Bijlage 1: Handreiking erfinrichting
60
550.13.00.01.00 – Bestemmingsplan Buitengebied 2013 – 29 april 2013
Plek voor ideeën
Handreiking erfinrichting agrarische bedrijven 550.13.00.10.01.00 17 april 2013
Handreiking erfinrichting agrarische bedrijven 550.13.00.10.01.00 17 april 2013
Inhoud 1
Inleiding
2
Erfinrichtingsprincipes
07
2.1 Karakteristieken Jonge zeepolderlandschap 2.2 Zoekgebied erfuitbreiding en - verschuiving 2.3 Algemene principes erven en bebouwing 2.4 Uitgangspunten erftypen
09 09 09 09
Erftype A Vrijliggende erven grenzend aan de binnenduinrand Erftype B vrijliggende erven in het Jonge zeepolders Erftype C Tweedelige erven in de Jonge zeepolders
11 13 15
Voor wie is deze handleiding? Deze handleiding hoort bij het bestemmingsplan Buitengebied en heeft uitsluitend betrekking op de zeven agrarische erven in het plan. In het bestemmingsplan is bepaald dat u moet zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing, wanneer u uw erf buiten het bouwvlak of bestemmingsgrens wilt veranderen. Deze verplichting is nieuw. De gemeente Schiermonnikoog hecht veel waarde aan een goede inpassing van nieuwe bouwplannen in hun omgeving. We streven naar een mooi erf in een fraai landschap waarbij eveneens rekening is gehouden met ecologische aspecten. Daarom verplicht de gemeente Schiermonnikoog u ook om bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning te laten zien op welke wijze u zult zorgen voor een goede landschappelijke inpassing. Dan zult u vragen: Wat is een goede landschappelijke inpassing? In deze handleiding vindt u hierop het antwoord. Met deze handleiding helpt de gemeente Schiermonnikoog u bij het opstellen van een plan voor landschappelijke inpassing voor een erf. Een erf dat er mooi bij ligt, waar met plezier wordt gewoond en waar, voor zover daar sprake van is, ook het bedrijf goed kan worden uitgeoefend.
Handleiding geeft aanwijzingen De handleiding geeft duidelijke algemene aanwijzingen voor een goede inrichting van uw erf. Als u met behulp van deze aanwijzingen een landschappelijk inpassingsplan opstelt, dan kunt u ervan uitgaan dat er meer draagvlak is voor uw ontwikkelingen, zowel bij de gemeente als bij de buren en dorpsgenoten. U mag dan ook rekenen op een vlotte behandeling van uw vergunningsaanvraag, als u voor uw bouwplan een vergunning nodig heeft.
Handleiding stelt ook eisen In het bestemmingsplan Buitengebied wordt verwezen naar deze handleiding. De handleiding maakt zelfs formeel onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. Waar in de regels van het bestemmingsplan wordt verwezen naar een goede landschappelijke inpassing van nieuwe ontwikkelingen, vormt deze handleiding het beoordelingskader. Dat betekent dat de gemeente bij het beoordelen van de landschappelijke
inpassing deze handleiding zal gebruiken om vast te stellen of uw voorstel voor inpassing goed genoeg is. Daarvoor staan in de handleiding heldere eisen, die geen interpretatie vragen en waarover discussie dan ook niet nodig is. Daarnaast is op de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied een zoekgebied aangegeven waar de erfuitbreiding kan plaatsvinden (‘overige zone- zoekgebied erfuitbreiding’).
1
1
Inleiding
Overleg met de gemeente Als u plannen heeft waarvan u nu al weet of vermoedt dat ze moeten worden voorzien van een landschappelijke inpassing en daarover eens wilt overleggen, dan nodigen wij u van harte uit om deze aan ons voor te leggen. Wij kijken dan graag samen met u of en hoe uw idee kan worden verwezenlijkt, voordat u de plannen al helemaal uitwerkt. Om u voor te bereiden op dit overleg of wanneer u zich eerst eens wilt verdiepen in de bedoelingen van de gemeente, dan bent u met het doornemen van deze handleiding op de goede weg.
Hoe zit deze handleiding in elkaar? De zeven agrarische erven zijn gelegen in de Banckspolder in het Jonge zeepolderlandschap (zie kaart hiernaast). Op basis van de huidige ruimtelijke situatie kunnen de erven in de Jonge Zeepolders in hoofdlijnen opgedeeld worden in drie verschijningsvormen: A. Vrijliggende erven grenzend aan de binnenduinrand; B. Vrijliggende erven in de Jonge zeepolders; C.Tweedelige erven in de Jonge zeepolders. Het eerste deel van de handleiding richt zich op de eigenschappen van het Jonge zeepolderlandschap en de erven die hierin zijn gelegen. Op de kaart hiernaast kunt u zien welke type erf u heeft binnen het Jonge zeepolderlandschap. De kenmerken van het erf in het landschap zijn in belangrijke mate richtinggevend voor de inpassing van uw bouwplan in het landschap. Daarna zoomen we in op de algemene visie voor erf en bebouwing. Vervolgens wordt per erftype de uitgangspunten voor inpassing van de gebouwen en kamperen op het nieuwe erf beschreven om te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
7
Voorerf Achtererf
Achter het woonhuis staan de schuren en stallen, meestal in de lengterichting van het perceel. De plek van de (mest- of kuilvoer) opslag en silo’s verschilt. Het achtererf heeft juist een koppeling met de achterliggende weilanden, het landschap.
Erfbeplanting
Van oudsher is er een scheiding tussen voor- en achtererf. Aan de weg staat het woonhuis, soms vrijstaand, soms als onderdeel van de boerderij. Op het voorerf ligt de siertuin, soms met een moestuin.
Langs de randen van het erf staat beplanting, die van oudsher het erf inpakt en het erf een kenmerkend groen silhouet geeft. Niet overal is de erfbeplanting even goed ontwikkeld of aanwezig.
Zoekgebied uitbreiding /verschuiving erf Zoekgebied (groen) waarbinnen de bouwpercelen van agrarische bedrijven kunnen worden verschoven en/of uitgebreid en waarbinnen opslag aansluitend aan het bouwperceel kan worden gerealiseerd. De vorm van het zoekgebied is afgestemd op het ganzenfoerageergebied. De verschuiving en/of uitbreiding van het erf mag geen verstoring van het ganzenfoerageergebied tot gevolg hebben.
Erfinrichtingsprincipes 2.1 Karakteristieken Jonge zeepolderlandschap De kenmerken van een landschap vertellen iets over het ontstaan en het gebruik van het gebied. Ze zorgen ervoor dat onze gemeente zo aantrekkelijk is. Wij vinden het belangrijk om het eigene van het landschap te behouden. Dat betekent niet dat er niks mag veranderen. Maar als er wat moet veranderen, dan moet dat wel zo gebeuren dat de verandering rekening houdt met de kenmerken van het landschap. -In de Jonge zeepolders zijn de gebieden weids, met mooie vergezichten en waar de erven als puntverdichtingen in de ruimte staan. Door de openheid van het landschap zijn de erven eigenlijk altijd blikvangers. Het landschap heeft een onregelmatige tot regelmatige blokverkaveling. Aangrenzend aan de Jonge zeepolders grenst de binnenduinrand. De binnenduinrand vormt de overgang van uitgestrekt duingebied naar het open polderlandschap met zichtlijnen van de binnenduinrand naar de polder en andersom.
2.2 Zoekgebied erfuitbreiding en - verschuiving Voor het foerageren van ganzen is het van belang dat de oppervlakte onverstoord gebied intact en het tussenliggend deels verstoord gebied zoveel mogelijk intact blijft. Wanneer bouwvlakken worden verschoven of worden vergroot dan kan de afstand tot een onverstoord gebied afnemen. In de regels is bepaald dat de uitbreiding of de verschuiving van het bouwperceel uitsluitend binnen het op pagina 8 in de afbeelding ‘Zoekgebied uitbreiding/ verschuiving erf’ mag worden gerealiseerd. De vorm van dit zoekgebied heeft direct verband met het ganzenfoerageergebied.
2.3 Algemene principes erven en bebouwing
oudsher aanwezige scheiding tussen voor- en achtererf wordt bewaard en zo nodig wordt versterkt. Tevens moet het erf zo compact mogelijk worden vormgegeven met een zo rechthoekig mogelijke vorm die afgestemd is op de verkavelingsstructuur. Aanpassingen van het erf door nieuwbouw en gewijzigde erfopzet niet mogen leiden tot verrommeling van het erf. Daarnaast vinden we dat een erf moet worden ingepast in de landschappelijke opzet van het gebied. Door erven te voorzien van voldoende erfbeplanting, vooral op de hoeken van het erf, toont het erf zich op een fraaie wijze in het landschap. De bestaande (waardevolle) beplanting wordt gehandhaafd en de waterberging sluit aan bij bestaande waterpatronen en verkavelingsstructuren
2
2
Principe bebouwing De gemeente wil graag een goede inpassing van de bebouwing in het landschap. Daarom letten we in basis op de volgende aspecten: -De nieuwe bedrijfsbebouwing dient achter het verlengde van de achtergevel van de oorspronkelijke woning te worden gesitueerd. -De bedrijfsbebouwing en voer- en mestsilo’s worden minimaal 15 meter vanaf de rand van de openbare weg en minimaal 10 meter vanaf een erfgrens of sloot grenzend aan openbare ruimte gesitueerd. -De nieuwe bebouwing wordt in situering (rooilijnen, plaats op het erf), en vorm (goot- en nokhoogte, dakhelling) afgestemd op de bestaande bedrijfsbebouwing. De nokrichting wordt bij voorkeur afgestemd op de verkavelingsrichting.
Principe erven De gemeente wil graag een goede opzet van het erf. Daarom letten we in basis voor alle voorkomende erfuitbreidingen onder andere op de volgende aspecten: -Wanneer u uw erf wilt aanpassen, bijvoorbeeld omdat er een gebouw bij komt, vinden we het van groot belang dat de van
2.4 Uitgangspunten erftypen Voor elk erf gelden de zojuist beschreven algemene principes voor de erven en bebouwing. Daarnaast gelden voor de uitbreiding en kleinschalig kamperen per type erf de aanvullende uitgangspunten die voor elk type erf in de volgende pagina’s worden beschreven. 9
Wilg
Iep
Kenmerken erf • erf gelegen in kleinschalig landschap met besloten ruimten en elzensingels; • verschillende erfvormen; • vrijliggende erven; • vrije rooilijn woningen; • woonerf goed geplaatst op het erf; • bedrijfsgebouwen minder goed geplaatst op het erf; • bedrijfsbebouwing ligt verspreid naast en achter de woning.
Uitsnede bestemmingsplan - zoekgebied erfuitbreiding (gestreept)
Erf type A - Vrijliggend erf in de Binnenduinrand
Erf type A - Vrijliggend erf in de Binnenduinrand met uitbreiding van het erf met landschappelijke inpassing
A Erven
Van oudsher is er een onderscheid tussen het voorerf en het achtererf. Het voorerf ligt aan de weg. Hier wordt gewoond, in een vrijstaand woonhuis, maar vaker in de oorspronkelijke boerderij. Aan het voorerf vinden we de siertuin. Het achtererf heeft een koppeling met de achterliggende weilanden. Op het achtererf staan de stallen, de schuren en meestal ook de opslag van mest en kuilvoer. De plek van silo’s verschilt. Met het groeien van de boerenbedrijven is het kenmerkende onderscheid tussen voorerf en achtererf echter vervaagd. Waar het erf vroeger als groen cluster zichtbaar was in het landschap, is de overgang tussen erf en omgeving nu soms hard en scherp. Op het erf was in beperkte mate beplanting aanwezig. Bomen werden alleen aangeplant op plekken waar bescherming tegen de wind noodzakelijk was. De situering van de beplanting was vooral afhankelijk van de ligging van het erf ten opzichte van de wind. De beplanting werd door de zoute zeewind vaak niet hoog en kreeg door de wind ook een kenmerkende ‘windgeschoren’ vorm. Beplanting rondom het erf kwam alleen in de binnenduinrand voor en op het voorerf kwam in de meeste gevallen slechts een enkele boom voor. De vrijliggende erven grenzend aan de binnenduinrand zijn minder gestructureerd. De bedrijfsbebouwing ligt bij deze erven zowel naast, als achter de woning. Er is geen duidelijk onderscheid tussen voor- en achtererf. De erven zijn langgerekt en gelegen langs de weg. Het ‘voorerf’ is goed landschappelijk ingepast met elzensingels aan meerdere zijden, de bedrijfsgebouwen zijn daarentegen minder goed ingepast. In dit deelgebied bevinden zich twee erven. De erven zijn gelegen aan de Reddingsweg 38 en Kooiweg 2.
Uitgangspunten
SITUERING Zorg dat u de ruimte neemt voor uw bouwplan. Past het bouwplan niet op het erf, kies dan voor een vergroting van het erf. Plaats nieuwe bebouwing op voldoende afstand van bestaande bebouwing. Houd rekening met eventuele toekomstige ontwikkelingen op uw erf. Denk aan mogelijkheden om (in de toekomst) overbodige bebouwing te slopen. Let bij de keuze voor de situering van de erfuitbreiding op de aanduiding “zoekgebied erfuitbreiding”, die u op de verbeelding bij het bestemmingsplan vindt. Het bestemmingsplan laat namelijk een uitbreiding buiten dit zoekgebied niet toe. - Houd rekening met de verkavelingsrichting. Respecteer het bestaande slotenpatroon en graaf eventueel nieuwe sloten in dezelfde richting als de verkaveling. - Maak onderscheid tussen een voorerf en een achtererf en versterk van beide de ruimtelijke kenmerken. - Nieuwe bebouwing, opslag, kleinschalig kamperen of stalling komt bij voorkeur op het achtererf, achter de achtergevel van de woning of de oorspronkelijke boerderij. - Laat de oorspronkelijke boerderij of de woning de blikvanger zijn; stem de positie van nieuwe bebouwing daar op af. Kies zo mogelijk voor stallen en bijgebouwen een lagere nokhoogte dan de hoogte van de oorspronkelijke boerderij. - Plaats nieuwe gebouwen zoveel mogelijk in dezelfde richting als de bestaande gebouwen, tenzij de compacte opzet van het erf daarmee verloren gaat. - Verharding zoveel mogelijk beperken. Verhardingen lage silo’s zijn overwegend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsbebouwing gesitueerd.
-
2
2
Vrijliggende erven grenzend aan de binnenduinrand
BEPLANTING Behoud voor zover mogelijk de bestaande erfbeplanting, mits streekeigen en van voldoende kwaliteit. - Het erf is aan drie zijden voorzien van een elzensingel. Aan de voorzijde van het erf hoeft geen elzensingel te worden aangebracht., maar wordt ingepast met een rij bomen (els). - Het voor-/woonerf heeft een groene inrichting en is voorzien van enkele bomen. Passende boomsoorten voor het voorerf zijn fruitbomen, els, wilg of iep.
-
11
Iep
Wilg
x Uitsnede bestemmingsplan - zoekgebied erfuitbreiding (gestreept)
Kenmerken • ligging in open landschap; • erven beperkt tot niet landschappelijk ingepast; • bedrijfsbebouwing staat zowel naast als achter de bedrijfswoning.
Afbeelding ‘Landschappelijk juiste uitbreidingsrichting’. Deze uitbreidingsrichting is niet mogelijk doordat de uitbreiding niet binnen het ‘zoekgebied erfuitbreiding’ valt en dus een verstoring van het ganzenfoerageergebied optreedt.
Erf type B - Vrijliggend erf in de Jonge zeepolders
Erf type B - Na uitbreiding binnen zoekgebied erfuitbreiding met landschappelijke inpassing
B
Vrijliggende erven In de Jonge zeepolders
Erven Van oudsher is er een onderscheid tussen het voorerf en het achtererf. Het voorerf ligt aan de weg. Hier wordt gewoond, in een vrijstaand woonhuis, maar vaker in de oorspronkelijke boerderij. Aan het voorerf vinden we de siertuin. Het achtererf heeft een koppeling met de achterliggende weilanden. Op het achtererf staan de stallen, de schuren en meestal ook de opslag van mest en kuilvoer. De plek van silo’s verschilt. Met het groeien van de boerenbedrijven is het kenmerkende onderscheid tussen voorerf en achtererf echter vervaagd. Op het erf was in beperkte mate beplanting aanwezig. Bomen werden alleen aangeplant op plekken waar bescherming tegen de wind noodzakelijk was. De situering van de beplanting was vooral afhankelijk van de ligging van het erf ten opzichte van de wind. De beplanting werd door de zoute zeewind vaak niet hoog en kreeg door de wind ook een kenmerkende ‘windgeschoren’ vorm. De erven waren, vooral in de polder, zeer open. In de vrijliggende erven gelegen in de Jonge zeepolders wordt niet meer beplanting aangebracht dan strikt noodzakelijk is voor een goede landschappelijke inpassing en aansluiting op het weidevogelleefgebied. De inzet is om de openheid zoveel mogelijk te handhaven en verdichtingen zoveel mogelijk te voorkomen.
Uitgangspunten
SITUERING -
Zorg dat u de ruimte neemt voor uw bouwplan. Past het bouwplan niet op het erf, kies dan voor een vergroting van het erf. Plaats nieuwe bebouwing op voldoende afstand van bestaande bebouwing. Houd rekening met eventuele toekomstige ontwikkelingen op uw erf. Denk aan mogelijkheden om (in de toekomst) overbodige bebouwing te slopen. Let bij de keuze voor de situering
van de erfuitbreiding op de aanduiding “zoekgebied erfuitbreiding”, die u op de verbeelding bij het bestemmingsplan vindt. Het bestemmingsplan laat namelijk een uitbreiding buiten dit zoekgebied niet toe. -
Houd rekening met de verkavelingsrichting en behoud de rechthoekige opzet van het erf met de korte zijde langs de weg. Respecteer het bestaande slotenpatroon en graaf eventueel nieuwe sloten in dezelfde richting als de verkaveling. Maak onderscheid tussen een voorerf en een achtererf en versterk van beide de ruimtelijke kenmerken. Nieuwe bebouwing, opslag of stalling komt bij voorkeur op het achtererf, achter de achtergevel van de woning of de oorspronkelijke boerderij. Laat de oorspronkelijke boerderij of de woning de blikvanger zijn; stem de positie van nieuwe bebouwing daar op af. Kies zo mogelijk voor stallen en bijgebouwen een lagere nokhoogte dan de hoogte van de oorspronkelijke boerderij. Plaats nieuwe gebouwen zoveel mogelijk in dezelfde richting als de bestaande gebouwen, tenzij de compacte opzet van het erf daarmee verloren gaat. Verharding zoveel mogelijk beperken. Verharding en lage silo’s zijn overwegend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsbebouwing gesitueerd.
BEPLANTING
De vrijliggende erven in de Jonge Zeepolders zijn duidelijk in opzet. De bedrijfsbebouwing ligt bij deze erven achter de voorgevelrooilijn van de woning. Er is een duidelijk onderscheid tussen voor- en achtererf. De erven zijn rechthoekig en gelegen met de korte zijde van het erf langs de weg. Het ‘voorerf’ is goed landschappelijk ingepast met elzensingels aan meerdere zijden, de bedrijfsgebouwen zijn daarentegen minder goed ingepast. Op de afbeelding ‘Landschappelijk juiste uitbreidingsrichting’ is te zien dat uit landschappelijk oogpunt dit de gewenste uitbreiding van het erf is, maar omdat deze buiten het ‘zoekgebied erfuitbreiding’ valt, is deze uitbreidingsrichting niet mogelijk. Op de afbeelding ‘Erf type B - Na uitbreiding binnen zoekgebied erfuitbreiding met landschappelijke inpassing’ op pagina 12 is weergegeven hoe het erf uitbreid kan worden. In dit deelgebied bevinden zich vier erven. De erven zijn gelegen aan de Heereweg 2, 4 en 8 en het Melle Grietjespad 17.
-
-
Behoud voor zover mogelijk de bestaande erfbeplanting, mits streekeigen en van voldoende kwaliteit. Het erf is, vanaf de voorzijde tot aan het verlengde van de achtergevel van de bestaande bedrijfsbebouwing, aan weerszijden voorzien van een beplantingssingel (bomen en onderbeplanting in de vorm van struiken en heesters). Zie schema ‘Erf type B- uitbreiding erf’’. Indien sprake is van een historische boerderij, mag de beplantingssingel op het voorerf achterwege blijven. Het voor-/ woonerf heeft een groene inrichting en is voorzien van (enkele) bomen. Verharding, kleinschalig kamperen en silo’s zijn landschappelijk ingepast met een (1,5 - 1,8 meter hoge) haag. Passende (boom)soorten voor de beplantingssingels zijn els, eenstijlige meidoorn, vuilboom, lijsterbes, gelderse roos, vlier en berk. Passende boomsoorten voor het voorerf zijn fruitbomen, els, wilg of iep.
In alle gevallen geldt dat een historische boerderij een open voorerf met enkele bomen heeft. Kampeerplaatsen en lage elementen zoals sleufsilo’s en verharding die zich op het achtererf bevinden, worden ingepast met een haag.
13
2
2
Iep
Wilg
Erf type C Tweedelig erf in de Jonge zeepolders
Uitsnede bestemmingsplan - zoekgebied erfuitbreiding (gestreept)
Kenmerken • opdeling erf in twee delen; • onderdeel van een lint of bebouwingscluster; • gedeeltelijke landschappelijk inpassing; • verspringende rooilijn woning; • bedrijfsbebouwing achter en naast de woningen en het kamphuis.
Erf type C Tweedelig erf in de Jonge zeepolders na uitbreiding met landschappelijke inpassing
C
Tweedelige erven in de Jonge zeepolders
Erven Van oudsher is er een onderscheid tussen het voorerf en het achtererf. Het voorerf ligt aan de weg. Hier wordt gewoond, in een vrijstaand woonhuis, maar vaker in de oorspronkelijke boerderij. Aan het voorerf vinden we de siertuin. Het achtererf heeft een koppeling met de achterliggende weilanden. Op het achtererf staan de stallen, de schuren en meestal ook de opslag van mest en kuilvoer. De plek van silo’s verschilt. Met het groeien van de boerenbedrijven is het kenmerkende onderscheid tussen voorerf en achtererf echter vervaagd. Waar het erf vroeger als groen cluster zichtbaar was in het landschap, is de overgang tussen erf en omgeving nu soms hard en scherp. Op het erf was in beperkte mate beplanting aanwezig. Bomen werden alleen aangeplant op plekken waar bescherming tegen de wind noodzakelijk was. De situering van de beplanting was vooral afhankelijk van de ligging van het erf ten opzichte van de wind. De beplanting werd door de zoute zeewind vaak niet hoog en kreeg door de wind ook een kenmerkende ‘windgeschoren’ vorm. Beplanting rondom het erf kwam alleen in de binnenduinrand voor en op het voorerf kwam in de meeste gevallen slechts een enkele boom voor. Het tweedelige erf is minder gestructureerd. De bedrijfsbebouwing ligt bij dit erf zowel naast, als achter de woningen. Er is geen duidelijk onderscheid tussen voor- en achtererf. Het tweedelige erf is langgerekt en gelegen langs de weg. Het erf is deels goed landschappelijk ingepast met elzensingels aan meerdere zijden. In dit deelgebied komt één erf voor aan het Kooipad 1.
Uitgangspunten
SITUERING Zorg dat u de ruimte neemt voor uw bouwplan. Past het bouwplan niet op het erf, kies dan voor een vergroting van het erf. Plaats nieuwe bebouwing op voldoende afstand van bestaande bebouwing. Houd rekening met eventuele toekomstige ontwikkelingen op uw erf. Denk aan mogelijkheden om (in de toekomst) overbodige bebouwing te slopen. Let bij de keuze voor de situering van de erfuitbreiding op de aanduiding “zoekgebied erfuitbreiding”, die u op de verbeelding bij het bestemmingsplan vindt. Het bestemmingsplan laat namelijk een uitbreiding buiten dit zoekgebied niet toe. De vorm en maatvoering van de twee erven zijn op elkaar afgestemd.De breedte van de twee erven aan de weg is zoveel mogelijk gelijk (versterkt de samenhang). Houd rekening met de verkavelingsrichting. Respecteer het bestaande slotenpatroon en graaf eventueel nieuwe sloten in dezelfde richting als de verkaveling. Maak bij deze erven zoveel mogelijk onderscheid tussen een voorerf en een achtererf en versterk van beide de ruimtelijke kenmerken. Nieuwe bebouwing, opslag of stalling komt bij voorkeur op het achtererf, achter de achtergevel van de woning of de oorspronkelijke boerderij. Laat de oorspronkelijke boerderij of de woning de blikvanger zijn; stem de positie van nieuwe bebouwing daar op af. Kies zo mogelijk voor stallen en bijgebouwen een lagere nokhoogte dan de hoogte van de oorspronkelijke boerderij. Plaats nieuwe gebouwen zoveel mogelijk in dezelfde richting als de bestaande gebouwen, tenzij de compacte opzet van het erf daarmee verloren gaat. Verharding zoveel mogelijk beperken. Verharding en lage silo’s zijn overwegend achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsbebouwing gesitueerd. BEPLANTING Behoud voor zover mogelijk de bestaande erfbeplanting, mits streekeigen en van voldoende kwaliteit. Het voor-/woonerf met het aansluitende bedrijfserf en/of kleinschalig kamperen is, vanaf de voorzijde van het erf tot aan het verlengde van de achtergevel van de bedrijfsbebouwing, inclusief voer- en mestsilo’s, aan drie zijden voorzien van een beplantingssingel. Het voor-/woonerf heeft daarnaast ook een groene inrichting en is tevens voorzien van (enkele) bomen. Verharding en lage silo’s zijn achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfsbebouwing gesitueerd en zijn minimaal 10 meter vanaf de rand van de weg, en minimaal 5 meter vanaf de erfgrens of insteek sloot gesitueerd. Passende (boom)soorten voor de beplantingssingels zijn els, eenstijlige meidoorn, vuilboom, lijsterbes, gelderse roos, vlier en berk. Passende boomsoorten voor het voorerf zijn fruitbomen, els, wilg of iep. 15
2
2
Colofon Opdrachtgever Gemeente Schiermonnikoog
BügelHajema Adviseurs bv. Bureau voor Ruimtelijk Ordening en Milieu BNSP
Rapport A. Pool BügelHajema Adviseurs Leeuwarden
Projectleiding D. Terpstra BügelHajema Adviseurs Leeuwarden
Projectnummer 550.13.00.10.01.00
Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE LEEUWARDEN T F E
058 215 25 15 058 215 91 98
[email protected]
I
www.bugelhajema.nl
Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort