Bijlage Social return 1. Inleiding Het doel van deze notitie is om invulling te geven aan kaders en richtlijnen voor “social return” binnen de gemeente Tiel. De uitgangspunten voor beleid en uitvoering zullen worden opgenomen in het algemene inkoop- en aanbestedingsbeleid en het bijbehorende handboek. Aanleiding voor deze notitie is het Bloesemakkoord voor de Gemeente Tiel 2014-2018. "Wij passen social return toe in Tiel op basis van de zogenaamde bouwblokkenmethode (methode Amersfoort). Ook bieden wij bij gemeentelijke opdrachten nadrukkelijk meer kansen aan het regionale en lokale Midden- en Kleinbedrijf. Het vraagt een versterking van de inkooporganisatie om die stimulerende rol te kunnen vervullen in het gehele pallet van inkoop en aanbesteding". Vanuit het Bloesemakkoord is in het collegeprogramma ook opgenomen dat Tiel uiterlijk in 2018 een PSO erkenning wil hebben op trede 1. Daarmee wil de gemeente Tiel aangeven dat zij zichtbaar bijdragen aan werkgelegenheid voor mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Aanvullend daarop wil de gemeente Tiel Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is een ontwikkeling waarin werkgevers bewust aangeven oog te willen hebben voor een goede balans tussen People (mensen), Profit (winst) en Planet (aarde)
2. Wat is Social Return? Het doel van Social Return is om zoveel mogelijk mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt via het aanbestedingsbeleid duurzaam aan het werk te helpen. Social Return houdt in: Het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en/of wensen bij de inkoop van diensten, werken en/of leveringen. Dit gebeurt door het maken van afspraken met opdrachtnemers over arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en/of stageplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Doelgroep Social Return Gemeenten hebben als doelstelling om mensen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt middels haar aanbestedingsbeleid duurzaam aan het werk te krijgen. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vormen dus de doelgroep, maar de specifieke betekenis van ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ verschilt per gemeente.
Tot de doelgroep voor Social Return behoren werkzoekenden met: • een Bijstandsuitkering Participatiewet/IOAZ/IOAW uitkering via de gemeente (traditionele groep WWB-ers; nieuwe instroom SW en Wajong met arbeidsvermogen;) • WW uitkering (Wet Werkloosheid) • WIA uitkering ( Wet Werk en Inkomen naar arbeidsvermogen) 1
• • • •
Wajong uitkering (Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten) SW indicatie (Sociale Werkvoorziening) Jongeren zonder Startkwalificatie (VMBO, VSO, Praktijkonderwijs) Leerlingen met een BBL-opleiding (Beroeps Begeleidende Leerweg)
3. Ontwikkelingen rond social return.
Social return. Bij aanbestedingen van diensten en werken wordt gevraagd om 5% van de projectsom dan wel 10% van de loonsom binnen het project te besteden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de zg. bouwblokkenmethode worden de inspanningen van de aanbieder op transparante wijze gewaardeerd volgens vooraf vastgestelde blokken. Na de gunning wordt de social return door middel van een plan van aanpak ingevuld en vastgelegd en in een latere fase ook gemonitord. MVO. Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) is een ontwikkeling waarin werkgevers bewust aangeven oog te willen hebben voor een goede balans tussen People (mensen), Profit (winst) en Planet (aarde). Er zijn meerdere initiatieven die MVO stimuleren en ondersteunen. Voorbeelden zijn: • In het najaar van 2013 is Samen voor Rivierenland van start gegaan als elfde Samen voorvestiging in Nederland. Vanuit de kernwaarden verbinden,samenwerken en inspireren worden bedrijf & samenleving verbonden. Dat gebeurt op een creatieve, doelgerichte en vernieuwende manier met meerwaarde voor alle betrokken partijen. •PSO: een prestatieladder Socialer Ondernemen, een keurmerk voor sociale ondernemingen op het gebied van mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt. Zie: www.pso-nederland.nl. Werkgeverschap voor de burger met arbeidsbeperking gaat niet alleen maar over volumes. Het gaat vooral ook over motivatie, oftewel: uitdrukkelijk uitkomen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) resp. het uitdrukkelijk nastreven van een inclusieve organisatie. Zoals dat in de Participatiewet staat die gemeenten als (mede-) verantwoordelijke ook moeten uitvoeren. En daarnaast gaat het over een professionele en gecontroleerde uitvoering daarvan in de praktijk waarbij het streven is om een zo laag mogelijke regel- en administratieve druk te hebben. Een goede omgang met de betreffende - vaak kwetsbare - doelgroep is daarnaast een absolute vereiste. Een grondige analyse levert op dat een eenvoudig generiek SROI systeem, waarbij het hebben van een PSO-certificering virtueel inkoop(prijs)voordeel oplevert, volstaat. En ook nog eens het meest goedkoop (lage administratieve en uitvoeringslasten) en pragmatisch is toe te passen. Terwijl voorts het “dwingend karakter” van de certificering door leveranciers kan worden ontlopen. Werkgevers kunnen er zélf voor kiezen het voordeel van het virtuele 2
inkoop voordeel én de mogelijkheid tot ontlopen van de quotum boete naast zich neer te leggen. Daarmee heeft het stelsel een zo min mogelijk dogmatisch karakter . Participatiewet Met de Participatiewet (vanaf 1-1-2015) en de banenafspraak (garantiebanen) uit het Sociaal Akkoord wil de overheid meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk krijgen. Werkgevers worden door middel van deze afspraak en de wet gestimuleerd om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. In totaal gaat het om 125.000 garantiebanen, namelijk 100.000 banen bij het bedrijfsleven en 25.000 banen bij de overheid (Rijk, gemeenten en provincie). Ook de overheid heeft zich gecommitteerd aan een baangarantie voor arbeidsgehandicapten van 25.000 extra banen in tien jaar tijd. De doelgroep arbeidsgehandicapten bestaat uit, mensen uit de Participatiewet die geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, SW, Wajong, ID-banen, en WIW-banen. Deze Banenafspraak komt voort uit het Sociaal Akkoord. Social Return en MVO met PSO kunnen een middel zijn om aan de banenafspraak te voldoen, de doelgroepen van de Banenafspraak vallen onder de Social Return doelgroep. Om grip te krijgen op de mogelijkheden om Social Return in te zetten voor de banenafspraak is het verstandig dat overheid en opdrachtnemer met elkaar in overleg te treden. Sectorplannen In het kader van de crisisbestrijding heeft minister Asscher 600 miljoen beschikbaar gesteld aan sectorplannen van werkgevers. Deze verschillende sectorplannen bieden vaak (financiële) mogelijkheden om leerlingen of mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Mogelijk dat een sectorplan door opdrachtnemers ook kan worden ingezet in het kader van social return.
4. Tiel, regio, Provincie.
Tiel. In Tiel wordt op basis van het huidige inkoopbeleid al wel social return toegepast. In aanbestedingen is er aandacht voor en wordt het opgenomen. Uitwerking en vormgeving vindt wel plaats met en via het Werkgevers Adviespunt Regio Rivierenland (WAPR). Social return is echter niet volledig verankerd binnen de organisatie. Regio, Werkzaak. Binnen Rivierenland is er in meerdere gemeenten aandacht voor social return. Maar het is in geen van de gemeenten goed verankerd en georganiseerd. Binnen Werkzaak i.o. is een concept voorstel in voorbereiding dat zich enerzijds richt op het invullen van de banenafspraak bij de overheidsorganisaties in Rivierenland. Gedacht wordt aan een Regionaal gemeentelijk Sociaal Accoord. Anderzijds richt dit voorstel zich op het stimuleren van MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen) met PSO certificering. Werkzaak wil dan distributeur zijn van PSO certificeringstrajecten.
3
In deze gedachtegang wordt MVO dan verbonden met de arbeidsmarktregio Rivierenland. Een regio welke zich ook vanuit Participatiewet en Banenafspraak richt op nauwe samenwerking en ontwikkeling met werkgevers. Binnen de regio en Werkzaak functioneert ook het WAPR. Vanuit het takenpakket heeft het WAPR een coördinerende positie voor social return. Het WAPR heeft zicht op en toegang tot de doelgroep mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook is het Wapr gericht op het ontzorgen van werkgevers. Provincie. De provincie Gelderland is onderverdeeld in 6 arbeidsmarktregio’s. In elk van deze arbeidsmarktregio’s zijn regionale werkgeversservicepunten, die werkgevers breed adviseren en ondersteunen bij arbeidsmarktvraagstukken. Ook voor de invulling bij Social Return afspraken. De gemeenten en provincie in Gelderland die Social Return toepassen bij aanbestedingen spannen zich in om hun opdrachtnemer met een Social Returnverplichting te ontzorgen bij het invullen van de verplichting. Dit betekent niet dat de verantwoordelijkheid voor de invulling van de Social Returnverplichting bij de gemeenten ligt, deze blijft liggen bij de opdrachtnemer. Het houdt in dat de gemeenten (opdrachtgevers) waar mogelijk de opdrachtnemer ondersteunen en faciliteren bij het vinden van de juiste inzet op Social Return. De provincie heeft met de centrumgemeenten van de arbeidsmarktregio's een website ontwikkeld. www.socialreturningelderland.nl Deze website is bedoeld om werkgevers, opdrachtnemers en opdrachtgevers informatie aan te bieden over social return. Provincie en centrumgemeenten stemmen periodiek hun ervaringen met social return af met elkaar. Het gaat daarbij om provinciale aanbestedingen, monitoring op de resultaten van social return, de verschillende vormen van uitvoering, enz.
5. Uitvoering van social return. Uitvoering Beleid valt of staat bij de uitvoering ervan. De uitvoering van social return is onlosmakelijk verbonden met het algemene inkoop- en aanbestedingsproces en de controll daarop. Op dit moment worden er plannen ontwikkeld voor een verdere professionalisering van de inkoopen aanbestedingsfunctie. Afspraken worden vastgelegd in een handboek inkoop en aanbesteding. Hier gaan we alleen in op een aantal specifieke aandachtspunten voor wat betreft social return. Uitgangspunten Bij de uitvoering van social return gelden een aantal algemene uitgangspunten: 1) Draagvlak: o Inkopers en aanbesteders (de opdrachtgevers) moeten het belang inzien van social return en zich bewust zijn van hun taak en rol in het hele proces;
4
Opdrachtnemers moet duidelijk zijn wat het voor hen betekent, wat het van hen vraagt en wat het hen oplevert. 2) Maatwerk: o Elke aanbesteding is anders. Maak gebruik van de creativiteit van de opdrachtnemer en houdt rekening met de omstandigheden; Kijk wat wel kan. 3) Ondersteuning: o Inkopers en aanbesteders willen zo min mogelijk “last” hebben van social return bij het reguliere inkoop en aanbestedingsproces; o de opdrachtnemers willen "ontzorgd" worden van bijvoorbeeld het zoeken naar geschikte kandidaten of de begeleiding op de werkvloer. Het kan ook gaan om het wegnemen van werkgeversrisico’s door o.a. detachering. o
Op een schaal van de gemeente Tiel is het veel gevraagd een projectbureau social return in te richten (analoog aan Amsterdam, Rotterdam, Arnhem, Apeldoorn, etc). Een coördinator social return is een rol die wel van belang lijkt. Deze intervenieert tussen inkoop en aanbesteding enerzijds en invulling van social return anderzijds. De belasting van de coordinator Social Return zal maximaal 16 uur per week zijn, maximaal € 40.000,00 per jaar (kosten moeten worden opgenomen in de perspectievennota). Een coördinator social return heeft de volgende taken: o o
o o
o
het scannen van de inkoopjaarplannen op mogelijkheden voor social return; het adviseren van inkopers en aanbesteders tijdens de verschillende fasen van het inkoop/aanbestedingsproces over de concrete invulling van social return; o bij het opstellen van de contracteisen voor social return; o bij het beoordelen van / meedenken over de invulling van een plan van aanpak; o bij het niet nakomen van afspraken over social return; het coördineren van de contacten met het WAPR over matching, plaatsing en functioneren van kandidaten; het monitoren en evalueren van de uitvoering van social return op twee niveaus: o per inkoop en aanbestedingstraject; o jaarlijks voor alle trajecten samen (rapportage); het (blijven) communiceren over social return met alle betrokken (intern en extern) om draagvlak te verwerven (creëren draagvlak).
De coördinator social return trekt daarbij zo veel mogelijk samen op met de algemene inkoop coördinator en de inkoopadviseur. De coördinator social return is creatief, heeft doorzettingsvermogen, is communicatief vaardig en daadkrachting. Hij heeft voldoende kennis van het werkveld van inkoop- en aanbestedingen (om een goede gesprekspartner te kunnen zijn van opdrachtgevers en opdrachtnemers) en dat van de re-integratie (om een goede gesprekspartner te zijn van het WAPR, de casemanagers, LANDER, etc). Een coördinator social return is noodzakelijk als drijvende kracht en alles met elkaar te verbinden. In de Tielse situatie is het logisch om de externe contacten met werkgevers over de matching van kandidaten bij het WAPR te leggen. Dit ligt in het verlengde van hun huidige taak. 5
Arbeidsmarktregio. Ook in dit document is te lezen dat veel arbeidsmarkt activiteiten regionaal worden uitgevoerd. Werkgeversdienstverlening, Werkzaak, Werkbedrijf, Banenafspraak. Ook de provincie haakt aan op de indeling naar arbeidsmarktregio's. In dit perspectief is het geen onlogische gedachte om te bezien of de coördinatie op social return regionaal bij Werkzaak kan worden georganiseerd. Diverse taken zoals boven beschreven passen bij Wapr andere passen in de verbinding met de gemeenten en andere overheidsorganisaties. Zeker als in de uitvoering van social return de orientatie meer wordt gelegd op maatschappelijk verantwoord ondernemen via PSO certificering wordt zo'n keuze nog makkelijker. De monitoring en controll valt dan namelijk weg.
6. Verschillende vormen Social return kan op verschillende manieren worden vormgegeven en vindt altijd plaats binnen de wettelijke kaders voor inkoop en aanbesteding (algemene beginselen, drempelwaarden voor onderhands en openbaar aanbesteden, etc). Er zijn drie manieren om invulling te geven aan social return: 1) voorkeurspositie 2) selectie- en gunningcriteria 3) contract eis Het is niet zozeer een kwestie van kiezen tussen deze drie vormen. Alle vormen kunnen (al dan niet in combinatie met elkaar) worden ingezet. Wel bestaan er (beargumenteerd) voorkeuren voor en varianten op bepaalde vormen. De in de praktijk meest voorkomende vormen zijn: voorkeurposities en de contracteis. Hieronder een overzicht van de (on)mogelijkheden. 6.1. Voorkeurposities Het verlenen van voorkeursposities kan alleen bij onderhands inkopen en aanbesteden. LANDER1 Omdat de gemeente Tiel (bestuurlijk en financieel) verbonden is via een gemeenschappelijke regeling aan LANDER, kan ze er voor kiezen om een opdracht voor te behouden aan LANDER. Men noemt dit “Quasi inbesteden”. LANDER voert de opdracht uit al dan niet in samenwerking met een (onder)aannemer, dienstverlener of leverancier. In de (Tielse) praktijk wordt de samenwerking met LANDER vaak geregeld via een contracteis. In dat geval wordt de opdracht verleend aan een aannemer, dienstverlener of leverancier waarmee afspraken worden gemaakt om de opdracht in samenwerking met LANDER uit te voeren. 1
We schrijven hier nog Lander vanwege de bekendheid. Per 2016 is Lander onderdeel van de Werkzaak, Dan moet worden gelezen Werkzaak.
6
Het beleid van LANDER is erop gericht mensen zo veel als mogelijk te laten werken in een regulier bedrijf (al dan niet met extra begeleiding). Dit kan zowel via "quasi inbesteden" als via een contracteis worden vormgegeven. We gaan bij onderhandse inkoop en aanbestedingen in de marktverkenningsfase expliciet overwegen een opdracht voor te behouden aan LANDER. Sociaal maatschappelijk ondernemen met PSO Het is bij onderhandse aanbestedingen mogelijk bedrijven uit te nodigen die zich (aantoonbaar) bewezen hebben op het gebied van sociaal maatschappelijk ondernemen. Zo “beloon” je bedrijven die structureel werken met mensen met een (blijvende) afstand tot de arbeidsmarkt. Ook bij (Europese) openbare aanbestedingen is het mogelijk om maximaal 20% van de totale aanneemsom op deze manier onderhands aan te besteden. TNO heeft (samen met andere landelijke partijen) een prestatieladder ontwikkeld voor sociaal maatschappelijk ondernemen (PSO), waarbij bedrijven worden gecertificeerd (aspirant, certificaat trede 1-2-3) en daarmee makkelijker te herkennen zijn als sociale ondernemers. Dit vullen we in door, indien mogelijk, bij onderhandse inkoop en aanbestedingen minimaal één (bij voorkeur regionale) ondernemer uit te nodigen die zich aantoonbaar bewezen heeft op gebied sociaal maatschappelijk ondernemen (bij voorkeur via PSO-certificering).
6.2. Gunning en/of selectiecriteria De inzet van gunning en/of selectie criteria is beperkt vanwege de wettelijke eis dat deze criteria betrekking moeten hebben op de opdracht zelf. Dit is in de praktijk vaak (juridisch) moeilijk hard te maken. BESO (Brabants expertise centrum voor sociaal ondernemen) raad het gebruik van selectie criteria daarom af. Gunningcriteria zijn alleen van toepassing als wordt gekozen voor gunning op basis van economisch meest voordelige inschrijving (EMVI). Potentiële opdrachtnemers maken een “sociale paragraaf” waarin zij aangeven hoe zij invulling willen geven aan social return. Hieraan worden punten toegekend op basis van vooraf opgestelde criteria. Vooraf is tevens bepaald voor welk % deze punten meetellen in de totaalbeoordeling. De opdracht wordt verleend aan de aanbieder met de meeste punten. BESO adviseert om alleen te werken met gunningcriteria als de markt veel ervaring heeft met social return en de verwachting bestaat dat opdrachtnemers met goede ideeën kunnen en zullen inbrengen.
6.3. De contracteis Het percentage Veel gemeenten verplichten opdrachtnemers om boven een bepaald drempelbedrag minimaal 5% van de totale aanneemsom te besteden aan social return. Bij kapitaalintensieve opdrachten neemt men minimaal 7% tot 7,5% van de loonsom. Ook het rijk hanteert het percentage van 5%. Uit onderzoek is gebleken dat dit NIET prijsopdrijvend werkt. 7
Het gaat om een minimumpercentage, het kan dus ook meer zijn. De gemeente Rotterdam werkt met percentages van 5% tot 50%. Ook in de Tielse praktijk worden er bij onderhandse aanbestedingen afspraken gemaakt met bedrijven die boven de 5% liggen. Niet in alle gevallen is het mogelijk om een opdrachtnemer te verplichten om meer dan 5% in te zetten voor social return. Dit kan in strijd zijn met het proportionaliteitsbeginsel. Gezien haar sterke regionale marktpositie ligt het afbreukrisico op dit punt voor de gemeente Rotterdam (veel) lager dan voor een gemeente van de omvang van Tiel. Per bedrijfstak is de ervaring met en de bereidheid tot het inzetten van social return verschillend. Drempelbedrag De drempelbedragen verschillen behoorlijk per gemeente. De meeste gemeenten hanteren echter de drempel voor Europees Aanbesteden voor Leveringen en Diensten welke per 0101-2015 is vastgesteld op € 207.000,00. De hoogte van het drempelbedrag wordt bepaald door: 1) de ervaring met social return; 2) het ambitieniveau van de gemeente; 3) de professionaliteit van de uitvoeringsorganisatie. Boven het drempelbedrag is social return bij inkoop en aanbesteding verplicht. Onder het drempelbedrag kunnen opdrachtgevers: o op eigen initiatief social return als verplichting opnemen in hun inkoop- en aanbestedingstrajecten; o opdrachtnemers vragen om op vrijwillige basis invulling te geven aan social return. Invulling Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer om de 5% op een goede manier in te vullen. De gemeente beoordeelt het plan van aanpak en/of helpt om deze mee op/bij te stellen. Er kunnen (vooraf) eisen worden meegegeven over de in te zetten doelgroep en welke kosten wel / niet aan de 5% mogen worden toegerekend (nader uit te werken in standaard bestekvoorwaarden). Het is van groot belang de afspraken zo SMART mogelijk te maken, opdat er later geen discussie over kan ontstaan. Als het niet mogelijk is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in te zetten bij het uitvoeren van de opdracht zijn er misschien andere mogelijkheden om vorm te geven aan social return. Wellicht is het voor de opdrachtnemer mogelijk om social return in te zetten bij een andere opdracht. Bij leveringen kunnen er bijvoorbeeld ketenafspraken worden gemaakt. Kunnen toeleveranciers invulling geven aan social return? Dat laatste geldt ook voor de aanbestedingsstrategie van de opdrachtgever. Door bundeling van opdrachten (over afdelingen heen) is het gemakkelijker om invulling te geven aan de 5% norm. Voor leveringen, diensten of werken met een totale waarde van meer dan het Europese drempelbedrag voor Leveringen en Diensten gaan we 5% van de aanneemsom inzetten voor social return.
8
Organisatiebreed is er nog weinig ervaring met social return en de uitvoeringsorganisatie is nog onvoldoende professioneel. Na 2 jaar kan het drempelbedrag wellicht verantwoord lager worden vastgesteld. Bij een hoger drempelbedrag laten we teveel kansen liggen De Bouwblokkenmethode kenmerkt zich in een maatwerkstructuur met een transparante waardebepaling. De ondernemer kan ZELF, in samenspraak met de gemeente, de verschillende Social Return inspanningen combineren in een voor hem OPTIMALE mix. De opdrachtnemer weet vooraf welke waarde aan de inspanningen worden toegekend. Door deze vorm van maatwerk te bieden kan een opdrachtgever Social Return veel beter inpassen in zijn/haar bedrijfsvoering (realiseren van economisch en sociaal rendement). Meetmethode op basis van het 5% model boven de drempelwaarde: Kenmerkend voor de gekozen aanpak is een structuur van maatwerk en bouwblokken. Hierbij wordt de inzet op SROI gewaardeerd op basis van de afstand tot de arbeidsmarkt die de kandidaat heeft in combinatie met de inspanning die de werkgever moet leveren om de kandidaat naar werk te begeleiden (zie onderstaand tabel). Soort en evt. duur van de uitkering < 2 jaar in WWB (Bijstand) > 2 jaar in WWB (Bijstand) < 1 jaar in WW (Werkloosheidsuitkering) > 1 jaar in WW (Werkloosheidsuitkering) WIA/WAO (Arbeidsongeschiktheidsuitkering) Wajong (Voorziening Jong-gehandicapte) Leerling BBL (Beroepsbegeleidende Leerweg) Leerling BOL (Beroepsopleidende Leerweg) WSW (Wet Sociale Werkvoorziening detachering, diensten) Overige Social Return trajecten
Waarde Social Return inspanning (op basis van een jaarcontract fulltime) € 30.000,= € 35.000,= € 10.000,= € 15.000,= € 30.000,= € 35.000,= € 10.000,= € 5.000,= Betaalde rekeningen aan SW-bedrijf € 1.500,= per dagdeel van 4 uur
De opdrachtnemer / ondernemer kan zelf de verschillende Social Return-inspanningen combineren in een optimale mix, passend bij de bedrijfsvoering. Een voorbeeld: de gefactureerde omzet binnen de opdracht is bijvoorbeeld € 300.000,=. 5 % hiervan is € 15.000,=. De opdrachtnemer kan voor dit bedrag een < 2 jaar WWB-er voor een half jaar aan het werk zetten of een > 1 jaar WW-er één jaar aan het werk zetten om te voldoen aan de Social Return-verplichting binnen de overeenkomst.
Coördinator social return. Voor een gemeente als Tiel gaat het naar inschatting om ongeveer 16 uur per week. De kosten hiervoor zijn +/- € 40.000,- per jaar (= salariskosten inclusief overhead). Elke uitplaatsing (voor één jaar) levert de gemeente zo’n € 15.000,- op . Het plaatsen van ongeveer 2,5 mensen met een WWB uitkering voor één jaar is dus al voldoende om de extra kosten te compenseren. 9
In de Tielse situatie is het logisch om de externe contacten met werkgevers neer te leggen bij het WAPR. Onlangs is het takenpakket van het WAPR uitgebreid en behoort het matchen van kandidaten uit de verschillende doelgroepen daarbij. Om hier uitvoering aan te geven stellen we een coordinator social return aan voor maximaal 16 uur per week en brengen deze taak onder bij het WAPR. Een coördinator social return is noodzakelijk als drijvende kracht en alles met elkaar te verbinden. In de Tielse situatie is het logisch om de externe contacten met werkgevers over de matching van kandidaten bij het WAPR te leggen. Dit ligt in het verlengde van hun huidige taak.
Sancties Goede monitoring van afspraken, dossieropbouw en tussentijdse communicatie met opdrachtnemers moet voorkomen dat afspraken niet worden nagekomen. In elk contract wordt een boeteclausule opgenomen voor het niet nakomen van afspraken over social return. In Amsterdam werkt men met een boete van 2 x het geldbedrag dat staat voor de 5% (= 10 % van de aanneemsom). De boete moet hoog genoeg zijn om een prikkel te geven de afspraken daadwerkelijk uit te voeren. Voorkomen moet worden dat opdrachtnemers social return willen afkopen. De boeteclausule is een noodmaatregel. Beter is het om te kijken of de opdrachtnemer alsnog aan zijn verplichting kan voldoen. Als dat niet lukt, kan het contract ook ontbonden worden. De opdrachtnemer heeft immers niet aan zijn contractverplichtingen voldaan. De rest van de opdracht wordt aan een ander gegund met wie opnieuw afspraken worden gemaakt over social return. 7. Monitoring en evaluatie De raad en het college worden jaarlijks via de jaarrekening (paragraaf bedrijfvoering) op de hoogte gehouden van de resultaten op gebied van social return. In ieder geval wordt in beeld gebracht: 1) Het aantal en % aanbestedingen met en zonder social return naar soort aanbesteding (leveringen, diensten en werken); 2) Het aantal en % aanbestedingen met social return naar aanbestedingsvorm (quasi inbesteden / contracteis); 3) De totale potentiële, gerealiseerde en ingevulde omzet van social return uitgedrukt in euro’s; 4) Het aantal personen dat geplaatst is: o naar doelgroep (soort uitkering); o naar plaatsingsduur (korter of langer dan 6 maanden); o naar soort plaatsing (leerwerkplek, stage, detachering, etc); 5) Het aantal personen dat duurzaam is uitgestroomd en de opbrengst daarvan in euro’s; 6) De kosten voor de uitvoering van social return in euro’s (coördinatie, WAPR, etc). Daarnaast is het belangrijk om de ervaringen van alle direct betrokkenen zoals de inkopers en aanbesteders, de opdrachtnemers, de coördinator social return, de inkoopcoördinator, de geplaatste kandidaten, het WAPR en anderen jaarlijks te bespreken. 10
Randvoorwaarde Het maken van de jaarlijkse rapportages over social return is alleen mogelijk als het algemene inkoop en aanbestedingsproces en de control daarop goed is georganiseerd. Zonder een sluitende administratie / registratie van gegevens kunnen er geen analyses gemaakt worden. De coördinator social return maakt ieder jaar een rapportage social return voor wat betreft de effectiviteit (kwantitatief) en bespreek jaarlijks het uitvoeringsproces met alle betrokkenen (kwalitatief). Het social return beleid evalueren we na 2 jaar.
11