Epidemiologisch onderzoek Klinische trial Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (nvvc)
Ë 78
Ë 63 Ë 64
Q8GG
Ë 79
Ë 80
?
Ë
(
? < K ? 8 IK
Het hart is een holle spier die ritmisch krachtig samenknijpt. De functie van het hart kun je het beste vergelijken met een pomp die het bloed in beweging houdt. Het bloed moet stromen om zuurstof en andere voedingsstoffen naar de weefsels en organen te vervoeren en op de terugweg afvalstoffen mee te nemen naar een plek waar ze worden verwerkt, zoals de nieren. Als de pomp hapert, heeft het hele lichaam daaronder te lijden. De aanvoer van zuurstof stagneert in een lange file van langzaam voortbewegend of zelfs stilstaand verkeer, terwijl het hele lichaam schreeuwt om zuurstof. De file lost alleen op als de pomp weer op gang komt.
Je leeftijd is geen kalenderkwestie – je bent zo oud als je vaten.
Ë
(
(Á
?
C<<=K@A;4?8IK<EM8K<E
Je bent zo oud als je vaten. De conditie van je bloedvaten bepaalt voor een groot deel hoe je je voelt. Heb je soepele en gezonde vaten, dan worden de weefsels en organen in je lichaam goed van bloed voorzien. Zijn je vaten stijf en vernauwd, dan kan dat gevolgen hebben voor het gemak waarmee je je beweegt en het functioneren van je organen. Dat geldt in het bijzonder voor de kransslagaderen Ë 5. Als de kransslagaderen achteruit gaan, krijgt het hart zelf te weinig bloed en neemt het risico op een hartinfarct toe. Het hart is een pomp die de bloedsomloop in stand houdt en als de pomp verzwakt, verzwakt het hele systeem. De ziekte die bloedvaten aantast, heet slagaderziekte Ë 76. JC8>8;
Slagaderziekte is een geduldige sluipmoordenaar. Het duurt vaak jaren voordat de gevolgen zichtbaar worden, en dat gebeurt helaas vaak door een hartinfarct Ë 70 of een beroerte Ë 67. De conditie van de bloedvaten is op dat moment vaak flink achteruit gegaan. Daarom is het belangrijk om een infarct te voorkomen in de plaats van de schade te repareren. Dat kan door de risicofactoren voor slagaderziekte zo veel mogelijk te vermijden. De belangrijkste risicofactoren zijn roken Ë 20, hoge bloeddruk Ë 14, ldl-cholesterol Ë 16, overgewicht Ë 19 en diabetes Ë 11. Hartwijzer beschrijft ook andere risicofactoren Ë 7. GI<M<EK@<?<<=K;<KF
Er zijn steeds betere behandelingen Ë 47 voor hart- en vaatziekten. Nieuwe beeldvormende technieken Ë 41 zoals een mri-scan Ë 44 en een ct-scan Ë 42 maken het hart en de kransslagaderen zichtbaar. Toch is de toekomst niet aan de technologie, maar aan het voorkomen van deze ziekten. De dokter van de toekomst zal zich steeds meer bezighouden met het afremmen van slagaderziekte voordat de sluipmoordenaar heeft toegeslagen. Een succesverhaal is bijvoorbeeld het gebruik van cholesterolverlagers Ë 52, die er mede voor gezorgd hebben dat het aantal doden door een hartziekte in de laatste jaren is afgenomen. Voorkomen van hart- en vaatziekten door goede informatie is de inzet van Hartwijzer. Want preventie heeft de toekomst! 8E8KFD@<M8E?
De anatomie van het hart kun je verdelen in vijf onderwerpen: de bloedsomloop, de kamers en boezems, de hartkleppen, de kransslagaders en het prikkelgeleidingssysteem. De bloedsomloop Ë 2 is het buizensysteem waarin het bloed circuleert. De kamers en boezems Ë 3 zijn de holle ruimtes in het hart die van elkaar en de bloedsomloop zijn gescheiden door hartkleppen Ë 4. De kransslagaders Ë 5 vormen een klein maar belangrijk onderdeel omdat ze de hartspier zélf van bloed voorzien. Het prikkelgeleidingssysteem Ë 6 zet de hartspier aan tot samenknijpen met behulp van een elektrische prikkel.
9CF<;JFDCFFG?
D
G H
A
C
A E
B
B
D
F
C A H
B
D D
;<9CF<;JFDCFFG
A.
Longen
A.
Linkerkamer
B.
Slagaders (rood)
B.
Rechterkamer
C.
Aders (blauw)
C.
Bloed vanuit de longen
D.
Haarvaten
D.
Bloed naar de longen
E.
Bloed vanuit het lichaam
F.
Bloed naar het lichaam
G.
Aorta
H.
Onderste en bovenste holle aders
Ë
)
)Á
?
Ë
) 9 CF < ; J F D CF F G
Bloed moet voortdurend stromen om zuurstof en voedingsstoffen naar organen en weefsels te transporteren. Het bloed neemt zuurstof op in de longen, stroomt via het hart en de slagaders naar de kleinste bloedvaten, de haarvaten, en staat daar zuurstof af aan het omringende weefsel. Op zijn weg terug neemt het bloed afvalstoffen mee. Vervolgens stroomt het bloed via de aders weer terug naar het hart en vandaar naar de longen om opnieuw zuurstof op te nemen. De bloedsomloop, het onophoudelijk circulerende bloed, houdt het lichaam in leven. De pomp die de bloedsomloop in beweging houdt, is het hart. JC8>8;
Vanuit de linkerhelft van het hart komt het zuurstofrijke bloed eerst in de grootste slagader, de aorta. De aorta vertakt al snel in kleinere slagaders, die het bloed omhoog voeren richting hersenen en omlaag naar de organen in de buik en verder, tot in de puntjes van de tenen en de vingers. Slagaders, ofwel arteriën, zijn stevige bloedvaten met een gladde binnenwand waarin het bloed snel en makkelijk kan stromen. Het bloed stroomt in de slagaders altijd van het hart af. Meestal bevat een slagader zuurstofrijk bloed. Uitzondering zijn de slagaders die vanuit de rechterhelft van het hart naar de longen leiden, en waar zuurstofarm bloed door stroomt. Slagaders hebben spiercellen in hun wanden waardoor die kunnen samentrekken om de bloedstroom te regelen. Hoe nauwer de slagader, hoe minder bloed er doorheen kan. BC<@E8;
De grotere slagaders voeren het zuurstofrijke, lichtrode bloed naar de kleinere slagaders, de arteriolen. Via de arteriolen komt het bloed in de kleinste bloedvaten: de haarvaten. Haarvaten hebben een dunne wand en een microscopisch kleine doorsnede, die maar net iets groter is dan een rode bloedcel. In de haarvaten stroomt het bloed vrij traag, zodat stoffen makkelijk
9CF<;JFDCFFG?
door de dunne vaatwand kunnen worden uitgewisseld. Zuurstof en voedingstoffen worden afgestaan aan het omringende weefsel, afvalstoffen worden opgenomen en meegevoerd. 8;
Na de stofwisseling in de haarvaten stroomt het zuurstofarme, donkerrode bloed via de aders weer terug naar het hart. In de aders is de bloeddruk lager en stroomt het bloed trager. Aders kunnen meer bloed bevatten dan slagaders, doordat de aderwand slapper is en kan uitzetten. Dat is bijvoorbeeld te merken aan de aders op de rug van je hand, die het ene moment uitzetten en goed zichtbaar zijn en het andere moment onder de huid verdwijnen. Aan de blauwige kleur van de aders is te zien dat het bloed zuurstofarm is. Het stelsel van aders vormt een belangrijke opslagplaats van bloed. De aders monden bij het hart uit in de bovenste holle ader en de onderste holle ader. ;<FEK;M8E;<9CF<;JFDCFFG
In de oudheid en de middeleeuwen was de bloedsomloop nog niet bekend. Artsen in die tijd dachten dat het bloed werd aangemaakt in hart en lever en dat het vanuit die organen naar alle delen van het lichaam stroomde om te worden verteerd. De eerste die de werking van de bloedsomloop werkelijk begreep, was William Harvey. Deze zeventiende-eeuwse Engelse arts berekende dat het menselijk lichaam volgens de theorie van het bloedverteren honderden liters bloed per dag zou moeten produceren. Harvey concludeerde terecht dat de theorie daarom niet op kon gaan. Hij ontdekte dat het bloed niet verteerd wordt maar circuleert in een gesloten systeem.
Ë
)
*Á
?
C
C H
H
G
G
F D
B F
F
A
B
D F
E
A E
B8D
A.
Linkerkamer (rustfase)
A.
Linkerkamer (knijpt samen)
B.
Rechterkamer (rustfase)
B.
Rechterkamer (knijpt samen)
C.
Linkerboezem (knijpt samen)
C.
Linkerboezem (rustfase)
D.
Rechterboezem (knijpt samen)
D.
Rechterboezem (rustfase)
E.
Septum (tussenwand)
E.
Septum (tussenwand)
F.
Atrioventriculaire hartkleppen (open)
F.
Atrioventriculaire hartkleppen (dicht)
G.
Aortaklep (dicht)
G.
Aortaklep (open)
H.
Pulmonaalklep (dicht)
H.
Pulmonaalklep (open)
B8D
Ë
*B 8 D < I J < E 9 F < Q < D J
De holle hartspier bestaat uit een linker- en een rechterhelft die ieder weer zijn onderverdeeld in een boezem en een kamer, ofwel een atrium en een ventrikel. Het hart heeft dus vier holtes: de linkerkamer en linkerboezem en de rechterkamer en rechterboezem. Beide helften zijn gescheiden door een tussenschot van spierweefsel, het septum. In de linkerhelft van het hart wordt het zuurstofrijke bloed (rood in de tekening) verwerkt, in de rechterhelft het zuurstofarme bloed (blauw). Op een afbeelding van het hart zijn links en rechts omgekeerd, zoals de linkerhelft van je gezicht op een portretfoto rechts zit. Zowel het zuurstofrijke als het zuurstofarme bloed komt het hart binnen in de boezems en stroomt langs de atrioventriculaire hartkleppen Ë 4 naar de kamers. Vervolgens pompen de kamers het bloed langs een tweede paar hartkleppen naar de grote slagaders. Zo houdt het hart de bloedsomloop Ë 2 in beweging. C@EB
De linkerkamer heeft de belangrijkste taak: hij pompt het zuurstofrijke bloed tot in de tenen, de vingers en de kruin. De rechterkamer pompt het bloed uitsluitend naar de nabij gelegen longen. De linkerkamer is het werkpaardje en heeft daardoor een dikkere spierwand dan de rechterkamer of de boezems. Als de linkerkamer zijn pompkracht verliest, komt de stroom van zuurstofrijk bloed tot stilstand. Dat mag niet te lang duren. Na reanimatie Ë 61 blijkt de schade aan weefsels en organen meestal beperkt te zijn als het bloed binnen zes minuten weer in beweging is. Duurt het langer, dan kunnen de gevolgen zeer ernstig zijn. 9F
De boezems vormen een reservoir. Ze vangen het bloed op uit het lichaam en de longen. Hun spierwand is minder dik dan de spierwand van de kamers, die belast zijn met het echte pomp-