Bietplanter planter
De
MAANDBLAD CBB • JAARGANG 49 NR 519 • APRIL 2015 • P 806265
De Wereldgezondheidsorganisatie wil suikerconsumptie beperken
3
AFREMMING BIOBRANDSTOFFEN
Kort geoogst
2
CropEnergies: tijdelijke sluiting van het Britse filiaal CropEnergies, het biobrandstoffen filiaal van Südzucker, heeft besloten om de productie in het Britse filiaal Ensus tijdelijk stop te zetten. De productie van bio-ethanol is momenteel niet meer rendabel door de extreem lage bio-ethanolprijzen op de Europese markt onder meer ingevolge de spectaculaire olieprijsdaling van de afgelopen maanden. De bio-ethanolprijs bevindt zich op het laagste niveau: 417 euro per kubieke meter FOB Rotterdam op 15 januari 2015. Er is ook een andere ongunstige factor: de devaluatie van de euro ten opzichte van het pond sterling. De andere fabrieken van CropEnergies in Duitsland (Zeitz), België (BioWanze) en Frankrijk (Duinkerke) blijven draaien ondanks de moeilijke marktomstandigheden. Zodra de marktomstandigheden het toelaten, zal de fabriek van Ensus weer worden opgestart. De eenmalige herstructeringskosten van ongeveer 40 miljoen euro zullen worden geboekt in het boekjaar 2014/15. Dit zal gevolgen hebben voor de geconsolideerde rekeningen van Südzucker. Wereldwijd verbruik van kunstmest stijgt jaarlijks met 1,8 % tot 2018. Volgens de FAO, zal het wereldwijde verbruik van kunstmest in 2018 wellicht uitkomen op ruim 200,5 miljoen ton, wat een kwart meer zou zijn dan in 2008. Stikstof blijft met voorsprong de belangrijkste meststof. In WestEuropa zouden landbouwers minder stikstof via kunstmest toedienen, maar elders in de wereld stijgt het verbruik nog. De grootverbruikers zitten vooral in het oosten en zuiden van Azië (60% van wereldwijd verbruik). Daar komt er nog 3,3 miljoen ton bij tegen 2018. In Noord-Amerika blijft de stijging beperkt tot 300.000 ton (+0,5% per jaar) terwijl West-Europese boeren zuiniger zouden gaan omspringen met stikstofmeststoffen (-50.000 ton). Ongeveer 143.000 ha ggo-gewassen in Europa. In Europa zijn er vijf landen die ggo-gewassen telen: Spanje, Portugal, Roemenië, Slovakije en Tsjechië. Dat meldt het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB). In Europa is slechts één ggo-gewas toegelaten voor de teelt: de insectresistente MON810maïs. Bijna 32 procent van de in 2014 geteelde maïs in Spanje is ggo-maïs. Hoewel slechts één gewas toelating heeft gekregen voor de teelt, zijn 56 ggo-gewassen toegelaten voor import in de EU en voor verwerking in voeding en veevoeder. De Verenigde Staten zijn met 73,1 miljoen hectare de grootste telers van ggo-gewassen.
Het beste bietenzaad voor onze uitzaai in 2015
2 BEDAN KT IEDER EEN!
BESTE BIETPLANTERS, ALWEER 60% MEER BETASEED IN BELGIË. pROFICIAT MET JULLIE KEUZE!
Maandblad van de Confederatie van de Belgische Bietenplanters vzw CBB • Anspachlaan 111 Bus 10 • 1000 Brussel T. 02 513 68 98 • F. 02 512 19 88 • www.cbb.be •
[email protected]
COLOFON Verantwoordelijke uitgever Mathieu Vrancken, Voorzitter CBB Directeur van de publicatie Valerie Vercammen Uitgave en publiciteit Bernadette Bické - Martine Moyart Verantwoordelijke voor de suikerbiettechniek KBIVB Tienen Druk Corelio Printing Jaarabonnement € 12,00 EU-land € 22,00 niet EU-land € 27,00 IBAN BE 70 1031 0384 3925 • BTW BE 0445.069.157
BETASEEd. SIMpLY dIFFERENT.
www.betaseed.be
Verdeeld door Clovis Matton
2
EDITO Het beste bietenzaad voor onze uitzaai in 2015
I
n onze sector ziet men een steeds groter aantal suikerbietrassen. Daarom vonden planters en fabrikanten het zinvol om een Interprofessioneel Comité voor Rassencontrole, het ICRC, op te richten. Het comité is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de CBB, één vertegenwoordiger van de Tiense Suikerraffinaderij, één vertegenwoordiger van Iscal Sugar en ook twee vertegenwoordigers van het KBIVB. Doel van het ICRC is om het werk van KBIVB rond de suikerbietrassen die aan de sector worden voorgesteld te omkaderen. Het comité buigt zich vooral over de commerciële rassen die aan de planters worden aanbevolen. Het ICRC bepaalt daarnaast ook een werkkader voor de Europese rassen die te koop worden aangeboden op de Belgische markt. De Belgische biet-suikersector is daarmee één van de de weinigen in Europa die het gebruik van rassen van de Europese lijsten toestaat. Het comité is van mening dat het gebruik van deze Europese rassen onder bepaalde voorwaarden moet gebeuren en binnen een welbepaald kader. De bedoeling hiervan is om te garanderen dat aan de planters enkel kwaliteitsrassen worden aangeboden die een reële meerwaarde bieden voor het financiële inkomen van de teelt. Iedere zaadfirma kan voor een Europees ras een dossier indienen bij het comité en krijgt de kans dit dossier te verdedigen. Het ICRC zal zich vervolgens uitspreken over het nut van deze rassen vóór 15
2
januari. De eindbeslissing wordt genomen door het ICRC en het bare en contraproductieve situatie die schadelijk is beheerscomité van het KBIVB. voor de hele sector. Alle zaadfirma’s en hun mandatarissen hebben zich na overleg en Het ICRC, zal in een zeer nabije toekomst, de publiciteit van elk bespreking met het ICRC verbonden de opgelegde regels te respec- zaadhuis controleren om er zeker van te zijn dat de planters corteren. Uit de praktijk blijkt na het eerste jaar echter dat dit niet altijd recte informatie ontvangen, die conform zijn aan de testresultaten. gebeurd is. Zullen we er toe moeten komen dat we elke afwijking zullen moeDe rassen die werden aanvaard, zullen dit jaar worden getest door ten melden of elke publiciteit zullen moeten goedkeuren met het het KBIVB. Er moeten minimaal 400 eenheden en maximaal 800 risico dat het ras in kwestie van de lijst van de aanbevolen rassen eenheden (1 % van de Belgische markt) voor commercialisatie zou moeten geschrapt worden? beschikbaar zijn. Enkel indien ze hieraan voldoen, zullen de De houding en manier waarop iedereen zich in de toekomst aan de Europese rassen kunnen worden verkocht op de Belgische markt regels zal houden, zullen mede bepalend zijn voor de beslissingen door de suikerfabrieken. van het ICRC. De suikerbietteler, in dit geval de “gebruiker” In het begin van elk jaar zullen de aanvaarde We gaan ervan uit dat we en “koper” van het zaad, wordt overspoeld en de geweigerde rassen van iedere zaadvoor onze uitzaai in 2015 over met informatie over de verschillende eigenfirma worden gepubliceerd in “De de beste zaden beschikken! schappen van de variëteiten. De eigenschapBietplanter”. pen die worden belicht, zijn echter vaak bewust zo gekozen, om het ras beter te positioneren en in het voordeel te spelen van de firma die het ras voorstelt. De echte belangen van de planters worden hierbij soms genegeerd of vergeten. In onze bedrijven stellen we soms vast dat bepaalde commerciële afgevaardigden van de zaadfirma’s het werk van het KBIVB afbre- JEAN-JO RIGO, ken. De verkoopsoorlog woedt in alle hevigheid en zowel de goede ONDERVOORZITTER KBIVB als de slechte argumenten ontbreken niet. Dit is een onaanvaard-
SUIKER EN GEZONDHEID
Suiker: nuttig of giftig? Suiker wordt vaak in een kwaad daglicht gezet en zelfs gedemoniseerd in diverse campagnes die de strijd aanbinden tegen onder meer diabetes, overgewicht en tandbederf. Onlangs heeft de Wereldgezondheidsorganisatie nieuwe aanbevelingen gedaan over de inname van suiker via de voeding. De WHO adviseert om maximaal 10 procent van de dagelijke energie-inname onder vorm van suiker in te nemen en streeft zelfs naar een maximum van 5%. Toch zou suiker, en met name bietsuiker, ook nuttig zijn voor de gezondheid. Betaïne is daar een mooi voorbeeld van, net zoals de de productie van complexe suikers waarmee melkpoeder voor zuigelingen kan worden gemaakt die de echte moedermelk beter benadert. Moedermelksuiker uit bietsuiker namaken
Agrana verhoogt betaïneproductie
nlangs maakte VTM Nieuws gewag van een medische primeur aan de Universiteit van Gent. Professor Wim Soetaert is er als eerste in geslaagd moedermelksuiker na te maken in een labo, uit suikerbieten. Op deze manier kan een melkpoeder gemaakt worden die meer lijkt op echte moedermelk. “Menselijke moedermelk is nog altijd de beste optie, maar niet altijd mogelijk”, vertelt de professor, die een oplossing aanreikt via de verbetering van de huidige generatie melkpoeders. Zeer snel, volgend jaar al, zou een verbeterde melkpoeder op de markt kunnen komen.
De Oostenrijkse onderneming Agrana, filiaal van Südzucker, zal haar productieactiviteiten van betaïne uit suikerbietmelasse uitbreiden in de suikerfabriek in Tulln (Oostenrijk). Door de investering die tijdens het tweede trimester 2015 wordt beëindigd zal de onderneming een nieuw betaïneproduct dat wordt gebruikt in diervoeder op de markt kunnen brengen. Betaïne wordt gewonnen uit suikerbietmelasse en bestaat in vloeibare vorm en in poedervorm. Volgens Agrana verbetert betaïne de groei en de slachteigenschappen van de dieren. Het product werd onderzocht op pluimvee en de eerste resultaten worden binnenkort verwacht.
Professor Soetaert, verbonden aan de vakgroep biochemische en microbiële technologieën (UGent), ontwikkelde een nieuwe bacterie die de suiker uit suikerbieten kan omzetten in veel complexere moedermelksuiker. “Wij maken het niet, de bacteriën doen het voor ons. Eens ze de moedermelksuikers geproduceerd hebben, isoleren wij de suikers en zuiveren wij ze tot een vorm die kan toegevoegd worden aan melkpoeder. De productie kan op korte termijn opgeschaald worden”. Volgens VTM is er alvast interesse uit China omdat ze daar in 2008 geconfronteerd werden met onveilige babymelkpoeders waarin giftige stoffen (melamine) zaten.
Tereos: het grootste wereldcentrum van natuurlijke betaïne
O
Samen met de onderneming DuPont lanceerde Tereos nu twee jaar geleden de eerste productieeenheid in de wereld van natuurlijke betaïne uit bietenvinasse. De productie draait de klok rond, 235 dagen per jaar. De betaïnefabriek is gevestigd in de distilleerderij van Tereos in Origny-SainteBenoîte. Betaïne is een uitstekend voedselsupplement voor een gezonde veestapel en wordt gecommercialiseerd onder het handelsmerk Betafin®. Het product heeft een regulerend effect op de waterbalans van de dieren, verbetert de darmgezondheid en beschermt tegen hittestress.
Uit China is er interesse voor verbeterde babymelkpoeders omdat ze daar geconfronteerd werden met onveilige melkpoeders waarin giftige stoffen (melamine) zaten.
Betaïne als geneesmiddel Betaïne wordt eveneens als geneesmiddel gebruikt om de vertering te vergemakkelijken. Men vindt de molecule terug in de vorm van betaine citraat. Volgens de vereniging van de Franse farmaceutische laboratoria speelt betaïne een rol in de synthese van de fosfolipiden en heeft het
Volgens de vereniging van de Franse farmaceutische laboratoria wordt Betaïne citraat aanbevolen bij een moeilijke spijsvertering.
een effect op de gastrische mobiliteit. Betaïne citraat wordt aanbevolen bij een moeilijke spijsvertering. Er zijn geen speciale voorzorgsmaatregelen te nemen, behalve voor personen die een zoutarm dieet volgen, gezien een tablet veel natriumbicarbonaat bevat.
Anti-suikercampagne Britse wetenschappers willen 30 procent minder suiker in verwerkte voedingsmiddelen Een nieuwe actiegroep tegen suiker “Action on Sugar “ bestaande uit Britse wetenschappers, dringt aan op een vermindering van het suikergebruik in de voedingsindustrie. Deze groep zet onder meer de Britse regering onder druk om objectieven op vier jaar vast te leggen, die het gebruik van suiker in de voedingsmiddelen geleidelijk aan met 30 tot 40 % verminderen. Het Verenigd Koninkrijk is het Europese land met de grootste obesitasproblematiek: 23 % van de volwassen bevolking is er zwaarlijvig. In het Verenigd Koninkrijk bedraagt het aandeel van de suikerconsumptie in voeding zowat 75 % van de suikerconsumptie per inwoner. Deze campagne, die de gezondheid hoog in het vaandel draagt, zou dus belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de omvang van de EU-suikermarkt in de toekomst. Voor Agritrade, zou elke maatregel die het suikergehalte in de voedingsmiddelen wil beperken dus een impact hebben op de belangrijkste markt voor suiker in de EU. Mocht de Britse campagne zich verspreiden in Europa, of het voorwerp uitmaken van een regelgeving op EU-niveau, zou een vermindering van amper 10 % van het suikergebruik in de voedingsindustrie de vraag naar suiker in de EU met 1,2 Mt kunnen doen dalen in 2017. Als de meer drastische doelstelling van de “Action on Sugar” campagne, met name een reductie van 30 %, het mocht halen, zou de vraag naar suiker in de EU met 3,8 miljoen ton verminderen. De Wereldgezondheidsorganisatie wil suikerconsumptie beperken Ter bestrijding van o.m. obesitas en tandbederf, adviseerde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) begin maart om de consumptie van vrije of verborgen suikers in de voedingsmiddelen (niet beschouwd als snoepjes) tot 10 % van de dagelijkse energie-inname te beperken, en, “zo mogelijk”, naar 5 % te streven. Zij spoort haar lidstaten aan “de dialoog aan te gaan met de agrovoedingsindustrieën om de verborgen suikers in de samenstelling van hun producten te beperken”.
ACTUALITEIT
Europees Parlement wil gebruik van agrobiobrandstoffen beperken tot 6% 10 procent hernieuwbare energie in de transportsector in 2020: het Europees Parlement beslist het gebruik van agrobiobrandstoffen te beperken tot 6 procent.
H
et Europees Parlement stemde een beperking van agrobiobrandstoffen tot 6% met een subdoelstelling voor geavanceerde biobrandstoffen (producten uit afval of non-food teelten) van 1,25% en de introductie van ILUC-elementen (indirecte landgebruiksveranderingen) in de wetgeving vanaf 2020. (...) Ter herinnering, de Raad had zich uitgesproken voor een beperking van agrobiobrandstoffen tot 7% en voor een subdoelstelling van 0,5% voor geavanceerde biobrandstoffen. Verwacht wordt dat de onderhandelingen starten in de maand maart en worden afgerond in april. De vertegenwoordigers van de EU landbouw- en coöperatieve organisaties (COPA-COGECA) pleiten voor een percentage van minstens 8% voor agrobiobrandstoffen. Zij hebben laten weten dat het plafond van 6% de toekomst van de Europese biobrandstoffenindustrie in gevaar zal brengen en zal leiden tot een sterke krimp van het Europese koolzaadareaal, tot ontregelingen op de graan- en suikermarkten alsmede tot een verminderde diversifiWetgevend kader
catie van de teelten en bovendien zou beletten dat het tekort aan plantaardige eiwitten in de EU hersteld wordt. Dit tekort zou kunnen worden aangevuld dankzij eiwitrijke nevenproducten uit de productie van biobrandstoffen (droesem uit distillaat,...) en een deel van de soja-import vervangen. Ook ontevredenheid uit de hoek van de biodieselproducenten die erop wijzen dat de impact van de indirecte ILUC landgebruiksveranderingen niet te controleren is. Zij hopen dat de Raad het plafond voor agrobiobrandstoffen zal kunnen verhogen. Enkel de bio-ethanolproducten (ePure) zijn blij met de houding van het Europees Parlement. Zij verheugen zich in het bijzonder over de ambitieuze doelstelling (1,25%) inzake geavanceerde biobrandstoffen en hopen dat de Raad haar standpunt inzake een plafond van 7% agrobiobrandstoffen zal handhaven. Volgens een studie van Valbiom over de wijziging van de EU-wetgeving inzake biobrandstoffen (zie tabel), is de productiecapaciteit van biobrandstoffen in België toereikend om de Europese objectieven te
Weerhouden objectieven en criteria
2009 2009: Aanvankelijk, RED Richt- > Objectief transport 2020: 10% hernieuwbare energie lijn over hernieuwbare energie > Geen beperking voor biobrandstoffen uit landbouwgewassen (2009/28/CE) 2012 Voorstel tot wijziging van de RED richtlijn door de Europese Commissie
> Biobrandstoffen uit landbouwgewassen: beperking tot 5%
2015 Voorstel van de EU-Raad
> Biobrandstoffen uit landbouwgewassen: beperking tot 7% > Objectief van 0,5% voor geavanceerde biobrandstoffen 2015
2015 Voorstel van het Europees Parlement
> Biobrandstoffen uit landbouwgewassen: beperking tot 6% > Objectief van 1,25% voor geavanceerde biobrandstoffen
Momenteel bedraagt het aandeel biobrandstof in het transport 4,7 procent. Volgens de Europese doelstelling moet dit 10 procent bedragen in 2020. halen in 2020 zoals de RED richtlijn van 2009 over hernieuwbare energie aanvankelijk voorzag. Het plafond van biobrandstoffen uit landbouwgewassen dreigt daarentegen een probleem te vormen voor bestaande installaties. Bijgevolg zullen de Belgische installaties moeten functioneren hetzij in onderbenutting, hetzij trachten nieuwe exportmarkten te vinden.
Biobrandstoffen horizon 2030 Tegen 2030, blokkeert een ander discussie-onderwerp de biobrandstofketens. Het gaat over de discussie over de objectieven voor de productie van hernieuwbare energie voor 2030. Voor de Franse en Duitse landbouwers, mist de EU ambitie voor biobrandstoffen. De door de Europese Commissie voorgestelde doelstellingen inzake uitstoot van broeikasgassen in de EU tegen 2030 (40 % minder uitstoot en 27 % hernieuwbare energie zonder bindende doelstellingen voor de lidstaten) voorzien geen specifieke maatregelen voor biobrandstoffen in tegenstelling tot de doelstellingen die
voor 2020 werden vastgelegd. Het Europees Bureau voor biodiesel (eBB) deelt dit standpunt dat de EU oproept om toch een objecief voor opname van biobrandstoffen voor het wegtransport tegen 2030 vast te leggen. Nochtans neemt de uitstoot van de sector wegtransport snel toe: vandaag vertegenwoordigt hij 28%, dit percentage zou zelfs 45% kunnen bereiken in 2050. Maar de lidstaten, waarvan sommigen het al moeilijk hebben om het objectief van 40 % minder uitstoot van broeikasgassen te aanvaarden, wensen over veel meer manoeuvreerruimte te beschikken dan in het klimaat-energiepakket wordt voorzien om hun doelstellingen te bereiken. Bio-ethanol verliest minder terrein dan het algemene gemiddelde met een daling in 2013 van 3,1 % van het verbruik tegen -8,5% voor biodiesel. Duitsland blijft de eerste Europese verbruiker van biobrandstoffen (met 2768 ktoe) gevolgd door Frankrijk (2687 ktoe), Italië (1225 ktoe), het Verenigd Koninkrijk (1015 ktoe) en Spanje (997 ktoe, -52,5%). ■ BRON : AGRAEUROPE
Die komen
zeeeeeer
snel te hulp! De EPSO familie is de snelle hulpverlener onder de bladmeststoffen. Dankzij de volledig in water oplosbare voedingsstoffen voorzien deze bladmeststoffen uw gewassen meteen van magnesium en zwavel, eventueel ook van de sporenelementen borium, mangaan en zink – voor een betere groei en een gezonde groenverkleuring. Voor meer informatie zie www.kali-gmbh.com K+ S KALI GmbH · www.kali-gmbh.com ·
[email protected] Een onderneming van de K+ S Gruppe
3
4
INTERNATIONAAL
Pakistan kampt met suikeroverschot Pakistan, buurland van India, is de zesde wereldproducent van suikerriet in termen van oppervlakte en de negende grootste suikerproducent. Momenteel zit het land opgescheept met een suikeroverschot.
D
e Pakistaanse suikerproductie wordt op 4,86 miljoen ton geschat voor 2014/15, of bijna zeven procent minder dan het jaar ervoor, toen een recordproductie werd bereikt van 5,2 Mt, als gevolg van een areaaltoename en voldoende neerslag. De recordproductie werd voor 4,5 Mt geconsumeerd in het land. Ongeveer 400.000 ton werd geëxporteerd. Daardoor steeg de suikervoorraad met bijna 0,4 Mt en bedraagt hij nu zowat 1,1 Mt in totaal. Suikerriet en suiker zijn een belangrijke sector van de economie. Met 86 suikerfabrieken, is de suikerindustrie de tweede agro-industriële sector van het land na de textielsector (katoenteelt en -industrie). De vier voornaamste teelten in Pakistan zijn: suikerriet, katoen, tarwe en rijst. Suikerriet wordt aangewend voor de productie van suiker, ethanol en ethanolbrandstof. Bagasse wordt gebruikt als grondstof voor papier.
Productie van gur, artisanale suiker die vooral gebruikt wordt in Pakistan.
In Pakistan wordt suikerriet geteeld op ca 1,1 miljoen hectaren, in het bijzonder in de Zuidelijke provincies (Pendjab en Sindh).
Cyclische suikerproductie De laatste jaren stijgt de suikerrietoogst dankzij de gunstige weersomstandigheden maar ook dankzij de aantrekkelijke prijzen die de producenten krijgen, met als gevolg dat zij hun rietareaal hebben verhoogd. Ook het suikergehalte is gestegen: meer dan 15 % tijdens de laatste tien jaar dankzij nieuwe, performantere rietrassen. De landbouwsector blijft sterk verdeeld tussen een relatief beperkt aantal rijke boeren met grote landeigendommen die inputs gebruiken met grote opbrengsten tot gevolg, te vergelijken met deze van de buurlanden zoals India, en een groot aantal kleine en middelgrote landbouwbedrijven die minder performant blijven. Net zoals in India, volgt de suikerproductie in Pakistan een cyclus met een duur van drie tot vijf jaar. Na vier opeenvolgende jaren van verhoging van de suikerproductie (van 2010/11 tot 2013/14), wordt momenteel een productiedaling verwacht omdat de rietprijs verlaagd is. De rietprijzen worden vastgelegd door de provinciale regeringen in overleg met vertegenwoordigers van de suikerindustrie en van landbouwersorganisaties op basis van de aanbevelingen van het ministerie van Landbouw en van het ministerie voor Voedselveiligheid en Voedsel. Dit jaar waren de lage suikerprijzen en de recordsuikerrietoogst oorzaak dat de rietprijzen daalden en dat de landbouwers laattijdig betaald werden. Door de betalingen aan de producenten en de start van de campagne te verlaten, hebben de suikerfabrieken
de regering onder druk gezet om de suikerexport te ondersteunen en de door de overheid beheerde strategische voorraden aan te vullen. Dit zal gevolgen hebben voor de plantages van volgend seizoen. Men verwacht een daling van het areaal 2014/15 met 6% en van de geraffineerde suikerproductie van 7%. In plaats van te wachten tot het ogenblik dat de fabrieken de campagne starten wanneer het riet rijp is, oogsten talrijke telers het riet voor de productie van gur, een artisanale suiker die op grote schaal geconsumeerd wordt in de landelijke gebieden. De industrie betreurt de ontwikkeling van deze parallelle markt. Maar daardoor kunnen de telers, in het bijzonder de kleine producenten, hun gronden vrijmaken om tarwe te telen en het nodige geld verzamelen om zaad en meststoffen te kopen voor de volgende oogst. En voor de landelijke bevolking, is de productie van gur een bron van inkomen en werkgelegenheid.
De prijzen worden bepaald door provincies en federale regering De provinciale regeringen, in overleg met de federale autoriteiten, notificeren en bepalen de minimumaankoopprijs van het riet. De suikerfabrikanten vragen aan de regering de rietprijs te verlagen of hen exportsubsidies te verlenen. Door de suikeroverschotten, is de
Evolutie productie bij voornaamste uitvoerlanden Evolutie vanvan dede productie bijdede voornaamste uitvoerlanden Uitvoerlanden Brasilië India Thailand Mexico Australië Pakistan Totaal uitvoerlanden Bron: ISObron : ISO
4
Productie (2014/15) 39,5 27,1 12,2 6,5 4,6 5,4 95,3
2013/14 40,2 26,0 12,2 6,5 4,4 6,0 95,3
2012/13 40,8 27,5 10,4 7,5 5,0 5,4 96,6
Consumptie (2014/15) 2013/14 13,6 13,5 25,5 25 3,2 3,0 4,9 4,7 1,1 1,1 5,3 5,1 53,6 52,4
Overschot/tekort 2012/13 (2014/15) 2013/14 2012/13 13,3 25,9 26,7 27,5 24,7 1,6 1,0 2,8 3,0 9,0 9,2 7,4 4,7 1,6 1,8 2,8 1,1 3,5 3,3 3,9 5,0 0,1 0,9 0,4 51,8 41,7 42,9 44,8
De suikerfabriek van Kamalia, een van de 86 suikerfabrieken in Pakistan.
inlandse markt verzadigd terwijl de suikerprijs sinds een jaar gedaald is. De situatie op de wereldmarkt is niet beter omdat de prijzen zeer laag blijven en beduidend lager zijn dan de productiekosten voor suiker. De rietkost vertegenwoordigt ongeveer 80% van de totale suikerproductiekost. Volgens officiële gegevens, steeg de minimumprijs voor riet praktisch met maal 5, terwijl de prijs voor geraffineerde suiker slechts verdubbelde. De fabrikanten stellen aan de kaak dat de federale regering blijft interfereren met de bepaling van suikerpijzen die duidelijk lager zijn dan de rietprijzen die door de respectieve provinciale regeringen worden vastgesteld. Eind december, beslisten de Pakistaanse autoriteiten uiteindelijk de fabrikanten toe te laten 650.000 ton suiker te exporteren tussen nu en 31 maart 2015 en stemden in met met toekenning van subsidies voor deze export. De regering stelde eveneens een recht van 20% op de import in om inkopen in het buitenland tegen te gaan. Zij stelde ook de minimumprijs voor suikerexport per wegvervoer naar Afghanistan en de Centraal-Aziatische Staten vast op 450 $ per ton (380 €/t). Daartegenover moeten de betrokken autoriteiten erover waken dat de fabrieken de betalingen aan de riettelers uitvoeren. ■ Bronnen: USDA, FranceAgrimer, F.O. Licht
ALLERLEI Productie van methacrylzuur (component Suikerschandaal in Japan Verenigde Staten: een groep senatoren stelt van acrylverven) op basis van suiker in de Vorige maand heeft de minister van Landbouw, Koya Nishikawa, voor om het voor de belastingbetaler te dure suikerfabriek van Bazancourt (Cristal Union) ontslag moeten nemen wegens betrokkenheid in een corruptie- US-suikerbeleid te hervormen Het Franse bedrijf Global Bioenergies startte in 2014 een pilootproject om hernieuwbare bronnen (suiker, granen, landbouw- en bosafval) te converteren in isobuteen, dat in een tweede fase zou worden omgezet in methacrylzuur, een essentieel component van acrylverven. Dit industrieel pilootproject vindt plaats op de site van Bazancourt in de suikerfabriek van de groep Cristal Union. Het bedrijf ARD, filiaal van Cristal Union, voet op grote schaal proeven uit rond het “isobuteen”procédé. De commercialisatie van de producten is voorzien voor 2017/18. Het “isobuteen”procédé zou op bepaalde markten concurrentieel kunnen zijn aan een olieprijs van 50 dollar per vat.
schandaal. Hij heeft toegegeven een gift van 1 miljoen yen (7.400 euro) te hebben gekregen van een groep samengesteld uit allerlei suikerfabrikanten en –raffinadeurs, waaraan het ministerie enkele maanden eerder een toelage van 1,3 milliard yen (9,7 miljoen euro) had toegekend voor suikerpromotie. Met melk, varken, rund en rijst, is suiker een van de vijf landbouwproducten voor dewelke Japan douanerechten wil handhaven. Voor deze “gevoelige” producten, wil Japan vrijstelling van opheffing bekomen van de tarifaire belemmeringen die in het kader van de onderhandelingen van het Trans-Pacific Partnerschip (TPP) worden besproken. Een vrijhandelsakkoord waarop de Verenigde Staten aandringen en waarbij in totaal twaalf landen betrokken zijn. De vereniging van Japanse suikerindustriëlen vraagt de Japanse regering om de nationale suikerproductie tegen import te beschermen.
De Amerikaanse suikerregeling is erg omstreden omdat het duur uitvalt voor de Amerikaanse belastingbetaler, in hoofdzaak ten goede komt aan de suikerindustrie en tot prijsstijgingen leidt voor de consument. De suikerregeling kostte bijna 250 miljoen dollar in 2013, in de vorm van leningen aan de suikerindustrie. De voorstanders van de hervorming leveren kritiek op het feit dat de consumenten opdraaien voor de kosten van het programma omdat de inlandse suikerprijzen hoger worden gehouden dan de prijzen op de wereldmarkt. De tegenstanders van de hervorming zeggen dat de wereldsuikerprijzen kunstmatig laag worden gehouden door de subsidies die aan de suikersector worden toegekend in de meeste productielanden en lager zijn dan de productiekosten in deze landen. ■
INDUSTRIE Haven van Gent, gespecialiseerd in granen en biobrandstoffen Sinds november 2014 is de haven van Gent een nieuwe afleverplaats voor contracten voor raapzaadmeel en raapzaadolie die worden verhandeld op de termijnmarkt Matif (Franse graanbeurs in Parijs).
D
e haven van Gent was al een afleverplaats genoteerd op de Franse graanbeurs Matif voor raapzaad en brouwgerst. In de toekomst, ambieert de haven ook een afleverplaats te worden voor tarwe en andere graansoorten.
Haven van Gent is de graanschuur van Europa De haven van Gent is gespecialiseerd in het opslaan en overslaan van granen. Vorig jaar, waren de granen goed voor 14,4 % van de totale cargo zeevaart, hetzij 3,7 miljoen ton op ruim 25,9 miljoen ton. Met de grootste opslagcapaciteit voor granen in Europa (1,3 miljoen ton), staat de haven van Gent bekend als de graanschuur van Europa. Hij stockeert granen, meel en plantaardige oliën die worden gebruikt in de voedingssector, de veevoedersector en voor de productie van biobrandstoffen. De haven van Gent is ook een belangrijke haven voor biobrandstoffen. Hij verwerkt 1,3 miljoen ton per jaar. Het doel is om de overslag in deze sector te verhogen tot 5 miljoen ton per jaar tegen 2020. De haven van Gent wordt eveneens beschouwd als een belangrijk Europees centrum voor onderzoek, productie en distributie van hernieuwbare energie. Eén fabriek die bio-ethanol produceert (Alco Bio Fuel) en twee ondernemingen die biodiesel produceren (Bioro, Oleon) zijn er gevestigd.
Alco Bio Fuel Het bedrijf Alco Bio Fuel, opgericht in 2007, is een productiecentrum voor bio-ethanol met een capaciteit van 200 000 m3, in joint-venture met Alco Group (51% partnerschap), Vandema NV(14,5%), Vanden Avenne (14,5%), AVEVE(10%) en Wal.Agri (10%). De meerderheid van deze aandeelhouders is betrokken bij de keten. AVEVE en Wal.Agri als leverancier van granen, grondstoffen van de bio-ethanolfabricage. Vanden Avenne, veevoederfabrikant, om nevenproducten van de bio-etanolproductie (distillaat van droesem,...) af te zetten en Alcogroup voor de commercialisatie van bio-ethanol, het is immers een van de grote wereldproducenten en –verdelers van ethanol.
Gent is een van de weinige havens in Europa waar nog kaairuimte beschikbaar is.
Project voor de bouw van de grootste biomassacentrale ter wereld Het Belgische energiebedrijf BEE (Belgian Eco Energy), is van plan in de haven van Gent de grootste elekticiteitscentrale ter wereld te bouwen met biomassa die uit afval van bos- en agrovoedingsindustrie is samengesteld. Verwacht wordt dat deze centrale 200 MW, hetzij 2% van de totale Belgische markt (84 TWh) zal produceren, wat met het verbruik van 450.000 gezinnen overeenstemt. De investeringen worden op meer dan 300 miljoen euro geraamd en zouden tot 1.100 jobs opleveren tijdens de drie eerste jaren van de bouwfase en daarna 100 à 120 permanente arbeidsplaatsen. Door de ontwikkeling van deze nieuwe centrale, zal België sneller tegemoet kunnen komen aan zijn milieudoelstellingen inzake hoger gebruik van hernieuwbare energie, doelstellingen die door de Europese Unie bepaald zijn. BEE is een geïntegreerd Belgisch bedrijf dat zowel actief is in de ontwikkeling, financiering, bouw en exploitatie van hernieuwbare energieprojecten als de levering van stoom en gas aan industriële klanten. Het bezit een windmolenpark en WKK-eenheden (gasturbines en motoren). Bronnen: Enerzine.com, ValBiom
Suikerindustrie Lagere winsten voor AB Sugar in het Verenigd Koninkrijk en Spanje Met de daling van de EU-suikerprijzen en de lage wereldsuikerprijs, verwacht AB Sugar, de suikerdivisie van de Britse multinational ABF (Associated British Foods), zich aan een nieuwe gevoelige daling van zijn winsten, zowel in GrootBrittannië (British Sugar) als in Spanje (Azucarera). In Afrika, produceert ABF rietsuiker via zijn Zuid-Afrikaans filiaal Illovo dat suikerfabrieken runt in verscheidene Afrikaanse landen. Terwijl in Azië, ABF, die in vier bietsuikerfabrieken in NoordChina in 2007 geïnvesteerd had, de sluiting heeft aangekondigd van twee van zijn fabrieken waar de bietenopbrengsten te laag waren om een voldoende bevoorrading, tegen competitieve prijs, te verzekeren. ABF hoopt dat het geheel van zijn andere Chinese suikerfabrieken rendabel zal zijn, spijts de momenteel lage prijzen op de Chinese markt. De suikerproductie in het Verenigd Koninkrijk bereikte een recordniveau dit jaar. Gezien de suikerovervloed, zagen de producenten de bietprijs dalen naar 31,67 £/t dit seizoen en naar 24 £/t voor de oogst 2015-16. Tegelijkertijd, verminderde British Sugar de hoeveelheid contractbieten. Ingevolge de oproep aan de producenten om op vrijwillige basis minder bieten te telen in 2015/16, verwacht men dat de volgende oogst met 11% zal krimpen. Een bijkomende reductie van 9% zal op alle bietentelers worden toegepast zodat de gecontracteerde tonnage 2015/16 in het totaal met 20% zal verminderen. In Spanje tekende de groep Azucarera, filiaal van AB sugar, een interprofessioneel akkoord met meerdere landbouworganisaties om meer bieten te produceren na het einde van de quota en de afhankelijkheid van Spanje te verminderen ten opzichte van de import. Spanje consumeert 1,3 Mt suiker per jaar voor een quotum van 500.000 ton. De keten overweegt een sterke uitbreiding door een vermindering van de productiekosten (minder inputs, modernisering van de irrigatie waardoor water, elektriceit en olie bespaard wordt, rijkere suikerbietrassen om hogere opbrengsten van 120 t/ha te halen in de komende jaren). ■
Goltix® Queen, de beste Goltix ooit!
bestrijdt onkruid Goltix Queen is een moderne oplossing met een ouderwets goede basis. De combinatie van actieve stoffen maakt het een breed inzetbare oplossing bij onkruidbestrijding. De stoffen worden opgenomen via de wortel en het blad en zijn daardoor bijzonder
effectief. Tegelijkertijd is Goltix Queen selectief en veilig voor het gewas, zelfs in hoge dosis. Het is makkelijk te mixen met andere herbiciden en toepasbaar in alle schema’s. Niet voor niets is Goltix Queen onze beste Goltix ooit! Goltix Queen: erkenningsnummer 10238P/B bevat 525 g/l metamitron + 40 g/l quinmerac
ADAMA Northern Europe B.V. | adama.com | @adama_NE | Trade Register Amersfoort (NL) No. 33282727 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.
5
6
ACTUALITEIT
Nieuwe EU-suikerprijsdaling Prijs van het witte suiker 2008-2015 in euro per ton 800 700 600 500
433 €/t
400
404 €/t
300
330 €/t
200 100
sept-08
sept-09
sept-10
WereldMP/Pmondial
sept-11
sept-12
sept-13
EU Prijs/Prix de vente UE
sept-14
Zoetstoffen Tate & Lyle lanceert een caloriearme suiker onder de naam DOLCIA PRIMA DOLCIA PRIMA is de merknaam die Tate & Lyle aan haar caloriearme suiker allulose heeft gegeven. Allulose is een natuurlijke suiker en komt in kleine hoeveelheden voor in fruit en overige voedingsmiddelen die men gewoonlijk elke dag consumeert. Allulose werd voor het eerst ontdekt in tarwe. Het is een natuurlijke, caloriearme suiker. Tate & Lyle heeft een gepatenteerd proces ontwikkeld om allulose te verkrijgen uit onbewerkte agrarische materialen. Op dit moment wordt in de Verenigde Staten allulose gemaakt uit maïs. DOLCIA PRIMA zou volgens Tate & Lyle dezelfde sensorische kenmerken bezitten als tafelsuiker. Zo zouden het mondgevoel en de zoetheid hetzelfde zijn. Het product bevat echter 90 procent minder calorieën dan tafelsuiker. Tate & Lyle verwacht dat voedsel- en drankproducen-
ten de hoeveelheid calorieën in hun producten significant zouden kunnen reduceren door het gebruik van DOLCIA PRIMA. Anders dan bestaande zoetstoffen is allulose voor 70 procent zo zoet als sucrose en heeft het een vergelijkbaar smaakprofiel. Ook heeft de zoetstof dezelfde functionaliteiten als suiker. Het zorgt voor een bruine kleur bij het bakken en voor volume en textuur. Het kan ook het vriespunt verlagen bij de productie van diepvriesproducten. DOLCIA PRIMA is een sterk oplosbare vloeistof. Dit versimpelt het gebruik van het product in vloeibare producten. De allulose van Tate & Lyle kan toegepast worden in een reeks van voedingsmiddelen, waaronder dranken, yoghurt, ijs en bakproducten. DOLCIA PRIMA kan in combinatie met andere zoetstoffen worden gebruikt. Bron: www.vmt.nl
RefP EU/Pref UE
D
e verkoopprijs van witte suiker op de Europese markt bedroeg in de EU gemiddeld 433 euro per ton in december vorig jaar, hetzij een daling van 16 euro ten opzichte van de voorgaande maand, tegen een record van 738 euro per ton in januari 2013. De suikerkoersen blijven laag op de markten van New-York en Londen. Door de beslissing van de Indiase regering om haar export van witte suiker te subsidiëren met 64 euro per ton tuimelden de wereldkoersen naar beneden. Bovendien heeft de regen van de voorbije periode in Brazilië de angst voor een mogelijke droogteperiode gesust en wordt een betere oogst verwacht in Brazilië. Vorige maand, waren de koersen gestegen door de angst voor een mogelijke droogte. De Staat São Paulo, grootste suikerrietproducent van Brazilië, zou van plan zijn het water te rantsoeneren voor de landbouwers. Een rantsoenering die nodig is gezien de watertanks zich op een historisch laag peil situeren. Als het niet genoeg regent tegen eind maart, het einde van het regenseizoen, zal een rantsoeneringsplan worden geactiveerd. De dertig procent landbouwers die niet over een vergunning beschikken om water te gebruiken zullen het eerst geviseerd worden door de Staat. Volgens de FAO zijn de wereldvoedselprijzen nog gezakt tijdens de maand februari, met 1% minder dan in januari en 14% minder dan een jaar geleden. De terugval van de prijzen van graan, vlees en suiker in het bijzonder, hebben de stijging van de prijs van melk en palmolie ruimschoots gecompenseerd. Het is vooral de index van de suikerprijzen die de sterkste variatie gekend heeft van alle levensmiddelen in februari, met 4,9% minder dan in januari. Deze ontwikkeling verklaart de optimistische vooruitzichten voor de productie in Brazilië na de recente regens.
Mededeling Ter informatie en goed om te weten: in 2015 waren de Europese rassen aanvaard in het eerste jaar onderzoek: ➢ Tisserin van ERAUW; ➢ Criquet van SESVANDERHAVE; ➢ Hendrika van KWS.
Voor deze rassen zullen dezelfde regels gelden als de rassen aanbevolen door het KBIVB en ze zullen het voorwerp uitmaken van dezelfde controles. De rassen Exotique van ERAUW en Beetle van SESVANDERHAVE werden geweigerd.
Wat met een besmet perceel? • Bewerk het besmette perceel als laatste • Reinig de machines bij verlaten van het veld • Verbod afvoer grond • Verbod teelt wortel, knol- en bolgewassen • Keuze uit volgende bestrijdingsmaatregelen: - mechanische bestrijding - handmatige verwijdering van knolcyperus - chemische bestrijding (met een erkend bestrijdingsmiddel) - maïs inzaaien omdat dit de enige teelt is waar een afdoende chemische bestrijding mogelijk is - zwaardekkend gewas inzaaien zoals wintergerst gevolgd door een bestrijding van de
knolcyperus met glyfosaat in de stoppel - binnen een straal van 3 m vanaf de rand van de besmettingshaard afgraven tot 50 cm diepte. De uitgegraven grond begraven op het perceel zelf en met minimaal 1 m onbesmette grond bedekken. In laatste instantie de afgegraven grond storten op een erkende stortplaats.
Meer info?
Annie Demeyere: GSM 0473/837045
[email protected] Eugeen Hofmans: GSM 0473/837011
[email protected]
Waarom maakt Brazilië het mooie of het slechte weer op de wereldmarkt? De wereldhandel vertegenwoordigt slechts 30 procent van de productie De wereldsuikerproductie bedraagt zowat 180 miljoen ton per jaar waarvan het grootste deel door de lokale bevolking of in de buurlanden wordt geconsumeerd. De wereldsuikerhandel vertegenwoordigt slechts 50 miljoen ton ten opzichte van de globale suikerproductie. Brazilië is goed voor meer dan 50 procent van de export Van de 50 miljoen ton suiker die op de wereldmarkt wordt verhandeld, wordt bijna 25 miljoen ton geëxporteerd door Brazilië, hoofdrolspeler op de markt. De andere grote exporteurs zijn India( van 1 tot 3 Mt) en Thailand (van 7 tot 9 Mt). India is geen stabiele speler op de wereldmarkt omdat zijn suikerproductie variabel (cyclisch) is. Naargelang de overschotten of tekorten van het land, stapt India over van het statuut van exporteur naar dit van importeur. Sinds de jaren 1990 voert de Thaise regering een proactief beleid (subsidies,...) om de suikerproductie uit te breiden wat van Thailand de derde wereldexporteur heeft gemaakt. Ruwe suiker vertegenwoordigt 80 procent van de wereldhandel Witte suiker maakt slechts 20% van de handel uit, hetzij 10 miljoen ton. De suikeroverschotten op de wereldmarkt bestaan eerder uit (te raffineren) ruwe suiker dan witte suiker.
Herbicide voor bieten: Safari® van DuPont
BEREID U VOOR OP DE TOEKOMST, PAS UW ONKRUIDBESTRIJDINGSSYSTEMEN AAN. DuPontTM Safari®: in water dispergeerbare korrels, bevat 50% triflusulfuron-methyl. Erkenningsnummer: 8475P/B.
DuPont Crop Protection Antoon Spinoystraat 6 • 2800 Mechelen • www.bel.ag.dupont.com Het DuPont ovaal, The miracles of scienceTM en Safari® zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van DuPont of zijn filialen.
7
KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT TOT VERBETERING VAN DE BIET VZW Molenstraat 45, B-3300 Tienen -
[email protected] - www.irbab-kbivb.be
De suikerbiet en haar teelttechniek PVBC - PROGRAMMA VOORLICHTING BIET CICHOREI, IN HET KADER VAN DE PRAKTIJKCENTRA Rubriek opgesteld en medegedeeld onder de verantwoordelijkheid van het KBIVB, J.-P. Vandergeten Directeur KBIVB, met de financiële steun van de Vlaamse overheid.
FAR MEMO 2015 Onkruidbestrijding in 2014 - die verliep vrij vlot! De recordopbrengsten van 2014 zijn er de getuige van, zowat alles qua teelttechniek verliep goed vorig jaar. Door de bijna totale afwezigheid van vorige winter en de drogere maand maart konden de zaaiwerkzaamheden vroeg van start gaan. Gelukkig of niet? In de aanloop naar de zaai werd er echter her en der in de haren gekrabd. De groenbemester stond er nog fris op en was vaak sterk ontwikkeld en in bloei. Veel mensen hoopten ook lang op nog een late vorstperiode om de groenbemester alsnog te vernietigen maar het mocht niet zijn. Vaak ontwikkelden onder de groenbemester ook grote opslagplanten van kamille of grote muur planten die in normale omstandigheden de winter veel minder goed doorstaan. Op andere percelen waar, voor de winter werd geploegd, kon men op het geploegde land behoorlijk wat onkruiden zien die reeds waren opgekomen in de droge en warme omstandigheden van maart. Het resultaat was een ongekende situatie waar elkeen de voor hem of haar beste methode toepaste om een kwalitatief en proper zaaibed klaar te leggen. Na deze “aparte” start kon gezaaid worden in goede omstandigheden en waren de opkomsten over het algemeen zeer homogeen. Echter hier en daar, zeker in het centrum van het land waar het weer net iets droger was dan in het Westen, werd gewacht om te zaaien tot de eerste tien dagen van april. Soms betekende dit dat er nog onvoldoende vocht in het zaaibed zat en leidde dit tot een opkomst in twee fasen. Op deze percelen was het zaak om de onkruidbestrijding “zacht” aan te pakken en steeds rekening te houden met de kleinste bietenplanten op het perceel. Door de normale meimaand die volgde in combinatie met een onkruidbestrijding die weinig stress veroorzaakte voor de kleinste planten, kenden de meeste van deze percelen toch een volledige opkomst.
Barbara MANDERYCK (KBIVB vzw - IRBAB asbl) Deze behandeling valt dan ook slechts te adviseren op percelen met een hoge onkruiddruk van bijvoorbeeld hondspeterselie of kamille of wanneer in de eerste drie weken na de zaai zeer wisselvallig weer aangekondigd wordt. Beredeneerd handelen is tijdig op uw percelen gaan waarnemen welke onkruiden er hoofdzakelijk zijn en welke de moeilijkste zijn om te bestrijden. De doelstelling is zoals altijd om onkruiden in het kiemlobstadium te bestrijden. Het FAR systeem biedt voldoende selectieve oplossingen qua doseringen en combinaties van producten om al te behandelen vooraleer alle bieten opgekomen zijn. Behandelen op een kwalitatieve manier dus in goede omstandigheden, met een goede spuittechniek, een goed werkend spuittoestel en met respect voor milieu (puntvervuiling , diffuse vervuiling vermijden, respecteren van bufferzones) dit is belangrijk voor een goede werkzaamheid maar ook voor het behoud van onze middelen in de toekomst. Blijven behandelen tot het perceel proper is en er kan als het weer het toelaat afgesloten worden met een schoffelbeurt voor het afspuiten. Indien u over een schoffelmachine beschikt kan deze overblijvende onkruiden verwijderen tussen de rijen, het verwijderen van deze onkruiden is belangrijk in het kader van resistentiemanagement en dus voor het behoud van de werkzaamheid van onze middelen. De filosofie van IPM is duidelijk maar wat zeggen de richtlijnen die opgenomen zijn in de Vegaplan standaard nu juist? Hierna een overzicht over wat noodzakelijk is en wat aanbevolen is in het kader van de IPM richtlijnen en van toepassing is i.v.m. de onkruidbestrijding in de bietenteelt uit de Vegaplan checklist (versie 10 oktober 2014, de bepalingen i.v.m. met opslag van gewasbeschermingsmiddelen (GBM) en de spuittoestellen werden niet overgenomen). De IPM richtlijnen voor beide regio’s verschillen weinig maar sommige onderwerpen werden in Vlaanderen opgenomen in de richtlijn waar gelijkaardige bepalingen in Wallonië reeds deel uitmaken van algemene wetgeving en dus niet werden opgenomen in de IPM richtlijn, of omgekeerd. Aangezien er bietentelers zijn die percelen hebben in beide regio’s werden de richtlijnen voor beide regio’s overgenomen. Het is wel zo dat hoewel de IPM richtlijnen uit Wallonië al opgenomen zijn in Vegaplan er nog geen “checklist” is voor de Waalse regio en deze nog niet goedgekeurd is door de bevoegde minister. Deze checklist en goedkeuring is er wel al in Vlaanderen. We houden u op de hoogte van eventuele wijzigingen in de situatie. Voor alle duidelijkheid er zijn 3 niveaus van verplichting in Vegaplan Niveau 1: 100% in orde Niveau 2: 70% van de niveau 2 verplichtingen vervuld Niveau 3: aanbevelingen
•
Perceel in 2014 met tweewassigheid door een uitgedroogd zaaibed: de kennis van de landbouwer qua onkruidbestrijding spaarde alle bieten op het perceel. Aangezien de maand april droog was zag het er even naar uit dat we in een situatie als in 2011 zouden terecht komen. Er waren echter twee belangrijke dingen in het voorjaar 2014 die in ons voordeel speelden. Eerst en vooral was er weinig drogende Noordoosten wind wat maakte dat de onkruiden niet sterk afhardden waardoor de middelen die via het blad opgenomen worden zoals de ’Betanal’ toch een goede werkzaamheid hadden. Ten tweede was de ‘normale meimaand’ een zegen. Op dat moment werden de bodemmiddelen toegepast om nawerking te garanderen en deze hadden door de neerslag vanaf begin mei voldoende vocht om hun werk te doen. En als laatste was de maand juni voldoende nat en fris om ervoor te zorgen dat we weinig late opkomsten hadden van onkruiden en er voor zorgde dat licht en warmte kiemende onkruiden zoals bingelkruid minder enthousiast kiemden dan in 2011. Op de zeer vroeg gezaaide percelen was de opbrengst extra maar er was wel zeker één FAR behandeling meer nodig door de langere periode tot het sluiten van de rijen. Dus 2014 was een goed jaar voor de onkruidbestrijding, getuige daarvan waren propere percelen in de zomer. Maar zoals elk jaar moeten we in 2015 goed aanvoelen met welk soort seizoen we te maken hebben en er voldoende snel op inspelen als de situatie niet optimaal is voor de onkruidbestrijding.
Onkruidbestrijding in de bietenteelt in kader van IPM De algemene IPM filosofie is duidelijk en moedigt de landbouwer aan om beredeneerd te werken, dit sluit aan bij onze advisering. Een beredeneerde onkruidbestrijding is niet standaard voor een vooropkomstbehandeling kiezen. Waarbij deze in droge weersomstandigheden weinig nut heeft.
De landbouwer moet voor de teelten op zijn bedrijf toegang hebben tot informatie over de lijst met erkende GBM voor zijn teelten. De erkende GBM per teelt zijn terug te vinden op www.fytoweb.be. Verplichting niveau 1. Het spreekt voor zich dat enkel erkende producten mogen toegepast worden en dat de etikettekst daarbij gerespecteerd moet worden. Er zijn ook lijsten van erkende producten beschikbaar op de website van het KBIVB die jaarlijks geactualiseerd worden. • Kies GBM op basis van hun efficiënte werking ten opzichte van het stadium van het gewas, de ziekte, plaag of onkruid en de aanwezigheid van nuttigen. Verplichting niveau 2. Eveneens iets wat voor zich spreekt, gezien rendabiliteit een zorg is voor ieder zal men niet kiezen voor een product dat niet werkt. • Pas GBM toe conform de erkende techniek, of, indien van toepassing conform de instructies op de erkenningsakte. Verplichting niveau 1. Ook logisch is dat indien het voor een bepaald product de bedoeling is om het te spuiten met een spuittoestel dat dit ook zo dient te gebeuren. Sommige van de verplichtingen komen raar over maar ze vinden hun oorsprong in het feit dat de algemene punten van de checklist opgemaakt zijn voor alle teelten inclusief bijvoorbeeld tuinbouwteelten. Deze punten zijn daar relevant maar hebben weinig relevantie voor de akkerbouw. • Bereken bij de toepassing van GBM de benodigde hoeveelheid om resten te voorkomen. Verplichting niveau 2. In een zorg voor de rentabiliteit van de teelt is dit een logische handeling. • Pas GBM toe in de beste klimatologische omstandigheden. Verplichting niveau 3. Voor onkruidbestrijding in de bietenteelt wil dit zeggen, met voldoende hoge luchtvochtigheid (> 70% R.V.) en zo weinig mogelijk wind. Meestal komen deze omstandigheden ‘s ochtends voor. • Bij de toepassing van GBM, respecteer een spuitvrije bufferzone van 1 m voor veldspuiten tegenover oppervlaktewater (enkel IPM Vlaanderen). Verplichting niveau 1. • Bij de toepassing van GBM, spuitresten verdunnen en terug op het veld brengen (enkel IPM Vlaanderen). Verplichting niveau 2. • Bij de toepassing van GBM, morsen vermijden en het toestel niet vullen op verharde oppervlakten waar geen opvang voorzien is en dit om puntvervuiling te vermijden (enkel IPM Vlaanderen). Verplichting niveau 3.
8 •
Bij de toepassing van GBM, toestel volledig reinigen op het veld of op een verharde oppervlakte die voorzien is van de nodige opvang (enkel IPM Vlaanderen). Verplichting niveau 3. • Keuze van het product afstemmen op efficiëntie, giftigheid, risico op resistentieontwikkeling en milieurisico. Verplichting niveau 2 Resistentieontwikkeling is iets waar bij de erkenning van herbiciden ook rekening mee gehouden wordt. Maar indien u grassen bestrijdt en u bijvoorbeeld weet dat u op uw perceel kans hebt op “fop” resistente duist dan kiest u best een “dim” grassenmiddel. Ken uw percelen en hun onkruiden! • Per gewas heeft de landbouwer informatie beschikbaar over de belangrijkste ziekten, plagen, onkruiden en/of nuttigen. Verplichting niveau 1. U kan op de startpagina van onze website een internet module vinden voor het herkennen van onkruiden en grassen in de bietenteelt. Deze module is ook beschikbaar als applicatie voor Androïd of Apple smartphones. Vanaf dit jaar is de applicatie uitgebreid met de grassen die kunnen voorkomen in de bietenteelt. Op onze website kan u ook een technische gids vinden die meer informatie geeft over het herkennen van onkruiden en grassen in de bietenteelt (link: http://www.irbab-kbivb.be/nl/publications/ overview/technical_guides/index.php).
•
Betreffende de resistentiebeheersing: dosissen respecteren volgens het etiket van de GBM. Verplichting niveau 1. • Volg de basisprincipes en/of de adviezen betreffende het beheer van de risico’s op resistentie. Wanneer een risico op resistentie voor een bepaald GBM gekend is, is deze terug te vinden in de toepassingsvoorwaarde in de erkenningsakte (IPM Wallonië). Verplichting niveau 2. Voor alle herbiciden in de bietenteelt is op de erkenningsakte een uitzondering voorzien voor het toepassen van het FAR systeem waardoor de dosis van het individueel product kan verlaagd worden ten opzichte van de erkende dosis. Het maximale aantal erkende toepassingen en de eventuele wachttijd voor oogst moet hierbij gerespecteerd worden. Voor producten waarbij dosisverlaging niet geadviseerd wordt in kader van resistentiebeheersing is een extra vermelding opgenomen, dit is bijvoorbeeld het geval bij een aantal grassenmiddelen. • Betreffende de resistentiebeheersing: afwisselen en/of mengen van GBM met verschillende werkingsmechanismen. Verplichting niveau 2. Binnen het FAR systeem combineert u sowieso meerdere werkingswijzen (weergegeven met hun HRAC code voor werkingswijze. In een klassieke FAR met ’Betanal’+ ’Tramat’+ ’Goltix’ hebt u 2 werkingswijzen (C1+N+C1). De andere werkingswijzen die gebruikt zijn in het FAR systeem zijn weergegeven per werkzame stof: Tri-allaat (N, ‘Avadex’), Fenmedifam +Desmedifam +Ethofumesaat (C1+C1+N, ‘type Betanal Elite’), Clomazon (F4, Centium), S-metolachloor (K3, ‘Dual’), Quinmerac (O, zit in ‘Fiesta’ en in Goltix Queen), Dimethenamide-P (K3, Frontier Elite), Clopyralid (O, ‘Matrigon), Chloridazon (C1, ‘Pyramin’ en ‘Fiesta’), Triflusulfuron-methyl (B, Safari) en Lenacil (C1, ‘Venzar’). Voor de grassenmiddelen is er slechts 1 werkingswijze: ACC’ase inhibitoren, met daarin twee families ‘fops’ en ‘dims’ (zie ook FAR memo p 4). • In geval van risico op resistentie; niet-chemische of biologische GBM en methoden inpassen. Verplichting niveau 3. Indien men GBM gebruikt is er altijd een risico op resistentievorming op lange termijn. Er zijn veel factoren die meespelen in het al dan niet selecteren van een resistentie. Er zijn veel verschillende resistentie mechanismen in onkruiden. Het onderzoek rond de redenen over het “waarom” en “hoe”gaat steeds verder en nog niet alles is duidelijk. Maar de algemene consensus is dat het afwisselen en/of mengen van werkingswijzen een risicobeperkende invloed heeft. Het is ook zeker dat het mechanisch verwijderen van overlevende onkruiden, om te vermijden dat deze zaad vormen, een risicobeperkende factor is. • Gebruik driftreducerende doppen of driftreducerende maatregelen. Verplichting niveau 2. Aangezien we in de bietenteelt een onkruidbestrijding uitvoeren op onkruiden in het kiemlobstadium is het belangrijk dat de kleine onkruiden “goed geraakt” worden. Dit kan met klassieke spleetdoppen maar die zijn niet driftreducerend. Het kan ook met driftreducerende doppen. Maar zorg er dan voor dat er voldoende water en een voldoende hoge druk wordt gebruikt om een goede bedekkingsgraad te bekomen. Dit is afhankelijk van het doptype, laat u adviseren door uw leverancier. • Door aangepaste teelttechniek het gebruik van GBM verduurzamen: 1 maatregel in bijlage 15.3 toepassen. Verplichting niveau 2. Hierbij is een lijst van maatregelen voor Vlaanderen en Wallonië voorzien. Een aantal maatregelen die gemeenschappelijk zijn in beide lijsten zijn bijvoorbeeld: het toepassen van pleksgewijze of gelokaliseerde behandelingen, rijenbehandeling, precisielandbouw en het aanleggen van een vals zaaibed. Niet al deze maatregelen worden courant toegepast. Er zijn nog andere maatregelen opgenomen in de lijst die niet van toepassing zijn in de onkruidbestrijding maar die u wel toelaten om in regel te zijn met de IPM richtlijnen. Bijvoorbeeld het gebruiken van zaden met een zaaizaadbehandeling om zo ‘volle veld behandelingen’ met insecticiden te vermijden. • Keuze van bestrijdingsmethoden: één van de maatregelen uit bijlage 15.5 toepassen. Biologische , fysische en niet-chemische bestrijdingsmethodes verdienen de voorkeur boven chemische bestrijding op voorwaarde dat ze een afdoende bestrijding geven en economisch rendabel zijn. Verplichting niveau 3. Zowel voor Vlaanderen zoals voor Wallonië wordt hierbij vermeld dat dit op bedrijfsniveau dient te gebeuren, niet op teeltniveau. Een van de voorgestelde maatregelen is mechanische onkruidbestrijding. In buurlanden zoals Frankrijk is al vrij veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van mechanische onkruidbestrijding. Het is daarbij gebleken dat een volledig mechanische onkruidbestrijding in de bietenteelt niet mogelijk is. Het integreren van mechanische onkruidbestrijding in de klassieke chemische onkruidbestrijding lijkt beter haalbaar te zijn. Maar dergelijke hoogtechnologische systemen staan nog niet volledig op punt. Het is zeker een onderwerp dat de komende jaren op onderzoeksniveau verder uitgediept dient te worden. De haalbaarheid, de werkzaamheid en de rentabiliteit van dergelijke systemen in onze Belgische omstandigheden dient geëvalueerd te worden.
•
Waarnemen van schadelijke en/of nuttige organismen en in functie van de schadedrempels beslissen om al dan niet te behandelen: één van de maatregelen (waarneming methode) uit bijlage 15.4 toepassen. Verplichting niveau 1. De waarnemingsmethode die van toepassing is in de onkruidbestrijding is visuele waarneming. Dit gebeurt door de landbouwer en of door een erkend adviseur (Fytolicentie P3, ‘Distributie en voorlichting’), het is aanbevolen nota’s te nemen. Er zijn geen schadedrempels beschikbaar voor onkruiden. Uiteindelijk komen we bij het laatste stuk van de IPM richtlijnen in de Vegaplan standaard, tevens het minst aangename stuk: de registratie. Natuurlijk dienen behandelingen geregistreerd te worden volgens de vereisten van het FAVV (niveau 1) maar bijkomend gelden volgende richtlijnen. • De landbouwer registreert (indien van toepassing) de niet chemische (mechanisch, biologische,…) gewasbescherming op de teeltfiche. Verplichting niveau 3. • Noteer op het registratieformulier op basis van welke monitoringsmethode overgegaan is tot interventie (waarnemingen, waarschuwingsberichten, monsteranalyse,…). Verplichting niveau 3. Het is aanbevolen om te schrijven welke waarnemingsmethode werd gebruikt om tot interventie over te gaan. Dit kan voor wat betreft de onkruidbestrijding zijn: ik heb een visuele waarneming op mijn perceel gedaan. • Registreer het resultaat van de bestrijding. Verplichting niveau 3. Het is ook aanbevolen om te schijven of de bestrijding succesvol was.
Erkende producten in de bietenteelt - zijn er wijzigingen? Naar jaarlijkse gewoonte kan u op onze website de lijsten met in de bietenteelt erkende producten terugvinden. Deze lijsten zijn echter een momentopname van Fytoweb. Dat wil zeggen dat er gedurende het seizoen wijzigingen kunnen zijn in de erkenningen. Om dit te illustreren een voorbeeld voor de enkelvoudige producten op basis van ethofumesaat (‘Tramat’). In de zomer van 2014 verscheen op de erkenningen dat er in na-opkomst slechts 0.8 L//ha/teelt mocht toegepast worden. Aangezien dit bijvoorbeeld in situaties met een hoge onkruiddruk (waar tot zes FAR behandelingen nodig zijn) of met aardappelopslag onvoldoende kan zijn, werd er contact opgenomen met het FOD. Intussen gebeurde een aanpassing van de erkenningen en werd deze beperking verwijderd. De algemeen geldende beperking van max. 1000 g werkzame stof (w.s.)/ha/3 jaar blijft natuurlijk geldig. Ondertussen werd de aanpassing gepubliceerd op Fytoweb en is ze dus van kracht. Voor dimethenamide-P of Frontier Elite werd er ook een wijziging in de erkenningsakte. doorgevoerd. Voorheen was het gebruik in bieten beperkt tot 1 L/ha. Recent werd deze beperking echter vervangen door een algemene beperking van max. 1000 g w.s./ha/jaar. Dit komt overeen met 1.39 L Frontier Elite /ha. Navraag bij BASF en het FOD leerde ons dat de erkenning binnenkort weer aangepast zal worden naar 720 g w.s./ha/jaar. Ons advies is om de oude erkenning aan te houden en u te beperken tot 1 L/ha Frontier Elite/ha zelfs al staat tijdelijk anders op Fytoweb. De erkenning is dan ofwel 1L/ha niet in menging of 1 tot 3 toepassingen van 0.35 tot 0.5 l/ha met als maximum 1L/ha. Voor chloridazon of ‘Pyramin’ met gehaltes van 430 g/L is er een wijziging in de erkenningsakte. Voor de producten Better SC en Chlordex SC is de erkende dosis in vooropkomst verlaagd van 3.1 tot 5 L/ha in zware gronden naar 2.5L /ha. In na-opkomst is er ook een wijziging de erkenning is nu 3L/ha (gefractioneerd) i.p.v. 2.5 tot 3.1 L/ha (gefractioneerd). Voor de ‘Pyramin’ met een gehalte van 520 g/L (Bietazol 520, Booster 520 en Pyramin520SC) is de oude erkenning nog steeds geldig.
Onze adviezen - zijn er wijzigingen? Er zijn kleine wijzigingen tegenover vorig jaar. Vooral door de conclusies uit de proeven op resistente melganzevoet. Deze zijn dat het FAR systeem nog steeds werkt, maar resistente melganzevoet is er minder gevoelig voor geworden. En meer praktisch: nawerking toevoegen aan het schema door ook Centium-Frontier Elite toe te passen vanaf het 4-6 blad stadium van de biet en met een combinatie van Centium-Frontier Elite af te spuiten is zeer efficiënt. Hierbij het schema en de resultaten van 3 proefjaren voor dit schema, in de proef van 2014 kwamen 62 melganzevoet planten /m² voor en er was 100% resistentie. De landbouwer paste zes naopkomstbehandelingen toe op het perceel, dit was ook zo in de proef. Eerste 3 na-opkomstbehandelingen (NO1 - NO2 -NO3) telkens B 0.6+ T 0.2+ G 0.5 + O 0.5 Vanaf het 4-6 blad stadium van de biet (NO4 –NO5) telkens B 0.6+T 0.2+C 0.05+Fr 0.3+O 0.5 Dan NO6 om nawerking toe te voegen: C 0.05+Fr 0.4. In totaal 150 cc Centium en 1L Frontier Elite dus. De bestrijding van resistente melganzevoet was nagenoeg perfect met dit schema: 100% (2012), 100% (2013) en 99.8% (2014). Hou er wel rekening mee dat indien melde voorkomt op het perceel dat dan ‘0.3 à 0.5L Goltix’ in de NO4/NO5 behandeling moet worden toegepast. In een andere proef konden we vaststellen dat het gebruik van Centium, met een zwaarder schema dan hetgeen hierboven beschreven, meer witverkleuringen veroorzaakte. Er waren verschillen tussen rassen, maar deze waren onafhankelijk van het zaadhuis of het rastype. De verkleuringen waren tijdelijk en deze leidden in deze proef niet tot opbrengstverliezen. Dit natuurlijk zolang de gebruiksvoorwaarden voor Centium gerespecteerd worden (zie p 3 van de FAR MEMO).
9 VOOROPKOMST : hoeft geen standaard te zijn!
AARDAPPELOPSLAG Preventief : - rooi aardappelen verzorgen - knollen laten bevriezen aan oppervlakte, ploegen na winter
Deze kan : - de onkruidopkomst van breedbladige onkruiden sterk beperken of onkruiden "gevoeliger" maken voor de NO behandelingen - kan nuttig zijn indien door natte omstandigheden pas laat uw NO kan starten. Deze kan weggelaten worden bij : - het tijdig uitvoeren van de eerste NO behandeling - zeer late zaai - velden waar weinig onkruiden, probleemonkruiden worden verwacht - in zeer droge omstandigheden = beperkte werking van deze bodemherbiciden. Deze wordt (max. 2 à 3 dagen na zaai) aangeraden bij : - velden met probleemonkruiden, qua aantal en soort (zie hieronder). Verwachte dominante flora Kleefkruid, Hondspeterselie & Gevlekte scheerling Bingelkruid (+ Kleefkruid, Hondspeterselie & Gevlekte scheerling) Indien ook kamille Kamille (sterke aanwezigheid)
Product
Dosis/ha in normale grond
‘FIESTA’
3 l/ha (*1)
CENTIUM
(*2)
Curatief : - lokale behandelingen met Roundup (bij weinig opslag) - onkruidstrijkers met Roundup (bij hoge aantallen) - met selectieve middelen = duur en onvolledig = enkel loofdoding - niet alle aardappelrassen even gevoelig voor selectieve middelen : * goede loofafbranding voor : Bintje * matig gevoelig : Felsina, Ramos * weinig gevoelig : Agria, Innovator, Challenger, Asterix, Charlotte, Saturna, Victoria Aanbevolen schema bestrijding aardappelopslag in suikerbiet Stadium biet Spuitmengsel (dosissen in l/ha) (kiem- tot 2-blad biet) (*1)
'Betanal' 1l + 'Tramat' 0,2 l + 'Goltix' 0,5 l (*2)
4-6 blad
'Betanal' 1,5 l + 'Tramat' 0,3 l + Frontier Elite 0,4 -0,5 l of 'Dual' 0,3-0,5 l (*2)
voorbij 6 blad
'Betanal' 3 l + 'Tramat' 0,4 l + Frontier Elite 0,5 l of 'Dual' 0,5-0,65 l (*2) + 0,5 l/ha 'Matrigon' in groeizame omstandigheden bij hoge luchtvochtigheid
75 - 100 ml/ha
(*1) De aardappelopslag behandelen wanneer die 8 à 15 cm hoog is, dit is meestal pas vanaf het 4 blad stadium van de biet, indien de opslag toch vroeger ontwikkelt de dosis 'Betanal' verhogen. (*2) Voeg steeds 0,5 à 1 l/ha olie toe. Let op niet alle oliën zijn erkend aan 1 l/ha!
(+‘GOLTIX WG’)
(+2 kg/ha)
‘PYRAMIN’(*3)
2,5 l/ha (*1)
SPUITVOLUME
of ‘GOLTIX’
2 kg of l/ha (*1)
300 tot 400 l/ha aanbevolen bij droog weer en/of op afgeharde onkruiden
VO FACULTATIEF voor 2,5 l/ha (*1) ‘PYRAMIN’(*3) Bingelkruid, Kruisbloemigen, OPMERKINGEN : Toepassing van 'DUAL' of FRONTIER ELITE in VO = VERBODEN (erkend vanaf 4 blad stadium biet) kan leiden tot plantenverlies in natte omstandigheden. (*1) Zware gronden : dosis vermeerderen met een factor 1,5. Voor 'Pyramin' 430 g/L is de erkende dosis beperkt tot 2,5L in VO. (*2) Centium : afgeraden als VO in lichte of humusarme gronden, indien veel regen; niet toegelaten in mengsel met 'Pyramin' en met vloeibare 'Goltix' (max. 200 ml Centium in VO en NO samen). (*3) Dosis voor 'Pyramin’ aan 520 g/l, max. erkende dosis is 5L in VO. Voor 'Pyramin' 430 g/l, max. erkende dosis is 2,5L in VO. Dosis chloridazon is beperkt tot 2.600 g/ha w.s. per 3 jaar.
goede werking tussen 100 en 300 l/ha GEBRUIK van minerale of plantaardige OLIE Nuttig om werking van FAR mengsel te verbeteren Onmisbaar bij sommige grassenmiddelen, zie tabel op pagina 4
Dosis: 0,5-1 l/ha afh. van weersomstandigheden Te vermijden bij hoge temperaturen (vanaf 22°C in schaduw) De meeste oliën mogen gefractioneerd aan 0,3-0,5 l toegepast worden, met een max. van 2 l/ha. Sommige oliën mogen aan 1l/ha worden toegepast, met een max. van 4 toepassingen! Dit mag bijvoorbeeld voor: Gaon en Zarado. Opm: geen olie bij met Betanal Elite, uitz. bij zeer schraal weer dan max. 0,5l olie
CICHOREIOPSLAG en DISTELS 'Matrigon' (1,2 tot 1,5 l + olie) op meer ontwikkelde planten (niet in FAR-mengsel)
FAR SYSTEEM in NAOPKOMST - BESTRIJDING DICOTYLE ONKRUIDSOORTEN dosissen in deze tabel voor KIEMLOBSTADIUM ONKRUID tot 2 BLAD stadium ONKRUID GEBRUIK STEEDS DE LAAGSTE VERMELDE DOSIS (l/ha) VOOR ONKRUIDEN IN HET KIEMLOBSTADIUM Dominante onkruidsoorten + BODEMHERBICIDE CONTACTMIDDELEN Component "R" Componenten "F" en "A" Klassieke flora : 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l 'BETANAL 160' 0,6 (*a) - 1,5 = flora die hieronder of 'PYRAMIN 520' 0,5 - 1 l +'TRAMAT 500' 0,15 - 0,4 (*b) niet vermeld staat 0,5 - 0,65 l + olie 0,5 - 1 (*c) of 'DUAL' (*d) 0,3 - 0,5 l of FRONTIER Elite (*d) (*a) (*2) (*2) Melganzevoet , melde, varkensgras , kamille , zoals hierboven 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l duivenkervel, akkerviooltje (*2) (*3) 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l Hondspeterselie “ of FRONTIER Elite (*d) 0,3 - 0,5 l Gevlekte scheerling (*2) (*3) 'DUAL'(*d) 0,5 - 0,65 l Zwarte nachtschade, hanepoot “ of 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l of FRONTIER Elite (*d) 0,3 - 0,5 l 'PYRAMIN 520' 0,5 - 1 l “ 0,3 - 0,5 l Bingelkruid (*2) of FRONTIER Elite (*d) 50 ml of CENTIUM(*6) (*2) “ 'PYRAMIN 520' 0,5 - 1 l Herik, knopherik, koolzaadopslag , zwaluwtong Gemengde flora : Melganzevoet, varkensgras of 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l “ samen met bingelkruid en melde + 'VENZAR 500 sc‘ (*5) + max. 150 ml of samen met kruisbloemigen of FRONTIER Elite (*d) 0,3 - 0,5 l of CENTIUM-FRONTIER Elite (*6) 50 ml + 0,3 - 0,4 l Kleefkruid (veel) zoals hierboven '+ AVADEX 0,5 - 1 (*4) 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l (*2) Producten op basis van desmedifam zie kader "FAR DOSIS" 'GOLTIX' 0,5 - 1 kg of l Papegaaiekruid (*a) In geval van belangrijke bezetting van melganzevoet : bij eerste behandeling dosis 'Betanal' verhogen met 50% (*b) De dosis 'TRAMAT 500' mag 0,3l/ha niet overschrijden in het kiemlobstadium van de biet Het mengsel ‘BETANAL’ + ‘TRAMAT’ kan vervangen worden door een “kant-en-klaar” mengsel (zie kader « FAR-dosis ») (*c) zie kader gebruik van minerale of plantaardige olie (*d) 'DUAL' of FRONTIER Elite nooit voor 4 blad stadium van de biet (*2) FLORA WAARTEGEN SAFARI KAN INGESCHAKELD WORDEN (Safari niet toepassen voor 70% opkomst van de bieten, dosis op dat moment max. 15 g) : - Herik, knopherik, kamille, varkensgras, papegaaiekruid, opslag van koolzaad en facelia, melkdistel, veerdelig tandzaad en stekelnoot : 15 tot 20 g/ha - Hondspeterselie & gevlekte scheerling : 30 g/ha - Bingelkruid : betere werking met toevoeging van 10 g/ha voor bingelkruid in 2 blad stadium, dit indien de dosis ‘Betanal’ te laag is of indien ‘Goltix’ als enig bodemherbicide wordt gebruikt (zonder bv 'Pyramin' of Frontier Elite). (*3) FLORA WAARTEGEN 'MATRIGON' KAN INGESCHAKELD WORDEN (0,5 l/ha) : Hondspeterselie, gevlekte scheerling, veerdelig tandzaad, stekelnoot en doornappel : Vanaf het 1-bladstadium van het onkruid en vanaf het 2bladstadium van de biet en bij groeizaam weer. (*4) AVADEX : kan ook ‘Tramat’ vervangen (indien geen bingelkruid of varkensgras). (*5) Toevoeging van VENZAR 500 sc : kan worden toegepast vanaf begin 2-blad van de biet aan maximum 150 ml (wettelijk max. 4 toepassingen, totaal max. 1l/ha, max. 500 g lenacil/ha/ 3jaar), afgeraden in koude en natte omstandigheden of op lichte gronden. (*6) Flora waarbij CENTIUM toevoegen aan het schema een goede werking heeft zijn: bingelkruid, melganzevoet, hondspeterselie, zwaluwtong, varkensgras, perzikkruid, zwarte nachtschade, kruiskruid en kleefkruid. CENTIUM kan toegepast worden vanaf het 4-6 blad stadium van de biet in menging met 'Betanal' en 'Tramat' (best SC/SE formuleringen). Mag wettelijk niet gemengd worden met 'vloeibare Goltix' of met 'Pyramin'. Mengen met 'Goltix' aan lage dosis (0.3-0.5 L/ha) is mogelijk en noodzakelijk indien ook melde aanwezig is op het perceel. CENTIUM niet mengen met 'Venzar', Avadex 480 of grassenmiddelen. Uit voorzorg kan men beter geen 'Venzar' gebruiken in een schema waar in een later stadium CENTIUM zal worden toegepast. Maar in situaties waar zowel melde als bingelkruid voorkomt op het perceel en men zowel 'Venzar' als CENTIUM wenst te gebruiken in de FAR behandelingen, positioneer dan de 'Venzar' bij NO2 en pas dan CENTIUM toe bij NO4/NO5. Voor het toepassen van grassenmiddelen dient men minstens 5 dagen te laten tussen een FAR behandeling met CENTIUM en de toepassing van een grassenmiddel. De dosis (100ml/ha CENTIUM, togepast zonder 'Betanal' of 'Tramat') of (50ml CENTIUM+ 0,3-0,4 L FRONTIER ELITE) kan als laatste behandeling om nawerking te garanderen. Om een goede nawerking van CENTIUM te garanderen moet de cummulatieve dosis 150 ml zijn. Bij toepassing van CENTIUM treedt tijdelijke witverkleuring van de bieten op, indien de gebruiksvoorwaarden gerespecteerd worden zijn deze zonder gevolg voor de opbrengst.
10 FAR-DOSIS (aan te passen aan het onkruidstadium) FAR-component
STADIUM VAN HET ONKRUID (*1)
Product en gehalte Onkruid in KIEMLOB stadium
(volgens de erkenningen in maart 2015)
F A
Onkruid in 2-BLAD stadium
Onkruid in 4-6 BLAD stadium
Max. dosis
1 (-1,5) l
2-3l
6 l (*4)
(*2)
'BETANAL' 160 SC/SE
0,6 - 0,8 l
of 'BETANAL' 320 SC
0,3 - 0,4 l (*2)
0,5 (- 0,75) l
1 - 1,5 l
3 l (*4)
of 'BETANAL' 471 SC (*8)
0,2 - 0,3 l (*2)
0,35 (-0,5) l
0,7 - 1 l
2 l (*4)
'TRAMAT' 500 SC
0,15 - 0,25 l (*2)
0,3 (-0,4) l
0,6 - 0,8 l
2 l (*5)
of AVADEX 480 EC
0,5 l
0,75 l
1,2 - 1,6 l
1,7 l
1 - (1,5) l
2 - 2,5 l
2,5 l (*4) (*5)
1,25 - 1,5 l
1,5 - 2 l
4 l (*4) (*5)
F + A “Kant-en-klaar mengsels” (duurder, niet-exhaustieve lijst, pmp = fenmedifam; dmp = desmedifam; etho = ethofumesaat) 0,7 - 0,8 l(*2)
Type ‘Kemicombi’ (pmp+etho 200+190 g/l)
(*2)
Type Selecteur (pmp+dmp+etho 62+16+128)
1 -1,25 l
Type Betasana Trio (pmp+dmp+etho 75+15+115)
0,9 - 1,2 l (*2)
1,35 -1,5 l
1,5 - 2 l
4 l (*4) (*5)
Type Beta-Team (pmp+dmp+etho 75+25+150)
0,8 - 1,1 l (*2)
1,2 -1,4 l
1,4 - 1,8 l
3,2 l (*4) (*5)
Betanal Elite (pmp+dmp+etho 91+71+112)
0,7 - 0,9 l (*2)
0,9 -1,2 l
1,0- 1,2 l
3,2 l (*4) (*5)
0,5 l of kg
0,5-0,75 l of kg
1 l of kg
7 l of kg (*7)
0,5 l
0,5 - 0,75 l
1l
5 l (*3 en *6)
Niet vóór het 4-bladstadium
0,5 - 0,65 l
1,3 l
van de bieten
0,3 - 0,5 l
1,0 l
'GOLTIX' 70WG/700SC
R
PYRAMIN' 520 (*3) of ‘DUAL' of FRONTIER Elite
(*1) Het bietenstadium heeft weinig belang voor een FAR (B/T/G) zolang de dosis ‘Tramat 500’ 0,3 l/ha in het kiemlobstadium niet overschreden wordt. Het is raadzaam om de dosis te verhogen indien de weersomstandigheden het niet toegelaten hebben om de NO1 uit te voeren vanaf de opkomst van de eerste onkruiden en/of een interval van maximum 6 tot 8 dagen tussen NO1 & NO2 te respecteren. (*2) Hoogste dosis bij een belangrijke bezetting van melganzevoet, melde, bingelkruid, varkensgras of kleefkruid. (*3) Dosis aanpassen voor producten met 430 g/l werkzame stof, de maximaal toegelaten dosis voor producten met 430 g/L chloridazon is 3L/ha. (*4) Dosis fenmedifam beperkt tot 960 g/ha w.s. (*5) Dosis ethofumesaat beperkt tot 1.000 g/ha w.s. per 3 jaar. (*6) Dosis chloridazon beperkt tot 2.600 g/ha w.s. per 3 jaar. (*7) Dosis metamitron beperkt tot 4.900 g/ha w.s. per jaar. (*8) Alle erkenningen met 471 g/L PMP vervallen, hierbij de opgebruiktermijnen: Betosip Forte SC (21/04/2015), Premium (28/02/2016), Dianal 471 (18/04/2016), Kemifam forte SC (18/04/2016)
GRASSENBESTRIJDING Opmerkingen : - Voor de bestrijding van vermoedelijk resistente duist is het afgeraden om te fractioneren in de FAR, pas steeds de volle dosis toe, in geval van resistentie werken de dim's beter dan de fop's. - Fractionering wordt afgeraden zeker op zware gronden of waar resistentie wordt verwacht. - Niet alle producten kunnen aan volle dosis in het FAR mengsel toegepast worden, niet aan alle producten moet olie toegevoegd worden (zie in tabel), alle dosissen zijn uitgedrukt in l/ha. - Voor kweek behandel in 20 à 30 cm stadium, niet toepassen in FAR, indien 2 behandelingen gebeuren, voer 2de behandeling uit op kweek hersteld van de voorgaande grasbestrijding om een goede werking van het product te garanderen. - CENTIUM mag nooit gemengd worden met grassenmiddelen, als regel kan men best 5 dagen laten tussen de behandeling met een grassenmiddel en de toepassing van CENTIUM. Product
ARAMO en TANAGRA (a)
SELECT Prim (b)
tepraloxydim
Actieve stof GRASSOORT
FOCUS Plus(c)
AGIL
cycloxydim
clethodim
(d)
ELOGE (e)
haloxyfop-R-methyl
propaquizafop
FUSILADE Max (f)
TARGA Prestige en Targa Megamax (g)
fluazifop-P-butyl
quizalofop-ethyl-D
volle
lage
volle
volle
lage
volle
volle
lage
volle
lage
volle
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
dosis
1
2
-
0,75-1
0.5
2 x 0,5
1
2x 0,5 à 0,6
1-1,5
Duist
1
Hanepoot
1
2 x 0,5
1
2
-
0,75-1
0.5
2 x 0,5
1
2x 0,5 à 0,6
1-1,5
Wilde haver
1
2 x 0,5
1
2
2x 0,4
1-1,2
0.5
-
1.5
2x 0,5 à 0,6
1-1,5
Graan (opslag)
1
2 x 0,5
1
2
-
0,75-1
0.5
-
1.5
-
1-1,5
Raaigras
1
2 x 0,5
1
-
-
1-1,2
0.75
-
1.5
-
-
Windhalm
1
2 x 0,5
1
-
0,75-1
0.5
-
1.5
-
1-1,5
Straatgras
1-1,5
-
-
-
-
-
1
-
-
-
-
Kweekgras
2
-
2,5 of 2 x 1,25
4
-
1,5 of 2 x 0,75
1
-
3 of 2x 1,5
-
3 of 2 x1,5
Olie vereist (*1)
NEEN
NEEN (*1)
NEEN (*1)
JA
NEEN (*1)
NEEN (*1)
JA
(a)- vanaf 1 l niet toepassen in FAR mengsel / - max. 2l/ha/jaar / - straatgras in 1-5 blad 1l/ha, bij uitstoeling 1,5l/ha. (b)- dosis 2 x 0,5l kan in 1-2 blad stadium van hanepoot, raaigras, graanopslag, wilde haver, dosis 1 x 1l voor 2-4 blad stadium van deze grassen / - max. 0,5 l toevoegen aan FAR mengsel. (c)- tot 2 l/ha in FAR mengsel. (d)- vanaf 0,75l/ha niet in mengsel met FAR toepassen / - voor uitstoeling 0,75l, na uitstoeling 1,0l / - 2 x 0,4 l kan indien 1 à 2 blad stadium van de wilde haver. (e)- bestrijding meerjarige grassen niet in FAR mengsel toepassen / - max. 1 toepassing per 24 maanden /- minstens 10 d wachten tussen toepassing Safari en Eloge, de werking van Eloge kan anders dalen. (f)- vanaf 1 l niet toepassen in FAR mengsel / max. 3l/ha/jaar / - max. 2 toepassingen per jaar. (g)- maximum 1l/ha toevoegen aan FAR mengsel. (1*)- een additief (enkel olie) kan wel vereist zijn indien het grassenmiddel in een FAR-mengsel toegepast wordt.
MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING : Een aanvulling van het FAR-systeem SCHOFFELEN : vernietigt de aanwezige overlevende onkruiden, verlucht en warmt tevens de bodem op. Ø Uit te voeren op een voldoende droge bodem, vóór de toepassing van een bodemherbicide. Ø Let erop dat de jonge bieten noch uitgetrokken, noch omgewoeld worden. Ø Kan gecombineerd worden met een rijenbespuiting.
WIEDEGGEN : kan interessant zijn bij een laattijdige opkomst van kleine onkruiden in ontwikkelde bieten (minstens 8 tot 10 bladeren)
WANNEER DE GROND ONKRUIDVRIJ IS De NAWERKINGSBEHANDELING niet vergeten Op basis van bv. 0,8 l 'VENZAR 500sc' (1 l op zware gronden), vanaf het 4-6 bladstadium van de bieten Velden met een risico voor late opkomst van zwarte nachtschade , of zomergrassen (hanenpoot, naaldaar, …) : afzonderlijke toepassing van ‘DUAL’ (max. 1,3 l/ha) of van FRONTIER Elite (max. 1 l/ha) . Niet vóór het 4-bladstadium van alle bieten. Velden met een risico voor late opkomsten van bingelkruid en melganzevoet : CENTIUM 50 ml + Frontier Elite 0,4L/ha niet vóór 4-6 blad stadium biet. EEN BELANGRIJKE TROEF VOOR EEN ONKRUIDVRIJ VELD IN DE ZOMER : = EEN GOEDE BODEMBEDEKKING DOOR DE BIETEN (= ook rasafhankelijk)
Waarschuwing De opvolging van de hier voorgestelde aanbevelingen gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Het KBIVB kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor schade aan de teelt of voor een gebrek aan werkzaamheid. LEES AANDACHTIG DE ETIKETTEN VAN DE PRODUCTEN ALVORENS ZE TE GEBRUIKEN !
TERMINOLOGIE VAN DE PRODUCTEN (exclusief grassenmiddelen) Producten buiten patent en generische producten : Alle producten buiten patent en vervangbaar door generische producten zijn met hun meest bekende naam tussen 'aanhalingstekens' vermeld : 'Betanal' = fenmedifam (B); 'Dual' = s-metolachloor; 'Fiesta'= chloridazon + quinmerac; 'Goltix' = metamitron (G); 'Matrigon' = clopyralid; 'Pyramin' = chloridazon; 'Tramat' = ethofumesaat (T); 'Venzar' = lenacil Niet-generische producten : Avadex = triallaat 480EC; Frontier Elite = dimethenamide-p (Fr); Safari = triflusulfuron-methyl 50WG; Centium = clomazone; Goltix Queen = metamitron + quinmerac NO = naopkomst; VO = vooropkomst; SC = Suspensie concentraat; SE = Suspo-emulsie; EC = Emulgeerbaar concentraat; WG = Water dispergeerbaar granulaat
ONKRUIDBESTRIJDING
Knolcyperus steekt meer en meer de kop op in België Tijdens de vorige campagne trof Iscal Sugar knolcyperus aan in een aantal suikerbietpercelen. Om verspreiding van dit woekeronkruid tegen te gaan weigerde de fabriek de levering van de bieten afkomstig van deze percelen.
K
Bestrijdingsmiddelen
chemische bestrijding, inzaai met zwaardekkende gewassen (grasland,...) voor een periode van vijf tot tien jaar om de knolcyperus licht en vocht te ontnemen. Vervolgens de uitzaai van een gewas dat toelaat om knolcyperus onder controle te houden, zoals bijvoorbeeld maïs. De verplichte notificatie van de besmette percelen bij het FAVV gevolgd door hun afzondering gedurende verscheidene jaren en de te nemen maatregelen zullen weldra worden afgeschaft omdat ze uiteindelijk contraproductief waren (weinig genotificeerde percelen) en moeilijk opvolgbaar. In de toekomst, zal de opvolging van besmette percelen worden gerealiseerd in het kader van de maatregelen inzake geïntegreerde bestrijding van plagen (IPM). Welke maatregelen zijn nodig wanneer knolcyperus wordt aangetroffen? Het onkruid is het best te bestrijden met een monocultuur van maïs gedurende enkele jaren op het besmette perceel en met specifieke fytobehandelingen (zie verder). De monocultuur mag na enkele jaren onderbroken worden door een andere teelt (bv. wintergerst), die ook toelaat om de aantastingsgraad onder controle te houden gedurende twee opeenvolgende jaren. Neemt de besmetting niet af, dan moet opnieuw maïs worden ingezaaid en is intensieve chemische bestrijding noodzakelijk gedurende een paar jaar. Het perceel is knolcyperus-vrij na jaren van intensieve bestrijding.
De autoriteiten nemen het probleem zeer nauw ter harte. In het Vlaamse Gewest onderzoeken Annie Demeyere en Eugeen Hofmans van het Departement Landbouw en Visserij al geruime tijd de mogelijkheden voor de bestrijding van knolcyperus. Als controlemiddelen adviseert men, afhankelijk van de graad van aantasting, handmatig uitgraven,
Tussen 2007 en 2012 voerde het Vlaamse Gewest verscheidene proeven uit bij de bestrijding van knolcyperus: grondontsmetting, braaklegging gevolgd door Roundup, chemische bestrijding, enz. Bepaalde onkruidbehandelingen gaven bevredigende resultaten:
nolcyperus is een zeer lastig te bestrijden onkruid dat in de jaren ’80 opdook in NoordLimburg. Inmiddels komt het onkruid voor in alle Vlaamse provincies. Maar ook in Wallonië worden besmette percelen vastgesteld, onder meer in het Land van Herve. Knolcyperus is een zeer hardnekkig onkruid. Het vormt wortelstokken en minuscule en zeer talrijke knollen waarvan de grootte varieert van enkele millimeter tot enkele centimeter. Deze bewaren goed in de grond, zijn winterhard en kunnen tot tien jaar actief blijven. Een perceel kan bijgevolg zeer snel besmet worden gezien, onder optimale omstandigheden, één moederknol in één groeiseizoen ongeveer 200 nieuwe planten en 8.000 nieuwe knollen kan vormen. Knolcyperus is dus een gevaarlijke plant die moet bestreden worden en waarvan de verspreiding tot elke prijs vermeden moet worden. In geval van besmette percelen dienen daarom volgende voorzorgsmaatregelen in acht te worden genomen: reiniging machines bij het verlaten van het veld, verbod om stalmest of verdachte grond af te voeren en verbod om wortel- en knolgewassen te telen (dus geen bieten-, aardappel-, uien- noch wortelteelten op besmette gronden). In bepaalde gevallen kan de besmetting zich naar naburige percelen uitbreiden.
Knolcyperus bloeit van juli tot oktober (gele bloem). De bladeren zijn lang en smal. in maïs: een mengsel van enerzijds 1,5 l/ha Callisto (1,5 l/ha) en anderzijds een van de drie volgende producten: Basagran (1kg) of Lentagran WP (1kg) of Monsoon-Active (1l). Dit mengsel moet altijd tweemaal toegepast worden. Een eerste maal in het 3-4 bladstadium van de maïs en een tweede maal in het 7-8 bladstadium. l op graanstoppel (wintergerst): Roundup (4 l/ ha). ■ l
De knollen bewaren goed in de grond, doorstaan vorst en kunnen tot tien jaar actief blijven.
Wat met een besmet perceel? • Bewerk het besmette perceel als laatste • Reinig de machines bij verlaten van het veld • Verbod afvoer grond • Verbod teelt wortel, knol- en bolgewassen • Keuze uit volgende bestrijdingsmaatregelen: - mechanische bestrijding - handmatige verwijdering van knolcyperus - chemische bestrijding (met een erkend bestrijdingsmiddel) - maïs inzaaien omdat dit de enige teelt is waar een afdoende chemische bestrijding mogelijk is - zwaardekkend gewas inzaaien zoals wintergerst gevolgd door een bestrijding van de
knolcyperus met glyfosaat in de stoppel - binnen een straal van 3 m vanaf de rand van de besmettingshaard afgraven tot 50 cm diepte. De uitgegraven grond begraven op het perceel zelf en met minimaal 1 m onbesmette grond bedekken. In laatste instantie de afgegraven grond storten op een erkende stortplaats.
Meer info? Annie Demeyere: GSM 0473/837045
[email protected] Eugeen Hofmans: GSM 0473/837011
[email protected]
Bewezen rentabiliteit in de onkruidbestrijding
▼
Minder behandelingen, minder remming meer ton / ha
▼
Betere selectiviteit, minder remming meer ton / ha
▼
Betere werking, minder onkruiden meer ton / ha
Minder behandelingen: resultaat van nationale en internationale proeven en marktstudies
www.bayercropscience.be
Betanal® Elite: gedeponeerd handelsmerk van Bayer AG - Bevat 71 g/L desmedifam + 91 g/L fenmedifam + 112 g/L ethofumesaat. Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie. Voor verdere productinformatie met inbegrip van gevaarzinnen en symbolen, raadpleeg www.fytoweb.be.
11
12
KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT TOT VERBETERING VAN DE BIET VZW Molenstraat 45, B-3300 Tienen -
[email protected] - www.irbab-kbivb.be
Speciaal nummer cichorei PVBC - PROGRAMMA VOORLICHTING BIET CICHOREI, IN HET KADER VAN DE PRAKTIJKCENTRA Rubriek opgesteld en medegedeeld onder de verantwoordelijkheid van het KBIVB, J.-P. Vandergeten Directeur KBIVB, met de financiële steun van de Vlaamse overheid.
Niet-kerende bodembewerking in cichorei: Wat weten we (nog niet)? Cichoreitelers weten het: cichorei is niet de makkelijkste teelt in hun teeltplan. Naast een delicate onkruidbestrijding en rooi, moet ook het zaaibed en de onderliggende grond voldoen aan enkele belangrijke eigenschappen. In veel teelten is er ervaring of wordt er geëxperimenteerd met niet-kerende grondbewerking omwille van enkele specifieke voordelen van deze techniek. Maar in de cichorei is er nog niet veel ervaring opgebouwd. Tijd voor een denkoefening: we kennen de aandachtspunten van de cichoreiteelt, vinden we oplossingen voor deze moeilijkheden in de niet-kerende teelttechniek?
Ronald EUBEN (KBIVB vzw - IRBAB asbl)
1.
De toplaag moet bestaan uit kleine kluiten en fijne grond. De verkruimelde laag moet zeer oppervlakkig zijn (6 à 7 cm)
2.
De onderliggende zone moet regelmatig aangedrukt zijn om een degelijke diepteafstelling van de zaaimachine en een juiste plaatsing van het zaad mogelijk te maken.
3.
De onderste laag moet doordringbaar zijn door de wortels.
Wat vraagt de cichorei van de bodem? De cichoreiplant is een gevoelige plant. De teelt is gevoeliger voor suboptimale omstandigheden dan de doorsnee akkerbouwteelten (granen, bieten…). Verloren planten worden veel minder gecompenseerd door de overblijvende planten dan in andere teelten. Een goed teeltjaar begint dus met een goed voorbereidde bodem en een perfect uitgevoerde zaai. Dit wil in de eerste plaats zeggen dat de bodemstructuur optimaal moet zijn. Hoewel een cichoreiwortel beter tegen een dichte (geen gecompacteerde!) bodem kan dan een biet, zal een sterk verdichte (of gecompacteerde) bodem slecht zijn voor de ontwikkeling van de penwortel van de cichorei. De verdichte lagen kunnen vertakkingen veroorzaken en zorgen voor meer puntbreuk tijdens de rooi. Te diepe bodembewerkingen in een niet voldoende opgedroogde bodem veroorzaken holtes en dichtgesmeerde lagen die, net als gecompacteerde zones, een negatief effect hebben op het rendement.
Figuur 2 : Eigenschappen goede ondergrond.
Cichorei is tijdens de eerste weken zeer gevoelig voor droogtestress (door het kleine zaad met weinig reserves). Daarom is het belangrijk om een goede vochtvoorziening te waarborgen. Dit kan je bekomen door te diepe grondbewerkingen in het voorjaar te vermijden. Bij te diepe bodembewerkingen droogt het zaaibed uit omdat je de capillariteit (de wateraanvoer) doorbreekt. Afhankelijk van de bodemomstandigheden kan je kiezen voor aangedreven (rotor-eg, frees) of niet-aangedreven (samengesteld werktuig met rollen) werktuigen. Zorg er bij de zaaibedbereiding zeker voor dat de bodem goed wordt aangedrukt opdat de vochtvoorziening niet in gedrang komt.
Figuur 1: Vertakte suikerbietwortel. Gecompacteerde lagen en holtes zorgen ervoor dat wortels afbuigen en opsplitsen.
Cichoreizaden zijn klein en hebben weinig ingebouwde voedselreserves. Daarom is het zeer belangrijk om een optimaal zaaibed te creëren zodat de zaadjes vlot kiemen zonder stressfactoren. Er mag niet veel verkeerd gaan of men bekomt een slechte opkomst. De basisvereiste voor een goed zaaibed is dat het vlak moet zijn met voldoende fijne aarde bovenaan en een ‘vaste’ ondergrond om het zaad in aan te drukken (zie figuur 2).
Figuur 3: Een rotoreg met croskill aandrukrol.
13
Figuur 4: Een niet aangedreven werktuig met tanden, verkruimelrollen en een aandrukrol.
Hou zoveel als mogelijk rekening met de weersvoorspellingen. Optimaal zaai je de cichorei net voor een periode met lichte neerslag. Afhankelijk van de omstandigheden moet je de zaaidiepte laten variëren tussen 0,5 (zaaibed fijn en vochtig) en 1 cm (minder fijn en droog). Om deze dieptes perfect te kunnen aanhouden, is een vlak zaaibed met voldoende fijne grond bovenaan en een vaste ondergrond van groot belang. De machine moet uitgerust zijn om de cichorei zo precies mogelijk te zaaien. De elementen moeten zwaar genoeg zijn om een constante zaaidiepte te kunnen instellen en het zaad moet op een correcte manier geplaatst (zaaikouter in goede staat) en aangedrukt worden. Een plantenaantal van 170.000 planten per hectare is het streefdoel. Te lage plantenaantallen vertalen zich in dikkere, holle wortels die breekbaarder zijn. Bij een te hoog plantenaantal blijft de diameter van de wortel te klein waardoor de oogstverliezen toenemen (te kleine wortels). Een onregelmatige gewasstand daarentegen kan moeilijkheden veroorzaken bij de oogst (afstelling machines).
Figuur 6: Laat zo weinig mogelijk tijd tussen het toedienen van de Bonalan en het inwerken. Werk ook voldoende diep (8 à 15cm).
Cichorei en niet-kerende bodembewerking? Al de eerder aangehaalde aandachtspunten tonen dat cichorei geen makkelijke teelt is. De kleine, gevoelige zaden kiemen en ontwikkelen enkel in ideale teeltomstandigheden. Voorjaarsteelten als cichorei vragen een homogeen en proper zaaibed met een goede vochtvoorziening. In theorie zou je kunnen stellen dat een niet-kerende teelttechniek voordelen biedt die de teelttechniek van cichorei kunnen verbeteren. Zo is een betere vochtvoorziening een belangrijk voordeel van nietkerende bodembewerking. De reden hiervoor is simpel: na de voorgaande teelt wordt de bodem niet geploegd. De bodemstructuur wordt behouden en de capillariteit die ontstaan is door regenwormen, het ‘zetten van de bodem’ en het groeien van plantenwortels blijft behouden. De bodem bevat in het voorjaar minder lucht en meer vocht. Wanneer er niet geploegd wordt, is een nivellerende bewerking minder noodzakelijk. Je start met een vlakke bodem voordat het zaaibed wordt aangelegd. Als er na de voorteelt voldoende aandacht besteed wordt aan ontstoppelen en indien nodig een behandeling met totaalherbicide, kan er verwacht worden dat de onkruiddruk (in velden met normale flora) niet toeneemt omdat er minder nieuwe onkruidzaden naar de oppervlakte gewerkt worden. In 2005 werd er door C. Roisin (CRA-W) een proef aangelegd waarbij er verschillende vormen van niet-kerende grondbewerking vergeleken werden met verschillende traditionele (met ploegen) technieken. De voorteelt was tarwe waarna het stro verhakseld werd en geen groenbemester werd ingezaaid (om teveel organisch materiaal te vermijden). In alle objecten werd er Bonalan voor zaai oppervlakkig ingewerkt (2 à 3cm). In het algemeen behaalden de NKG-objecten in deze proef een beter rendement. De reden hiervoor moet gezocht worden bij het feit dat de cichoreiplantjes gebruik maakten van de betere vochttoestand van de bodem in de NKG-objecten. In deze proef werd het vochtverlies uit de bodem gemeten in de verschillende objecten.
Figuur 5: Een foto van een versleten (links) en een goede (rechts) zaaikouter. Onder zie je een illustratie van de werking van zo’n goede en versleten zaaikouter. Bij gebruik van versleten zaaikouters bekom je een onregelmatige verdeling van de zaden (verder rollen, links of rechts rollen). Zo’n onregelmatige gewasstand is ongunstig voor de ontwikkeling en zorgt voor moeilijkheden bij de rooi. De toepassing van Bonalan voor de zaai is een algemeen gebruik in de cichoreiteelt om een goede bestrijding van oa. Melganzevoet en grassen te bekomen. Dit fotolabiele herbicide vraagt een secure toepassing. Er wordt aangeraden om direct na toepassing de Bonalan goed in te werken om de afbraak door zonlicht tegen te gaan. De fabrikant raadt een inwerkingsdiepte van 8 à 15cm aan in combinatie met een gekruiste werkgang. Het ideale toepassingstijdstip is bij afwezigheid van zonlicht, in vochtige omstandigheden. Het aantal toegelaten herbiciden in de cichoreiteelt is beperkt. Het is daarom zeer belangrijk om de werking van Bonalan ten volste te benutten.
Figuur 7: Proef uitgevoerd door C. Roisin 2005. Er werden opvangbakjes geplaatst in de verschillende objecten om te meten hoeveel bodemvocht er verdampte.
14 Figuur 8 toont de hoeveelheid opgevangen water van de verschillende objecten en plaatst er de bodemstructuur (gemeten door penetrometrie) naast. Naarmate de bodem minder intensief bewerkt wordt, en dus iets vaster is en minder lucht bevat, wordt er minder waterverlies (door verdamping) gemeten. Het jaar nadien werd dezelfde proef aangelegd maar door een slechte opkomst door extreme weersomstandigheden werd de proef niet verder uitgevoerd. Aangezien er enkel cijfers beschikbaar zijn over één proefjaar, moeten we voorzichtig zijn bij het trekken van conclusies.
1600
1400
5 10 15
Opgevangen (cc) Eau récoltéewater (cc)
20 25 30
1200
35
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
40
5 10
1000
Start droge periode
15 20 25 30 35
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
40
800 5 10
Figuur 10: Decompactor met verspringende tanden op één balk.
15 20
600
25 30 35
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0
40
Niet-kerende bodembewerking als erosiebeperking?
400
200
0 6
8
Regen
10
12
14
16
Jour après semis Dagen na zaai
18
20
22
24
Figuur 8: Proef uitgevoerd door C. Roisin in 2005. Naarmate de bodem minder intensief bewerkt wordt en, in geval van ploegen, het ploegwerk fijner is, wordt er minder waterverlies door verdamping gemeten. Rechts op de grafiek zie je de resultaten van metingen van de dichtheid van de bodem voor ploegwerk (boven), decompacteren (midden) en minimale bewerking (onder). De proef toonde aan dat een betere vochtvoorziening positief is voor de ontwikkeling van de cichorei. Maar met dit voordeel is niet alles gezegd! We weten uit andere teelten dat NKGtechniek ook enkele belangrijke nadelen kent. Zo is het niet eenvoudig om de diepere grondbewerking (na de voorteelt) correct uit te voeren. Het gebruik van niet aangepast materiaal en/of het uitvoeren van de diepe grondbewerking in te vochtige omstandigheden doet meer kwaad dan goed. Een ideale decompactor bestaat uit meerdere rijen tanden voorzien van smalle beitels en een rol of loopwielen om de diepte correct te kunnen regelen. Met een dergelijke machine worden storende lagen over de volledige werkbreedte losgebroken zonder dat er holtes of versmeerde lagen gevormd worden.
Een vaak voorkomend argument dat pleit voor het toepassen van niet kerende bodembewerking is de aanwezigheid van gewasresten aan de oppervlakte. Deze gewasresten zorgen ervoor dat de bodem minder gevoelig is voor wind- en watererosie en verslemping bij intensieve regenval. De specifieke vereisten voor het zaaibed van cichorei laten echter niet toe dat er veel organisch materiaal aanwezig is aan de oppervlakte. De belangrijkste reden hiervoor is de ondiepe zaai van de zaadjes en de noodzaak om Bonalan goed in te werken. Bij aanwezigheid van organisch materiaal kunnen de zaadjes niet op een correcte manier gezaaid, bedekt en aangedrukt worden. Het is namelijk niet mogelijk om, zoals bij suikerbieten, dieper te gaan zaaien (maximum 1cm diep). We zien dit ook terug bij landbouwers die reeds ervaring hebben met het niet-kerend telen van cichorei. Door de passages van verschillende machines, blijft er in het zaaibed maar weinig organisch materiaal aanwezig aan de oppervlakte. Je leest elders in het artikel meer over hun ervaringen. Belangrijk aandachtspunt bij de resultaten van de proeven uit 2005 uitgevoerd door C. Roisin (CRA-W) is dat er geen groenbemester na de voorteelt werd ingezaaid. De voorteelt was er tarwe waarvan het stro werd gehakseld bij de oogst. Let dus op wanneer het gaat over niet-kerende grondbewerking bij de cichoreiteelt. Bij andere teelten blijft er vaak redelijk veel organisch materiaal aan de oppervlakte maar dit is niet verenigbaar met de cichoreiteelt!
Figuur 11: Suikerbieten kunnen beter tegen organisch materiaal aan de oppervlakte. Je kan daar kiezen voor een iets diepere zaai.
Nood aan onderzoek
Figuur 9: Decompactor met twee rijen tanden.
Daarnaast blijkt een bodem die niet-kerend bewerkt wordt ook gevoeliger voor verdichting dan een geploegde bodem. Een bodem die niet geploegd is, bevat minder lucht en warmt daardoor minder snel op waardoor de bodem minder snel geschikt is om een zaaibed klaar te leggen. Zoals eerder al aangehaald is het toepassen van Bonalan zeer belangrijk voor de cichoreiteelt. Wetende dat het belangrijk is om dit herbicide voldoende diep in te werken, vormt dit een belangrijk aandachtspunt voor de niet-kerende teelttechniek van cichorei.
Momenteel is er nog maar weinig onderzoek verricht over niet-kerende grondbewerking in de cichoreiteelt (uitgezonderd enkele proeven door het CRA-W). De proeven die er zijn, zijn vaak opgezet zonder groenbemester als bodembedekking. Ondertussen is het zowel in Vlaanderen als in Wallonië verplicht om in het kader van mestwetgeving of erosiewetgeving of Europese wetgeving of andere regionale wetgevingen groenbemesters in te zaaien in het najaar. Momenteel is er weinig tot niets geweten hoe verschillende groenbemesters zich gedragen in de cichoreiteelt wanneer de cichorei niet-kerend ingezaaid wordt. In 2015 en 2016 neemt het KBIVB deel aan het demonstratieproject ‘Evaluatie van de mogelijkheden en demonstratie van nuttige erosiebestrijding in fijnzadige teelten en andere groenten’. Het project heeft als doelstelling om erosiebestrijdende technieken te testen en te evalueren in verschillende teelten, waaronder cichorei. We onderzoeken welke groenbemesters best gekozen worden, wanneer deze best vernietigd worden en welke grondbewerkingsmachines er bij voorkeur gebruikt moeten worden om erosie op hellende percelen te beperken en tegelijk de teelt te laten slagen. Geïnteresseerde landbouwers kunnen contact opnemen met Ronald Euben via
[email protected].
Besluit De voordelen en nadelen van niet-kerende bodembewerking voor de meeste teelten zijn al gekend. Ook voor de cichoreiteelt zijn er enkele voor- en nadelen te verwachten. Het grootste voordeel op teelttechnisch vlak is de verhoogde capillaire werking van de bodem. Maar enkele belangrijke nadelen zorgen voor moeilijkheden. Het organisch materiaal aan de oppervlakte moet zoveel als mogelijk weggewerkt worden om een goede zaai mogelijk te maken. Opdat de Bonalan op een correcte manier ingewerkt zou worden, moet de bodem voldoende diep bewerkt worden.
15
Enkele ervaringsdeskundigen aan het woord Bernard Mehauden, Avernas-Le-Bauduin
Luc Engelborghs, Tongeren
Bernard Mehauden is akkerbouwer in Avernas-Le-Bauduin (streek van Hannuit, Haspengouw). Hij teelt er al enkele jaren cichorei zonder te ploegen. Bernard Mehauden: “Mijn voorbereiding voor de cichoreiteelt start al na de graanoogst. Direct na de oogst voer ik een oppervlakkige ontstoppeling uit. Daarna voer ik meestal een bemesting met vaste mest, drijfmest,… uit afhankelijk wat er beschikbaar is. Als het nog lukt, probeer ik nog een tweede maal, iets dieper dan de eerste keer, te ontstoppelen. Dan volgt een passage met een decompactor in combinatie met een zaaimachine om de groenbemester te zaaien. Ik probeer altijd te kiezen voor een vorstgevoelige groenbemester. Meestal zorgt de winter dan voor de vernietiging van de groenbemester. Als de groenbemester niet voldoende afsterft in de winter, voer ik nog een behandeling uit met Round-up. In het voorjaar start ik met het opentrekken van het veld voor ik de Bonalan toedien. Op die manier zijn de resten van de groenbemester al een eerste keer verkleind en ingewerkt en komt de Bonalan direct op de grond terecht. Na toedienen van de Bonalan, voer ik 2 passages uit met een vibroculteur op een diepte van zo’n 7 à 8 cm. Tot slot volgt een passage met een rotoreg met crosskill rol. Op dat moment wordt de cichorei in dezelfde werkgang gezaaid.
Luc Engelborghs heeft een gemengd bedrijf met vleesvee en akkerbouw in Tongeren. Hij heeft in het verleden al enkele malen cichorei geteeld zonder te ploegen. Luc Engelborghs: “Na de graanoogst dien ik dierlijke mest toe en werk deze in. Ik probeer nadien zo lang als de wetgeving dat toelaat te wachten voordat ik de groenbemester inzaai. Op die manier probeer ik de ontwikkeling van de groenbemester binnen de perken te houden. De groenbemester wordt gezaaid met een gecombineerde bewerking decompacteren + rotoreg en zaaimachine. Ik kies voor een vorstgevoelige groenbemester opdat deze zou afsterven door de vorst. Enkele dagen voor ik in het voorjaar bemest, voer ik een behandeling met Round-up uit. Net na het toedienen van de drijfmest, voer ik de bespuiting met Bonalan uit. Op die manier kan ik de Bonalan samen met de drijfmest inwerken. Ik gebruik een Canadese eg om de Bonalan en de drijfmest in te werken op zo’n 8 à 9 cm. Daarna volgt 1 of 2 passages met een kompactor (Lemken) (zo ondiep mogelijk). Voorwaarde voor een goede werking is zonnig weer. Als dat niet het geval is, zijn de resten van de groenbedekker niet droog genoeg en te flexibel waardoor ik problemen ervaar bij de zaaibedbereiding en de zaai. Ik ken voorlopig wel wat problemen bij de zaai. Ik zie af en toe wat zaad bloot liggen.”
Figuur 12: De zaaimachine voor bieten en cichorei is bevestigd aan een aangepaste rotoreg. Zo komt het zaad terecht in vochtige grond.
Door herhaaldelijke bewerking van de bodem blijft er maar weinig organisch materiaal aan de oppervlakte. Cichorei vraagt nu eenmaal een perfect zaaibed (genoeg fijne grond) en de Bonalan moet op een correcte manier ingewerkt worden.” Waarom koos je ervoor om niet-kerend te gaan werken? Bernard Mehauden: “In mijn andere teelten werk ik ook niet kerend. In deze streek is de bodem gevoelig voor dichtslaan. Zowel na het zaaien van de tarwe in de winter als in het voorjaar slaat de bodem na hevige neerslag snel dicht. Door meer organisch materiaal aan de oppervlakte te houden, kan ik dat vermijden. Voor de cichorei net als voor erwten merk ik dat de bodem beter in staat is om voldoende vocht te blijven leveren door een betere capillariteit. Hierdoor moet je ook kunnen accepteren dat je meestal ook iets later kan starten met de zaaibedbereiding dan collega’s niet wel nog ploegen.
Figuur 13: Luc koos uiteindelijk voor een decompactor met verspringende tanden op één balk. Deze kan hij aankoppelen voor een rotoreg. Waarom koos je ervoor om niet-kerend te gaan werken? Luc Engelborghs: “Hier in de streek zijn redelijk veel hellende percelen. Ik merkte tijdens het ploegen dat ik op de heuvels minderwaardige grond naar boven ploegde. Ik gebruik de niet-kerende teelttechniek als middel om de bodem beter op zijn plaats te houden. Door in bepaalde teelten meer organisch materiaal aan de oppervlakte te houden en het bodemleven te stimuleren, kan ik de erosie wat beperken. De omschakeling naar niet-kerend werken heb ik wel als moeilijk ervaren. De techniek vraag veel meer kennis en overtuiging van de landbouwer dan de traditionele techniek met ploegen. Het is ook nodig om je machinepark aan te passen aan de gewijzigde teelttechniek. Zo ben ik al even op zoek naar een goede decompactor en natuurlijk moeten je trekkers dit aankunnen. Omwille van de voorgaande punten vind ik daarom dat de nieuwe Vlaamse erosiewetgeving te ver gaat omdat deze wetgeving veel landbouwers verplicht om ineens hun teelttechniek aan te passen.”
Erkende producten in de cichoreiteelt - Zijn er wijzigingen? Voor dimethenamide-P of Frontier Elite is er een wijziging in de erkenningsakte. Voorheen was het gebruik in cichorei beperkt tot 1 L/ha. Recent werd deze beperking echter vervangen door een algemene beperking van max. 1000 g w.s./ha/jaar. Dit komt overeen met 1.39 L Frontier Elite /ha. Navraag bij BASF en het FOD leerde ons dat de erkenning binnenkort weer aangepast zal worden naar 720 g w.s./ha/jaar. Ons advies is om de oude erkenning aan te houden en u te beperken tot 1 L/ha Frontier Elite/ha zelfs al staat het tijdelijk anders op Fytoweb. De erkenning is dan 1 tot 3 toepassingen van 0.1 tot 0.6 l/ha met als maximum 1L/ha.
16
DUURZAAMHEID
De audit VEGAPLAN beter voorbereiden Voor de planters van Iscal is het VEGAPLAN certificaat (vroeger IKKB) reeds verplicht. Sedert juni 2014 bevat het lastenboek VEGAPLAN supplementaire eisen omtrent geïntegreerde gewasbescherming (Europese regelgeving IPM) en duurzaamheid. Wie zegt supplementaire eisen, zegt ook meer te controleren punten, langere inspectietijd... Na enkele maanden van controle, blijkt dat de audit van een bedrijf op basis van het certificaat VEGAPLAN gemiddeld een halfuur langer duurt, op voorwaarde dat de zes nieuwe bijlagen omtrent duurzaamheid ingevuld zijn. Door de audit beter voor te bereiden, kan tijd gewonnen worden... Autocontrole op basis van de checklist Stap nr. 1: een van de 10 erkende certificeringsorganismen contacteren om de audit van het bedrijf uit te voeren en een certificaat VEGAPLAN af te leveren: l B&S Qualicert te Colfontaine. Tel: 065/66.25.75 l CARAH asbl te Ath. Tel: 068/26.65.84 l Certalent vzw te Heverlee. Tel: 016/78.15.40 l CKCert vzw te Zwijnaarde. Tel: 09/330.10.20 l Comité du Lait te Battice. Tel: 087/69.26.30 l Integra bvba te Berchem. Tel: 03/287.37.60 l AIB Vinçotte te Loncin. Tel: 04/263.56.29 l Promag asbl te Marche-en-Famenne. Tel: 084/46.03.46 l Quality Partner SA te Herstal. Tel: 04/240.75.00
l SGS Belgium nv te Antwerpen. Tel: 03/545.47.36 De meeste certificeringsorganismen sturen met het contract de checklist van de eisen die tijdens de audit zullen gecontroleerd worden. Stap nr. 2: zelf controleren op basis van checklist VEGAPLAN wat in overeenstemming is met de activiteiten van het bedrijf (conformiteit van het fytolokaal, materiaal, registraties, facturen, enz.). Deze cheklist kan gedownload worden op de site van VEGAPLAN (www.vegaplan.be), tabblad «documenten» in de paragraaf «LANDBOUWERS».
NIEUW! De checklist kan gemoduleerd worden door te antwoorden op bepaalde vragen betreffende het type aangevraagde cer-
tificaat, de locatie van uw bedrijf en door de op uw bedrijf uitgevoerde teelten/activiteiten uit de voorgestelde lijst (granen met of zonder opslag, bieten, enz) aan te stippen. De aan het eind van deze vragenlijst opgemaakte checklist bevat enkel de eisen die nuttig zijn voor uw bedrijf. Zij bevat ook de nieuwe bijlagen.
Het invullen van de bijlagen De bijlagen toegevoegd aan de checklist gaan over de acties die het bedrijf heeft ondernomen om energie te besparen, het gebruik van meststoffen en fytoproducten te beperken, om de verspreiding van schadelijke organismen tegen te gaan of om de biodiversiteit te bevorderen. Twee of drie maatregelen moeten aangevinkt worden naar keuze volgens de bijlagen.
Meest frequente problemen bij de IPM audit Na enkele maanden van controle en ongeveer 3.000 geauditeerde bedrijven, stelt men vast dat vooral de registratie van de fytobehandelingen voor problemen zorgt. Naast de registratie van elk fytoproduct (perceelnummer, datum, naam van het product, gebruikte hoeveelheid,....), vraagt de IMP regelgeving om op de fiche ook te vermelden: - Op welke basis werd beslist te behandelen? (waarnemingen, waarschuwingsberichten, eventuele staalname,...); - en was de behandeling DOELTREFFEND? (ja, neen, geen mening).
VEGAPLAN vraagt erkenning met SAI Erkenning van VEGAPLAN certificaat door SAI zit op het goede spoor.
B
esprekingen hebben plaatsgevonden tussen VEGAPLAN, beheerder van het VEGAPLAN lastenboek, en het platform ter ondersteuning van duurzame landbouwproductie SAI met het oog op het bekomen van de erkenning van het VEGAPLAN certificaat door SAI. Uit de eerste contacten blijkt dat het Vegaplan certificaat in overeenstemming is met de door SAI opgestelde vragenlijst over de duurzaamheid van de landbouwproductie. Het VEGAPLAN certificaat beantwoordt effectief voor 100% aan de zogenaamde “essentiële” vragen en voor minimaal 75% aan de zogenaamde “basis”vragen. Wanneer men weet dat Südzucker lid is van het SAI platform en wenst dat zijn planters inspelen op de SAI-vragenlijst, zou de erkenning van VEGAPLAN door SAI nieuwe verplichtingen voor de TS-planters die het Vegaplan certificaat bezitten kunnen voorkomen.
en telt vandaag meer dan 60 leden uit de agrovoedingsindustrie. SAI heeft een vragenlijst (checklist) opgesteld die diverse indicatoren over alle kwesties van duurzame ontwikkeling kunnen meten, zoals water, uitstoot van broeikasgassen, sociale kwesties, bodemgezondheid of energiegebruik. Elke landbouwer kan de vragenlijst invullen op internet en zijn performantie meten op stuk van duurzame landbouw. Hij kan zijn score vergelijken met deze van zijn streek of met zijn eigen score tijdens voorafgaande jaren. SAI is geen certificatiesysteem want het voert geen enkele controle uit. Het zijn de kopers van landbouwproducten die, als zij het willen, de juistheid van de antwoorden op de vragenlijst moeten controleren.
Wat is SAI?
Het belang voor de voedingsondernemingen is informatie verzamelen over de landbouwpraktijken van hun leveranciers landbouwers om er de detailhandelaars of consumenten over in te lichten.
SAI is een platform dat duurzame landbouw meet en ondersteunt op wereldvlak. Dit platform werd opgericht door voornamelijk grote internationale voedselproducenten zoals Nestlé, Danone, Unilever,…
In oktober 2014, ondertekenden het SAI Platform, het internationaal handelscentrum ITC en GLOBALG.A.P. groepscertificaat een intentie-
Logo’s van enkele leden van SAI.
verklaring, de “Abu Dhabi Verklaring”, voor uitwerking van: l Een gezamenlijke code van goede landbouwpraktijken; l Een systeem waarbij elke boerderij afzonderlijk kan worden geïdentificeerd; l Een engagement voor uitwerking van rapporten vanwege de partners van de bevoorradingsketen. Bronnen: www.declaration-of-abu-dhabi.org , www.vegaplan.be
Watervoetafdruk van suiker in België De watervoetafdruk toont de hoeveelheid water betreft hun watervoetafdruk: suikerriet wordt enkel in het buitenland geproduceerd (de interne watervoetafdruk is gelijk aan nul), terwijl die schuilgaat in onze consumptie van goederen suikerbiet bijna exclusief in België geproduceerd wordt. en diensten. 75 procent van de watervoetafdruk van België is extern, d.w.z. heeft te maken met In het geval van suiker spelen ook ander aspecten in verband met water een rol, zoals de waterstress van het producerende land of de import van (virtueel) water uit het buitenland. De hoeveelheid en de oorsprong van het water dat eventueel nodig is watervoetafdruk van de gemiddelde belg is erg voor de teelt van de gewassen (productie-watervoetafdruk). groot: 7.400 liter per dag en per persoon, ofwel Consumptie-watervoetafdruk van suiker in ongeveer 90 badkuipen. België (Mm3/jaar)
V
De gemiddelde productie-watervoetafdruk is veel lager voor suiker uit bieten dan voor suiker uit suikerriet omdat irrigatie voor de teelt van suikerriet vaak nodig is.
oor de teelt van suikerriet is vaak irrigatie nodig. Suikerbiet wordt daarentegen vooral geteeld in gebieden met veel neerslag, waar weinig of geen bijkomende irrigatie nodig is. De gemiddelde productie-watervoetafdruk bedraagt 809 l/ kg suiker (niet geraffineerd) uit bieten en 1.427 l/kg suiker (niet geraffineerd) uit suikerriet.
(Mm3/jaar) Intern Extern Totale watervoetafdruk Suiker uit suikerriet 0 745 745 Suiker uit suikerbiet 663 4 667 Totaal 663 749 1.412
een samenwerking tussen detailhandelaars in suiker, investeerders, handelaars, producenten en ngo’s met het oog op duurzame suiker. BONSUCRO wil op een meetbare manier de impact van de suikerrietproductie op het milieu verkleinen, en tegelijk bijdragen tot de sociale en economische voordelen voor de suikerproducenten en alle andere actoren in de keten.
In België bedraagt de consumptie-watervoetafdruk voor suiker 1.412 Mm3/jaar of 375 liter/dag/inwoner op de 7.400 liter in totaal (zie tabel). Die voetafdruk is voor 53% extern, wat correspondeert met de import van rietsuiker afkomstig uit vreemde landen (Pakistan, Cuba, Swaziland,...).
Concreet betekent dit dat van de 745 Mm3/jaar, er 224 afkomstig zijn uit Pakistan, 83 uit Cuba en 44 uit Swaziland. Pakistan heeft een zeer hoge waterstress indicator (WSI = 108, tegenover respectievelijk 31% en 25% voor de twee andere landen), wat wil zeggen dat de rietsuikerconsumptie van de Belgen een rechtstreeks negatief effect heeft op de watervoorraden van Pakistan.
WWF werkt samen met landbouwers in projecten op het terrein, met het oog op betere landbouwpraktijken met name in Pakistan. In bepaalde producerende landen sensibiliseert WWF de institutionele en private actoren over de duurzaamheid van die initiatieven. Zo werkt het samen met een bedrijf als Coca-Cola Company voor een duurzamer beheer van de natuurlijke hulpbronnen.
WWF neemt deel aan het Better Sugarcane Initiative (BONSUCROTM),
Bron: WWF, België en zijn watervoetafdruk
We stellen vast dat deze producten, beide geconsumeerd door de bevolking van België een totaal verschillende impact hebben wat