3.582.BD/BO HORECANOTA 2005 GRONINGEN
REGLEMENT
VESTIGINGSBELEID HORECA POELESTRAAT
HORECANOTA 2005 GRONINGEN
September 2005
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
4
INHOUDSOPGAVE
Blz.
Samenvatting actiepunten in deze horecanota
6
Hoofdstuk 1. INLEIDING 1.1. Doelstellingen van het horecabeleid 1.2. Integraal horecabeleid.
7
Hoofdstuk 2. HORECA IN GRONINGEN. 2.1. Inleiding 2.2. Positie en perspectief 2.2.1. Positie: aanbod en ontwikkeling 2.2.2. Perspectief: trends en ontwikkelingen 2.2.3. Conclusie 2.3. Horecagebieden en potentieel aantrekkelijke locaties 2.3.1. Inleiding 2.3.2. Overwegingen t.a.v. horeca in zone A 2.3.3. Overwegingen t.a.v. horeca in zone B 2.3.4. Overwegingen t.a.v. horeca in zone C 2.3.5. Overwegingen t.a.v. horeca in zone D 2.3.6. Conclusie 2.4. Voorstel ruimtelijke ontwikkeling en Staat van Inrichting 2.5. Samenvatting
7 8 8 9 9 10 10 10 11 11 15 16 16 17
Hoofdstuk 3. JURIDISCH KADER HORECABELEID. 3.1. Landelijke regelgeving 3.1.1. Drank- en Horecawet 3.1.1.2. Paracommercie 3.1.2. Wet Milieubeheer/Besluit Horeca, Sprot- en Recreatie-inrichtingen Milieubeheer (AMvB) 3.1.3. Besluit eisen Inrichtingen Drank- en horecawet (AMvB) 3.1.4. Wet op de Kansspelen. 3.1.5. Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties 3.1.6. Wet BIBOB
22 23 23 23
3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.3. 3.4. 3.5.
24 24 26 27 27 28
Lokale regelgeving Bestemmingsplan Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen Groningen Bouwverordening 2003 en de Brandbeveiligingsverordening Alcoholbeleid Convenant Veilig Uitgaan Tegenstrijdige regelgeving
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
19 19 20 21
5 Hoofdstuk 4. GEMEENTELIJKE LOKETTEN T.B.V. DE HORECA 4.1. Bedrijvenloket 4.1.1. Horecavergunningen 4.2. Loket Bouwen en Wonen 4.3. Brandweer, afdeling Preventie 4.4. Centraal Meldpunten Evenementen
Hoofdstuk 5. HANDHAVING VAN HET BELEID 5.1. Inleiding 5.2. Gemeentelijk toezichthouders, milieu-inspecteurs, brandweer en politie 5.3. Integrale handhaving 5.4. Bestuursrechtelijke maatregelen 5.5. Handhavingsprotocollen 5.6. Handhaving milieubeleid 5.6.1. Handhavingsprioriteiten milieubeleid 5.6.2. Handhaving (muziek)geluid 5.6.3. Handhaving afval, afvalwater en energie 5.6.4. Samenwerking met de politie 5.7. Handhaving Openbare Orde en Veiligheid 5.8. Handhaving brandveiligheid 5.9. Handhaving evenementen
29 29 30 31 31
32 32 32 33 34 34 35 35 36 36 37 38 39
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Handhavingsprotocol horeca. Handhavingsleidraad Evenementen. Handhavingsprotocol Brandveiligheid Overzicht horecacategorieën Convenant Veilig Uitgaan Vergunningwijzer Beleidslijn Wet BIBOB Beleid paracommercialisme Overlegstructuren Zonekaart
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
40 50 54 63 70 82 92 98 105 107
6 SAMENVATTING ACTIEPUNTEN IN DEZE HORECANOTA -
de gemeente wil op bepaalde locaties het toegestane aantal en typen horecabedrijven verruimen (wijziging Staat van Inrichtingen).
-
op een aantal daartoe aangewezen sterlocaties zal de gemeente, in het kader van de algehele centrumontwikkeling, horeca-initiatieven faciliteren en initiëren.
-
de typering van horecabedrijven in de Staat van Inrichtingen zal worden teruggebracht tot drie hoofdcategorieën.
-
bij de beoordeling van ontheffingsaanvragen zal de gemeente naar de toekomst toe ook de ontwikkeling van de horecafunctie in het betreffende gebied en de meerwaarde in samenhang met de al gevestigde bedrijven meewegen.
-
ter voorkoming van oneerlijke concurrentie zullen aan de drank- en horecavergunningen voor paracommerciële instellingen strikte voorwaarden verbonden worden.
-
de handhaving van de regelgeving ter voorkoming van geluidsoverlast vindt “met verstand” plaats. Bij regulier toezicht vindt handhaving plaats op basis van klachten. Tijdens festiviteitendagen wordt actief op eindtijden gehandhaafd. Bij excessen zal te allen tijde worden opgetreden.
-
in overleg met politie en de horeca zullen aanvullende maatregelen ontwikkeld worden ter bevordering van de naleving van het Convenant Veilig Uitgaan.
-
het cameratoezicht in het uitgaansgebied zal worden gecontinueerd.
-
de gemeente zal op termijn bezien of een verruiming van het terrassenbeleid tot de mogelijkheden behoort.
-
de gemeente zal geen wijzigingen aanbrengen in het bestaande sluitingstijdenbeleid.
-
de gemeente zal, indien er geen juridische belemmeringen blijken te zijn die daaraan in de weg staan, in de loop van 2006 een mantelvergunning voor horecabedrijven in gaan voeren.
-
de gemeente zal de toepassing en handhaving van de regelgeving beter gaan stroomlijnen en de tegenstrijdigheid en overbodigheid in de regelgeving aanpakken.
-
het toezicht en de handhaving door de gemeente zal steeds meer ‘één gezicht’ krijgen waardoor ondernemers niet steeds op verschillende tijdstippen door verschillende controleurs bezocht worden.
-
de handhaving van de regelgeving zal plaats gaan vinden op basis van een integraal handhavingsprotocol.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
7 HOOFDSTUK 1
INLEIDING
Gemeente en horecabedrijven hebben te maken met een veelheid aan complexe regelgeving en beleidsmaatregelen. Een totaal overzicht van de geldende regelgeving was tot op heden in de gemeente Groningen nog niet beschikbaar, waardoor het horecabeleid voor de horecaondernemers maar ook voor de gemeente soms weinig toegankelijk was. Met deze nota, waarin het beleid op systematische wijze is gebundeld, en waarin samenhang is aangebracht tussen de veelheid aan regelgeving en beleidsmaatregelen, wordt beoogd die duidelijkheid te bieden. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan een wens die al lange tijd in de Groningse horeca leeft. Tevens wordt in deze nota op een aantal aspecten vernieuwing van het beleid doorgevoerd. In het kader van het vestigingsbeleid wordt enige verruiming geboden die een verdere ontwikkeling van de horecasector ter verhoging van de aantrekkelijkheid van de stad mogelijk kan maken. Verder vormt een handhavingsprotocol, waarin de mogelijke maatregelen en sancties die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de voor de horecabranche geldende voorschriften, onderdeel van deze nota.
1.1.
Doelstellingen van het horecabeleid
De belangrijkste doelstellingen van het horecabeleid zijn: -
-
Ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van de horecafunctie als deel van een aantrekkelijke en bruisende binnenstad met een regionale uitstraling;Bescherming van het woon- en leefklimaat en handhaving van de openbare orde en veiligheid; Adequate toepassing van het handhavingsbeleid.
1.2.
Integraal horecabeleid
-
Door het voeren van een geïntegreerd horecabeleid wil de gemeente bevorderen dat er voor de horecaondernemers duidelijkheid is over het regulerende optreden van de gemeente ten aanzien van de horeca en dat het optreden consistent is. Dat vereist van de gemeente een beleidsmatige aanpak die er vooral op gericht is om problemen te voorkomen. Bij de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid is het daarnaast van belang dat een integrale aanpak daarvoor het uitgangspunt moet zijn. De door de gemeente te nemen maatregelen op verschillende horecarelevante beleidsterreinen dienen op elkaar afgestemd te zijn. Dat geldt niet alleen voor de beleidsontwikkeling maar in niet mindere mate ook voor de uitvoering van de handhavingsactiviteiten.
HOOFDSTUK 2 2.1.
HORECA IN GRONINGEN
Inleiding
In dit deel van de nota wordt ingegaan op de volgende zaken: -
wat is de positie en het perspectief van de horeca in de binnenstad van Groningen; wat is er nodig om de horeca in ruimtelijk-economisch opzicht gezond te laten functioneren de door de gemeente gewenste aanpassingen in de Staat van Inrichtingen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
8 In de discussie over de positie en het perspectief van de binnenstad van Groningen speelt de horeca een belangrijke rol omdat zij het imago van de binnenstad zowel lokaal als regionaal en nationaal mede vorm geeft. Voor de horeca is niet alleen de relatie met de detailhandel en andere publiekverzorgende functies (toeristisch-recreatief, cultuur en vermaak) van belang, maar ook de positie en het perspectief van wonen, openbare orde en veiligheid, milieu, verkeer e.d. speelt in de discussie over horeca een belangrijke rol. Om die reden is de ontwikkeling van de horeca in de binnenstad van Groningen in de afgelopen tien jaar in ruimtelijke zin streng geregeld via een gecombineerde inzet van bestemmingsplan en Staat van Inrichtingen. Met name de insteek op het terrein van bewaking van de openbare orde is maatgevend geweest in de keuze te gaan werken met een Staat van inrichtingen.
2.2. 2.2.1.
Positie en perspectief Positie: aanbod en ontwikkeling
De afgelopen 10 jaar heeft de horeca in de gemeente Groningen zich volgens informatie van het Bedrijfschap Horeca (inschrijvingsregister) als volgt ontwikkeld:
Tabel 1 Ontwikkeling aantal horecabedrijven Groningen naar bedrijfsgroep 1993 1998 Drankverstrekkers 259 278 Spijsverstrekkers 134 119 Maaltijdverstrekkers Contractcatering Logiesverstrekkers Totaal
114 59 12 578
129 78 13 617
Tabel 2 Ontwikkeling m2 verkoopvloeroppervlak horeca Groningen 1998 1993 Drankverstrekkers 44.800 48.750 Spijsverstrekkers 6.850 6.800 Maaltijdverstrekkers 14.900 17.850 Logiesverstrekkers 1.600 2.300 Totaal** 68.150 75.700 ** Contractcateraars hebben geen verkoopvloeroppervlakte
2003 264 115 140 99 13 631
2003 51.809 7.475 18.614 2.579 80.477
Vastgesteld is dat er in de horeca van Groningen tot 1998 sprake is van een groeiend aantal horecabedrijven. Daarna stabiliseert het aantal op ongeveer 630 horecabedrijven, waarvan het grootste gedeelte in de binnenstad. Wel is er nog sprake van groei van het aantal m2 verkoopvloeroppervlak (schaalvergroting). Geconcludeerd wordt dat met name de wijze waarop de horeca is geregeld in de Staat van Inrichting in de ontwikkeling van aantallen bedrijven een belangrijke rol speelt. De vraag is of de horeca in Groningen zo niet gaat achterlopen op ontwikkelingen elders, en of een aanpassing van de Staat van Inrichtingen als onderdeel van beleid gewenst is. Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
9 2.2.2.
Perspectief: trends en ontwikkelingen
Horeca is na detailhandel de belangrijkste commercieel-publiekverzorgende functie in de voorzieningenstructuur van een stad. Horeca omvat een zeer gevarieerd aanbod dat alleen nog maar in de toekomst gevarieerder wordt. De dynamiek in de horeca maakt het steeds moeilijker nieuwe vormen te vangen onder bestaande categorie-indelingen, en zullen in de toekomst steeds minder hanteerbaar blijken. Reden voor veel gemeenten en ook voor Koninklijk Horeca Nederland en Bedrijfschap Horeca om ‘hun’ standaardindelingen weer eens op relevantie te bekijken. Ook de wens van overheden en marktpartijen om te streven naar helder, eenvoudig en goed handhaafbaar beleid en regelgeving maakt het noodzakelijk in het beleid/regelgeving in te spelen op relevante veranderingen in het aanbod en vraag, Aan de aanbodzijde kan worden gewezen op o.a. • koppeling verschillende categorieën: eetcafé, dinnerclub, lounges etc. • nieuw aanbod: steeds meer fast-food, nieuwe ketens, internetcafés etc. • branchevervaging, semi-horeca: winkelen en horeca. • Door horeca ervaren paracommerciële concurrentie Ook de horecaconsument is niet meer eenvoudig onder te verdelen in categorieën. Zijn/haar horecagedrag hangt af van het moment, zijn/haar lifestyle (expressietype) en is nog steeds sterk inkomensafhankelijk. De feitelijke horecakeuze die men maakt, hangt voornamelijk af van het moment op de dag en aan de specifieke behoefte op dat moment. Horecabezoekers zijn bij uitstek momentconsumenten. Behoefte per bezoekdoel, moment v/d dag, gezelschap zijn: • combinatie horeca met winkelen, werken of vermaak • ontmoetingen met onbekenden (uitgaan, nieuwe mensen ontmoeten) • ontmoetingen met bekenden (zakelijke afspraken, vrienden/familie: overdag/avond) • convenience (traiteur/fastfood) Steeds belangrijker voor de consument is ‘service, entertainment en ambiance’. Het toenemende belang van ‘emotie’ in de waardering van een horecabezoek is één van de belangrijkste trends. Hier wordt in concepten steeds meer op ingezet. Ontwikkeling van concepten eist afstemming en goed ondernemerschap. Wat nu in is, is morgen misschien al weer uit. Risico’s zijn in het algemeen groot. Marges tussen succes en falen vaak klein 2.2.3.
Conclusie
Groningen staat bekend als de zesde kroegenstad van Nederland. Groningen heeft vooral ook een studentikoos imago voor wat betreft de horeca. Groningen loopt qua aantal horecavoorzieningen zeker niet achter bij andere Nederlandse steden, maar Groningen heeft de in het begin van de jaren 90 opgebouwde ‘voorsprong’ in omvang én kwaliteit in de afgelopen jaren niet behouden. Signalen zijn: weinig/minder variëteit, te weinig winkelondersteunende voorzieningen, weinig horecavoorzieningen voor 30+ en cultuurbezoekers en zeker weinig hippe concepten. In gesprekken tussen alle betrokken partijen werd geconstateerd dat Groningen méér moet zijn dan alleen studentenhoreca, er moet gezocht worden naar nieuwe doelgroepen (lokaal en regionaal, nationaal). De horeca heeft daarbij vooral een ondersteunende functie voor de totale aantrekkingskracht van de stad, en heeft in het algemeen minder autonome trekkracht. Relatie van de horeca met die andere functies wordt steeds belangrijker. Ruimtelijke en economische koppeling is belangrijk om bezoekers langer in de stad te houden. Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
10 Opgemerkt wordt dat niet alles wat in de Randstad gebeurt en met name in Amsterdam zomaar toepasbaar is in Groningen. Groningen heeft met een eigen andere cultuur en dat betekent ook een eigen andere invulling van nieuwe horecabedrijven. Rekening houdend met het cultuurverschil en de locatie van Groningen, biedt Groningen zeker wel potenties voor nieuwe vormen van horecavoorzieningen, op nieuwe/andere locaties. Om vernieuwing mogelijk te maken is ook een wat andere kijk en aanpak van ruimtelijke ontwikkelingskaders van belang. Daarbij moet goed gekeken worden naar: de huidige en in de toekomst voor (nieuwe vormen van) horeca potentieel interessante vestigingslocaties, en de mogelijkheden en beperkingen van sturing via ruimtelijke ordening en de Staat van Inrichtingen; hierbij zij aangetekend dat de huidige fijnmazige begripsomschrijvingen van de soorten horecabedrijven uit de Staat van Inrichtingen geen ruimte laat voor hybride/ nieuwe marktinitiatieven.
2.3.
Horecagebieden en potentieel aantrekkelijke locaties
2.3.1.
Inleiding
Groningen kent diverse horecagebieden/clusters waarvan de Poelestraat/Peperstraat en Grote Markt Zuidzijde de belangrijkste zijn, maar verspreid over de binnenstad bevinden zich nog vele zaken die op enigerlei wijze een clustering vertegenwoordigen. Soms rondom een bepaalde trekker (bioscoop, Nieuwstad), soms langs een bepaalde route (aanloopstraat, singels), soms onder een bepaald thema (museumkwartier) Aan de ene kant wordt de gemeente Groningen geconfronteerd met bestaande horecaondernemers die plannen hebben voor aanpassing van hun zaak (modernisering, vergroting, wijziging functie en type) en initiatiefnemers die geïnteresseerd zijn in geheel nieuwe horeca op wel/niet voor horeca bestemde locaties. Anderzijds heeft de gemeente te maken met diverse ruimtelijke ontwikkelingslocaties en plekken/panden waarvoor een bestemming gezocht wordt en die – op basis van diverse criteria- wellicht geschikt kunnen zijn voor horeca-invulling. In beide gevallen vormt het Bestemmingsplan in combinatie met de Staat van Inrichtingen een eerste handvat voor het beoordelen van de mogelijkheden van die plannen en invullingen. Met de ‘Zonering Horeca Binnenstad Groningen’ en de uitgebreide ‘Categorie 1-2-3 indeling’ zoals die is vastgelegd in de Staat van Inrichtingen wordt in dit hoofdstuk een aantal zones en plekken benoemd waarbinnen de gemeente een aanvulling/aanpassing van de vestigingsmogelijkheden nastreeft. Daarbij wordt gekeken naar volgende criteria: • • •
Soort gebied, met korte typering karakter gebied Doelstelling binnen dit gebied Voorstel wijziging/aanvulling staat van inrichtingen
2.3.2.
Overwegingen t.a.v. horeca in zone A
Voor het verkrijgen van een helder overzicht van de hierna behandelde zones wordt verwezen naar een kaart van de binnenstad waarop de zonering staat aangegeven (bijlage 10). Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
11 Zone A is overwegend woongebied met (kleinschalige dienstverlening) en universiteit. Volgens de Staat van Inrichtingen zijn hier in totaal maximaal 51 horecabedrijven toegestaan, en blijken er nu 49 gevestigd te zijn. In dit gebied hecht de gemeente aan het ontwikkelen van een Quartier Latin - achtig woongebied met daarbij passende voorzieningen die in dat beeld passen (waaronder horeca). In dat kader wordt onder meer gedacht aan een herontwikkeling van de functie in de Visserstraat en Hoekstraat met o.a. enige horeca. De gewenste ontwikkelingsrichting van dit noord-westelijk deel van de binnenstad is beschreven in de door de gemeenteraad vastgestelde visie voor de binnenstad “ Hart in de Stad”. •
• •
De belangrijkste concentratie is die aan de Ellebogen (zone A3), een uitgaansgebied voor kleinschalige horeca. De gemeente hecht hier aan behoud van de huidige situatie. De nu in deze zone gevestigde overtallige zaak zou gelegaliseerd kunnen worden zonder dat het huidige evenwicht in het woon- en leefklimaat uit balans raakt. Verspreid vinden we ook diverse horeca in met name zone A4, waar het totaal aantal bedrijven (12) wat kleiner is dan toegestaan (14). In de Oude Boteringestraat (zone A6) gaat het om een gemêleerd gebied met overwegend dienstverlening en 10 horecabedrijven (3 meer dan toegestaan). Het overtal zou gelegaliseerd kunnen worden door aanpassing van de Staat van inrichting, terwijl de gemeente ook zou willen helpen met het verlenen van een vergunning als er tot invulling van de Boteringestraat 19 (een sterlocatie) gekomen kan worden. Als voorbeeld van een wenselijke invulling van dit pand kan gedacht worden aan een bestaand initiatief voor een sociëteitachtige situatie Een dergelijk type horecabedrijf is een versterking van het zakelijk milieu dat thans zo kenmerkend is voor deze straat. De formele aanpassing van het aantal horecabedrijven in de Oude Boteringestraat wordt ook gerechtvaardigd door de feitelijke situatie dat er geen klachten uit deze straat komen met betrekking tot overlast. De thans aanwezige profilering van de straat –zakelijk milieu met wonen op verdieping- is eveneens bevredigend in de ogen van de gemeente en daaraan verandert niets door de huidige situatie vast te leggen.
2.3.3.
Overwegingen t.a.v. horeca in Zone B
Zone B is net als zone A overwegend een woongebied met (kleinschalige dienstverlening) en ‘kerkelijke’ zaken (Martinitoren e.d.). Volgens de Staat van Inrichtingen zijn hier in totaal maximaal 46 horecabedrijven toegestaan, en blijken er 37 gevestigd te zijn. In dit noordoostelijke kwartier van de binnenstad hecht de gemeente aan het ontwikkelen van de noord- en oostzijde van de Grote Mark, waarbij: - in de noordzijde van de Grote Markt (B3) winkelondersteunende horeca mogelijk is; - in de oostzijde van de Grote Markt (B6/B7) bij ontwikkeling zeker ook voor horeca een rol is weggelegd; - in het RTV Noord Complex (B5) kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een stadshotel in het hogere prijssegment (sterlocatie).
2.3.4.
Overwegingen t.a.v. Zone C
Zone C herbergt van oudsher het grootste aantal horecabedrijven van de binnenstad. Hier bevindt zich niet alleen het belangrijkste horeca-uitgaansgebied (Poelestraat/Peperstraat en Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
12 Grote Markt zuidzijde), maar ook langs het Gedempte Kattendiep, langs het Zuiderdiep en in de Gelkingestraat bevinden zich de nodige (clusters) van horecabedrijven. In de Staat van Inrichtingen zijn in totaal maximaal 157 horecabedrijven toegestaan, en zijn er nu in totaal 151 gevestigd. Dit deel van de binnenstad is zondermeer te typeren als het uitgaansgebied van de gemeente en geniet daarmee landelijke bekendheid. Typering Hoofdcluster Poelestraat (C2) en Peperstraat (C6) De Poelestraat is van oudsher één van de aanvoerroutes naar het hart van de Stad. Sinds de afsluiting voor verkeer anders dan voetgangers, heeft het gebied zich tevens ontwikkeld tot een aantrekkelijk verblijfsgebied. Binnen het bestemmingsplan “Binnenstad ‘95” is de Poelestraat dan ook functioneel gekarakteriseerd als menggebied met de nadruk op detailhandel en horeca. Beiden zijn benoemd als primaire functie. De Poelestraat is te verdelen in het straat- en pleindeel. Poelestraat De functionele karakteristiek van de Poelestraat als menggebied van horeca en detailhandel wordt naar mening van onze stedenbouwkundigen in belangrijke mate bepaald door de noordzijde van de straat. Vanaf de Poelebrug is de eerste horecavestiging aan de noordzijde van de straat te vinden op nummer 34 ( Time Out), deze ligt al op het Poeleplein. Belangrijke punten in de Poelestraat die het mengkarakter met de detailhandel borgen zijn de hoekpanden grenzend aan het plein. Aan de zuidwestzijde is hier een juwelier/ horlogerie gevestigd. De noordwestelijke begrenzing van het plein wordt gevormd door het makelaarskantoor. Aan de oostzijde is de noordkant van straat ingevuld met een detaillist in herenondermode. De zuidoostelijke begrenzing van het Poeleplein is ingevuld met een damesmodezaak in een monumentaal (rijksmonument) pand. Ten westen van het plein, het straatdeel naar de Grote Markt toe, is aanzienlijk meer horeca gevestigd en zou uitbreiding leiden tot een te nadrukkelijke aanwezigheid van de horeca in dat deel van de zone. Dat wordt nog eens versterkt door het feit dat de horecazaken die hier gevestigd zijn voornamelijk worden geëxploiteerd in de avond en nacht. Deze vorm van horecaexploitatie brengt met zich mee dat gedurende een groot gedeelte van de dag de straat hier alleen een doorloopfunctie heeft. Ons College stelt zich op het standpunt dat uitbreiding van de vestigingsmogelijkheden van horeca, in het oostelijk en het westelijk deel van de Poelestraat, de straatgedeelten, op grond van het bovenstaande ongewenst is. Poeleplein In deze notitie wordt het Poeleplein gevormd door de nummers 25 tot en met 35 aan de zuidzijde en de nummers 28 tot en met 38 inclusief Schoolstraat 2 aan de noordzijde. Totaal zijn dit 13 panden. Op dit moment worden in deze 13 panden 8 horecabedrijven geëxploiteerd. Dit ook het maximale aantal dat op grond van de Staat van Inrichtingen is toegestaan. Zuidzijde Poeleplein: • Nummer 25 de Negende Cirkel • Nummer 27 Ome Ko • Nummer 29 Club 29 • Nummer 31 Molly Malone’s • Nummer 35 de Stadtlander Noordzijde Poelplein: • Nummer 30 Images • Nummer 32 Brasserie
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
13 • Nummer 34 Time Out Hierbij zij opgemerkt dat Club 29 een vergunning heeft als categorie 3.5 bedrijf, een recreatieve inrichting . Dit betekent dat de horeca-exploitatie ondergeschikt moet zijn aan de totale exploitatie van het bedrijf. De oorsprong hiervan ligt in de voormalige vestiging van een dansschool in het bewuste pand. Voor Images geldt dat er een categorie 3.1 vergunning is afgegeven, buffetexploitatie in een bioscoop. Ook hier betekent dat dat de exploitatie van het horecadeel van de exploitatie ondergeschikt is aan de hoofdexploitatie. Beperkende voorwaarden van de exploitatie zijn hier o.a. dat het horecadeel van de exploitatie verbonden is aan de vertoningstijden van het filmprogramma, één uur voor aanvang en één uur na afloop mag de horeca worden geëxploiteerd. Op grond van motieven ingegeven door de belangen van de bescherming openbare orde, woonen leefmilieu, stedenbouwkundige en ruimtelijk-economische aard komen wij tot het volgende voorstel.
Voorstel uitbreiding vestigingsmogelijkheden zone c2, Poelestraat Poelestraat 29 Dit bedrijf wordt ervaren als een belangrijk vernieuwend concept op horecagebied. De feitelijke exploitatie van de inrichting is die van een categorie 1.3 bedrijf, Bar-Dancing. Deze twee constateringen naast het gegeven dat de categorie-indeling als dansschool niet meer van deze tijd is brengen ons tot de conclusie dat een herijking op zijn plaats zou zijn. Wij stellen dan ook voor het bedrijf te herijken als categorie 1.3 bedrijf, Bar-Dancing. Poelestraat 33 Uitbreiding van de vestigingsmogelijkheden voor een categorie 2.2, winkelondersteunend horecabedrijf. Dit is een horecabedrijf dat in ieder geval vier dagen per week vanaf 11 uur s’ochtends geopend dient te zijn ( horecanota 2005 bijlage 4) Poelestraat 30 Bioscoop Images, herijking van de horecacategorie naar categorie 2.2, winkelondersteunend horecabedrijf. Hiermee worden de exploitatiemogelijkheden van het bioscoopcomplex verruimd en ligt er een gezondere basis onder het voortbestaan van de bioscoop als theater voor de artistieke film. Poelestraat 36 Voormalige bruidsmodezaak, uitbreiding van de vestigingsmogelijkheden voor horeca voor een categorie 2.2. winkelondersteunend horecabedrijf. Poelestraat 38 Turkse bakkerij, uitbreiding van de vestigingsmogelijkheden voor horeca voor een categorie 2.2. winkelondersteunend horecabedrijf. Het college heeft bij dit voorstel de overweging gemaakt dat gezien de ingebrachte zienswijzen, in ieder geval moet worden voorkomen dat op het Poeleplein de horeca een nachtkarakter krijgt. Vanuit overwegingen van de bescherming van woon- en leefmilieu en stedenbouwkundige aard zijn wij van mening dat het pand aan de Schoolstraat, grenzend aan het Poeleplein, niet als mogelijke horeca-uitbreiding mag worden gezien. De Schoolstraat is in het bestemmingsplan nadrukkelijk als woongebied gekarakteriseerd. Terrassen Het uitbreiden van horeca-vestigingsmogelijkheden rond het Poeleplein brengt met zich mee dat ook de vergunde terrassen op het terrasplateau gedeeltelijk moeten worden heroverwogen. Het principe is dat indien een inrichting zich binnen een afstand van 20 meter van het terrasplateau
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
14 bevindt zij in principe aanspraak kan maken op een terrasvergunning op het plateau. De voorgestelde uitbreiding van horeca betekent dat er vijf zaken zijn die daar naast de huidige zes aanspraak op zouden kunnen doen gelden. Het aantal vierkante meters op het terraseiland is te beperkt is om een economisch verantwoorde exploitatie door 11 bedrijven toe te staan. Het maximum aantal bedrijven, er van uitgaand dat circa 20 vierkante meter de maat is van een exploitabel eilandterras, zou 7, hooguit 8 zijn. Uiteraard kan het niet zo zijn dat gedurende het lopende seizoen deze vergunningen worden gewijzigd. Ons voorstel is om de huidige terrashouders zoveel mogelijk te beschermen ten aanzien van hun exploitatie. De beoogd exploitant van Poelestraat 33 heeft te kennen gegeven geen prijs te stellen op een terras. De herijking van Poelestraat 29 naar een cat 1.3. bar-dancing maakt vooral exploitatie in de avond en nacht mogelijk en heeft als zodanig geen overwegend belang bij een terras. De bioscoop heeft onlangs een eigen gevelterras gekregen en is daarmee gehonoreerd in een jarenlang gekoesterde wens. Indien de voormalige bruidsmodezaak op nummer 36 bij een bestaand horeca-bedrijf gevoegd wordt is het daarmee al voorzien van een terras. Indien deze samenvoeging niet het geval is zal een zelfstandig terras op het plateau mogelijk zijn. De turkse bakkerij op nummer 38 zal, als er gekozen wordt voor een functiewijziging naar horeca, een horecabedrijf met verplichte dagopenstelling zijn en in die zin ligt het in de rede dat zij een zelfstandig terras op het plateau kunnen krijgen. Op deze wijze wordt het aantal terrashouders op het plateau maximaal 8. Hierbij zal bij de verdeling van de terrasvergunningen op het plateau, de dagopenstelling van de inrichting doorslaggevend zijn in de besluitvorming. Indien het niet mogelijk blijkt op basis van het criterium van dagopenstelling tot overeenstemming te komen zullen wij in het uiterste geval een systeem van jaarlijkse loting gaan hanteren. Peperstraat zone C6 De Peperstraat staat op zichzelf en heeft overduidelijk een horecafunctie met uitgesproken landelijke bekendheid. Er zijn geen winkels en ook de woonfunctie is, afgezien van het Pepergasthuis, nauwelijks aanwezig. Er is geen/weinig relatie met het nabijgelegen Holland Casino. Voorstel is om de Peperstraat – behoudens het Pepergasthuis – volledig te vergunnen in de toekomst. Typering Gelkingestraat De Gelkingestraat had tot 25 jaar geleden een uitgesproken horecafunctie. Dat is thans niet meer de karakteristiek van deze straat. In de huidige situatie bestaat er een (wankel) evenwicht tussen horecabedrijven –voornamelijk avond- en nachtzaken- en de detailhandel. Getalsmatig houden deze sectoren elkaar nagenoeg in evenwicht. Het aantal woningen is het afgelopen decennium wel flink toegenomen: ondanks de functiemix met avondhoreca, de zware verkeersfunctie van de straat –bevoorrading, bussen- en thans aanwezige leegstand, blijkt de Gelkingestraat toch een aantrekkelijk woonmilieu op te leveren. Via het project “Wonen-boven-winkels” zal in de naaste toekomst deze woonfunctie verder toenemen. De gemeente is content met de huidige profilering van “mengstraat”. Dat functieprofiel staat ook in de toekomst hoog in het beleidsvaandel: gelet ook op het stedelijk belang van deze straat vindt de gemeente dat zich in de Gelkingestraat geen eenzijdig beeld mag ontwikkelen voor wat betreft het gebruik van de begane grond. Deze functionele beleidsinzet biedt voldoende houvast om de straat in de naaste toekomst te rehabiliteren: bouwkundige verwaarlozing en verpaupering van panden, evenals de (te) hoge leegstand, ook van verdiepingen kunnen samen met eigenaren effectief worden aangepakt Een aantal eigenaren heeft zich gemeld om een en ander projectmatig op te pakken. De gemeente
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
15 kan primair aangesproken worden om het veiligheidsgevoel in de straat verder te verhogen. De keuze voor bestendiging van het huidige functieprofiel laat onverlet dat er enige ruimte is om het aantal horecazaken uit te breiden. Medewerking aan vestiging van een eventueel nieuw horecabedrijf wordt door de gemeente steeds getoetst aan de criteria: levert de medewerking een aantoonbare verbetering op van het woon- en verblijfsklimaat, alsmede het economisch functioneren van de straat. Samengevat doen wij voor Poelestraat/Peperstraat en andere relevante C-zones het volgende voorstel voor aanpassing van de Staat van inrichting. Poelestraat/ Peperstraat C2 Poelestraat Aanlooproute centrum met Voorstel: invulling zuidzijde van Poeleplein (waar nu gemengde winkel- en Dansschool en fietsenwinkel is gevestigd) met 2 horecafunctie, met 26 horecafuncties categorie 1.3 voor nr 29 en categorie (toegestane) horeca 2.2 voor nr 33 mogelijk maken door aanvulling staat van inrichting. De noordzijde van het plein horeca cat 2.2 toestaan op de nummers 36 en 38 en Images te herijken naar een categorie 2.2 inrichting. C6 Peperstraat Nachtstad met sterke Voorstel: versterken Nachtstadfunctie door verder horecafunctie: in totaal 20 verdichten en binnen categorie 2 nog ruimte bieden horecabedrijven, tegen 19 aan 3 horecazaken. Handhaven huidige horecafunctie toegestaan in Pepergasthuis. Kattendiep/ Steentilstraat C 9 Kattendiep Woon/werkgebied met Voorstel: als zuidrand uitgaansgebied initiatief voor thans 7 horecabedrijven China Town positief beoordelen en daar ruimte maken in Staat van Inrichtingen. C11 Steentilstraat Winkelstraat met Voorstel: aanloopstraat en verbinding met aanloopfunctie en enige Damsterdiep en interessant voor functiehoreca (5) waar er maar 3 ondersteunende horeca. Toenemende druk opvangen; zijn toegestaan. verruimen vestigingsmogelijkheden Zuiderdiep C10 Zuiderdiep Winkelstraat-diensten en Voorstel: uitbreiding horeca door 14 horecabedrijven zoals vestigingsmogelijkheden op 2 sterlocaties te toegestaan. ondersteunen: Weeva/Martinihotel zelfstandig restaurant gunnen en op de hoek Herestraat initiatief voor hotel/multifunctioneel horeca. Grote Markt zuidzijde Grote Markt zz horecawand Laten zoals het is
2.3.5.
Overwegingen t.a.v. horeca in Zone D
Zone D kent een sterke menging van binnenstedelijk wonen, winkelen en werken, De Staat van Inrichtingen biedt ruimte aan maximaal 78 horecabedrijven toegestaan, en er blijken op dit moment 60 horecabedrijven gevestigd te zijn.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
16 Ten aanzien van de doelzones wil de gemeente volgende aanpassingen doorvoeren: D2: aanwijzen 2 sterlocaties Vismarkt: Vanilla pand en voormalig Fortis bankcomplex D3: herijking o.b.v. legalisatie overtallige bedrijven D4: Gedempt Zuiderdiep West is een gemengd winkel/woon/werkgebied met een relatief groot aantal horecabedrijven, waarvan het overtal gelegaliseerd zou kunnen worden en op grond van de huidige kwaliteiten voor en attractie van horecavestiging een sterlocatie aangewezen zou kunnen worden (filmcafé). D5: Folkingestraat heeft een bijzonder (doorgaand en verbindend) karakter voor winkels en horeca: de bestaande mix draagt wezenlijk bij aan het onderscheidend karakter van de Folkingestraat. Horeca hier houden zoals het is door overtal te legaliseren en na herijken van bestaande aanvragen eventueel nog enkele vergunningen afgeven. D6: herontwikkelen van Nieuwstad tot Nachtstad naar voorbeeld van de Reeperbahn op Groninger maat waarbij goede mix van horeca en prostitutie wordt nagestreefd. O.a. door de vestigingsmogelijkheden in zone D6 te herijken en vrije mogelijkheden te scheppen binnen categorie 2. D11: versterken museumkwartier met looproute langs water en toeristisch-recreatief ondersteunende horeca in botenhuis roeivereniging (sterlocatie) D12: versterken museumkwartier en looproute met museumdepot en pomphuisje als sterlocaties voor horeca. 2.3.6. Conclusie Op diverse locaties in de binnenstad bestaan plannen van bestaande ondernemers, dan wel initiatieven voor nieuwe horecaontwikkeling, terwijl er – ook in het kader van algehele centrum(her)ontwikkeling- mogelijkheden voor (nieuwe) horeca moeten bestaan. Op sommige locaties is sprake van een enigszins van de Staat van Inrichtingen afwijkend aanbod. Voorgesteld wordt de bestaande situatie te legaliseren. Uit het oogpunt van algehele centrumontwikkeling kunnen zogenaamde sterlocaties worden aangewezen waar de ontwikkeling van horeca – onder voorwaarden, en passend bij de nagestreefde kwaliteiten van het gebied in kwestie- tot de mogelijkheden moet behoren. Het is aan marktpartijen voor de beoogde sterlocaties investeringsinitiatieven te ontwikkelen. Gemeentelijk toetsingskader voor eventuele medewerking hieraan is en blijft de bescherming van de openbare orde. In het nieuwe beleid blijft eveneens de mogelijkheid bestaan om door middel van een vrijstellings- en ontheffingsprocedures medewerking te verlenen aan bijzondere ideeën van ondernemers. Immers, de voorliggende nota wil en kan niet voorzien in alle gevallen de dynamiek van de marktwerking vast te leggen. 2.4.
Voorstel ruimtelijke ontwikkeling en Staat van Inrichting
Vastgesteld kan worden dat een modernisering van het horeca-aanbod te allen tijde nodig is om tegemoet te kunnen komen aan veranderende consumentenwensen en om de aantrekkelijkheid van de binnenstad van Groningen voor zowel lokale als (inter)nationale bezoekers op peil te houden. Daarvoor zal het nu gehanteerde ruimtelijke ordeningsprincipe via bestemmingsplan en Staat van inrichtingen op tenminste enkele daarvoor in aanmerking komende locaties losgelaten kunnen worden. Uitgaande van de algehele ambities voor het centrum en de gesignaleerde (on)mogelijkheden van vernieuwing in de horecasector van Groningen acht de gemeente het wenselijk om - in beperkte mate en op bepaalde locaties - de regeling van de Staat van inrichtingen voor de horeca te Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
17 verruimen. Dit door: • aanpassing van toegestaan aantal en typen horecabedrijven in de Staat van inrichtingen, en • door de introductie van zogenaamde sterlocaties; locaties waar de gemeente vestiging van horeca ziet als een belangrijke ruimtelijke en economische drager van betreffend gebied/locatie. Aan de ene kant kunnen op die locaties al bestaande initiatieven –onder voorwaarden- worden gefaciliteerd door middel van planologische procedures, terwijl op andere sterlocaties de mogelijke vestiging van horeca primair een zaak is van marktpartijen. • bij de beoordeling van te verlenen ontheffingen de toegevoegde waarde van een concept niet uitsluitend te beoordelen op uniciteit, maar primair te kijken naar de functie in het betreffende gebied en de meerwaarde in samenhang met al gevestigde bedrijven • de fijnmazige typering van bedrijven in de staat van inrichtingen los te laten en terug te brengen naar de drie hoofdcategorieën om zo de markt in staat te stellen adequaat op trends in te spelen en investeringen mogelijk te maken zonder de huidige beperkingen. Hierbij is het uitgangspunt, handhaving van de openbare orde, niet in het geding. De systematiek van drie naar zwaarte aflopende categorieën wordt niet losgelaten, enkel vereenvoudigd (bijlage 4). Er zal ook geen ruimte gecreëerd worden om meer bedrijven in categorie 1 (het meest belastend voor woon en- leefmilieu) te vestigen. In concreto denkt de gemeente aan het aanwijzen van de volgende sterlocaties: • zone A: Boteringestraat 19 (A6) Noorderhaven ZZ 62 ( A8 ) • zone B: RTV Noord Complex (B5) • zone C: Weevapand/Martinihotel (C10), De Faun, kop Herestraat (C10), ChinaTown Kattendiep (C9) • zone D: Pomphuisje (D12), Museumdepot (D12). Roeivereniging (D11), Vismarkt/ • Vanillapand (D2) en Vismarkt Fortiscomplex(D2), Filmcafé (D4) huize Tavenir (D9 ) • Het dak van het Westerhavencomplex aan de museum-kant. 2.5.
Samenvatting.
Nieuwe locaties in het vestigingsbeleid: Zone A, Ellebogen, Oude Boteringestraat, Hoge der A. ● Sterlocatie op Oude Boteringestraat 19 ● Sterlocatie op Noorderhaven, het Oude Havencafé ● Legalisatie van het huiskamerrestaurant Zone B, Grote Markt, Martinikerkhof, Oude Ebbingestraat ● Noordzijde Grote Markt, winkelondersteunende horeca ● Oostzijde Grote Markt, ondersteunende horeca in relatie tot de ontwikkeling van de Oostzijde. ● Sterlocatie Martinikerkhof (bijvoorbeeld een stadshotel in het hogere prijssegment). Zone C, Poelestraat, Gedempte Kattendiep, Gedempte Zuiderdiep Oostzijde. ● Peperstraat, 3 panden ● Gedempte Kattendiep (Chinatown) ● Steentilstraat, verruiming voor functieondersteunende horeca ● Gedempte Zuiderdiep, Weeva zelfstandig restaurant, De Faun als multifunctionele horeca vrijgeven.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
18 ●
Poelestraat, herijking van Images en Club 29, uitbreiding met drie categorie 2.2 bedrijven op de nummers 33, 36 en 38.
Zone D, Vismarkt, Gedempte Zuiderdiep West, Folkingestraat, Nieuwstad, Museumroute ● Vismarkt, twee sterlocaties, Vanilla en Fortiscomplex ● Gedempte Zuiderdiep West, herijking Staat van Inrichtingen en sterlocatie voor hoek Ubbo Emmiusstraat/Gedempte Zuiderdiep ● Folkingestraat, bestaande aanvragen vergunnen en verwerken in herijking Staat van Inrichtingen ● Nieuwstad, Reeperbahn op Groninger maat, horecamogelijkheden in categorie 2 uitnutten ● Museumroute, ondersteunende horeca bij roeivereniging ● Sterlocaties voor pomphuisje achter het natuurhistorisch museum, het museumdepot en Huize Tavenier. Buiten de diepen ● Dak Westerhavencomplex, museumzijde.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
19 Hoofdstuk 3. JURIDISCH KADER HORECABELEID, LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE REGELGEVING
Voor horecabedrijven geldt een uitgebreid en complex wettelijk regime. Wettelijke voorschriften zijn gesteld in het kader van de openbare orde en veiligheid, de ruimtelijke ordening, het milieu en sociaalhygiënische en sociaal-economische omstandigheden. De uitvoering van de verschillende regelingen - die over het algemeen sectoraal tot stand zijn gekomen - is neergelegd bij diverse instanties, waardoor het aan de onderlinge afstemming wel eens schort. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het juridisch kader ter regulering van de horecasector. In de eerste plaats wordt ingegaan op landelijke wet- en regelgeving. Daarna volgt een uiteenzetting over de belangrijkste lokale regels. 3.1.
LANDELIJKE REGELGEVING
3.1.1. Drank- en Horecawet De Drank- en Horecawet schept randvoorwaarden voor een verantwoorde distributie van alcohol in de samenleving en bevat regels voor zowel verstrekkers van alcohol als voor overheden. De Drank- en Horecawet bepaalt dat het schenken van alcoholhoudende drank in de horeca en de verkoop van sterke drank in slijterijen vergunningplichtig is. Voor de verkoop van zwakalcoholica voor gebruik elders dan ter plaatse, zoals in winkels, is geen vergunning vereist. De Drank- en Horecawet regelt de verstrekking van alcoholhoudende drank vanuit een sociaalhygiënische en sociaal-economische optiek. In de wet zijn met name kwalitatieve eisen ten aanzien van de ondernemer en leidinggevenden opgenomen. De wet biedt op dit punt geen enkele beleidsvrijheid. Indien de ondernemer en de leidinggevende voldoen aan de in de wet gestelde eisen die betrekking hebben op vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en de inrichting van het pand, dan moet de drank –en horecavergunning worden afgegeven1. Met andere woorden: de vergunning is een gebonden beschikking. In 2000 is de Drank- en Horecawet gewijzigd. De nieuwe en/of gewijzigde bepalingen hebben met name betrekking op alcoholmatiging en preventie van misbruik. Verstrekkers van alcoholhoudende dranken zijn bijvoorbeeld verplicht om aan de hand van een leeftijdsdocument vast te stellen of de vereiste leeftijd van 16 (voor zwakalcoholhoudende dranken) en 18 (voor sterke drank) is bereikt. De verstrekker is ook verplicht in zijn bedrijf melding te maken van deze leeftijdsgrenzen. Verder is de verkoop van alcohol in niet-levensmiddelenzaken en tankshops verboden en heeft de gemeente de mogelijkheid om de verkoop van alcohol in bijvoorbeeld supermarkten en snackbars tijdelijk (in een bepaald gebied) te verbieden, bijvoorbeeld rondom risicovolle voetbalwedstrijden. Sportkantines en andere niet-commerciële inrichtingen zijn op grond van de (nieuwe) Drank- en Horecawet verplicht om met huisregels te werken waarin onder andere moet worden opgenomen op welke tijden alcohol wordt verstrekt. In de Drank- en Horecawet is in artikel 35 tevens een ontheffingsmogelijkheid voor het vergunningvereiste opgenomen. Dit artikel geeft aan dat de burgemeester op aanvraag ontheffing kan verlenen voor de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank. Het gaat daarbij om bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (bijvoorbeeld een festival, culturele manifestaties, enz.) voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen, mits de verstrekking geschiedt onder onmiddellijke leiding van een persoon die voldoet aan de eisen 1
Tenzij de Wet BIBOB van toepassing is (zie hoofdstuk 3.1.6).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
20 zoals deze in artikel 8 (lid 2 en 4) van de DHW zijn opgenomen (> 21 jaar, geen slecht levensgedrag, enz).
3.1.1.2.
Paracommercie
Onder het begrip 'paracommercialisme' wordt hier verstaan een vorm van oneerlijke concurrentie door al dan niet op enigerlei wijze direct dan wel indirect, gesubsidieerde instellingen die buiten hun hoofddoelstelling om, horecadiensten aanbieden aan het publiek. Deze definitiebepaling wordt gehanteerd door het bedrijfschap Horeca en Catering en wordt ruim aanvaard. Onder 'horecadiensten' wordt verstaan het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse. Uit de definitiebepaling volgt dat in de meeste gevallen sprake zal zijn van een op enigerlei wijze gesubsidieerde instelling, in die zin dat er sprake is van een subsidieverstrekking, direct dan wel indirect, door bijvoorbeeld de gemeente of door het rijk, die (mede) de prijsstelling van de horecadiensten die aangeboden worden, kan beïnvloeden. Er zijn een aantal elementen die de prijsstelling van de aangeboden horecadiensten van paracommerciële instellingen (kunnen) beïnvloeden waardoor oneerlijke concurrentie kan ontstaan, te weten: • De directe dan wel indirecte subsidieverstrekking; • De versoepelde eis van het bezit van een diploma Sociale hygiëne die voor paracommerciële instellingen is beperkt tot 2 leidinggevenden; • Het regelmatig en vaak structureel werken met cq. gebruik maken van vrijwilligers; • Het niet inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca & catering; • Het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden; • Het verkrijgen cq. huren van accommodaties tegen niet marktconforme (vaak symbolische) voorwaarden en prijzen; Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat alle rechtspersonen, niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen, in beginsel paracommerciële instellingen zijn indien deze instellingen zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat verenigingen en stichtingen die zich richten op de genoemde activiteiten in beginsel aangemerkt worden als paracommerciële instellingen. Als gevolg van het bepaalde in dit artikel dient het College van Burgemeester en wethouders bij de verlening van horecavergunningen aan genoemde niet-commerciële instellingen te waken tegen mogelijke oneerlijke concurrentie. Niet alleen de commerciële horeca vraagt al geruime tijd duidelijker voorwaarden en beperkingen waar paracommerciële instellingen zich aan moeten houden. Ook voor paracommerciële instellingen zelf is het vaak onduidelijk wat ze nu wel mogen en wat niet. Daarom wordt in bijlage 8 bij deze nota aangegeven welke systematiek en criteria de gemeente toe zal passen om te bepalen welke voorwaarden en beperkingen zullen worden opgelegd aan de paracommerciële instellingen. De voorwaarden en beperkingen worden alleen daar opgelegd waar de wet dat vereist en heeft betrekking op de volgende onderwerpen: • In de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; • Het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard; • De tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
21 3.1.2. Wet Milieubeheer/Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen Milieubeheer (AmvB) Voor horecabedrijven geldt de Wet milieubeheer (Wm). De Wm beoogt gevaar, schade en hinder vanuit een inrichting te voorkomen en milieubelasting zoveel mogelijk te beperken. Dit is met name relevant voor geluidsoverlast), afvalstoffen, afvalwater, lucht (stankoverlast), energieverbruik, leefbaarheid en duurzaamheid. De Wet milieubeheer maakt onderscheid in vergunningplichtige bedrijven en meldingplichtige bedrijven. In Groningen zijn geen vergunningplichtige bedrijven met horeca als hoofdfunctie. Er is een klein aantal vergunningplichtige bedrijven, waarbij horeca een nevenfunctie heeft (b.v. Kardinge). Vrijwel alle horecabedrijven in de stad vallen onder het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatieinrichtingen milieubeheer (het besluit heeft een bredere werking dan alleen horeca). Het besluit bevat een groot aantal standaard voorschriften. Deze zijn algemeen geldend en werken rechtstreeks op de inrichting. Deze bedrijven kunnen volstaan met een melding aan de gemeente. De afhandeling van meldingen, vergunningaanvragen en de handhaving daarvan vindt plaats door de Milieudienst. Melding De ondernemer is verplicht zich te melden bij de gemeente, uiterlijk 4 weken voordat zij met de activiteiten starten. Hiervoor is door de milieudienst een meldingsformulier opgesteld. De ondernemer geeft via de melding aan wat de aard en het karakter is/wordt van zijn bedrijf. Op basis hiervan wordt beoordeeld of de activiteit zondermeer uitgevoerd mag worden of dat bijvoorbeeld een akoestisch onderzoek nodig is. Als een bedrijf aangeeft dat de bedrijfsactiviteiten gepaard gaan met een muziekniveau van 70 dB(A) of meer en er zijn nog geen geluidsgegevens over de locatie bekend, dan wordt een akoestisch onderzoek verlangd. Dit onderzoek kan naar gelang de situatie door de Milieudienst zelf of door een extern akoestisch bureau worden uitgevoerd. Geluid Reguliere horeca-activiteiten: zoals vastgelegd in de Wm en het Besluit Horeca-, Sport- en Recreatie-inrichtingen (AMvB) wordt onderscheid gemaakt tussen de dag-, avond- en nachtperiode. ’s Avonds en ’s nachts mag er nauwelijks muziekgeluid hoorbaar zijn op straat of in aangrenzende woningen. Een afzonderlijk uitgevoerd akoestisch onderzoek naar de geluidsisolatiewaarde van het gebouw waarin de horecaonderneming is gevestigd levert inzicht op over de mate waarin aan de geluidnormen van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen kan worden voldaan. Een akoestisch onderzoek kan opgelegd worden bij nieuwe bedrijven of n.a.v. klachten. De AMVB Horeca biedt de mogelijkheid nadere eisen op te leggen. Nadere eisen zijn specifieke inrichtingsgebonden voorschriften (maatwerk). Op grond van de resultaten van akoestisch onderzoek kunnen nadere eisen worden opgelegd om te bereiken dat aan de normen van het Besluit wordt voldaan. Deze nadere eisen kunnen bestaan uit: gedragsvoorschriften zoals het gesloten houden van ramen en deuren, verplicht installeren van een geluidbegrenzer en het afstellen daarvan op een toegestaan geluidniveau, op basis van een maximaal toegestaan binnengeluidsniveau (op basis van geluidmetingen), een verbod op levende muziek.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
22 Als er in het verleden vergunningen zijn verleend met daarin voorschriften ter voorkoming van geluidoverlast, dan gelden die voorschriften nu veelal nog als nadere eis. Over het wel of niet toepassen van nadere eisen en de wijze van handhaving zijn in april 2004 in het Driehoeksoverleg met alle partners afspraken gemaakt. Bij toezicht en handhaving blijft het uitgangspunt een genuanceerd optreden en handhaven met ‘gezond-verstand’. Daarbij handhaaft de gemeente bij regulier toezicht op basis van klachten en specifiek tijdens festiviteitendagen actief op de eindtijden. Dat laat onverlet de mogelijkheid op te treden bij excessen. Duidelijk zal zijn dat de eigenaar en exploitant verantwoordelijk zijn voor het correct naleven van de regels. 1. Regulier toezicht: Er wordt gecontroleerd en gehandhaafd naar aanleiding van klachten. Er wordt getoetst of de klacht gegrond is. Afhankelijk van de klacht kan er eerst waarschuwend worden opgetreden. Indiende klacht wijst op een meer structureel probleem wordt er een procedure doorlopen, inhoudende het opleggen van nadere eisen. Daarbij kan akoestisch onderzoek nodig zijn om de geluidsisolatiewaarde van het pand te bepalen. Indien al nadere eisen rusten op het pand wordt conform het provinciale draaiboek handhaving een volgende bestuursrechtelijke stap gezet. De politie is bij het constateren van een overtreding bevoegd proces-verbaal op te maken. 2. Toezicht tijdens festiviteitendagen: Er wordt actief gecontroleerd op naleving van de eindtijden. Tijdens deze dagen mag er in horeca-inrichtingen meer dan het toegestane geluidniveau geproduceerd worden. Binnen de diepenring tot 01.00 uur en buiten de diepenring tot 24.00 uur. De eindtijd wordt actief gecontroleerd. Een overtreding houdt in overmatige geluidsoverlast uit de inrichting na de eindtijd, die duidelijk hoorbaar is op straat. Bij een overtreding wordt, zo mogelijk, de verantwoordelijke aangesproken de overtreding direct te beëindigen. Bij de inrichtingen die nooit eerder geluidsoverlast of klachten veroorzaakt hebben kan eerst waarschuwend worden opgetreden. In andere situaties wordt indien een bedrijf niet beschikt over nadere regels een verkort pakket aan nadere eisen opgelegd. Dit verkorte pakket bestaat uit gedragsvoorschriften zijnde het gesloten houden van ramen en deuren. Indien er al nadere eisen rusten op het pand wordt conform het provinciale draaiboek handhaving een volgende bestuursrechtelijke stap gezet. De politie is bij het constateren van een overtreding bevoegd PV op te maken. Voordat nadere eisen kunnen worden opgelegd, wordt de exploitant van de inrichting de mogelijkheid geboden zijn zienswijze te geven. Na het verstrijken van de termijn waarbinnen een zienswijze kan worden gegeven, worden de nadere eisen opgelegd. Tegen dit besluit kan de exploitant een bezwaarschrift indienen conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De nadere eisen zijn inrichtingsgebonden en gelden dus ook voor rechtsopvolgers van de exploitant. Voor evenementen in de openbare ruimte geldt een afzonderlijk beleid. Dit is vastgelegd in de nota “Feesten in balans”.
3.1.3.
Besluit eisen Inrichtingen Drank- en Horecawet (AmvB)
In dit besluit zijn eisen opgenomen die, op grond van artikel 10 van de Drank- en Horecawet, in het belang van de sociale hygiëne aan horecabedrijven worden gesteld. Het betreft in dezen o.a. de onderverdeling van de inrichting in lokaliteiten, minimale maten, aanwezigheid van toiletvoorzieningen c.a.. Naast de eisen zoals deze in dit besluit voor horeca-inrichtingen gelden, is ook het Bouwbesluit en de gemeentelijke Bouwverordening van belang. Hierin zijn algemene bouwtechnische-/ veiligheidseisen met betrekking tot bouwwerken opgenomen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
23 3.1.4. Wet op de Kansspelen Voor de aanwezigheid van een speelautomaat in een horecagelegenheid is een vergunning vereist. Onderscheid moet worden gemaakt tussen behendigheidsautomaten en kansspelautomaten. Een behendigheidsautomaat is een speelautomaat waarbij het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlenging van de spelduur of gratis spelen waarbij het spelproces door de speler kan worden beïnvloed. Alle andere speelautomaten zijn kansspelautomaten. Het aantal en soort speelautomaten dat in een inrichting geplaatst mag worden is afhankelijk van het soort inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagdrempelige inrichtingen (cafetaria’s / snackbars) en hoogdrempelige inrichtingen (café’s, restaurants). Op 1 juni 2000 is een wijziging van de Wet op de Kansspelen, en het daarbij behorende Speelautomatenbesluit 2000, in werking getreden. Op grond van deze regelgeving en op grond van de Groninger Kansspelverordening geldt dat de burgemeester voor hoogdrempelige inrichtingen nog voor maximaal twee kansspelautomaten een vergunning kan/mag afgeven. Voor laagdrempelige inrichtingen mogen geen vergunningen voor kansspelautomaten worden afgegeven, maar mogen uitsluitend maximaal twee behendigheidsautomaten worden opgesteld.
3.1.5. Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties In de Wet particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus zijn de waarborgen opgenomen voor de betrouwbaarheid van het personeel van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. De beveiligingsorganisaties zijn verplicht om de werkzaamheden af te stemmen met de politie en te zorgen voor een duidelijke presentatie van de activiteiten aan opdrachtgevers en burgers. Ook de horecaportier valt onder deze wetgeving. Het naleven van genoemde wet moet de veiligheid bevorderen van ondernemers, medewerkers en gasten. De Wet Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus stelt de volgende eisen aan horecaportiers: hun antecedenten dienen (na screening door de politie) in orde te zijn; zij dienen in het bezit te zijn van een legitimatiebewijs dat is uitgerekt door de korpschef van de Regiopolitie Groningen; zij dienen in het bezit te zijn van een op naam gesteld vereist diploma; hun werkgever (de beveiligingsorganisatie of het horecabedrijf) dient in het bezit te zijn van een vergunning van het Ministerie van Justitie.
3.1.6. Wet BIBOB Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt het bestuursorganen mogelijk vergunningen, subsidies en opdrachten (aanbestedingen) te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning, subsidie of overheidsopdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld (artikel 3). Aldus biedt de Wet BIBOB bestuursorganen een belangrijk instrument om een bijdrage te kunnen leveren aan de preventie en bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit en beschermt het de gemeente tegen het risico dat het (ongewild) criminele activiteiten faciliteert. Met ingang van 1 augustus 2004 zal in de gemeente Groningen de Wet BIBOB van toepassing zijn op alle vergunningenaanvragen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf (of coffeeshop), alle vergunningaanvragen voor de exploitatie voor de ‘natte’ en ‘droge’ horeca (art. 46 APVG, Algemene Plaatselijke Verordening Groningen) en alle vergunningaanvragen o.g.v. de Wet op de Kansspelen. Dat heeft tot gevolg dat de aanvraagformulieren voor vergunningen uitgebreid zijn met vragen die zich richten op o.a. de bedrijfsstructuur en de financiering van het bedrijf.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
24 Voor meer informatie over de Wet BIBOB wordt verwezen naar de in de bijlage 7 opgenomen beleidslijn. 3.2.
Lokale regelgeving
3.2.1. Bestemmingsplan. Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft de gemeenteraad de plicht/ bevoegdheid om voor zijn gebied bestemmingsplannen vast te stellen. Binnen de gemeente Groningen geldt een groot aantal bestemmingsplannen. In het kader van deze Nota is voornamelijk het bestemmingsplan Binnenstad Groningen 1995 van belang. Dit bestemmingsplan geldt (globaal) voor het gebied binnen de diepenring. Met betrekking tot de diverse functies is de binnenstad ingedeeld in diverse zones (straatwanden). Daarin is aangegeven hoeveel procent van de “straatwandlengte” is opengesteld voor (o.a.) de functie horeca. De gehanteerde systematiek sluit aan bij die van de APVG. Dat wil zeggen dat de meest belastende horeca niet in de directe omgeving van woonfuncties wordt toegestaan. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat in de winkelgebieden de horeca ondersteunend aan de detailhandelsfunctie dient te zijn en binnen de uitgaansgebieden meer diverse/ zwaardere horecavormen zijn toegestaan. Voor de bestemmingsplannen die gelden buiten de diepenring gelden andere normen. Veelal zal het ook hier om winkelondersteunde horeca gaan dan wel om buurtkroegen welke reeds lang in de wijken gevestigd zijn.
3.2.2. Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen (APVG) 1994 Vrije sluitingstijden Sinds begin jaren negentig worden in Groningen vrije sluitingstijden gehanteerd. De aanleiding hiervoor was de overlast doordat uitgaand publiek gelijktijdig op straat kwam te staan. Een ander argument voor vrije sluitingstijden was dat de handhaving van vaste sluitingstijden te veel tijd en papierwerk met zich mee bracht. Uit een onderzoek naar sluitingstijden in een aantal Nederlands gemeenten (Intraval, Groningen-Rotterdam, 2002, p. 34) bleek dat de overlast op straat was afgenomen sinds vrijlating van de sluitingsuren. Dezelfde conclusie komt ook naar voren uit een door het Bedrijfschap Horeca en Catering uitgevoerd onderzoek (Bedrijfschap Horeca en Catering, Openingstijden in de horeca, februari 2002, blz. 6). De gemeente heeft op dit moment geen aanleiding om wijzigingen aan te brengen in het sluitingstijdenbeleid. Op grond van de APVG (artikel 48) heeft de burgemeester wel de bevoegdheid om voor één of meer horecabedrijven een tijdelijk sluitingsuur vast te stellen indien hij dat uit oogpunt van openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid wenselijk acht.
Exploitatie horecabedrijf In hoofdstuk 2 van APVG (openbare orde) is in afdeling 3 het toezicht op openbare inrichtingen geregeld. In paragraaf 1 van deze afdeling is het toezicht op horecabedrijven gereguleerd. In artikel 46 is bepaald dat het verboden is een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. De burgemeester weigert de exploitatievergunning als vestiging van het horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan. De burgemeester kan de vergunning weigeren wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van het te vestigen horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed wordt door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
25 In artikel 46b zijn enige beperkingen opgenomen ten aanzien van de verkoop van sterke drank. Verkoop van sterke drank mag bijvoorbeeld niet plaats vinden in een cafetaria, broodjeshuis, onderwijsinstelling, buurthuis, jeugdinstelling of op een camping. Artikel 46c regelt de verstrekking van alcoholvrije drank (de zgn. ‘droge’ horeca). Ook hiervoor is - behoudens enkele met name genoemde uitzonderingen - een exploitatievergunning vereist van de burgemeester. In artikel 46e (nadere regels) is geregeld dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen over de exploitatie van horecabedrijven. Deze nadere regels zijn opgenomen met als doel het voorkomen van overlast in de binnenstad. Hiervoor is de binnenstad in zones ingedeeld, mede op basis van de historisch bepaalde situatie. Binnen deze zones is vastgelegd hoeveel van de diverse horecasoorten zijn toegestaan (maximumstelsel). Daarbij is de horeca ingedeeld in een aantal categorieën van zwaarte (belasting voor de omgeving) waarbij de zwaarste categorieën (discotheken) voornamelijk in de centrumstraten zijn toegestaan en de lichtere categorieën eveneens mogelijk zijn in of nabij “woonstraten”. In 1999 is artikel 46f (veiligheidsplan) ingevoegd. In dit artikel is geregeld dat bepaalde inrichtingen over een door de burgemeester goedgekeurd veiligheidsplan dienen te beschikken. In een aanwijzingsbesluit dat als bijlage bij de APVG is gevoegd wordt nader geregeld voor welke horecabedrijven geldt dat zij over een veiligheidsplan dienen te beschikken: • bedrijven behorend tot de in de ‘Nadere regels exploitatie horecabedrijven’ onderscheiden categorieën 1.1, 1.2, 1.3 of 2.1 (zie bijlage 4) en • ten aanzien waarvan geldt dat op enig moment gemiddeld meer dan 200 bezoekers aanwezig zijn in de inrichting. Op dit moment zijn in Groningen 17 horecabedrijven die aan deze criteria voldoen. Alle 17 bedrijven beschikken over een goedgekeurd veiligheidsplan. Terrassen In de APVG is in artikel 46 de afgifte van de terrasvergunning geregeld. Hierin is aangegeven dat een terrasvergunning niet kan worden afgegeven aan een bedrijf dat niet beschikt over een exploitatievergunning. In de praktijk komt het er op neer dat de terrasbepalingen (voorwaarden en beperkingen) zijn opgenomen in de exploitatievergunning van het horecabedrijf. Er zijn in dat kader vier soorten terrasvergunningen: • gevelterrassen in de binnenstad • terraseilanden in de binnenstad • gevelterrassen buiten de binnenstad • terraseilanden buiten de binnenstad. Het terrassenbeleid vindt zijn grondslag voornamelijk in de Nota “Ruimte voor ruimte plus”. Hierin is voor de stad aangegeven wat men voor ogen heeft met de inrichting van de openbare ruimte. Geregeld is onder andere dat voor de binnenstad (binnen de Diepenring) een bepaald type meubilair wordt voorgeschreven (riet, rotan dan wel look-alike), dit uit oogpunt van welstand. Terrasschotten zijn in de binnenstad niet toegestaan, tenzij noodzakelijk uit oogpunt van verkeersveiligheid. Tevens is bepaald dat voor terraseilanden grotere parasols zijn toegestaan dan daarbuiten. De openingstijden voor terrassen zijn in de binnenstad (binnen de Diepenring) ruimer dan daarbuiten. Binnen de Diepenring wordt een sluitingstijd gehanteerd tussen 02.00 en 07.00 uur, daarbuiten van 01.00 tot 07.00 uur. Tevens is vastgelegd dat er minimaal vier meter straatbreedte over dient te blijven indien een terrasvergunning wordt aangevraagd/ verleend. Dit is een minimale maat welke noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van de binnenstad voor hulpverleningsvoertuigen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
26 Precario Precario is de belasting die door de gemeente wordt geheven voor het gebruik van gemeentegrond. Indien een terras is opgenomen in de exploitatievergunning wordt in de vergunning vermeld of het daarbij gaat om het gebruik van gemeentegrond, eigen grond of beide. Het aantal vierkante meters gemeentegrond wordt gebruikt voor de berekening van de te betalen precario. Er wordt verschil gemaakt tussen terrassen binnen en buiten de diepenring. Het bedrag per vierkante meter wordt jaarlijks geïndexeerd en bedraagt in 2004 € 26,60 per jaar per m² buiten de diepenring. Binnen de diepenring is het tarief €32,80 per jaar per m². Toeristenbelasting De gemeente Groningen heeft met ingang van 2000 een Verordening Logiesbelasting. Deze verordening maakt het mogelijk dat in Groningen verblijvende gasten voor hun overnachting een bijdrage betalen. De belasting wordt in rekening gebracht bij exploitanten van hotels, pensions, e.d. Voor een overnachting in een hotel is de bijdrage € 2 per nacht; pension- en campinghouders € 1 per nacht. De opbrengst van de toeristenbelasting heeft een tweeledige bestemming: een deel vloeit naar de algemene middelen en een deel heeft een bestemmingskarakter. De eerste bestemming is een gevolg van de opvatting dat ook niet-Groningers een bijdrage gevraagd kan worden in de kosten van openbare voorzieningen in de stad. Het bestemmingsdeel van de toeristenbelasting gaat naar Marketing Groningen. Festiviteiten De APVG kent een festiviteitenregeling (artt.145-149 APV jo. Wet milieubeheer (Wm) en 1.1.9 Besluit Horeca etc.). Deze geldt voor horecagelegenheden, incl. het reguliere terras. Tijdens 12 festiviteitendagen, waarvan jaarlijks 10 collectief worden vastgelegd en 2 individueel kunnen worden gekozen (na melding bij MD), mogen horecagelegenheden onbeperkt geluid produceren in afwijking van Wm en AMvB. Als eindtijd geldt 01.00 uur binnen de diepenring en 24.00 uur buiten de diepenring. Daarna geldt het reguliere regime weer. Evenementen Evenementenvergunningen worden verstrekt op grond van art. 40 APV. De beleidsregels op basis van art. 40 zijn vastgelegd in de nota “Feesten in balans, 2003”. De vergunningverlening en de handhaving ervan ligt in handen van de afdeling MMT van de Milieudienst. Een horeca-ondernemer kan te maken krijgen met het evenementenbeleid, zodra hij op straat een evenement (mee) wil organiseren. Een activiteit binnen een horecagelegenheid of op zijn reguliere terras valt immers onder zijn reguliere horeca-activiteiten of onder het festiviteitenregime. Het evenementenbeleid en het festiviteitenbeleid worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd, b.v. bij het vaststellen van de 10 collectieve festiviteitendagen. Dit geldt ook voor enkele normen van het evenementenbeleid: • de maximumnormen voor geluid: 85 dB(A) en gedurende 7 dagen per jaar in de horecaconcentratiegebieden 90 dB(A) • de eindtijden voor geluid, terrassen en tappunten op straat (mobiele taps): binnen de diepenring tot 01.00 resp. 02.00 uur en buiten de diepenring tot 24.00 uur resp. 01.00 uur. 3.2.3. Groninger bouwverordening 2003 en de Brandbeveiligingsverordening Het juridisch kader van brandveiligheid wordt gevormd door de Woningwet, het Bouwbesluit, het Groninger brandpreventiebeleid bestaande bouw, de Groninger Bouwverordening 2003 en de Brandbeveiligingsverordening. Hieronder volgt een korte toelichting op deze wetten, verordeningen en beleidsregels.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
27 Op grond van artikel 2 Woningwet zijn in het Bouwbesluit voorschriften gegeven omtrent het (brandveilig) bouwen van onder meer gebouwen en omtrent de staat van bestaande gebouwen. De brandweer adviseert over de vereiste brandtechnische voorzieningen van een nieuw te bouwen of te verbouwen gebouw en controleert deze tijdens de bouw. Het niveau van de brandtechnische eisen voor de staat van bestaande gebouwen in het Bouwbesluit is laag (er is sprake van een economisch niveau dat met brandveiligheid niets te maken heeft). Daarom heeft de gemeente een eigen beleid opgesteld. In dit beleid staan voorschriften die ertoe leiden dat het brandveiligheidsniveau voor bestaande bouw zoveel mogelijk aansluit bij het niveau voor nieuwbouw. Met name geldt dat voor voorzieningen die de ontvluchting betreffen. Wanneer het de beheersbaarheid van brand betreft, wordt eerder aansluiting gezocht bij het niveau voor bestaande bouw. Het beleid is overigens een vastlegging van het beleid dat de brandweer al enige jaren (sinds 1992), waar mogelijk, toepast en staat de gemeente ten dienste bij haar aanschrijvingsbevoegdheid op grond van de artikelen 14, 17 en 18 van de Woningwet. Op grond van artikel 8 van de Woningwet geeft de Groninger Bouwverordening 2003 voorschriften omtrent het brandveilig gebruik van bouwwerken. Daarnaast regelt de Brandbeveiligingsverordening van de gemeente Groningen het brandveilig gebruik van inrichtingen (heeft geen betrekking op bouwwerken genoemd onder de Woningwet of bouwverordening. Meestal gaat het dus om tijdelijke bouwwerken, bijvoorbeeld bij evenementen). Beide verordeningen geven algemene gebruikseisen, terwijl in geval van gebruiksvergunningplichtige gebouwen c.q. inrichtingen specifieke voorwaarden (kunnen) worden gesteld. Horecabedrijven zijn gebruiksvergunningplichtig indien er meer dan 50 personen tegelijkertijd aanwezig zullen zijn of wanneer sprake is van bedrijfsmatige logiesverstrekking waarbij aan > 10 personen nachtverblijf wordt verschaft. 3.3.
Alcoholbeleid
De gemeente Groningen heeft in 2001 een alcoholnota opgesteld met als titel ‘In alle nuchterheid’. Daarvoor is veel belangstelling van andere gemeenten in het land. In de nota staan de maatregelen beschreven die tot doel hebben het alcoholgebruik te matigen. Jaarlijks wordt beschreven welke voortgang geboekt is. Verandering aanbrengen in ongezonde vormen van alcoholgebruik is niet makkelijk. Prioriteit ligt bij het voorkomen van gezondheidsrisico’s en van maatschappelijke problemen die voortvloeien uit overmatig alcoholgebruik. Hiermee wordt aangesloten op het landelijk beleid. Daarnaast streeft de gemeente naar vergroting van het bereik van de hulpverlening aan overmatige alcoholgebruikers. Het uiteindelijke resultaat van het alcoholbeleid moet zijn dat de leeftijd waarop de Groningse jeugd begint met alcoholgebruik niet verder daalt. Verder wordt gestreefd naar een algemene matiging van het gebruik en een afname van excessief gebruik, zowel voor de Groningse jeugd als de volwassenen. Eikpunt vormen de gegevens in de jeugdpeiling en in de gezondheidsenquête van de GGD.
3.4.
Convenant Veilig Uitgaan
In november 2001 werd tussen gemeente, horecaondernemers, politie en Openbaar Ministerie het convenant 'Veilig Uitgaan Groningen' afgesloten. In het convenant zijn de afspraken en maatregelen vastgelegd die de convenantpartners na moeten komen om te zorgen dat het uitgaansgebied veilig(er) wordt en blijft. Een volledige tekst van het convenant is opgenomen in de bijlagen bij deze nota (bijlage 5).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
28 De afspraken en maatregelen in het convenant richten zich op de volgende thema's: Veilige inrichting en onderhoud uitgaanscentrum Toezicht. Hinderlijk alcoholgebruik op straat. Brandveiligheid. Lik op stuk beleid. Uit een in het voorjaar van 2003 uitgevoerde evaluatie van het convenant blijkt dat het merendeel van de afspraken die in het convenant zijn vastgelegd door de convenantpartners goed worden nagekomen. Knelpunten doen zich echter voor waar het gaat om de afspraken betreffende de toelaatbaarheid van piek-uren, het schenkgedrag van de horecaondernemer en het opstellen van terrassen. Naleving van die afspraken behoeven meer aandacht. Het overleg over de naleving van het convenant gebeurde tot op heden altijd op stedelijk niveau, maar zal voortaan op buurt- wijk of straatniveau georganiseerd gaan worden. Verder zal in overleg tussen gemeente, horeca en politie nader bekeken worden of en welke aanvullende afspraken en maatregelen er mogelijk zijn om een betere naleving van het convenant te bewerkstelligen. Het aantal horecaondernemers dat participeert in het convenant is momenteel ca. 60%. Om dat aantal te vergroten zal aan nieuwe horecaondernemers door het Bedrijvenloket gevraagd worden of zij bereid zijn zich bij de convenantpartners aan te sluiten.
3.5.
Tegenstrijdige regelgeving
Een ondernemer moet bij de oprichting of verplaatsing van zijn bedrijf vaak verschillende vergunningen aanvragen of meldingen doen. Die vergunningen/meldingen hebben allemaal hun eigen procedure, indieningsvereisten, beoordelingscriteria, bezwaar- en beroepsprocedures en afhandelingstermijnen. Hierbij kan het voorkomen dat regelgeving op bepaalde punten tegenstrijdig is. Landelijk is door het Ministerie van VROM inmiddels het initiatief genomen om de landelijke wetgeving beter te stroomlijnen en ook de hoeveelheid regelgeving te verminderen. Maar ook lokaal wil de gemeente de toepassing van de regelgeving beter stroomlijnen. Vergunningen van de diverse diensten zullen beter op elkaar worden afgestemd m.b.t. procedures, indieningsvereisten, termijnen beoordelingscriteria, bezwaar- en beroepsprocedures en afhandelingstermijnen. Ook ten aanzien van de handhaving van de regelgeving zal een eenduidige aanpak op basis van een integrale handhavingsprotocollen worden bewerkstelligd. Daartoe wordt eind 2004 gestart met de invoering van het programmatisch handhaven in de gemeente.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
29 Hoofdstuk 4. GEMEENTELIJKE LOKETTEN T.B.V. DE HORECA 4.1.
Bedrijvenloket
Het bedrijvenloket van de gemeente Groningen is in oktober 2000 geopend met als doel om de 1 loketgedachte voor de ( startende) ondernemer te vervullen. Hierbij is de nauwe samenwerking gezocht met de Kamer van Koophandel en de Belastingsdienst Ondernemingen. De behandeling van de vragen uit het bedrijfsleven vindt plaats in de backoffices die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van wet en regelgeving de specifieke vraag betreffend. Het bedrijvenloket vult haar rol in als coördinerend accountmanager en stemt de backoffice op elkaar af zodat de vraag optimaal, lees met zo min mogelijk tijdsinvestering door de vraagsteller kan worden behandeld door de gemeente en/of de partners in het bedrijvenloket. 4.1.1. Horecavergunningen (bijlage 6). Sedert 1 januari 2002 is de vergunningverlening van de Horeca toegevoegd aan de taken van het bedrijvenloket. Ook hier is gekozen om de vergunningverlening gestalte te geven in de vorm van accountmanagement. Een aanvraag voor exploitatie van een horecabedrijf betreft een Drank- en Horecavergunning of alcoholvrij verlof, een exploitatievergunning, een melding aan de Milieudienst op grond van het Besluit horeca-sport en recreatieinrichtingen en een aanvraag voor een gebruiksvergunning van de brandweer. Het komt ook voor dat de aanvraag gekoppeld is aan bouw en reclamevergunningen. In een aantal gevallen moet eveneens beoordeeld worden of en hoe een terras kan worden geëxploiteerd. Tezamen betekent dit dat voor een aanvraag diverse diensten en onderdelen daarvan verschillende toetsmomenten kennen voordat de ondernemer zijn vergunningen in zijn bezit heeft. Werkwijze Er is voor gekozen een werkwijze op te zetten met een tweewekelijks uitvoeringsoverleg, voorgezeten door het bedrijvenloket, waarbij naar aanleiding van casuistieken overleg wordt gevoerd over de te verlenen vergunningen. Hierbij worden knelpunten geïnventariseerd en zo veel mogelijk integraal benaderd om het hele proces zo soepel mogelijk te laten verlopen. De deelnemers aan dit overleg zijn: • Bedrijvenloket • Loket bouwen en wonen • Brandweer • Milieudienst • Wijkbeheer • Politie • Bouw, woningtoezicht en monumenten Een ondernemer wordt op deze wijze begeleidt bij zijn aanvragen voor de diverse vergunningen. Het zal duidelijk zijn dat bij een dergelijk aanvraag veel ruimte is voor ongewenste vertragingen, strijdige belangen en met elkaar in strijd zijnde opvattingen en regels van betrokken diensten. De toegepaste werkwijze middels een uitvoeringsoverleg en een coördinerende rol van het bedrijvenloket wordt door de branche als prettig en efficiënt ervaren. Ondanks de inzet van alle betrokken diensten tot op dit moment is het nog niet te voorkomen dat er af en toe nog sprake is van onduidelijkheid m.b.t. wet en regelgeving en de uiteindelijke toetsing van de vergunning.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
30 Een bijzondere rol heeft het bedrijvenloket ten aanzien van de vestigingsmogelijkheden voor de horeca binnen diepenring. In dit gebied is een zonering van kracht gekoppeld aan bestemmingsplan Binnenstad ’95 en de Staat van Inrichtingen, genoemd in Bijlage 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen. Deze Staat van Inrichtingen wordt bijgehouden in het Bedrijvenloket en daar wordt beoordeeld wat de exacte aard van een beoogd bedrijf is en of vestiging op de gewenste plek binnen de diepenring mogelijk is. Mantelprocedure ICT en haar mogelijkheden bepalen meer en meer de werkprocessen van complexe organisaties als gemeenten. Deze mogelijkheden moeten worden benut in het voordeel van zowel de klant als de gemeentelijke organisatie. Zo is het nu technisch al mogelijk, alle toetsers betrokken bij de verlening van de diverse vergunningen een plaats te geven in een mantelprocedure van het door ROEZ gebruikte computersysteem. Een volgende stap in de richting van een mantelvergunning Horeca is om alle betrokken afdelingen gebruik te laten maken van dezelfde software ten behoeve van hun respectievelijke vergunningen. Hierbij is met name winst te verwachten op het terrein van communicatie en efficiëntie van werkprocessen. Op deze wijze wordt, gefaseerd, invulling gegeven aan een wens van de branche tot een mantelvergunning voor de horeca te komen. De stap die wij de komende tijd moeten nemen is die naar de mantelprocedure waarbij er eerst nog sprake zal zijn van separate vergunningen en er onderzoek kan worden gedaan naar de juridische mogelijkheden van een mantelvergunning. Indien uit dat onderzoek blijkt dat er geen juridische belemmeringen zijn voor de invoering van een mantelvergunning, zal dat in de loop van 2006 gerealiseerd gaan worden.
4.2.
Loket Bouwen en Wonen
Bij het LBW kan men terecht met vragen op het gebied van bouwen en wonen. Hierbij moet worden gedacht aan bouwregelgeving zoals vastgelegd in wetten en AMvB's, planologische kaders zoals bestemmingsplannen en stedenbouwkundige deelplannen en gemeentelijke regelgeving zoals de bouwverordening en de algemene plaatselijke verordening (APV). Daarnaast kan men bij het LBW terecht voor het aanvragen van verschillende vergunningen, welke op basis van de wetten en verordeningen nodig zijn om een bouwplan of ander initiatief op het gebied van bouwen en wonen te realiseren. Hierbij moet worden gedacht aan bouwvergunningen (licht & regulier, inclusief eventuele vrijstellingprocedures), monumentenvergunningen (rijks- & gemeentelijk), sloopvergunningen en reclamevergunningen. Overigens kan, alvorens tot een vergunningaanvraag over te gaan, eerst onderzocht worden of een bouwplan of initiatief kans van slagen heeft middels een voorbehandeling. Het LBW verzorgt tenslotte nog de vertegenwoordiging van het College van B&W ingeval ertegen een besluit (weigering of vergunning) bezwaar of beroep wordt aangetekend. In die gevallen wordt door het LBW het verweer op het bezwaar of beroep gevoerd bij resp. de commissie voor beroep en bezwaar en de bestuursrechter. Het takenpakket van het LBW is samengevat op te delen in drie categorieën 1- Informatieverstrekking over bouwen&wonen en de daaraan gerelateerde wet- en regelgeving; 2- Coördinatie van vergunningaanvragen; 3- Vertegenwoordiging B&W bij beroep en bezwaar. Een horecaondernemer die met een bepaald pand horeca-plannen heeft, kan bij het LBW vragen of dat mogelijk is qua bestemming en functie. Hiervoor is zal aan het betreffende bestemmingsplan getoetst moeten worden. Daarnaast kan uitsluitsel gegeven worden of er bepaalde vergunningen verkregen moeten worden zoals een bouwvergunning, een monumentenvergunning of een reclamevergunning. Hiervoor moet het plan worden getoetst aan wet- en regelgeving zoals de Woningwet, de Monumentenwet, het Bouwbesluit, de
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
31 Bouwverordening en de Algemene Plaatselijke Verordening. Met andere woorden: De horecaondernemer kan bij het LBW terecht om duidelijkheid te krijgen over de vraag of zijn initiatief op de door hem/haar gedachte locatie mogelijk is.
4.3.
BRANDWEER, AFDELING PREVENTIE
Voor veel gebouwen en inrichtingen is een gebruiksvergunning nodig. De Groninger Bouwverordening en de Brandbeveiligingsverordening geven in artikel 6.1.1 lid 1 respectievelijk 2.1.1 lid 1 aan wanneer een gebruiksvergunning is vereist. (Gemakshalve wordt hierna enkel gesproken over gebouwen en bouwwerken, maar dezelfde regels zijn van toepassing op inrichtingen.) Kort samengevat verloopt de standaard gebruiksvergunningaanvraagprocedure als volgt: • De gebruiksvergunning wordt (via het Bedrijvenloket, zie blz. 23) aangevraagd bij de Hulpverleningsdienst, brandweer, afdeling preventie, door de gebruiker van het gebouw (eigenaar/huurder/exploitant). • Na indiening van de aanvraag wordt het bouwwerk gecontroleerd en worden eventuele overtredingen genoteerd. • De voorzieningen die nodig zijn om de eventuele overtredingen ongedaan te maken moeten binnen een bepaalde termijn zijn getroffen. • Indien bij hercontrole na ommekomst van de termijn blijkt dat alle voorzieningen zijn getroffen, kan de vergunning worden verleend. Nadat de gebruiksvergunning is afgegeven, wordt het bouwwerk ingevoerd in het controlesysteem van het team Handhaving van de afdeling Preventie. De gebouwen (hieronder vallen ook niet-gebruiksvergunningplichtige gebouwen) worden vervolgens gecontroleerd met een frequentie die afhankelijk is van de toegekende prioriteitsklasse (op basis van maximaal aantal toelaatbare personen en locatie). De controlefrequentie voor horeca binnen de Diepenring is bovendien vastgelegd in het Convenant ‘Veilig Uitgaan Groningen’ (november 2001). 4.4.
Centraal Meldpunt Evenementen (CME)
Het CME bij de Milieudienst, afdeling Markt- en Milieutoezicht, fungeert als een frontoffice voor zowel evenementen als festiviteiten in de zin van de Wet Milieubeheer. Het CME bewaakt termijnen op basis van een draaiboek of checklist, stelt een evenementenkalender op met evenementen en festiviteiten en publiceert deze in De Gezinsbode. Komt een aanvraag binnen bij het CME, dan bekijkt hij, of het gaat om een evenement dan wel een festiviteit. Inzake evenementen heeft hij tot taak om aanvragen om evenementen aan regelgeving te toetsen en vervolgens al dan niet vergunning te verlenen. Het CME heeft hier dus een formele rol. Het CME bereidt de coördinatorenvergadering voor en zonodig speelt zij inhoudelijke vragen inzake evenementen door naar de coördinatoren om advies. Vaste coördinatoren zijn vertegenwoordigers van: politie, brandweer, gezondheidsdienst, milieudienst (Marktwezen en Reiniging) en RO/EZ (Verkeer en Stadsbeheer) Tevens stuurt het CME aanvragen om andere vergunningen, die nodig zijn, zoals een tijdelijke tapontheffing, naar de betreffende instantie. Het CME verstrekt tenslotte de evenementenvergunning, inclusief (geluid)voorschriften. Zijn er ook andere vergunningen nodig ten behoeve van het evenement, dan bundelt het CME deze tot 1 pakket en verzendt deze naar de aanvrager. Inzake festiviteiten stuurt het CME de aanvraag vervolgens naar de afdeling Vergunningverlening en Handhaving die belast is met de beoordeling en de afhandeling van de melding. Een aanvraag voor een tijdelijke tapvergunning wordt door het CME doorgestuurd naar het Bedrijvenloket.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
32 HOOFDSTUK 5. 5.1.
HANDHAVEN VAN HET BELEID
Inleiding
Handhaving van het beleid is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de horecaondernemer zelf. Hij dient zorg te dragen voor de naleving van de aan de diverse vergunningen verbonden voorwaarden, de orde in zijn bedrijf en de orde in de directe omgeving daarvan. Doet hij dat niet, dan zullen de burgemeester en/of het College van Burgemeester en Wethouders over kunnen gaan tot het nemen van bestuursrechtelijke maatregelen. Welke maatregelen dat zijn wordt in het navolgende beschreven. 5.2.
Gemeentelijk toezichthouders, milieu-inspecteurs, brandweer en politie
De horeca-ondernemer krijgt in het kader van de handhaving van het beleid te maken met diverse functionarissen van gemeente, politie en de Voedsel en Waren Autoriteit (voorheen de Keuringsdienst van Waren) De gemeentelijk toezichthouders van de Dienst RO/EZ handhaven de voorwaarden die aan de horecabedrijven, op grond van de APVG, zijn opgelegd. Er wordt kortom gecontroleerd of de gegevens zoals deze in de exploitatievergunning(en) zijn opgenomen wel correct zijn en of de inrichtingen zich wel houden aan de voorwaarden van de APVG. Indien noodzakelijk maken zij rapport op waarna over wordt gegaan tot het nemen bestuursrechtelijke maatregelen. In een uiterste geval kan dit betekenen dat een horecabedrijf dient te worden gesloten. Het in de bijlagen bij deze nota opgenomen handhavingsprotocol maakt verder duidelijk hoe het toezicht handen en voeten krijgt. De politie handhaaft inzake de horecabedrijven met name de openbare orde en verricht opsporing naar de strafbare feiten. Het kan hierbij gaan om, bijvoorbeeld, geluidsoverlast of overtredingen van de APVG. Het overtreden van de voorschriften in de APVG is namelijk strafbaar gesteld in de APVG. De bepalingen van de Drank- en Horecawet worden op grond van de wet door de Voedsel en Waren Autoriteit gehandhaafd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de leeftijdsgrenzen voor de verkoop van alcohol. De milieu-inspecteurs van de Milieudienst handhaven de onderwerpen die te maken hebben met milieubeheer. Daarbij gaat het om onderwerpen zoals: afvalstoffen, afvalwater, energie en geluid. Voorschriften daarover staan in de voorschriften op basis van de Wet Milieubeheer. Daarbij raken milieubeheer en openbare orde elkaar bij het onderdeel geluid en is afstemming en samenwerking aan de orde. De andere aspecten kunnen meer zelfstandig afgehandeld worden. De brandweer handhaaft in algemene zin op de brandveiligheid in bouwwerken of inrichtingen. Het betreft hier het toezicht op de naleving van de gebruiksvoorwaarden zoals die zijn genoemd in de afgegeven gebruiksvergunning of de algemene gebruiksvoorwaarden genoemd in de bijlagen 3 en 4 van de gemeentelijke bouwverordening. Bij het signaleren van overtredingen zal een eerste actie er op gericht zijn om deze zo spoedig mogelijk ongedaan te maken. Afhankelijk van de ernst van de overtreding kan hierbij een traject van bestuursrechtelijke maatregelen worden gevolgd. Dit is vastgelegd in het handhavingsprotocol brandveiligheid (Sanctiebeleid voorschriften brandveiligheid, bijlage 3). 5.3.
Integrale handhaving
De gemeentelijk toezichthouders van de Dienst RO/EZ, de inspecteurs van de Milieudienst, de brandweer en de politie gaan soms in teams op pad. Op die wijze krijgt de overheid voor de horeca-ondernemer steeds meer ‘één gezicht’ en het voorkomt dat de ondernemer op verschillende dagen en tijdstippen door steeds weer een andere controleur bezocht wordt.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
33 Het teamsgewijs optreden zal in toenemende mate toegepast gaan worden. Op de lange termijn wordt er naar gestreefd om de toezichthouders/inspecteurs niet alleen de controles betreffende hun eigen beleidsterrein/dienst te laten verrichten, maar, waar mogelijk, ook die van de andere beleidsterreinen/diensten. De huidige praktijk beperkt zich wat dat betreft nu nog tot een ‘oog en oor functie’ voor de andere beleidsterreinen. Een controleur waarschuwt dan een collegatoezichthouder van de andere dienst indien hij tijdens zijn eigen controle het vermoeden krijgt dat regelgeving waarop de andere dienst het toezicht heeft wordt overtreden. Behalve het teamsgewijs optreden van de gemeentelijk diensten vindt er op het terrein van de handhaving ook een integrale afstemming plaats met het Openbaar Ministerie. In het handhavingsprotocol (bijlage 1) is voor iedere overtreding vastgelegd of er alleen een bestuurlijke maatregel wordt genomen, alleen een strafrechtelijke of dat er zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk zal worden opgetreden. 5.4.
Bestuursrechtelijke maatregelen
De juridisch handhavingsmiddelen kunnen worden verdeeld in bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. In deze paragraaf gaan we kort in op de bestuursrechtelijke maatregelen. Bestuursdwang De gemeentewet kent aan het gemeentebestuur een algemene bevoegdheid toe tot het uitoefenen van bestuursdwang. De regels over de toepassing van bestuursdwang zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bestuursdwang betekent dat door of vanwege een bestuursorgaan feitelijk wordt opgetreden tegen een situatie die in strijd is met enig wettelijk voorschrift. Met ‘feitelijk’ optreden of handelen wordt verstaan het doen wegnemen, opruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of het treffen van maatregelen om verder nadelige gevolgen van de overtreding te voorkomen. Met bestuursdwang wordt dus beoogd om een bestaande (onwettige) situatie in overeenstemming te brengen met de bestuursrechtelijke voorschriften. De kosten van de toepassing van bestuursdwang kunnen worden verhaald op de overtreder. Dwangsom Een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen is eveneens bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom. Dat betekent dat de overtreder wordt aangeschreven om de overtreding te beëindigen of voortzetting of herhaling daarvan te voorkomen. Dit op straffe van het verbeuren van één of meer bedragen. De bestuursdwang- en de dwangsombevoegdheid kunnen niet gelijktijdig worden toegepast. Er kan dus geen last onder dwangsom worden opgelegd zolang voor dezelfde overtreding een beslissing tot toepassing van bestuursdwang van kracht is. Deze laatste beslissing zou dan eerst moeten worden ingetrokken. Beide handhavingsmiddelen kunnen dus wel achtereenvolgens kunnen worden toegepast. Toegang tot een ruimte verbieden Op grond van artikel 36 Drank- en Horecawet kunnen burgemeester en wethouders personen de toegang ontzeggen tot een ruimte waarin in strijd met de wet alcoholhoudende dranken worden verstrekt. In de praktijk wordt dit artikel weinig gebruikt. In de gemeente Groningen zijn geen voorbeelden bekend van de toepassing van dit artikel. Sluiting van een inrichting. In bepaalde omstandigheden kunnen horeca-inrichtingen worden gesloten. Bijvoorbeeld als een inrichting niet beschikt over de benodigde vergunning(en). De sluiting kan plaatsvinden voor bepaalde (3 maanden of een jaar) of voor onbepaalde tijd. Sluiting van een horeca-inrichting kan zijn gebaseerd op: • artikel 174, lid 2 Gemeentewet (ordemaatregel in het kader van veiligheid en gezondheid); • artikel 48 APVG (in het belang van de openbare orde, veiligheid en gezondheid);
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
34 • •
artikel 13b Opiumwet (wegens handel in drugs). artikel 125 Gemeentewet
Tijdelijk opleggen van sluitingstijden In artikel 48 van de APVG is vastgelegd dat de burgemeester in het belang van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid aan één of meerdere horecabedrijven tijdelijk sluitingstijden op kan leggen. Intrekken van een vergunning Wanneer de vergunninghouder een overtreding begaat is als sanctie vaak mogelijk dat de vergunning geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Het intrekken van de vergunning kan gebaseerd zijn op de Drank- en Horecawet (artikel 31), de Bouwverordening (art. 6.1.6), de Brandbeveiligingsverordening (art. 2.1.3.) of op grond van de APVG. Het intrekken van de vergunning moet worden gezien als een ‘ultimum remedium’ en dient dus als het sluitstuk op een handhavingstraject te worden toegepast. 5.5.
Handhavingsprotocollen
In bijlage 1 is het Handhavingsprotocol Horeca opgenomen. Het handhavingsprotocol bevat de mogelijke maatregelen die kunnen worden getroffen wanneer horecabedrijven zich niet houden aan de geldende voorschriften. De maatregelen hebben betrekking op de volgende overtredingen: A. Het exploiteren zonder vereiste vergunning(en). B. Overtreden bepalingen APVG. C. Overtreden artikel 13b Opiumwet. D. Overtreden Drank- en Horecawet. E. Overtreden Wet op de kansspelen en de Kansspelverordening 2002. F. Overtreden van Milieubepalingen G. Overtreden brandveiligheidsvoorschriften In het handhavingsprotocol is per voorschrift aangegeven welke maatregelen zullen/ kunnen worden getroffen tegen de overtreder van het voorschrift. In de praktijk kan het voorkomen dat er samenloop is van diverse overtredingen. In dat geval zal worden overgegaan tot handhaving van de “zwaarste” overtreding. Zoals in het protocol al is aangegeven, zal bij recidive of voortduring van de overtreding de sanctie verzwaard worden. Stelregel is verder dat de ernst van de overtreding en/of de vereiste spoedeisendheid altijd aanleiding kan zijn om één of meerdere stappen in de handhavingstrajecten over te slaan. 5.6.
Handhaving milieubeleid
In de handhaving van het milieubeleid zijn de volgende vier punten van belang: de stimulans, de eigen verantwoordelijkheid, het maatwerk en de grens. Aansluitend bij de eigen verantwoordelijkheid kiezen we een positieve insteek tot het tegendeel blijkt. Ieder krijgt de kans om fouten recht te zetten. Overtreders zullen we aanspreken en waarschuwen, zonodig gevolgd door sancties. Aan de goedwillende geven we de ruimte, maar fikse overtreders pakken we consequent en direct aan. Het(milieu)risico, overlast of gevaar voor openbare orde of veiligheid bepaalt de grens. Omdat niet alle situaties, gedragingen en partijen vergelijkbaar zijn, kiezen we voor maatwerk, een gedifferentieerde aanpak. Daarbij worden gelijke gevallen wel gelijk behandeld. Zo kan de gemeente inzet en middelen richten op de risico’s die aandacht behoeven. De gemeente past maatwerk toe: al naar gelang de betrokkene de eigen verantwoordelijkheid via de doelvoorschriften serieus oppakt. De acties van de gemeente laten zich dan omschrijven in de trefwoorden: stimuleren, begeleiden, sturen of corrigeren. Deze aanpak is op enkele uitzonderingen na in lijn met de Handhavingsstrategie Milieu in de provincie Groningen (2003). Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
35 5.6.1. Handhavingsprioriteiten milieubeleid In de handhavingstrategie van de provincie Groningen, ook geldend voor de gemeente Groningen, staan 7 kernbepalingen opgenomen. Deze zijn benoemd om de bestuur- en strafrechtelijke handhavingsacties van bestuur en politie/OM te stroomlijnen. In die lijst staan, voor zover van toepassing op Horeca: • het onjuist verwijderen (en registreren) van gevaarlijke en/of bedrijfsafvalstoffen; • het lozen van afvalwater in strijd met de wettelijk gestelde normen; • het niet naleven van de geluidsvoorschriften (bijvoorbeeld op basis van geluidmetingen) en de voorschriften m.b.t. geur en lucht. Het toezicht op de milieuregels in de Horeca gebeurt door de MD in nauwe samenwerking met de politie. Vooralsnog wordt m.n. toezicht gehouden op de laatste kernbepaling (geluidsoverlast). Afvalstoffen, afvalwater en energie zijn thema’s die vanuit milieubeheer ook belangrijk zijn. Voor deze thema’s is geen apart handhavingsbeleid voor de horeca. Deze onderwerpen passen in de “normale” handhavingstrategie, vergelijkbaar met de werkwijze bij andere bedrijven/branches. 5.6.2.
Handhaving (muziek)geluid
Beleid De grote concentratie horecagelegenheden in de binnenstad leidt, door de compacte woon- en leefsituatie, geregeld tot overlast en klachten. 50% van de klachten betreffen geluidsoverlast van de horeca. Met geluidsoverlast wordt bedoeld het geluid dat vanuit een horeca-inrichting verspreidt wordt. Dat kan dus ook geluid vanaf het terras betekenen. Klachten over geluidsoverlast komt uiteraard vooral tijdens de nachtperiode voor. Toezicht en handhaving van muziekgeluid is klachtgericht. De ondernemer is verantwoordelijk voor het voorkomen van overlast. Er kan veel, mits het niet tot klachten leidt. Wenst een ondernemer vaak live-muziek ten gehore te brengen, dan zal hij moeten investeren in de geluidsisolatie van zijn pand. Het specifieke karakter van klachten over muziekgeluid vraagt een passende reactie van de overheid. Daarom is in het verleden besloten specifiek voor horeca-inrichtingen een ‘snellere’ handhavingaanpak te hanteren. Deze aanpak gaat uit van 2 stappen i.p.v. 3 stappen voor geluidsoverlast. Deze keuze is vastgelegd in de nota “Leven in de brouwerij” (november 1995). Het gaat hierbij om bestaand beleid. In de komende nota Handhaven met beleid, 2004 wordt daar waarschijnlijk niet van afgeweken. Het gaat vaak om overtreding van nadere eisen/gedragsregels (bijvoorbeeld ramen gesloten houden of een geluidbegrenzer toepassen, gebaseerd op nadere eisen die een inrichting n.a.v. eerdere klachten zijn opgelegd). Voor gedragregels behoeft handhaving ook niet via drie stappen te lopen, de ondernemer wordt niet gedwongen grote aanpassingen of investeringen te doen. Beëindigen van overtredingen is, gebaseerd op nadere eisen, meestal vrij simpel te realiseren. Regulier toezicht Op normale dagen vindt voor horeca-inrichtingen toezicht plaats naar aanleiding van klachten. Bij inrichtingen zonder nadere eis is toezicht en handhaving gericht op de geluidnormen uit het besluit of de vergunning (dB(A)). Naar aanleiding van klachten over geluidoverlast wordt altijd een onderzoek ingesteld. Op grond van dat onderzoek wordt vastgesteld of de klacht gegrond is. Dit is soms lastig vast te stellen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat de muziekinstallatie in de horecaonderneming ten tijde van de meting zachter staat afgesteld dan ten tijde van het indienen van de klacht
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
36 Ook komt het voor dat andere geluidbronnen (inrichtingen, verkeersbewegingen) in de omgeving, het zogenaamde achtergrondgeluid, een zodanige bijdrage aan het totale geluidniveau leveren, dat de bijdrage van de betreffende horecaonderneming niet zondermeer eenduidig kan worden vastgesteld. Het blijft dan bij een meting met een indicatieve waarde. N.a.v. klachten kan een akoestisch onderzoek worden opgelegd om de binnengeluids(isolatie)waarde te berekenen (zie onder 2). Dit levert vaak een betrouwbaar resultaat. Indien de klacht gegrond is, worden nadere eisen opgelegd, of als de opgelegde nadere eisen verouderd zijn, worden die geactualiseerd (zie § 3.1.2). Zo mogelijk wordt gehandhaafd op de voorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatiebedrijven milieubeheer. Bij een gegronde klacht, en er zijn nadere eisen opgelegd, wordt gehandhaafd op de nadere eisen, en zo nodig op de voorschriften van het Besluit. Toezicht tijdens festiviteitendagen Tijdens de festiviteitendagen wordt actief gecontroleerd op het voorkomen van excessen en na afloop van de festiviteitendagen op de naleving van de nadere eisen en op ongewenst gedrag, dat daarmee in strijd is (als er geen nadere eisen zijn opgelegd). Bij overtreding van nadere eisen volgt handhaving, om overtreding in de toekomst te voorkomen. Als er nog geen nadere eisen zijn, dan worden die alsnog opgelegd (zie § 3.1.2). Metingen Bij controle en toezicht Horeca wordt soms gebruik gemaakt van geluidsmetingen. Metingen moeten voldoen aan het vereiste van representativiteit (moet kunnen dienen als objectief bewijs!) Het verdient aanbeveling daarvoor een handhavingsbeleid vast te stellen. Deze aanpak kan verder uitgewerkt worden in de nota Handhaven met beleid, 2004. 5.6.3. Handhaving afval, afvalwater en energie De afgelopen jaren is er op deze thema’s bij de horeca geen regulier toezicht geweest, behoudens n.a.v. klachten of steekproefsgewijs. Deze thema’s vallen onder het begrip ‘Verruimde reikwijdte’ ( innovatie in handhaving gericht op preventie en besparing). De bedoeling is hier in de toekomst meer aandacht aan te besteden (evt. projectmatig). Dit is vastgelegd in het beleidsplan ‘verruimde reikwijdte’. Handhaving zal plaatsvinden op basis van prioriteitstelling. De nota Handhaven met beleid geeft aan, hoe daar in de komende jaren mee wordt omgegaan. 5.6.4. Samenwerking met de politie Klachten over horeca komen naast de gemeente ook bij politie binnen. Samenwerking en afstemming met politie/justitie is een belangrijk aspect. Daarbij moet opgemerkt worden dat er wel verschil is tussen de taken en doelen van instanties. Binnen samenwerking is herkenbaarheid van ieders taak voor overheden en bedrijven belangrijk (geven identiteit aan activiteiten van de overheid). Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op de milieusituatie, herstel van de geschonden norm is het doel en voorkoming van nieuwe overtredingen. Strafrechtelijke handhaving is vooral dadergericht, gekoppeld aan vervolging van overtredingen. Dat heeft gevolgen voor de manier van handhaving en de wijze waarop toezichthouder en opsporingsambtenaar zich presenteren aan bedrijven. Waar de handhaving in het bestaande beleid gericht is op milieurisico, ernst van de overtreding, aard, duur ervan etc., is dit in het toekomstige beleid concreter geformuleerd met behulp van de kernbepalingen. Daar is aangegeven welke aspecten prioriteit hebben op basis van een analyse (“Omgevingsanalyse” in het kader van het project Professionalisering Handhaving).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
37 In overzicht: Instantie
Handhavingstaken
Milieudienst
Wm: -Vergunning
Gericht op “milieuaspecten”
- Meldingen Wm + nadere eisen
Handhaving gericht op milieurisico, ernst vd overtreding, etc. Nieuw beleid: kernbepalingen + thema’s of n.a.v. klachten
APV •
Handhavingstaak: Wm voorschiften (kernbepaling)
Politie
Bevoegdheden Toezichthoudende + handhavende bevoegdheden Algemene Wet Bestuursrecht (in ieder geval “behoorlijk bestuur”, hetgeen bijvoorbeeld een stappenplan inhoudt)
Algemene opsporingsbevoegdheid (oa. opmaken pv)
Naast milieuaspecten ook gericht op APV bepalingen, openbare orde naleving openbare orde voorschriften Wetb. Van SR, openbare orde Nieuw: begrip “kernbepaling” Opsporingstaak: Opsporen en Signaaltoezicht voor bestuur Openbaar Ministerie
Flankerend beleid, naar aanleiding van brief van bestuur
Naast milieuaspecten ook gericht op openbare orde aspecten Nieuw: begrip “kernbepaling”
5.7.
vervolgingsbevoegdheid + opleggen vanmaatregel, bijv. Aanbieden transactie Vervolgen strafbare feiten
Handhaving Openbare Orde en Veiligheid
Naast de reguliere surveillance houden gedurende de uitgaansavonden de zgn. voetposten (4 koppels van twee politiemensen) van de politie extra toezicht op straat. Dat toezicht wordt ondersteund door het cameratoezicht, hondengeleiders en, indien nodig, beredenen. Onder de toezichthouders is altijd één van de twee contactpersonen Horeca van de basiseenheid Centrum aanwezig. Zij zijn direct aanspreekbaar voor het horecapersoneel en het uitgaanspubliek. Daarnaast hebben de contactpersonen regelmatig overleg met het horecapersoneel in het uitgaansgebied. Het cameratoezicht heeft in de afgelopen jaren zijn waarde bewezen. De omvang van de criminaliteit in het uitgaansgebied is de laatste jaren gestabiliseerd en er worden sinds de invoering van het cameratoezicht ca. 60% meer verdachten van delicten aangehouden. Ook het veiligheidsgevoel onder de bezoekers, bewoners en het horecapersoneel is als gevolg van het cameratoezicht aanzienlijk verbeterd. De gemeente wil de toepassing van het cameratoezicht in het uitgaansgebied de komende jaren continueren. 5.8.
Handhaving brandveiligheid (bijlage 3)
Sinds eind 2002 heeft de gemeente Groningen een nieuw beleid voor de handhaving van brandveiligheidsvoorschriften. Het sanctiebeleid voorschriften brandveiligheid (vastgesteld oktober 2002), ook wel handhavingsprotocol genoemd, bevat regels en voorschriften die aangeven op welke wijze, bij uiteenlopende overtredingen, zal worden gehandhaafd. Met deze vastlegging van de bij elke overtreding passende sanctie, wordt de rechtszekerheid gediend en willekeur voorkomen. Bovendien weet de burger precies waar hij aan toe is wanneer hij zich niet aan de brandveiligheidsvoorschriften houdt.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
38 Een handhavingsprocedure brandveiligheid verloopt globaal als volgt: • •
•
•
•
Op grond van de toegekende prioriteitsklasse worden gebouwen met een bepaalde frequentie gecontroleerd. Na constatering van een overtreding wordt een aanschrijving verstuurd. In de aanschrijving wordt een termijn gegeven waarbinnen de overtreding moet zijn ongedaan wordt vermeld dat, indien de vereiste voorzieningen niet worden getroffen bestuursrechtelijke maatregelen zullen worden overwogen (eventueel onder vermelding van soort sanctie, zoals: intrekken vergunning, beperking recht tot gebruik, last onder dwangsom, bestuursdwang). Indien bij hercontrole de vereiste voorzieningen zijn getroffen volgt daarvan een bevestiging en is de zaak afgedaan. Indien blijkt dat de overtreding voortduurt, wordt in geval van last onder dwangsom of bestuursdwang, een vooraankondiging van bestuursrechtelijke maatregelen gestuurd. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. In ander gevallen (intrekken vergunning, beperking recht tot gebruik) kan ertoe worden overgegaan de aangekondigde sanctie toe te passen. Wanneer de zienswijze tot een ander oordeel leidt (vaak: de overtreding intussen ongedaan is gemaakt) volgt een bevestiging dat wordt afgezien van de bestuursrechtelijke maatregel. Wanneer geen zienswijze is ingediend, danwel de zienswijze niet tot een ander oordeel heeft geleid en de overtreding voortduurt, wordt een bestuursdwangbesluit of last onder dwangsombesluit verstuurd. In het besluit wordt een begunstigingstermijn gegeven, waarbinnen de overtreder er voor kan zorgen dat de bestuursrechtelijke maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd. Indien geen maatregelen worden getroffen wordt de bestuursdwang toegepast, danwel de dwangsom verbeurt.
Een aantal afwijkingen c.q. extra mogelijkheden is gegeven, onder meer: • In geval van een kleine overtreding wordt wel een brief gestuurd ter bevestiging van de overtreding, maar wordt niet gewaarschuwd voor eventuele bestuursrechtelijke maatregelen. Aan het oordeel van de controleur wordt overgelaten of een hercontrole noodzakelijk / opportuun is. • De overtreder kan een verlenging vragen van de termijn waarbinnen de voorzieningen moeten zijn getroffen. Ook kan verlenging van de begunstigingstermijn (zoals bepaald • In spoedeisende gevallen kan bestuursdwang worden toegepast zonder dat daaraan voorafgaand een bestuursdwangbesluit is gestuurd. Het besluit kan ter plekke worden afgegeven of kort daarna worden verstuurd. In spoedeisende gevallen zullen meestal de termijn voor het indienen van de zienswijze en de begunstigingstermijn achterwege blijven.
5.9. Handhaving Evenementen De handhaving van evenementen in de openbare ruimte geschiedt onder het regiem van de verschillende wet- en regelgeving en wordt uitgevoerd door diverse controle- en handhavingsinstanties (gemeentelijke diensten en politie). De uitvoering van de verschillende controle- en handhavingsstaken wordt gecoördineerd door de Milieudienst op basis van de in bijlage 2 opgenomen handhavingsleidraad.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
39
BIJLAGEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Handhavingsprotocol Horeca. Handhavingsleidraad Evenementen. Handhavingsprotocol Brandveiligheid. Overzicht horeca-categorieen. Convenant Veilig Uitgaan. Vergunningwijzer. Beleidslijn Wet BIBOB. Beleid paracommercialisme. Overlegstructuren. Zonekaart.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
40 BIJLAGE 1
HANDHAVINGSPROTOCOL HORECA
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
1e keer: rapport opmaken en schriftelijke waarschuwing dat exploitatie beëindigd moet worden. 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): rapport opmaken, bevel tot sluiting en schriftelijke aanzegging tot bestuursrechtelijke maatregelen 3e keer (bij niet-nakoming bevel tot sluiting): effectueren bestuursdwang 1e keer: rapport opmaken en schriftelijke waarschuwing 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): rapport* opmaken, en ontzeggen toegang tot de ruimte conform artikel 36 DHW (=bestuursdwang)
consequenties
Alleen de bewoner kan het pand nog betreden
Zie boven
Legaliseerbaar: Gedogen tot vergunningverlening
Niet legaliseerbaar: Sluiting, einde exploitatie
Categorie 2
1e keer: schriftelijke waarschuwing 2e keer (binnen één jaar): schriftelijke
•
1e keer: schriftelijke waarschuwing 2e keer (binnen één jaar): Exploitatievergunning intrekken en bevel tot sluiten van de inrichting ( maximaal 12 maanden).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Categorie 2 ( incidenten):
Categorie 1 ( ernstige incidenten) Schietincident; Steekincident; Aantreffen wapen(s);
Onderscheid wordt gemaakt tussen drie –niet limitatieve- categorieën
Consequenties
Categorie 1
Einde exploitatie gedurende de genoemde periode
•
Openbare ordeverstoring (art. 48 APVG)
Overtreden van bepalingen in Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (APVG)
•
•
•
•
•
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen
B
Het exploiteren van een (nieuw) horecabedrijf zonder geldige vergunning Drank- en Horecawet (artikel 3 DHW)
Het exploiteren van een (nieuw) horecabedrijf zonder geldige exploitatievergunning (art. 46, lid 1 APVG)
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen
A. Het exploiteren zonder vereiste vergunning(en)
41
Politie
Verbaliseren overtreder en informeren OM.
Politie
1. Verbaliseren; 2. Inbeslagname drank.
Verbaliseren (strafbaarstelling o.b.v. de Wet economische delicten)
Anderen
Andere diensten
Heling; Discriminatie (racisme); Overlast in en vanuit de inrichting (terras, geluid, bezoekers); Niet gecertificeerde portier(s);
Niet voldoen aan voorschriften exploitatievergunning; Wijzigen beheer.
Afhankelijk van het aantal en de ernst van de gepleegde feiten kan worden besloten om direct tot intrekking over te gaan. • 1e keer: rapport opmaken en schriftelijke waarschuwing (gelegenheid geven om feitelijke situatie in overeenstemming te brengen met de vergunning) • 2e keer : rapport opmaken en bevel tot beëindiging gewijzigde exploitatie en aanzeggen bestuursrechtelijke maatregelen • 3e keer: Effectueren bestuursdwang • 1e en 2e keer: rapport opmaken en schriftelijke waarschuwing (hercontrole binnen zes weken) • 3e keer: rapport opmaken en bevel beëindiging overtreding en aanzeggen bestuursrechtelijke maatregelen • 4e keer: Effectueren bestuursdwang/dwangsom
waarschuwing 3e keer (binnen één jaar): Exploitatievergunning intrekken en bevel tot sluiten van de inrichting (maximaal 12 maanden).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
•
•
(art. 11 APVG) Overtreding APV-regels, bijvoorbeeld: • Terras zonder vergunning; • Te groot terras;
Wijzigen inrichting zonder nieuwe exploitatievergunning (bijvoorbeeld uitbreiding).
Wijzigen exploitatie zonder nieuwe exploitatievergunning.
; - Geweld (door personeel of bezoekers)
-
42
Verbaliseren.
Verbaliseren
Indien nodig kennisgeving aan milieudienst en/of brandweer
Indien nodig kennisgeving aan milieudienst en/of brandweer
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
D: softdrugs plus overlast met criminele activiteiten: Onmiddellijke sluiting bedrijf voor maximaal één jaar. Tevens schriftelijke waarschuwing dat bij herhaling na de sluiting de exploitatievergunning zal worden ingetrokken
C: softdrugs plus overlast zonder criminele activiteiten: 1e constatering: schriftelijke waarschuwing 2e constatering binnen één jaar na de 1e: sluiting van maximaal drie maanden ogv 13b Opiumwet
B: softdrugs: 1e constatering: schriftelijke waarschuwing 2e constatering binnen één jaar na de 1e: dwangsom opleggen, indien deze niet werkt: sluiting gedurende drie maanden ogv art.13b Opiumwet
Maximaal één jaar sluiting en bij herhaling daarna intrekking exploitatievergunning
Maximaal drie maanden sluiting
Sluiting gedurende drie maanden
consequenties Einde exploitatie gedurende 12 maanden plus strafrechtelijke vervolging
Verkoop, aflevering, verstrekking en/of voorhanden hebben van: A: harddrugs: sluiting bedrijf gedurende één jaar
Overtreden artikel 13b van de Opiumwet (verkoop, aflevering of verstrekking, dan wel het daartoe aanwezig zijn, van een middel zoals genoemd in lijst I of II bij de Opiumwet).
Overtreden Opiumwet, artikel 13b, in horecabedrijven niet zijnde coffeeshops
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen
C
43
Politie Verbaliseren en ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel, informeren OM.
Beleid anderen
onjuiste/onvolledige gegevensverstrekking niet meer voldoen aan eisen mbt leidinggevenden/ inrichting gevaar voor openbare orde niet gemelde wijziging vd inrichting
tegengaan oneerlijke concurrentie (paracommercie) verkoop voor gebruik elders slijten in combinatie met andere activiteiten schenken/toegang aan minderjarigen tijdelijk schenkverbod
-
•
•
•
• •
•
• •
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Strijdig handelen met bepalingen artikel 24, lid 1 DHw: niet aanwezig zijn van een leidinggevende
-
Handelen in strijd met artikel 4, 13, 14, 15, 20 of 23 DHw
•
Strijdig handelen met overige bepalingen gelet op art. 31, lid 2 DHw, zoals o.a.:
-
-
Strijdig handelen met bepalingen art. 31, lid 1 DHw: zoals o.a.: sub a, b, d, en/of e DHw
1e t/m 3e keer : rapportage en schriftelijke waarschuwing 4e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwingen genoemde termijnen) intrekken DHW-vergunning (conform artikel 32 DHW)
1e keer : rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn) : rapportage en schriftelijke waarschuwing 3e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn) intrekken DHW-vergunning (conform artikel 32 DHW)
1e keer : rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn) : rapportage en schriftelijke waarschuwing 3e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn) intrekken DHW-vergunning (conform artikel 32 DHW)
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen
Einde exploitatie
Einde exploitatie
Indien 31, lid 1 onder d aan de orde is, kan diegene gedurende 5 jaar niet meer als leidinggevende opgenomen worden in een DHW vergunning
Einde exploitatie
consequenties Verbaliseren; PV naar OM.
2.
1.
Waarschuwen (maximaal 3 keer); Verbaliseren (bij 4e keer).
Verbaliseren
1. 2.
Politie
D. Overtreden Drank- en Horecawet (de Voedsel en Warenautoriteit is hiervoor de toezichthouder EN de rapporteur)
44
•
•
•
Bij verbalisering vervolging economisch delict
Bij verbalisering vervolging economisch delict Keuringsdienst van Waren volgt een landelijk handhavingsbeleid.
Voedsel en Waren autoriteit voert een landelijk handhavingsbeleid.
Beleid anderen •
Intrekken aanwezigheidsvergunning 1e keer: rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer(bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning
• •
1e keer: rapportage en schriftelijk waarschuwing 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning 1e keer:rapportage en schriftelijk waarschuwing 2e keer(bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning
•
• •
• •
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Aanwezigheid speelautomaten die niet aan de hiervoor gestelde eisen voldoen (artikel 30f lid 1, sub b Wk) Aanwezigheid van kansspelautomaten in een laagdrempelige inrichting (artikel 30c lid 2, sub a en artikel 2, lid 1 onder b van de Kansspelverordening)
Niet (meer) voldoen aan de eisen van zedelijk gedrag van de vergunningaanvrager, bedrijfsleiders en beheerder van de inrichting (artikel 30f lid 1, sub c Wk) Aanwezigheidsvergunning kan ernstig gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid (artikel 30f lid 2, sub b Wk) Minderjarige (< 18 jaar) kansspelautomaat laten bespelen (artikel 30g Wk)
• Bij geen opzet vergunninghouder: 1e keer: stellen termijn om vergunninghouder in de gelegenheid te stellen voorschriften na te leven
Verstrekken onjuiste gegevens bij aanvraag aanwezigheidsvergunning (artikel 30f, lid 1, sub a Wk)
2e keer: intrekken aanwezigheidsvergunning door de burgemeester • Bij opzet vergunninghouder: 1e keer: intrekken aanwezigheidsvergunning • 1e keer: rapportage en schriftelijk waarschuwing • 2e keer (bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning
1e keer: rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer (bij niet nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): rapportage en toepassen bestuursdwang
Aanwezig hebben van speelautomaten zonder vergunning (artikel 30b Wk)
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen
E. Kansspelen
45
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten (namens B&W)
consequenties
1. 2.
1. 2.
1. 2.
Verbaliseren; PV naar OM.
Verbaliseren; PV naar OM.
Verbaliseren; PV naar OM.
Verbaliseren .
Rapporteren aan Bgm.
Verbaliseren ; PV naar OM.
Politie 1. 2.
Beleid anderen
1e keer: rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer(bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning
1e keer: rapportage en schriftelijke waarschuwing 2e keer(bij niet-nakoming van in waarschuwing genoemde termijn): Intrekken aanwezigheidsvergunning
1e keer: waarschuwing met vooraankondiging sancties en redelijke hersteltermijn.
Strijdig handelen met bepalingen art. 5, lid 2 Besluit horeca-, sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (nadere eisen i.g.v voorschrift 4.1.4 van de bijlage), niet zijnde gedragsregels.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
3e keer: verbeuren + innen dwangsom
2e keer :voornemen dwangsom + opleggen dwangsom met inachtneming zienswijzetermijn (twee weken)
1e keer: voornemen nadere eisen + opleggen nadere eisen (afhankelijk van de klacht ensituatie verkorte pakket of uitgebreid pakket)
Bij afwezigheid van nadere eisen m.b.t. gedragsregels, muziekgeluid, tijdens collectieve- en incidentele festiviteitendagen ingevolgde art. 146 ev. APVG en buiten de collectieve- en incidentele festivtietendagen n.a.v. klachten.
Overtredingen/andere bepalingen Bestuurlijke maatregelen (Milieudienst)
F. Milieugerelateerde overlast
Politie verbaliseert op basis van artikel 31 Wet op de Kansspelen
laagdrempelige inrichting (artikel 2 sub b van de Kansspelverordening)
Aanwezigheid van meer dan twee • kansspelautomaten in een hoogdrempelige • inrichting (artikel 30c lid 2, sub b en artikel 2, lid 1 onder a van de Kansspelverordening) Aanwezigheid van meer dan twee • behendigheidsautomaten in een •
46
1. 2.
1. 2.
Bij 2e en 3e keer proces-verbaal.
Politie
Verwijderen speelautomaten
Verwijderen speelautomaten
Verbaliseren; PV naar OM.
Verbaliseren; PV naar OM.
Bij 2e keer: tevens brief vanuit OM
Beleid anderen
2e keer: verbeuren + innen dwangsom
1e keer: voornemen dwangsom + opleggen dwangsom met inachtneming termijn zienswijze (twee weken) + voornemen nadere eisen + opleggen nadere eisen (inclusief akoestisch onderzoek)
3e keer: verbeuren + innen dwangsom
2e keer (na hersteltermijn): voornemen dwangsom + opleggen dwangsom met inachtneming zienswijzetermijn (twee weken) en eventueel voornemem opleggen nadere eisen (incl. akoestisch onderzoek)
1e keer: waarschuwing met vooraankondiging sancties met redelijke hersteltermijn
3e keer: verbeuren + innen dwangsom
2e keer: voornemen dwangsom en opleggen dwangsom met inachtneming zienswijzetermijn (twee weken)
1e keer: waarschuwing met vooraankondiging sancties (tenzij ondernemer aantoonbaar al eerder is gewaarschuwd of ondernemer/-ing klachten oplevert)
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Strijdig handelen met bepalingen art. 4, lid 1 Besluit horeca-, sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (voorschriften die zijn opgenomen in de bijlage, voorschrift 1.1.1 geluid en trilling), als er sprake is van onduldbare hinder.
Strijdig handelen met bepalingen art. 4, lid 1 Besluit horeca-, sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (voorschriften die zijn opgenomen in de bijlage, voorschrift 1.1.1 geluid en trilling), als er geen sprake is van onduldbare hinder.
Strijdig handelen met bepalingen art. 5, lid 2 Besluit horeca-, sport- en Recreatie-inrichtingen milieubeheer (nadere eisen i.g.v voorschrift 4.1.4 van de bijlage), zijnde gedragsregels inclusief collectieve- en incidentele festiviteiten ingevolge art. 146 e.v. APVG
47
Bij 1e en 2e keer proces-verbaal.
Bij 2e en 3e keer proces-verbaal.
Bij 1e en 2e en 3e keer proces-verbaal.
Bij 1e keer: tevens brief vanuit OM
Bij 2e keer: tevens brief vanuit OM
Bij 2e keer: tevens brief vanuit OM
3e keer: verbeuren + innen dwangsom.
2e keer (na hersteltermijn): voornemen dwangsom + opleggen dwangsom met inachtneming zienswijzetermijn (twee weken)
1e keer: waarschuwingsbrief met vooraankondiging sancties met hersteltermijn
Bij 21e en 3e keer proces-verbaal.
Schriftelijk waarschuwen onder vermelding van termijn waarbinnen aan de voorschriften moet worden voldaan (= gebruiksvergunning aanvragen). Eventueel beperking van het gebruik rappel aanvragen gebruiksvergunning vooraankondiging bestuursrechtelijke maatregelen, zienswijzetermijn (in de regel 2 weken) last onder dwangsom opleggen of bestuursdwang toepassen
gebruik/ exploitatie beëindigen Rapportage door Brandweer; Afschrift rapportage 2. 3.
2. indien na hercontrole blijkt dat overtreding voortduurt zal verdere procedure worden gevolgd (eventueel na verlenging
gebruik/ exploitatie beëindigen (door de Brandweer; is mandaat voor nodig); Rapportage door de Brandweer; Afschrift rapportage naar RO/EZ, afd. BWM.
Bij acuut gevaar direct
Bij acuut gevaar direct
3.
2.
1.
Brandweer/ politie
1.
Dwangsom/ Beperking of einde gebruik/exploitatie
Dwangsom/ Beperking of einde gebruik/ exploitatie
consequenties
1. schriftelijke voorwaarschuwing van bestuursdwang of last onder dwangsom onder vermelding van termijn waarbinnen de overtreding ongedaan gemaakt dient te zijn.
⇒ bij acuut gevaar (bedreigend voor de mensveiligheid) direct gebruik beëindigen.
4.
2. 3.
1.
Bestuurlijke maatregelen
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Niet voldoen aan de voorschriften gebruiksvergunning/algemene brandveiligheidsvoorschriften uit de Bouwverordening of Brandbeveiligingsverordening.
Het gebruiken van een bouwwerk, zijnde een (nieuw) horecabedrijf zonder geldige gebruiksvergunning.
Overtredingen/andere bepalingen
G. OVERTREDEN BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN (Bouwverordening, Brandbeveiligingsverordening)
Ntb milieuonderdelen afval(water), energie, lucht (stank)
Strijdig handelen met bepalingen art. 4, lid 1 Besluit horeca sport- en Recreatieinrichtingen milieubeheer (voorschriften die zijn opgenomen in de bijlage niet zijnde geluid, o.a. lucht) b.v. niet voldoen aan hoogte dampafvoerleiding. - onvoldoende capacteit afzuiginstallatie
48
•
RO/EZ, afd. BWM kan aanschrijving doen op grond van artikel 17 Woningwet indien het bouwkundige
RO/EZ, afd. BWM kan aanschrijven o.g.v. artikel 17 Woningwet en daarmee bepalen dat het bouwwerk niet mag worden gebruikt totdat de aanschrijving is opgevolgd.
Beleid anderen
Bij 2e keer: tevens brief vanuit OM
4.
naar RO/EZ, afd. BWM. Proces-verbaal door politie.
gebreken betreffen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Afhankelijk van de ernst van de overtreding en/of de vereiste spoedeisendheid bij de toepassing van bestuursdwang kan altijd besloten worden één of meerdere stappen uit de handhavingstrajecten over te slaan.
Afwijking van protocol
Indien er bij een inrichting sprake is van samenloop tussen diverse overtredingen, zal in beginsel de zwaarste sanctie uit het handhavingsprotocol worden toegepast. In het bestaande horeca-overleg, waarin de diverse gemeentelijke disciplines zijn vertegenwoordigd (Bedrijvenloket, Bouw- en Woningtoezicht, Brandweer, Milieudienst, Politie) zal in dergelijke situaties handhaving op maat worden uitgewerkt.
Algemene handelswijze bij samenloop van diverse overtredingen
⇒ bij acuut gevaar (bedreigend voor de mensveiligheid) direct gebruik beëindigen.
termijn) 3. Vooraankondiging bestuursrechtelijke maatregelen, zienswijzetermijn (in de regel 2 weken) 4. last onder dwangsom opleggen of bestuursdwang toepassen.
49
50
BIJLAGE 2
HANDHAVINGSLEIDRAAD EVENEMENTEN
Handhavingsleidraad Evenementen
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
51 Inleiding In de gemeente Groningen vinden veelvuldig evenementen plaats variërend van groot tot klein. Het Centraal Meldpunt Evenementen coördineert hierbij de vergunningverlening. Sinds 1 april 2003 coördineert het Meldpunt ook de procedures voor evenementen c.q. festiviteiten in inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen (bijvoorbeeld Kardinge, Draf- en Renbaan en horeca-inrichtingen). De handhavingsleidraad is met name geschreven met het oog op evenementen op basis van artikel 40 APV, maar geldt mutatis mutandis ook voor evenementen c.q. festiviteiten in inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen. Sluitstuk bij de hiervoor genoemde procedures is de handhaving van de voorschriften van de vergunning c.q. de van toepassing zijnde regelgeving. Hierbij zijn verschillende instanties betrokken (verschillende diensten c.q. afdelingen van de gemeente en de Regiopolitie). Derhalve is ook hierbij van belang dat er een goede coördinatie plaatsvindt. De handhavingsleidraad dient hiertoe. Het doel van deze leidraad is drieledig, te weten: - om ervoor te zorgen dat alle instanties die bij de handhaving betrokken zijn op de hoogte zijn van elkaars bevoegdheden en handhavingsacties tijdens een evenement (coördinatie) - om een zekere mate van eenheid in de handhavingsacties te bewerkstelligen (uniformiteit) - om zo efficiënt mogelijk op te treden (efficiency). Het gaat hier overigens om een ontwikkelingsproces. Aan de hand van de praktijk zal bezien worden in hoeverre deze leidraad aanvullingen c.q. aanpassingen behoeft. Coördinatie Afhankelijk van de aard en omvang van een evenement kunnen er verschillende regels van toepassing zijn. De basis van de evenementenvergunning is artikel 40 APV. Op grond hiervan kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden in het kader van de openbare orde, veiligheid, overlast e.d. Daarnaast kunnen andere wettelijke regelingen van toepassing zijn zoals de Wegenverkeerswetgeving, bouwregelgeving, brandbeveiligingsverordening etc. Ten aanzien hiervan zijn verschillende diensten, afdelingen en instanties bevoegd. In het kader van de aanvraag om een evenementenvergunning stelt een ieder op basis van zijn eigen bevoegdheid/deskundigheid voorschriften op voor de evenementenvergunning of maakt een aparte vergunning naast de evenementenvergunning. Het CME heeft hierbij een coördinerende taak en verleend uiteindelijk de evenementenvergunning. Overigens is goed om te weten dat ook binnen de verschillende diensten en instanties coördinatie plaatsvindt. Zo heeft de Regiopolitie een vast aanspreekpunt voor alle evenementen gesitueerd in het cluster Conflict & Crisisbeheersing. Deze persoon koppelt hetgeen in de coördinatievergaderingen wordt besproken terug met de Basiseenheid waarbinnen het evenement plaatsvindt. Tezamen wordt bekeken aan welke voorwaarden moet zijn voldaan wil het evenement plaats kunnen vinden. Zodra de evenementenvergunning is verleend stuurt de contactpersoon de vergunning door aan de Meldkamer en aan de betreffende Basiseenheid. Het is van belang dat ook bij de handhaving een dergelijke coördinatie plaatsvindt. Met name bij grotere evenementen is nu reeds gebruikelijk dat er van tevoren een handhavingsoverleg plaatsvindt, waarin de verschillende onderdelen van het evenement en een ieders taak wordt besproken. In een enkel geval is ook tijdens het evenement gewerkt met een centraal coördinatiepunt. In zijn algemeenheid kan worden gezegd dat dit goed heeft gewerkt. In deze leidraad wordt nu vastgelegd hoe de coördinatie van de handhaving tijdens evenementen zal moeten plaatsvinden. Evenals nu het geval is zal de coördinerende taak bij de handhaving van evenementen in handen liggen van de Milieudienst (afdeling Markt- en Milieutoezicht - MMT). Tijdens een evenement is het van belang dat elke handhavende instantie op de hoogte is van eventuele handhavingsactiviteiten van een ander. Dit kan namelijk van invloed zijn op de rest van het evenement. Hiertoe is het noodzakelijk om communicatieafspraken te maken en vast te leggen. Tijdens elk evenement – zowel grote als kleine – dienen handhavingsacties, die worden uitgevoerd
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
52 door de verschillende handhavingsinstanties, (telefonisch) te worden gemeld aan de contactpersoon van MMT. Dit betreft alle acties die gericht zijn op handhaving van de regels, dus zowel mondelinge waarschuwingen c.q. aanwijzingen als schriftelijke handhavingsbesluiten. Afhankelijk van de aard en omvang van de handhavingsactiviteit koppelt de contactpersoon dit terug aan de andere handhavers. Dit betekent dat MMT tijdens evenementen te allen tijde bereikbaar moet zijn. Deze bereikbaarheid is gewaarborgd via een mobiele telefoon (06- 51578049). Afschriften van handhavingsbrieven kunnen worden gezonden naar MMT, Postbus 742, 9700 AS Groningen of via de interne post. MMT zorgt voor registratie van alle handhavingsacties en houdt hiervan per evenement een dossier bij. Bij de grotere evenementen zal dit vervolgens in het kader van de evaluatie van het evenement aan de orde komen. Met betrekking tot de grotere evenementen geldt daarnaast het volgende. Voor deze evenementen wordt altijd een coördinatievergadering gehouden voorafgaand aan de vergunningverlening. Vanaf heden zal als vast agendapunt hierbij worden besproken of voorafgaand aan het evenement een handhavingsoverleg dient plaats te vinden. Indien dit het geval is zal een datum worden vastgesteld en wordt besproken welke handhavers hierbij aanwezig moeten zijn. Op het handhavingsoverleg wordt afgesproken welke handhavers op welke momenten aanwezig zijn en wat daarbij ieders taken zijn. Daarbij geldt als vertrekpunt bijgevoegd schema van handhavingsacties (zie bijlage). Bij de grote evenementen zal de contactpersoon van MMT op een centrale plek (in de stad) aanwezig zijn. Deze contactpersoon is in het bezit van de vergunning en alle bijbehorende voorschriften. Naast de ad hoc terugkoppelingen van handhavingsacties kan hier tevens op vaste tijdstippen afstemming tussen de verschillende handhavers plaatsvinden. Bij deze handhavingsleidraad behoort een bijlage waarin is aangegeven welke regelingen van toepassing kunnen zijn en wie daarbij bevoegd zijn om op te treden. Deze bijlage is informatief van aard. Met behulp hiervan heeft elke handhavende instantie inzicht in de bevoegdheden van andere handhavers. Voor de goede orde zij opgemerkt dat dit schema globaal weergeeft hoe de handhaving op dit moment feitelijk gebeurt. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat een handhaver op eigen initiatief de taken van een andere handhaver waarneemt. Alleen in het geval van uitwisselbare handhavingsacties kan dit het geval zijn, maar dan ook alleen indien dit vooraf is afgesproken ten aanzien van een bepaald evenement (zie hierna bij efficiency). Overigens kunnen de verschillende handhavers altijd elkaars oog- en oorfunctie vervullen. Dat betekent dat – indien men een onregelmatigheid constateert, die niet op het terrein van zijn eigen bevoegdheden ligt – dit meldt aan de contactpersoon van MMT. De contactpersoon van MMT zorgt vervolgens dat de bevoegde handhaver actie onderneemt. Bij de evaluatie van een evenement zullen de handhavingsacties besproken worden. Hieruit kan wellicht lering worden getrokken voor andere evenementen. Bovendien kunnen handhavingsacties gevolgen hebben voor een volgend evenement (bijvoorbeeld dat je daar nadere regels voor opneemt). Het is van belang dat deze evaluatie kort volgt op het evenement zelf.
Uniformiteit Voor organisaties en burgers zijn wij één gemeente en in dat kader lijkt het vanzelfsprekend om ook ons handelen op elkaar af te stemmen. Dat betekent dat bij eenzelfde soort overtreding eenzelfde handhavingstraject gevolgd dient te worden. Hierbij geldt natuurlijk dat de zwaarte van het sanctiemiddel afhankelijk is van de aard en ernst van de overtreding. In hoofdlijnen wordt bij overtredingen de volgende gedragslijn gehanteerd: Indien er sprake is van een overtreding die niet onmiddellijk ongedaan gemaakt behoeft te worden (volgens ieders eigen protocol) geldt dat men tijdens het evenement een mondelinge waarschuwing geeft dat er sprake is van een overtreding met verzoek om deze binnen bepaalde termijn ongedaan te maken. Indien men hieraan geen gevolg geeft nogmaals – indien mogelijk schriftelijk - waarschuwen
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
53 en daarbij aangeven wat dit voor consequenties heeft. Indien ook hieraan geen gehoor wordt gegeven wordt het reguliere bestuursrechtelijke handhavingstraject ingezet. Tijdens de evaluatie van het evenement wordt de balans opgemaakt en worden de consequenties besproken. Indien er sprake is van een overtreding die onmiddellijk dient te worden en ook kan worden opgeheven (volgens ieders eigen protocol) geldt dat eerst een mondelinge waarschuwing wordt gegeven dat er sprake is van een overtreding met het verzoek om deze overtreding onmiddellijk op te heffen en in ieder geval binnen 1 uur. Hierbij wordt uitdrukkelijk aangegeven dat het om een spoedeisend geval gaat. Indien hieraan geen gevolg wordt gegeven heft de betreffende handhaver zelf de overtreding op door middel van spoedeisende bestuursdwang. Naast het bestuursrechtelijke traject bestaat in veel gevallen een strafrechtelijk traject. Beide handhavingsinstrumenten kunnen naast elkaar worden gebezigd. Ook deze twee trajecten moeten op elkaar worden afgestemd. Efficiency Tot slot zou de handhavingsleidraad kunnen leiden tot het efficiënter inzetten van de verschillende handhavende instanties. Op een aantal terreinen lijkt het mogelijk dat verschillende handhavende instanties elkaars taken kunnen waarnemen (in de bijlage wordt dan gesproken van een uitwisselbare handhavingsactie). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de constatering dat een podium op de verkeerde plaats is neergezet. Een ieder kan dit feitelijk constateren en de overtreder hierop aanspreken. Indien dat gebeurt wordt dit doorgegeven aan de contactpersoon van MMT. Deze zorgt dat de bevoegde handhaver eventueel verdere handhavingsacties onderneemt. Voor een aantal taken is dit niet mogelijk. Niettemin kunnen de verschillende handhavers dan wel elkaars “oog en oor”-functie waarnemen. Dat betekent dat indien een handhaver een overtreding constateert die op het bevoegdheidsterrein van een ander betrekking heeft (bijvoorbeeld constatering dat ergens fakkels branden die niet in vergunning zijn toegestaan), dit meldt aan de centrale contactpersoon van MMT en dat deze dit doormeldt aan de bevoegde handhaver (in dit geval de brandweer). Tot slot zijn er ook taken die zo specialistisch zijn dat alleen de bevoegde instantie een overtreding kan constateren. Voor die taken blijft alles bij het oude, hetgeen inhoudt dat alleen de bevoegde instantie hierop toeziet en actie onderneemt. Voorafgaand aan een evenement worden afspraken gemaakt over de uitwisselbare handhavingsacties en de oog- en oorfunctie. Dit vindt plaats in het handhavingsoverleg, danwel bilateraal op aangeven van MMT. Voor de goede orde zij opgemerkt dat bij een uitwisselbare handhavingsactie bekeken dient te worden in hoeverre een ieder bevoegd is om de overtreding ongedaan te maken. In ieder geval zal het schriftelijke besluit tot het opleggen van de sanctie worden gemaakt door de instantie tot wiens (oorspronkelijke) bevoegdheid de handhavingsactie behoorde.
BIJLAGE 3
SANCTIEBELEID VOORSCHRIFTEN BRANDVEILIGHEID
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
54
1. 2. 3. 4.
Inleiding Handhavingsinstrumenten Indeling overtredingen naar zwaarte (kwalificatie). Te handhaven voorschriften en de te gebruiken sancties bij overtreding van die voorschriften
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
55
1.
INLEIDING
Door het maken van voorschriften wil de overheid een verantwoord (minimum) brandveiligheidsniveau bieden. In het belang van die brandveiligheid moeten de voorschriften ook daadwerkelijk worden nagekomen. Het niet nakomen van voorschriften betekent dat er (verhoogde) risico’s worden genomen. Risico’s die mogelijk desastreuze gevolgen kunnen hebben. Indien geconstateerd wordt dat de regels niet worden nagekomen en de gemeente Groningen gerechtigd is om op treden, zal over worden gegaan tot daadwerkelijke handhaving bestaande uit passende sancties gericht op het voorkomen en beperken van risico’s. Om willekeur te voorkomen en in het belang van de rechtszekerheid is het noodzakelijk om het sanctiebeleid bij de handhaving van de brandveiligheid vast te stellen. In deze beleidsnota komen vervolgens aan de orde de handhavingsfasen, de kwalificatie van de te gebruiken sancties, de te handhaven voorschriften en de te gebruiken sancties bij overtreding van die voorschriften. 2. HANDHAVINGSINSTRUMENTEN De wetgever heeft verschillende handhavingsinstrumenten gegeven. Bestuursdwang en de last onder dwangsom zijn daarvan de belangrijkste. Daarnaast bestaan mogelijkheden in het kader van de vergunningverlening, zoals de mogelijkheid vergunningen in te trekken of aan beperkingen onderhevig te maken. Ook buiten het bestuursrecht om kunnen handhavingsinstrumenten worden ingezet, te weten de mogelijkheid strafrechtelijk op te treden of privaatrechtelijke acties uit onrechtmatige daad te starten. De gemeente moet een keuze maken welke van onderstaande instrumenten zij zal gaan gebruiken. Bestuursdwang Bestuursdwang houdt in het, na afloop van een door het bestuur te geven termijn, de zgn. begunstigingstermijn, van gemeentewege op kosten van de overtreder treffen van de noodzakelijke voorzieningen. Zodra deze begunstigingstermijn is verstreken kunnen alle in redelijkheid te maken kosten voor het uitoefenen van de bestuursdwang op de overtreder worden verhaald. Dit impliceert dat ook voorbereidingskosten in rekening kunnen worden gebracht. Het uitoefenen van bestuursdwang vergt feitelijke actie van de overheid zelf. De organisatie daarvan vergt de nodige menskracht. Bestuursdwang kan zowel tegen de overtreder (bijvoorbeeld een exploitant) als tegen degene die het in zijn macht heeft de overtreding ongedaan te maken (bijvoorbeeld de eigenaar van het pand) worden uitgeoefend. Een mogelijke bestuursdwangactie kan zijn het door de overheid zelf aanbrengen van brandveiligheidsmaatregelen tot en met het sluiten van het pand zelf als niet binnen de gestelde redelijke termijn aan de veiligheidsmaatregelen kan worden voldaan. Dit laatste zal slechts in het uiterste geval worden toegepast indien de overtreding een zeer hoog risico met zich mee brengt en andere vormen van optreden het gewenste veiligheidsniveau niet, of niet snel genoeg bereiken. Spoedshalve bestuursdwang In sommige gevallen zal het noodzakelijk worden bevonden terstond op te treden. Dit zal zich met name voordoen bij een situatie waarbij er sprake is van een zeer hoog risiconiveau. Dit handelen kan bijvoorbeeld bestaan uit het daadwerkelijk sluiten of ontruimen van een inrichting. Dit zal nagenoeg altijd plaats vinden tijdens een controle op het moment dat de inrichting daadwerkelijk in gebruik is. In dergelijke gevallen is het niet mogelijk om vooraf de beslissing tot bestuursdwang op schrift te stellen. Dit dient dan zo spoedig mogelijk daarna te gebeuren en te worden bekendgemaakt (art. 5. 24 lid 6 Awb).
Last onder dwangsom Het opleggen van een last onder dwangsom is ervoor bedoeld om de overtreder zelf de noodzakelijke maatregelen te laten nemen om de overtreding te beëindigen op straffe van het, na het verstrijken van de begunstigingstermijn, verbeuren van een dwangsom. Als de overtreding binnen deze termijn is
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
56 beëindigd verbeurt de overtreder geen dwangsom en worden er aan de overtreder geen kosten in rekening gebracht. Indien de overtreding voortduurt dan wel bij herhaling voorkomt zal de gemeente overgaan tot verbeuring van de van tevoren aangekondigde dwangsom. De last onder dwangsom werkt zodanig uit dat de overtreder indien hij de last niet nakomt financieel wordt getroffen. De dreiging hiermee moet een overtreding voorkomen dan wel beëindigen. De last onder dwangsom kan alleen aan de overtreder zelf (in de meeste gevallen de exploitant) worden opgelegd. Preventieve last onder dwangsom Ingeval de regels steeds maar weer door dezelfde overtreder worden overtreden, bestaat de mogelijkheid een preventieve last onder dwangsom op te leggen. Deze houdt in dat de overtreder een last wordt opgelegd om bepaalde aangewezen regels niet te overtreden onder de dreiging van een dwangsom voor elke keer dat een overtreding wordt geconstateerd. Omdat dit alleen wordt gedaan bij notoire overtreders kan het bedrag van de dwangsom relatief hoog zijn en zelfs bij elke volgende overtreding hoger worden. Intrekken of beperken vergunning Een vergunning kan worden ingetrokken indien niet aan de voorwaarden van de vergunning is voldaan (art. 6.1.6. lid 1 sub b Bouwverordening) en dit zodanig ernstig is dat men geen continuering van de activiteit waarvoor de vergunning is verleend wil toelaten. Het is van belang dat de overtreden norm een zeer hoog risico opleverde en dat andere vormen van optreden het gewenste veiligheidsniveau niet, of niet snel genoeg bereiken. Een tweede grond voor het intrekken van de gebruiksvergunning is dat dit wordt vereist op grond van een verandering van de inzichten en/of een verandering van de omstandigheden gelegen buiten het bouwwerk èn opgetreden nà het verlenen van de vergunning (art. 6.1.6.lid 1 sub e Bouwverordening). Deze grond kan alleen worden gebruikt als het niet mogelijk is door het stellen of wijzigen van de voorwaarden van de vergunning dat belang voldoende te beschermen. Voorafgaand aan het intrekken van de vergunning moet de houder van de vergunning worden gehoord. Uitgangspunt bij het beperken van de afgegeven vergunning is dat de overtreden norm een verhoogd veiligheidsrisico met zich meebrengt maar dat dit verhoogde risico door maatregelen weer kan worden verlaagd. Die maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn een gedeeltelijke sluiting, een verlaging van het aantal toe te laten personen, enz. Een beperking van het recht tot gebruik moet tot gevolg hebben dat het noodzakelijke veiligheidsniveau weer aanwezig is. Strafrechtelijk optreden Om tot een strafrechtelijk optreden te komen moet een proces-verbaal door een daartoe bevoegde ambtenaar worden opgemaakt. De afdoening ligt buiten het bestuurlijke circuit. Het is aan de Officier van Justitie om te besluiten of de kwestie aanhangig wordt gemaakt bij de strafrechter. Het proces verbaal wordt gebruikt in die gevallen dat er sprake is van een onomkeerbare situatie.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
57 Privaatrechtelijk optreden In een enkel geval is het denkbaar dat de overtreding een onrechtmatige daad jegens de gemeente oplevert. Door middel van het instellen van een actie uit onrechtmatige daad kan de daaruit ontstane schade op de overtreder worden verhaald. Dit kan echter alleen als er geen bestuursrechtelijke mogelijkheid openstaat die hetzelfde resultaat oplevert. Voorkeuren/keuzes De keuze voor een bepaald handhavingsinstrument moet gemotiveerd plaats vinden. Er moet een zeker verband bestaan tussen de overtreden norm en het middel dat de overheid zal gebruiken. Men moet adequaat en proportioneel handelen. Ook mag de getroffen maatregel niet het karakter van strafoplegging hebben. Deze uitgangspunten houden in dat het te gebruiken handhavingsinstrument met beleid moet worden gekozen. Dit betekent dat er meerdere handhavingsinstrumenten in aanmerking komen. Ook kan subsidiariteit worden benut. In hoofdstuk 3 wordt nader aangegeven welk instrument in welke situatie wordt ingezet. Voorkeur last onder dwangsom Vanwege de eenvoud van het middel last onder dwangsom, immers de overtreder zelf moet de nodige maatregelen nemen, verdient dit middel de voorkeur.Spoedeisendheid en de mate van gevaarzetting kunnen ondervangen worden door het variëren van de lengte van de begunstigingstermijn en/of de hoogte van de dwangsom.De dwangsom kan zijn of een bedrag ineens, of bestaan uit bedragen die per dag of gebeurtenis verbeuren totdat een bepaald maximum is bereikt.Van groot belang is hierbij dat de overtreder steeds goed op de hoogte wordt gehouden van de hoogte van de verbeurde dwangsommen, oftewel van het oplopen van zijn schuld. Keuze voor een middel/hoogte dwangsommen De aanschrijving is er op gericht dat de overtreder zich alsnog binnen de opgelegde termijn aan de voorschriften gaat houden en dat de voorgeschreven maatregelen worden getroffen. Indien binnen de termijn geen gevolg wordt gegeven aan de aanschrijving worden bestuursrechtelijke dwangmaatregelen toegepast. De zwaarte van de te gebruiken dwangmaatregel en ook het middel zelf staan in verhouding tot de overtreding en het risico dat de overtreding met zich mee brengt. Spoedeisendheid, de mate van gevaar en soms ook de financiële gegoedheid van de overtreder spelen een rol bij de keuze van het toe te passen handhavingsmiddel en de hoogte van de op te leggen dwangsom. Het doel is de overtreding binnen aanvaardbare tijd ongedaan te maken. Wat die tijd is en welke maatregel moet worden getroffen dient van geval tot geval te worden bekeken. Bezwaarmogelijkheid De dwangsomaanschrijving wordt door middel van een schriftelijke beslissing (beschikking) aan de overtreder medegedeeld. Tegen deze aanschrijving staat de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaarschrift open. Dat moet in de beschikking worden vermeld. Handhavingsfasen Het gebruikelijke traject om tot handhaving over te gaan behelst een aantal fasen: 1.
Inventarisatie van de overtreding en de aanzegging de overtreding ongedaan te maken. Dit is een mondelinge en schriftelijke mededeling aan de natuurlijke- of rechtspersoon die de regels overtreedt. De aanzegging is bedoeld om de gelegenheid te bieden alsnog aan de regels te voldoen zonder gebruik te maken van de sanctiemogelijkheden. De sfeer waarin een aanzegging plaats vindt heeft de vorm van overleg. Na afloop van de gestelde termijn vindt een (her)controle plaats. De controle is bedoeld als middel om na te gaan of alsnog wordt voldaan aan de voorschriften. Van beide stappen vindt verslaglegging plaats. Als de overtreding niet is beëindigd volgt de volgende fase:
2.
Vooraankondiging (bestuursrechtelijke) handhavingsmaatregelen
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
58 In deze fase wordt dringend gevraagd de overtreding te beëindigen met daarbij de waarschuwing dat anders tot andere middelen zal worden overgegaan. In deze fase wordt aan de overtreder zijn zienswijze gevraagd (verplichte hoorplicht bij negatieve beslissingen). Als het voorgenomen toe te passen instrument al bekend is kan dit vermeld worden. Ook hier vindt na afloop van de gestelde termijn weer controle plaats. 3.
Aanschrijving in combinatie met bestuursrechtelijke dwangmaatregelen. Voordat deze aanschrijving de deur uitgaat moet de keus zijn gemaakt voor een aanschrijving met bestuursdwang of met een last onder dwangsom. Er wordt een fatale begunstigingstermijn gesteld waarbinnen de overtreder de overtreding nog zelf, zonder verdere kosten, ongedaan mag maken. De beschikking moet voorts bevatten: - een afweging van de ingediende zienswijzen - indien het om bestuursdwang gaat de waarschuwing dat de kosten van de uitoefening van bestuursdwang geheel of gedeeltelijk voor rekening van de aangeschrevene komen - de bezwaarclausule.
4.
Verstrijken begunstigingstermijn / uitoefening bestuursdwang / verbeuring dwangsom Is de begunstigingstermijn verstreken dan wordt overgegaan tot de uitoefening van bestuursdwang of verbeurt de dwangsom.
5.
Nazorg Nadat de overtreding ongedaan is gemaakt vindt altijd een afronding plaats. Dit kan betreffen het nog even de puntjes op de i zetten, de inning van de dwangsommen, de inning van de kosten van de uitgeoefende bestuursdwang , vaststellen dat aan de last is voldaan en dat de overtreding is weggenomen. Hiervan wordt ook een verslag gemaakt.
Het van toepassing zijn van deze handhavingsfasen is mede afhankelijk van de zwaarte van de overtreding.
3.
INDELING OVERTREDINGEN BRANDVEILGHEID NAAR ZWAARTE (KWALIFICATIE) Het betreft hier overtredingen van de gebruiksvergunningen op grond van hoofdstuk 6 van de bouwverordening en gebruiksvergunningen die zijn verleend op grond van de brandbeveiligings-verordening. Daarnaast vallen onder deze overtredingen ook overtredingen van brandveiligheidsvoorschriften in de bouwverordening en bouwbesluit. In hoofdstuk 2 is aangegeven dat er sprake kan zijn van verschillende gradaties van overtredingen. De te gebruiken sanctie moet in overeenstemming zijn met de zwaarte (kwalificatie) van de overtreding. De kwalificatie moet leiden tot een actie. Indien er sprake is van een situatie dat er meerdere en verschillende kwalificaties van sancties mogelijk zijn wordt steeds gekozen voor de meest adequate sanctievorm. Hier wordt van afgeweken indien er sprake is van onredelijkheid. Zie voor de uitvoering naar onderstaand schema.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
59 Toepasbare sancties Kwalificatie
Omschrijving
Actie/Sanctie College van B&W
0
=
Er is sprake van een kleine overtreding, de veiligheid is niet in het geding.
*Aanzegging
1
=
Er is sprake van een kleine overtreding, *Aanzegging + hercontrole er is geen direct risico voor gevaar maar Bij voortduring/herhaling: Aanschrijving t op termijn moet aan de voorschriften bestuursdwang / last onder dwangsom worden voldaan.
2
=
Er is sprake van een overtreding. Er is geen direct groot risico voor gevaar maar op korte termijn moet aan de voorschriften worden voldaan.
*Aanschrijving met besluit tot bestuursdwang / last onder dwangsom + hercontrole Bij voortduring/herhaling: toepassing bestuursdwang/verbeuring dwangsom
` 3
=
Er is sprake van een overtreding. Er is een boven gemiddeld risico voor gevaar en er moet direct aan de voorschriften worden voldaan.
*Beperking recht tot gebruik. *Feitelijk handelen + *Aanschrijving evt. in combinatie met bestuursdwang sluiting, intrekken vergunning.
4
=
Er is sprake van een grote overtreding. Er is een groot risico voor gevaar en er moet direct worden opgetreden.
*Beperking recht tot gebruik *Sluiting *Intrekken vergunning *Feitelijk handelen
5
=
Er is sprake van een dusdanige situatie dat strafrechtelijk optreden noodzakelijk wordt geacht. Justitie / politie wordt verzocht om op te treden. (los van de eigen bevoegdheid van justitie om tot actie over te gaan.)
De grote diversiteit van gebouwen en activiteiten als mede de mate van zelfredzaamheid van de aanwezige personen maakt het noodzakelijk maatwerk te leveren en de vergunningvoorwaarden per geval te bezien. Dit betekent dat met het oog op dit noodzakelijke maatwerk de kwalificatie van de overtreding mede in het licht van dit maatwerk moet worden bezien.
4.
TE HANDHAVEN VOORSCHRIFTEN EN DE TE GEBRUIKEN SANCTIES BIJ OVERTREDING VAN DIE VOORSCHRIFTEN. In de vorige hoofdstukken is gesproken over de te gebruiken handhavingsinstrumenten en de indeling van overtredingen naar zwaarte. In dit hoofdstuk wordt aangegeven van welk sanctiemiddel gebruik wordt gemaakt bij een geconstateerde overtreding. Bij het lezen van onderstaand schema moet met de volgende uitgangspunten rekening worden gehouden. a. De overtredingen hebben alle te maken met voorwaarden in het belang van de brandveiligheid. b. Bij veel overtredingen is er sprake van differentiatie van de te gebruiken sanctie. De differentiatie is steeds in overeenstemming gebracht met de geschonden norm. Zodra er sprake is van een zwaarder veiligheidsbelang zal de sanctie zwaarder zijn. c. Indien een overtreding in onderstaand schema niet voorkomt zal de sanctie in overeenstemming zijn met de belangrijkheid en functie van de overtreden veiligheidsnorm.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
60 d.
Indien bij een hercontrole blijkt dat de tekortkoming(en) niet of maar ten dele zijn hersteld of dat er sprake is van een herhaling cq. voortduring van de tekortkoming(en) zal het opvolgende zwaardere sanctiemiddel worden benut.
Overtreding
overtreden regel
toe te passen sanctie
actie
Zonder of in afwijking bouwvergunning Woningwet. bouwwerk geplaatst.
3, 4, 5.
a)
Zonder gebruiksvergunning bouwwerk in gebruik genomen.
Bouwverordening, hoofdstuk 6.
3, 4, 5.
a)
Zonder gebruiksvergunning tijdelijk bouwwerk (tent-circus) in gebruik genomen.
Brandbeveiligingsverordening.
4, 5.
a)
Bw
Gebruik bouwwerk voor ander doel dan genoemd in vergunning.
Bouwverordening, hoofdstuk 6.
3, 4.
a)
Bw
Gebruik tijdelijk bouwwerk voor ander doel dan genoemd in vergunning.
Brandbeveiligingsverordening.
3, 4.
a)
Bw
Er is sprake van constructiefouten. De hoofddraagconstructie voldoet niet aan de voorschriften.
Bouwbesluit.
1, 2, 3, 4.
RO
Brand- en/of rookcompartimenten zijn niet goed uitgevoerd.
Bouwbesluit.
1, 2, 3.
RO
Niet of niet correct uitvoeren van nooduitgangen/vluchtwegen.
Bouwverordening/ Bouwbesluit
1, 2, 3.
RO
Niet of niet correct uitgevoerde nooden/of transparantverlichting.
Bouwbesluit.
1, 2, 3.
RO
Het ontbreken van kleine blusmiddelen.
Bouwbesluit.
1, 2, 3.
RO
Het ontbreken of niet deugdelijk uitge- Bouwbesluit/NEN gevoerd zijn van de brandmeldinstallatie. Bouwverordening
2, 3, 4.
RO
Het ontbreken of niet deugdelijk uitge- Bouwbesluit/NEN voerd zijn van overige installaties, zoals Bouwverordening de ontruimings- of rookwarmteafvoerinstallatie.
1, 2, 3.
RO
Het niet of onvoldoende nakomen van de Bouwbesluit/NEN overige voorwaarden verbonden aan de bouwvergunning.
1, 2, 3, 4, 5.
RO
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
RO
Bw/Pol
61 Overtreding Het niet of onvoldoende vrijhouden van nooduitgangen/vluchtwegen. (gebruiksvergunning)
overtreden regel Bouwverordening, Hoofdstuk 6.
Niet of onvoldoende onderhoud aan nood- Bouwverordening, en/of transparantverlichting.(gebruiksver- Hoofdstuk 6 gunning)
toe te passen sanctie
actie
1, 2, 3, 4.
Bw
1, 2, 3.
Bw
Niet of onvoldoende onderhoud van de kleine blusmiddelen. (gebruiksvergunning)
Bouwverordening, Hoofdstuk 6
1, 2, 3.
Bw
Gebruik van versieringen die niet voldoen aan de eisen gesteld in brandklasse 2. (gebruiksvergunning)
Bouwverordening Hoofdstuk 6
2, 3, 4.
Bw
Het veroorzaken van ongewenste doormeldingen van automatische brandmeldingen van op de Regionale Alarmcentrale aangesloten brandmeldinstallaties. b)
Bouwbesluit / Bouwverordening, hoofdstuk 6. / Aansluitvoorwaarden brandmeldcentrales
2, 3.
b)
Het veroorzaken van ongewenste doormeldingen van automatische brandmeldingen van op een particuliere alarmcentrale aangesloten brandmeldinstallaties. c)
------
2, 3, 5.
c) Bw/Pol
Het niet of onvoldoende nakomen van de overige voorwaarden verbonden aan de
Bouwverordening, hoofdstuk 6
0, 1, 2, 3, 4, 5.
Bw/Pol
Het niet of onvoldoende vrijhouden van nooduitgangen/vluchtwegen. (gebruiksvergunning, BBV)
Brandbeveilingsverordening
1, 3, 4.
Bw
Niet of onvoldoende onderhoud aan nooden/of transparantverlichting.(gebruiksvergunning, BBV)
Brandbeveilingsverordening
1, 3.
Bw
Niet of onvoldoende onderhoud van de kleine blusmiddelen. (gebruiksvergunning, BBV)
Brandbeveiligingsverordening
1, 2, 3.
Bw
Gebruik van versieringen die niet voldoen aan de eisen gesteld in brandklasse 2. (gebruiksvergunning, BBV)
Brandbeveiligingsverordening
2, 3, 4.
Bw
Ondeugdelijke constructieve veiligheid (gebruiksvergunning BBV)
Brandbeveiligingsverordening
3, 4.
Bw
Het niet of onvoldoende nakomen van de overige voorwaarden van een tijdelijke gebruiksvergunning/BBV.
Brandbeveiligingsverordening.
0, 1, 2, 3, 4, 5.
Bw
Bw/Pol
Pol = politie RO = ruimtelijke ordening Bw = Brandweer
a)
Hoewel de brandveiligheid niet direct in het geding behoeft te zijn wordt het zonder vergunning of het in afwijking van de vergunning laten plaats vinden van een activiteit als ontoelaatbaar geacht. Er dient dat ook direct opgetreden te worden.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
62
b)
Maximaal 5 meldingen op jaarbasis wordt toelaatbaar geacht. Na iedere melding wordt contact opgenomen met eigenaar-gebruiker van desbetreffende installatie. Na 3 meldingen volgt een mededeling als bedoeld onder sanctiekwalificatie 1. Na 4 meldingen volgt een mededeling als bedoeld onder sanctiekwalificatie 2.
c)
Melding wordt toelaatbaar geacht. Na eerste melding wordt actie ondernomen als bedoeld onder sanctiekwalificatie 2.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
63 BIJLAGE 4
OVERZICHT HORECA – CATEGORIEEN
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
64
Overzicht van horeca-categorieën & omschrijvingen (oud)
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
65 Categorie 1: 1.1 Jongerencentrum (Bijv. Vera, Simplon): Een inrichting met een sociaal-cultureel doel ten behoeve van jongeren, waarin naast sociaal-culturele activiteiten, al dan niet bedrijfsmatig, alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 1.2 Studentensociëteit: Een inrichting met een sociaal-cultureel doel ten behoeve van een studentenvereniging, waarin naast sociaal-culturele activiteiten alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 1.3 Discotheek/Bar-Dancing: Een inrichting waarin men zich bedrijfsmatig richt op het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse. 1.4 Automatiek/Loketverkoop: Een inrichting van waaruit bedrijfsmatig door middel van automaten en/of loketverkoop kleine eetwaren worden verstrekt.
Categorie 2: 2.1 Café/Eetcafé: Een inrichting waarin bedrijfsmatig voor het gebruik ter plaatse alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, eventueel gepaard gaande met het voor gebruik ter plaatse verstrekken van in dezelfde onderneming bereide en/of opgewarmde maaltijden. 2.2 Restaurant: Een inrichting waarin bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse maaltijden, overeenkomstig artikel 1 van het Besluit Vestigingseisen van 29 september 1967 (Stb. 486), worden verstrekt, gepaard gaande met het bedrijfsmatig voor het gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken. 2.3 Cafétaria/Croissanterie/Broodjeszaak/Lunchroom/Konditorei/Shoarmazaak/Crêperie e.d.: Een inrichting waarin bedrijfsmatig kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende - en/of alcoholvrije dranken. 2.4 Seizoen-horecabedrijf: Een seizoen gebonden inrichting waarin alcoholhoudendeen/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of eetwaren worden verkocht voor gebruik ter plaatse en/of elders dan ter plaatse.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
66 2.5 Afhaalcentrum/Bezorgdienst: Een inrichting waarin bedrijfsmatig maaltijden cq kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik elders dan ter plaatse en/of van waaruit maaltijden cq kleine eetwaren aan huis worden bezorgd. 2.6 Alcohol-vrij café: Een inrichting waarin bedrijfsmatig alcoholvrije dranken en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en waarin eventueel softdrugsverkoop gedoogd wordt volgens door B&W nader in te vullen beleid. 2.7 Overige inrichting: Een inrichting waarin bedrijfsmatig alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, niet omschreven in de categoriën 1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.6 of 3.1 t/m 3.9.
Categorie 3: 3.1 Buffetexploitatie in bioscoop etc.(geen restaurant): Een inrichting waarin bedrijfsmatig kort voor, tijdens en kort na de voorstelling alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.2 Buurthuis/Clubhuis: Een inrichting waarin in verband met buurt- c.q. verenigingsactiviteiten alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.3 Buffetexploitatie in sporthal/Kantine sportvereniging: Een inrichting waarin, al dan niet bedrijfsmatig, gedurende bepaalde tijden in verband met sportactiviteiten of sportevenementen alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.4 Hotel/Pension: Een inrichting waarin aan personen, tegen vergoeding, nachtverblijf gedurende één of meerdere nachten wordt verleend en/of alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.5 Recreatieve instelling (bijv. dansschool, manege): Een inrichting waarbij het doel van het bezoek gericht is op recreatieve activiteiten en waarin alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.6 Zalenverhuur: Een inrichting met meerdere lokaliteiten, die bedrijfsmatig als receptie- en/of vergaderruimte etc. worden gebruikt, al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor het gebruik ter plaatse.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
67 3.7 Sociaal-cultureel centrum (Bijv. Noi Stessi): Een inrichting ten behoeve van een vereniging of stichting met een sociaal-cultureel doel, waarin naast sociaal-culturele activiteiten alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 3.8 Sociale instelling: Een inrichting waarin, tegen vergoeding, onderdak voor de nacht wordt verschaft aan daklozen, eventueel gepaard gaande met het verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse. 3.9 IJssalon/Koffie- en theehuis: Een inrichting waarin bedrijfsmatig ijs en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
68
Overzicht van horeca-categorieën & omschrijvingen (nieuw)
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
69 Categorie 1: 1.1 Jongerencentrum (Bijv. Simplon): Een inrichting met een sociaal-cultureel doel ten behoeve van jongeren, waarin naast sociaal-culturele activiteiten, al dan niet bedrijfsmatig, alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 1.2 Studentensociëteit: Een inrichting met een sociaal-cultureel doel ten behoeve van een studentenvereniging, waarin naast sociaal-culturele activiteiten alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken en/of maaltijden voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. 1.3 Discotheek/Bar-Dancing: Een inrichting waarin men zich bedrijfsmatig richt op het geven van gelegenheid tot dansen, al dan niet met livemuziek, alsmede het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende- en/of alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren- en of maaltijden voor gebruik ter plaatse. 1.4 Automatiek: Een inrichting van waaruit bedrijfsmatig door middel van automaten kleine eetwaren worden verstrekt.
Categorie 2: 2.1 Inrichtingen waarbij de Horeca-activiteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholische- en of niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren- en of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse. 2.2
Winkelondersteunende Horeca: Inrichtingen waarbij de horeca-activciteit het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en bestaat uit het verstrekken van alcoholische- en of niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren- en of maaltijden voor gebruik ter plaatse of elders dan ter plaatse, waarbij de exploitatie minimaal vier dagen per week vanaf 11 uur s’ochtends plaats vindt.
2.3
Koffieshop, een inrichting waarin al dan niet bedrijfsmatig “softdrugs”worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en/of elders dan ter plaatse en waarin alcoholvrije en of kleine eetwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
Categorie 3 Inrichtingen waarbij de horeca-activiteit bestaand uit het verstrekken van alcoholische-en of niet alcoholische dranken voor gebruik ter plaatse, al of niet gepaard gaand met het verstrekken van kleine eetwaren- en of maaltijden niet het hoofdaandeel van de exploitatie uitmaakt en altijd ondergeschikt is aan een georganiseerde activiteit of statutaire doelstelling.
BIJLAGE 5
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
70
CONVENANT VEILIG UITGAAN
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
71 Versie: 11, 11 mei 2001. Convenant ‘Veilig Uitgaan Groningen’ De convenantpartners: Gemeente Groningen, namens deze de burgemeester, de heer drs. J. Wallage; Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Groningen, namens deze de voorzitter de heer D. Jager; Horecaondernemers in het convenantgebied; Openbaar Ministerie, namens deze de plaatsvervangend hoofdofficier van Justitie, mevrouw mr. drs. M. Tragter; Regiopolitie Groningen, namens deze de chef van het district Groningen/Haren, de heer M.S.R. Sitalsing; Hulpverleningsdienst Groningen, namens deze de commandant van de brandweer stad Groningen, de heer Th. Faber.
OVERWEGENDE:
dat de optimale handhaving van de veiligheid en het bevorderen van een publieksvriendelijk uitgaanscentrum een gezamenlijke inspanning van genoemde partners wenselijk maakt,
BESLUITEN:
het navolgende convenant vast te stellen voor het uitgaansgebied binnen de diepenring van de gemeente Groningen2.
1.
Overleg
2
Na inwerkingtreding van het convenant zullen de partijen onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om het gebied uit te breiden met de Noorderhaven, Nieuweweg, Turfsingel, Spilsluizen en het Schuitendiep.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
72 Gemeente 1.1 De gemeente organiseert twee keer per jaar een overleg tussen de convenantpartners. Voorzitter van het overleg is de burgemeester van Groningen. Op verzoek van één of meer convenantpartners kan een extra bijeenkomst worden samengeroepen. De gemeente draagt zorg voor het secretariaat. Naast de burgemeester en de wethouder Economische Zaken, nemen de directeuren van de Milieudienst, de dienst Ruimtelijke Ordening / Economische Zaken en de Hulpverleningsdienst (brandweer) aan de bijeenkomsten deel. 1.2 De bijeenkomsten hebben als doel de bewaking van de implementatie van de afspraken van dit convenant. 1.3 Naast het overleg als bedoeld onder 1.1, vindt de ambtelijke coördinatie van de uitvoering plaats door het ‘Horeca Overleg Platform’. 1.4 Het melden van concrete problemen omtrent het beheer en de inrichting van de openbare ruimte kan plaatsvinden bij de wijkpost Centrum van Openbare Werken. 1.5 Dit aanspreekpunt stelt de overige convenantpartners schriftelijk in kennis met de inhoud van de problemen. Horeca 1.6 De voorzitter van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Groningen neemt deel aan het overleg genoemd onder 1.1. 1.7 Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Groningen wijst namens de horeca een centraal aanspreekpunt aan en stelt de convenantpartners daarvan schriftelijk in kennis. 1.8 Exploitanten geven medewerking aan alle in het kader van dit convenant uit te voeren voorlichtingsactiviteiten. Politie 1.9 1.10
De chef van het district Groningen/Haren Regiopolitie Groningen neemt deel aan het overleg genoemd onder 1.1. De politie heeft bij basiseenheid Centrum een vast aanspreekpunt voor de horeca en stelt de convenantpartners daarvan schriftelijk in kennis.
Openbaar Ministerie 1.11 De plaatsvervangend hoofdofficier van justitie neemt deel aan het overleg onder 1.1. Hulpverleningsdienst (brandweer) 1.12 De commandant van de brandweer van de Hulpverleningsdienst Groningen neemt deel aan het overleg onder 1.1.
2.
Veilige inrichting en onderhoud uitgaanscentrum
Onveiligheid wordt voor een deel beïnvloed door de kwaliteit van de directe omgeving. Om de kwaliteit van de openbare ruimte te waarborgen dienen vervuiling, vernieling en bekladding te worden bestreden. Een goede inrichting en onderhoud van de openbare ruimte verkleint de kans op verstoringen van de openbare orde en maakt het optreden tegen verstoringen beter mogelijk. Gemeente 2.1 De gemeente verwijdert alle graffiti welke is aangebracht op eigendommen van de gemeente binnen een week na melding. Voor de signalering van graffiti worden nadere afspraken gemaakt. 2.2 De gemeente herstelt binnen een week na melding de schade bij vernielingen in de openbare ruimte. 2.3 De gemeente maakt dagelijks voor 10.00 uur (ook op zondag) het uitgaansgebied in de binnenstad schoon. 2.4 De gemeente gebruikt zoveel als mogelijk vandalismebestendig straatmeubilair in de openbare ruimte.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
73 2.5 2.6
2.7 2.8 2.9
Om het wildplassen tegen te gaan worden op probleemlocaties maatregelen getroffen, zoals intensieve schoonmaak en het aanbrengen van zogenaamde hoekoplossingen. De gemeente bevordert een vlotte uitstroom van bezoekers uit de binnenstad door het realiseren van voldoende taxistandplaatsen aan de rand van het uitgaanscentrum. In het bijzonder wordt onderzocht of er een standplaats kan komen in de Peperstraat. De gemeente draagt zorg voor een goede, sociaal veilige verlichting. Tevens zorgt de gemeente voor onmiddellijke vervanging van kapotte lampen. In overleg met de partners inventariseert de gemeente enge plekken en stegen in de openbare ruimte en zullen maatregelen worden getroffen om de veiligheid te verbeteren. De gemeente onderzoekt binnen één jaar de juridische mogelijkheden om het gebruik en de verspreiding van strooifolders terug te dringen (zie ook punt 2.11)
Horeca 2.10 De ondernemer van een horecapand draagt er zorg voor dat graffiti op het pand van de ondernemer wordt verwijderd of overgeschilderd. Er kan een contract met de gemeente worden gesloten om panden van horeca-inrichtingen binnen een week schoon te maken. In dat geval kan de melding worden gedaan bij de wijkpost. 2.11 Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Groningen, tracht binnen één jaar met horecaondernemers afspraken te maken om het gebruik en de verspreiding van strooifolders terug te dringen (zie ook punt 2.9). 2.12 Als de ondernemer afval wil aanbieden gebeurt dat uitsluitend op de door de gemeente daartoe vastgestelde tijden. Horecaondernemers die het afhalen van vuil zelf hebben georganiseerd, nemen in het contract op dat het op de vastgestelde tijdstippen gebeurt. De ondernemer draagt er zorg voor dat afvalcontainer(s) niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, met uitzondering van de tijden waarop deze worden aangeboden aan de ophaaldienst. In problematische situaties zal gezamenlijk met vertegenwoordigers van de gemeente naar een oplossing worden gezocht. 2.13 Bouwcontainers dienen op doordeweekse avonden afgedekt te worden en in de weekeinden van de openbare weg te worden verwijderd. 2.14 De ondernemer plaatst terrassen overeenkomstig het handboek Ruimte voor Ruimte en conform de afgegeven vergunning. 2.15 De terrassen worden dagelijks om 02.00 uur ontruimd, gereinigd (ook de onmiddellijke omgeving) en opgeborgen. Eventueel mogen stoelen en tafels vastgeketend worden opgestapeld tegen de gevel van de onderneming, voor zover de brandveiligheid en de toegankelijkheid van de inrichting niet in het geding zijn. Bij het afsluiten van de onderneming worden de stoelen en tafels verwijderd uit de openbare ruimte. Politie 2.16
3.
De politie houdt toezicht op de venstertijden en treedt verbaliserend op tegen in het convenantgebied foutief geparkeerde of rijdende voertuigen. Voor festiviteiten kunnen ontheffingen worden verleend.
Toezicht
Veilig uitgaan betekent niet alleen veiligheid op straat maar ook veiligheid in de voor publiek toegankelijke gedeelten van horecagelegenheden. Toezicht is daarbij belangrijk, zowel op straat, bij de ingang en in de inrichtingen. Het toezicht op straat behoort tot de competentie van de overheid, het toezicht in de zaak en de toegangscontrole behoren primair tot de verantwoordelijkheden van horecaondernemers.
I. Toelatingsbeleid
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
74 Horeca 3.1 De ondernemer plaatst het standaard Huisreglement voor de binnenstad van Groningen bij de ingang van de inrichting op een voor het publiek goed zichtbare plaats. 3.2 Om discriminatie te voorkomen stellen ondernemers bij de toelating van gasten uitsluitend functionele eisen om: - De goede naam van het bedrijf te behouden. - De orde en rust in het bedrijf te garanderen. - De veiligheid van gasten en medewerkers te waarborgen. Daarnaast worden uitsluitend functionele eisen gesteld, zoals: - Eisen aan de kleding. - Eisen aan het gedrag. - Eisen aan de kredietwaardigheid. - Eisen aan leeftijd. 3.3 Ondernemers die bij het beveiligen van hun pand gebruik maken van cameratoezicht nemen daarbij de daarvoor geldende (wettelijke) eisen in acht. 3.4 Alle portiers moeten als zodanig herkenbaar zijn en voldoen aan de eisen die zijn gesteld op basis van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. 3.5 Horecaondernemers die portiers in dienst hebben of hebben ingehuurd nemen deel aan het hierna onder punt 3.15 genoemde halfjaarlijks overleg met de politie. 3.6 Bij toegangscontrole door portiers wordt onder meer gecontroleerd op het in bezit hebben van steek-, slag-, vuurwapens en drugs. Horecaondernemers melden de inname van wapens of drugs terstond aan de politie. Ingenomen wapens of drugs worden niet teruggegeven aan de eigenaren, maar aan de politie ter beschikking gesteld (zie ook punt 3.18). 3.7 De ondernemer laat geen personen toe die kennelijk dronken of zwaar aangeschoten zijn of die onder invloed of in het bezit zijn van verdovende middelen. Ook worden geen personen toegelaten die zich agressief gedragen, in het bezit zijn van steek-, slag- of vuurwapens of aan wie een (collectief) lokaalverbod als bedoeld onder punten 3.9 tot en met 3.13 is opgelegd. 3.8 Als er een redelijk vermoeden is dat een klant een wapen bij zich heeft dient direct contact opgenomen te worden met de politie. 3.9 De ondernemer kan een lokaal toegangsverbod voor de duur van maximaal één jaar uitreiken aan personen die in strijd handelen met de bepalingen van het voor de binnenstad van Groningen geldend Huisreglement. 3.10 Om notoire herrieschoppers de toegang tot horeca-inrichtingen te kunnen ontzeggen hanteren de participerende ondernemers een collectief civielrechtelijk lokaalverbod, die telkens voor de duur van maximaal één jaar kan worden opgelegd. 3.11 Indien naar het oordeel van een ondernemer een persoon voor een collectief lokaalverbod in aanmerking komt kan deze persoon worden gemeld bij het daartoe door Horeca Nederland, afdeling Groningen aangewezen aanspreekpunt. Het collectief lokaalverbod kan worden uitgereikt aan personen aan wie drie of meer keren een lokaal toegangsverbod is opgelegd door één of meer ondernemingen. 3.12 Horeca Nederland, afdeling Groningen ontzegt namens de ondernemers de betrokken persoon schriftelijk de toegang tot de deelnemende inrichtingen onder vermelding van de termijn en stelt de politie daarvan schriftelijk in kennis. 3.13 De politie wordt van het uitreiken van een verbod bedoeld in punt 3.10 op de hoogte gesteld. Politie 3.14 3.15
3.16
De politie ziet er op toe dat alle bij de horeca werkzame portiers voldoen aan de wettelijke eisen van de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Basiseenheid Centrum organiseert twee keer per jaar een overleg met de ondernemers die portiers in dienst hebben of hebben ingehuurd om de gang van zaken te bespreken met betrekking tot het toelatingsbeleid van de horeca. Iedere melding of aangifte wordt door de politie onderzocht. De politie informeert de aangever en de betrokken ondernemer over de uitkomsten van het onderzoek.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
75 3.17 3.18
3.19
Het sinds 1 mei 1998 verscherpte beleid met betrekking tot slag- en steekwapens is geldig voor het hele gebied convenantgebied. In gevallen waarin de politie door horecapersoneel ingenomen wapens of drugs ingevolge punt 3.6 krijgt aangeboden, maakt de politie in principe proces-verbaal op tegen de verantwoordelijke verdachte, als blijkt dat er sprake is van een strafbaar feit. De in beslag genomen wapens zullen tezamen met het proces-verbaal ter beschikking worden gesteld van de officier van justitie. Wanneer het een voorwerp betreft waarvan het bezit niet strafbaar is in de zin van de Wet Wapens en Munitie, zal het voorwerp tijdens kantooruren aan de rechtmatige eigenaar worden teruggegeven. Bedoelde voorwerpen worden voor een periode van 30 dagen bewaard en daarna vernietigd. Op verzoek van horecaondernemers helpt de politie bij het uitreiken van lokaalverboden.
II. Toezicht in de horeca Horeca 3.20 De ondernemer zorgt voor een zodanig overzichtelijke inrichting in de zaak dat het personeel goed toezicht kan uitoefenen op het in de inrichting aanwezige publiek. 3.21 De ondernemer zorgt voor de aanwezigheid van voldoende en goed opgeleid personeel die voldoet aan de wettelijke bepalingen. 3.23 De ondernemer stimuleert dat het personeel als zodanig voor het in de inrichting aanwezige publiek herkenbaar is. 3.24 In horecabedrijven zal geen alcoholhoudende drank worden verstrekt aan personen die jonger zijn dan 16 jaar en geen sterke drank aan personen onder 18 jaar. Bij twijfel zal de ondernemer (doen) vragen om een legitimatie. 3.25 De horecaondernemer zal afhoudend reageren op verzoeken van gasten om onbeperkt te schenken. 3.26 De horecaondernemer gaat terughoudend om met kortingsacties (waaronder happy hours en piekuren) rond alcoholhoudende dranken en neemt de volgende regels in acht. Kortingsacties: 3.26.1 worden niet specifiek gericht op jongeren onder de 18 jaar; 3.26.2 worden niet tegen sluitingstijd georganiseerd; 3.26.3 hebben ook betrekking op frisdrank en / of hapjes; 3.26.4 en bedragen minimaal de helft van de reguliere verkoopprijs. 3.27 De ondernemer schenkt geen alcohol aan kennelijk dronken of zwaar aangeschoten klanten. 3.28 De ondernemer zorgt voor een cooling down periode. Dat gebeurt door de gasten na de laatste ronden minimaal 15 minuten de tijd krijgen om weg te gaan. Tegelijkertijd gaat de muziek zachter en de verlichting omhoog. 3.29 De horecaondernemer zal verkeersdeelname van gasten na gebruik van alcoholhoudende drank tegengaan, door waar mogelijk vervangend vervoer of een overnachting aan te bevelen en desgevraagd behulpzaam te zijn bij de realisering daarvan. 3.30 De leidinggevenden in de horeca-onderneming zullen de alcoholconsumptie tijdens werkuren door henzelf en hun werknemers zo veel mogelijk tegengaan. 3.31 Indien in en bij de ingang van de inrichting sprake is van cameratoezicht maakt de ondernemer hiervan melding in het huisreglement en via een aankondiging bij de ingang. 3.32 Bij ordeverstoringen bij de ingang en in de inrichting stelt de ondernemer van een inrichting waar cameratoezicht plaatsvindt, ten behoeve van het opsporingsonderzoek de videobanden beschikbaar aan de contactfunctionaris horeca van de basiseenheid Centrum. 3.33 De ondernemer neemt alle noodzakelijke maatregelen om te voorkomen dat er zich in zijn inrichting feiten voordoen die gevaar opleveren voor verstoring van de openbare orde, zoals vechtpartijen en andere geweldsdelicten, drugsgebruik en -handel, bedreiging, heling, afpersing, discriminatie en verboden wapenbezit. De ondernemer doet altijd aangifte bij de constatering van deze strafbare feiten in zijn inrichting. 3.34 Indien zich in de inrichting orde verstorend gedrag voordoet neemt de ondernemer maatregelen om die incidenten te beëindigen en herhaling te voorkomen, zoals: het weigeren
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
76
3.35
Politie 3.36
van toegang aan bezoekers waarvan hij weet of kan vermoeden dat zij orde verstorend gedrag gaan vertonen en het onverwijld inschakelen van de politie. De ondernemer draagt er zorg voor dat horecaportiers voldoende zijn geschoold en goed op de hoogte zijn van de inhoud van het convenant.
Indien de politie bij het controleren van horeca-inrichtingen schijnbeheer constateert of indien er zich in de inrichting feiten voordoen die gevaar opleveren voor verstoring van de openbare orde waarbij de exploitant onvoldoende maatregelen heeft genomen om deze te voorkomen of neemt om die feiten te beëindigen of herhaling te voorkomen (verwijtbaarheid), maakt de politie proces-verbaal op en rapporteert hierover aan de gemeente.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
77 III. Toezicht op straat Gemeente 3.37 De gemeente neemt een inspanningsverplichting op zich om de verdere uitbreiding van de overlast van de groep dak- en thuislozen in het uitgaansgebied te voorkomen en waar mogelijk te verminderen. Tevens draagt de gemeente er zorg voor dat in alle aangewezen sectoren het aanwijzen van verblijfsverboden mogelijk is. 3.38 Voor de duur van het convenant stelt de gemeente jaarlijks een bedrag van fl. 25.000,beschikbaar aan de basiseenheid Centrum van Regiopolitie Groningen om het toezicht op de horeca te intensiveren. Politie 3.39
3.47
De gemeente draagt er - samen met de politie - zorg voor dat het project cameratoezicht wordt gecontinueerd voor de duur van de projectperiode. Daarnaast zorgen de gemeente en de politie voor een doelmatig en doeltreffend gebruik van het systeem. Ten behoeve van de beschikbaarheid draagt de politie zorg voor een voldoende bezetting. Bij de planning wordt uitgegaan van de volgende bezetting op donderdag-, vrijdag-, zaterdag- en zondagnacht: - donderdagnacht 8 politiefunctionarissen; - vrijdagnacht 8 politiefunctionarissen; - zaterdagnacht 8 politiefunctionarissen; - zondagnacht 2 politiefunctionarissen. Deze functionarissen zijn verdeeld over 6 voetposten en 1 auto met bemanning. Naast deze functionarissen is er een overkoepelende surveillance in de hele stad. Gelet op de aard van het politiewerk geldt uiteraard dat rekening moet worden gehouden met onvoorziene omstandigheden. De politie streeft ernaar om de aanrijtijden bij prioriteit-1 meldingen minder te laten zijn dan 15 minuten. Tijdens grote evenementen wordt door de politie een op het betreffende evenement afgestemd aantal agenten ingezet. Het aantal in te zetten agenten wordt vastgesteld door de driehoek. De politie surveilleert te voet in duidelijk herkenbaar uniform tijdens de risicovolle uren van 23.00 tot 06.00 uur op donderdag-, vrijdag- en zaterdagnacht. Indien beschikbaar worden van tijd tot tijd honden en agenten te paard ingezet op vrijdag- en zaterdagavond en tijdens de hiervoor genoemde evenementen. Om een open houding te bewerkstelligen gaat de politie tijdens de surveillances in uniform horecagelegenheden binnen en spreekt ondernemers en portiers aan. De politie zorgt voor een 24 uurs-openstelling van basiseenheid Centrum. De politie garandeert telefonische bereikbaarheid van de horecacontactpersonen voor horeca-personeel tijdens de uitgaansavonden en -nachten. Het nummer wordt kenbaar gemaakt bij de ondernemers. De politie zorgt er voor dat er minimaal twee contactfunctionarissen horeca zijn.
4.
Hinderlijk alcoholgebruik op straat
3.40
3.41
3.42
3.43 3.44 3.45 3.46
Voor de openbare orde vormen groepen die op straat alcohol nuttigen een risico. Relatief kleine incidenten kunnen leiden tot grote vechtpartijen. Daarnaast moet voorkomen worden dat bij ordeverstoringen gegooid gaat worden met glazen, blikjes en dergelijke. alcoholhoudende drank mag alleen genuttigd worden op plaatsen waar dat volgens de vergunningen is toegestaan. Politie 4.1
De politie treedt op tegen overtredingen van het verbod op het op de weg nuttigen van alcoholhoudende drank of het bij zich hebben van aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank als bedoeld in artikel 60 van de Algemeen Plaatselijke
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
78 Verordening Groningen. Het verbod geldt niet voor de in art. 60, 2e lid APVG vermelde situaties. Horeca 4.2 Ondernemers wijzen hun klanten op het verbod in artikel 60 Algemeen Plaatselijke Verordening Groningen. Daartoe plaatsen de ondernemers een informatiebord bij de in- c.q. uitgang van de inrichting waarin het publiek wordt gewezen op dit verbod als ook op het verbod wildplassen. 4.3 Lege glazen op terrassen worden door de ondernemer snel verwijderd. 4.4 Ondernemers dragen er zorg voor dat bezoekers niet met glazen of flessen naar buiten gaan.
5.
Brandveiligheid
Horeca 5.1 De ondernemer van een bedrijf waarin meer dan 50 personen gelijktijdig aanwezig mogen zijn mag zijn bedrijf alleen in gebruik hebben als hij/zij in het bezit is van een geldige gebruiksvergunning van de brandweer. 5.2 De ondernemer is ervoor verantwoordelijk dat gelijktijdig ten hoogste het in de gebruiksvergunning vastgelegde aantal personen, in het bedrijf aanwezig is. 5.3 De ondernemer is verantwoordelijk voor de naleving van alle eisen die in de gebruiksvergunning genoemd zijn. Hiervoor moet deze vergunning worden geraadpleegd. De eisen in een gebruiks-vergunning variëren omdat ze samenhangen met de aard, het aantal bezoekers en de grootte van het bouwwerk. Toelichting: Het betreffen eisen die betrekking hebben op onderstaande voorzieningen: 5.3.1 Vrijhouden van terreingedeelten voor blusvoertuigen en bluswatervoorziening; 5.3.2 Veilige en doelmatige verlichting, noodverlichting en vluchtwegaanduidingen; 5.3.3 Veilige installaties voor verwarming en kookdoeleinden en ook veilige afvoer van verbrandingsgassen van deze toestellen; 5.3.4 Voldoende en goed functionerende uitgangen, nooduitgangen en vluchtwegen; 5.3.5 Gebruik van uitsluitend brandveilige materialen voor stoffering en versiering; 5.3.6 Voldoende goed aangeduide, herkenbare en zichtbare blusmiddelen; 5.3.7 Het veilig verzamelen en verwerken van as, afval en dergelijke; 5.3.8 Geen opslag van brandbare, brandbevorderende en bij brand gevaar opleverende stoffen in het bedrijf; 5.3.9 Geen werkzaamheden tijdens bedrijfsuren verrichten die kans geven op het ontstaan van brand; 5.3.10 Actuele onderhoudscontracten hebben voor speciale brandbeveiligingsinstallaties zoals een brandmeldinstallatie, sprinklerinstallatie, automatische (brand)deur-sluitinrichting; 5.3.11 Periodiek door deskundigen onderhoud laten verrichten aan installaties die invloed hebben op de brandveiligheid; 5.3.12 Tijdens de bedrijfsuren doorlopend toezicht houden op diverse brandveiligheidsvoorzieningen of aspecten; 5.3.13 Zorg dragen dat het maximaal aantal personen dat in het bedrijf aanwezig mag zijn niet wordt overschreden; 5.3.14 Zorgen dat van het standaardgebruik afwijkende festiviteiten en (voorgenomen) wijzigingen van (de inrichting van) het bouwwerk of de bedrijfsvoering aan de brandweer worden gemeld; 5.3.15 Zorgen dat de gebruiksvergunning in het bedrijf aanwezig is en kan worden getoond; 5.3.16 Zorgen dat de personeelsleden op de hoogte zijn van de brandveiligheidsinstructie en hun aandeel in het ontruimingsplan kunnen uitvoeren.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
79 5.4 5.5
5.6
De ondernemer van een bedrijf waarin niet meer dan 50 personen gelijktijdig aanwezig mogen zijn, mag zijn bedrijf alleen in gebruik hebben als het bouwwerk: Voldoet aan de minimale brandveiligheidseisen op basis van de bouwregelgeving (Bouwbesluit en Bouwverordening) en, Dit bouwwerk bovendien op grond van de bouwregelgeving voldoet aan de in de meest recente bouwvergunningen geëiste brandveiligheidsvoorzieningen. Als er voor ondernemers onduidelijkheden zijn over de brandveiligheidseisen waaraan moet worden voldaan, zal de brandweer op verzoek in het bouwwerk een brandveiligheidsonderzoek uitvoeren. De conclusies van dit onderzoek krijgen ondernemers op schrift uitgereikt. Kleinere bedrijven (niet meer dan 50 personen) moeten ook aan gebruikseisen voldoen, maar hebben geen gebruiksvergunning nodig. Voor deze bedrijven staan de algemene gebruikseisen vermeld in een bijlage van de bouwverordening.
Toelichting: Het betreft doorgaans eisen die betrekking hebben op onderstaande voorzieningen: 5.6.1 Voldoende en goed functionerende uitgangen, nooduitgangen en vluchtwegen; 5.6.2 Gebruik van uitsluitend brandveilige materialen voor stoffering en versiering; 5.6.3 Voldoende goed aangeduide, herkenbare en zichtbare blusmiddelen; 5.6.4 Tijdens de bedrijfsuren doorlopend toezicht houden op diverse brandveiligheidsvoorzieningen; 5.6.5 Zorg dragen dat het maximaal aantal personen dat in het bedrijf aanwezig mag zijn, niet wordt overschreden; 5.6.6 Zorgen dat van het standaardgebruik afwijkende festiviteiten en (voorgenomen) wijzigingen van (de inrichting van) het bouwwerk of de bedrijfsvoering aan de brandweer worden gemeld. 5.7
Hoewel kleinere bedrijven (niet meer dan 50 personen) niet in het bezit hoeven te zijn van een gebruiksvergunning, ontheft dit ondernemers niet van de verplichting alle brandveiligheids-voorzieningen volledig in orde te hebben en te laten functioneren.
Controle en handhaving 5.8
5.9 5.10
5.11 5.12
De brandweer controleert de bedrijven die vallen in de prioriteitsklassen 1 en 2 (gelijktijdig meer dan 500 (1), respectievelijk 250 tot 500 (2) personen aanwezig) tenminste tweemaal per jaar op de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften; De bedrijven die vallen in prioriteitsklasse 3 (gelijktijdig 50 tot 250 personen aanwezig) worden tenminste éénmaal per jaar gecontroleerd; De bedrijven die geen gebruiksvergunning hoeven te bezitten en derhalve vallen in prioriteitsklasse 4 (minder dan 50 personen gelijktijdig aanwezig) worden tenminste eenmaal per 5 jaar gecontroleerd; De brandweer zal de controles zowel overdag (doorgaans aangekondigd) als ‘s avonds (onaangekondigd) uitvoeren; De controles van de brandweer zijn gericht op de naleving van de in die gebruiksvergunning en de bouwvergunning vastgelegde eisen. Daarnaast wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van de gebruiksvergunning en een juiste tenaamstelling van de gebruiksvergunning.
Informatieverstrekking en voorlichting door de brandweer 5.13 De brandweer zal in overleg met de (brancheorganisatie van) horecaondernemers op hun verzoek voorlichting geven over brandveiligheid. In het bijzonder over onderwerpen waarover meerdere ondernemers vragen hebben. De brandweer zal dan informatie geven en indien mogelijk oplossingen voorstellen. 5.14 De brandweer wil op verzoek van horecaondernemers een periodiek ‘inloopspreekuur’ (op een voor die ondernemers passende tijd) organiseren om te adviseren bij individuele vragen over brandveiligheid.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
80
6.
Lik op stuk
Het verwezenlijken van een veilig uitgaanscentrum is gebaat bij een snel en consequente vervolging van zaken door het openbaar ministerie. Openbaar Ministerie 6.1 Het Openbaar Ministerie zet zich in voor een lik op stuk beleid waarbij aan alle verdachten, die tijdens de uitgaansuren worden aangehouden ter zake misdrijven met geweld, bedreiging, gebruik van wapens of overtredingen van de Opiumwet, een transactie of dagvaarding wordt uitgereikt. 6.2 Het openbaar ministerie zal de maximale ruimte gebruiken voor transacties ter zake de volgende feiten uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen (APVG): art.16 Samenscholing en ongeregeldheden, art. 77 Openbaar urineren en art. 61 Hinderlijk gedrag op of aan de weg. 6.3 Het openbaar ministerie draagt er zorg voor dat bij zwaardere geweldsovertredingen snel overgegaan wordt tot voorgeleiding aan de Rechter Commissaris en de zaak binnen drie maanden wordt afgedaan. 6.4 Het openbaar ministerie onderzoekt – samen met de politie – de mogelijkheid om verdachten van misdrijven gedurende de nachtelijke uren vast te houden zodat ze de volgende morgen met een Pauwer dagvaarding naar huis kunnen.
7.
Evaluatie uitvoering
Om de effectiviteit van de genomen maatregelen vast te kunnen stellen wordt voorzien in een evaluatie van het convenant. 7.1
7.2
7.2.1 7.2.2 7.2.3 7.2.4 7.2.5 7.2.6 7.2.7 7.4 7.5
Dit convenant geldt tot wederopzegging door één van de vier hoofdondertekenaars of tot het moment waarop een representatief deel van de individuele ondernemers het convenant niet meer ondersteunen. Een en ander is ter beoordeling aan het overleg als bedoeld onder punt 1.1. Het convenant moet bijdragen aan een veiliger en publieksvriendelijker uitgaanscentrum. De convenantpartners willen de ontwikkeling daarvan volgen aan de hand van de volgende registraties en bevolkingsenquêtes: De delictsgroepen: geweld tegen personen, openbare orde, vernieling en overlast in het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) bij de politie; De Leefbaarheidmonitor van de gemeente Groningen; De Detaillhandelmonitor; De Veiligheidsscan van Regiopolitie Groningen; De Klachtenregeling overlast van de Milieudienst; De Effectmeting Kwaliteit Openbare Ruimte van het Beheer Openbare Ruimte en De Thermometer binnenstad. De convenantpartners gaan de naleving van de afspraken van dit convenant over een jaar na inwerkingtreding gezamenlijk evalueren. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zullen convenantpartners bezien of aanpassing van het convenant wenselijk is.
Aldus vastgesteld te Groningen,
Namens de gemeente Groningen:
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
Namens Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Groningen:
81
De heer drs. J. Wallage
De heer D. Jager
Namens Regiopolitie Groningen:
Namens het Openbaar Ministerie:
De heer M. S. R. Sitalsing
Mevrouw mr. drs. M. Tragter
Namens de hulpverleningsdienst / brandweer Groningen: De heer Th. Faber
De individuele horecaondernemers in het convenantgebied:
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
82 BIJLAGE 6
VERGUNNINGWIJZER
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
83
HORECAVERGUNNINGWIJZER
April 2004
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
84 Inleiding Horecabedrijven dragen bij aan de levendigheid van de stad. Maar het uitgaansleven kent helaas soms ook een keerzijde: overlast door bijvoorbeeld drankmisbruik, geluidshinder en vernieling. Als horecaondernemer heeft u dan ook een grote verantwoordelijkheid. Als u een horecabedrijf start in de stad Groningen, heeft u saarom een aantal vergunningen nodig waarin voorschriften zijn opgenomen die er toe bijdragen dat overlast wordt voorkomen of beperkt. Deze vergunningwijzer geeft aan waarmee u rekening moet houden en hoe u zaken kunt regelen. Sommige vergunningen en regelingen vallen formeel niet onder de horecavergunningen, maar het is wel belangrijk dat u er rekening mee houdt. Deze regelingen staan hieronder beknopt genoemd. Bestemmingsplan De eerste vraag die u zich moet stellen als u een nieuw (horeca)bedrijf wilt beginnen of een bestaand bedrijf wilt uitbreiden is: ‘mag ik in dit pand een horecabedrijf starten?’ Het kan bijvoorbeeld zijn dat uw pand een woonbestemming heeft. Soms is vrijstelling van het bestemmingsplan mogelijk. Voor meer informatie over bestemmingsplannen kunt u terecht aan de balie bij het Loket Bouwen en Wonen van de gemeente Groningen (050) 367 81 10. (Ver)bouw- en sloopvergunning Als u een gebouw wilt verbouwen of slopen heeft u vaak een bouw- of sloopvergunning nodig. U kunt de aanvraag indienen bij het Loket Bouwen en Wonen van de gemeente Groningen. Als u ook een milieuvergunning nodig heeft, moet u de aanvraag daarvan of de vergunning overleggen. Een aanvraagprocedure duurt ongeveer 13 weken tot maximaal 26 weken als u ook een milieuvergunning nodig heeft. Reclame Voor het bevestigen van (nieuwe) reclame aan de gevel heeft u een vergunning nodig die u kunt aanvragen bij het Loket Bouwen en Wonen. Inschrijven Als ondernemer moet u zich inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Groningen (050 520 58 40). Verder moet u zich melden bij de Belastingdienst Ondernemingen te Groningen (tel 050 365 46 92) voor een Loon- en / of omzetbelastingnummer en een BTW-nummer. U kunt ook het BTW-nummer aanvragen bij het bedrijvenloket. Als u mensen in loondienst heeft, moet u zich ook melden bij het GAK te Groningen. Verder is het van belang u in te schrijven bij het bedrijfschap Horeca en Catering (artikel 2 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Horeca), telefoon (079) 368 07 07. Het maken van een afspraak is noodzakelijk Voordat u de aanvraagformulieren meeneemt, krijgt u een oriënterend gesprek met de gemeente. Vaak zijn aan de vestiging of overname van een bedrijf haken en ogen verbonden die in dit gesprek aan de orde kunnen komen. Van dinsdag tot en met vrijdag is er een spreekuur van 10.00 – 12.00 uur, voor een bezoek buiten deze tijden kunt u een afspraak maken met de horecacoördinator van de gemeente Groningen, telefoon: (050) 367 86 68 (Dhr. Mooij of Mevr. Zwalve). Aanvraagformulier Alle aanvraagformulieren waarnaar in deze vergunningwijzer wordt verwezen zijn als bijlage bijgevoegd. De aanvraagformulieren moet u persoonlijk bij de horecacoördinator inleveren. Ook hiervoor moet u een afspraak maken.Het is mogelijk dat regelgeving en procedures in de toekomst worden gewijzigd. U kunt dus aan de inhoud van dit boekje geen rechten ontlenen. Met concrete vragen kunt u terecht bij het Bedrijvenloket van de gemeente Groningen (050) 367 8668 (Dhr. Mooij of Mevr. Zwalve).
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
85
Drank- en horecavergunning U heeft een Drank- en horecawetvergunning nodig als u alcoholhoudende drank wilt verstrekken in een openbare gelegenheid. Er is verschil tussen verkopen en schenken; als u gaat schenken heeft u altijd ook een exploitatievergunning nodig. Voor de aanvraag van een drank- en horecavergunning bestaat een aanvraagformulier. De horecaondernemer moet de aanvraag zelf indienen bij het Bedrijvenloket van de gemeente Groningen. Voorwaarden • De ruimte waar het bedrijf wordt uitgeoefend moet voldoen aan een aantal eisen, zoals een minimum vloeroppervlakte, minimum hoogte, ventilatie, toiletruimte, etc. • Alle leidinggevenden moeten in het bezit zijn van een verklaring Sociale Hygiëne. • Leidinggevenden moeten 21 jaar of ouder zijn. • De leidinggevenden moeten een verklaring van goed gedrag overleggen. Dat betekent dat de leidinggevende geen strafbare feiten gepleegd mag hebben en dat niet mag worden aangetoond dat zij van ‘slecht levensgedrag’ zijn. Daarnaast mogen leidinggevenden niet onder curatele staan of uit de ouderlijke macht of voogdij zijn ontzet. De verklaring is aan te vragen bij de gemeente Groningen, dienst DIA, afdeling Burgerzaken (Kreupelstraat 1). In overleg vraagt de horeca coördinator van het Bedrijvenloket dit voor u aan. • Als ondernemer en leidinggevende niet dezelfde persoon zijn, moet de leidinggevende een arbeidscontract overleggen. Het arbeidscontract van de leidinggevende kan niet groter zijn dan veertig uur per week. Bij langere openstellingtijden moet de ondernemer de overige uren zelf leidinggevende zijn, of hij moet meerdere leidinggevenden in dienst nemen. • De leidinggevende(n) die op de vergunning staat (staan) vermeld moet(en) altijd tijdens openingsuren aanwezig zijn. Als deze niet aanwezig is (zijn), geldt dat als een economisch delict. Procedure U kunt de drank- en horecavergunning aanvragen bij het Bedrijvenloket van de gemeente Groningen. U moet dan de volgende stukken meenemen: • Een uittreksel uit het handelsregister • Een verklaring Sociale Hygiëne van de algehele leidinggevende, of bewijsstukken die gelijk gesteld worden aan die verklaring (verklaring van vakbekwaamheid ex. Artikel 41 DHW) • Een arbeidscontract van de bedrijfsleider en beheerders • Een koop- en of huurakte van het pand • Een legitimatiebewijs van de leidinggevende (ondernemer), van de algehele leidinggevende (bedrijfsleider) en de onmiddellijk leidinggevenden (beheerders) • Een verklaring leidinggevende • Een verklaring omtrent het gedrag van alle leidinggevenden (ondernemer, bedrijfsleider, beheerders) In overleg kan deze verklaring worden aangevraagd door de horeca coördinator van het Bedrijvenloket. • Akoestisch rapport Tijdsduur Een vergunningaanvraag kan dertien weken duren. Het is dus belangrijk dat u tijdig een drank- en horecavergunning aanvraagt, want zonder rechtgeldige vergunning is het verboden om een horecabedrijf te exploiteren. Kosten € 256,-. Opmerkingen • De ondernemer moet in ieder geval altijd als leidinggevende op de vergunning vermeld staan, want hij heeft de algehele leiding over de inrichting. Als de ondernemer ook de dagelijkse leiding over het
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
86
•
•
•
bedrijf heeft, moet hij ook als onmiddellijk leidinggevende vermeld staan. Maar hij mag niet langer dan 70 uur per week als leidinggevende werken en kan daarnaast vanzelfsprekend niet elders in loondienst werkzaam zijn. De vermelding van de leidinggevende met de algehele leiding geldt voor alle ondernemers, dus bij een V.O.F. moeten alle vennoten als leidinggevende op de vergunning vermeld staan en alle ondernemers moeten in het bezit zijn van een verklaring Sociale Hygiëne. Als een rechtspersoon ondernemer is, bijvoorbeeld BV, moeten alle bestuurders en gevolmachtigden vermeld staan als leidinggevenden met algehele leiding en in het bezit zijn van een verklaring Sociale Hygiëne. Voor verenigingen en stichtingen gelden andere regels. Hiervoor is een apart informatiebulletin.
Exploitatievergunning Voordat een ondernemer een bedrijf kan starten moet hij naast een Drank- en horecavergunning ook een exploitatievergunning hebben. Voor sommige horeca-inrichtingen is geen vergunning nodig. Dat geldt bijvoorbeeld voor een kleine horecavoorziening in een winkel of voor een bedrijfskantine. Informatie hierover kunt u krijgen bij het Bedrijvenloket. Voorwaarden • De vergunning geldt voor de persoon en het pand. Als u een bedrijf overneemt, heeft u een nieuwe vergunning nodig. De gemeente controleert of u een exploitatievergunning heeft en er moet altijd iemand met een vergunning aanwezig zijn op tijden dat de zaak voor het publiek open is. • De vestiging moet passen in het bestemmingsplan. • Als er een portier werkzaam is, moet hij of zij voldoen aan de eisen van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. • Het is niet toegestaan de inrichting te exploiteren voordat de vergunning is verleend. Procedure Belanghebbenden en omwonenden krijgen de gelegenheid hun zienswijze over de vergunningaanvraag naar voren te brengen, zoals vrees voor geluidsoverlast, het aantasten van de woon- en leefomgeving et cetera. Dit kunnen redenen zijn om een exploitatievergunning niet te verlenen. Ook wil de gemeente zekerheid krijgen dat de feitelijke situatie overeenstemt met de aanvraag. U kunt een exploitatievergunning aanvragen met het aanvraagformulier dat als bijlage is toegevoegd. Tijdsduur Dertien weken Kosten € 400,-Opmerkingen Vergeet vooral niet bij het loket Bouwen en Wonen na te vragen of op het beoogde pand wel een horecabestemming ligt.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
87 Ontheffing verstrekking zwakalcoholhoudende drank Tijdens incidentele festiviteiten kan een horecaondernemer ontheffing van de drank- en horecawet aanvragen voor het schenken van zwakalcoholhoudende drank (maximaal 15% alcohol) De ontheffing moet worden aangevraagd bij het Bedrijvenloket. Bij de beoordeling van de ontheffingsaanvraag kijkt de gemeente naar de volgende zaken: Voorwaarden • sociale hygiëne • sociaal economisch belang • openbare orde en veiligheid Tijdsduur De ontheffing moet ten minste drie weken voor aanvang van de activiteit worden ingediend. Kosten € 25,00 indien het geen evenement betreft € 137,50 bij een evenement
Verlof alcoholvrije dranken en /of eetwaren Om niet-alcoholhoudende drank te kunnen schenken heeft u een verlof nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen (art.46c). Voorwaarden • Alle leidinggevenden (bedrijfsleiders en beheerders) moeten van goed levensgedrag zijn. Het onderzoek hiernaar doet de gemeente. Betrokkenen moeten zelf een ‘verklaring omtrent het gedrag’ overleggen. Deze verklaring kunt u aanvragen bij de gemeente Groningen, dienst DIA, afdeling Burgerzaken (Kreupelstraat 1). In overleg kan de horeca coördinator van het Bedrijvenloket dit voor u aanvragen. • Leidinggevenden mogen niet onder curatele staan, of uit de ouderlijke macht of voogdij zijn ontzet. • De aanvrager moet 21 jaar of ouder zijn. • U moet al in het bezit zijn van een exploitatievergunning. • Een verlof kan onder beperkingen worden verleend. Er worden dan voorschriften aan het verlof verbonden. Procedure De ondernemer moet het verlof persoonlijk aanvragen bij het Bedrijvenloket van de gemeente Groningen. Bij de aanvraag moet u de volgende zaken kunnen tonen: • Uitreksel uit het handelsregister • Arbeidscontract van de leidinggevenden (bedrijfsleider en beheerders) • Koop- en / of huurakte van het pand • Legitimatiebewijs van de leidinggevenden (ondernemer, bedrijfsleiders en beheerders) • Verklaring omtrent het gedrag. In overleg kan deze verklaring worden aangevraagd door de horeca coördinator van het Bedrijvenloket Tijdsduur Een vergunningaanvraag kan dertien weken duren, omdat andere instanties en afdelingen bij de behandeling worden ingeschakeld. Voordat het verlof is verleend kunt u niet starten met de exploitatie van het horecabedrijf.
Kosten
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
88 € 150,Opmerkingen • Het verlof wordt aan de ondernemer(s) per inrichting verstrekt. • De gemeente Groningen controleert de inrichtingseisen en moet ze goedkeuren voordat een eventueel verlof kan worden verleend. • Het is absoluut verboden in een bovenbedoelde inrichtingen kansspelautomaten te plaatsen. Deze inrichtingen zijn altijd laagdrempelig. • Bij een combinatie van detailhandel en horeca zijn de openingstijden zoals geformuleerd in de Winkeltijdenwet. Op zondag is de inrichting gesloten, behalve tijdens de aangewezen zon- en / of feestdagen waarop winkelopenstelling mogelijk is.
Gebruiksvergunning Brandweer Om een horecapand in gebruik te hebben, heeft een ondernemer een Gebruiksvergunning Brandweer nodig. Voorwaarden De brandweer stelt voorwaarden op het gebied van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand; het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. Concreet betekent dit dat u rekening moet houden met: • Uitgangen en vluchtwegen; • Het maximaal toelaatbaar aantal personen in een ruimte van een gebouw met het oog op brandveiligheid; • Brandveiligheidsinstructie; • Stoffering en versiering; • Plaats en aantal blustoestellen; • Bewaking en controle. De gebruiksvergunning wordt door de brandweer verleend, namens burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. Procedure De vergunning kunt u aanvragen bij de brandweer, zowel voor nieuwe gebouwen als voor bestaande gebouwen waarvoor de bestemming wijzigt. Voor meer informatie kunt u bellen met de afdeling preventie van de Brandweer via telefoonnummer (050) 367 46 32. De brandpreventie-inspecteurs zijn van 08.00 uur tot 9.30 uur op kantoor bereikbaar, buiten deze tijden kunt u ze op afspraak bereiken. Kosten Min. € 192,10 Terrassen Als u bij uw horecaonderneming een terras wilt inrichten, heeft u hiervoor een aparte vergunning nodig. Voorwaarden U moet in het bezit zijn van een drank- en horecavergunning of een vergunning alcoholvrije dranken. Procedure U kunt de terrasvergunning gelijktijdig met de drank- en horecavergunning aanvragen. De terrasvergunning moet hierop namelijk worden vermeld. U vraagt een terrasvergunning aan bij het Bedrijvenloket van de gemeente Groningen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
89 Tijdsduur 2 weken
Speelautomaten (Wet op de Kansspelen) Als u in uw horecaonderneming een speelautomaat wilt plaatsen, heeft u hiervoor een zogenaamde aanwezigheidsvergunning nodig. Voorwaarden • De speelautomaten mogen pas worden geplaatst als de vergunning is afgegeven. • Per horecagelegenheid mogen maximaal twee kansspelautomaten worden geplaatst. • De vergunning voor het plaatsen van deze automaten is telkens één jaar geldig en moet steeds door de ondernemer worden verlengd. Procedure U vraagt de vergunning aan met een door de gemeente Groningen verstrekt aanvraagformulier. U kunt hiervoor terecht bij het Bedrijvenloket. Opmerkingen De gemeente maakt onderscheid tussen een hoogdrempelige en een laagdrempelige inrichting. Hoogdrempelige inrichtingen zijn de meer traditionele cafés en restaurants waar het horecabezoek op zichzelf staat en geen andere activiteiten plaatsvinden. Hier mogen maximaal twee kansspelautomaten worden geplaatst. Laagdrempelige horecagelegenheden zijn alle andere bedrijven met een drankvergunning, zoals biljart- en poolcentra, cafetaria’s, discotheken, dansscholen, sportcentra, coffeeshops, pizzeria’s, et cetera. Hier mogen geen kansspelautomaten geplaatst worden, alleen behendigheidsautomaten. Kosten Voor een periode van vier jaar voor één speelautomaat € 158,50. Voor twee automaten € 294,50.
Milieu en Akoestische rapporten In sommige gevallen heeft u als horecaondernemer een milieuvergunning nodig. De milieudienst van de gemeente Groningen beslist of dat in uw geval wel of niet noodzakelijk is. Voorwaarden De volgende gegevens moet u aan de milieudienst overleggen: • De grenzen van het terrein van de onderneming • De ligging en indeling van de gebouwen • De bestemming van de ruimten van de inrichting Procedure U moet een meldingsformulier invullen, op grond waarvan de milieudienst een besluit neemt of u een milieuvergunning nodig heeft. Opmerkingen Het bedrijfschap Horeca en Catering heeft een milieuwijzer uitgegeven. Deze legt stapsgewijs uit welke wettelijke verplichtingen gelden en hoe horecaondernemingen daaraan kunnen voldoen. U kunt deze milieuwijzer bestellen bij: Bedrijfschap Horeca en Catering Postbus 121
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
90 2700 AC Zoetermeer telefoon (079) 368 07 07
Alcohol in horecaondernemingen van vrijwilligersorganisaties Ook als een vrijwilligersorganisatie een horecaonderneming exploiteert zijn er een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning nodig. Voorwaarden Onder vrijwilligersorganisaties verstaan we niet-commerciële organisaties of instellingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard.. Procedure Voor meer informatie kunt u bij het Bedrijvenloket ons informatiebulletin opvragen. Tevens hebben wij een voorbeeld bestuursreglement dat verplicht is. Verenigingen die in eigen beheer een kantine exploiteren, moeten een reglement opstellen omtrent sociale hygiëne. Hiermee voorkomen we dat alle bestuurders een verklaring Sociale Hygiëne moeten overleggen. Omdat het bestuur altijd volledig verantwoordelijk is voor de alcoholverstrekking, moet er in een bestuursreglement een en ander zijn vastgelegd. Op verzoek heeft het Bedrijvenloket extra informatie voor u beschikbaar. U kunt deze informatie opvragen via telefoonnummer 050 367 86 68 (Dhr. Mooij of Mevr. Zwalve). Kosten € 656,--
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
91 Aanvraagformulieren De onderstaande aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij het bij het Bedrijvenloket. 1. Aanvraagformulier 2. Aanvraagformulier aanwezigheid speelautomaten / gokautomaten 3. Aanvraagformulier ontheffing verstrekking zwak alcoholische drank (art 35 DHW) 4. Aanvraagformulier gebruikersvergunning 5. Aanvraagformulier terrasvergunning 6. Meldingsformulier besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
92 BIJLAGE 7
BELEIDSLIJN WET BIBOB
Beleidslijn Gemeente Groningen voor de vergunningen voor horeca-, en prostitutie-inrichtingen en speelautomatenhallen in het kader van de Wet BIBOB.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
93 1.
Inleiding
Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt het bestuursorganen mogelijk vergunningen, subsidies en opdrachten (aanbestedingen) te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning, subsidie of overheidsopdracht wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van geld (artikel 3). Aldus biedt de Wet BIBOB bestuursorganen een belangrijk instrument om een bijdrage te kunnen leveren aan de preventie en bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit. In de Wet BIBOB is bepaald dat aan het bureau BIBOB in Den Haag een advies gevraagd kan worden om in het concrete geval te beoordelen of er sprake is van een ernstige mate van gevaar dat er strafbare feiten gepleegd zullen worden, dan wel zwart geld wit gewassen zal worden. Het landelijk bureau beschikt daartoe over de bevoegdheid om ten behoeve van de screening gesloten bronnen3 te raadplegen die voor gemeenten niet toegankelijk zijn. Voorwerp van onderzoek door het bureau is bovendien niet alleen de betrokken aanvrager van een beschikking, maar ook de structuur en financiering van het bedrijf of de onderneming, de zeggenschap daarover, evenals de verhouding tot andere personen, bedrijven en ondernemingen. Door de wetgever is de toepasbaarheid van de Wet BIBOB beperkt tot vergunningen, subsidies en aanbestedingen in de branches horeca, prostitutie-inrichtingen, coffeeshops/smartshops, speelautomatenhallen, milieu en bouw. Het College van B&W heeft in de vergadering van 16 december 2003 ingestemd met een plan van aanpak voor de implementatie van de Wet BIBOB in de gemeente Groningen. In dat plan is vastgelegd dat de toepassing van BIBOB gefaseerd ingevoerd zal gaan worden. Per 1 juli 2004 zal gestart worden met de toepassing van de Wet BIBOB bij de verlening (of controle) van vergunningen op het gebied van de horeca (incl. coffeeshops), prostitutie en de Wet op de Kansspelen. In een later stadium zal uitbreiding naar de branches Bouw en Milieu plaats gaan vinden. In deze beleidslijn wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente in het kader van een vergunningaanvraag het BIBOB-instrumentarium toe zal gaan passen en in welke gevallen daarbij een advies aan het Bureau BIBOB in Den Haag zal worden gevraagd. Het gaat om de volgende vergunningen: - De vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf of coffeeshop; - De vergunning op grond van art. 46 van de Algemeen Plaatselijke Verordening Groningen (de horeca- exploitatievergunning voor de ‘natte’ en ‘droge’ horeca); - De exploitatievergunning voor een prostitutie-inrichting (ook escortbedrijven) o.g.v. art 95a van de APVG; - De vergunning o.g.v. art. 30c, eerste lid, sub c, van de Wet op de Kansspelen. De gemeente zal bij de procedure van vergunningverlening, of bij het toezicht op de naleving ervan, steeds onderzoeken of artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing is. Artikel 3 bevat samengevat de volgende elementen: a.
Een overheidsorgaan kan op basis van de Wet BIBOB een vergunning weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor: het benutten van voordelen uit strafbare feiten, en/of het plegen van strafbare feiten.
3
Bijvoorbeeld Belastingdienst, FIOD, ECD, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, IND, Politieregisters, Justitiële Documentatie, OM, CJIB, RDW, Arbeidsinspectie, enz.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
94
b.
Er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).
Ten aanzien van al verstrekte vergunningen zal de gemeente, indien het vermoeden bestaat dat één van de bovenvermelde situaties zich voordoet, de vergunninghouder verzoeken een BIBOBvragenformulier in te vullen. Een weigering om hieraan te voldoen wordt beschouwd als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond waarvan de vergunning wordt ingetrokken.
2.
Onderzoek door de gemeente zelf
In het kader van de Wet BIBOB zal de gemeente een onderzoek instellen om te beoordelen of er van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de wet sprake is. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van: - de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het standaardaanvraagformulier, inclusief de vragen van artikel 30 van de Wet BIBOB. De door het Bedrijvenloket van de Dienst RO/EZ tot op heden gehanteerde aanvraagformulieren zijn daartoe uitgebreid met vragen die zich o.a. richten op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventueel andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd door de aanvrager zal de gemeente proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager die betrekking hebben op de inrichting waarvoor een vergunning wordt aangevraagd. - De door de aanvrager bij het ingevulde aanvraagformulier aan te leveren documenten. - Eventueel extra, op verzoek van het Bedrijvenloket overgelegde documenten of informatie; - Open bronnen onderzoek (bijvoorbeeld Kamer van Koophandel, Kadaster, Internet, enz.) De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. De gemeente zal echter altijd eerst de bestaande weigering- en intrekkingsgronden die te maken hebben met integriteit van de aanvrager, zoals bijvoorbeeld de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn, evenals de eisen genoemd in het Besluit zedelijksheidseisen, behorend bij de Drank- en Horecawet, onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen. Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, zal de gemeente de vergunning kunnen weigeren of intrekken. Hierbij dient in acht te worden genomen dat in de wet (artikel 4) is opgenomen dat de weigering het aanvraagformulier incl. de BIBOB-vragen als bedoeld in artikel 30 van de wet volledig in te vullen als een “ernstig gevaar” kan worden aangemerkt en kan leiden tot het niet in behandeling nemen van de (nieuwe) aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de al versterkte vergunning. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of witwaspraktijken kan de gemeente extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
95 2.1.
Procedure onderzoek door de gemeente zelf
Omdat er jaarlijks een groot aantal vergunningen aangevraagd en verleend wordt is het om praktische reden van belang om bij het eigen onderzoek door de gemeente onderscheid te maken tussen een 'licht onderzoek' en een 'diepgaand onderzoek'. Met een licht onderzoek wordt een globale beoordeling door de behandelend ambtenaar van de vergunningverstrekkende dienst/afdeling van de antwoorden op de vragen op het aanvraagformulier en de bijgeleverde bescheiden bedoeld. Als daaruit iets opvallends naar voren komt, bijvoorbeeld een merkwaardige financiering, een hoge mutatiefrequentie voor een bepaald pand, of de inrichting is gesloten geweest (of de vergunning ingetrokken) wegens openbare orde problematiek en/of strafbare feiten, dan zal een diepgaand onderzoek worden uitgevoerd waarbij o.a. de meegeleverde bescheiden nauwkeurig worden gecheckt. Een besluit om over te gaan tot uitvoering van een diepgaand onderzoek wordt genomen in de projectgroep BIBOB, waarin vertegenwoordigd zijn de Bestuursdienst, het Bedrijvenloket, politie en Milieudienst. Als de projectgroep BIBOB na uitvoering van een diepgaand onderzoek van oordeel is dat er vragen blijven bestaan zal de projectgroep aan de burgemeester of het college een advies uitbrengen over het indienen van een adviesaanvraag bij het landelijk Bureau BIBOB.
3.
Indicatoren voor een aanvraag van een advies in een concreet geval bij het Bureau BIBOB.
In de volgende gevallen zal de gemeente kunnen besluiten een adviesaanvraag in te dienen bij het landelijk bureau BIBOB: 1.
2.
Na het eigen BIBOB-onderzoek door de gemeente blijven vragen bestaan over: a. de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming; b. de financiering van het bedrijf; c. de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd; d. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten; e. (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd. De officier van justitie adviseert de gemeente om in het kader van de aanvraag van een vergunning, dan wel een bestaande vergunning, een advies aan het landelijk bureau BIBOB te vragen.
Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterste middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Het betekent een zware inbreuk op de privacy en er dient voldaan te zijn aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De gemeente zal, zoals hierboven ook al uitgewerkt, eerst gebruik dienen te maken van minder ingrijpende maatregelen. Tevens is een aanvraag van een BIBOB-advies slechts gerechtvaardigd indien het gaat om een voldoende verdenking of een kwetsbaar voor misbruik vatbaar besluit met redelijke financiële of maatschappelijke belangen. Indien het Openbaar Ministerie de tip geeft een advies te vragen bij het Bureau BIBOB zal de gemeente dit advies ook daadwerkelijk vragen. Het aanvragen van een advies bij het landelijk Bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar worden ingediend. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. Tegen de uiteindelijke beslissing van de gemeente, op basis van (mede) het BIBOB-advies, kan wel bezwaar worden ingesteld
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
96
4.
Het onderzoek door het landelijk Bureau BIBOB
Na ontvangst van een adviesaanvraag stelt het landelijk bureau BIBOB een nader onderzoek in en brengt het advies uit over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet. Het bureau valt onder het Ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld de Belastingdienst, politie, justitie, IND, EZ, GBA, LISV, enz.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek doen dan de gemeente. 4.1.
Welke (rechts)personen worden in het onderzoek betrokken
De betrokkene, in dit geval de aanvrager of houder van een vergunning, wordt aan een BIBOBonderzoek onderworpen. In dat verband wordt tevens onderzocht of betrokkene misschien in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen in het onderzoek kunnen worden betrokken. In artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon a. b. c. d.
direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.
Deze andere (rechts)personen kunnen dus ook worden betrokken in het onderzoek. 4.2.
Procedure
De gemeente dient het verzoek om een BIBOB-advies in bij het landelijk Bureau BIBOB. De aanvrager/houder van de vergunning wordt daarover door de gemeente geïnformeerd. Het landelijk Bureau BIBOB neemt geen direct contact op met de aanvrager/houder van een vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken (rechts)personen. Eventuele aanvullende vragen van het landelijk Bureau BIBOB zullen via de gemeente aan betrokkene(n) worden gesteld. Het Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken een advies uitbrengen aan de gemeente. Deze termijn kan met nog eens vier weken worden verlengd. Het landelijk Bureau zal de gemeente daarvan in kennis stellen en deze informeert op haar beurt de aanvrager. Gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau wordt de termijn waarbinnen de gemeente moet beslissen op de vergunningaanvraag opgeschort. De gemeente zal, indien het voornemens is een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen en hij kan dan het advies inzien. Ook derden die in de beslissing genoemd worden als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb moeten in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien. Tegen een uiteindelijke afwijzende beslissing van de gemeente waarin een BIBOB-advies is verwerkt kan wel beroep en bezwaar worden aangetekend, niet tegen de beslissing om een BIBOB-advies aan te vragen.
4.3.
Geheimhoudingsplicht
Het advies van het bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de verlening dan wel intrekking van de vergunning. Het advies dient geheim te worden gehouden en slechts gegevens die noodzakelijk zijn ter motivering van de aangevraagde vergunning
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
97 zullen bekend gemaakt worden aan de betrokkene en worden opgenomen in de beslissing op de vergunningaanvraag. Indien betrokkene gebruik wenst te maken van zijn recht een zienswijze in te dienen heeft hij wel recht op inzage van het gehele advies. Gegevens over derden, die noodzakelijk zijn ter motivering van het besluit, zullen ook aan deze derden ter kennis worden gebracht. Indien een zekere mate van gevaar door het landelijk bureau wordt aangegeven, maar dit niet als ernstig wordt gekwalificeerd, of indien dit uit het onderzoek van de gemeente zelf komt, kunnen extra voorwaarden aan de vergunning worden gesteld. 4.4.
Drie soorten adviezen
Het landelijk bureau BIBOB kan drie soorten adviezen geven: - Er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB; - Er is sprake van een ernstige mate van gevaar; - Er is sprake van een mindere mate van gevaar. In het eerste geval kan de vergunning niet geweigerd worden op grond van de wet BIBOB. In het tweede geval dient de gemeente af te wegen of in dit concrete geval inderdaad de vergunning geweigerd zal worden op grond van de Wet BIBOB. Er kunnen omstandigheden aanwezig zijn dat de gemeente, ondanks het advies doet besluiten de vergunning te verlenen. Net zoals in het laatste geval kunnen er extra voorwaarden verbonden worden aan de vergunning, zoals bijvoorbeeld het periodiek overleggen van de boekhouding om beter te kunnen controleren of er inderdaad geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
98 BIJLAGE 8
BELEID PARACOMMERCIALISME
BELEIDSNOTITIE PARACOMMERCIALISME
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
99
Inleiding: Commerciële horecaondernemers worden soms geconfronteerd met verenigingen en stichtingen die horeca-activiteiten ontplooien, los van hun hoofddoelstelling. Commerciële horecaondernemers ervaren dit als concurrerend en doen een beroep, al dan niet via de Koninklijke Horeca Nederland of het Bureau Eerlijke Mededinging, op de gemeente om hiertegen op te treden. Daarnaast missen veel horecaondernemers, zowel de commerciële als de paracommerciële, een duidelijk beleid van de gemeente rondom het hierboven beschreven probleem: wat zijn nu precies de beperkende voorwaarden, wat mag wel en wat mag niet, bij wie kunnen we aankloppen wanneer er eventuele problemen zijn etc. Dit alles heeft ertoe geleid dat het verschijnsel paracommercie in de integrale horecanota van de gemeente Groningen een plaats dient te krijgen. Het mandaat inzake het verlenen van vergunningen en de handhaving hierop is per 1-1 2002 teruggenomen, door de gemeente, van de politie. De vergunningverlening vindt plaats binnen het Bedrijvenloket en de handhaving heeft zijn plaats gevonden binnen het team van de bouwinspectie ROEZ. Per 1 april 2002 is een project opgestart waarbij in samenwerking tussen NOC-NSF, Veilig Verkeer Nederland, het BOB-project, Politie, OCSW en ROEZ een inventarisatie is gemaakt ten aanzien van de mate waarin, sport-en studentenorganisaties voldoen aan de eisen die gesteld worden in de Dranken Horecawet. Hieruit bleek dat dit veelal niet het geval was. De vervolgactie hierop was dat deze organisaties tegen gereduceerd tarief in de gelegenheid werden gesteld d.m.v. een opleidingstraject één en ander in orde te maken. Het project is in september 2003 afgesloten en heeft zijn vervolg gekregen in een handhaaftraject waarin Voedings en Warenautoriteit en de gemeente samen optrekken. Hierbij kwam al snel aan het licht dat ook de gemeente Groningen nog een inhaalslag te maken heeft met betrekking tot de op te leggen voorwaarden en beperkingen op grond van artikel 4, eerste lid, Drank- en Horecawet. Het doel van deze notitie is: 1. Te komen tot een duidelijke definiëring van het begrip paracommercie. Het is de bedoeling om helderheid en duidelijkheid te scheppen over wanneer er nu precies sprake is van paracommercie, ofwel oneerlijke concurrentie; 2. Te komen tot regulering van het verschijnsel paracommercie door middel van het vaststellen en opleggen van voorschriften en beperkingen ingevolge artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet; 3. Aan te geven hoe de handhaving opgepakt zal worden. Definiëring Onder het begrip ‘paracommercialisme’ wordt in deze notitie verstaan: een vorm van oneerlijke concurrentie door al dan niet op enigerlei wijze, direct dan wel indirect, gesubsidieerde instellingen die buiten hun hoofddoelstelling om, horecadiensten aanbieden aan het publiek. Deze definitiebepaling wordt gehanteerd door het Bedrijfschap Horeca en Catering en wordt ruim aanvaard. Onder ‘horecadiensten’ wordt verstaan: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse. Uit de definitiebepaling volgt dat in de meeste gevallen sprake zal zijn van een op enigerlei wijze gesubsidieerde instelling, in die zin dat er sprake is van een subsidieverstrekking, direct dan wel indirect, door bijvoorbeeld de gemeente Groningen of door het Rijk, die (mede) de prijsstelling van de horecadiensten die aangeboden worden, kan beïnvloeden. Er zijn een aantal elementen die de prijsstelling van de aangeboden horecadiensten van paracommerciële instellingen (kunnen) beïnvloeden, waardoor oneerlijke concurrentie kan ontstaan, te weten: • De directe dan wel indirecte subsidieverstrekking
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
100 • • • • •
De versoepelde eis van het bezit van een diploma Sociale Hygiëne die voor paracommerciële instellingen is beperkt tot 2 leidinggevenden; Het regelmatig en vaak structureel werken met c.q. gebruik maken van vrijwilligers; Het niet inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca & Catering; Het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden; Het verkrijgen c.q. huren van accommodaties tegen niet marktconforme (vaak symbolische) voorwaarden en prijzen;
Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bepaalt dat alle rechtspersonen niet zijnde naamloze vennootschappen of besloten vennootschappen, in beginsel paracommerciële instellingen zijn indien deze instellingen zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat verenigingen en stichtingen die zich richten op de genoemde activiteiten, in beginsel aangemerkt worden als paracommerciële instellingen. Ingevolge het bepaalde in dit artikel dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de verlening van horecavergunningen aan genoemde niet-commerciële instellingen, te waken tegen mogelijke oneerlijke concurrentie. Drank- en Horecawet Artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet bepaalt dat Burgemeester en wethouders aan de horecavergunning van zogenaamde paracommerciële instellingen één of meer voorschriften of beperkingen verbinden die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd. De bedoelde voorschriften en beperkingen kunnen echter op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan: • In de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen. • Het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van dergelijke bijeenkomsten. • De tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende dranken wordt verstrekt. Door de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Drank- en Horecawet en door de opzegging van de overeenkomsten die gesloten waren tussen het Bedrijfschap Horeca en Catering en een groot aantal koepelorganisaties (alle sportbonden behalve de tennisbond) per 1 oktober 2000, is besloten dat Burgemeester en Wethouders voorschriften en beperkingen vast zullen stellen, die vervolgens opgelegd zullen worden aan de vergunningen van alle paracommerciële instellingen in Groningen. Artikel 4, vierde lid van de Drank en Horecawet bepaalt: ‘door Burgemeester en Wethouders worden, indien dit in verband met een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig is, aan reeds verleende vergunningen als bedoeld in het eerste lid voorschriften of beperkingen als in dat lid bedoeld verbonden of aan een zodanige vergunning verbonden voorschriften of beperkingen gewijzigd of ingetrokken”. Dit artikel bepaalt dat alleen voor paracommerciële instellingen die voorheen niet onder de koepelovereenkomsten vielen, wijzigingen in de plaatselijke of regionale omstandigheden aangetoond moeten worden voordat nieuwe voorwaarden en beperkingen opgelegd kunnen worden aan reeds bestaande horecavergunningen. Bij paracommerciële instellingen die wél onder de koepelovereenkomsten vielen, maakt door de opzegging zelfregulering plaats voor regulering door de gemeente, en hoeft niet te worden aangetoond dat er sprake is van een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden In dit geval is artikel 5, derde lid van de Drank- en Horecawet van toepassing en niet artikel 4, vierde lid van de Drank- en Horecawet. Er moeten dus in een aantal gevallen plaatselijke of regionale omstandigheden aanwezig zijn, die een wijziging van de te verbinden voorschriften en beperkingen rechtvaardigen.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
101 Er zijn in de gemeente Groningen een aantal stichtingen en verenigingen die als nevenactiviteit alcoholhoudende dranken verstrekken. Momenteel zijn er 138 stichtingen en verenigingen in Groningen die alcoholhoudende dranken verstrekken en daarvoor een horecavergunning hebben of zouden moeten hebben. Deze paracommerciële instellingen zitten verspreid over heel Groningen. De inkomsten die gegenereerd worden uit de aangeboden horecadiensten, zijn een extra bron van inkomsten voor de verenigingen en stichtingen. Er kan in enkele gevallen op deze wijze sprake zijn van commerciële bedrijven bij het verrichten van horeca-activiteiten. Bij de update van het in Groningen gebruikte horecabestand, bleken er bovendien een aantal stichtingen en verenigingen te bestaan die wel alcoholhoudende dranken verstrekken maar niet in het bezit zijn van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Dit is ten aanzien van de sport en studentenorganisaties rechtgezet. Met betrekking tot het buurt en speeltuinwerk heeft dit nog niet plaats gevonden. Niet alleen de commerciële horeca vraagt al geruime tijd om duidelijker voorwaarden en beperkingen waar paracommerciële instellingen zich aan moeten houden, ook voor paracommerciële instellingen zelf is het vaak onduidelijk wat ze nu wel mogen en wat niet. Daarom zal in deze nota worden aangegeven welke systematiek en criteria wij zullen toepassen om te bepalen welke voorwaarden en beperkingen zullen worden opgelegd aan de paracommerciele instellingen. Voorschriften en beperkingen Zoals hierboven reeds vermeld, is besloten de voorschriften en beperkingen aan te scherpen en te verduidelijken, die vervolgens opgelegd zullen worden aan de horecavergunningen van alle paracommerciële instellingen in Groningen. Voorgesteld wordt, aansluitend bij de limitatieve opsomming van onderwerpen die zijn opgenomen in artikel 4, tweede lid van de Drank- en Horecawet, om de volgende voorschiften en beperkingen vast te stellen: 1.
Onderwerp: In de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen Korte uitleg: Met ‘bijeenkomsten van persoonlijke aard’ wordt volgens de Memorie van Toelichting die behoort bij de Drank- en Horecawet, gedoeld op bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank pleegt te worden genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de betreffende rechtspersoon of de hoofddoelstelling (bron: statuten). Daarbij moet dan worden gedacht aan bruiloften, recepties bij jubilea en dergelijke. Voorzover deze bijeenkomsten tevens een zakelijk karakter hebben die direct verband houden met de activiteiten van de instelling, zoals het afscheid van de voorzitter van de vereniging, vallen deze niet onder het bereik deze bepaling.
2.
Bijbehorend te verbinden voorschrift: Bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter die geen verband houden met de hoofddoelstelling van de stichting of vereniging, vallen buiten de werkingssfeer van de horecavergunning. Dat wil zeggen dat er gedurende bijeenkomsten van persoonlijke aard geen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt in of vanuit de inrichting. Onderwerp: het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard Korte uitleg: Hiermee wordt niet alleen gedoeld op een artikel in een krant, tijdschrift, internet of wijkblad, maar ook op de verspreiding van bijvoorbeeld posters of brochures. Kanttekening hierbij is dat
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
102 het inhoudelijk wel betrekking moet hebben op het onder de aandacht brengen danwel aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in de betreffende inrichting waarbij alcoholhoudende drank verstrekt zal worden. Bijbehorend te verbinden voorschrift: Het is niet toegestaan om op enige wijze de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard in of vanuit de inrichting openlijk onder de aandacht te brengen dan wel aan te prijzen. 3.
Onderwerp: de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt Bijbehorend te verbinden voorschrift: Alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse mogen alleen worden verstrekt gedurende de tijden die zijn vastgelegd in het , door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd, alcoholbestuursreglement.
Sedert de wetswijziging van november 2000 zijn alle rechtspersonen met uitzondering van een NV of BV met beperkte aansprakelijkheid verplicht een alcoholbestuursreglement te hebben. In de praktijk betekent dat dat alle paracommerciele inrichtingen in het bezit moeten zijn van een dergelijk, door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd document. Het alcoholbestuursreglement waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiene te allen tijde plaatsvindt door op dit gebied gekwalificeerde personen. Samen met de statutaire doelstellingen en artikel 4 D&H wet vormt het alcoholbestuursreglement het toetsingskader voor de op te leggen voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de vergunning. Uitzonderingen op grond van jurisprudentie Aan de horecavergunning van een stichting of vereniging worden de hierboven omschreven voorschriften in ieder geval niet verbonden, indien: • de stichting of vereniging op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een regulier horecabedrijf op de markt opereert. Hiervan is sprake indien: • De stichting of vereniging kan aantonen de laatste 10 jaar voor de vergunningsaanvraag geen directe dan wel indirecte subsidie te hebben ontvangen; • De stichting of vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken en in die zin heffingen afdraagt aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken; • De stichting of vereniging staat ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering in verband met de gebondenheid aan o.a. de horeca-CAO; • Aangetoond kan worden (bijvoorbeeld middels een accountantsverklaring) dat alle leidinggevenden en werknemers in loondienst zijn en er derhalve de gebruikelijke inhoudingen plaatsvinden; • De stichting te goeder trouw kan verklaren dat op geen enkele wijze gebruik gemaakt zal worden van vrijwilligers, ook niet op incidentele basis; • Alle bestuursleden van de stichting voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 van de Drank- en Horecawet (bezit diploma Sociale Hygiëne, geen slecht levensgedrag etc.); • De instelling belastingplichtig is en geen fiscale vrijstellingen geniet (zoals BTW, maar ook, voorzover van toepassing, vennootschapsbelasting); • De onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van de ondernemer (dus geen enkele NV of BV onder de stichting of vereniging; die worden als schijnconstructies beschouwd); • De onderneming past binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan;
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
103 •
Er een reële huur- of pachtprijs, c.q. koopprijs is overeengekomen conform de marktwaarde, of er sprake is van een aangepaste prijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie.
De stichting of vereniging zich niet richt op de in artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet, gestelde activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de opgesomde activiteiten als limitatief moeten worden aangemerkt (AbRS, 6-9-1999, no. HO1.98.1692). Handhaving: Handhaving in enge zin is het door controle en toepassen (of aaankondigen) van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke middelen bereiken dat voorschriften worden nageleefd (repressie). Middelen hiertoe zijn: controle en opleggen van sancties. Handhaving in ruime zin is echter meer omvattend. Handhaving dient er ook op gericht te zijn om overtredingen te voorkomen (preventie). Middelen hiertoe zijn bijvoorbeeld een duidelijk systeem van vergunningverlening en voorlichting over het (handhavings-)beleid. Bij paracommerciële instellingen is het van belang dat allereerst wordt ingezet op preventie. De kennis van alle na te leven wet- en regelgeving en de daarbij behorende voorschriften, is bij paracommerciële instellingen - waar veel gewerkt word met vrijwilligers - beperkter dan bij commerciële ondernemingen, waar professionele krachten werken. De afdeling Economische Zaken is belast met de vergunningverlening en de daadwerkelijke handhaving van de Drank- en Horecawet is gesitueerd binnen de bouwinspectie. De preventieve acties worden in nauwe samenwerking met de afdeling O.C.S.W. uitgevoerd. De volgende preventieve acties zullen nog worden uitgevoerd: • • •
Voorlichting ten aanzien van de opgelegde voorschriften en de vergunningverlening richting paracommerciële instellingen anders dan de sport en studentenverenigingen; Hulp bij het up-to-date houden van de horecavergunning en ondersteuning bieden bij eventuele problemen hiermee; Aanreiken van standaarden en modellen in het kader van lopende projecten (voorbeeld Alcoholmatigingsbeleid) en verplichtingen (voorbeeld: invoering verplicht alcohol bestuursreglement).
Natuurlijk zal er, nadat de preventieve acties zijn uitgezet, gecontroleerd gaan worden of de voorschriften ook nageleefd worden. PC instellingen zullen één keer per jaar integraal gecontroleerd worden door: • Brandweer • Milieudienst • Bouwinspectie • Gemeentelijk toezichthouders APVG In deze inspectie zal aan alle aspecten van veiligheid, milieu bouw en gemeentelijk regelgeving ten aanzien van de exploitatie van de inrichting aandacht geschonken worden. Afwijkingen zullen worden behandeld volgens het handhavingsprotocol. Hierbij zal ook controle plaatsvinden op de exploitatie van de inrichting, de vraag of de exploitatie in overeenstemming is met de statutaire doelstellingen en het alcoholbestuursreglement staat hierin centraal. Naast de reguliere inspecties zal gehandhaafd worden als daar door klachten aanleiding toe is. Procedure tot vaststelling in invoering
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
104 Een aantal partijen zijn bij het ambtelijke voortraject reeds betrokken geweest bij de totstandkoming van deel van de integrale Horecanota. De door hun ingebrachte opmerkingen zijn verwerkt. Het betreffen hierbij de volgende partijen: • • • • • • • •
Koepelorganisatie Speeltuinwezen Koepelorganisatie Buurtwerk Stichting Wing Politie BSD OCSW BSD ROEZ
BIJLAGE 9
OVERLEGSTRUCTUREN HORECA
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
105
Structureel overleg met de horecasector I.
Sinds december 2002 functioneert, onder voorzitterschap van de Bestuursdienst (afd. BO) op ambtelijk niveau het Beleid- en handhavingsoverleg Horeca. Het overleg heeft tot doel te komen tot een integrale afstemming op beleidsniveau tussen het beleid van en de handhaving door de Dienst RO/EZ, Milieudienst, HVD, de politie en de Keuringsdienst van Waren met betrekking tot alle regelgeving betreffende de horecabranche. Daarnaast dient het overleg te resulteren in een eenduidig en consistent optreden van de gemeente jegens de horecabranche. In de
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
106
beleidsgroep participeert ook de voorzitter van de Koninklijke Horeca Nederland, afd. Noord, en een consulent van Horeca Nederland. De communicatie met de plaatselijke horecabranche is daarmee gewaarborgd. ‘Onder’ het ambtelijk beleid- en handhavingsoverleg functioneren op uitvoerend niveau twee uitvoeringsoverleggen, namelijk: - een uitvoeringsoverleg vergunningverlening Horeca. Deelnemers in dit overleg zijn het Bedrijvenloket (tevens voorzitter), Bouw- en Woningtoezicht, Milieudienst, Brandweer en politie (is reeds van start gegaan). Dit overleg voorziet in een integrale beoordeling van vergunningaanvragen. Knelpunten in de uitvoering van de vergunningverlening worden voorgelegd aan het Beleid- en handhavingsoverleg . Besluitvorming over de vergunningverlening in politiek- en beleidsgevoelige zaken valt buiten de geldende mandaatregelingen en wordt, via het beleid- en handhavingsoverleg ter besluitvorming doorgeleid naar de verantwoordelijk bestuurder(s), en - een uitvoeringsoverleg handhaving Horecabeleid waaraan deelgenomen wordt door Bouw- en Woningtoezicht (voorz.), Milieudienst, Brandweer, politie, Keuringsdienst van Waren en eventueel de Belastingdienst. Doel van dit overleg is de integrale afstemming in de uitvoering van de handhavingsactiviteiten van de betrokken instanties. Knelpunten in de uitvoering worden voorgelegd aan de het Beleid- en handhavingsoverleg. II.
Het ambtelijk beleid- en handhavingsoverleg functioneert onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van het College van B&W. Voor wat betreft de diverse beleidsterreinen vindt de bestuurlijke ‘afdekking’ plaats in de sectoroverleggen van de portefeuillehouders EZ, Milieu en Openbare Orde en Veiligheid. Daarnaast is er behoefte aan structureel overleg tussen de horecabranche en de 3 genoemde portefeuillehouders. Voorgesteld wordt daarom om 2 x per jaar zo’n overleg te organiseren. In het kader van het Binnenstadsmanagement is, voorafgaand aan het Managementoverleg Binnenstadsmanagement, reeds voorzien in een regelmatig overleg tussen de portefeuillehouder EZ en de horecabranche. Voorgesteld wordt om in aanvulling op dit “EZ-overleg” een tweetal bijeenkomsten in te plannen voor een breder bestuurdersoverleg waaraan naast de portefeuillehouder EZ, afhankelijk van de agendaonderwerpen, ook deelgenomen wordt door de portefeuillehouder Milieu en/of de burgemeester. Het voorzitterschap van dit brede bestuurdersoverleg ligt bij de portefeuillehouder EZ.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
107 BIJLAGE 10
ZONEKAART HORECA BINNENSTAD
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO
108 Groninger Gezinsbode- verplichte mededelingen Plaatsing: woensdag 26 oktober 2005 Balkje: Bekendmaking
BD/BO
Horecanota 2005 De raad van de gemeente Groningen maakt bekend: dat hij in zijn vergaderingen van 30 maart 2005 en 28 september 2005 besloten heeft de Horecanota 2005 vast te stellen. In de nota is het vestigingsbeleid voor horecabedrijven in de binnenstad vastgelegd. Daarnaast bevat de nota een overzicht van alle voor de horecabedrijven geldende regelgeving en het daarop gebaseerde handhavingsbeleid. In het handhavingsprotocol is aangegeven welke maatregelen en sancties kunnen worden opgelegd bij overtreding van de voor de horecabedrijven geldende voorschriften. Dit raadsbesluit is gepubliceerd in het Gemeenteblad met het nummer 2005-63 en treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking. Dit raadsbesluit ligt vanaf vandaag voor een ieder ter inzage en is kosteloos verkrijgbaar bij het Gemeentelijke Informatie Centrum (GIC), Kreupelstraat 1 (Prefectenhof) te Groningen: open op werkdagen tussen 09.00 en 16.00 uur, op donderdag ook tussen 18.00 en 20.00 uur.
Groningen, 26 oktober 2005.
Vastgesteld bij raadsbesluit van 30 maart 2005, nr. 6l en 28 september 2005, nr. 6e. Datum bekendmaking: 26 oktober 2005. Datum inwerkingtreding: 27 oktober 2005.
Gemeenteblad 2005-63.
Horecanota 2005 Groningen 3.582.BD/BO