Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Bouwen aan vakbekwaamheid Financieel adviseur als beroep
Auteurs: Drs. Chris H.C.W. Baelemans R.C. Dukers FFP
Pagina 1 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 2 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING ....................................................................................................................................... 5
2
WETTELIJKE DESKUNDIGHEID ................................................................................................... 7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3 3.1 3.2
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
5 5.1 5.2
6 6.1 6.2
Vakbekwaamheid ...................................................................................................................................................... 7 Doelgroep .................................................................................................................................................................. 7 Bedrijfsvoering ........................................................................................................................................................... 8 Vrijstellingen .............................................................................................................................................................. 9 Permanente Educatie .............................................................................................................................................. 10 Conclusies ............................................................................................................................................................... 11
INTEGRITEIT EN BETROUWBAARHEID .................................................................................... 13 Wettelijke basis........................................................................................................................................................ 13 Conclusie ................................................................................................................................................................ 14
DE BEROEPSOPLEIDING ............................................................................................................ 15 Het huidige stelsel ................................................................................................................................................... 15 Van deskundigheid naar vakbekwaamheid .............................................................................................................. 15 Vakbekwaamheid in andere sectoren ...................................................................................................................... 16 Het beroepsprofiel ................................................................................................................................................... 17 Beroepscompetenties en kernwaarden .................................................................................................................... 18 Opzet van de beroepsopleiding ............................................................................................................................... 18 De Beroepsorganisatie ............................................................................................................................................ 19
REGISTER FINANCIEEL ADVISEUR (RFA) ................................................................................ 21 Beroepsregistratie ................................................................................................................................................... 21 European Qualifications Framework (EQF).............................................................................................................. 21
BORGING VAN VAKBEKWAAMHEID ......................................................................................... 25 Tuchtrecht ............................................................................................................................................................... 25 Permanente Educatie .............................................................................................................................................. 25
7
OVERGANGSREGELING ............................................................................................................. 27
8
BIJLAGE ........................................................................................................................................ 29
Pagina 3 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 4 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
1
INLEIDING
Tot de invoering van de Wet financieel toezicht (Wft) op 1 januari 2007 bestonden er niet of nauwelijks wettelijke deskundigheidseisen voor de uitoefening van een beroep binnen de financiële dienstverlening. Dit betekende geenszins dat financiële dienstverleners per definitie verschoond bleven van beroepsgericht onderwijs. Zowel in de bancaire sector als in het verzekeringsbedrijf bestonden uiteenlopende scholingsactiviteiten, al of niet resulterend in een vakdiploma. In de loop der jaren werden daarnaast tal van kwaliteitsinsituten opgericht ontplooid ter bevordering van de deskundigheid van de financiële dienstverlener. Voorbeelden hiervan zijn de Stichting Erkenningsregeling Hypotheekadviseurs (SEH), de Federatie Financieel Planners (FFP), Dutch Security Institute (DSI), de Stichting Certificering Erkend Hypothecair Planners (CEHP) en de Stichting Assurantie Registratie (SAR). Ondanks bovenstaande (markt)initiatieven waren de deskundigheidseisen waaraan een financiële dienstverlener behoorde te voldoen nergens eenduidig vastgelegd en was de borging en bevordering van deskundigheid toch vooral gebaseerd op vrijblijvendheid en bovendien tamelijk „versnipperd‟ georganiseerd. Zeker voor consumenten bestond er nauwelijks duidelijkheid over de kwaliteitseisen van financiële dienstverleners. Met de komst van de Wft is hierin verandering gekomen. Er is een wettelijk kader geschapen rondom deskundigheid. De vraag die in deze notitie centraal staat is: voldoen de huidige wettelijke deskundigheidseisen? Deze vraag dient te worden beantwoord in het licht van de een van de belangrijkste doelstellingen van de Wet financieel toezicht, namelijk het beschermen van de consument. Het deel „Gedragstoezicht financiële ondernemingen‟ binnen de Wft bevat hiertoe regels voor het aanbieden van financiële diensten op de financiële markten. In dit deel zijn onder andere bepalingen opgenomen over deskundigheid, betrouwbaarheid en integriteit van financiële ondernemingen. Ook de structurering en inrichting van die ondernemingen, het minimum vermogen, de solvabiliteit en de liquiditeit worden hier geregeld. De bepalingen strekken ertoe dat de financiële ondernemingen zich integer gedragen en dat consumenten correct worden geïnformeerd. In deze notitie richten wij ons uitsluitend op financiële dienstverleners die zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten (direct of indirect klantcontact).
Pagina 5 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 6 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
2
WETTELIJKE DESKUNDIGHEID 2.1
Vakbekwaamheid
In de Wet financieel toezicht (Wft) is ten aanzien van het borgen van vakbekwaamheid bepaald dat het dagelijks beleid van een financiële dienstverlener wordt bepaald door personen die deskundig zijn 1 in verband met de uitoefening van het bedrijf van de financiële onderneming. Opvallend is dat in artikel 4:9 lid 1 wordt gesproken over “deskundigheid”, terwijl in lid 2 en in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo Wft) consequent wordt gesproken over “vakbekwaamheid”. Voor de definitie van dit begrip komen we terecht bij artikel 5 lid 1 BGfo Wft. Hierin is bepaald dat werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder de verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten: “”… vakbekwaam zijn, indien zij voldoen aan de in onderdeel 1 van bijlage B genoemde eindtermen, alsmede, voorzover zij zich rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten met betrekking tot de hierna in de onderdelen a tot en met d genoemde onderwerpen, aan de eindtermen genoemd in het daarop betrekking hebbende onderdeel van bijlage B. 2
In de betreffende bijlage B zijn de eindtermen van de verschillende vakgebieden geformuleerd. Het betreft de volgende Wft vakbekwaamheidsgebieden: Wft Basismodule; Wft Hypothecair Krediet; Wft Consumptief Krediet; Wft Schadeverzekeringen; Wft Levensverzekeringen; Wft Volmacht Schade; Wft Volmacht Leven.
2.2
Doelgroep
De financiële dienstverlener kent ten aanzien van de borging van vakbekwaamheid een zorgplicht. Ten aanzien hiervan is wettelijk het volgende bepaald: “Een financiële dienstverlener draagt zorg voor de vakbekwaamheid van zijn werknemers en van andere natuurlijke personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met het verlenen van financiële diensten aan consumenten of, indien het financiële diensten met 3 betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddelen betreft, cliënten.” In de artikelen 5 en 6 van het BGfo Wft is bepaald dat personen die het dagelijks beleid bepalen deskundig dienen te zijn in verband met de bedrijfsvoering van de financiële dienstverlener. Daarnaast dient de financiële dienstverlener zorg te dragen voor de deskundigheid van zijn werknemers, en personen die zich onder zijn verantwoordelijkheid rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening.
1
Artikel 4:9 lid 1 Wet financieel toezicht (Wft) Zie: Bijlage B bij het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen 3 Artikel 4:9 lid 2 Wet Financieel Toezicht (Wft) 2
Pagina 7 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Samengevat rust op de financiële dienstverlener de zorgplicht de vakbekwaamheid te waarborgen van de feitelijk leidinggevenden enerzijds en de overige werknemers en andere natuurlijke personen met rechtstreeks klantcontact. Gezien het feit dat de wetgever geen regels heeft bepaald ten aanzien van de intensiteit en het type klantcontact, gaan wij er vanuit dat de vakbekwaamheidseisen zowel van 4 toepassing zijn op „adviserend‟ als „informerend‟ klantcontact.
2.3
Bedrijfsvoering
Voor de borging van de wettelijk vastgelegde vakbekwaamheid dienen in ieder geval een zodanig 5 aantal feitelijk leidinggevenden over voldoende vakbekwaamheid te beschikken dat de kwaliteit van de financiële dienstverlening aan de consument kan worden gewaarborgd. De vakbekwaamheid van de feitelijk leidinggevenden kan worden aangetoond door: Het beschikken door feitelijk leidinggevenden over een geldig diploma; of De financieel dienstverlener een gemiddeld aantal werknemers van meer dan 50 heeft en hij zijn bedrijfsvoering zodanig heeft ingericht dat deze naar het oordeel van de AFM een 6 deskundige financiële dienstverlening aan consumenten voldoende waarborgt. De deskundigheidsborging van werknemers en andere natuurlijke personen die zich onder verantwoordelijkheid van de financiële dienstverlener rechtstreeks bezighouden met financiële dienstverlening, kan worden gerealiseerd door: Aan te tonen dat zij beschikken over een geldig diploma; of Een zodanige inrichting van de bedrijfsvoering te hebben dat deze naar het oordeel van de 7 AFM de kwaliteit van de financiële dienstverlening aan consumenten voldoende waarborgt.
4
De vakbekwaamheidseisen gelden voor medewerkers met klantcontact. Onder de groep ''medewerkers met klantcontact'' vallen de medewerkers die inhoudelijk klantcontact hebben. Dit betreft de medewerker die adviseert (zie art 1.1 Wft voor de definitie van „adviseren‟), maar ook de medewerker die een klant niet adviseert maar wel inhoudelijk informeert, bijvoorbeeld over de samenstelling of werking van het product. 5 Feitelijk leidinggevende, zoals bedoeld in de Wft, is een persoon die vakbekwaam is d.m.v. erkende diploma‟s en aan de hand daarvan het verkoopproces (het consumentencontact) inhoudelijk effectief kan sturen of beïnvloeden. Dit hoeft niet in alle gevallen de leidinggevende te zijn. Indien een persoon met klantcontact inzake het verkooptraject van een financieel product inhoudelijk wordt gestuurd door bijvoorbeeld de productspecialist binnen de organisatie (van wie hij bijvoorbeeld de inhoudelijke instructies voor de verkoop van het product ontvangt en bij wie hij terecht kan voor nadere vragen ten aanzien van een bepaald product) en niet door zijn eigen directe leidinggevende, dient de betreffende productspecialist te worden aangemerkt als de feitelijk leidinggevende. Ook kan het zijn dat de klantmedewerkers inhoudelijk worden aangestuurd door een andere ervaren en gespecialiseerde klantmedewerker. Ook die medewerker kan dan als feitelijk leidinggevende worden aangemerkt. Van belang is om te benadrukken dat een leidinggevende die zich niet inhoudelijk bemoeit met het verkooptraject, geen feitelijk leidinggevende is. 6 7
Artikel 6 lid 1 onder 2 BGfo Wft Artikel 6 lid 1 onder 1 Bgfo Wft
Pagina 8 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Het borgen van vakbekwaamheid in beeld
Financiële dienstverlener
Werknemers
Wft-diploma
Bedrijfsvoering
Feitelijk leidinggevenden
< 50 voltijdse werknemers
> 50 voltijdse werknemers
Wft-diploma
Bedrijfsvoering
De financiële dienstverlener heeft voor zowel de feitelijk leidinggevende als de overige werknemers en andere natuurlijke personen de keuze de vakbekwaamheid aan te tonen door middel van een Wft8 diploma of op grond van een adequate bedrijfsvoering, zodat een vakbekwame dienstverlening aan consumenten wordt gegarandeerd.
De keuze voor bedrijfsvoering houdt wel in dat door middel van een „dossier‟ de vakbekwaamheid dient te worden aangetoond. Overigens is het binnen het bedrijfsvoeringmodel heel goed denkbaar dat voor bepaalde functies/functiegroepen toch wordt gekozen voor een Wft-diploma. Men zou kunnen overwegen de beslissing hieromtrent over te laten aan de „bussiness‟.
2.4
Vrijstellingen
Medewerkers van de financiële dienstverlener waren ten tijde van de invoering van de Wft reeds (in bepaalde mate) vakbekwaamheid op grond van ervaring en/of in het verleden behaalde diploma‟s en/of gevolgde opleidingen. Op grond van artikel 171 BGfo Wft heeft het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) een lijst met opleidingen samengesteld die gelijk staan aan een of 9 meerdere Wft onderdelen (Transponeringstabel). Ter informatie volgt hieronder de tekst van lid 1 en 2 van dit artikel:
8
Een Wft-diploma wordt behaald indien de medewerker met goed gevolg een toets heeft afgelegd bij een door het Ministerie van Financiën geaccrediteerd Exameninstituut. Voor een overzicht van alle geaccrediteerde Exameninstituten kan de website van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) worden geraadpleegd (www.cdfd.nl). 9 Zie: Totaaloverzicht Gelijkstellingen Wft-diploma‟s van het CDFD – april 2009, www.cdfd.nl
Pagina 9 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
“1. Een diploma is voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, geldig, indien het diploma: a. tussen 1 januari 2000 en 1 oktober 2007 is behaald; en b. wordt genoemd in de eerste kolom van bijlage F, en is afgegeven door een in de tweede kolom genoemde instelling, voor de eindtermen, bedoeld in de derde kolom van de tabel. 2. Een diploma is voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, geldig, indien het diploma: a. vóór 1 januari 2000 is behaald; b. wordt genoemd in de eerste kolom van bijlage F, en is afgegeven door een in de tweede kolom genoemde instelling, voor de eindtermen, bedoeld in de derde kolom van de tabel; en c. wordt gehouden door een persoon die in de periode van 1 januari 2000 tot 1 januari 2006 ten minste drie jaar relevante werkervaring heeft opgedaan.
2.5
Permanente Educatie
Naast de wettelijk vastgestelde vakbekwaamheidseisen, zijn er door de wetgever ook doorlopende deskundigheidseisen, de zogeheten permanente educatie (PE). PE heeft tot doel de vakinhoudelijke deskundigheid op peil te houden die nodig is voor de beroepsuitoefening van financiële dienstverleners. In artikel 7 van het Bgfo Wft is de wettelijke basis neergelegd voor Permanente Educatie. “Een diploma of een erkenning van beroepskwalificaties is geldig, tenzij de houder ervan: a. niet binnen achttien maanden na de openbaarmaking, bedoeld in artikel 8, derde lid, op de door Onze Minister vastgestelde wijze heeft voldaan aan de in zijn geval relevante toetstermen voor permanente educatie, bedoeld in artikel 8, tweede lid; of b. niet binnen achttien maanden na de openbaarmaking, bedoeld in artikel 8, derde lid, van toetstermen voor permanente educatie met goed gevolg een examen heeft afgelegd van een door Onze Minister erkend exameninstituut dat voldoet aan de in zijn geval relevante toetstermen die tegelijkertijd met toetstermen voor permanente educatie openbaar zijn gemaakt.”
De regels voor permanente educatiezijn nader uitgewerkt en neergelegd in artikel 8, tweede lid, van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen (Bgfo). De tekst luidt als volgt:
“Indien ontwikkelingen op de financiële markten of relevante wettelijke voorschriften daartoe aanleiding geven worden bij ministeriële regeling toetstermen vastgesteld met betrekking tot permanente educatie, alsmede de wijze waarop aan deze toetstermen kan worden voldaan.” Uit deze tekst en de toelichting op het besluit blijkt dat de toetstermen voor permanente educatie zich richten op nieuwe kennis over actuele thema‟s. De vast te stellen toetstermen in het kader van permanente educatie kunnen zowel ‘bestaande’ toetstermen zijn als ‘nieuwe’ toetstermen. Tevens kunnen bestaande toetstermen worden gewijzigd of worden verwijderd. Indien sprake is van een bepaalde ontwikkeling op de financiële markten of een verandering van een relevant wettelijk voorschrift, zal eerst worden gekeken of er een geschikte ‘bestaande toetsterm’ is die aan de betreffende ontwikkeling of verandering kan worden gekoppeld. ‘Oude kennis’ mag geen zelfstandig deel uitmaken van het PE-programma. Maar als de onderliggende kennis van een toetsterm is veranderd, kan een ‘bestaande’ toetsterm in het PE-programma worden opgenomen. In het geval er geen passende ‘bestaande’ toetsterm is die geschikt is om aan desbetreffende ontwikkeling of verandering te koppelen, zal in dat geval een ‘nieuwe’ toetsterm door het CDFD worden vastgesteld.
Pagina 10 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
De minister van Financiën heeft per 1 januari 2010 opnieuw de regelingen bekrachtigd die betrekking hebben op Permanente Educatie (PE) in het kader van de Wft. Het betreft de inhoud van WftPermanente Educatie 2010-2011 via de PE-toetstermen en de regels voor de erkenning van instituten die PE-programma‟s willen aanbieden aan financiële dienstverleners. Met de vaststelling van de PEtoetstermen zijn ook de nieuwe toetstermen voor de Wft-examens openbaar gemaakt. De regeling is in werking getreden met ingang van 1 januari 2010. Wft-gediplomeerden moeten vóór 1 juli 2011 het PE-programma 2010-2011 succesvol hebben doorlopen. Anders vervalt de geldigheid 10 van het Wft-diploma.
De financiële dienstverlener kan dus op twee manieren voldoen aan de eis tot permanente educatie: Maken van een PE-toets bij een Geaccrediteerd Exameninstituut; Volgen van PE-onderwijs met toetsend element bij een geaccrediteerd Opleidingsinstituut. Indien de financiële dienstverlener heeft gekozen voor het bedrijfsvoeringsmodel, kan eveneens de permanente educatie volgens dit model worden ingericht. Dit betekent dat in beginsel niet hoeft te worden gekozen voor een van de twee bovenstaande mogelijkheden.
2.6
Conclusies
Het wettelijk verankerd deskundigheidsmodel is gebouwd vanuit een productgerichte benadering (schadeverzekeringen, levensverzekeringen, hypotheken, consumptief krediet). Deze benadering lijkt in tegenstrijd met de gedragsregels voor financiële dienstverleners en de diverse aanbevelingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), waarin het belang van de consument (klant) centraal wordt gesteld. Het huidige deskundigheidsbouwwerk gaat niet uit van de financiële situatie van de klant, maar van de financiële oplossingen en is als zodanig gebaseerd op het productaanbod van de financiële dienstverlener. Het is dan ook zeer de vraag of het huidige deskundigheidsmodel nog wel aansluit bij de inmiddels – mede als gevolg van de kredietcrisis – maatschappelijk breed gedragen overtuiging dat de kwaliteit van de financiële dienstverlening dient te worden verbeterd, waarbij het belang van de (financiële) consument in alle gevallen voorop dient te staan. Ook het stelsel van wettelijke permanente educatie lijkt in de praktijk niet te voldoen aan de beoogde kwaliteitseisen en dreigt te verworden tot het (verplicht) aftoetsen van toetstermen op een minimum cognitief niveau. Zie hiervoor tevens de brief van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) aan het Ministerie van Financiën van april 2010.
10
Zie: website CDFD (www.CDFD.nl)
Pagina 11 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 12 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
3
INTEGRITEIT EN BETROUWBAARHEID
3.1
Wettelijke basis
Naast de deskundigheidseisen die worden gesteld aan financiële dienstverleners, stelt de Wft nog twee andere belangrijke kwaliteitseisen, namelijk „betrouwbaarheid‟ en „integriteit‟. Hieronder volgen de relevante wetsartikelen. “Artikel 4:10 1.Het beleid van een beheerder, beleggingsmaatschappij, beleggingsonderneming, bewaarder of financiële dienstverlener wordt bepaald of mede bepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de financiële onderneming een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. 2.De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. 3.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld dat de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen.” “Artikel 4:11 1.Een beheerder, beleggingsinstelling, beleggingsonderneming of bewaarder voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn onderscheidenlijk haar bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat: a. belangenverstrengeling wordt tegengegaan; b. wordt tegengegaan dat de financiële onderneming of haar werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kunnen schaden; c. wordt tegengegaan dat wegens haar cliënten het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten kan worden geschaad; en d. wordt tegengegaan dat andere handelingen door de financiële onderneming of haar werknemers worden verricht die op een dusdanige wijze ingaan tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, dat hierdoor het vertrouwen in de financiële onderneming of in de financiële markten ernstig kan worden geschaad. 2.Een financiële dienstverlener voert een adequaat beleid dat een integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt. Hieronder wordt verstaan dat wordt tegengegaan dat de financiële dienstverlener of zijn werknemers strafbare feiten of andere wetsovertredingen begaan die het vertrouwen in de financiële dienstverlener of in de financiële markten kunnen schaden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere onderwerpen worden aangewezen die tot de integere uitoefening van het bedrijf van een financiële dienstverlener worden gerekend. 3.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de minimumvoorwaarden waaraan het beleid, bedoeld in het eerste en tweede lid, moet voldoen.
Pagina 13 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
4.Een financiële onderneming als bedoeld in het eerste of tweede lid verstrekt aan de Autoriteit Financiële Markten bij algemene maatregel van bestuur te bepalen informatie over incidenten die verband houden met de onderwerpen, bedoeld in het eerste en tweede lid. 5.De Autoriteit Financiële Markten kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk, al dan niet voor bepaalde tijd, ontheffing verlenen van het op grond van het derde lid bepaalde, met uitzondering van het met betrekking tot het verlenen van een beleggingsdienst of verrichten van een beleggingsactiviteit of nevendienst bepaalde, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die dit artikel beoogt te bereiken anderszins worden bereikt.” Het is op z‟n minst opvallend te noemen dat – in tegenstelling tot de deskundigheidseisen – de eisen ten aanzien van „betrouwbaarheid‟ en „integriteit‟ niet nader zijn uitgewerkt, noch in de wet noch in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen. Dit zal deels te maken hebben met de het feit dat meetbare criteria voor dergelijke gedragsaspecten moeilijk definieerbaar zijn. Het lijkt erop dat de wetgever de invulling van deze gedragscriteria wenst over te laten aan de diverse marktpartijen. In dit verband kunnen we constateren dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in de afgelopen jaren heeft getracht het gewenste gedrag van financiële dienstverleners nader vorm te geven. In diverse notities, onderzoeken en rapporten heeft de Toezichthouder tal van aanbevelingen gedaan. Voorbeelden hiervan zijn: Leidraad “Zorgvuldig adviseren bij vermogensopbouw”; Rapport “Kwaliteit advies en transparantie bij hypotheken”; Rapport “Kwaliteit advies Tweedepijler Pensioen”; Rapport “Feitenonderzoek beleggingsverzekeringen”; Rapport “Kwaliteit advies bij beleggingsverzekeringen”; Leidraad “Begrijpelijkheid” en leidraad “Misleiding”. Daarnaast zijn door de AFM diverse gerichte onderzoeken verricht en zijn controles uitgevoerd, waarbij aan financiële dienstverleners administratieve boetes, lasten onder dwangsom en aanwijzingen zijn opgelegd. In 2009 werden door de Toezichthouder 414 maatregelen getroffen, bijna vier keer zoveel als in 2008 toen er 113 vergelijkbare toezichtacties nodig waren. De AFM legde in 2009 23 boetes op aan adviseurs en bemiddelaars, veertien lasten onder dwangsom en 203 aanwijzingen. Bovendien trok de AFM na eigen onderzoek 31 vergunningen in, deed ze eenmaal aangifte en bracht ze een publieke waarschuwing uit. In 141 dossiers kwam het tot een normoverdragend gesprek. In 2009 besteedde de AFM relatief veel tijd aan illegale bemiddeling zonder vergunning, evident slechte advisering en ondeskundige of onbetrouwbare ondernemingen. Het toezicht van de AFM op adviseurs en bemiddelaars rust op twee pijlers. Naast de aanpak van de onderkant van de markt, richt de AFM zich bovendien op de verbetering van de kwaliteit van financieel advies van alle adviseurs en bemiddelaars om zo de zorgvuldige behandeling van de consument te bevorderen.
3.2
Conclusie
De in de wet genoemde kwaliteitseisen „betrouwbaarheid‟ en „integriteit‟ worden niet of nauwelijks in wet- en regelgeving uitgewerkt. Het ontbreekt aan duidelijke criteria omtrent de invulling van deze gedragsaspecten in de praktijk. De AFM heeft in de afgelopen jaren weliswaar diverse aanbevelingen gepubliceerd, maar deze zijn nauwelijks eenduidig en weinig gestructureerd vastgelegd. Bovendien is onduidelijk wat de precieze status van deze aanbevelingen is. De AFM speelt als toezichthouder weliswaar een belangrijke rol bij het bevorderen van zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten en het toezien op een eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten. Het is echter de vraag welke formele status de aanbevelingen van de AFM in de praktijk hebben. Hierover is in de markt de nodige discussie, waarbij de Toezichthouder regelmatig wordt verweten te veel „op de stoel‟ van de wetgever plaats te nemen. In dit verband pleiten wij voor het wettelijk verankeren van gedrags- en vaardigheidscriteria in de vakbekwaamheidseisen van de financiële dienstverlener. Het huidige deskundigheidsbouwwerk dient te worden verbreed en te worden uitgebreid met eindtermen op het gebied van gedrag en adviesvaardigheden.
Pagina 14 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
4
DE BEROEPSOPLEIDING 4.1
Het huidige stelsel
Het is de vraag of de huidige eisen die in de Wft en de Bgfo worden gesteld aan de vakbekwaamheid van financiële dienstverleners met klantcontact voldoende zijn om de gewenste kwaliteit van de financiële dienstverlening aan consumenten te waarborgen. Op grond van de ervaringen in de afgelopen jaren (zie onder meer de diverse rapporten en maatregelen van de AFM) valt dit ernstig te betwijfelen. Feitelijk is het behalen van een Wft-diploma „basis financiële dienstverlening‟ aangevuld met een of meerdere andere Wft-diploma‟s voldoende om (een deel van) het vak te mogen uitoefenen. De einden toetstermen die ten grondslag liggen aan de diverse Wft-diploma‟s zijn slechts cognitief van aard en bevatten geen gedrags- en vaardigheidsaspecten. De nadruk ligt op het bezitten van vakinhoudelijke kennis op een minimumniveau. Bovendien is geen instroomniveau vastgesteld.
Voorbeeld Een afgestudeerde MBO-er kan met een gemiddelde studiebelasting van 200 uur de Wftdiploma‟s „basis financiële dienstverlening‟ en „hypothecair krediet‟ behalen en voldoet daarmee aan de wettelijke deskundigheidseisen om het vak hypotheekadviseur in de praktijk uit te oefenen. Er worden geen nadere toelatings- en ervaringseisen gesteld. Evenmin worden eisen gesteld ten aanzien van gedrags- en vaardigheidsaspecten.
4.2
Van deskundigheid naar vakbekwaamheid
Gezien de wettelijke adviesregels (bijvoorbeeld artikel 4:23 Wft) en de aanbevelingen van de AFM ten aanzien van de kwaliteit van de financiële dienstverlening, kan worden vastgesteld dat het voldoen aan de wettelijke deskundigheidseisen volstrekt onvoldoende is om het vak van financiële dienstverlener in de praktijk te kunnen uitoefenen. Een financiële dienstverlener dient – naast de wettelijk vereiste deskundigheid („kennen‟) – te beschikken over de juiste adviesvaardigheden („kunnen‟), de juiste motieven te hebben („willen‟) en de juiste persoonlijkheid te bezitten („zijn‟). Het beschikken over de juiste vakinhoudelijke kennis maakt iemand nog geen „vakbekwame‟ financieel adviseur. Vakbekwaamheid gaat veel breder en dieper en vereist de juiste competenties, de juiste intrinsieke motivatie en de juiste houding. Deze combinatie van kwalificaties zal veelal slechts door ervaring in de praktijk kunnen worden opgedaan. In het huidige stelsel ontbreekt deze ervaringseis volledig, hetgeen met zich meebrengt dat in opleidings- en ontwikkelingstrajecten aspecten als vaardigheden, persoonlijkheid en gedragsaspecten geen of slechts een ondergeschikte rol spelen. Het zijn juist deze aspecten die van groot belang kunnen zijn bij het vergroten van de kwaliteit van de financiële dienstverlening en het herstellen van het vertrouwen in de financiële sector. Het refereert rechtstreeks aan de in de Wet financieel toezicht genoemde kwaliteitseisen „betrouwbaarheid‟ en „integriteit‟. Met goed gekwalificeerde financiële dienstverleners (met de juiste competenties, motieven en persoonlijkheid) zijn grote belangen gediend. In de eerste plaats natuurlijk de belangen van de consument, maar zeker ook die van een de financiële sector zelf.
Pagina 15 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Persoonlijkheid
‘Zijn’
Kennis
Motieven
‘Kennen’
‘Willen’
Vaardigheden ‘Kunnen’
4.3
Vakbekwaamheid in andere sectoren
Indien we de financiële dienstverlener vergelijken met andere (direct of indirect verwante) beroepsgroepen, zoals de AA-accountant of de advocaat, kan ten aanzien van de vakbekwaamheid een opvallend verschil worden opgetekend. Het ontbreekt de financiële sector aan een „echte‟ beroepsgerichte opleiding, waarin – naast vakinhoudelijke deskundigheid – gedrags- en vaardigheidsaspecten zijn opgenomen. Dit is vanuit de historie wellicht verklaarbaar, echter de huidige omstandigheden binnen de financiële sector (wet- en regelgeving, de toenemende rol van de toezichthouder en het imago van de financiële dienstverlening) vragen om een doordacht opleidingsen ontwikkelingstraject voor financieel adviseurs. Hiervoor is het in de eerste plaats noodzakelijk te beseffen dat de financieel adviseur een „vak‟ uitoefent; financieel adviseur is een „beroep‟! In dit verband is het opvallend dat het de financiële sector ontbreekt aan een breed gedragen en formeel vastgelegde beroepsomschrijving met eenduidige kenmerken. Zowel voor de AA-accountant als voor de advocaat is door de beroepsgroep zelf het „beroep‟ duidelijk omschreven en vastgelegd. Hierbij kunnen we de volgende kenmerken voor beide beroepsgroepen onderscheiden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Duidelijk omschreven beroepsprofiel; Vastgelegde beroepscompetenties; Vastgestelde kernwaarden; In de praktijk dient de potentiële beoefenaar zich eerst te bewijzen (stageperiode); Doorlopende toetsing op kennis, vaardigheid en gedrag; Beroepscode met tuchtrecht; Verantwoordelijke beroepsorganisatie.
Vanuit deze kenmerken is de opzet van de beroepsopleiding voor bovengenoemde beroepsgroepen in grote lijnen onderling vergelijkbaar en bevat een combinatie van „leren‟ en „ervaren‟, waarbij aandacht wordt besteed aan zowel kennis als gedrags- en vaardigheidsaspecten. Opvallend is dat voor toelating tot de beroepsopleiding een startkwalificatie is vereist. Met andere woorden: het instroomniveau is vastgesteld. Daarnaast mag de functionaris pas zelfstandig (zonder de begeleiding van een patroon of stagebegeleider) in de praktijk actief zijn indien de beroepsopleiding is afgerond. Tijdens de beroepsopleiding is de beroepsbeoefenaar werkzaam in de praktijk. Het doel is de beroepsbeoefenaar voor te bereiden op de beroepspraktijk. Naast (praktijk)kennis richt de beroepsopleiding zich op het bijbrengen van die vaardigheden die voor het beroep zijn vereist. Het gaat hier zowel om algemene sociale vaardigheden (zoals gespreksvaardigheid en onderhandelen) en
Pagina 16 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
meer specifieke beroepsvaardigheden (zoals bijvoorbeeld het opstellen van processtukken of jaarstukken, het leggen van beslag, het doen van aangifte en het houden van een pleidooi). Daarnaast wordt uitgebreid aandacht besteed aan motivatie, houding en gedrag, waarbij nadrukkelijk aansluiting wordt gezocht bij thema‟s als „betrouwbaarheid‟, „integriteit‟, „transparantie‟ en „beroepsethiek‟. Na afronding van de beroepsopleiding worden AA-accountants en advocaten geacht jaarlijks permanente educatie programma‟s te volgen, waarbij de vakbekwaamheid structureel wordt onderhouden, verbreed en verdiept. Hierbij wordt zowel aandacht besteed aan kennis, als aan vaardigheden en gedragsaspecten. Voor beide beroepsgroepen geldt dat de „beroepscompetenties‟ en „kernwaarden‟ helder zijn omschreven en vastgelegd.
4.4
Het beroepsprofiel
Een beroepsprofiel is een omschrijving van de beroepsactiviteiten in een bepaald beroep (de beroepstaken) en de vereisten waaraan iemand moet voldoen die dat beroep uitoefent of wil uitoefenen. Een beroep kan niet opgelegd worden. Professionalisering en maatschappelijke aanvaarding bepalen of er over een beroep kan worden gesproken. Met de invoering van de Wft is de „financiële dienstverlener‟ in de wet als volgt omschreven: “degene die een ander financieel product dan een financieel instrument aanbiedt, of die adviseert, bemiddelt, herverzekeringsbemiddelt, optreedt als gevolmachtigde agent of optreedt als ondergevolmachtigde agent.” In deze notitie richten wij ons slechts op de degene “die een ander financieel product dan een financieel instrument adviseert”. Wij zullen in dit verband steeds spreken van de „financieel adviseur‟. Onder adviseren wordt door de wetgever verstaan: “ het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van een of meer specifieke financiële producten aan een bepaalde consument of, indien het een financieel instrument of verzekering betreft, cliënt.” In de Wet op het financieel toezicht worden de volgende financiële producten onderscheiden: een beleggingsobject; een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten; elektronisch geld; een financieel instrument; krediet; een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten; een verzekering; een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander product. In hoofdstuk 2 en 3 van deze notitie is beschreven aan welke vakbekwaamheidseisen de financieel adviseur op grond van de wet dient te voldoen. We zijn tot de conclusie gekomen dat deze eisen zich voornamelijk richten op productgerichte vakinhoudelijke deskundigheid. Wij pleiten ervoor deze wettelijk vastgestelde deskundigheidseisen te hanteren als basis voor het beroepsprofiel ten behoeve van de „financieel adviseur‟. De wettelijke deskundigheidseisen (Wft eind- en toetstermen) kunnen dienen als „startkwalificatie‟ voor een beroepsgerichte opleiding. Deze beroepsopleiding dient een combinatie te bevatten van „leren‟ en „ervaren‟, waarbij aandacht wordt besteed aan kennisverbreding en –verdieping enerzijds en vaardigheden en gedragsaspecten anderzijds. Voor het inrichten van de beroepsopleiding dienen duidelijke „competenties‟ te worden vastgelegd en heldere kernwaarden te worden omschreven.
Pagina 17 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
4.5
Beroepscompetenties en kernwaarden
Een „competentie‟ is een vermogen (dat kennis, inzicht, attitude en vaardigheidsaspecten omvat) om in concrete taaksituaties doelen te bereiken. Een competentie is een interne bekwaamheid om extern gedrag te vertonen dat voldoet aan externe normen. Essentieel voor competent gedrag is dat voldaan wordt aan externe normen (ook standaarden genoemd). Wanneer een beroepsgroep een belangrijke rol speelt bij het bepalen van de normen of standaarden is er sprake van beroepscompetenties. Zo niet, dan spreken we van algemene competenties. Wij pleiten ervoor dat de in de branche reeds bestaande kwaliteitsbevorderende instituten, zoals DSI, FFP, CEHP, SAR en SEH (ondersteund door de diverse brancheorganisaties), gezamenlijk de beroepscompetenties voor de financieel adviseur vaststellen. In deze notitie is een voorbeeld competentiemodel uitgewerkt, waarbij aansluiting is gezocht bij het door UWV gehanteerde model (zie bijlage). Naast de beroepscompetenties is het noodzakelijk dat er kernkwaliteiten voor de beroepsbeoefenaar worden vastgesteld. Kernkwaliteiten zijn eigenschappen die tot het wezen (de kern)van een persoon behoren. De kernkwaliteit kleurt de mens. Het onderscheid tussen kwaliteiten en competenties is dat kwaliteiten van binnenuit komen en competenties van buitenaf aangeleerd zijn. Competenties zijn dus aan te leren, kwaliteiten kun je ontwikkelen. Hoe duidelijker het beeld dat we van onze kernkwaliteiten hebben, des te bewuster kunnen we die laten doorstralen in het beroep. Kernkwaliteiten zijn eigenschappen die tot de kern van een persoon behoren. Het zijn de specifieke sterktes die iemand bij uitstek kenmerken. Iedereen heeft een aantal van deze kwaliteiten. Voorbeelden van kernkwaliteiten zijn daadkracht, zorgzaamheid, zorgvuldigheid, moed, ontvankelijkheid, ordelijkheid, inlevingsvermogen en flexibiliteit.
4.6
Opzet van de beroepsopleiding
Een beroepsopleiding voor financieel adviseurs, gebaseerd op een duidelijk beroepsprofiel met vastgelegde kernwaarden, dient zich te richten op de door de beroepsorganisatie(s) vastgestelde beroepscompetenties. Wij pleiten hierbij voor de volgende opzet: Vaakbekwaamheid Kennisintegratie Het Gezin Wonen Inkomen Vermogen
Vaardigheden
Persoonlijkheid
Gedrag
Beroepscompetenties Kennis en inzicht Macro-economische aspecten Fiscale aspecten Juridische aspecten Sociale zekerheid
Basis
Vaardigheden
Startkwalificatie (instroomniveau) Consumptief Krediet Hypothecair Krediet Leven
Schade
Het doel van de praktijkopleiding is het verwerven van beroepscompetenties (kennis/inzicht en vaardigheden) en de ontwikkeling naar vakbekwaamheid kennisintegratie, vaardigheden, persoonlijkheid en gedrag). Tijdens de beroepsopleiding kan de kandidaat de kennis en vaardigheden die hij heeft opgedaan in de praktijk toepassen. De kandidaat gaat werken bij een erkend Wft-vergunninghoudend praktijkbedrijf. Dit kan een bank, verzekeraar of adviesbedrijf zijn. Dit doet hij aan de hand van een praktijkopleidingsplan. Dit plan beschrijft de werkzaamheden die hij in beroepssituaties moet uitvoeren. Tijdens de beroepsopleiding
Pagina 18 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
wordt tevens beoordeeld of de kandidaat over de noodzakelijke kernkwaliteiten (integriteit, ethiek en klantbelang) beschikt om het beroep te kunnen uitvoeren. De begeleiding en beoordeling is in handen van een certificerend praktijkbegeleider, die tevens verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het advies(proces). Deze praktijkbegeleider dient lid te zijn van de Beroepsorganisatie. Vanuit het besef dat de financieel adviseur een „beroep‟ is dat een HBO-niveau vereist, is het gewenst dat ook het regulier onderwijs (HBO) hierop inspeelt en een „reguliere‟ beroepsopleiding ontwikkelt.
4.7
De Beroepsorganisatie
Wij pleiten voor het ontstaan van een Beroepsorganisatie, die vanuit de wet (bij voorkeur de Wft) de bevoegdheid heeft om: Het Beroepsprofiel vast te stellen en te bewaken; De beroepscompetenties en kernwaarden te bepalen en te borgen; Het tuchtrecht voor de beroepsuitoefening vorm te geven en uit te voeren; Het Register Financieel Adviseurs (zie hoofdstuk 5) op te richten en in stand te houden; De wettelijke deskundigheid te borgen door middel van permanente educatie, onder toezicht van het Ministerie van Financiën; De vakbekwaamheid in de meest brede zin te borgen.
Pagina 19 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 20 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
5
REGISTER FINANCIEEL ADVISEUR (RFA) 5.1
Beroepsregistratie
Indien de beroepsopleiding met goed gevolg is doorlopen ontvangt de kandidaat een beroepsdiploma en wordt hij ingeschreven in het „Register Financieel Adviseur‟ (RFA). Hij draagt dan een wettelijk beschermde titel. De RFA moet zich houden aan een gedragscode. Consumenten weten daarom dat hun RFA altijd integer, objectief, deskundig, zorgvuldig, discreet en professioneel is. Binnen het Register kunnen verschillende niveaus en specialisaties worden gehanteerd, zodat de consument altijd inzicht heeft in de kwaliteit en het specialisme van de financieel adviseur.
5.2
European Qualifications Framework (EQF)
Bij het ontwikkelen van een beroepsregister ligt het voor de hand aansluiting te zoeken bij het European Qualifications Framework (EQF). Dit Europees kwalificatiekader voor „een leven lang leren‟ (EKK) moet leiden tot referentieniveaus voor het beroepskwalificerend onderwijs en de praktijkgerelateerde trainingstrajecten, Het maakt het mogelijk diplomalijnen die ondersteund worden door beroeps- en brancheorganisaties, internationaal te valideren. De EU-landen willen hun (bestaande) nationale kwalificatiesystemen uiterlijk in 2010 op het EQF laten aansluiten. Vanaf 2012 zullen alle „nieuwe‟ kwalificaties die in de EU worden toegekend, verwijzen naar een van de acht EQF-referentieniveaus. Deeltijdopleidingen, intensieve cursussen, het valideren van het informele en het niet-formele leren, moeten tot certificatie of diplomering kunnen leiden. Daarbij is het bewijs van belang dat een kandidaat aantoonbaar over de vereiste kennis, kunde en vaardigheden beschikt die bij de desbetreffende kwalificatie of functie hoort. De meest relevante omschrijving van het criterium is daarom „leerresultaten‟, die in het EQF aanbevelingsdocument worden bepaald als: “De combinatie van kennis, vaardigheden en/of competenties die een individu verkrijgt en/of waartoe hij/zij in staat is te demonstreren aan het einde van het leerproces. Leerresultaten zijn beweringen over wat een student moet weten, begrijpen en/of waartoe hij/zij in staat is aan het einde van een leerproces.” In het kader van een leven lang leren worden leerresultaten in de volgende acht niveaus onderscheiden:
Elk van de 8 niveaus wordt gedefinieerd door een set descriptoren die de leerresultaten aangeven die in alle kwalificatiesystemen relevant zijn voor kwalificaties op dat niveau. Kennis In de context van EKR wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven.
Niveau 1 De voor niveau 1 relevante leerresultaten
Algemene basiskennis
Vaardigheden In de context van EKR worden vaardigheden als cognitief (betreffende logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (betreffende handigheid en toepassing van methodes, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven. Vereiste basisvaardigheden om eenvoudige taken uit te voeren
Competentie In de context van EKR wordt competentie in termen van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid beschreven.
Werken of studeren onder rechtstreeks toezicht in een gestructureerde context
Pagina 21 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Niveau 2 De voor niveau 2 relevante leerresultaten
Basiskennis van feiten van een werk- of studiegebied
Niveau 3 De voor niveau 3 relevante leerresultaten
Kennis van feiten, beginselen, processen en algemene begrippen van een werk- of studiegebied
Niveau 4 De voor niveau 4 relevante leerresultaten
Feitenkennis en theoretische kennis in brede contexten van een werk- of studiegebied
Niveau 5 De voor niveau 5 relevante leerresultaten
Ruime, gespecialiseerde feiten- en theoretische kennis binnen een werk- of studiegebied en bewustzijn van de grenzen van die kennis
Een brede waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om creatieve oplossingen voor abstracte problemen uit te werken
Niveau 6 De voor niveau 6 relevante leerresultaten
Gevorderde kennis van een werk- of studiegebied, die een kritisch inzicht in theorieën en beginselen impliceert
Gevorderde vaardigheden, waarbij blijk wordt gegeven van absoluut vakmanschap en innovatief vermogen om complexe en onvoorspelbare problemen in een gespecialiseerd werkof studiegebied op te lossen
Niveau 7 De voor niveau 7 relevante leerresultaten
Bijzonder gespecialiseerde kennis, die ten dele zeer geavanceerd is op een werk- of studiegebied, als basis voor originele ideeën en/of onderzoek. Kritisch bewustzijn van kennisproblemen op een vakgebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden
Gespecialiseerde vaardigheden in probleemoplossing, die op het gebied van onderzoek en/of innovatie vereist om nieuwe kennis en procedures te ontwikkelen en kennis uit verschillende vakgebieden te integreren
Vereiste cognitieve en praktische basisvaardigheden om relevante informatie te gebruiken om taken uit te voeren en routineproblemen met behulp van eenvoudige regels en hulpmiddelen op te lossen Een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om taken uit te voeren en problemen op te lossen door de keuze en toepassing van basismethodes, hulpmiddelen, materialen en informatie Een waaier van vereiste cognitieve en praktische vaardigheden om in een werk- of studiegebied specifieke problemen op te lossen
Werken of studeren onder toezicht met enige zelfstandigheid
Verantwoordelijkheid op zich nemen door de voltooiing van taken op werkof studiegebied Bij de oplossing van problemen het eigen gedrag aanpassen aan de omstandigheden Zichzelf managen binnen de richtsnoeren van werkof studiecontexten die gewoonlijk voorspelbaar zijn, maar kunnen veranderen. Toezicht uitoefenen op routinewerk van anderen en een zekere mate van verantwoordelijkheid op zich nemen voor de evaluatie en verbetering van werk of studieactiviteiten Management en toezicht uitoefenen in contexten van werk- of studieactiviteiten waarin zich onvoorspelbare veranderingen voordoen Prestaties van zichzelf en anderen kritisch bekijken en verbeteren Managen van complexe technische of beroepsactiviteiten of -projecten; de verantwoordelijkheid op zich nemen om in onvoorspelbare werk- of studiecontexten beslissingen te nemen De verantwoordelijkheid op zich nemen om de professionele ontwikkeling van personen en groepen te managen Managen en transformeren van complexe en onvoorspelbare werk- of studiecontexten die nieuwe strategische benaderingen vereisen De verantwoordelijkheid op zich nemen om bij te dragen tot professionele kennis en manieren van werken en/of om strategische prestaties van teams kritisch te bekijken
Pagina 22 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Niveau 8 De voor niveau 8 relevante leerresultaten
De meest geavanceerde kennis op een werkof studiegebied en op het raakvlak tussen verschillende vakgebieden
De meest geavanceerde en gespecialiseerde vaardigheden en technieken, met inbegrip van synthese- en evaluatievaardigheden/-technieken, vereist om kritische problemen in onderzoek en/of innovatie op te lossen en bestaande kennis of professionele manieren van werken uit te breiden en opnieuw te definiëren
Blijk geven van een grote mate van autoriteit, innovatie, autonomie, wetenschappelijke en professionele integriteit en aanhoudende betrokkenheid bij de ontwikkeling van baanbrekende ideeën of processen voor werk- of studiecontexten, met inbegrip van onderzoek
Op grond van bovenstaande indeling kunnen we tot de conclusie komen dat de Wft-diploma‟s, die zich slechts richten op kennis en de toepassing daarvan, niet hoger zullen uitkomen dan EQF-niveau 3 als het gaat om beroepskwalificaties. Daarentegen zouden bijvoorbeeld „hypothecair planners‟ – op grond van bijvoorbeeld eerder verworven competenties (EVC) - op niveau 5 of 6 moeten kunnen uitkomen en de „Financieel Planners‟ op niveau 6. In het algemeen kan echter worden gesteld dat, in Europees perspectief, de wettelijke deskundigheidsnormen (Wft) leiden tot een (te) lage beroepskwalificatie.
Pagina 23 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 24 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
6
BORGING VAN VAKBEKWAAMHEID 6.1
Tuchtrecht
Teneinde de vakbekwaamheid van de financieel adviseur in de praktijk ook in de toekomst te kunnen blijven borgen is het van belang dat vanuit de Beroepsorganisatie(s) een tuchtrechtelijk systeem wordt opgezet. Met dit systeem kunnen beroepsgenoten de kwaliteit van de beroepsbeoefening reguleren. Het tuchtrecht is er primair om de beroepsstandaard, zoals vastgelegd in de binnen de beroepsgroep levende gedragsregels, te handhaven. Het goed functioneren van een bepaalde beroepsgroep wordt dus bevorderd door de beroepsgenoten zelf, al dan niet na een wettelijke opdracht.
6.2
Permanente Educatie
Naast een tuchtrechtelijk systeem is het van groot belang de vakbekwaamheid van de financieel adviseur aan de voorkant te borgen door middel van permanente educatie. Het huidige PE-stelsel biedt in de ogen van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) onvoldoende waarborgen dat allen die een PE- certificaat krijgen ook objectief toetsbaar aan de wettelijke eisen voldoen. Wij onderschrijven deze constatering. Bovendien schiet het huidige systeem tekort, aangezien dit systeem zich slechts richt op „actuele ontwikkelingen‟. Als alternatief voor de huidige onwenselijk geachte situatie, wordt door het CDFD centrale examinering als de meest eenvoudige en aantrekkelijke optie gezien. In dit verband onderschrijven wij de gedachte van het College aan een “rijke examenomgeving waarin naast multiple choice vragen een rijke keuze is opgenomen aan open vragen, simulaties, gaming achtige vragen, case-beschrijvingen etc.”. Wij hechten eraan het belang hiervan te benadrukken en tegelijkertijd onze twijfels uit te spreken over de onderwijskundige haalbaarheid hiervan. Het jaarlijks volgen van PE-onderwijsprogramma‟s met „toetsende elementen‟ biedt – ten opzichte van centrale examinering – in onze ogen namelijk een aantal voordelen, zoals: De mogelijkheid Wft-PE-toetstermen te verwerken in integratieve casuïstiek, zodat kennisaspecten direct worden vertaald in praktijksituaties; Een betere aansluiting op de PE-programma‟s van andere in de branche reeds jaren bestaande deskundigheid bevorderende instituten (SEH, CEHP en FFP), waardoor „overlappingen‟ worden voorkomen, het tijdsbeslag op de financiële dienstverleners wordt beperkt en de financiële lasten worden teruggedrongen; Het behandelen van gedrags- en vaardigheidsaspecten en de vertaling hiervan door het gebruik van verschillende interactieve onderwijsvormen die actieve participatie tijdens de opleidingsdagen bevorderen; Het kunnen toepassen van meer verschillende vormen van „toetsende elementen‟ tijdens de opleidingsdagen. Wij spreken onze zorg uit dat de door het College voorgestelde wijziging er toe bijdraagt dat de wettelijke permanente educatie „afglijdt‟ naar een minimumniveau, waarbij de Wft-PE-toetstermen in een zo kort mogelijk tijdsbestek, op weinig interactieve en praktijkgerichte wijze worden afgenomen. In onderwijskundig opzicht zijn wij van mening dat met de introductie van centrale examinering het gevaar bestaat dat de verschillende „leerfasen‟ (concreet ervaren, waarnemen en overdenken, abstracte begripsvorming en actief experimenteren) niet zullen worden doorlopen en hiermee het leerrendement drastisch afneemt. Dit heeft tot gevolg dat de deskundigheidsbevordering wordt ondermijnd en een (eventueel) beoogde gedragsverandering niet of slechts ten dele zal worden gerealiseerd. Wij zijn van mening dat dit geenszins de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest en dat hiermee het belang van de financiële dienstverlener en – niet in de laatste plaats – de consument geenszins is gediend. Wij pleiten in dit verband voor de invoering van een stelsel dat enerzijds de huidige (eventueel aangepaste) wettelijke permanente educatie behelst en anderzijds de vakbekwaamheid in de meest brede zin ook in de toekomst borgt. Dit betekent dat – naast het aftoetsen van vakinhoudelijke
Pagina 25 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
aspecten – tegemoet dient te worden gekomen aan de noodzaak ook gedrags- en vaardigheidselementen aan de orde te stellen en (indien mogelijk) af te toetsen.
Pagina 26 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
7
OVERGANGSREGELING
Er kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat binnen de financiële sector veel financieel adviseurs – op grond van eerder door opleiding en/of ervaring verkregen competenties - reeds voldoen aan bepaalde vakbekwaamheidseisen. Deze bestaande vakbekwaamheid dient te worden getoetst aan de het nieuwe beroepsprofiel, de nieuwe kernwaarden, de nieuwe beroepscompetenties en vereiste vakbekwaamheid, teneinde te kunnen vaststellen welke hiaten er bestaan. Op basis van deze analyse kan worden vastgesteld welke leer- en toetsinterventies nog noodzakelijk zijn voor de bestaande doelgroep. Hierbij kan worden gedacht aan EVC-procedures, assesments en opleidingsinterventies. Voor de huidige beroepsgroep zal een overgangsregeling in het leven moeten worden geroepen, die enerzijds tegemoet komt aan de belangen van de huidige adviseur en anderzijds invulling geeft aan de wens en noodzaak tot professionalisering van de sector. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de in de branche reeds bestaande kwaliteitsbevorderende instituten, zoals DSI, FFP, CEHP, SAR en SEH en de diverse brancheorganisaties.
Pagina 27 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Pagina 28 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
8
BIJLAGE
Model Beroepscompetenties financieel adviseur Essentiële competenties Begeleiden
coacht, adviseert en/of motiveert anderen gericht in het bereiken van doelen en/of het uitvoeren van taken en opdrachten; zet anderen ertoe aan resultaten te realiseren en problemen (zelfstandig) op te lossen; ondersteunt anderen actief in hun ontwikkeling. Deelcomponenten:
Relaties bouwen en netwerken
Coachen Adviseren Motiveren Anderen ontwikkelen investeert actief in het opbouwen van goede werk-/klantrelaties; legt op verschillende niveaus - makkelijk contact en vindt vlot aansluiting; onderhoudt actief het eigen relatienetwerk en maakt er indien nodig goed gebruik van; zet zich er voor in ook bij moeilijkheden de relatie goed te houden; neemt zo nodig de rol van bemiddelaar op zich bij onenigheid tussen anderen. Deelcomponenten:
Overtuigen en beïnvloeden
Relaties opbouwen met mensen Relaties opbouwen op verschillende niveaus Relatienetwerk onderhouden en benutten Goede relatie behouden bij moeilijkheden Bemiddelen bij onenigheid maakt in het contact een krachtige, positieve indruk; komt actief met ideeën en meningen naar voren en zorgt voor een onderbouwing met steekhoudende argumenten; overtuigt en beïnvloedt ook op het emotionele vlak; geeft duidelijk en krachtig inhoud en sturing aan een gesprek, discussie en/of onderhandeling; streeft naar overeenstemming over en draagvlak voor de uitkomst. Deelcomponenten:
Presenteren
Indruk maken op anderen Gesprekken richting geven Emoties aanspreken Ideeën en meningen naar voren brengen en onderbouwen Onderhandelen Overeenstemming nastreven weet in het contact zaken duidelijk, begrijpelijk en correct uit te leggen en toe te lichten; stelt zich in het contact innemend en zelfbewust op, communiceert kernachtig en straalt betrouwbaarheid en deskundigheid uit; weet zaken op een enthousiaste en inspirerende wijze te brengen; maakt in het contact met anderen effectief gebruik van humor; speelt goed in op toehoorders/toeschouwers en stemt de stijl van presenteren daarop af. Deelcomponenten: Duidelijk uitleggen en toelichten Kernachtig communiceren Betrouwbaarheid en deskundigheid uitstralen Op de toehoorder(s) / toeschouwer(s) inspelen Humor gebruiken Enthousiasme uitstralen
Pagina 29 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Analyseren
Onderhoudend communiceren controleert gegevens en aannames kritisch en zorgvuldig; brengt hier structuur in aan; analyseert gegevens grondig, scheidt hoofd- van bijzaken en legt de nodige verbanden; genereert (nieuwe) informatie uit gegevens; komt op basis van een systematische analyse tot conclusies en/of oplossingen voor (complexe) problemen. Deelcomponenten: Informatie genereren uit gegevens Gegevens controleren en aannames toetsen Informatie uiteenrafelen Conclusies trekken Oplossingen voor problemen bedenken Verbanden leggen
Belangrijke competenties Beslissen en activiteiten initiëren
neemt tijdig en duidelijk de nodige (lastige) beslissingen; neemt zonodig afgewogen risico's; initieert zelfstandig de nodige acties en activiteiten; toont vertrouwen in de eigen beslissingen en keuzes en neemt daarvoor ook de verantwoordelijkheid op zich. Deelcomponenten:
Aandacht en begrip tonen
Beslissingen nemen Afgewogen risico's nemen Verantwoordelijkheid nemen voor eigen beslissingen en activiteiten Zelfvertrouwen tonen Op eigen initiatief handelen Acties en activiteiten initiëren toont belangstelling en begrip voor de ideeën, opvattingen en emoties van anderen; kan zich inleven in hun standpunten en gevoelens; luistert goed en laat voldoende verdraagzaamheid en welwillendheid zien; toont gepaste bezorgdheid en steunt anderen wanneer die het moeilijk hebben; laat zien ook zichzelf goed te kennen. Deelcomponenten:
Ethisch en integer handelen
Interesse tonen Luisteren Verdraagzaamheid en welwillendheid tonen Inleven in andermans gevoelens Begrip hebben voor de standpunten en houding van anderen Anderen steunen Bezorgdheid tonen voor anderen Zichzelf kennen en laten zien toont zich integer en handelt consequent in lijn met de binnen de organisatie, (beroeps)groep en/of maatschappij geldende normen en waarden; houdt rekening met de omgeving en respecteert verschillen tussen mensen. Deelcomponenten:
Vakdeskundigheid toepassen
Ethisch handelen Integer handelen Verschillen tussen mensen respecteren Omgevingsverantwoord handelen wendt de specifiek voor het val benodigde mentale, manuele en/of fysieke vermogens op een adequate wijze aan; weet op basis van het eigen vakmatige/technische inzicht vraagstukken en problemen op te lossen; deelt waar nodig de eigen kennis en expertise met anderen.
Pagina 30 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Deelcomponenten:
Onderzoeken
Vakspecifieke mentale vermogens aanwenden Vakspecifieke manuele vaardigheden aanwenden Vakspecifieke fysieke kwaliteiten tonen Gevoel voor ruimte en richting tonen Expertise delen zoekt en verzamelt actief en uitgebreid nieuwe informatie voor het oplossen van vraagstukken en problemen; raadpleegt verschillende (informatie)bronnen, bekijkt zaken, vraagstukken en problemen vanuit meerdere invalshoeken en staat open voor nieuwe informatie. Deelcomponenten:
Creëren en innoveren
Informatie achterhalen Openstaan voor nieuwe informatie Vanuit meerdere invalshoeken kijken komt actief en uit zichzelf met creatieve ideeën, benaderingen en inzichten; onderneemt initiatieven om zaken te veranderen; laat een duidelijke (toekomst)visie zien en ontwikkelt op basis hiervan strategische plannen. Deelcomponenten:
Leren
Vernieuwend en creatief handelen Verandering zoeken en introduceren Toekomstvisie laten zien Toekomstgerichte strategie(ën) ontwikkelen zorgt ervoor de eigen vakkennis en - vaardigheden goed bij te houden en onderneemt indien nodig stappen om deze verder te ontwikkelen; leert van fouten en feedback; werkt actief en systematisch aan de eigen ontwikkeling en ontplooiing. Deelcomponenten:
Op de behoefte en verwachtingen van de klant richten
Vakkennis en vaardigheden bijhouden Leren van feedback en fouten Zichzelf verder willen ontwikkelen achterhaalt actief de behoeften en verwachtingen van interne en/of externe klanten; probeert hier zoveel als mogelijk bij aan te sluiten; stelt zich klantgericht op; houdt de tevredenheid van "klanten" goed in de gaten en onderneemt zonodig actie. Deelcomponenten:
Kwaliteit leveren
Behoeften en verwachtingen achterhalen Aansluiten bij behoeften en verwachtingen "Klant"-tevredenheid in de gaten houden formuleert duidelijke kwaliteits- en productiviteitsnormen waaraan het (eigen) werk moet voldoen; is er sterk op gericht de afgesproken kwaliteit en productiviteit te halen; voert hiervoor de taken consistent en systematisch uit; houdt nauwkeurig in de gaten of de afgesproken kwaliteits- en productiviteitsniveaus gerealiseerd worden. Deelcomponenten:
Ondernemend en commercieel
Kwaliteits- en productiviteitsnormen formuleren Kwaliteits- en productiviteitsnormen bewaken Kwaliteitsniveaus halen Productiviteitsniveaus halen Systematisch werken gaat actief op zoek naar kansen om nieuwe (zakelijke) initiatieven te
Pagina 31 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
handelen
ontplooien; ziet en onderkent kansen en mogelijkheden, grijpt deze aan en vertaalt ze naar concrete acties; zorgt er voor de markt en de spelers daarin goed te kennen; is er op uit de commerciële positie van de organisatie verder uit te bouwen. Deelcomponenten:
Bedrijfsmatig handelen
De markt en de spelers daarin kennen Kansen en mogelijkheden identificeren en creëren Kansen en mogelijkheden benutten Uitbouwen van de commerciële positie van de organisatie handelt sterk kosten bewust, maakt steeds een goede afweging tussen de kosten en baten van een actie of besluit; toont het nodige financiële bewustzijn; laat zien inzicht te hebben in de dynamiek van de organisatie. Deelcomponenten: Financieel bewustzijn tonen Kostenbewust handelen Inzicht tonen in de dynamiek van de organisatie
Optionele competenties Samenwerken en overleggen
raadpleegt en betrekt anderen bij het nemen van beslissingen en/of het uitvoeren van taken; overlegt tijdig en regelmatig met anderen en informeert hen voldoende; stelt zich in de samenwerking openhartig en oprecht op; waardeert openlijk de bijdrage van anderen; bevordert de samenwerking en de teamgeest in een groep en past zich waar nodig aan de groep aan. Deelcomponenten:
Formuleren en rapporteren
Anderen raadplegen en betrekken Afstemmen Proactief informeren Openhartig en oprecht communiceren Aanpassen aan de groep Bevorderen van teamgeest Bijdrage van anderen waarderen rapporteert nauwkeurig en volledig en brengt een logische, heldere structuur aan in rapportages, verslagen en/of documentatie; formuleert vlot en bondig; hanteert correcte spelling en grammatica; presenteert informatie op een aantrekkelijke en boeiende wijze en stemt zichzelf goed af op de ontvanger(s). Deelcomponenten:
Instructies en procedures opvolgen
Correct formuleren Nauwkeurig en volledig rapporteren Structuur aanbrengen Vlot en bondig formuleren Aantrekkelijk en boeiend formuleren Communicatie op de ontvanger(s) richten volgt instructies en aanwijzingen bereidwillig op; houdt zich strikt aan de voorgeschreven (werk)procedures; toont zich gedisciplineerd; voert het werk uit conform de geldende veiligheidsvoorschriften en wettelijke richtlijnen. Deelcomponenten: Instructies opvolgen Werken conform voorgeschreven procedures Discipline tonen Werken conform veiligheidsvoorschriften
Pagina 32 van 33
Notitie: “Bouwen aan vakbekwaamheid”
Omgaan met verandering en aanpassen
Werken overeenkomstig de wettelijke richtlijnen past het eigen gedrag snel en op positieve wijze aan veranderende omstandigheden aan; staat welwillend ten opzichte van nieuwe ideeën en plannen; accepteert het dat zaken met zekere regelmaat veranderen; kan onzekere en onduidelijke situaties goed aan; kan goed omgaan met diversiteit (tussen mensen). Deelcomponenten:
Met druk en tegenslag omgaan
Aanpassen aan veranderende omstandigheden Nieuwe ideeën accepteren Omgaan met onduidelijkheid en onzekerheid Met diversiteit (tussen mensen) omgaan blijft stabiel presteren onderdruk of spanning en weet daarbij de eigen gevoelens voldoende onder controle te houden; houdt een positieve kijk op zaken, ook bij grote druk of tegenslagen; gaat constructief om met kritiek; kent de eigen grenzen en geeft aan wanneer deze te vaak of te ver overschreden worden; bewaart een gezond evenwicht tussen werk en privé. Deelcomponenten:
Gedrevenheid en ambitie tonen
Effectief blijven presteren onder druk Gevoelens onder controle houden Werk en privé in evenwicht brengen Een positieve kijk houden Constructief omgaan met kritiek Grenzen stellen gaat graag uitdagingen aan en trekt taken en verantwoordelijkheden naar zich toe; laat uit zichzelf een sterke behulpzaamheid zien; pakt zaken met enthousiasme, energie en volharding aan; wil graag succes boeken en/of vooruitkomen in de organisatie en stopt daar veel energie in. Deelcomponenten: Uitdagingen aanvaarden Taken en verantwoordelijkheden naar zich toetrekken Zichzelf actief beschikbaar stellen Successen willen boeken Geestdrift tonen Vooruit willen komen in de organisatie
Pagina 33 van 33