ML / 20110925
BLAD - 1 -
OPRICHTING STICHTING Op negenentwintig december twee duizend elf verschenen voor mij, mr Marco Lenderink, notaris te Haaksbergen: __________________________________ 1. de heer HENDRIK JOHAN GERHARD WESTENDORP, wonende te 7481 PK Haaksbergen, Morgensterweg 36, geboren te Haaksbergen op _______ eenentwintig juni negentienhonderd vierenvijftig, en gehuwd, ___________ identiteitskaart IY68043F0; ______________________________________ 2. mevrouw CHRISTINA JOHANNA MARIA WESTENDORP, wonende te __ 7481 VA Haaksbergen, Oldenkotsedijk 5, geboren te Haaksbergen op ____ veertien juni negentienhonderd vijftig, gehuwd, paspoort NPB3PH220; ____ 3. de heer STEFANUS GERHARDUS DUTMER, wonende te 7482 LJ ______ Haaksbergen, Roolfs 3, geboren te Wildervank op twee juli _____________ negentienhonderd achtenveertig, gehuwd, paspoort NSR20PDR3; _______ De comparanten verklaarden bij deze akte een stichting in het leven te roepen en daarvoor de volgende statuten vast te stellen: _______________________ NAAM, ZETEL EN DUUR _________________________________________ ________________________________________________________ Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: STICHTING NATUUR EN MILIEU_________ HAAKSBERGEN. _____________________________________________ 2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Haaksbergen. ____________________ 3. De stichting is opgericht voor onbepaalde tijd. _______________________ DOEL EN MIDDELEN ____________________________________________ Artikel 2 ________________________________________________________ 1. De stichting heeft ten doel: ______________________________________ De stichting heeft ten doel het nemen van initiatieven en (doen) uitvoeren _ van activiteiten ten dienste van het milieu, de natuur, het landschap, de ___ ontwikkeling van stad en platteland zowel in stedebouwkundige als in ____ cultuurhistorisch opzicht, benevens al datgene wat - het publieke belang __ dient, zulks in de ruimste zin van het woord en met betrekking tot al ______ hetgeen direct of indirect met het vorenstaande verband houdt. _________ ______ 2. Het werkterrein omvat in elk geval de gemeente Haaksbergen maar ________________________ daarnaast ook de overige delen van Twente. 3. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: ________ a. het bijeenbrengen en ontwikkelen van ideeën voor een duurzame _____ inrichting van natuur, landschap, bebouwde en bewoonde omgeving; __ b. het informeren van de burger over (voorgenomen) natuur-, landschap-, stedelijke en culturele ontwikkeling vanuit de uitgangspunten van een __ duurzame samenleving; ______________________________________ c. het organiseren en het aanbieden van activiteiten ten behoeve van de _ meningsvorming over voorgenomen natuur-, landschap-, stedelijke en _ culturele ontwikkeling vanuit de uitgangspunten van een duurzame____ samenleving; ______________________________________________ d. het ondernemen van activiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan __ een zorgvuldige ruimtelijke ordening waaruit respect blijkt voor _______ landschappelijke waarden (behoud groene ruimte, tegengaan van ____ verrommeling van het landschap etcetera); _______________________ e. het doen, het stimuleren en laten doen van onderzoeken; ___________ f. het geven van voorlichting en adviezen aan overheid, rechtspersonen _ en natuurlijke personen;______________________________________ g. het kritisch volgen van al die ontwikkelingen in de samenleving die ____
BLAD - 2 -
effect hebben op het gebied van de natuur, het milieu, het landschap, _ de ruimtelijke ordening, de stedelijke en landelijke infrastructuur en de _ duurzaamheid van die aspecten van de samenleving; ______________ h. het beïnvloeden van de besluitvorming op al die hiervoor genoemde ___ terreinen door gebruikmaking van alle daartoe geëigende middelen, in _ de meest ruime zin; _________________________________________ i. het inzetten van rechtsmiddelen, waarbij met name moet worden _____ gedacht aan het (doen) verzoeken om handhaving, het (doen) benutten van de mogelijkheden tot inspraak; het (doen) indienen van _________ zienswijzen, bedenkingen, bezwaar, beroep en dergelijke, bijvoorbeeld tegen (ontwerp)bestemmings- en structuurplannen, kap- milieu-, en ___ bouwvergunningen etcetera; __________________________________ j. alle andere wettige middelen, welke voor het bereiken van de ________ doelstellingen van de stichting bevorderlijk kunnen zijn. _____________ VERMOGEN ____________________________________________________ Artikel 3 ________________________________________________________ Het vermogen van de stichting zal worden gevormd door:_________________ 1. subsidies van overheidsinstanties en particuliere instanties en donaties; __ 2. inkomen uit het haar toekomende vermogen; ________________________ 3. donaties, schenkingen, erfstellingen en legaten; _____________________ 4. opbrengsten van georganiseerde activiteiten;________________________ 5. alle andere verkrijgingen en baten. ________________________________ BESTUUR______________________________________________________ Artikel 4 ________________________________________________________ 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit ten minste drie (3) leden en wordt _ voor de eerste maal bij deze akte benoemd. Het aantal leden wordt - met _ inachtneming van het in de vorige zin bepaalde - door het bestuur _______ vastgesteld. __________________________________________________ 2. Het bestuur (met uitzondering van het eerste bestuur, waarvan de leden in functie worden benoemd) kiest uit zijn midden een voorzitter, een________ secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en ________ penningmeester kunnen ook door één persoon worden vervuld. _________ 3. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, zullen de ___ overblijvende bestuursleden met algemene stemmen (of zal het enige ____ overblijvende bestuurslid) binnen twee maanden na het ontstaan van de __ vacature(s) daarin voorzien door de benoeming van een (of meer) _______ opvolger(s). __________________________________________________ 4. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden _____ ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden, of vormt het enige overblijvende bestuurslid niettemin een wettig bestuur, behoudens het ____ bepaalde in artikel 6. ___________________________________________ 5. Het bestuur kan zich doen bijstaan door adviseurs. Adviseurs kan worden _ toegestaan de vergaderingen van het bestuur bij te wonen; zij hebben ____ echter geen stemrecht. _________________________________________ 6. De leden van het bestuur en adviseurs genieten geen beloning voor hun __ werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in __ de uitoefening van hun functie gemaakte kosten. _____________________ BESTUURSVERGADERINGEN EN BESTUURSBESLUITEN _____________ Artikel 5 ________________________________________________________ 1. De bestuursvergaderingen worden gehouden te Haaksbergen. __________ 2. Ieder kalenderjaar wordt ten minste één vergadering gehouden. _________ 3. Vergaderingen zullen voorts telkenmale worden gehouden, wanneer de___
BLAD - 3 -
voorzitter dit wenselijk acht of indien één van de andere bestuursleden ___ daartoe schriftelijk en onder nauwkeurige opgave van de te behandelen __ onderwerpen aan de voorzitter het verzoek richt. Indien de voorzitter aan__ een dergelijk verzoek geen gevolg geeft in dier voege, dat de vergadering _ kan worden gehouden binnen drie weken na het verzoek, is de verzoeker _ bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de __ vereiste formaliteiten. __________________________________________ 4. De oproeping tot de vergadering geschiedt - behoudens het in lid 3 ______ bepaalde - door de secretaris, ten minste zeven dagen tevoren, de dag ___ van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door _____ middel van oproepingsbrieven. ___________________________________ 5. De oproepingsbrieven vermelden, behalve plaats en tijdstip van de ______ vergadering, de te behandelen onderwerpen.________________________ 6. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden ____ aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de _ door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van _ vergaderingen niet in acht genomen. ______________________________ 7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij ___ diens afwezigheid wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan. _________ 8. Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden door _ de secretaris of door één van de andere aanwezigen, door de voorzitter __ daartoe aangezocht. De notulen worden vastgesteld en getekend door ___ degenen, die in de vergadering als voorzitter en secretaris hebben _______ gefungeerd. __________________________________________________ 9. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. ___________________________________________ Een bestuurslid kan zich ter vergadering door een medebestuurslid laten __ vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling___ van de voorzitter van de vergadering voldoende, volmacht. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één medebestuurslid als gevolmachtigde _______ optreden. ____________________________________________________ 10. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle _______ bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk, per telefax of e- __ mail hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder ____ bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas __ opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen __ wordt gevoegd. _______________________________________________ 11. Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. ________ Voorzover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden _ alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. _________________________________________ 12. Alle stemmingen ter vergadering geschieden mondeling, tenzij de _______ voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of één van de ________ stemgerechtigden dit vóór de stemming verlangt. Schriftelijke stemming___ geschiedt bij ongetekende, gesloten briefjes. ________________________ 13. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht. _________ 14. Bij staking van stemmen over zaken wordt het voorstel geacht te zijn _____ verworpen, tenzij het bestuur tevoren anders beslist. Bij staking van ______ stemmen over personen vindt herstemming plaats tussen die personen; bij opnieuw staken van de stemmen beslist het lot, tenzij het bestuur vooraf __
BLAD - 4 -
anders heeft bepaald. __________________________________________ 15. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter. _________________________________________________ BESTUURSBEVOEGDHEID EN VERTEGENWOORDIGING _____________ ________________________________________________________ Artikel 6 1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting.________________ 2. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van ___________ overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van ________ registergoederen, mits een zodanig besluit wordt genomen met algemene _ stemmen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig of door__ een schriftelijk gevolmachtigde vertegenwoordigd zijn. ________________ 3. Het bestuur is niet bevoegd te besluiten tot het aangaan van ___________ overeenkomsten, waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk _________ medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot ___ zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt, mits een ______ zodanig besluit wordt genomen met algemene stemmen in een _________ vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig of door een schriftelijk ___ gevolmachtigde vertegenwoordigd zijn. ____________________________ Artikel 7 ________________________________________________________ 1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting in en buiten rechte. __________ 2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan twee__________ gezamenlijk handelende bestuursleden. ____________________________ 3. Het bestuur kan volmacht verlenen aan één of meer bestuursleden, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te ______ vertegenwoordigen. ____________________________________________ EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP ________________________________ Artikel 8 ________________________________________________________ Het bestuurslidmaatschap eindigt: ___________________________________ 1. Door overlijden van een bestuurslid, bij verlies van het vrije beheer over __ zijn vermogen, bij schriftelijke ontslagname (bedanken) alsmede bij ontslag op grond van artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek of op grond van het _ in lid 2 bepaalde. ______________________________________________ 2. Een bestuurslid kan te allen tijde worden ontslagen door het bestuur; het __ betreffende besluit behoeft ten minste twee/derde van de uitgebrachte ____ stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van de _______ bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is. _____________________ BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN ___________________________________ ________________________________________________________ Artikel 9 ____________ 1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting _____ afgesloten. Daaruit worden door de penningmeester een balans en een ___ staat van baten en lasten over het geëindigde boekjaar opgemaakt, welke _ jaarstukken binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan het _____ bestuur worden aangeboden. Goedkeuring door het bestuur van het door _ de penningmeester gevoerde beheer strekt deze tot decharge. __________ 3. De jaarstukken worden door het bestuur vastgesteld. _________________ ___________________________________________________ REGLEMENT Artikel 10 _______________________________________________________ 1. Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die ________ onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat. ____ 2. Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn. ________ 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd het reglement te wijzigen of op te ____
BLAD - 5 -
heffen. ______________________________________________________ 4. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van het reglement is het _______ bepaalde in artikel 11 lid 1 van toepassing. _________________________ STATUTENWIJZIGING ___________________________________________ _______________________________________________________ Artikel 11 1. Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. ____________________ Het besluit daartoe moet worden genomen met een meerderheid van ____ tenminste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een _______ vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat.Zijn niet alle ___________ bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen één _____ maand, maar niet eerder dan acht dagen, opnieuw een vergadering ______ bijeengeroepen. In die vergadering kan ongeacht het aantal aanwezige of _ vertegenwoordigde leden een besluit inzake de wijziging van de statuten __ worden genomen met een meerderheid van tenminste twee/derde van de _ geldig uitgebrachte stemmen. ____________________________________ 2. De wijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand _____ komen. ______________________________________________________ 3. De leden van het bestuur zijn verplicht een authentiek afschrift van de ____ wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van __ het in artikel 2:289 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register. ________ ONTBINDING EN VEREFFENING __________________________________ Artikel 12 _______________________________________________________ 1. Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. ____________________ Op het daartoe te nemen besluit is het bepaalde in artikel 11 lid 1 van ____ toepassing. __________________________________________________ 2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voorzover dit tot _______ vereffening van haar vermogen nodig is. ___________________________ 3. De vereffening geschiedt door het bestuur. _________________________ 4. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de ______ stichting inschrijving geschiedt als bedoeld in artikel 11 lid 3.____________ 5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel _ mogelijk van kracht. ____________________________________________ 6. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel ______ mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting of een _______ algemeen nut beogende instelling. ________________________________ 7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ____ ontbonden stichting gedurende de door de wet, geldend ten tijde van de __ ontbinding, voorgeschreven periode berusten onder de jongste _________ vereffenaar. __________________________________________________ ______________________________________________ SLOTBEPALINGEN _______________________________________________________ Artikel 13 In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist __ het bestuur. _____________________________________________________ Tenslotte verklaarde de comparant, ter uitvoering van het bepaalde in artikel 4 leden 1 en 2, dat voor de eerste maal tot bestuurders van de stichting worden benoemd: ______________________________________________________ de comparant onder 1 genoemd, als voorzitter; _________________________ de comparante onder 2 genoemd, als secretaris; _______________________ de comparant onder 3 genoemd, als penningmeester. ___________________ De comparanten/partijen zijn mij, notaris, bekend en de identiteit van de bij ___ deze akte betrokken comparanten/partijen is door mij, notaris, aan de hand __
BLAD - 6 -
van de hiervoor gemelde en daartoe bestemde documenten vastgesteld. ____ WAARVAN AKTE, in minuut is verleden te Haaksbergen op de datum in het __ hoofd van deze akte vermeld. _______________________________________ Voordat tot het verlijden van de akte is overgegaan heb ik, notaris, aan de ___ comparanten een zakelijke opgave van de inhoud van deze akte gedaan en __ een toelichting daarop gegeven. Ook heb ik, notaris, daarbij gewezen op de __ gevolgen die voor partijen of een of meer hunner uit de inhoud van de akte ___ voortvloeien. ____________________________________________________ De comparanten hebben eenparig verklaard tijdig voor het verlijden een _____ conceptakte te hebben ontvangen, van de inhoud van deze akte te hebben___ kennisgenomen, de toelichting als voldoende te ervaren en op volledige _____ voorlezing van de akte geen prijs te stellen. ____________________________ Vervolgens is deze akte, na beperkte voorlezing door de comparanten en mij, notaris, ondertekend. _____________________________________________