politieke Delinquent’ voor langere of kortere tijd werden ondergebracht in een daarvoor speciaal aangewezen (JPD-)tehuis of pleeggezin. Daarnaast komen wij ook graag in contact met voormalige leid(st)ers van tehuizen, toezichthouders van de JPD-ers of pleegouders die namens Bureau Bijzondere Jeugdzorg een jongere in huis namen om deze te laten integreren in de naoorlogse samenleving.
e werden na de bevrijding gezien als ‘politiek besmette jeugd’, kinderen van NSB’ers die voor of tijdens de bezetting lid waren geweest van de Nationale Jeugdstorm of de Hitler Jugend. Of zij die ‘vrijwillig’ in Duitsland gingen werken of zich na hun achttiende verjaardag aansloten bij het Duitse leger. De Nederlandse regering bestempelde deze jongeren als ‘Politieke Jeugdige Delinquenten’ en vond het noodzakelijk hen te onderwerpen aan ‘maatschappelijke heroriëntatie’ of te wel ‘heropvoeding’. Doel was deze jeugd op te voeden als ‘vaderlandslievende burgers’ om zo te voorkomen dat zij in tijden van crisis of oorlog zich (opnieuw) bij totalitaire of revolutionaire bewegingen zouden aansluiten. In eerste instantie werden veel van deze jongeren samen met hun ouder(s) geïnterneerd in een volwassenenkamp. Al snel werd van overheidswege
Wilt u uw verhaal vertellen? Bent u in uw jeugd onderworpen aan een heropvoedingprogramma? Of was u als leid(st)er van een tehuis, als toezichtouder of als pleegouder betrokken bij de maatschappelijke heroriëntatie van zogenoemde ‘Jeugdige Politieke Delinquenten’? En wilt u uw verhaal vertellen zodat dit deel van de Nederlandse oorlogsgeschiedenis niet verloren gaat? Neem dan contact op met: mevr. Ceciel Huitema, projectcoördinator, telefoon: 030296 80 00 of email:
Slaapzaal tehuis
bepaald dat dit geen goede plek was voor deze jongeren en werden zij ondergebracht in daarvoor speciaal aangewezen tehuizen of pleeggezinnen. In november 1945 verbleven ongeveer 300 ‘Jeugdige Politieke Delinquenten’ in de tehuizen van Bureau Bijzondere Jeugdzorg. In totaal zijn ruim 2500 jongeren gedurende kortere of langere tijd gehuisvest in zo’n tehuis. Niet iedere ‘Jeugdige Delinquent’ kwam trouwens terecht in een tehuis, een groot aantal jongeren werd in een pleeggezin
[email protected]. U kunt ook een brief sturen naar Churchilllaan 11, vierde verdieping, 3527 GV Utrecht ter attentie van bovengenoemde. Wilt u in uw bericht vermelden: ▪ uw naam (anoniem mag ook), geboortejaar en telefoonnummer ▪ Of u lid bent geweest van de Nationale Jeugd6
Oproepen
storm / Hitler Jugend of tijdens de bezetting in Duitsland bent geweest
D U B B E L E N AT I O N A L I T E I T
▪ in welk tehuis u hebt gezeten en hoe lang / in welke plaats u in een pleeggezin bent ondergebracht en hoe lang
I
n februari werd bekend gemaakt dat de Duitse regering Franse vrouwen en mannen die tijdens of vlak na de oorlog geboren zijn uit een relatie van een Franse vrouw en een Duitse soldaat, indien zij dat wensen, de Duitse nationaliteit zal aanbieden. De overeenkomst die hierover tussen beide landen gesloten is moet als een soort ‘Wiedergutmachung’ gezien worden, omdat de Duitse regering er zich van bewust is dat deze mensen vanwege hun afkomst veel leed overkomen is. De kosten worden door de Duitse regering gedragen. Mensen die ervoor in aanmerking willen komen moeten zelf een aanvraag indienen. Als redactie vragen wij ons af of onder de lezers mensen zijn die ook in aanmerking zouden willen komen voor een Duitse nationaliteit, of die al een dubbele nationaliteit bezitten en die daarover iets voor het Bulletin zouden willen schrijven. Reacties kunt u sturen naar het redactieadres. ■
Met uw persoonlijke verhalen en gegevens zal zorgvuldig worden omgegaan. Cogis garandeert desgewenst uw anonimiteit.
Schrijfcursus in het kader van het Open Archief Op drie middagen in oktober a.s. zal Lies Schneiders van Cogis de schrijfcursus Hoe krijg ik mijn verhaal op papier? geven voor mensen die hun levensverhaal of jeugdherinneringen als ‘kind van ‘foute’ ouders’ willen opschrijven. Deelnemers wordt geleerd herinneringen op gang te brengen, te ordenen, te selecteren en onder woorden te brengen. Ook zal aandacht worden besteed aan het omgaan met emoties die tijdens zo’n schrijfproces naar boven komen. Deelnemers hoeven helemaal geen schrijfervaring te hebben. Het gaat niet om goed of mooi schrijven. Het gaat erom dat er een proces op gang wordt gebracht om een aantal zinnen te schrijven over bepaalde onderwerpen. In de cursus worden twee methoden gebruikt die beide stimuleren bij het oproepen van associaties waaruit vervolgens een keuze kan worden gemaakt om over te schrijven. Op deze manier ontstaan korte verhaaltjes die als het ware een mozaïek van het leven vormen en dat de deelnemer zelf thuis kan uitbreiden door middel van andere belangrijke thema’s uit het levensverhaal.
Een dubbel paspoort: geen probleem Foto Eric Krebbers
De cursus wordt op 8, 15 en 21 oktober a.s. tussen 13.30 – 16.00 uur gegeven bij Cogis, Churchilllaan 11, vierde verdieping in Utrecht.
WWW.OORLOGSLIEFDEKIND.NL k las onlangs dat de bovenstaande website opgezet is om mensen die geboren zijn uit een relatie van een Nederlandse soldaat en een Indische vrouw de gelegenheid te geven hun verhaal te vertellen. Ook kunnen zij oproepen plaatsen, om te proberen op die manier in contact te kunnen komen met hun biologische vader of hun Indonesische familie. Er blijken ook vaders op zoek te zijn naar hun kinderen, die tijdens hun verblijf in Indië gedurende de periode 1945-1949, de periode van de Politionele Acties, geboren zijn. Over de liefdesrelaties die er in die tijd ontstonden is nauwelijks iets geschreven. De tijd van de Politionele Acties roept bij veel Nederlanders gevoelens van onmacht en schaamte op. Dan ook nog eens geconfronteerd worden met wat in die tijd als schandalig gezien werd, namelijk buitenechtelijke relaties, is voor velen een stap te ver. De kinderen die uit die relaties geboren werden, hebben uit schaamte al die tijd gezwegen, maar treden nu naar buiten. Buitenechtelijke kinderen worden tegenwoordig niet meer als schande gezien en ook de tijd tussen 1945 en 1949 kan nu met meer nuanceringen dan voorheen bekeken worden.
I
De kosten voor deze cursus bedragen € 75,-
Meer informatie en aanmelding Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Lies Schneiders, telefoon: 030 – 296 80 00 of email:
[email protected]. U kunt zich aanmelden bij Ceciel Huitema, telefoon: 030 – 296 80 00 of email:
[email protected]. ■
7
GESPREKKEN ROND HET BOEK ‘BESMETTE JEUGD’ In de dagen rond de presentatie van het boek van Ismee Tames ontstond bij diverse personen, waaronder een aantal historici, de behoefte om met elkaar over het boek van gedachten te wisselen. Cuny Holthuis-Buve, de voorzitster van Herkenning, nam het op zich om een achttal mensen uit te nodigen, in onderling overleg een datum vast te stellen en een plaats te zoeken waar het gesprek kon plaatsvinden. Zij nam in de bijeenkomst de taak van technisch voorzitter op zich die de tijd zou bewaken en de discussie zou samenvatten. Cuny bedankte Chris van der Heijden in haar openingswoordje dat hij een ruimte in de Hogeschool Utrecht voor ons had weten te reserveren.
I
n het gesprek op 11 juni hebben we onze persoonlijke visie op het boek en het lopende onderzoek uitgesproken. Er werd door iemand naar voren gebracht, dat het publiceren van de nog beschikbare bronnen – bijvoorbeeld alle documenten die betrekking hebben op de Bijzondere Jeugdzorg, de tehuizen en de pleeggezinnen – de eerste taak van het NIOD zou moeten zijn, belangrijker dan het uitgeven van een boek waar her en der goede dingen in staan, maar dat door toon en teneur toch ook tegenvalt.
derwerp verbonden zijn ten diepste heeft gepeild, daar zetten we echter onze vraagtekens bij. Toen we aan het eind van de bijeenkomst gingen bekijken wat we concreet nog wilden of konden doen, bleek dat in feite natuurlijk niet veel, omdat het boek er nu eenmaal al is. Het enige zou een gesprek met Ismee zijn om de punten van kritiek met haar door te nemen en de samenwerking met Herkenning tot nu toe en die voor de komende twee boeken met haar te bespreken. Het lag dus voor de hand dat Herkenning in dezen actie zou ondernemen en dit gesprek met haar zou aanvragen, ook omdat de andere aanwezigen, om diverse redenen, verder contact met het NIOD of met Ismee niet ambieerden.
We hebben met elkaar gesproken over het afwezig zijn van enige verantwoording van de interviews die Ismee gevoerd heeft. Het is in wetenschappelijke kringen gebruikelijk om enige passages daaraan te wijden, waarbij het gaat om zaken als: de aard van het interOmdat Martijn Lindt en view (geheel open ik vrij gedetailleerde krigesprek, gesprek ...een boek waar her en der goede dingen in tiek op thema’s, passages aan de hand van staan, maar dat door toon en teneur toch ook en woordgebruik in het vooraf vastgestelboek hadden, besloten we tegenvalt. de vragen of een om daar met elkaar nog combinatie hierverder over door te praten van); de duur van het gesprek en eventuele volggeom te bekijken of er een min of meer gezamenlijk sprekken; de leeftijd, sociale klasse en opleiding van standpunt uit zou kunnen rollen. Dit zou dan in het de gesprekspartners (om vast te stellen hoe representagesprek met Ismee meegenomen kunnen worden. Zo tief de groep is voor de gehele doelgroep van het onhebben we dat inderdaad ook gedaan. derzoek); de wijze van verwerking van de gegevens en Op 20 juli hebben Cuny, Martijn en ik in het NIODde interpretatie. gebouw met Ismee een gesprek gehad. Dat is in vrienWe hebben ons ook afgevraagd in hoeverre Ismee delijke sfeer verlopen – en ik bedoel het hier letterlijk, haar eigen weg heeft mogen en kunnen gaan bij dit niet in politieke zin waar een dergelijke kenschets van onderzoek en in hoeverre zij rekening heeft moeten een overleg vaak betekent dat er allerlei onder- en bohouden met de wensen van de begeleidingscommissie vengrondse spanningen waren. en de adviezen van haar collega’s, die ze allemaal aan We zijn begonnen met positieve kritiek. Ik vind het het eind van haar boek met name noemt. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat zij in een (zeker) tweede hoofdstuk over de opvang in de tehuizen een spanningsveld tussen eigen inzichten en die van haar goed stuk waar veel archiefwerk voor verricht is en omgeving heeft moeten werken en concessies heeft met name het beeld dat Ismee van de dames Ten Holt, moeten doen. Mensen die Ismee persoonlijk wat beter Kamphuis en De Boer geeft vind ik erg boeiend. Het kennen, kenschetsen haar als open, van goede wil en hoofdstuk is een welkome aanvulling op de scriptie betrokken, die zich in de twee jaar die tot haar beschik- (van 1987) van Paul Mantel en mij over NSB-kinderen king stonden voor dit boek goed in de materie verdiept in kindertehuizen. Martijn noemde met name de eerste heeft en ingewerkt. Of ze alle emoties die aan dit on- paragrafen van de conclusie als zeer geslaagd. 8
Hierna stelde Cuny de samenwerking met Herkenning aan de orde. Herkenning is in het begin van het onderzoek door Ismee benaderd om informatie en waar nodig ondersteuning te geven. Die is ook gegeven, maar na dit begin en de verschijning van het boek als eindproduct is er van samenwerking geen sprake meer geweest. Dat betreuren we, omdat in een eerder stadium de bezwaren die we nu tegen het boek hebben, geuit hadden kunnen worden, waarna Ismee er rekening mee had kunnen houden – of niet natuurlijk, dat is uiteraard haar eigen professionele verantwoordelijkheid, waar we niet aan kunnen of willen tornen.
Ismee legde uit, dat de diverse voorstellen voor de ondertitel die zij deed en waarin dat beleid en die context verwoord waren allemaal veel langer waren en dat de uitgever die om redenen van layout afgewezen had. Zijn mening was dat de informatie die niet op de voorkant kon maar op de achterkant gegeven moest worden. Martijn kaartte hierna de titel en de foto op de omslag aan; ‘pijnpunten’ noemde hij ze. De aanhalingstekens rond het woord ‘besmette’, die wel op de achterflap voorkomen, mochten van de uitgever niet in de titel worden aangebracht – inderdaad, om redenen van layout en esthetiek. Het is natuurlijk toch nogal onverteerbaar dat redenen van layout de doorslag geven ten koste van juiste informatie aan de lezer! Maar dat kan Ismee natuurlijk niet verweten worden, hoewel ze misschien in dit geval dan toch voor een andere titel had moeten kiezen waar het layoutprobleem niet voor speelde.
Cuny vertelde hoe bijvoorbeeld Bas Kromhout zijn boek door mensen van Herkenning had laten lezen, met name voor de toon en de teneur van zijn betoog. En dat ook Lou de Jong indertijd het bestuur van Herkenning bij hem thuis uitgenodigd had om enkele passages die hij in zijn Epiloog aan kinderen van ‘foute’ ouders Martijn uitte vervolgens Het boek blijkt voor een heel groot (KFO) zou wijden, met de zijn bezwaren tegen het bestuursleden te bespreken. deel gewijd te zijn aan het overheidswoord ‘besmet’, omdat in dat Ook journalisten is vrijwel beleid en betrekkelijk weinig aan de woord tot uitdrukking wordt altijd gevraagd hun teksten kinderen zelf gebracht hoe de autoriteiten voor publicatie aan de geïnen de samenleving tegen deze terviewden voor te leggen, kinderen aankeken, terwijl de beleving van die kindezodat dezen ze op feitelijke fouten, maar ook op woordren zelf daarin afwezig is. De term ‘gewantrouwd’ zou gebruik en toon van het stuk, konden checken. beide kanten in beeld gebracht hebben: de kinderen Ismee voerde hierop aan, dat zij de mensen die zij werden gewantrouwd vanwege hun relaties met een geïnterviewd heeft de citaten die zij in het boek wilde ‘foute’ ouder, maar voelden ook zelf dat wantrouwen opnemen heeft voorgelegd en dat zij van sommigen van hun omgeving en werden daar psychisch door beook correcties heeft ontvangen. De tekst voor publicatie last. aan mensen van Herkenning voorleggen, had er niet in In de conclusies schrijft Ismee dat er op de jeugd, het gezeten, omdat de begeleidingscommissie die taak had leven van KFO een smet lag – en dat is een betere omen dit ook niet in de opdracht tot het onderzoek verschrijving, dan besmette jeugd, brachten we naar voren. woord was. Zij gaf toe, dat ze Herkenning misschien Besmet roept ook associaties op met ziekte of ongediermeer bij haar werk had kunnen betrekken, en zegde toe te en die associaties zijn voor KFO bijzonder pijnlijk. dat in de toekomst ook meer te doen. In hoeverre dat De titel is voor niet-KFO misschien wel duidelijk, maar alleen praktische zaken zal kunnen behelzen, zoals: voor ons zijn daar veel emoties aan verbonden. ‘Kennen jullie iemand die informatie over dit of dat Martijn vroeg Ismee waarom er een foto die een situthema geven kan?’ of meer inhoudelijk: ‘Ik wil over dit thema dit of dat zeggen, hoe kijken jullie daar tegen atie van tijdens de oorlog weergeeft voor de omslag aan?’ moeten we afwachten. In elk geval zal vanuit gekozen is en niet een foto uit de naoorlogse periode, Herkenning vaker om overleg en uitwisseling van ge- bijvoorbeeld een situatie waarin kinderen werden buitengesloten of gepest werden. Of anders een foto uit gevens gevraagd worden. een van de kindertehuizen. Het boek gaat immers over Hierna heb ik de ondertitel van het boek aan de orde de naoorlogse periode. gesteld. ‘Kinderen van NSB’ers na de oorlog’ suggeIsmee vertelde dat zij zelf deze foto gekozen heeft en reert dat het over de ervaringen van die kinderen zal gaan. Ga je het boek echter lezen, dan blijkt er toch een ze legde uit waarom. Hoewel het inderdaad een foto heel groot gedeelte gewijd te zijn aan het overheidsbe- van tijdens de oorlog is, was dat voor haar van onderleid ten aanzien van de opvang van deze kinderen in geschikt belang. De foto sprak haar n.l. erg aan, omdat tehuizen of pleeggezinnen en aan de algemene sociaal- de zwarte mannen op de achtergrond waartegen het historische context waarin zij moesten opgroeien. Als meisje in haar witte jurkje afsteekt, treffend verbeelden dit beleid en deze context in de ondertitel tot uitdruk- hoe de schaduw van het verleden dit kind bij het opking zou zijn gebracht, had dit mensen die het boek groeien zal blijven achtervolgen. Toen ze de foto zag gingen lezen en in verhouding toch betrekkelijk weinig had ze sterk met dit kind meegevoeld: wat zul jij nog over de kinderen zelf onder ogen kregen, een teleurstel- een boel moeten meemaken vanwege dit verleden. ling kunnen besparen. Uit haar uitleg sprak veel empathie en onze reactie 9
■ Haar uitspraak dat het taboe op het spreken over het NSB-verleden van de ouders inmiddels verdwenen is, is in tegenspraak met de mening van prof. Hans Blom, neergelegd in zijn afscheidsrede, en met die van Peter Romijn bij de opening van de tentoonstelling in Aalten.
hierop was, in ‘unisono’: ‘Had die uitleg gegeven in je voorwoord! Dan was jouw keuze voor deze foto duidelijk geweest voor iedereen en bovendien had de lezer jouw persoonlijke visie vernomen, een visie die we eigenlijk nergens in het boek expliciet tegenkomen’. We hebben aangekaart dat zij van haar interviews geen verantwoording heeft gegeven, zoals we in het overleg op 11 juni al hadden besproken. Ismee zei dat de leeftijden van haar gesprekspartners wel te traceren zijn uit de tekst van het boek, maar volgens ons had het weinig moeite geweest om achter het lijstje pseudoniemen die ze achter in het boek geeft, ook de geboortejaren te vermelden. Zij kon zich niet echt vinden in onze bezwaren tegen het ontbreken van uitleg over de interviews.
Als haar mening gebaseerd is op de bereidheid van de 18 personen die met haar over hun leven als KFO wilden spreken, dan heeft ze over het hoofd gezien dat als mensen in een privé context willen praten dit nog niet inhoudt dat zij dit ook publiekelijk zouden willen en kunnen doen. Het taboe werkt door met name daar waar KFO op hun eigen manier over hun ouders willen spreken en hen niet, zonder nuance, als persoon willen veroordelen.
Door een misverstand over de duur van het onderhoud, kwamen een heleboel punten die we wilden bespreken niet meer aan de orde. We hebben nog even doorgepraat over het feit dat de kinderen van Duitse militairen niet in het boek vermeld staan. We zijn het
■ De inleiding en de conclusie van het boek zijn van een andere toon en teneur dan de rest van het boek. Thema’s uit de inleiding komen lang niet altijd terug in de hoofdstukken en in zowel het begin als in het eind van het boek komen uitspraken voor die niet onderbouwd zijn.
Veel aandacht voor de oudere kinderen, terwijl de jongere nogal buiten beeld zijn gebleven
■ Martijn is het beslist oneens met Ismee, dat het in de verhalen van KFO minder over schuld en verantwoordelijkheid gaat en meer over erkenning van leed en slachtofferschap.
wel met Ismee eens, dat zij gedeeltelijk een andere problematiek hebben dan KFO, maar een klein zinnetje had veel duidelijkheid kunnen verschaffen. Dat had aan de kinderen van Duitse militairen het signaal kunnen afgeven: jullie worden echt niet over het hoofd gezien, maar passen niet geheel in het raamwerk van dit boek.
■ Ismee heeft in haar oordelen over en haar verklaringen van het vertellen van hun verhalen door KFO impliciet de ‘discoursanalytische’ methode gevolgd maar die nergens expliciet gemaakt heeft. Deze vergt een grote hoeveelheid gegevens, die niet gegeven worden en binnen dit onderzoek ook niet thuis horen.
We hebben ook uitgesproken dat er veel aandacht gegaan is naar de oudere kinderen, terwijl de jongere of na de oorlog geboren KFO nogal buiten beeld zijn gebleven in het boek.
Haar uitspraken staan haaks op andere verklaringen over het vertellen van verhalen. Deze passages lijken ideologisch gekleurd, zijn mogelijk een concessie naar de kant van collega’s of begeleidingscommissie.
Cuny heeft de suggestie gedaan om de gehele problematiek ook eens te bekijken vanuit de nieuwere inzichten op het gebied van multi-problematiek. Men gebruikt die term als het gaat over gezinnen, die zowel met problemen geconfronteerd worden binnen het eigen gezin als met problemen met en in de buitenwereld. Deze dubbele problematiek speelde ook bij veel NSB-gezinnen en inzichten uit een ander vakgebied zouden op sommige punten misschien een nieuw licht kunnen laten schijnen op de problemen van de NSBgezinnen.
Door mij zijn de volgende punten aan haar voorgelegd: Het thema ‘het onschuldige kind’. (In het vorige Bulletin heb ik daar uitvoerig over geschreven). ■ Aan het boek van Jolanda Vanderwal Taylor (zie elders in dit Bulletin) heeft Ismee enkele passages ontleend. JVT zegt dat boeken, waarin de kwetsbaarheid van kinderen aan de orde komt, volwassenen de gelegenheid geven om op indirecte manier hun eigen kwetsbaarheid onder ogen te zien. Ismee Tames verbindt aan de passage van JVT de stelling, dat als KFO hun verhaal als kinderen vertellen zij de aandacht van de lezer afwenden van de daden en ideeën van hun ouders en ontsnappen kunnen aan de last zelf op hun ‘fout-zijn’ bevraagd te worden. Dan gaat het niet meer om kwetsbaarheid maar om een afleidingsmanoeuvre: kun je die overstap zomaar maken?
Hierna kwam de secretaresse nogmaals melden dat de volgende bezoeker er was en dat het gesprek nu echt afgerond moest worden. We spraken met elkaar af, dat de resterende punten van kritiek per mail aan Ismee zouden worden voorgelegd, waarop zij ons haar reacties zou sturen. Martijn heeft aan Ismee de volgende punten voorgelegd: 10
■ Door veel aandacht te besteden aan het schrijven vanuit het kindperspectief wordt de aandacht afgeleid van wat KFO wilden vertellen: hoe zij door de samenleving of bepaalde ‘goede Nederlanders’ behandeld werden. JVT schrijft weliswaar ook uitvoerig over dat perspectief, maar zij bestudeerde de boeken als docent literatuur en kijkt dus ook uitvoerig naar de vorm van het literaire werk.
om tot inzicht te komen ontzegd wordt. Haar gebruik van het woord ‘identiteit’ vind ik vreemd, het is bijna een synoniem van ‘politieke overtuiging’. Dan nadert het bovendien dicht het begrip ‘geesteshouding’. Maar iemands identiteit kent veel aspecten, waarvan een religieuze of politieke overtuiging er maar één is. Schrijven dat jeugdigen en zelfs kinderen een nieuwe ‘identiteit’ moesten vinden, valt zeer zeker niet te rechtvaardigen.
■ Dat Duke Blaauwendraad zwijgzaam is over de aanranding bij haar terugkomst in Nederland, kan op velerlei manieren verklaard worden en (juist) niet (alleen) doordat het niet past in het kader van het ‘onschuldige kind’.
Ismee heeft ons een globaal antwoord gestuurd n.a.v. onze opmerkingen.
Daarin stelt zij dat dit boek, als eerste in het lopend onderzoek, ten doel had het probleem te verkennen, Het thema ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’. namelijk hoe de problematiek van de KFO ontstond, op (Zie eveneens het vorige bulletin) welke manieren zich die manifesteerde en welke gevol■ De stelling van Ismee dat individualiteit en specifi- gen er waren voor betrokkenen en de samenleving. citeit van de levensverhalen ondergesneeuwd raken als Vanuit haar eigen positie als historicus en politiek weze in het bredere kader van ‘wij zijn…’ geplaatst wor- tenschapper heeft zij met enige distantie geanalyseerd hoe er in de periode 1945-1960 in de Nederlandse saden, heeft ze niet onderbouwd. menleving gedacht werd over oorlog en collaboratie. ■ De overeenkomst van Distantie betekent niet dat ze haar bewoordingen en die zich niet verdiept heeft in gePassages lijken ideologisch gevan Jolande Withuis in een voelens, met name van KFO, artikel van 1990 is frapkleurd. maar, zo voert ze aan, in het pant; kende zij Withuis’ Er zijn voorbeelden van suggestief verhaal spelen natuurlijk ook artikel en waarom is dat andere partijen een rol, de taalgebruik. niet in een noot vermeld? overheid, de instanties, de sa■ Waarom heeft zij niet menleving als geheel. Aan elke onderzocht of mensen die elkaar in het kader van ‘wij groepering moet aandacht besteed worden; bovendien zijn…’ ontmoeten, binnen Kombi en de ‘gemengde’ waren al die groeperingen heterogeen. Identificatie met internationale organisaties, haar stelling onderschrij- één van de groeperingen brengt een juiste analyse in ven? gevaar. Enige professionele afstand in acht nemen be■ De verbinding van het woord ‘slogan’ met ‘wij tekent, volgens Ismee, dus geen bagatellisering van zijn…’ is pijnlijk voor mensen voor wie de ontdekking gevoelens, noch manipulatie. van zoveel gezamenlijkheid heel emotioneel, soms een keerpunt in hun leven was.
Weergave van hoe er in die periode over collaboratie gedacht werd, houdt niet in dat zij die gedachten tot die van haarzelf maakt. Zij probeert te begrijpen waarom er toen zo gedacht werd en welke consequenties er aan verbonden waren voor betrokkenen en samenleving.
Ik heb Ismee enkele voorbeelden van suggestief taalgebruik voorgelegd. KFO zijn soms het slachtoffer geworden van collectief gepest. Als je dat ‘soms’ niet door onderzoek hard kunt maken, moet je het weglaten. Dan constateer je dat het gebeurde, maar laat in het midden of het ‘vaak’ of ‘soms’ was. Ook ‘eventuele sociale uitsluiting in de buurt of op het werk’ en ‘maar wellicht ook de reacties van de buurt of collega’s’ suggereren dat het wel eens voorkwam, maar waarschijnlijk niet zo vaak. ‘Eventueel’ en ‘wellicht’ kunnen zonder probleem weggelaten worden – tenzij de auteur inderdaad die woorden wil gebruiken om haar gegronde bevindingen weer te geven.
Het thema’ het onschuldige kind’ kwam ze tegen toen ze enkele door KFO geschreven teksten las. Ze is in de inleiding uitvoerig ingegaan op dit thema om daarmee aan te geven in welke context de boeken van de jaren ’80 ontstaan zijn – het maakt duidelijk verschil of iets in de jaren ’80 geschreven is of dat het in een interview in 2007 gezegd wordt, zo stelt Ismee. Zij onderstreept dat het feit dat er in de jaren ’80 meer boeken vanuit dat perspectief geschreven zijn (‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’) acceptatie van de verhalen van KFO bevorderde en dus ook hun integratie.
Tenslotte heb ik haar gevraagd waarom zij het thema ‘fout als geesteshouding’ niet genuanceerd heeft – deze visie op ‘fout’ wordt niet gestaafd door het onderzoek van Hofman, die visie was in de periode 1945-1960 volgens Van der Heijden minder prominent dan Ismee veronderstelt. Het is een visie die mensen ziet als onveranderlijk, waardoor hun de menselijke eigenschap
Ten slotte herhaalt ze dat we ten allen tijde vragen aan haar kunnen voorleggen of suggesties kunnen doen in de naaste toekomst, zodat op die manier veel ‘misverstand of wantrouwen’ voorkomen kan worden. 11
Haar antwoord is niet erg bevredigend.
Reactie op ‘Besmette Jeugd’
I
Op Martijns opmerking over de discoursanalytische methode die zij impliciet zou hebben gebruikt, merkt ze op dat haar boek zeker niet als een voorbeeld van die methode moet worden gezien. Zij gaat echter niet echt in op wat Martijn naar voren heeft gebracht. Op zijn andere opmerkingen reageert ze helemaal niet.
k heb me voorgenomen een reactie te schrijven op dit boek. Het valt me emotioneel te zwaar in concreto alle generalisaties, interpretaties en commentaar van de schrijfster, waar ik het niet mee eens ben, op een rij te zetten. Ik ben hevig teleurgesteld, en voel me niet gezien. Tegelijk stel ik vast dat het boek me prikkelt om mijn eigen verhaal verder te herinneren, mijn privénachtmerrie verder onder ogen te zien. Het boek helpt me om te begrijpen dat er echt - na de oorlog - een grote kloof was tussen de Nederlanders en deze landverraders.
Ismee maakt in haar reactie duidelijk dat de gedachten uit de jaren ’40 en ’50 die ze zonder nuancering weergaf, niet per se die van haar zijn. Ik vind dat zij ze in haar boek duidelijker in de historische context had moeten plaatsen, zoals ze bijvoorbeeld deed met de opvoedingsideeën van die tijd. Het had de eenduidigheid van haar boek ten goede gekomen.
Ik had niet verwacht, nu door de schrijfster, wéér geconfronteerd te worden met een keurslijf van richtlijnen voor ons "de kinderen van", en natuurlijk voor onze ouders. Richtlijnen, waaraan wij kinderen soms, en onze ouders veelal, niet beantwoorden. Dàt is het voortdurend terugkomende verwijt van de schrijfster. Belangrijke verwijten zijn bijvoorbeeld....al die ouders die geen ongelijk hebben bekend, al die kinderen die ingepakt of in de war zijn gebracht door het gebrekkige of ontbrekende verhaal van de ouders over de bezettingstijd.
Zij gaat kort in op het thema ‘het onschuldige kind’ dat ik (veel uitgebreider dan hierboven aangegeven) aan haar heb voorgelegd, maar níet op mijn kritiek. Per saldo zijn maar twee autobiografieën vanuit het kindperspectief geschreven, dat rechtvaardigt zoveel aandacht voor dit thema in haar boek niet. Bovendien geeft zij geen enkele verantwoording van de door haar gevoerde interviews, dus waarom zoveel aandacht voor de manier waarop die boeken geschreven zijn? Dat een verhaal van de jaren ’80 anders bekeken moet worden dan interviews uit 2007, dat memoreert ze in haar boek niet. Een enkel zinnetje hieraan gewijd had verwarring kunnen voorkomen.
Op dit boek heb ik niet gewacht. En het is ongelooflijk te moeten vaststellen hoe gehecht men bij het NIOD blijkbaar is aan het oude basis-schema, n.l.
In haar reactie op mijn opmerkingen krijgt ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ ineens een positieve klank, terwijl dat in haar boek beslist niet zo is. Of ze in het boek de mening van anderen volgde, daar gaat ze in haar reactie niet op in. Het pijnlijke woordgebruik van ‘slogan’ in verband met ‘wij zijn…’ laat ze onbesproken. Ze bevestigt in haar reactie alleen waar we het met elkaar over eens zijn, n.l. dat van ‘wij zijn allemaal kinderen van de oorlog’ een integrerend effect uitging, maar aan mijn kritiek op de zinnen die ze in haar boek meent te moeten toevoegen aan deze constatering wijdt ze geen enkel woord.
-de keuze van de ouders is verwerpelijk, punt uit -de kinderen (en liefst ook de ouders) gelieven in te stemmen met dit oordeel -en dan mogen ze weer meedoen. Wat mijn eigen geschiedenis betreft, ik vind in het boek eigenlijk niets terug van mijn eigen belevenissen. Ik heb het (van september 1944 - juni 1945) goed gehad in Duitsland, ik begreep er niets van toen ik als 8jarige terugkwam in Nederland, ik was en bleef verstijfd van angst voor de onbekende buitenwereld, ik sloot me af voor mijn ouders, ik bleef er niets van begrijpen, ik verlangde onbewust terug naar de tijd, vóór Dolle Dinsdag, toen de wereld nog te vertrouwen was. Ontheemd dus, bang en erg alleen.
Ik begrijp wel dat ze niet op alle punten wil of kan ingaan – het is een pakket van een bladzijde of 10 – maar dit globale antwoord vind ik niet sterk en beneden de maat van een serieus gesprek. Ze gaat eigenlijk op geen enkel van de door ons aangevoerde punten echt in . Ze spreekt haar waardering erover uit dat wij zoveel opmerkingen op papier hebben gezet, maar die waardering blijkt níet uit een serieuze beantwoording van haar kant. Ze geeft er nergens blijk van onze kritiek te accepteren als de opbouwende kritiek die we er mee bedoelden en die haar bij haar verdere onderzoek en het schrijven van het volgende boek van dienst zou kunnen zijn. ■
Hoe verweer ik me tegen zo´n verhaal, dat Ismee Tames fabriceert. Door mijn eigen verhaal te schrijven. Ik ben zo boos en teleurgesteld over dit vooringenomen boek, dat ik nu echt ga proberen mijn zicht op de keuze van mijn vader, en mijn worsteling - na de oorlog - om te durven bestaan, op schrift te stellen. Uit een discussie met een lotgenoot. Je stelt je te weer tegen haar beweringen. Dat kan niet anders dan hapsnap zijn.
Gonda Scheffel-Baars
Ik vind het onbegonnen werk, je zó te weer te stellen. Waarom weet ik niet. Misschien omdat ik aanneem dat zij (NIOD) veilig in hun harnas van zekerheden zitten. 12
Jij ramt er op los, met je "kindervuistjes"; ze merken het niet eens. Als ik dat zou proberen, word ik te overstuur. Van onmachtsgevoel. Ik kan haar, Ismee Tames, en het NIOD niet stoppen.
Zwijgen in de gezinnen. Zelfde procedé. Namelijk de grote grijze olifant, wel zichtbaar aanwezig, maar vermeden. En zo kan je de schuld en het tekortschieten bij de ouders leggen. Hoe had het trouwens eruit moeten zien, volgens Ismee Tames, dat spreken in de gezinnen? Waarover had er door de ouders gesproken moeten worden, wil onze Ismee er tevreden over zijn?
Onaanvaardbaar trouwens, dat een zo methodisch en qua vóóringenomenheden fragwürdig boek, in de wetenschappelijke wereld (nog) geen commentaar heeft opgeroepen. Niemand wil zijn vingers branden, verwacht ik, d.w.z. vriendelijker denken over landverraders, en de last erkennen die de kinderen opgelegd is. Of het staat te ver van hen af.
Ik ga Ismee Tames trouwens steeds meer opvatten als een kloon van Jolande Withuis, zie haar boek over slachtoffercultuur.
Nog wat opmerkingen over een paar van de punten die jij ook aanroert.
Terugkomst in Nederland. Ze zegt wat die kinderen dachten: vluchteling, oorlogsslachtoffer, nu-komt-alles-weer-goed. Waar haalt ze het vandaan? Hoeveel kinderen dat dachten weten we niet. Maar het is weer een mooi opstapje voor Ismee om de kinderen van toen voor gek te zetten. Ik weet zeker dat ik alleen maar geschokt was, bij terugkomst in Nederland. Alles kwijt.
Slachtofferdenken. Ismee schuift onze ouders iets in de schoenen, n.l. dat ze zich slachtoffer voelden, en daarna kan ze hun dat dan verwijten. In het huidige slachtofferdenken is de schuldige altijd buiten je. Als je dus zegt dat NSB’ers zich slachtoffer vonden (zie ook soms moslimjongeren nu), dan kun je ze mooi verwijten dat ze de schuld buiten zich plaatsen. Mijn vader was verongelijkt, voelde zich onbegrepen en onrechtvaardig behandeld, maar slachtoffer in de huidige betekenis: dat begrip kende hij toen nog niet.
Nou, dat was het. Het is een opluchting om weer wat op papier te krijgen. ■ Dineke Swart. Commentaar op ‘Besmette jeugd’
het
boek
T
ijdens mijn vakantie in juni las ik al een behoorlijk deel erin en verbaasde me zéér over het geschrevene. Toen we weer thuis kwamen, lag het nieuwe Bulletin in de bus en daarin trof ik een commentaar op dit boek.
Onschuldig-kindperspectief.
Gelukkig... ook onbegrip... en ik kon me er mee verenigen. Wat mij stoort aan de foto op de omslag van het boek is dat ik de titel wel LEES, maar hem niet ZIE.
Voor diegenen onder ons die vanuit hun wanhoop en ellende en eenzaamheid gingen schrijven, was de vraag: hoe krijg ik GEHOOR, hoe mag ik van de buitenwereld erover schrijven? Ismee Tames had veel beter moeten nadenken over de maatschappelijke context en de aanvaardbare handvaten die die omgeving leek te bieden om ook "ons verhaal" te gaan vertellen. Ismee Tames pakt alleen dat onschuldig-kind-perspectief en daar kan ze dan weer allerlei verwijten op loslaten, d.w.z. de grote boodschap aan koppelen. En die is: de noodzakelijke erkenning van de schuld van de ouders, en kennis van hun "daden".
Voor mij is de besmette jeugdtijd: eenzaam zijn, afgewezen zijn. Dus een foto van een kind in een lege ruimte, nagewezen door anderen, dat had voor mij weergegeven hoe ik me toen voelde. Toen ik de inhoudsopgave van het boek las (dat was natuurlijk het eerste wat ik deed), beloofde dat nogal wat over het kind-zijn na de oorlog te vertellen. Dat viel me erg tegen toen ik het las... en verder las. Er staat erg veel geschiedenis en naoorlogs 'gebeuren' in, vanuit het oogpunt van de overheid: hoe de regering vooral worstelde om de 'zaak' rustig te houden en de maatschappij weer draaiende te krijgen. Buiten de paar genoemde 13
geschiedenissen van kinderen van …, wordt er veel maatschappelijk spitsroeden lopen door de overheid beschreven.
In ieder van ons zit een diep verlangen onze eigen geschiedenis te vertellen
Waar zijn wij, waar zijn de kinderen gebleven in dit boek? Als kind ben/was je toch een deel van je ouders en word/werd je daarop afgerekend: aan de kant staan, buiten de maatschappij; met andere woorden: waar is onze geschiedenis?
I
n een gesprek tussen Salman Rushdie en de Duitse journalist Thomas David over Rushdie’s boek ‘De betoverende Florentijnse’ deed de schrijver enkele interessante uitspraken over de menselijke behoefte om het verhaal van zijn leven te vertellen, over geschiedenis en identiteit.
Wat me erg stoorde: dat er bij de arrestatie van de ouders over achtergelaten kinderen wordt gesproken zonder er bij te vermelden dat alleen de ouders werden gearresteerd en meegenomen werden door de BS. Dat de BS de o ud er s vaa k dwongen hun kinderen achter te laten. Bij deze arrestaties is geen rekening met de kinderen gehouden: ze zijn domweg aan hun lot overgelaten!
Hieronder enkele passages uit dit interview: ‘De mens is nu eenmaal het dier dat zichzelf verhalen vertelt, en dan niet alleen maar in de vorm van literatuur. Elke familie heeft haar eigen geschiedenis, en daarnaast zijn er de ‘grote’ verhalen van geschiedenis en religie waarin wij met elkaar leven. In ieder van ons leeft een sterk verlangen om onze eigen levensgeschiedenis te vertellen, en als je daarvan afgehouden wordt, heeft dat allerlei morbide symptomen tot gevolg, alle mogelijke soorten geweld. In mijn boek heb ik dat proberen duidelijk te maken in de figuur van de reiziger: hij heeft Akbar (de heerser) opgezocht om hem zijn geschiedenis te vertellen, en als hij in de kerker opgesloten zit, vreest hij dat hij sterven zal voordat hij het hele verhaal zal hebben kunnen vertellen. Het geeft hem het traumatische gevoel dan eigenlijk niet geleefd te hebben.’
Daarbij ik tref geen aandacht voor de kinderen die bijvoorbeeld in de oorlogsjaren werden geboren, noch voor de kinderen geboren in de interneringskampen, en ook niet voor de kinderen die ná de vrijlating uit internering zijn geboren! Ook zij hebben namelijk een be-
De interviewer vraagt aan de auteur hoe hij de relatie ziet tussen een verhaal en degene die het verhaal geschreven heeft. Rushdie antwoordt dat dat een complexe relatie is. Het gebeurt nogal eens, dat mensen die een boek lezen ‘er mee aan de haal gaan’; de auteur kan daar niets tegen uitrichten. Hij vergelijkt het met de bekende professor Higgins uit de musical My Fair Lady die het bloemenmeisje Eliza Doolittle netjes leert spreken en beschaving bijbrengt, maar haar dan ‘verliest’, omdat zij nu op eigen benen haar weg in het leven vinden kan en verliefd wordt op een andere man. De ‘schepper’ moet vaak onder ogen zien, dat hij zijn ‘schepping’ verliest, dat anderen er mee doen wat zij willen.
Waar zijn wij, waar zijn de kinderen gebleven in dit boek?
smette jeugd gehad! De tendentieuze televisie-uitzendingen van dr. Lou de Jong worden niet genoemd.
Over geschiedenis zegt hij: ‘Over de geschiedenis zal men altijd blijven strijden. Geschiedenis is niet iets dat vaststaat, iets onomstotelijks, maar iets waar continu over gediscussieerd wordt, iets wat altijd opnieuw besproken zal worden.’
Al met al, moet ik zeggen dat de inhoud van dit boek mij behoorlijk tegenviel en als ik dan lees hoeveel dank Ismee heeft ontvangen van heel veel 'hotemetoten', dan vraag ik me af of 'men' het ermee eens kan zijn wat ze over dit onderwerp heeft opgeschreven.
Over identiteit heeft hij opgemerkt: ‘Het is een eigenschap van mensen om de wereld te begrijpen door overeenkomsten op te sporen en verschillen te constateren, dat wat mensen bindt en dat wat hen scheidt. Het probleem van onze dagen zit, m.i. in wat men ‘identiteitspolitiek’ zou kunnen noemen. We worden opgewekt onze identiteit op een minder complexe, een eenvoudige manier te definiëren, maar als we één ding zeker weten dan is dat, dat wij geen van allen eenvoudig zijn. Wij bezitten allemaal een veelvoud aan
Ik heb sterk het gevoel dat de kool en de geit nog steeds gespaard worden. Ik vind het altijd moeilijk om commentaar/kritiek te geven, maar nu moest het tóch gebeuren. ■ Pragit Koot
14
Elisabeth Bakker die ondanks waarschuwingen toch haar kinderen die elders ondergedoken zaten ging bezoeken, omdat ze moeilijk afstand van hen kon nemen.
identiteiten’. Rushdie spreekt dan over de hoofdpersoon Akbar, die als heerser gewend is in de majesteitelijke meervoudsvorm ‘wij’ te spreken, tot hij ontdekt dat hij ook een ‘ik’ is. Hij ontdekt ook, dat zijn onderdanen misschien net als hij wel diverse identiteiten in zich verenigen, en dat hij dus op dit punt niet van hen verschilt. Wat hem – en ons - dan verder bezighoudt is de vraag hoe je uit die diverse identiteiten of facetten een ‘zelf’ kunt opbouwen die je ‘ik’ kan noemen. ■
‘Een papieren monument dat verwijst naar een schokkende historische werkelijkheid waarin rechtszekerheid ondergeschikt was gemaakt aan intimidatie en terreur’, zo kenschetsen de auteurs hun boek. Het boek ‘De dood van een onderduiker’ (uitg. Mouria, ISBN 90 458 5103 ), geschreven door Eric Slot, leest als een detective. Dat is niet zo verwonderlijk omdat Slot op grond van beschikbare bronnen reconstrueert, dat de moord op de onderduiker Walter Oettinger, wel degelijk een moord was en niet gerechtvaardigd kan worden door verzetsmotieven. Deze zaak is vanaf december 1944 vele malen in het nieuws geweest, zeker ook door de acties die de man die Oettinger ombracht, Louis van Gasteren, ondernam tegen journalisten die zijn verhaal onderuit haalden. Van Gasteren heeft zich een verzetsverleden weten aan te meten dat zelfs gehonoreerd werd met een verzetspensioen – onterecht volgens Slot. Ik noem het boek hier niet omdat het onze historische kennis aanzienlijk vergroot, maar omdat deze geschiedenis duidelijk maakt hoe los vast het hele verzet eigenlijk in elkaar zat. Ook van het beeld van een goed georganiseerde groep blijft weinig over.
KRITISCHE KANTTEKENINGEN BIJ HET VERZET De taak van historici is om het beeld dat van een bepaalde historische gebeurtenis gemaakt is, telkens opnieuw aan oude en nieuwe bronnen te toetsen en het bij te stellen. De historicus Geyl noemde dat het ‘vergruizen van het beeld’. De oude gebeurtenissen worden vanuit nieuwe gezichtshoeken bekeken, zaken die om wat voor reden ook onder tafel bleven worden er bovenop gelegd, mythen worden ontmaskerd. Het oude beeld wordt afgebroken en een nieuw beeld komt er voor in de plaats – tot ook dat weer gedoemd is te verdwijnen.
L
ange tijd was het in Nederland onmogelijk om kritiek te hebben op het verzet. En over het geweld dat soms door het verzet gebruikt is, kon nog moeilijker en public gesproken worden.
In het mei-nummer van het Historisch Nieuwsblad schreef de historicus Bas Kromhout over de ‘zin’ van verzetsdaden afgemeten aan hun feitelijke resultaten. Ik geef hieronder een samenvatting van zijn interessante artikel.
Het boek van historicus A. Oosthoek en speurderjournalist Jack Kooistra, ‘Recht op wraak’ (uitg.PENN, ISBN 978-90-77948-25-5) doorbreekt een taboe door de aandacht te richten op de 500 door het verzet geliquideerde personen.
De morele betekenis van verzetsdaden, als voorbeelden van de wijze waarop sommigen de heilige plicht vervulden op te staan tegen onderdrukking en vervolging, woog altijd zwaarder dan het praktische resultaat. Verzetsdaden hadden een heilzaam psychologisch effect op de Nederlandse bevolking en ook dat stond altijd op de voorgrond. Maar bereikten de verzetsgroepen met hun acties de gestelde concrete doelen: mensenlevens redden, het bezettingsregime verlichten of de vijandelijke oorlogsvoering saboteren?
Hoewel er door de regering in ballingschap een verbod op het gebruik van geweld was uitgevaardigd, trokken verzetsgroepen zich daar in de praktijk niet altijd wat van aan. Het ging bij de uitgevoerde liquidaties niet alleen om collaborateurs, politiemensen of infiltranten, maar ook om mensen die ogenschijnlijk in dienst stonden van de bezetters, maar deze activiteiten gebruikten als dekmantel voor hun verzetswerk. Dat er ook mensen ‘per ongeluk’ zijn omgebracht, was wel bekend, hun geschiedenissen in een boek publiceren is uniek te noemen. Schrijnend zijn de verhalen over Joodse onderduikers, die zich teveel buiten waagden en daardoor zichzelf en hun onderduikverschaffers in de problemen konden brengen en daarom naar de mening van het verzet uit de weg geruimd moesten worden. Bijvoorbeeld
Lange tijd was het in Nederland onmogelijk om kritiek te hebben op het verzet 15
Marnix Croes en Peter Tammes ontdekten bij hun studie over de Jodenvervolging in Overijssel, dat als het verzet ergens veel deelnemers had, de overlevingskansen voor de Joden verminderden. Misschien trokken de netwerken de aandacht van de bezetter en werd het speuren naar ondergedoken Joden verhevigd. Marjolein Schenkel ontdekte bij haar studie over de situatie in Enschede het tegenovergestelde: juist doordat daar al vroeg een goed georganiseerde hulp aan Joodse onderduikers bestond, konden velen van hen de oorlog overleven. Statistiek schiet dus tekort om het effect van verzetsdaden vast te stellen.
ties zijn zij in feite nooit toegekomen. De bekendste sabotageactie van de BS was een overval op een Duitse militaire auto in de bossen rond Putten, op 30 september 1944. Er ging van alles mis en de wraak van de Duitsers op de burgerbevolking greep diep in in het leven van de dorpsgemeenschap. Er werden 661 mannen naar concentratiekampen weggevoerd, er kwamen er maar 139 weer levend uit. Een aanslag op een seinhuisje bij het station van Amersfoort en de overval op de auto van Rauter bij de Woeste Hoeve kostte respectievelijk 20 en 263 mensen het leven vanwege de represailles van de bezetter.
Hulp verlenen aan onderduikers leverde een direct positief resultaat op: ieder mens dat gered kon worden was er één. Persoonsbewijzen vervalsen, of distributiekantoren overvallen (en op die manier bonkaarten bemachtigen voor de onderduikers) hadden ook een direct positief gevolg. Het effect van het drukken en verspreiden van illegale bladen is al minder meetbaar. En sabotageacties, liquidaties en stakingen hadden vaak een effect dat tegengesteld was aan dat wat ermee beoogd werd.
Liquidaties uitvoeren of niet, in verzetskringen was daar geen eenstemmigheid over. De communistische verzetsgroep CS-6 die al in 1943 een aanslag op het leven van generaal Seyffardt had gepleegd - zelfs door de illegale krant ‘Trouw’ afgekeurd en gekenschetst als politieke moord - bleef in de volgende maanden aanslagen plegen op hooggeplaatste NSB’ers. De Duitsers reageerden met contra-terreur en gaven Nederlandse SS’ers en leden van de Sicherheitsdienst opdracht om voor elke door het verzet omgebrachte nationaalSabotageacties waren vaak kleinschalig, het ging om socialist drie tegenstanders van het regime te doden. bijvoorbeeld het doorknippen van telefoondraden of het Deze zogenoemde Silbertanne-acties zorgden voor vernielen van spoorrails. De schade kon meestal snel schrik onder de bevolking. Ook nadat de regering in hersteld worden, maar lokte bijv. in Enschede een te- Londen bij monde van Piet Gerbrandy in juni 1944 via genactie van de Duitsers uit in 1941, waarbij 105 Joden de radio had laten weten: ‘Gij zult geen daden van gewelddadig openlijk verzet plegen. Het zou den wreeden werden opgepakt en naar Mauthausen afgevoerd. vijand slechts gelegenheid bieden represailles te neDe door de communisten op 7 augustus 1942 gemen, veel en veel bloediger dan ooit te voren’ gingen pleegde bomaanslag op een spoorbrug in Rotterdam groepjes verzetsmensen door met het uitvoeren van werd door de bezetters vergolden met het doodschieten liquidaties. Bijvoorbeeld in januari 1945 in Limmen, van 5 van de 1400 gijzelaars (politici en notabelen) in waar een dienstplichtige Beekvliet. Aan de oproep Duitse soldaat werd omgeaan de daders om zich te bracht; tien gevangenen melden was geen gehoor Sommige verzetsacties waren zinvol, werden als vergelding gegegeven, ondanks aanbij andere waren de effecten minder executeerd. Ook in januari dringen van de bevolking 1945 werd in Dokkum een duidelijk. Er waren er ook die zinloos en kerkelijke leiders in SS’er omgebracht en de chef waren en alleen maar schadelijk. Rotterdam, die de aanslag van de Sicherheitsdienst veroordeelden. Na de wilde het stadje als vergelexecutie van de gijzelaars ding van de kaart vegen. Hij keerde de woede zich bond in, maar twintig mannen betaalden met hun leven tegen de Duitsers, die in het vervolg geen gijzelaars voor deze aanslag. meer de rekening lieten betalen, maar politieke gevanSoms leken aanslagen meer op roofovervallen, zoals genen, Joden of soms toevallige omstanders. die uitgevoerd door Willem Kicken. Hij drong ‘foute’ Op 13 oktober 1943 stak de Nederlandse Volksmilitie huizen binnen om geld en goederen te stelen en eiste bij een opslagplaats van hooi en stro in Den Haag in brand. een overval op een postkantoor ‘in naam van de De bezetters sloten 600, vooral communistische, NeKoningin’ 30.000 gulden. derlanders op en voerden tweehonderd Joodse arbeiders en hun gezinnen naar Westerbork, omdat twee leden Ook ‘eigen’ mensen werden door het verzet wel gelivan de NVM joods bleken te zijn. Een gigantische prijs quideerd. In het boek van Kooistra en Oosthoek staat dat een honderdtal mensen behoren tot de categorie voor een paar kuub vernietigd paardenvoer. ‘bedrijfsongevallen, dubieuze gevallen en Om de sabotageacties beter te laten verlopen en te misverstanden’, een vijfde van het totaal aantal slachtcoördineren werd de BS opgericht. De verschillende offers. verzetsgroepen hadden het erg druk met onderlinge ruzies en uitvechten van competenties, aan gevechtsacDe drie grote stakingen die tijdens de oorlog hebben 16
vijands oogmerken waren ze een mislukking’. De derde staking, de Spoorwegstaking op 17 september 1944, door de regering in Londen uitgeroepen, was de oorzaak van een immense ramp. De staking was bedoeld als steun voor de Geallieerden op hun opmars naar het noorden, maar toen de opmars stagneerde, ging de staking toch door. De Duitsers ondervonden slechts een week hinder van de staking, toen zetten ze eigen personeel in en de militaire transporten werden weer hervat. De aanvoer van voedsel en brandstof voor de Nederlandse bevolking werd echter niet hervat, de Hongerwinter werd mede hierdoor veroorzaakt. Vragen stellen naar de zin van verzet was na 1945 lange tijd taboe. De herinnering aan de oorlog werd vooral door de oud-verzetsstrijders levend gehouden, de verdeeldheid van tijdens de oorlog bleef en verscherpte nog. De communisten eisten voor zichzelf een prominente eerste plaats op en probeerden daar winst mee te behalen bij de verkiezingen. Zij namen de verantwoordelijkheid voor de desastreus verlopen actie in Putten echter niet op zich, en bleven zich beroemen op hun leidersrol bij de Februaristaking. Maar Ben Sijes (RIOD) merkte in 1956 al op dat deze geen tastbare resultaten had opgeleverd. Lou de Jong focuste vooral op de morele betekenis, maar per saldo moeten we concluderen dat door de staking niet één Jood van de ondergang gered is.
plaatsgevonden hebben in het beeld van de Tweede Wereldoorlog altijd een prominente plaats ingenomen. Dat is logisch, omdat daar grote aantallen mensen bij betrokken waren. Bovendien lijken stakingen te getuigen van een min of meer algemene verzetsgeest die heel Nederland tot eer strekte.
De discussie over de praktische betekenis van het verzet is nog altijd niet goed van de grond gekomen. Hans Blom heeft in verschillende publicaties en lezingen een voorzet gegeven, en ook recente deelstudies over specifieke verzetsacties raken aan de kwestie, maar het probleem is nog niet in zijn totaliteit onderzocht. Sommige acties waren zinvol, leidden tot het redden van mensenlevens. Bij andere acties is het minder duidelijk de positieve en negatieve effecten tegen elkaar af te wegen. En tenslotte zijn er de acties die zinloos waren en alleen maar schadelijk, omdat zij – direct of indirect – onschuldige mensen tot slachtoffer maakten.
De Februaristaking van 1941, op initiatief van de communisten uitgeroepen nadat 425 Joden waren gearresteerd, een staking die door veel Amsterdamse arbeiders van harte gesteund werd, zorgde ervoor, aldus prof. Hans Blom, oud-directeur van het NIOD, dat daarna de Jodenvervolging in Nederland eigenlijk heel gesmeerd liep. De Amsterdammers en de Joden voorop hadden geleerd dat verzet plegen contraproductief werkte, want de gearresteerde Joden werden versneld naar Mauthausen afgevoerd, waar zij omkwamen. Bovendien lieten nog 27 andere mensen het leven als gevolg van represaillemaatregelen. De bezetter leerde van deze staking, dat openlijk geweld gebruiken tegen Joden risico’s met zich meebracht en zorgde er voortaan voor de Jodenvervolging zoveel mogelijk buiten beeld van het grote publiek te houden.
Het bekendste voorbeeld hiervan is wellicht het door Harry Mulisch in zijn boek De Aanslag vertelde verhaal over de familie Steenwijk. In de film die Fons Rademakers er in 1986 over maakte zegt de onbekende verzetsvrouw bij wie Anton Steenwijk in de cel wordt ondergebracht: ‘Vergeet nooit dat het de Duitsers waren die jullie huis in brand hebben gestoken’. En inderdaad, dat was het werk van de Duitsers, Antons ouders en broer kwamen erbij om. Maar het was een vergeldingsactie voor de liquidatie van een NSB’er die in hun straat had plaatsgevonden. Maar waarom moest de man zo vlak voor de bevrijding nog worden doodgeschoten met alle risico’s van dien voor de burgerbevolking? En wie legde het lijk van de doodgeschoten man bij hen op de stoep? ■
De staking in april 1943 was vooral het werk van mensen uit het noorden, oosten en zuiden van het land. Zij protesteerden tegen het bevel dat oud-militairen van het Nederlandse leger opnieuw in krijgsgevangenschap moesten. De gehoopte steun van de Geallieerden bleef uit, zelfs de eigen regering in ballingschap maande de stakers tot kalmte (in plaats van kritiek te uiten op de maatregel!) Het protest kostte aan 80 stakers het leven. Henk van Randwijk, directeur van het illegale blad Vrij Nederland karakteriseerde de staking weliswaar als van ‘onuitwisbare betekenis als uiting van verontwaardiging, van woede, gekwetst eergevoel en als zodanig van de levenskracht van ons volk’, maar stelde ook vast: ‘als stoot tegen de vijand, als verijdeling van ’s
Gonda Scheffel-Baars 17
Boekbespreking
Kinderen van de oorlog en de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse literatuur van de jaren ‘80 Dat is de titel van een boek dat in 1997 uitgegeven werd bij de Amsterdam University Press, geschreven door Jolande Vanderwal Taylor, universitair docent in de Nederlandse en Duitse taal, literatuur en cultuur aan de universiteit van Wisconsin (USA). Ik heb haar indertijd via Herkenning enige informatie verschaft, heb toen het uitkwam een positieve recensie van haar boek onder ogen gehad, maar had het tot nu toe nog niet gelezen. Dat heb ik nu wel gedaan, met veel genoegen. Ik wil graag een aantal gedachten en inzichten die ik erin vond met u delen. Het is uiteraard ondoenlijk om een boek van 178 bladzijden samen te vatten, zelfs met de inleiding van 22 pagina’s lukt dat niet. Ik zal dus die dingen in dit artikel naar voren brengen die mij bijzonder aanspraken.
H
et voordeel van het wonen in het buitenland is, dat de vaderlandse situatie van een afstandje bekeken kan worden en dat structuren en verhoudingen in de samenleving die eerst als vanzelfsprekend gezien werden, met andere, met kritische ogen bekeken kunnen worden. Bovendien hoeft een buitenlander zich niet ‘politiek correct’ uit te drukken, maar kan zonder problemen zijn of haar eigen inzichten volgen en verwoorden.
of met duwen en trekken, zoals Jolande Vanderwal Taylor (ik zal haar voortaan met JVT aanduiden) het uitdrukt. Toen in 1992 de Amerikaan Donald Alexander werd voorgedragen om ambassadeur van de USA in Nederland te worden waren er een paar omstandigheden die tegen deze benoeming pleitten. Zijn Nederlandse afkomst was een pluspunt, maar zijn vader was na de oorlog als collaborateur veroordeeld. De NRC vermeldde dat, maar de Volkskrant repte er niet over toen de benoeming niet doorging. Dat bracht JVT tot de conclusie, dat 50 jaar na dato, de Tweede Wereldoorlog kennelijk nog steeds een grote rol in de Nederlandse samenleving speelde en dat er heel verschillende meningen over bestonden.
De schrijfster stelt zich in de inleiding ‘bescheiden’ op. Ze maakt duidelijk dat op de keuze van de boeken die ze gaat bespreken kritiek kan zijn, ze had immers ook andere boeken kunnen uitkiezen. Haar analyses zijn noodzakelerwijs haar eigen, dus subjectieve, interpretaties, hoezeer ze ook geprobeerd heeft de auteurs van de door haar besproken boeken recht te doen. Andere interpretaties zijn uiteraard mogelijk. Zij presenteert zich niet als de wetenschapper die het allemaal weet, maar als een persoon die weet heeft van andere opvattingen en die ook respecteert.
JVT heeft in haar jeugd in Nederland nog ondervonden hoe de oorlog het dagelijks leven beïnvloedde, o.a. doordat haar ouders haar voorhielden: ’Jij hebt de oorlog niet meegemaakt’ en haar dan tot gehoorzaamheid of tot het leegeten van haar bordje maanden. In haar boek bespreekt JVT uitgebreid een paar boeken waarin de hoofdpersoon een kind is, tijdens en na de oorlog. Achtereenvolgens komen aan bod: ■ ‘De aanslag’ van Harry Mulisch (hoofdpersoon is de 12-jarige Anton Steenwijk), ■ ‘De glazen brug’ van Marga Minco (hoofdpersoon is Stella, een meisje van een jaar of 15), ■ ‘Voor een verloren soldaat’ van Rudi van Dantzig (hoofdpersoon is de ongeveer 10-jarige Jeroen), ■ ‘De straat en het struikgewas’ van Armando (hoofdrollen worden vervuld door een stel jongens van een jaar of 12, 13),
Literatuur is een weerslag van de discussie over belangrijke onderwerpen in een samenleving, stelt zij. Maar ook boeken die een mening geven over die literatuur zijn bijdragen aan deze discussie, die je op verschillende manieren voeren kunt: met geven en nemen,
■ de autobiografieën ‘Niet de schuld, wel de straf’ van Rinnes Rijke en ‘Het verleden voorbij’ van Hanna Vis18
Boekbespreking ser (beiden kinderen van ‘foute’ ouders – KFO) en tenslotte
ontberen en het lijden zijn: men is als het ware voorbestemd om op die manier naar gebeurtenissen te kijken en daarom worden de nare dingen ook het beste herinnerd.
■ ‘Bezonken Rood’ van Jeroen Brouwers, een boek met sterke autobiografische trekken.
Wat JVT vaak aan haar vrienden en collega’s buiten Het is JVT niet allereerst om de literaire waarde van Nederland moet uitleggen is de Nederlandse trek om de de boeken te doen. Zij is op zoek naar de verschillende verschillen te benadrukken in plaats van de overeenwijzen waarop in Nederland met de herinneringen aan komsten. Zij wijst dan op de verzuiling, die in de 19e de oorlog wordt omgegaan en hoe de samenleving de eeuw duidelijk vorm kreeg oorlog heeft verwerkt. De in de emancipatie van diboeken nopen tot het nadenverse bevolkingsgroepen ...op zoek naar de verschillende wijzen ken over de Nederlandse (arbeiders, kleine ‘luyden’, nationale identiteit. Daar- waarop in Nederland met de herinneringen vrouwen) en uitmondde in naast bieden ze stof om na aan de oorlog wordt omgegaan... een samenlevingsopbouw te denken over de verhouin de 20e eeuw van zuilen ding tussen geschiedenis, van levensbeschouwelijke dat wat echt gebeurd is, en de herinneringen eraan. en politieke aard waartussen communicatie nauwelijks Herinneringen zijn interpretaties die telkens worden plaatsvond. Het verschijnsel is echter al verder terug in bijgesteld. Ook kwesties als schuld, slachtofferschap en de Nederlandse geschiedenis te traceren, het zou dus heldendom spelen een rol in deze boeken, evenals faeveneens een van de kenmerken kunnen zijn in onze miliedynamiek en het thema ‘volwassen worden’. De volksaard. Toch blijven buitenlanders dit vreemd vinvraag naar de betrouwbaarheid en waarheid van de herden: als je met elkaar een bezetting doorstaan hebt, dan inneringen komen vooral aan bod in de beschrijving ga je toch daarna niet de verschillen benadrukken? van de reacties op het boek van Jeroen Brouwers. Dat Wat echter op het spel stond en staat is het antwoord is de grote lijn. op de vraag: ‘Wie is een Nederlander, en wie niet?’ JVT merkt op dat de meeste volkeren die tijdens de oorlog door een vijandelijke macht bezet zijn geweest Vlak na de oorlog hoorden de collaborateurs – en hun over die periode als ‘de bezetting’ spreken, terwijl Ne- families – er in elk geval niet bij, dat was duidelijk. Zij derlanders het altijd over ‘de oorlog’ hebben – ondanks hadden zich on-Nederlands gedragen. Maar ook de rehet feit dat de tv-serie die veel furore maakte uitgere- patrianten uit Indië liepen de kans buitengesloten te kend ‘De Bezetting ‘ als titel had! worden, hoe Nederlands ze ook waren! ‘Bezetting’ roept een beeld op van overrompeld zijn, Zelfs de (vlak) na de oorlog geboren kinderen telden van onmacht, terwijl ‘oorlog’ een beeld oproept van eigenlijk al niet voor vol mee, omdat ze de gezamenlijstrijd en verzet. Nederlanders hebben lang het idee ge- ke ervaring van de oorlog niet hadden meebeleefd. Nekoesterd dat het volk zich als derlander zijn betekende één man tegen de Duitsers de oorlog meegemaakt te heeft verzet, een illusie, een ‘Bezetting roept een beeld op van overrom- hebben, en dan wel de mythe, die in de negentiger oorlog in Europa, onder peld zijn, van onmacht; ‘oorlog’ één van jaren definitief ontmaskerd het juk van de Nazi’s. Iestrijd en verzet... werd. Dát beeld is echter der die buiten die ervaring verwoord in de term ‘de stond, was eigenlijk niet oorlog’ en ondanks de kritische kanttekeningen die bij een echte Nederlander. dit beeld gezet zijn, zijn we de term ‘de oorlog’ blijven De tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw gebruiken en hebben die niet door ‘de bezetting’ vergaven die groepen Nederlanders die tot die tijd niet vangen. echt meegeteld hadden, de kans nu wel (volledig) geacHet is een beetje paradoxaal, merkt JVT op, dat in cepteerd te worden. Dat had verschillende oorzaken: oorlogsherinneringen van veel Nederlanders nu juist door het verschil met de buitenlanders die in steeds het onderdrukt zijn door de bezetter en het lijden op de grotere getale het straatbeeld bepaalden, viel het veel eerste plaats staan en niet de strijd. Oog hebben voor kleinere verschil met de ‘andere’ Nederlanders weg. (het eigen) lijden en ontberingen zou een nationale trek Bovendien kwam het thema van de nationale identiteit van het Nederlandse volk zijn, volgens prof. H. Blom weer volop in de publieke aandacht vanwege de hereni(oud-directeur van het NIOD), een trek die in de Ne- ging van de beide Duitslanden en de verdergaande eenderlandse geschiedenis aan te wijzen is, ook in vroege- wording van Europa in de EU noopte tot nadenken re eeuwen. Als dat zo is, dan is het logisch dat de her- over de nationale identiteit. inneringen aan de oorlog vooral herinneringen aan het 19
Boekbespreking Het beeld van het eendrachtige verzet tegen de Duitsers was een illusie, maar was nodig om de nationale eer voor het eigen gevoel te redden. Daar had ‘men’ veel voor over, maar het ‘offer’ moest gebracht worden door de familieleden van de collaborateurs die van het volk werden uitgesloten, terwijl henzelf niets verweten kon worden. Het paradoxale is natuurlijk, dat tot het karakter van het Nederlandse volk een grote mate van tolerantie ten opzichte van ‘anderen’ behoort. De Nederlanders wisten de eeuwen door een bevolking die uit zeer verschillende groepen bestond toch in één natie samen te brengen. Maar mensen die zich on-Nederlands hadden gedragen of die zonder eigen verantwoordelijkheid met deze mensen in verband stonden of konden gebracht, werden op een golf van intolerantie vergast! Het ‘kleine, dappere’ volk met zijn hoge morele standaard (kenmerkend voor Nederland, aldus Blom) kon in het algemeen geen empathie opbrengen voor de familie en kinderen van ‘landverraders’. JVT merkt hierover op, dat toch gaandeweg wel het inzicht groeide dat deze mensen vaak buitenproportioneel zwaar gestraft waren en dat hun familieleden onrechtvaardig waren behandeld. ‘Verraad’ is een daad waar, volgens de historicus Kossmann, zelden begrip voor opgebracht wordt - niet slechts in Nederland, maar in allerlei andere landen eveneens omdat het veiligheidsgevoel van de burgers er tot op de wortel door wordt aangetast. Aan de andere kant: het is toch al eeuwen gemeengoed dat ieder voor zijn eigen daden boeten moet – en dat kinderen van ‘foute’ ouders op een gegeven moment de samenleving ter verantwoording gingen roepen, is, zegt JVT, heel begrijpelijk en hun goed recht.
Kinderen hebben hun ‘eigen oorlog’ gehad en het is logisch, dat zij, toen zij volwassen waren hun eigen boeken over de oorlog gingen schrijven. Dat gebeurde vanaf het begin van de jaren ’80. De oprichting van de diverse organisaties van kinderen van de oorlog in die jaren kan als een emancipatiebeweging van kinderen van de oorlog gezien worden. Uit de boeken die JVT bespreekt, maar ook uit de inzichten van therapeuten en de ervaringen in de diverse zelfhulpgroepen van kinderen van de oorlog en het gezamenlijke initiatief (Kombi) blijkt, hoezeer de oorlog het leven van de kinderen beïnvloed heeft. In welke specifieke situatie zij verkeerden tijdens de oorlog maakt voor de blijvende invloed van oorlogservaringen helemaal niet uit. Het is zelfs duidelijk dat ook kinderen die na de oorlog geboren zijn nog invloed ondervonden hebben van de oorlog, namelijk door de ervaringen van de ouders heen. JVT waardeert de term ‘kinderen van de oorlog’ dan ook positief, omdat je in dit raamwerk diverse situaties vergelijken kunt, de overeenkomsten, maar ook de verschillen bestuderen kunt. Duidelijk is, dat de overeenkomsten de psychische gevolgen betreffen, de historische context kan enorm verschillen, zelfs van kinderen die sociaal gezien tot dezelfde bevolkingsgroep behoren. Kinderen hebben de oorlog anders ervaren dan de volwassenen, zo stelt zij als ze het boek ‘De straat en het struikgewas’ bespreekt. Kinderen merkten vaak de ‘dubbelhartigheid’ van de volwassenen op: afgeven op de vijand en toch gehoorzaam doen wat er door de bezetters verordend werd; de kinderen voorhouden dat die soldaten de vijand zijn en het tegelijkertijd goed vinden dat een SS’er een klein kind over de bol strijkt. Na de oorlog hadden kinderen soms moeite om aan de vrede te wennen: ze konden zich die niet meer herinneren van voor 1940, toen waren ze nog te klein. De volwassenen verwachtten dat iedereen, de kinderen dus ook, terugkeerde naar de normen en waarden van voor de oorlog, maar die kenden die kinderen toch niet? Ik las eens een artikel waarin hier uitvoerig op ingegaan werd. Stelen mocht niet, maar iets’ organiseren’ tijdens de oorlog mocht wel. Liegen mocht niet, maar belangrijke feiten achterhouden of de vijand een verkeerd antwoord geven, mocht wel. Dat is voor een kind toch moeilijk te begrijpen!
Als het over de oorlog gaat, verloor/verliest een aantal Nederlanders hun gevoel voor proporties. Ian Buruma, die ook een deel van zijn jeugd in Nederland heeft doorgebracht, schreef niet te begrijpen waarom Nederlanders de termen ‘Duitsers’ en ‘Nazi’s’ als synoniemen zagen en vaak nog zien. Niet alle Duitsers waren immers Nazi’s en al zeker de na de oorlog geboren Duitsers niet. JVT merkt op, dat als je mensen die deze termen gewoon door elkaar gebruiken op de onjuistheid ervan wijst, zij zich dat meestal pas op dat moment bewust worden en dan hun uitspraken herzien.
De hoofdpersoon van het boek van Rudi van Dantzig, Jeroen, vertrekt met tientallen kinderen uit het westen van het land naar Friesland, omdat daar eten genoeg is terwijl mensen en kinderen in de Randstad aan de honger dreigen onder te gaan. Jeroen heeft het in eerste instantie erg moeilijk in zijn nieuwe omgeving. Van Dantzig beschrijft de cultuurschok die het stadskind Jeroen kreeg op het Friese platteland, hoe hij zijn 20
Boekbespreking thuis mist en zich zeer aangepast gedraagt om toch maar door de gastfamilie en de kinderen op het dorp geaccepteerd te worden.
geweld aandeed. JVT voert als mogelijk argument aan, dat Brouwers een beeld heeft gekozen, dat de Nederlanders al kenden uit de verhalen over de kampen in Duitsland; niet om daarmee de ervaringen in de Jappenkampen en de KZ’s van de Duitsers op één lijn te stellen, maar om het zijn lezers gemakkelijker te maken zich de situatie die hij beschrijft voor te stellen.
Voor Jeroen betekent de bevrijding iets anders dan voor zijn klas- en dorpsgenoten. Een van de Geallieerde soldaten ‘kiest’ hem uit voor zijn seksuele behoeften. Als de kinderen een opstel moeten schrijven over de vreugde van de bevrijding krijgt Jeroen geen woord op papier. Zijn onderwijzer oordeelt dat hij ondankbaar is, maar kent uiteraard Jeroens geheim niet. De auteur maakt in het boek duidelijk dat goed en fout niet scherp van elkaar te onderscheiden zijn. De ‘goede’ soldaat die de bevrijding kwam brengen, was ‘fout’ door zijn seksuele relatie met een kind.
Het ging ten diepste om wat anders: mensen die in de Jappenkampen gezeten hadden en hun verhaal decennialang hadden moeten verzwijgen, vreesden dat zij opnieuw met onverschilligheid of erger geconfronteerd zouden worden, als zou blijken dat één van hen, Brouwers, zijn lijden in de Jappenkampen had aangedikt om maar gehoor te vinden.
JVT verbaast zich over de JVT maakt hier de kanttekefurore die het boek ‘Niet de Sommigen bepaalden hun houding ten ning bij, dat Nederlanders over schuld, wel de straf’ heeft opzichte van de Nazi’s snel, te snel en het algemeen een nogal rigide gemaakt. Zij vindt dat het onderscheid maken tussen fictie betreurden dat later. nauwelijks over het ‘foute’ en non-fictie. Er is een verleden van de vader gaat en ‘obsessie’ met waarheid, die de gevolgen daarvan voor geen oog heeft voor een mogezijn kinderen, in het bijzonder voor Rinnes Rijke, maar lijk diepere waarheid dan het uiterlijk verifieerbare. veel meer over machtsmisbruik ten opzichte van kindeJVT toont op vele plaatsen in het boek, dat zij instemt ren en huiselijk geweld. Ze verwijt de uitgever eigenmet wat in de diverse boeken, op verschillende manielijk dat hij het boek niet in die rubriek geplaatst en in de ren, maar toch duidelijk naar voren wordt gebracht: de publiciteit gebracht heeft, maar vermoedt dat hij het scheidslijn tussen ‘goed’ en ‘fout’ is niet scherp te trekdan niet ‘aan de man’ had kunnen brengen. Dat het onken. Velen waren en zijn een beetje goed en een beetje der de noemer ‘kind van “foute” ouders’ die de straf fout. Ze schrijft dat mensen vaak zonder veel voorbekrijgt voor een schuld die niet de zijne was wel lukte, is reiding hun houding ten opzichte van de Nazi’s moeseigenlijk vreemd. Een goede verklaring hiervoor geeft ten bepalen. Sommigen besloten snel, te snel en bezij niet. treurden dat later. Zij kregen de rekening daarvoor geHet boek van Rinnes Rijke heeft wel de weg gebaand presenteerd door hun formele en informele bestraffing voor boeken die door andere KFO, later, geschreven na de oorlog: internering en sociaal isolement. werden. Ze schrijft dat er in moderne oorlogen en bezettingen Rond het boek van Rinnes door vijanden vele grijze gebieden zijn. Dus ook de Rijke ontstond geen publieke situatie in Nederland tijdens de oorlog moet vooral in discussie, rond het boek van grijstinten geschilderd worden, net als die in andere Jeroen Brouwers juist wel. landen, in vroegere, maar ook in huidige oorlogen. Voor- en tegenstanders beZo’n uitspraak zet de Nederlandse situatie in een bredestreden elkaar over de vraag re context en wat binnen de grenzen van het land somof Brouwers de waarheid vermigen nog steeds emotioneert namelijk als het idee van draaid had. Tegenstanders de strakke scheidslijn tussen ‘goed’ en ‘fout’ onderuit verweten hem dat hij bijvoorgehaald wordt, kan in het grotere verband zonder probeeld het Jappenkamp bebleem geaccepteerd worden. schreven had inclusief wachtZij haalt inzichten van Cynthia Ozick aan over wat in torens, terwijl die er in werhet Engels wordt aangeduid met het woord ‘bystander’, kelijkheid helemaal niet wamaar wat in het Nederlands moeilijk te vertalen is. Een ren. Zij verweten hem dat hij zich wilde vergelijken ‘bystander’ is iemand die zich gedeisd houdt, probeert met de slachtoffers van het Naziregime, die wél in zonder kleerscheuren de oorlog door te komen. Ik laat kampen met wachttorens hadden gezeten. Wilde hij het Engelse woord maar staan. Ozick zegt over de soms meeliften in het ‘succes’ van hun verhalen? An‘bystander’ dat deze zich niet met slechte daden en acderen kwamen Brouwers te hulp door te stellen dat er ties bezighoudt, toekijkt als er kwaad geschiedt, maar wel degelijk enkele Jappenkampen met wachttorens niet ingrijpt. Hij engageert zich ook niet voor de goede waren geweest en dat hij de werkelijkheid dus geen 21
Boekbespreking zaak, maar je kunt iemand, zo stelt zij, toch niet verwijten dat hij geen held is.
mogelijkheid om indirect ook hun eigen kwetsbaarheid te erkennen.
‘Een held – net als een moordenaar – is een uitzondering en (als je het objectief correct wil zeggen) eigenlijk een ‘abnormaliteit’, een soort sociale onregelmatigheid’. Ozick veroordeelt de ‘bystander’ niet, prijst zijn houding echter ook niet aan. Een ‘bystander’ is een mens zoals wij, want wie gaat zich nou te buiten aan gruweldaden? Maar als hij daar niet eindigt en ook niet bij de slachtoffers, dan heeft dat veel met geluk te maken. In het verhaal van Harry Mulisch worden de Steenwijks, die gewoon een ‘bystander’familie vormden, door het stomme toeval van een aanslag in hun straat en doordat de buren het lijk van de geliquideerde man op hun stoep leggen, slachtoffers. Het had ook heel anders kunnen lopen. M.a.w. ook de grenslijn tussen ‘bystanders’ en slachtoffers is niet scherp te trekken, de grens kan het volgend moment wel anders lopen!
Nu doet zich daar wel een moeilijkheid bij voor, want per definitie vinden we kinderen onschuldig: het leed dat hen overkomt, daar zijn ze niet verantwoordelijk voor. Lijden dat kinderen treft vinden we ook ‘onrechtvaardig’: natuurlijk kun je bij lijden niet van rechtvaardig of onrechtvaardig spreken, daarom staat het woord tussen aanhalingstekens. Als volwassenen een boek lezen waarin de kwetsbaarheid van kinderen duidelijk wordt gemaakt, als hun problemen en leed beschreven worden, dan kan de onschuld van het kind en de onrechtvaardigheid van het lijden toch ook weer de aandacht van de volwassenen wegtrekken bij het thema kwetsbaarheid. Het thema ‘onschuld’ krijgt een extra dimensie als JVT aanvoert dat prof. Blom haar heeft duidelijk gemaakt, dat het Nederlandse volk zich vlak na de oorlog, maar ook ver daarna, vooral gezien heeft als een klein volk, dat zonder reden, dus onschuldig, door het grotere buurvolk onder de voet gelopen is. (Geduldig) lijden en onschuld staan centraal in de Nederlandse definities van een nationale identiteit. De kinderen in de boeken over de oorlog staan dan als het ware model voor wat er met het Nederlandse volk als geheel gebeurde.
JVT toont haar inlevingsvermogen wanneer zij schrijft dat het gemakkelijk te begrijpen is, dat excollaborateurs, maar ook hun vrouwen en kinderen, bang waren om afgewezen te worden, vaak op grond van eerdere ervaringen, waarbij door de omgeving geen rekening werd gehouden met de werkelijke daden van de collaborateur, of het een grote of een kleine vis was geweest.
JVT ziet in het beeld dat wij in het Westen hebben van het onschuldige kind (in elk geval onschuldig wat De stroom boeken waarin een kind de hoofdpersoon betreft de politieke situatie of de keuze van hun ouders) is in een verhaal dat tijdens de oorlog speelt, groeide de mogelijkheid om alle kinderen van de oorlog - uit vanaf het begin van de welke context dan ook, tachtiger jaren. Het is die van de pure slachtvoor JVT een reden om In oorlogstijd wordt onvermijdbaar duidelijk dat offers (overlevenden enkele opmerkingen te van de Holocaust) of ook de ouders hun kinderen niet kunnen bemaken over de ideeën die die van de pure daders schermen, dat zij zelf in feite net zo kwetsbaar in Europa en Amerika (de bedrijvers van oorgangbaar zijn over de logsmisdaden) - recht zijn als hun kinderen. kindertijd en jeugd. ‘Wij’ te doen en hun ervarinvinden dat een kind een gen te respecteren. zorgeloze jeugd moet Alle mensen die kind hebben en ouders en andere volwassenen zullen hun waren tijdens de oorlog moeten de mogelijkheid hebbest doen om het kind voor grote rampen te behoeden. ben om hun ervaringen te verwerken, want pas dan kan Natuurlijk weet iedereen dat dit niet kan, ziekte of een het verleden verleden worden en kan het leven in het ongeluk kan iedereen treffen, ook de families waarin heden geleefd worden en is een toekomst mogelijk. kleine kinderen direct en indirect de gevolgen ervan te Ook dan pas kan er van harte met andere slachtoffers dragen krijgen. Maar dit weten wordt zoveel mogelijk meegeleefd worden en kan hun ervaringen de waarde op de achtergrond gehouden, omdat volwassenen zich gegeven worden die ze verdienen. anders bewust moeten worden van de ontoereikendheid Zij beëindigt de inleiding zo: ‘Ik veronderstel dat de van hun eigen mogelijkheden om onheil af te wenden. rol die ik speel als ik een tekst lees in de context van In oorlogstijd wordt echter onvermijdbaar duidelijk dat literatuurstudie een andere is dan die van een historicus ook de ouders hun kinderen niet beschermen kunnen, als deze dezelfde tekst leest binnen het raamwerk van dat zijzelf in feite net zo kwetsbaar zijn als hun kindezijn of haar vak. Als geschiedwetenschap echter, zoals ren. Het is voor volwassenen erg moeilijk om deze reaLynn Hunt het omschrijft, een “voortgaande spanning liteit onder ogen te zien en boeken waarin kwetsbaaris tussen verhalen die verteld zijn en verhalen die verheid van kinderen beschreven wordt, bieden hun de teld zouden moeten worden”, dan hebben geschiedwe22
Boekbespreking tenschap en mijn benadering een of twee punten met elkaar gemeen.’
hebben meegemaakt na de oorlog: wat was er voor hen vreugdevol aan de bevrijding? Het andere verhaal mocht nog niet bestaan.
Nog enkele slotopmerkingen:
Dat de invloed van de politieke keuze van de vader van Rinnes Rijke vrijwel alleen naar voren komt in het feit, dat hij in het interneringskamp zit en dus zijn zoontje niet beschermen kan tegen de hardvochtige behandeling door zijn tweede vrouw, ben ik niet met JVT eens. Zij noemt uiteraard ook zijn vlucht naar Duitsland na Dolle Dinsdag en zijn verblijf in het buurland, maar ziet dat niet nadrukkelijk als een gevolg van de politieke keuze van de vader, wat het wel is. Wellicht komt dat door het feit, dat het Rinnes in Duitsland goed gegaan is – dit in tegenstelling tot andere NSBkinderen die onplezierige ervaringen hebben gehad. JVT onderstreept tot twee keer toe dat hij in Duitsland goed te eten kreeg, dat hij warm ontvangen werd in zijn gastgezin en plezier maakte in de jeugdafdeling van de HJ en ze zet dat af tegen de honger en de ellende die de kinderen in West-Nederland tijdens de Hongerwinter moesten ondergaan. Daarbij ziet zij over het hoofd, dat gescheiden worden van je ouders een traumatiserende ervaring is. De Finnen en Engelsen die als kind geëvacueerd zijn naar Zweden of Denemarken of naar het platteland hebben er soms en een levenslang gevoel van ontworteling aan overgehouden. Je in ‘den vreemde’ aanpassen valt niet mee, en als je daarna niet opnieuw in je eigen omgeving geworteld, geaard kan raken, dan blijf je van je omgeving vervreemd. Voor Rinnes Rijke gold dat net zo.
Toen ik JVT’s bespreking van het boek van Van Dantzig las, drong het eigenlijk pas goed tot me door, dat er ook in Nederland ‘gewone’ kinderen geëvacueerd zijn geweest, net als Engelse en Finse, echter niet
om aan bombardementen te ontkomen, maar aan de honger. Ik vraag me af waarom er nooit een studie aan deze kinderen gewijd is. Omdat het geen officieel geregelde evacuatie was zoals in Finland en Engeland? En waarom is er eigenlijk ook nooit geschreven over al die kinderen die op voedseltocht gingen en hun families van de hongerdood redden?
Over de ‘obsessie’ met waarheid herinner ik me een reactie die ds. Klamer indertijd kreeg op een stukje dat hij in het blad van het omroeppastoraat geschreven had, waarin hij had opgemerkt: ‘Terwijl er mensen rustig aan het tennissen waren op het Oranjeplein, werden de Joodse medeburgers afgevoerd naar de kampen’. Iemand liet hem weten dat er helemaal geen tennisbaan geweest was aan het Oranjeplein, maar dat die om de hoek lag in de zus-of-zo-straat. Klamer zei hierop, dat de aandacht voor de ‘waarheid’ over de juiste ligging van de tennisbaan de aandacht afleidde van de waarheid van wat daar gebeurde: de Joden konden rustig afgevoerd worden, omdat de rest van de Nederlanders zich niet over hun lot druk maakten. Angstvallig gericht zijn op de ‘waarheid’ van feiten kan onbewust bedoeld zijn om niet te hoeven kijken naar de diepere waarheid áchter de feiten. ■
Jeroens ervaringen, die alle moeite deed om door zich
Wat was er voor NSB-kinderen vreugdevol aan de bevrijding? aan te passen aan zijn gastfamilie geaccepteerd te worden, lijken op die van veel KFO die in pleeggezinnen of bij familieleden werden ondergebracht, hoewel deze laatsten ook vaak nog geconfronteerd werden met afwijzing of uitbuiting.
Gonda Scheffel-Baars
Jeroen zag zich voor een dilemma geplaatst toen hij over de bevrijding moest schrijven, terwijl zijn verhaal totaal anders was dan dat van zijn klasgenoten. Ik kan me voorstellen dat NSB-kinderen een zelfde dilemma 23
In de media
Speelfilm THE READER In 1995 verscheen in Duitsland het boek ‘De voorlezer’ van Bernhard Schlink. Een boek dat veertig jaar na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog de discussie over de ‘collectieve schuld’ van de Duitsers weer nieuw leven inblies. De collectieve schuld geprojecteerd op één individu: kampbewaakster Hanna Schmitz die in de ogen van de geschiedenis een dader is, maar door omstandigheden tegelijk ook slachtoffer. Iemand die kampt met een gevoel van schaamte als gevolg van een gebrek aan opleiding, dat sterker is dan haar gevoel van schuld en dat zij als een grotere schande ziet dan de misdaad die zij heeft begaan. Bijna vijftien jaar later heeft de bestseller een vervolg gekregen in een film: The Reader, waarin actrice Kate Winslet de verpersoonlijking is van het kwaad. Zij speelt met veel nuance de tegenstrijdige persoonlijkheid van de kampbewaakster Hanna, die ‘fout’ was in haar keuzes tijdens de oorlog, maar voor wie je, zij het besmuikt, toch begrip en compassie voelt.
T
he Reader is een zeer geslaagde, sensitieve boekverfilming geworden waarbij scenarioschrijver David Hare heel dicht bij het boek is gebleven. Niet verwonderlijk, want de semi-autobiografische roman van Schlink leest met zijn korte hoofdstukjes al bijna als een filmscenario.
Michael weet niet wat hij met de situatie aan moet. Hij hield ooit van de vrouw die hij nu moet haten. Ze heeft namelijk meegedaan aan de selectie van joodse gevangenen, die vanuit het werkkamp waar ze was aangesteld, werden teruggestuurd naar Auschwitz, met een zekere dood als gevolg. Hanna zegt dat ze geen keus had en vraagt de rechter in haar naïviteit wat hij in haar geval zou hebben gedaan. Ook de studenten komen er niet uit.
De film start in 1958 op het moment dat de tiener Michael Berg (15) verliefd wordt op de aantrekkelijke tramconductrice Hanna Schmitz die dan 36 is. Het is een relatie die gebaseerd is op lust. Een ontluikende puber en een naar genegenheid hunkerende, volwassen vrouw, die hem inwijdt in het liefdesspel, terwijl hij haar op zijn beurt geestelijk bevredigt door het voorlezen van beroemde boeken uit de wereldliteratuur. Tot zij op een dag zomaar uit zijn leven verdwijnt.
Als de rechter – later in het proces – een grafologisch onderzoek wil om te zien of het rapport over het incident [het op slot houden van de deuren van een kerk waarin gevangenen zaten terwijl de kerk in brand raakt door een bombardement] werkelijk door Hanna is geschreven, laat Hanna het niet zover komen en neemt in tranen de schuld op zich. Het zorgt ervoor dat zij als enige tot levenslang wordt veroordeeld terwijl de anderen een veel mildere straf
Bijna tien jaar later ziet hij haar onverwachts terug als beklaagde bij een naziproces. Bernard Schlink baseerde zich bij de beschrijving van dit deel van het boek op de Frankfurt-Auschwitz processen die tussen 1963 en 1965 werden gehouden en waarbij 22 bewakers uit het voormalige concentratiekamp Auschwitz-Birkenau werden veroordeeld. Michael studeert op dat moment rechten aan de universiteit van Heidelberg en volgt met de andere studenten en zijn professor het proces waar Hanna met vijf andere vrouwelijke kampbewaarders terecht staat.
krijgen. Dit is een cruciaal moment in de film die je als kijker in verwarring brengt. Je hebt het gevoel dat Hanna onevenredig zwaar wordt gestraft en dat haar onrecht wordt aangedaan. Een gevoel dat later nog eens versterkt wordt wanneer de zaken in een ander perspectief komen te staan door het persoonlijke geheim dat Hanna met zich meedraagt en dat bepalend is voor veel van 24
In de media haar keuzes en handelingen.
THE BOY IN THE STRIPED PYJAMAS
Vervolgens worden wat sprongen in de tijd gemaakt. Michael komt op het idee om dezelfde boeken van toen op cassettebandjes in te spreken en die naar Hanna toe te sturen in de gevangenis. Voor haar zijn de ‘luisterboeken’ het enige contact met de buitenwereld en een belangrijke bron van inspiratie. Weer een paar jaar later wordt Michael gebeld door de directrice van de gevangenis met de mededeling dat Hanna na twintig jaar vrijkomt. En omdat hij de enige contactpersoon is die ze heeft, krijgt hij de lastige vraag voorgelegd of hij zich verder om haar wil bekommeren.
Van het kinderboek van John Boyne, ‘The boy in the striped pyjamas’ is vorig jaar een speelfilm gemaakt. Ik las er een mooie recensie over in de Telegraaf van 8 januari die ik hier gedeeltelijk overneem.
The Reader is een film die langzaam in je hoofd kruipt en zaken omwoelt in ons denken over schuld en onschuld, over goed en fout, over verzwijgen of openbaren, over begrijpen of veroordelen, over de morele dilemma’s die de oorlog oproept. Over de vraag wie je moet aanwijzen als schuldig ‘in een samenleving vol daders, tolereerders en accepteerders’ zoals Bernhard
...een film die langzaam in je hoofd kruipt... Schlink het formuleert in zijn boek. The Reader is de confrontatie met het nationaalsocialistische verleden van een generatie en hoe een volgende generatie daar tegenaan kijkt. In de film gepersonifieerd door Hanna, als vertegenwoordigster van de eerste generatie, een vrouw met een naziverleden, en Michael als vertegenwoordiger van de tweede generatie, die als zovelen met hem niet goed weet hoe je daarmee moet omgaan. Regisseur Stephen Daldry is zo verstandig geweest om Hanna niet neer te zetten als een stereotiep Kapomonster, maar ook niet al te sympathiek. Ze blijft door de film heen een wispelturige, wat nukkige, in zichzelf gekeerde vrouw van wie je weinig aan de weet komt. En toch kun je je als kijker gemakkelijk met haar identificeren en begrip opbrengen voor haar situatie. Zelfs voor die ongewone liefdesrelatie in het begin. Een vrouw van 36 die naar bed gaat met een jongen van 15, ook dat is ‘fout’ en moreel verwerpelijk, maar zo voelt het zeker niet bij het kijken naar de film. De filmmakers hebber er nauwlettend voor gewaakt om met een moreel oordeel te komen. De kijker mag zelf uitmaken of Hanna goed of fout was. Zowel in haar relatie met Michael als in de keuzes die ze maakte om haar schaamte te verbergen. Al zijn sommige fouten natuurlijk nooit goed te praten. ■
N
atuurlijk is Bruno trots op de promotie van zijn vader. Maar zijn vriendjes achterlaten in Berlijn is moeilijk. En in dat mistroostige huis op het platteland is niets te beleven. De omgeving verkennen dan maar? Maar dat mag niet van zijn ouders. Uit het raam ziet hij een boerderij, vol mensen in gestreepte pyjama’s. Gevaarlijke types, hoort Bruno. Maar op een dag glipt hij toch avontuurlijk uit huis en ontmoet een leeftijdgenootje bij de boerderij. Samen met Bruno’s bal spelen? Mag niet, zegt het jongetje achter het prikkeldraad angstig. Maar praten kan en dus komt Bruno de volgende dag weer. En als zijn nieuwe vriendje Schmuel dat vraagt, smokkelt hij eten mee van huis. Even lijkt de situatie zonniger. Schmuel is uitgekozen om met zijn kleine handen zilver te poetsen bij Bruno thuis. Maar als Schmuel door een van die vervelende militairen in huis betrapt wordt met een gebakje dat hij van Bruno had gekregen, houdt Bruno angstig zijn mond. Een paar dagen later treft hij Schmuel weer, aan de andere kant van het prikkeldraad. Als het jongetje, bont en blauw door de afranseling na zijn ‘diefstal’, verdrietig vertelt dat hij zijn vader op de boerderij niet meer kan vinden, besluit Bruno hem schuldbewust te helpen zoeken. Mag de verhaallijn van ‘The Boy in the Striped Pyjamas’ enkele plotelementen bevatten die wat geconstrueerd overkomen – net als in het boek [GSB] – het doet niet af aan de gevoelsmatige authenticiteit ervan.’ Ik heb de film (nog) niet gezien, maar ik vond het boek adembenemend mooi geschreven. Ik vond wel dat Bruno met zijn 9 jaar wel erg naïef en onwetend getekend werd, je zou hem eerder 6 dan 9 jaar gegeven hebben; maar in de jaren ’40-’45 wisten kinderen natuurlijk veel minder dan de kinderen nu, met hun jeugdjournaal en jeugdtijdschriften.
Deze, gedeeltelijk overgenomen, recensie door Henk Maurits verscheen in het blad Cogiscope, in het eerste nummer van jaargang 2009.
Over de oorlog en met name over de Holocaust lezen in een verhaal dat geschreven is vanuit het perspectief van een kind, is soms erg verrassend. Als Bruno zijn 25
In de media verhuizing uit Berlijn naar het concentratiekamp waar zijn vader de leiding over heeft vergelijkt met de ‘verhuizing’ van zijn vriendje en zijn familie naar het kamp, dan denk je in eerste instantie: die twee verhuizingen zijn toch helemaal niet met elkaar te vergelijken, dat mag je toch niet doen. Maar even later besef je dat dit voor een kind heel anders ligt. Weggaan uit je vertrouwde omgeving en je moeten aanpassen aan een nieuwe is erg moeilijk, en op die noemer vinden de twee jongetjes elkaar. De reden waarom die verhuizing plaatsvond is voor de kinderen niet het belangrijkste. Bruno kan zelfs nog jaloers zijn op Schmuel, die tenminste nog andere kinderen om zich heen heeft! Een kind ziet en voelt het zo, een kind kun je dat niet kwalijk nemen, zijn wereldbeeld is nog niet verder ontwikkeld. Heel goed dat de auteur elke morele, volwassen beoordeling van het kindergevoel van Bruno achterwege heeft gelaten. Hij bewijst daarmee te begrijpen hoe kinderen hun wereld bekijken en hij respecteert ze daarin. De acteur die de rol van de vader speelt, David Thewlis, zei over de film: ‘Nazi’s waren meestal monsters of cartoonfiguren in actiefilms, wij proberen de menselijke kant van een nazi-commandant te laten zien. Eenvoud en herkenbaarheid maken “The Boy in the Striped Pyjamas” zo hartverscheurend’. Deze rol spelen was niet eenvoudig voor hem: teder kus je je kind voordat je naar je werk gaat, je laat je emoties thuis, want die kun je niet gebruiken als je efficiënt de Joden in je kamp wil ombrengen. Hoe kregen die kampcommandanten dat voor elkaar? Thewlis voelde een verplichting tegenover de slachtoffers en de nabestaanden om zijn rol zo overtuigend mogelijk te spelen. Hij heeft zich proberen in te leven in de persoon die hij moest uitbeelden door o.a. het lezen van de dagboeken van Rudolf Höss en door het bekijken van de documentaire ‘Night and Fog’ waarin verslag gedaan wordt van de bevrijding van Auschwitz. Hij probeerde die film zo onbewogen mogelijk te bekijken, en daarna nog eens en nog eens en tenslotte met een kopje thee en een koekje erbij. Het lukte hem niet om de thee te drinken en het koekje op te eten, de film schokte hem telkens opnieuw. Waardoor de vraag blijft staan door welk mechanisme de kampleiders wel in staat waren hun emoties uit te schakelen…
Als de film net zo boeiend is als het boek, dan is het beslist een aanrader! ■ Gonda Scheffel-Baars Op internet staan tientallen commentaren op zowel het boek als de film. Tik ‘John Boyne’ in en je kunt aan de slag! Er is een Nederlandse vertaling van het boek verschenen, ‘De jongen in de gestreepte pyjama’, uitgegeven door Arena, ISBN 978 90 899 0035 7, 208 blz., 10 euro
26
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief In het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zijn de justitiële dossiers van de, van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte, Nederlanders ondergebracht. De toegankelijkheid van de dossiers wordt bepaald door de Archiefwet van 1995. Bij het Nationaal Archief gelden nog steeds voorwaarden voor de inzage van de dossiers. Deze beperking geldt echter alleen voor betrokkenen in het archief die nog in leven zijn. Is deze eenmaal overleden dan is het archief in principe voor iedere burger toegankelijk. Het Nationaal Archief wijst die belangstellenden wel op de belangen van de kinderen en familie. Adres: Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag Openingstijden: dinsdag van 9.00 tot 21.00 uur woensdag t/m vrijdag 9.00 tot 17.00 uur zaterdag 9.00 tot 13.00 uur Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: de desbetreffende is overleden de desbetreffende toestemming geeft tot inzage. en er is de mogelijkheid dat informatie uit het dossier gegeven wordt door een ambtenaar van het Rijksarchief op grond van een verklaring van een psychiater of psychotherapeut waarin duidelijk gemaakt wordt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat deze informatie gegeven wordt. Men kan dan dus niet zelf het dossier inzien maar krijgt antwoord op de vragen die men heeft. Voor informatie kan men bellen met het Nationaal Archief (voorheen Rijksarchief): Telefoon: Fax: email: website:
070 3315444 070 3315499
[email protected] www.nationaalarchief.nl
Het verzoek tot inzage van een dossier kan alleen schriftelijk. Dit moet toegestuurd worden aan: Het Nationaal Archief Secretariaat afd. Publiek Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag In dit verzoek dient voor te komen, respectievelijk bijgesloten te zijn: Naam, volledige voornamen, geboortejaar en plaats van degene waarnaar onderzoek wordt gedaan. Bewijs van overlijden (mag een kopie van een rouwkaart zijn, ofwel een uittreksel uit het overlijdensregister dat aan te vragen is bij de afdeling Burgerzaken van de gemeente waar de persoon is overleden). Een bewijs van overlijden is niet noodzakelijk als de persoon vóór 1909 is geboren. 27
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Nationaal Archief
Colofon Het Bulletin is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning.
Indien de betrokken persoon niet is overleden dan is een vereiste: een door hem of haar getekende verklaring waarin hij/zij toestemming geeft voor inzage door een met name genoemde persoon; deze verklaring dient vergezeld te gaan van een kopie van een geldig legitimatiebewijs van degene die toestemming geeft.
Het doel van de werkgroep is: het bevorderen van hulpverlening aan hen die In persoonlijk en/of maatschappelijke levenmoeilijkheden ondervinden, doordat een of beide ouder(s) of grootouder(s) aan de kant van de bezetter stond(en), dan wel de bezetter waren.
De relatie tot de persoon. Korte motivering van de wens tot inzage Zoveel mogelijk gegevens over de betrokkene te vermelden: d.w.z. naam, evt. meisjesnaam, geboortedatum en geboorteplaats, eventueel de organisatie waarvan hij/zij tijdens de bezetting lid was, etcetera.
bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering. De werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van sympathie voor (neo) fascisme en (neo)nazisme.
Het Ministerie gaat dan kijken of er inderdaad over diegene een dossier is. Als dit niet zo is dan wordt u dat gemeld; als het wel zo is stuurt men u een briefje met het inzagerecht. Daarop staat het telefoonnummer waar u naar toe moet bellen om een afspraak te maken. Meestal duurt dit zo’n twee tot drie weken.
Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer komt uit half december 2009. Kopij voor dit nummer moet uiterlijk 13 november 2009 in het bezit zijn van de redactie.
U kunt niets van de inhoud van het dossier meenemen. U kunt er ook niets van kopiëren. Wat u wel mag is gegevens overschrijven. Een en ander is bedoeld om niet alleen de privacy van de betrokkene maar ook van directe verwanten te beschermen.
Redactieadres Het Bulletin: Bulletin
We stellen het op prijs als u de kopij verstuurt via de email. U kunt uw kopij ook toesturen per diskette/CD en natuurlijk gewoon op papier.
Gonda Scheffel-Baars, Nieuwsteeg 12, 4196 AM Tricht of mail naar
[email protected] Redactie Gonda Scheffel-Baars (hoofdredacteur) Cuny Holthuis-Buve Gerard van der Woud (eindredacteur)
SWH
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie.
Jaargang 24, Nummer 3, september 2009
28