Bijlage 1 Conclusies en bevindingen bij effectiviteit Levenskracht 1. Definitie van effectiviteit Levenskracht Om de effectiviteit van levenskracht te kunnen evalueren, is het van belang om vast te stellen wat de doelstelling is van de aanpak van straatprostitutie via Levenskracht: wat wordt hiermee beoogd? Met Levenskracht werd beoogd om de ‘leefomstandigheden’ van de straatprostituees te verbeteren en ‘overlast van en door straatprostitutie’ te voorkomen en te verminderen. Om de effectiviteit van de aanpak Levenskracht te kunnen meten en beoordelen, dient de tweeledige doelstelling kwalitatief en kwantitatief meetbaar te worden geoperationaliseerd. De matrix onder paragraaf 2 is daartoe als meetinstrument ingezet. Aangezien de coaches de spil vormen in de aanpak van straatprostitutie om de leefomstandigheden van de straatprostituees te verbeteren, is het bovendien noodzakelijk om de inzet van de coach in de verschillende rollen en op de verschillende dimensies te beoordelen. De hoofdvraag is wat goed gaat en wat (nog) wat minder goed gaat. We onderscheiden daarbij de outreachende, toeleidende, begeleidende rol en monitorfunctie (terugvalpreventie en vangnet) en de dimensie coachstraatprostituee, coach-team coaches/coördinator van het Leger des Heils en coach-ketenpartners. Onder paragraaf 3 zijn de bevindingen en conclusies beschreven ten aanzien van de rollen en dimensies. Een analyse van specifieke casussen illustreert dat de trajecten maatwerk betreffen waarbij de rol van de coach wisselend kan zijn en de dimensie waarop de coach in het traject inzet heeft per traject kan verschillen. Ook binnen een traject kunnen de rollen en dimensies met regelmaat wisselen in verband met de dynamiek van de trajecten voor vrouwen met uitermate complexe problematieken. Paragraaf 4 beschrijft de afwijkingen op een aantal noodzakelijke randvoorwaarden en knelpunten zoals die door de commissie Maatschappij & Cultuur in het najaar van 2010 bij de tussenevaluatie van Levenskracht zijn benoemd. Aan deze knelpunten en randvoorwaarden is grotendeels tegemoet gekomen door Levenskracht in aangepaste vorm voort te zetten en in te bedden in het programma Stedelijk Kompas voor de aanpak van dak- en thuisloosheid.
2. Verbeteren leefomstandigheden en voorkomen/verminderen overlast geoperationaliseerd A. Verbeteren leefomstandigheden Door zowel de kwalitatieve (hoe goed wordt dat gedaan) als kwantitatieve (hoeveel wordt er gedaan) inzet (wat kan/is beloofd) af te zetten tegen het effect (wie is er gebaat bij de verandering) kan een conclusie worden getrokken over het behaalde resultaat ten aanzien van het verbeteren van de leefsomstandigheden van de vrouwen in Levenskracht.
Verbeteren leefomstandigheden (inclusief gezondheidsrisico’s) Hoeveel wordt er gedaan? (aantal vrouwen in Levenskracht: 13) Inzet Wat kan er worden beloofd?
b
Aantal contacten van coaches met vrouwen in fase 0 (geen traject en aanmelding bij LK) 3 vrouwen bevinden zich in fase 0 Toelichting: Een vrouw verblijft nog in een voorziening buiten Eindhoven en er worden voorbereidingen getroffen om de vrouw terug te laten keren naar Eindhoven, waar ze vandaag komt. Een vrouw verblijft nog in detentie. Een zeer complexe situatie en een ronde tafel wordt voorbereid waarbij alle ketenpartners betrokken worden.
Hoe goed wordt dat gedaan? (percentage/verhouding) b % vrouwen duurzaam in een traject (fase 1 t/m 6)
87 %= 11 vrouwen b % vrouwen dat niet deelneemt aan LK (fase 0)
20% = 3 vrouwen b % vrouwen dat terugvalt naar fase 0 van LK
7% = 1 vrouw b % vrouwen dat terugval vertoont in de fase van
b
Aantal vrouwen in fasen 1 t/m 6 van Levenskracht 13 vrouwen
begeleiding 27% = 3 vrouwen
b
Aantal uren coaches dat wordt ingezet tbv aanmelding Gemiddeld 3 tot 4 uur per week
% vrouwen dat voortgang tov trajectplan boekt op de onderscheiden levensgebieden van het trajectplan
Toelichting: Tijdsinvestering ivm aanmeldingen en trajectplannen aanleveren SK, uitleg en invoeren in IW-3, evaluaties voorbereiden, contacten met ketenpartners, zorgplannen maken b
b
Aantal begeleidingsuren direct en indirect per cliënt (onderscheiden naar fase van begeleiding) Directe uren gemiddeld: 60 % Aantal afstemmingsgesprekken met ketenpartners ivm inhoudelijke of zorglogistieke knelpunten per traject Gemiddeld 3 x per week
Toelichting: Naast de afstemminggesprekken met ketenpartners worden er telefonische en mail contacten onderhouden b
Aantal ronde tafel bijeenkomsten ism CP Ske 2 x vanaf oktober 2011 Toelichting: 2 ronde tafels hebben plaats gevonden en een ronde tafel is in voorbereiding.
b
Aantal trajecten waarbij trajectplan dient te worden aangepast/bijgesteld 6 trajectplannen
b
Aantal aanmeldingen (toeleidingen naar LK) door POV en andere partners 6 meldingen Toelichting:
53% = 7 vrouwen b % vrouwen waarvan traject is afgesloten
7% = 1 vrouw b % vrouwen waarbij een andere ketenpartner de
uitvoering van behandeling en/of opvang verzorgt en de coach enkel een ‘lijntje’ onderhoudt in verband met terugvalpreventie (toeleiding geslaagd) 20% = 2 vrouwen
PCT team, politie vanuit het Baekelandplein, belastingdienst, GGZe en NovadicKentron ( bij deze laatste was de vrouw al in zorg) Effect Wie is er gebaat bij de verandering?
b
b
b
Aantal vrouwen waarvan feitelijk is vastgesteld dat ze zich nog prostitueren op straat (obv aanhoudingen POV) In te vullen door POV (zie overzicht aanhoudingen in tabel van bijlage 2)
% uitval uit een traject (fase 0 of geheel uit beeld) 0%
b % vrouwen waarbij sprake is van een stabiele mix Aantal vrouwen waarvan de coaches het vermoeden hebben dat ze werkzaam zijn 13% = 2 vrouwen in de straatprostitutie b % vrouwen waarbij sprake is van stabilisatie gedrag 5 vrouwen Toelichting: 53% = 7 vrouwen De mate waarin er sprake is van prostitutie beperkt zicht tot incidenten. Er is geen sprake van structurele activiteiten op het gebied van prostitutie.
Aantal vrouwen waarbij sprake is van stabilisatie van gedrag 8 vrouwen
Toelichting: Ondanks stabilisatie in algemene zin is, geldt dit niet voor alle zorggebieden. Bij enkele vrouwen is er enige vorm van terugval met name binnen relaties, middelen gebruik en dagbesteding. b
b
Aantal meldingen overlast per vrouw Cliënt 1 – geen meldingen prostitutie Cliënt 2 – 8 tot 10 meldingen – alcohol gebruik en geluidsoverlast (geen prostitutie) Cliënt 3 – 3 meldingen openbare dronkenschap (geen meldingen van prostitutie)
Cliënt 4 – 1 melding middelen bezit, bij begin van het traject (geen prostitutie) Cliënt 5 – geen meldingen Cliënt 6 – geen meldingen Cliënt 7 – 1 melding van illegaal tippelen Cliënt 8 – geen meldingen Cliënt 9 - 1 melding overlast tijdens hoorzitting Cliënt 10 – 4 meldingen binnen smokkelen van middelen tijdens haar verblijf in Vught Cliënt 11 - enkele meldingen tippelen Groenewoudsweg Cliënt 12 – geen meldingen wel vermoeden van tippelen Cliënt 13 – geen meldingen Totaal 21 meldingen gemiddeld: 1,4 melding per vrouw
Streefwaarden: het aantal verdachte situaties dat te maken heeft met (straat)prostitutie in Woensel-West, het aantal aanhoudingen van verdachten van (illegale) prostitutie (in Woensel-Zuid en Strijp) en het aantal overlastmeldingen.
Resultaat ‘verbeteren leefomstandigheden’ van vrouwen in Levenskracht - 33 % ( gestelde doel was 50%) van de straatprostituees die worden begeleid door een coach van Levenskracht vallen in de periode mei 2011- februari 2012 (periode langer dan 1) zichtbaar terug in ‘oud gedrag’ dwz straatprostitutie (dit betekent dat deze vrouwen de APV overtreden en door de politie worden aangehouden en geverbaliseerd voor straatprostitutie)
-circa 13% (gestelde doel 55%)van de vrouwen die in een traject van LK zitten zijn binnen 6 maanden gehuisvest volgens de stabiele mix (gedurende een periode van 3 maanden huisvesting inclusief dagbesteding/werk, inkomen en zorg) en over een periode van een jaar betreft dit percentage 45% (gestelde doel 50%).
- 87% (het gestelde doel 69%) van de vrouwen in Levenskracht heeft na een jaar nog steeds een duurzaam traject en 45% binnen 6 maanden. - 53% ( het gestelde doel 55%) van de vrouwen in Levenskracht maakt na een jaar vorderingen (boekt voortgang) op de leefgebieden van het trajectplan en 35% op de middellange termijn. De inzet van coaches dient tot concrete resultaten te leiden die vervolgens de onderstaande maatschappelijke effecten teweeg dienen te brengen. Maatschappelijke effecten Verminderen dan wel (opnieuw) voorkomen van overlast (veiligheid) -Afname straatprostitutie door voorkomen nieuwe instroom van vrouwen en verminderen aantal vrouwen dat niet deelneemt aan LK -voorkomen recidive tippelprostitutie van vrouwen in Levenskracht -Voorkomen verschuivingeffecten geografisch Leefomstandigheden vrouwen -45% vrouwen dat gehuisvest is volgens stabiele mix; (meting ahv vorderingen (3 maandelijks) in trajectplannen) -Aantal trajecten dat succesvol kan worden afgesloten omdat betreffende cliënt is uitgestapt (1 traject)
Conclusie ‘verbeteren leefomstandigheden’ De resultaten als het gaat om het verbeteren van de leefomstandigheden met als peildatum februari 2012 zijn positief. Met name het behaalde resultaat van huisvesting volgens de ‘stabiele mix’ (gedurende een periode van 3 maanden huisvesting inclusief dagbesteding/werk, inkomen en zorg) voor 45% (circa 6 vrouwen) over een periode van 1 jaar is positief aangezien een dergelijk resultaat niet voor alle vrouwen haalbaar is en zeker een resultaat is dat vaak pas op de langere termijn kan woden gerealiseerd. Hetzelfde geldt voor het resultaat van 8 vrouwen waarbij sprake is van stabilisatie van gedrag en voortgang op de onderscheiden leefgebieden van het trajectplan. Opvallend is tevens het geringe aantal vrouwen dat terugval vertoont in de fase van de begeleiding en het aantal vrouwen dat duurzaam in een traject zit. De keuze is gemaakt dat de coaches ook indien vrouwen zijn toegeleid naar een voorziening of ondersteunings- c.q. zorgaanbod van een ketenpartner, de trajectverantwoordelijkheid blijven dragen en indien nodig de begeleiding ter hand blijven nemen. Voor de toekomst en per maatwerktraject dient dit uitgangspunt telkens opnieuw te worden bekeken. In een aantal gevallen ligt het meer voor de hand om het coachingstraject Levenskracht af te sluiten en de trajectverantwoordelijkheid over te dragen aan een andere ketenpartner. De strategische afweging om een traject (tijdelijk) te stoppen dan wel niet op te starten is aan de orde wanneer een vrouw (in een traject) blijft tippelen en zich blijft onttrekken aan bepaalde afspraken. De vraag is dan wat het coachingstraject, behoudens het hebben van contact dat geen doel op zich is, bijdraagt aan het verbeteren van de leefomstandigheden. Het contact en de begeleiding blijven beperkt tot het bieden van praktische en inhoudelijke ondersteuning en begeleiding zonder dat de betreffende vrouw zelf geactiveerd is om het eigen traject mede vorm te geven. De vraag voor het komende jaar is of de gehanteerde normen voldoende realistisch en ambitieus zijn en of dat de aanpak nog effectiever kan worden gemaakt.
B. Overlast van en door straatprostitutie In bijlage 2 is het aantal aanhoudingen en overtredingen in verband met het tippelverbod uit de APV van de vrouwen in Levenskracht opgenomen. Hieruit kan worden afgeleid dat voor de sluiting van de zone 5 vrouwen die deelnemen aan Levenskracht nog met enige regelmaat illegaal tippelden, dat wil zeggen buiten de zone en/of openingstijden van de zone. Vanaf de sluiting van de zone tot aan maart 2012 betreft dit 4 vrouwen. Aangetekend dient te worden dat onvoldoende gegevens over straatprostitutie vanuit de politieregistraties beschikbaar zijn. Niet alle overtredingen van het tippelverbod in de APV worden door de politie geregistreerd. Vaak worden overtredingen op straat afgedaan door de vrouwen aan te spreken. (Straat)prostitutie speelt zich meer onzichtbaar af doordat de vrouwen die tippelen een werkwijze hanteren waarbij zij (telefonisch) afspraken maken met vaste klanten of vanuit huis/verblijfplaats sekswerk verrichten,. Er kan zelfs worden gesteld dat straatprostitutie is afgenomen doordat een verschuiving heeft plaats gevonden naar andere minder zichtbare vormen van prostitutie zodat van echte straatprostitutie minder sprake is. Vanuit buurtbewoners rondom de voormalige tippelzone en overige delen in de stad zijn er geen signalen en meldingen dat er sprake is van een toename van straatprostitutie of verschuivingseffecten. Ook is niet zichtbaar sprake van toename van overlast van en door straatprostitutie, behoudens incidenten en vormen van overlast (rondrijdende klanten, verkeersstromen Groenewoudseweg, aanspreken van vrouwen door mannen op zoek naar straatprostitutie en opikken van vrouwen) die ook werden gesignaleerd en gemeld toen de tippelzone nog open was. Op het Humboldtplein worden door de buurtbrigadiers nog met regelmaat vrouwen aangetroffen die tippelen, maar onduidelijk is of er sprake is van een toename ten opzichte van de beginsituatie. Door de politie en met name het Project Overlast verslaafden (POV)wordt geen toename van het aantal straatprostituees waargenomen en is zelfs aangegeven dat een aantal straatprostituees dat begin 2011 illegaal tippelde is vertrokken uit Eindhoven. Een vaste kern van 4 vrouwen die deelnemen aan Levenskracht treft het POV bij tijd en wijlen tippelend aan omdat deze vrouwen na (korte) perioden van detentie dan wel behandeling van de verslaving telkens weer terugkeren in de (straat)prostitutie. Van 1 vrouw is bekend dat zij niet meer zo zichtbaar in de straatprostitutie werkt omdat zij vanuit huis sekswerk verricht. Conclusie De indicatoren voor overlast afkomstig uit verschillende registraties van de politie, overlastmeldingen en waarnemingen door het POV, duiden er allemaal op dat de overlast van en door straatprostitutie op zijn minst is gestabiliseerd en zeker niet verder is toegenomen ten opzichte van de beginsituatie. Dit ondanks dat de tippelzone is gesloten en alle overtredingen van het tippelverbod als illegaal te bestempelen zijn. In de situatie met de tippelzone bestond immers de mogelijkheid om legaal op de zone te tippelen. Daarbij komt dat bij de sluiting van de zone extra toezicht is uitgevoerd door het POV waardoor de pakkans is vergroot. Tenslotte is de methodiek van meten van overlast en overtredingen voor en na sluiting van de zone hetzelfde gebleven zodat geen sprake kan zijn van een effect dat tot vertekening leidt. C. Omvang en bereik straatprostituees Bijlage 2 omvat een overzicht van de omvang van het aantal straatprostituees vanaf de start van de tippelzone in 2004 (uitgifte pasjes november 2003) tot en met maart 2012. De oorspronkelijke groep van straatprostituees met een pasje bestond uit 38 vrouwen. Al vrij snel (2006/2007) liep de groep die potentieel gebruik kon maken van de tippelzone om diverse redenen
terug tot 26 en vervolgens 20 vrouwen. In het najaar van 2010 maakte nog maar slechts 2-3 vrouwen met enige regelmaat gebruik van de zone en kwamen 5 vrouwen uit Levenskracht terug in de aanhoudingen door de politie ivm straatprostitutie.. De huidige stand (voorjaar van 2012) is dat 15 vrouwen (13 vrouwen en 2 nieuwe trajecten) in beeld zijn van Levenskracht. Hiervan zijn 12 vrouwen in een traject (fase 1 t/m 6) en 3 vrouwen zijn aangemeld en daarmee is contact maar dat heeft nog niet geresulteerd in een trajectplan. Hiervan worden nog 4-5 vrouwen in verband gebracht met straatprostitutie op basis van feitelijke aanhoudingen (4) dan wel vermoedens (1). Circa 4 vrouwen die niet aan Levenskracht deelnemen worden af en toe aangetroffen in verband met straatprostitutie. Het bereik van Levenskracht is sinds het najaar van 2010 niet erg toegenomen. In het voorjaar van 2012 is een tweetal nieuwe vrouwen bij het Stedelijk Kompas aangemeld, waarvan één vrouw een ‘oude bekende’van de tippelzone is die niet ‘openstond’voor Levenskracht en 1 vrouw echt een nieuwe vrouw betreft. Voor beide vrouwen is een trajectplan opgesteld en 1 traject is in de trajecttoewijzingscommissie (TTC) door de samenwerkingspartners vastgesteld. De constatering dat straatprostitutie minder zichtbaar is geworden kan een mogelijke verklaring zijn voor de geringe toename van het bereik van Levenskracht vanaf het najaar 2010 tot nu. Een toename van het bereik van Levenskracht lijkt niet voor de hand liggend omdat ook de politie geen toename van nieuwe vrouwen signaleert en het vertrek heeft geconstateerd van 16 vrouwen dat eind 2010/begin 2011 als illegale straatprostituee (zonder pasje voor de zone) in beeld was.. Conclusie over resultaat ten aanzien van de tweeledige doelstelling van ‘verbeteren leefomstandigheden en voorkomen en verminderen van overlast’ Positieve resultaten zijn geboekt ten aanzien van de tweeledige doelstelling van de aanpak straatprostitutie. De situatie is niet verslechterd ten opzichte van de beginsituatie in 2004 en de situatie bij de tussenevaluatie in het najaar van 2010 toen de tippelzone nog open was. Een ‘harde kern’ van 4 vrouwen werd voor de sluiting van de tippelzone al regelmatig aangehouden door de politie in verband met overtreding van het tippelverbod en doet dit ondanks een traject van Levenskracht nog steeds. Het aantal straatprostituees is aanzienlijk teruggelopen. Ook zijn er geen signalen dat de overlast is toegenomen. Zolang de resultaten op de tweeledige doelstelling van de aanpak van straatprostitutie voldoende zijn en stabiel blijven, sorteert de aanpak van straatprostitutie via Levenskracht effect. Dit neemt niet weg dat de effectiviteit van Levenskracht mogelijk kan worden vergroot door de strategische samenwerking in de keten nog verder te verdiepen, de mogelijkheden van instrumenten van het Stedelijk Kompas voor escalatie van knelpunten door middel van ‘ronde tafels’ beter te benutten en aanpassingen te doen ten aanzien van de outreachende en toeleidende rol van de coaches (zie onder paragraaf 3).
3. Rollen coach en dimensies waarop de coaches in de maatwerktrajecten werken Wat gaat er goed en minder goed als het gaat om de rollen van de coach en de dimensies waarop de coaches werken? A. Rollen van de coach 1. outreachende rol De outreachende rol wordt door de coaches beperkt ingevuld omdat de coaches niet vindplaatsgericht (op straat) en op tijden dat vrouwen zouden kunnen tippelen werkzaam zijn. De monitorfunctie als het gaat om het signaleren van nieuwe straatprostituees en plekken in de stad waar dit fenomeen zich voordoet is nog beperkt ingevuld. Een mogelijkheid is om deze rol bij de outreachende schil van Bemoeizorg te beleggen. Voor het bereiken van (nieuwe) vrouwen maken de coaches gebruik van het POV en zo nodig Bemoeizorg als signaleerder van straatprostitutie. Indien een vrouw vanuit het POV wordt toegeleid naar LK, gaan de coaches (eventueel onder begeleiding van het POV) voor hun contactlegging naar de verblijf- of vindplaats van de betreffende vrouw. Gedurende 2012 kan in de ontwikkeling van(de outreachende schil van) Bemoeizorg worden bekeken of er specifieke aandacht voor straatprostitutie dient te worden toegevoegd, bijvoorbeeld door (een deel van) de capaciteit van de coaches in de outreachende onder te brengen. Bezwaar hierbij is dat er een knip komt tussen de toeleiding en begeleiding van straatprostituees. In de huidige situatie is echter ook sprake van een knip dan wel overdrachtsmoment omdat het POV/de politie en eventuele andere partners vrouwen toeleiden naar Levenskracht en de coaches vervolgens de begeleiding en eventuele toeleiding naar reguliere zorg/omdersteuning ter hand nemen. 2. Toeleidende rol De ketenpartners (met name MO-instelling en verslavingszorg) geven aan dat de toeleiding is verbeterd. De uitbreiding van een aantal woonvoorzieningen zoals het Hostel aan de Boschdijk speelt hierin een belangrijke rol. De coaches melden actief vrouwen aan voor een woon- c.q. timeout voorziening en stellen gezamenlijk met deze ketenpartners vast of de voorziening passend is. Vervolgens worden de betreffende partners betroken bij de trajectvorming en tussentijdse aanpassingen. De coaches geven aan dat het ontbreken van een vast aanspreekpunt en personele wisselingen bij ketenpartners, een complicerende factor vormt voor de toeleiding. Voor de vrouwen die nog met enige regelmaat blijven tippelen terwijl zij in een traject van Levenskracht zitten, zou kunnen worden overwogen om de begeleiding door de coaches van Levenskracht te vervangen door enkel een vangnetconstructie voor toeleiding naar passende zorg en ondersteuning door de outreachende schil van Bemoeizorg. Dit in verband met het zorgmijdende gedrag van de vrouwen, waarvoor het noodzakelijk is om een vangnetconstructie beschikbaar te hebben in het geval de situatie van de vrouw verslechtert : de vrouw wordt een zorgwekkende zormijder. Op deze wijze ontstaat een passieve vorm van bemoeizorg, die actief kan worden in termen van toeleiding naar passende zorg zodra dit aan de orde is. Het toevoegen van specialistische kennis over straatprostitutie (van de coaches) aan de outreachende schil kan leiden tot een verdere professionaliseringsslag voor zowel de coaches alsook de outreachende schil. Bovendien kan door de aansluiting op de outreachende schil beter aansluiting worden gevonden bij passende zorg, behandeling en ondersteuning door ketenpartners.
Voor een aantal straatprostituees kan dit met name relevant zijn in verband met de FACT-teams die in oprichting zijn. 3. Begeleidende rol De coaches bieden voor een aantal vrouwen begeleiding die bestaat uit het initiëren, regelen en coördineren van alle activiteiten die nodig zijn in het traject. De begeleiding kan ook heel praktisch zijn of bestaan uit het bieden van een luisterend oor. De coaches zijn daarbij een soort van belangenbehartiger en procesondersteuner. Voor een aantal vrouwen gaat hier een grote meerwaarde van uit omdat zij zonder de coaches hiervoor nergens terecht zouden kunnen. In elk geval zouden zij niet een dergelijk totaalpakket aan ondersteuning en begeleiding ontvangen omdat dit erg tijdsintensief is. Vanuit deze startsituatie die pragmatisch van aard is, kan tenslotte gemakkelijker een brug worden geslagen naar vervolstappen die een meer activerend karakter hebben. Zoals al bij de conclusie over de realisatie van de tweeledige doelstelling in paragraaf 2 opgemerkt, ligt het in een aantal situaties meer voor de hand om de begeleiding door de coaches af te sluiten en de trajectverantwoordelijkheid en begeleiding over te dragen aan een andere ketenpartner. De strategische afweging om een begeleidingstraject (tijdelijk) te stoppen dan wel niet op te starten is ook aan de orde wanneer een vrouw (in een traject) blijft tippelen en zich blijft onttrekken aan bepaalde afspraken. De vraag is dan wat het coachingstraject, behoudens het hebben van contact dat geen doel op zich is, voorstelt en bijdraagt aan het verbeteren van de leefomstandigheden. Het contact en de begeleiding blijven beperkt tot het bieden van praktische en inhoudelijke ondersteuning en begeleiding zonder dat de betreffende vrouw zelf gemotiveerd is om het eigen traject mede vorm te geven. De begeleidende rol is bovendien niet altijd even relevant in het geval een vrouw in een woonvoorziening verblijft en hier de nodige begeleiding en ondersteuning wordt geboden. Een (tijdelijke) monitorfunctie in verband met terugval resteert dan. 4. Monitorfunctie (terugvalpreventie en vangnet). Voor Levenskracht is de keuze gemaakt dat de coaches, ook indien vrouwen zijn toegeleid naar een voorziening of ondersteunings- c.q. zorgaanbod van een andere ketenpartner, de trajectverantwoordelijkheid blijven dragen en indien nodig de begeleiding ter hand blijven nemen. Voor de toekomst en per maatwerktraject dient dit uitgangspunt telkens opnieuw te worden bekeken. In een aantal gevallen (bijvoorbeeld bij permanent verblijf in een hostel) ligt het meer voor de hand om het coachingstraject Levenskracht (na een periode van monitoring ivm terugvalpreventie) af te sluiten en de trajectverantwoordelijkheid en regie over te dragen aan een andere ketenpartner.
B. Dimensies van de maatwerktrajecten waarop de coaches werkzaam zijn De coaches hebben in de maatwerktrajecten van Levenskracht te maken met de straatprostituees,, ketenpartners, het team van de coaches van het Leger des Heils en de gemeente (m.n. Coördinatiepunt van het programma Stedelijk Kompas). De relatie met het Stedelijk Kompas komt in paragraaf 4 bij de verschillende knelpunten en randvoorwaarden aan bod. Coach-straatprostituee en coach-team coaches Leger des Heils De coaches hebben vanaf augustus 2011 met name vanuit de dagelijkse coachings- en begeleidingspraktijk van de straatprostituees, de methodische aanpak met het team verder vorm gegeven. Coach-ketenpartners Het team van de coaches heeft geïnvesteerd in vcrdere versterking en uitwerking van de samenwerkingsrelatie met ketenpartners. Het team heeft zich in het najaar van 2011 aan relevante ketenpartners gepresenteerd en hun werkwijze en rol toegelicht. Een aantal ketenpartners geeft aan dat de samenwerking goed is. In de trajectvorming zijn de betrokken ketenpartners betrokken en er bestaat in het algemeen concensus over de doelen. Er is periodiek overleg tussen de coaches en de woon- of time-out voorziening waarde vrouw in een traject verblijft. Tegelijkertijd constateert een aantal ketenpartners dat het bepalen van een gezamenlijke strategie verdere versterking behoeft. Dit komt de regiefunctie van de coaches over het maatwerktraject ten goede. 4. Afwijkingen bij de invulling van een aantal randvoorwaarden en knelpunten Aan een aantal knelpunten van Levenskracht die bij de tussenevaluatie in het najaar van 2010 naar voren kwamen en door de commissie als randvoorwaarde zijn genoemd om Levenskracht in aangepaste vorm voort te zetten, kan door de coaches en andere samenwerkingspartners zichtbaar en herleidbaar in strategische samenwerkingsafspraken rondom een trajectplan nog verder uitvoering worden gegeven. Hieronder volgt een beschrijving van de afwijkingen De commissie heeft de volgende knelpunten genoemd: 1. Ketensamenwerking en dan met name de specialistische inbreng van GGz en verslavingszorg in maatwerktrajecten In een nadere toelichting op ‘Levenskracht in aangepaste vorm’, is aangegeven op welke wijze de gemeente ism het Leger des Heils aan deze knelpunten het hoofd zou gaan bieden. De oplossing is met name gezocht in de inbedding van Levenskracht in de aanpak van het Stedelijk Kompas. De inbedding heeft nog te gering plaatsgevonden. Dit komt met name tot uitdrukking in trajectplannen die door de TTC worden terugverwezen omdat op het gebied van verslavingszorg en/of psychiatrie te weinig vooraf overeenstemming en afstemming is over de haalbaarheid van bepaalde doelen in het geheel van het traject. Een aantal trajectplannen uit 2009/2010 is bovendien niet meer geactualiseerd en gemuteerd in samenwerking met ketenpartners. Bij knelpunten (zorginhoudelijke dan wel logistieke knelpunten) en verschil in visie is nog te weinig gebruik gemaakt van escalatiemogelijkheden (instrument van ronde tafel) die het Stedelijk Kompas biedt. Knelpunten in de uitvoering van trajecten kunnen via de driemaandelijkse voortgangsrapportages worden gemeld. De wijze en het niveau van de driemaandelijkse evaluaties van de trajectplannen is langere tijd onderwerp van gesprek geweest, waarvoor onlangs met het Stedelijk Kompas een manier is gevonden. Daardoor is nog beperkt inzicht verkregen in de knelpunten. Daarbij komt dat de coaches een aantal knelpunten voor gegeven aannemen in de veronderstelling dat ook het CP van het Stedelijk Kompas hier niets aan kan veranderen.. Vaak
proberen de coaches knelpunten zelf op te lossen of alternatieven te verzinnen om het knelpunt te ‘omzeilen’. In een aantal gevallen lukt dit vrij aardig omdat de partners periodiek overleggen en elkaar steeds meer in de uitvoering ‘vinden’. 2. Eenduidige regie op (maatwerk)trajecten De regiefunctie op het traject (trajectmanagement) is bij de coaches van Levenskracht belegd. Zoals in de eerdere paragraaf al is aangegeven, hoeft de regie niet per definitie (blijvend) bij de coaches van Levenskracht te liggen. Dit geldt met name voor vrouwen die in een permanente woonvoorziening verblijven of naar reguliere zorg en/of behandeling zijn toegeleid. Tenslotte geldt dit voor vrouwen die blijven tippelen en zich aan afspraken of eigen inbreng in het traject blijven onttrekken. In een aantal trajecten heeft het CP geconstateerd dat de coaches te weinig de regie over het traject naar zich toe trokken waardoor andere ketenpartners hun eigen inzet gingen bepalen die niet altijd overeenkwam met de doelen en het traject waarover consensus bestond. De omgekeerde situatie is ook voorgekomen: in een ronde tafel was de gezamenlijke strategie afgesproken dat alle ketenpartners even niets zouden doen in een traject, terwijl de coach toch weer ‘in de verleiding werd gebracht’ om de vrouw te ondersteunen. Vanuit het uitgangspunt dat de coaches ‘blijvend’ de trajectregie en –verantwoordelijkheid blijven dragen en dat de ondersteuning en coaching berust op vasthoudendheid in het contact blijven zoeken en houden, is dit wel verklaarbaar. Ook de geschetste context van bijlage 4 vormt een verklaring voor de ontwikkeling waarin de aanpak Levenskracht nog steeds zit waardoor zaken niet altijd zo verlopen als in theorie bedacht is. 3. Gedeelde visie op aanpak en strategie meervoudige trajecten van alle betrokken samenwerkingspartners (nadrukkelijk van Verslavingszorg en sector Werk) Tussen de coaches en casemanagers van de sector Werk kan nog wel eens sprake zijn van een verschil in visie op de noodzaak van en rechtmatige aanspraak op een uitkering en de rechten en plichten die hieraan zijn verbonden. In een aantal trajecten lopen de coaches aan tegen een aantal eisen en voorwaarden die verbonden worden aan het verstrekken van een uitkering (o.a. niet tippelen, eis van detox/afkicken en omvang en mogelijkheden van dagbesteding). Deze knelpunten komen nog onvoldoende in beeld bij het Coördinatiepunt van het Stedelijk Kompas. Een mogelijkheid daarvoor is om dit te melden in de driemaandelijkse evaluaties en/of gebruik te maken van het escalatiemodel (instrument van ronde tafel) van het Stedelijk Kompas. Een aantal samenwerkingspartners geeft aan dat de samenwerking in de trajectvorming en de consensus over doelen op de leefgebieden in het plan aanzienlijk is verbeterd. Onlangs kwam in de TTC bij de bespreking van een nieuw trajectplan wel nog naar voren dat de verslavingszorg het gestelde doel ten aanzien van wonen/huisvesting in combinatie met de verslaving niet realistisch en haalbaar achtte. Een verdiepingsslag is nodig om de gezamenlijke strategie ten aanzien van trajecten te bepalen. Aanbeveling voor verdere verseterking van de (strategische) ketensamenwerking De ‘lopende’ 13 trajecten zouden nogmaals met de betrokken ketenpartners kunnen worden doorgenomen en geactualiseerd (een aantal trajctplannen is vanaf 2009 onveranderd gebleven). Als daar aanleiding toe is, kunnen trajectplannen worden geactualiseerd en zo nodig gemuteerd zodat taken en verantwoordelijkheden in het traject duidelijk zijn (her)belegd en de strategie gedeeld is. Vervolgstap is dat de trajecten in de TTC worden vastgesteld zodat de inbreng van ketenpartners is gegarandeerd.
In het reflecterend gesprek met ketenpartners in mei zal de de wijze waarop de ketensamenwerking in de optiek van de uitvoeringsinstellingen verder kan worden versterkt onderwerp van gesprek. 4. Mandaat Een formeel mandaat kan niet worden geregeld voor de coaches van Levenskracht. De zeggenschap kan wel worden vergroot door gezamenlijk met ketenpartners trajectplannen vast te stellen en te muteren, die vervolgens in de TTC worden vastgesteld zodat een gegarandeerde inzet van ketenpartners (met name GGZ en verslavingszorg) is geborgd. De inzet van het instrument van een ronde tafel, eventueel in samenwerking met het Coördinatiepunt van het Stedelijk Kompas kan eveneens het gewenste effect soteren bij ketenpartners zonder een formeel mandaat. Een andere mogelijkheid vormt de aansluiting bij Bemoeizorg en de outreachende schil waardoor passende zorg en ondersteuning (o.a. via FACT) beter binnen handbereik komt van de vrouwen. Overigens is zichtbaar dat de coaches wel steeds meer ingang vinden bij de GGz, verslavingszorg maar ook woon- en time-out voorzieningen van ketenpartners (bijvoorbeeld Hostel van NovadicKentron en woonvoorziening met time-out functie van Neos). De toeleiding naar reguliere zorg en/of ondersteuning is daarmee verbeterd. Hetzelfde geldt voor de begeleiding aan vrouwen die in een woonvoorziening (time-out of hostel) verblijven. 5. De aanpak van het afhankelijkheidsnetwerk (pooiers, klanten en dealers) In het najaar van 2011 is voorgesteld om te komen tot een generalistische aanpak met politie en OM voor daders en slachtoffers van mensenhandel,loverboys en straatprostitutie. Bij de presentatie van de actieplannen veiligheid is in januari 2012 in de commissie Financiën en Bestuur aangegeven dat politie en OM andere prioriteiten hebben gesteld waardoor de pooieraanpak nog niet van de grond is gekomen. Daar waar mogelijk en noodzakelijk zet de politie in op de aanpak van pooiers en dealers. Van een generalistische en gestructureerde aanpak met justitie en OM is echter geen sprake vanwege andere prioriteiten. De aanpak van klanten heeft, behoudens het aanspreken van ‘rondrijdende klanten’ door de politie/POV direct na de sluiting van de zone, geen verder vervolg gekregen. Interessant is wat met de klantenstroom uit het verleden is gebeurd. Voor een deel is deze waarschijnlijk verdwenen met het opheffen van de tippelzone omdat aanbod ook vraag schept. Een ander deel zal zijn opgegaan in de minder zichtbare vorm van prostitutie en zal via telefonische afspraken in contact komen met de (voormalige) straatprostituees.