LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Bezig met de wereld Er zijn natuurlijk heel veel boeken die niet meer willen zijn dan gewoon een spannend of gezellig verhaal. Boeken die voornamelijk zijn bedoeld voor de ontspanning van de lezers. Maar soms wil een schrijver meer, zeker schrijvers van literatuur. Dat zijn boeken die de lezer tot nadenken willen brengen. Soms wil een schrijver zelfs dat er door zijn of haar boek politiek iets verandert. Een voorbeeld van zo’n boek dat bijna iedereen kent, althans van naam: De negerhut van oom Tom van Harriet Beecher Stowe (1852). Boeken die de wereld echt veranderen, die zijn er niet zo veel. Maar boeken die lezers aan het denken zetten over belangrijke maatschappelijke en politieke problemen, die zijn er gelukkig heel wat, ook in onze tijd. ‘Geëngageerde literatuur’ noemen we dat: literatuur die zich bezig houdt met, vaak zelfs stelling neemt in actuele discussies. En daarmee gaan we ons bezig houden in deze lesbrief. Opzet van de lesbrief In blok 1 kun je kennis maken met twee geëngageerde schrijvers uit de 19e eeuw: 1 Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker) liet in Max Havelaar of de koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappy de gevolgen zien van de uitbuiting van de inlanders in Nederlands Indië (Indonesië). 2 Jan Jacob Cremer liet in zijn Fabriekskinderen (1863) de gevolgen van armoede en kinderarbeid in Nederland zien. Beide boeken eindigen met een oproep aan de lezer. In blok 2 maak je kennis met een aantal schrijvers van nu, die actuele kwesties in hun roman aan de orde stellen of verwerken. In deze boeken vind je geen oproep aan de lezer meer, maar de verhalen doen wel een beroep op de lezer, ze willen de lezer wel tot een eigen standpunt brengen. Het gaat om: • Luca, van Frank Noë • Dover, van Gustaaf Peek • Door mijn schuld, van Desanne van Brederode • De wandelaar, van Adriaan van Dis • Maltus, van Hans den Hartog Jager • Onze oom, van Arnon Grunberg • Het diner van Herman Koch Er zijn • • •
vier soorten opdrachten: Opdrachten met één * zijn eenvoudig aan de hand van de tekst te maken. Voor opdrachten met twee ** moet je iets opzoeken of iets combineren. Opdrachten met drie *** vragen meer tijd. Vaak is het handig die met een of meer medeleerlingen samen te maken. • Opdrachten met vier **** kosten de meeste tijd: daarvoor moet je een boek lezen. Overleg met je leraar over welke opdrachten je wel en welke niet doet.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
1
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Blok 1 1
Eduard Douwes Dekker (Multatuli) - Max Havelaar
A
De gebeurtenis
Op 13 oktober 1859 schreef Eduard Douwes Dekker vanuit Brussel aan zijn vrouw Tine: ‘Lieve hart mijn boek is af, mijn boek is af! Hoe vind je dat? Ik moet nu copiëren maar het boek is af. En ik sta U borg dat het opgang maakt. Het zal als een donderslag in het land vallen dat beloof ik je.’ En hij had gelijk: geen Nederlands boek heeft zoveel stof doen opwaaien als deze roman. Het deed ‘een rilling door het land gaan’, werd er in de Tweede Kamer gezegd: het was onderwerp van hevige discussies en het leidde inderdaad tot politieke veranderingen. En dat was de bedoeling: Douwes Dekker wilde laten zien dat er in naam van het Nederlandse volk onrecht werd gepleegd in wat toen Nederlands Indië heette (nu Indonesië). In 2010 is het dus 150 jaar geleden dat de Max Havelaar verscheen. En dat wordt uiteraard herdacht. Onder andere met een tentoonstelling in de Universiteit-sbibliotheek van Amsterdam, onder de titel: Het is geen roman, ’t is een aanklacht! Uit de uitnodiging voor die tentoonstelling:
Voor deze herdenking is een nieuwe editie gemaakt: iets verkort en geschreven in modern Nederlands. Deze berwerking door Gijsbert van Es verscheen in februari 2010 bij NRC Boeken:
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
2
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
B
2010
Wie was Eduard Douwes Dekker?
Eduard Douwes Dekker (1820 – 1887) werd in 1856 bestuurder (assistent-resident) van een groot gebied op West Java, Lebak. Hij ontdekte daar dat de bevolking werd onderdrukt, dat er honger was en dat velen uit het gebied wegvluchtten. Douwes Dekker wilde daar snel een eind aan maken, maar kreeg van zijn superieuren onvoldoende medewerking: hij moest zich aan de regels houden. Daarop nam hij ontslag. In berooide omstandigheden schreef hij in enkele weken zijn roman Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy. Douwes Dekker publiceerde het boek (in 1860) onder de schuilnaam Multatuli (Ik heb veel geleden). C
De opzet van het boek
Wat was er aan de hand? Waar ging het om in Multatuli's roman? De hoofdlijnen van deze roman zijn als volgt: de roman begint in Amsterdam, waar Batavus Droogstoppel in het bezit komt van het 'pak van Sjaalman', een bundeling verhalen en notities hem overhandigd door een oude schoolvriend die hij Sjaalman noemt. Droogstoppels stagiair Stern schrijft op basis van dat pak een roman, spelend te Lebak op Java. Hoofdpersoon in deze roman is de ambtenaar Max Havelaar die de zijn bevolking uitbuitende inlandse vorst (de regent) aanklaagt bij zijn superieuren. De uitbuiting van de Javaanse bevolking wordt tot hoofdthema gemaakt in het in de Havelaar-roman ingelaste verhaal over twee Javaanse jongeren, Saïdjah en Adinda. De Nederlandse gezagsdragers, Havelaars superieuren, doen niets met Havelaars gefundeerde aanklacht. Aan het slot van het boek jaagt de schrijver zijn vertellen Droogstoppel en Stern weg. Hij spreekt nu zelf koning Willem III toe: aan de uitbuiting van de Javaan moet een eind komen! Multatuli heeft in de Max Havelaar of De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij zijn eigen ervaringen als ambtenaar op Java als stof voor de roman gebruikt. Multatuli beoogde met zijn roman een buitenliterair effect. Hij wilde met zijn boek ingrijpen in de politieke werkelijkheid. Voor hem was literatuur een vorm van actie. Multatuli wilde 'de zaak van de Javaan' onder de aandacht brengen, hij wilde de waarheid over het koloniale bewind vertellen. Daarmee was hij een sociaal bewogen auteur. Met Max Havelaar of De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij stelde Multatuli de uitbuiting van de inlandse bevolking op Java aan de kaak. Deze uitbuiting was een gevolg van de Nederlandse koloniale politiek uit die tijd (o.a. het cultuurstelsel). De volledige titel van de roman sluit aan bij het doel (de beoogde functie) van Multatuli. De roman heeft twee hoofdpersonages: Batavus Droogstoppel en Max Havelaar. Droogstoppel is fantasieloos (zie zijn achternaam), zelfingenomen en gelovig. Hij is een gegoede burger die makelaar in koffie is. Havelaar is een bestuursambtenaar op Java. Hij verzet zich tegen de gangbare praktijken en uit onvrede over de uitbuiting van de Javanen klaagt hij de inlandse regent bij zijn superieuren aan. Een ongehoorde daad! Havelaar is een fantasierijke dromer, een verhalenverteller die de illusie heeft dat hij het leven van de onderdrukte en uitgebuite Javanen kan verlichten. Met zijn onvrede, zijn verzet en zijn illusies is Max Havelaar een duidelijk voorbeeld van een romantisch personage. De titel stelde de lezer in de negentiende eeuw voor een keuze. De lezer kon kiezen voor het standpunt en de visie van Max Havelaar (vergelijk het eerste gedeelte van de titel,
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
3
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Max Havelaar), of voor het stand punt van Droogstoppel, de gegoede burger die belang heeft bij de gangbare koloniale politiek uit die tijd (vergelijk het tweede gedeelte van de titel De koffieveilingen van de Nederlandsche Handelrnaatschappij). De twee delen van de titel worden door Multatuli verbonden met het woordje of. Door de lezer voor een keuze te stellen, verwachtte Multatuli een bewustwordingsproces op gang te brengen, Daarbij hoopte hij dat de lezers zouden kiezen voor de bevlogen held Max Havelaar. Bron: Gerrit van der Meulen en Ruud Kraaijeveld: Laagland. Informatieboek vwo. Uitgave ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2004. Bladzij144
D
Fragmenten
(De hele tekst vind je op http://www.dbnl.org/tekst/mult001maxh01_01/ , maar er zijn ook heel wat boekuitgaven. )
Fragment 1 Het slot van de roman Havelaar doet een laatste poging gehoord te worden: hij schrijft een heel persoonlijke brief aan de hoogste gezagdrager, de Goeverneur-Generaal, die hem persoonlijk, buiten de officiële voordracht om, had benoemd op deze post.
Ik vind onder Havelaars papieren de minuut van een brief dien hy aan den aftredenden Gouverneurgeneraal schynt geschreven te hebben op den laatsten avend voor diens vertrek naar 't moederland. Op den rand staat met potlood aangeteekend: ‘niet juist’ waaruit ik opmaak dat sommige zinsneden by 't afschryven veranderd zyn. Ik doe dit opmerken, om niet uit het gemis aan letterlyke overeenstemming van dit stuk, twyfel te doen geboren worden aan de echtheid der andere officieele stukken die ik meedeelde, en die allen door een vreemde hand voor eensluidend afschrift zyn geteekend. Misschien heeft de man aan wien deze brief gericht was, lust den volkomen-juisten tekst daarvan publiek te maken. Men zou door vergelyking kunnen zien hoever Havelaar is afgeweken van zyn minuut. Zakelyk korrekt was de inhoud aldus: ‘Batavia, 23 Mei 1856. ‘Excellentie! Myn ambtshalve by missive van 28 Februari gedaan verzoek om aangaande de Lebaksche zaken te worden gehoord, is zonder gevolg gebleven. Evenzoo heeft Uwe Excellentie niet gelieven te voldoen aan myn herhaalde verzoeken om audientie. Uwe Excellentie heeft dus een ambtenaar die gunstig by het Gouvernement bekend stond - dit zyn uwer Excellentie's eigen woorden! - iemand die zeventien jaren het Land in deze gewesten diende, iemand die niet alleen niets misdeed, maar zelfs met ongekende zelfverloochening het goede beoogde en voor eer en plicht alles veil had... zóó iemand heeft Uwe Excellentie gesteld beneden den misdadiger. Want dien hoort men tenminste. Dat men Uwe Excellentie omtrent my misleid heeft, begryp ik. Maar dat Uwe Excellentie niet de gelegenheid heeft aangegrepen om die misleiding te ontgaan, begryp ik niet. Morgen gaat uwe Excellentie van hier, en ik mag haar niet laten vertrekken zonder nog eenmaal gezegd te hebben dat ik myn PLICHT heb gedaan, GEHEEL-EN-AL MYN PLICHT, met beleid, met bezadigdheid, met menschlievendheid, met zachtheid en met moed. De gronden waarop gebazeerd is de afkeuring in Uwer Excellentie's kabinetsmissive van 23 Maart, zyn geheel-en-al verdicht en logenachtig. Ik kan dit bewyzen, en dit ware reeds geschied, als Uwe Excellentie my één half uur gehoor had willen schenken. Als Uwe Excellentie één half uur tyd had kunnen vinden om recht te doen! Dit is zoo niet geweest! Een deftig gezin is daardoor tot den bedelstaf gebracht... Hierover evenwel klaag ik niet. Maar Uwe Excellentie heeft gesanktioneerd: HET STELSEL VAN MISBRUIK VAN GEZAG, VAN ROOF EN MOORD, WAARONDER DE ARME JAVAAN GEBUKT GAAT, en dáárover klaag ik. Dàt schreit ten hemel! Er kleeft bloed aan de overgegaarde penningen van uw dùs ontvangen indisch traktement, Excellentie!
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
4
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Nog éénmaal vraag ik om een oogenblik gehoor, zy het dezen nacht, zy het morgen vroeg! En alweder vraag ik dit niet voor my, maar voor de zaak die ik voorsta, de zaak van rechtvaardigheid en menschelykheid, die tevens de zaak is van welbegrepen politiek. Als uwe Excellentie het met haar geweten kan overeenbrengen, van hier te vertrekken zonder my te hooren, het myne zal gerust zyn by de overtuiging al het mogelyke te hebben aangewend om de treurige, bloedige gebeurtenissen te voorkomen, die weldra 't gevolg zullen wezen van de eigenwillige onkunde waarin de Regeering wordt gelaten ten-opzichte van hetgeen er omgaat onder de bevolking. MAX HAVELAAR.’ Havelaar wachtte dien avend. Hy wachtte den ganschen nacht. Hy had gehoopt dat misschien verstoordheid over den toon van zyn brief bewerken zou, wat hy vergeefs getracht had te bereiken door zachtheid en geduld. Zyn hoop was ydel! De Gouverneurgeneraal vertrok zonder Havelaar te hebben gehoord. Er was weder een Excellentie ter-ruste gegaan in 't moederland! * Havelaar doolde arm en verlaten rond. Hy zocht... Genoeg, myn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op. Ge zyt niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schryven. Ik heb u in 't leven geroepen... ik liet u komen van Hamburg... ik leerde u redelyk goed hollandsch schryven, in zeer korten tyd... ik liet u Louise Rosemeyer kussen, die in suiker doet... het is genoeg, Stern, ge kunt gaan! * Die Sjaalman en zyn vrouw... Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlyke femelary! Ik heb u geschapen... ge zyt opgegroeid tot een monster onder myn pen... ik walg van myn eigen maaksel: stik in koffi en verdwyn! * Ja, ik, Multatuli ‘die veel gedragen heb’ neem de pen op. Ik vraag geen verschooning voor den vorm van myn boek. Die vorm kwam my geschikt voor ter bereiking van myn doel. Dit doel is tweeledig: Ik wilde in de eerste plaats het aanzyn geven aan iets dat als heilige poesaka zal kunnen bewaard worden door kleinen Max en zyn zusje, als hun ouders zullen zyn omgekomen van ellende. Ik wilde aan die kinderen een adelbrief geven van myne hand. En in de tweede plaats: ik wil gelezen worden. Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zyn te letten op de teekenen des tyds... door letterkundigen, die toch ook eens 't boek moeten inzien waarvan men zooveel kwaads spreekt... door handelaren, die belang hebben by de koffiveilingen... door kameniers, die me huren voor weinige centen... door Gouverneurs-generaal in-ruste... door Ministers in bezigheid... door de lakeien van die Excellentien... door bidpredikers, die more majorum zullen zeggen dat ik den Almachtigen God aantast, waar ik slechts opsta tegen 't godje dat zy maakten naar hun beeld... door duizenden en tienduizenden van exemplaren uit het droogstoppelras, die - voortgaande hun zaakjes op de bekende wys te behartigen - 't hardst zullen meeschreeuwen over de mooijigheid van m'n geschryf... door de leden der Volksvertegenwoordiging, die weten moeten wat er omgaat in 't groote Ryk over zee, dat behoort tot het Ryk van Nederland... Ja, ik zal gelezen worden! Als dit doel bereikt wordt, zal ik tevreden zyn. Want het was me niet te doen om goed te schryven... ik wilde zóó schryven dat het gehoord werd. En, even als iemand die roept: ‘houdt den dief!’ zich weinig bekommert over den styl zyner geïmprovizeerde toespraak aan 't publiek, is 't ook my geheel om 't even hoe men de wyze zal beoordeelen waarop ik myn ‘houdt den dief’ heb uitgeschreeuwd. © THIEMEMEULENHOFF, 2010
5
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
‘Het boek is bont... er is geen geleidelykheid in... jacht op effekt... de styl is slecht... de schryver is onbedreven... geen talent... geen methode... Goed, goed, alles goed! Maar... DE JAVAAN WORDT MISHANDELD! Want: wederlegging der HOOFDSTREKKING van myn werk is onmogelyk! Hoe luider overigens de afkeuring van myn boek, hoe liever 't my wezen zal, want des te grooter wordt de kans gehoord te worden. En dit wil ik! Doch gy, die ik stoor in uw ‘drukten’ of in uw ‘rust’, gy Ministers en Gouverneurs-generaal, rekent niet te zeer op de onbedrevenheid myner pen. Ze zou zich kunnen oefenen, en met eenige inspanning misschien geraken tot een bekwaamheid die ten-laatste zelfs de waarheid zou doen gelooven door 't Volk! Dan zou ik aan dat Volk een plaats vragen in de Vertegenwoordiging, al ware 't alleen om te protesteeren tegen certifikaten van rechtschapenheid, die door Indische specialiteiten vice versa worden uitgereikt, misschien om op 't vreemd denkbeeld te brengen dat men zelf waarde hecht aan die hoedanigheid... Om te protesteeren tegen de eindelooze expeditien en heldendaden tegen arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand. Om te protesteeren tegen de schandelyke lafhartigheid van cirkulaires die de eer der Natie schandvlekken door 't inroepen van publieke liefdadigheid voor de slachtoffers van kronischen zeeroof. 't Is waar, die opstandelingen waren uitgehongerde geraamten, en die zeeroovers zyn weerbare mannen! En als men my die plaats weigerde... als men my by voortduring niet geloofde... Dan zou ik myn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland. En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en de Schelde! En wanneer ook dit niet baatte? Dan zou ik myn boek vertalen in 't maleisch, javaansch, soendasch, al-foersch, boegineesch, battaksch... En ik zou klewangwettende krygszangen slingeren in de gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli. Redding en hulp, op wettelyken weg, waar het kan... op wettigen weg van geweld, waar het moet. En dit zou zeer nadeelig werken op de Koffiveilingen van de Nederlandsche Handelmaatschappy! Want ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige droomer, zooals de getrapte Havelaar die zyn plicht deed met den moed van een leeuw, en honger lydt met het geduld van een marmot in den winter. Dit boek is een inleiding... Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het noodig zal wezen... God geve dat het niet noodig zy! Neen, 't zal niet noodig zyn! Want aan U draag ik myn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning... KEIZER van 't prachtig ryk van INSULINDE dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd... Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlyke wil is: Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slymeringen en Droogstoppels? En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM? © THIEMEMEULENHOFF, 2010
6
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Fragment 2 Saïdjah en Adinda In hoofdstuk 17 vind je het beroemde verhaal van Saïdjah en Adinda. Saïdjah en Adinda kennen elkaar al heel lang, ze groeien samen op, en ze zijn verliefd. Maar door de slechte omstandigheden (en de armoede) kunnen ze niet trouwen. Door de uitbuiting door de regent kan de vader van Saïdjah zijn belastingen niet meer betalen (hij moest steeds weer zijn buffel waarmee hij het land bewerkte afstaan en kon dus niets meer verbouwen) en hij vlucht het land uit. Saïdjah zelf vertrekt naar Buitenzorg (de hoofdstad) om daar veel geld te verdienen. Als hij dan terugkomt, kunnen ze trouwen.
Saïdjah was reeds vyftien jaar, toen zyn vader naar Buitenzorg vertrok. Hy had dezen niet daarheen vergezeld omdat hy grooter plannen in zyn gemoed omdroeg. Men had hem gezegd dat er te Batavia zooveel heeren waren die in bendies reden, en dat er dus misschien voor hem een dienst zou te vinden zyn als bendie-jongen, waartoe men gewoonlyk iemand kiest, die nog jong is en onvolwassen, om niet door te veel zwaarte achter op het tweewielig rytuig, 't evenwicht te breken. Er was, had men hem verzekerd, by goed gedrag veel te winnen in zoodanige bediening. Misschien zelfs zou hy op deze wyze binnen drie jaren geld kunnen oversparen, genoeg om twee buffels te koopen. Dit vooruitzicht lachte hem toe. Met fieren tred, zooals iemand gaat die groote zaken in den zin heeft, trad hy na 't vertrek zyns vaders by Adinda binnen, en deelde haar zyn plan mede. - Denk eens, zeide hy, als ik wederkom zullen wy oud genoeg zyn om te trouwen, en we zullen twee buffels hebben! - Heel goed, Saïdjah! Ik wil gaarne met je trouwen als je terugkomt. Ik zal spinnen, en sarongs en slendangs weven, en batikken, en heel vlytig zyn al dien tyd. - O, ik geloof je, Adinda! Maar... als ik je getrouwd vind? - Saïdjah, je weet immers wel dat ik met niemand trouwen zal. Myn vader heeft me toegezegd aan uw vader. - En jyzelf? - Ik zal trouwen met u, wees daar zeker van! - Als ik terugkom, zal ik roepen in de verte... - Wie zal dat hooren, als we ryst stampen in 't dorp? - Dat is waar. Maar Adinda... o ja, dit is beter: wacht me by het djati-bosch, onder den ketapan waar je my de melatti hebt gegeven. - Maar, Saïdjah, hoe kan ik weten wanneer ik moet heengaan om je te wachten by den ketapan? Saïdjah bedacht zich een oogenblik, en zeide: - Tel de manen. Ik zal uitblyven driemaal twaalf manen... deze maan rekent niet mee. Zie, Adinda, kerf een streep in je rystblok by elke nieuwe maan. Als je driemaal twaalf strepen hebt ingesneden, zal ik den dag die dáárop volgt, aankomen onder den ketapan. Beloof je, dáár te zyn? - Ja, Saïdjah! Ik zal onder den ketapan by het djatibosch wezen als je terugkomt. Nu scheurde Saïdjah een strook van zyn blauwen hoofddoek, die zeer versleten was, en hy gaf dat stukje lynwaad aan Adinda, dat ze 't bewaren zou als een pand. En toen verliet hy haar en Badoer. Hy liep vele dagen voort. Hy ging Rangkas-Betoeng voorby, dat nog niet de hoofdplaats was van Lebak, en Waroeng-Goenoeng waar toen de adsistent-resident woonde, en den volgenden dag zag hy Pandeglang dat daar ligt als in een tuin. Weder een dag later kwam hy te Serang aan, en stond verbaasd over de pracht van zulke groote plaats met vele huizen, gebouwd van steen, en gedekt met roode pannen. Saïdjah had nooit
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
7
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
zoo-iets gezien. Hy bleef daar een dag omdat hy vermoeid was, maar 's nachts in de koelte ging hy verder, en kwam tot Tangerang, den volgenden dag, voor nog de schaduw gedaald was tot zyn lippen, hoewel hy den grooten toedoeng droeg dien zyn vader hem had achtergelaten. Te Tangerang baadde hy zich in de rivier naby de overvaart, en hy rustte uit in 't huis van een bekende zyns vaders, die hem wees hoe men stroohoeden vlecht, even als die van Manilla komen. Hy bleef daar een dag om dit te leeren, omdat hy bedacht hiermee later iets te kunnen verdienen, in-geval hy niet slagen mocht te Batavia. Den volgenden dag tegen den avend toen 't koel werd, bedankte hy zyn gastheer zeer, en ging verder. Zoodra 't geheel donker was, opdat niemand het zien zou, haalde hy het blad te-voorschyn, waarin hy de melatti bewaarde, die Adinda hem gegeven had onder den ketapanboom. Want hy was bedroefd geworden omdat hy haar niet zien zou in zóó langen tyd. Den eersten dag, en ook den tweeden, had hy minder sterk gevoeld hoe alléén hy was, omdat zyn ziel geheel was ingenomen door 't groote denkbeeld geld te verdienen tot het koopen van twee buffels, daar zyn vader zelf nooit meer bezeten had dan één, en zyn gedachten richtten zich te veel op 't weerzien van Adinda, om plaats te bieden aan veel droefheids over 't afscheid. Hy had dat afscheid genomen in overspannen hoop, en in zyn gedachten het vastgeknoopt aan 't eindelyk terugzien onder den ketapan. Want zóó groote rol speelde het uitzicht op dat weerzien in zyn hart, dat hy, by 't verlaten van Badoer dien boom voorbygaande, iets vroolyks voelde, als waren ze reeds voorby, de zes-en-dertig manen die hem scheidden van dat oogenblik. Het was hem voorgekomen dat hy slechts omtekeeren had alsof hy reeds terugkwam van de reis, om Adinda te zien, hem wachtende onder dien boom. Maar hoe verder hy zich verwyderde van Badoer, en hoe meer hy lette op den vreeselyken duur van één dag, hoe meer hy de zes-en-dertig manen die voor hem lagen, begon lang te vinden. Er was iets in zyn ziel, dat hem minder snel deed voortstappen. Hy voelde droefheid in zyn knieen, en al was 't geen moedeloosheid die hem overviel, het was toch weemoed die niet ver is van moedeloosheid. Hy dacht er aan, terugtekeeren, maar wat zou Adinda zeggen van zóó weinig hart? […] Na drie jaar keert Saïdjah terug, blij dat hij Adinda weer zal zien. Vroeg in de morgen wacht hij haar op de afgesproken plaats.
Hy zette zich neder aan den voet van den boom, en zag op naar de sterren. En als er een verschoot, nam hy dit aan als een groet by zyn wederkomst te Badoer. En hy dacht er aan, of Adinda nu slapen zou? En of ze wel goed de manen had ingesneden in haar rystblok? Het zou hem zoo smarten wanneer zy een maan had overgeslagen, alsof 't niet genoeg ware... zes-en-dertig! En of ze schoone sarongs en slendangs zou gebatikt hebben? En ook vroeg hy zich, wie er toch wel wonen zou in zyns vaders huis? En zyn jeugd kwam hem voor den geest, en zyne moeder, en hoe die buffel hem had gered van den tyger, en hy bepeinsde wat er toch zou geworden zyn van Adinda als die buffel minder trouw ware geweest? Hy lette zeer op het dalen van de sterren in 't westen, en by elke ster die aan de kim verdween, berekende hy hoe de zon weer iets nader was aan haren opgang in het oosten, en hoeveel nader hyzelf aan 't weerzien van Adinda. Want zeker zou ze komen by den eersten straal, ja, by 't schemeren reeds zou ze daar zyn... ach, waarom was ze niet reeds gekomen den vorigen dag? Het bedroefde hem dat ze 't niet was vooruitgeloopen, het schoone oogenblik dat hem drie jaren lang de ziel had voorgelicht met onbeschryfelyken glans. En, onbillyk als hy was in de zelfzucht zyner liefde, scheen 't hem toe dat Adinda had moeten dáár zyn, wachtende op hèm, hy die zich nu beklaagde - vóór den tyd reeds! - dat hy te wachten had op háár. Maar hy beklaagde zich ten-onrechte. Want nog was de zon niet opgegaan, nog had het oog van den dag geen blik geworpen op de vlakte. Wel verbleekten de sterren daar omhoog, beschaamd dat er spoedig een eind komen zou aan haar heerschappy... wel vloeiden er vreemde kleuren over de toppen der bergen, die donkerder schenen naarmate ze scherper afstaken op lichteren grond... wel vloog er
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
8
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
hier-en-daar door de wolken in het oosten iets gloeiends - pylen van goud en van vuur die heen-enweer werden geschoten, evenwydig aan de kim - maar ze verdwenen weer en schenen neertevallen achter de ondoordringbare gordyn die nog altyd den dag bleef verbergen voor de oogen van Saïdjah. Toch werd het allengs lichter en lichter om hem heen. Hy zag reeds het landschap, en reeds kon hy de kuif onderscheiden van het klappa-boschje waarin Badoer verscholen ligt... daar sliep Adinda! Neen, ze sliep niet meer! Hoe zou ze kunnen slapen? Wist ze niet dat Saïdjah haar wachten zou? Gewis, ze had niet geslapen den ganschen nacht! Zeker had de dorpswacht geklopt aan hare deur, om te vragen waarom de pelitah voortbrandde in haar huisjen, en met lieven lach had ze gezegd dat een gelofte haar wakker hield om den slendang afteweven waaraan ze bezig was, en die gereed moest zyn voor den eersten dag der nieuwe maan... Of ze had den nacht doorgebracht in 't donker, zittend op haar rystblok, en tellende met begeerigen vinger dat er wel waarlyk daarin zes-en-dertig diepe strepen stonden gekorven naast elkander. En ze had zich vermaakt met kunstigen schrik of ze zich misschien verrekende, of er wellicht nog eene ontbrak, om nogeens, en nogeens, en telkens weder te genieten van de heerlyke zekerheid dat er wel degelyk driemaal twaalf manen waren voorbygegaan sedert Saïdjah haar zag voor het laatst. Ook zy zou thans, nu 't al zoo licht werd, haar oogen inspannen met vruchtelooze vermoeienis om de blikken te buigen òver de kim, opdat ze de zon zouden ontmoeten, de trage zon, die wegbleef... wegbleef... Daar kwam een streep van blauwig rood die zich vastklemde aan de wolken, en de randen werden licht en gloeiend, en 't begon te bliksemen, en weer schoten er pylen van vuur door het luchtruim, maar ze vielen niet neder ditmaal, ze hechtten zich vast op den donkeren grond, en deelden hun gloed mede in grooter en grootere kringen, en ontmoetten elkander, kruisend, slingerend, wendend, dwalend, en ze vereenigden zich tot vuurbundels, en weerlichtten in gouden glans op een grond van paarlemoer, en er was rood, en blauw, en geel, en zilver, en purper, en azuur in dat alles... o God, dat was de dageraad: dat was het weerzien van Adinda! […] Maar Adinda komt niet, want ook haar vader is, met zijn gezin, gevlucht. Saidjah wordt letterlijk gek van verdriet. Veel later, na een liefdevolle verzorging door een oude vrouw, gaat hij op zoek naar Adinda, in de streken waar veel vluchtelingen zich hebben verzameld. Maar de vluchtelingen worden door het Nederlandse leger beschouwd als opstandelingen. Het slot van het verhaal: Op zekeren dag dat de opstandelingen op-nieuw waren geslagen, doolde hy rond in een dorp dat pas veroverd was door het nederlandsche leger, en dus in brand stond. Saïdjah wist dat de bende die daar vernietigd was geworden, grootendeels uit Bantammers had bestaan. Als een spook waarde hy rond in de huizen die nog niet geheel verbrand waren, en vond het lyk van Adinda's vader met een klewangbajonetwonde in de borst. Naast hem zag Saïdjah de drie vermoorde broeders van Adinda, jongelingen, byna kinderen nog, en een weinig verder lag het lyk van Adinda, naakt, afschuwelyk mishandeld... Er was een smal strookje blauw lynwaad gedrongen in de gapende borstwond die een eind scheen gemaakt te hebben aan lange worsteling... Toen liep Saïdjah eenige soldaten te-gemoet, die met geveld geweer de laatstlevende opstandelingen in 't vuur dreven van de brandende huizen. Hy omvademde de breede zwaard-bajonetten, drukte zich voorwaarts met kracht, en drong nog de soldaten terug met een laatste inspanning toen de gevesten stuitten tegen zyn borst. En weinig tyds later was er te Batavia groot gejubel over de nieuwe overwinning die weer zooveel lauweren had gevoegd by de lauweren van 't nederlandsch-indisch leger. En de Landvoogd schreef
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
9
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
naar 't Moederland dat de rust in de Lampongs hersteld was. En de Koning van Nederland, voorgelicht door zyn Staatsdienaren, beloonde wederom zooveel heldenmoed met vele ridderkruisen. En waarschynlyk stegen er in zondagskerk of bidstond uit de harten der vromen dankgebeden tenhemel, by 't vernemen dat ‘de Heer der heirscharen’ weer had meegestreden onder de banier van Nederland... ‘Maar God, met zooveel wee begaan, Nam de offers van dien dag niet aan!’ E
Informatie
Over Multatuli en over de Max Havelaar is erg veel geschreven. Goede informatie vind je via • http://www.dbnl.org • http://literatuurgeschiedenis.nl • http://www.multatuli-museum.nl • http://www.geheugenvannederland.nl (collecties - brochures en overdrukken uit het Multatuli Museum) • Aan het feit dat 150 jaar geleden de Max Havelaar verscheen, wordt in 2010 op ruime schaal aandacht besteed, met tentoonstellingen, speciale uitgaven, artikelen in de krant, lezingen enz. • De Max Havelaar is in 1976 verfilmd door Fons Rademakers. • In Amsterdam vind je het Multatuli Museum. * Opdracht 1 a b c d e f
De verteller zorgt er voor dat we Saïdjah goed leren kennen. Noem een paar opvallende karaktereigenschappen. De verteller zorgt er voor dat we als lezers goed met Saidjah kunnen meeleven. Geef daarvan een paar duidelijke voorbeelden. De verteller laat ook duidelijk zien hoe de omstandigheden zijn waarin deze mensen leven. Geef een korte beschrijving van die omstandigheden. Tegenover dat beeld van Saïdjah staat het beeld van de overheid en het leger. Wat lijkt kenmerkend voor hun houding? De schrijver wil misstanden aan de kaak stellen. Welke misstand is het duidelijkst in deze fragmenten? De schrijver wil dat er iets verandert. Op welke manier probeert hij te bewerkstelligen dat de lezer in actie komt?
* Opdracht 2 a
b
c
Vragen over de fragmenten
Vragen over de opzet van het boek
In het boek staan twee personen tegenover elkaar: Droogstoppel, de Nederlandse makelaar in koffie, en Max Havelaar, die door Droogstoppel Sjaalman wordt genoemd, omdat hij niet eens een fatsoenlijke jas heeft. Als Droogstoppel leest dat de regent steeds de buffels afpakt, is zijn commentaar: wat willen die mensen ook met buffels. Ik heb toch ook geen buffels, en hoor je mij klagen? Wat blijkt duidelijk uit zo’n commentaar? Droogstoppel verwijt Stern, die in zijn opdracht de verhalen van Max Havelaar schrijft dat hij die verhalen veel te sentimenteel maakt. Vind jij dit verhaal van Saïdjah en Adinda sentimenteel? Geef een duidelijke argumentatie bij je standpunt. Aan het slot laat de schrijver, Multatuli, zowel Stern als Droogstoppel verdwijnen. In de bewerking van Gijsbert van Es:
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
10
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen over. Jij bent niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schrijven. Ik heb jou in het leven geroepen. Ik liet je uit Hamburg komen. Ik leerde je redelijk goed Hollands te schrijven, in zeer korte tijd. Ik liet je Louise Rosemeijer kussen, die in suiker doet... Het is genoeg, Stern, je kunt gaan! Die Sjaalman en zijn vrouw... Halt, ellendig product van vuile geldzucht en godslasterlijke schijnheiligheid! Ik heb jou geschapen. Je bent onder mijn pen tot een monster uitgegroeid. Ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffie en verdwijn! Ja, ik, Multatuli 'die veel gedragen heb', neem de pen op. Het is duidelijk aan welke kant de sympathie van Multatuli ligt. Maar als hij die Droogstoppel zo’n monster vindt, waarom laat hij hem dan optreden in deze roman/ * Opdracht 3 a b c
Vragen over de uitwerking van het boek
Dit boek is 150 jaar oud. Kun jij je nog voorstellen dat mensen in die tijd heftig reageerden op dit boek? Heeft dit boek nog invloed op de lezer van nu? Hoe lees jij dit boek? Gijsbert van Es heeft een hertaalde en bewerkte editie gemaakt. Het begin van het fragment van Saïdjah en Adinda ziet er dan zo uit (blz. 250) Saidjah was al vijftien jaar toen zijn vader op de vlucht sloeg. Saidjah was niet meegegaan, omdat hij grotere plannen had. Hij had gehoord dat de heren in Batavia rondreden in bendi (tweewielige rijtuigjes). Misschien zou hij werk kunnen vinden als bendi-jongen. Misschien zou hij dan in drie jaar tijd genoeg kunnen sparen om twee buffels te kopen. Deze gedachte lachte hem toe en vol geestdrift vertelde hij zijn plan aan Adinda. 'Stel je voor', zei hij, 'als ik terugkom, zullen wij oud genoeg zijn om te trouwen, en dan zullen we twee buffels hebben!' 'Wat fijn, Saidjah! Ik wil graag met je trouwen als je terugkomt. Ik zal spinnen, en sarongs en slendangs (draagdoeken) weven, en batikken, en altijd ijverig zijn.' 'O, ik geloof je, Adinda! Maar wat als je al getrouwd bent wanneer ik terugkom?' 'Saidjah, je weet best dat ik met niemand anders zal trouwen. Mijn vader heeft zijn belofte al gedaan aan jouw vader.' 'En wat wil jij?' 'Ik zal met je trouwen, reken maar!' Over het nut van zo’n bewerking wordt verschillend gedacht: sommigen vinden dat je oude teksten moet laten zoals ze zijn. Wat vind jij? Hoe lastig is het om die oude tekst te lezen?
** Opdracht 4
Boek en film
Fons Rademakers heeft de Max Havelaar in 1976 verfilmd. Probeer de film te bekijken. Filmers hebben soms de neiging meer of minder sterk van het boek af te wijken. Hoe is Fons Rademakers omgegaan met het verhaal van Saïdjah en Adinda?
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
11
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2
2010
Jacobus Jan Cremer: Fabriekskinderen Cremer (1827 – 1880) was een schilder en schrijver die ’s winters met zijn voordrachten (soms in zogenaamd Betuws dialect) volle zalen trok. Op 7 maart 1863 hield hij in Den Haag, voor een ‘deftig’ publiek een heel ander soort voordracht: een felle aanklacht tegen de kinderarbeid, in de vorm van een verhaal. Die aanklacht bereikte al snel ook de kranten en de gedrukte uitgave van zijn verhaal Fabriekskinderen. Een bede, doch niet om geld bereikte een nog groter publiek. De discussie over kinderarbeid werd er door verhevigd, maar toch duurde het nog tot 1874 voor er een wettelijk verbod op kinderarbeid kwam. Het betrof echter alleen arbeid in werkplaatsen en fabrieken, en de leeftijdsgrens kwam te liggen bij 12 jaar. Maar toch: de eerste sociale wet in Nederland was een feit. Het verhaal van Cremer speelt in Leiden. De drie kinderen uit het gezin van de werkloze timmermansknecht Gerrit zwarte moeten het inkomen voor het hele gezin verdienen.
Fragmenten (De hele tekst vind je op http://cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/cremer/fabriekskinderen.html en op http://www.dbnl.org/tekst/crem001fabr01_01/index.htm ):
't Is winter. Koud was decembersnacht, en ijzig koud is nog zijn vroege morgen. Zes slagen bromt de klok uit Leidens hoogsten toren. Door de Breestraat en de Hoogewoerd leidt onze weg naar een der achterbuurten der stad. Bij het licht eener gazlantaarn zien wij, op weinige schreden afstand, een armelijke woning. Haar bouw herinnert aan Leidens glorievolle eeuw, aan de eeuw toen zijne zonen en dochters kloek waren en sterk, en streden voor regt en voor vrijheid. Niets is er aan dien gevel veranderd; alleen zoudt ge bij dag kunnen zien, hoe de kleine in lood gevatte ruiten van voorheen, naar den eisch der tijden, door een wat grooter soort zijn vervangen. — Eertijds kon Gods lieve zon slechts luttel in die woning schijnen; maar nu... ? Helaas! gij ziet het niet hoe die grootere ruiten voor 't meeste deel met een vettig stof zijn overdekt, hoe er velen, onachtzaam gebroken, slechts ruw met ondoorschijnend papier werden beplakt, hoe er thans in die armoedige woning, over dag, nog minder licht straalt dan weleer, en - dat is bedroevend, erg bedroevend! Maar stil, ik moet eenvoudig zijn. Welnu, volg mij in de kleine woning. In de kamer, die wij al aanstonds door de voordeur betreden, zou een volslagen duisternis heerschen, indien niet de gazlantaarn daarbuiten, door het straks genoemde venster, eenig schijnsel naar binnen wierp. Het zwaar geronk van een man, benevens de geregelde of snellere ademhaling van eenige slapende kinderen, treft onze ooren. Juist op dit oogenblik berigt de groote torenklok het zesde uur na middernacht. In de bedstee waaruit het naar geronk blijft klinken, verneemt ge, tegelijk met den eersten klokslag daarbuiten, eenige beweging, 't Is eene vrouw die zich haastig oprigt. Met een nijdig: 'Snork toch zoo niet!' geeft zij den man aan hare zijde een stomp op den schouder, en leent — terwijl het nare geluid een wijle verstomt, naauwlettend het oor aan den doffen klokslag uit de verte. 'Zes!' bromt de vrouw binnensmonds; rekt zich geeuwend de leden; stapt nu spoedig uit de hooge bedstee, en sloft een oogenblik later op neêrgetrapte pantoffels naar een ander bedstee. Drie kinderen slapen er bijeen; twee jongens van tien en dertien jaren, benevens een meisje dat bijna haar twaalfde jaar heeft bereikt. In de slaapsteê der ouders kreunt vlugtig een kind van weinige maanden, waarschijnlijk nu het bespeurt dat moeder hem verliet, en in de wiege er voor, droomt een
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
12
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
meisje van vier jaren misschien, met een droevig lachje om den mond, van mooije winkels met allerlei brood. — 'Toe kinders, er uit!' roept de moeder met schrille stem het slapende drietal toe, en als zij het schamele dekkleed heeft weggeslagen, dan trekt zij den oudsten knaap bij den arm, haar Evert die, langzaam ontwakend met lodderigen blik voor zich heen ziet, terwijl zij verder op soortgelijke wijze de beide andere kinderen te wekken tracht. Die taak is geen ligte. Saartje althans weert onbewust de moederhand af die haar diepen slaap komt verstoren; wijkt naar den achtersten hoek der bedstee terug, en kromt zich schier tot een bal meen, met het hoofd op de knieën. Een klagend geween vervult eensklaps het vertrek, 't Is Sander, het jongste der knaapjes. Onbarmhartig door de moeder uit de bedstee getild, staat hij half wakend half droomend, met de bloote voetjes op den killen vloer. — 'Stil, Sander, als vader het hoort!' vermaant de moeder, en als zij nu hém en ook haar oudste — die inmiddels zijn bed heeft verlaten, de schamele kleêren heeft toegeduwd, dan tast zij op nieuw naar het weggedoken meisje; trekt haar bij heur hemdrokje naar voren, en beurt het kind, dat woest van zich afslaat, almede uit het bed. Saartje, op den grond gezet, opent de oogen; zij droomde daar even dat een akelig dier haar bij de keel had; nu ziet ze... haar moeder; en de teedere handjes klemt ze inéén, en de kille knuistjes drukt ze tegen de brandende oogen, en zegt, dat het zoo tikt in haar hoofdje. Maar de moeder hoort het niet. Toen zij Sander heeft losgelaten om het meisje te wekken, is het jongske, overheerd door den slaap, in de knieën gezakt en ligt met het hoofd tegen de muur, op nieuw in een diepe rust. - "t Is ook wat erg; twaalf ure naar bed!' mompelt de moeder. Zich schielijk tot het jongske voorover buigend, schudt zij hem nogmaals wakker, doch, als nu het kind op nieuw en sterker dan straks aan het krijten gaat, dan legt zij hem haastig de hand voor den mond en ziet er met angstigen blik naar de zij van heur bedstee, want - ruw klinkt de stem van haar man, met een nijdigen vloek: 'Hè -mondhouwen. Zeg!' -----Een klein kwartier later beweegt zich een schamel drietal kinderen in de nog onbevolkte straten van Leidens achterbuurt. De nachtwacht die van zijn laatste ronde huiswaarts keert, hij kent ze wel. 't Zijn de kinderen van Gerrit Zwarte, den voormaligen timmermansknecht; van Zwarte die sinds een paar jaren - zoo als hij zich uitdrukt - bang voor springende knokels is geworden, en daarom zijn handen maar in de broekzakken houdt. Daar gaan ze, die kinderen. Evert, de oudste, trekt Sander met zich voort en paait den bibberenden kleine met de woorden: 'Kom maar, 't is warm daar ginder.' Sander kan 't niemendal schelen; hij wil er gaan liggen, hier op die stoep, en - met het handje waarin nog de kruimels van den straks gekregen en haastig opgegeten kouden aardappel kleven, wrijft hij zich steeds en alweder langs de loodzware oogleden: hij wil niet verder — weet je, hij wil niet! En Saartje, met opgetrokken schouders en de armen in heur boezelaar gerold, gaat ze haar broertjes op eenige schreden afstand haastig vooruit. Bij iederen voetstap dien ze doet tikt het haar sneller en sterker in 't hoofdje; dat heeft ze eergister ook gehad; maar nu is 't erger, veel erger; ze zal maar doorloopen, nóg harder, dat ze eerder in de warmte komt. Saartje is ginds om den hoek reeds verdwenen. Evert kan met Sander, dien hij stevig vasthoudt, niet zoo haastig voortgaan. Eensklaps ontsnapt er een nare kreet aan zijn mond; met pijnlijk gebaar trekt hij ijlings de hand terug, waarmee hij Sander heeft voortgetrokken. Het arme slaapdronken kind had hem kwaadaardig gebeten, gebeten in de hand die tot loopen hem dwong, terwijl hij slapen wilde, niets anders dan slapen. — 'Leelijke rakkert!' schreeuwt Evert en... Doch neen, wij vervolgen hier niet. Arme zwakke, onwetende schapen! We zouden u beschuldigen, wij, terwijl we slechts deernis met u hebben en slechts medelijden voor u vragen. Ha! of we niets meer voor u wilden! De kleine Sander wordt, om een uur of zes, op straat gevonden door een student, Willem. Die neemt hem mee naar zijn kamer. Na enige tijd wordt Sander wakker.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
13
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Een groot uur later ontwaakt de arme Sander uit een diepen slaap. Eerst tuurt hij geeuwend een wijle suf voor zich heen; maar dan, dan spalkt hij de oogen open, al wijder en wijder; steekt zijn hoofdje buiten het ledikant en werpt een onbeschrijflijk angstig verbaasden blik in het keurige slaapvertrek, waarin hij getooverd is. Een angstig geween roept eensklaps den jonker. Bij het zien van den voornamen heer, die hem haastig nadert, duikt het schreijende kind vreesachtig terug en verbergt zijn hoofd in het kussen. — 'Zoo, kleine slaper, ben je al wakker,' zegt Willem met zijn vriendelijk welluidende stem, en laat er aanstonds op volgen: 'Zeg, lust je een boterham?' Dat laatste woord werkt magtig. Een boterham? ja, ja die lustte hij wel, en, terwijl hij door de tranen heen een tweeden blik op den vrager werpt, doch ook aanstonds zijn oogen weer neerslaat, glijdt een naauwelijks hoorbaar ja hem van de lippen. Ik weet niet of gij zoudt gelagchen hebben, indien gij Willem op nieuw met het altijd vreesachtige knaapje hadt zien tobben en sollen; wanneer gij gezien hadt, hoe hij hem tilde van 't bed, hem dwong de voeten te steken in een paar wollen kousen, die nog veel langer dan zijn geheele beentjes waren; hoe hij de dunne armpjes door de mouwen van den ouden overjas trok en die mouwen, ter vrijmaking van de handjes, meer dan ter halverwege opsloeg; toen hij het arme zoo wonderlijk toegetakelde manneke in zijn zit- en studeerkamer op de canapé deed plaats nemen, hem overlaadde met vet geboterde broodjes en krentebollen, en verder onthaalde op een enormen kop van de fijnste waterchocolade. Ik weet niet wie er zou gelagchen hebben om de inderdaad overdreven goedheid van den student, maar zeker, zeer zeker zijn lieve moeder met; zij zou een traan hebben weggepinkt; zij zou... Doch genoeg, de zoon denkt het allerminst om zich zelf; hij heeft slechts oogen voor het arme schaap, het knaapje dat zeker één van die ongelukkige fabriekskinderen is waarvan men hem wel eens verhaalde, één van die ongelukkige wezens die geboren worden met den vloek dat hun ligchaam — niet een tempel, maar een ellendige kerker zal zijn voor den geest, den geest, die sprank van het eeuwige, van het ideaal: die sprank der Godheid zelve. Nu Willem zoo'n schepseltje van nabij ziet, nu is het hem onbegrijpelijk dat hij vroeger, als er sprake was van hun rampzaligen toestand, dat hij dan zoo koud is gebleven. Maar, zóó zijn de menschen, ze moeten zien om te gevoelen; ze lezen in hunne nieuwsbladen van de duizende slagtoffers der mijnen en van de honderdduizenden in den bloedigen krijg. Ja, 't heet dan verschrikkelijk, maar ook aanstonds, aanstonds plooit weer een lach hunnen mond, want daarnevens — in het nieuwsblad daar worden ze vergast op een aardig avontuur. Ja, zoo zijn de menschen, zoo zijn wij, wij menschen! We moeten zien van nabij, we moeten hooren en tasten; maar wij schuwen de ellende en houden haar gaarne van verre. Ei zie dan en luister nog even. 't Zal nu zoo akelig niet zijn, misschien zelfs om om te lagchen. - 'Ben jij 'en pnns?' klinkt het zachtjes van Sanders lippen, en het jongske, wiens vreeze na het kostlijk onthaal voor een groot deel was geweken, werpt een schuwen blik op zijn gastheer, doch slaat de oogen ook aanstonds weer neer. - 'Ik? wel nee!' lacht Willem, uit zijn gemijmer ontwakend, 'maar — als ik het was, zou je dan wel altijd bij zoo'n prins willen blijven?' - 'Ja wel,' zegt Sander. - 'Waarom?' - 'Om ditte!' zegt de jongen en likt nog een langs den rand van den grooten chocolade-kop. - 'Hadt je dat nooit geproefd?' Het ventje grinnikt als of hij wil zeggen: Dat kun je begrijpen, "k Docht eerst dat het mosterd was,' zegt hij iets later. - 'Mosterd?' - 'Ja, die haalt moeder in een potje, en 's middags als we van 't febriek kommen, dan krijgen we aardappels met zoo'n beetje mosterd in 't water.' - 'Niets anders?' - 'Ja, soms wel een scheutje azijn. Vader en moeder eten meestal spek, maar da's gallig voor de kinders zeit moeder.' - 'Beesten!' roept Willem. Neen, Sander, schrik maar zoo niet; dat geldt niet u of een van uw's gelijken; hoor maar, hij vraagt u weer vriendelijk: © THIEMEMEULENHOFF, 2010
14
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
- 'En hoe heet je vader?' - 'Dat weet ik niet,' is het antwoord. - 'Maar jij, hoe heet jij ?' - 'Sander Zwarte.' - 'En wat doet je vader?' - 'Hè, hè,' grinnikt de jongen: 'moeder zeit zuipen.' - 'Maar wat is hij van zijn ambacht?' - 'Ambacht?' grinnikt het kind... daar had hij nooit van gehoord. - 'Waar verdient hij zijn centen mee?' - 'Dat doen wellui.' - 'En hoe oud ben je al, ventje; ben je al zeven?' - 'Ikke,' zegt het jongske; 'ikke ben tien.' Ongelooflijk ! zoo'n worm! 'Dus moet je zeker in de fabriek werken?' vraagt Willem op nieuw. Angstig kruipt het jongske inéén. Die vraag, ze had hem eensklaps aan zijn pligt, aan zijn vreeselijk lange dagtaak herinnerd; aan den spinner die hem zijn loon onthouden, aan den vader die hem ranselen, aan de moeder die hem geen eten zal geven, en bevende zegt hij: 'Maar 'k had ook zoo'n slaap, en gister avond toen ik dertien of veertien uur gelascht had, toen dreigde de spinner dat ie me zou kielhalen, als ik weer stond te hangjassen, zeidie: - 'Kielhalen!' herhaalt de student met zaamgetrokken wenkbraauwen; 'kielhalen, wat is dat?' - 'Ja, dat weet ik niet,' herneemt de jongen, en - angstig rondziende, als vreest hij dat iemand hem beluistert, vervolgt hij: 'maar ze zeggen dat ie achter z'n bast 'en emmer met water het staan; en als nou 'en slecht kind - zoo zeit ie — z'n luije oogen niet open wil houwen, dan douwt ie 'em even met 't hoofd in den emmer: ten minste als ‘t opperste menheer van 't febriek d'r niet bij is; maar 't zal niet waar wezen; hè zoo koud!' Ja koud, ijzig koud, om van te rillen! Cremer eindigde zijn verhaal met een oproep:
Doorluchtige Vorst! Edele en Grootmagtige wetgevers in den Staat! Ziet: aan uwe en mijne kleederen, waaraan de handjes dier kleinen werkten, kleven droppelen bloeds; ja de droppelen bloeds der arme in Nederland vermoorde fabneks-kinderen. O! toeft dan geen oogenbhk langer, zendt de hulpe die Gij gebieden kunt; dat heeft haast, groote haast. Doet de stad verrijzen uit haren nood, en hare zusteren met haar; en dan, dan zal er een stemme suizen door uwe zielen: Wél u, dat gij heb zaamgewerkt — niet tot leniging, maar ter voorkoming van ellende en jammer; wél u, dat gij der Nederlandsche Nijverheid een schoonere toekomst hebt gewaarborgd; en wél u, wél u bovenal, dat Gij die armen daar ginder — en nu zonder geld — naar ziel en ligchaam gered en WAARLIJK HEBT LIEFGEHAD. 's-Gravenhage, 23 Febr. 1863. Informatie Over de schrijver: • http://literatuurgeschiedenis.nl (met een mooie samenvatting) • http://www.kunstbus.nl (cultuur) • http://www.dbnl.org/ (auteurs) Over het verhaal • Een mooie uitgave van de hele tekst, met een goede inleiding verzorgde Henk Eijssens in de negentiendeeeuwreeks (Uitgeverij Conserve, Schoorl, 1988). • Een nog mooier uitgave is: Kinderarbeid. J.J.Cremer en de Leidse fabriekskinderen, met een uitgebreide en rijk geïllustreerde inleiding over de kinderarbeid en de totstandkoming van ‘het kinderwetje’, de oorspronkelijke tekst van Cremer en een hertaling in modern Nederlands door Korrie Korevaart (Uitgave Primavera Pers, Leiden 2008). © THIEMEMEULENHOFF, 2010
15
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
* Opdracht 5 a b c d e f
b c
b c
Vragen over de opzet van het boek
De schrijver doet voortdurend een beroep op het meegevoel van de lezer. Geef daarvan een paar duidelijke voorbeelden. De schrijver spreekt de lezer ook voortdurend aan. Wat zou het doel daarvan zijn? De schrijver doet zijn best niet alles even somber af te schilderen. Hoe zorgt hij af en toe voor wat afwisseling?
* Opdracht 7 a
Vragen over de fragmenten
De verteller zorgt er voor dat we Willem goed leren kennen. Noem een paar opvallende karaktereigenschappen. De verteller zorgt er voor dat we als lezers goed met Sander kunnen meeleven. Geef daarvan een paar duidelijke voorbeelden. De verteller laat ook duidelijk zien hoe de omstandigheden zijn waarin deze mensen leven. Geef een korte beschrijving van die omstandigheden. Tegenover de figuur van Willem staan de ouders van de kinderen. Wat lijkt kenmerkend voor hun houding? De schrijver wil misstanden aan de kaak stellen. Welke misstand is het duidelijkst in deze fragmenten? De schrijver wil dat er iets verandert. Op welke manier probeert hij te bewerkstelligen dat de lezer in actie komt?
* Opdracht 6 a
2010
Vragen over de uitwerking van het boek
Dit boek is bijna150 jaar oud. Kun jij je nog voorstellen hoe mensen in die tijd reageerden op dit boek? Heeft dit boek nog invloed op de lezer van nu? Hoe lees jij dit boek? Van de Max Havelaar is een hertaalde bewerking gemaakt. Over het nut van zo’n bewerking wordt verschillend gedacht: sommigen vinden dat je oude teksten moet laten zoals ze zijn. Wat vind jij? Hoe lastig is het om deze oude tekst van Cremer te lezen? Zou er een hertaling moeten komen?
** Opdracht 8 Vergelijking Max Havelaar en Fabriekskinderen a
Vul in: Misstand
Komt wel / niet meer voor
Voorbeeld
Fabriekskinderen Max Havelaar b
Beide schrijvers, Cremer en Douwes Dekker, doen er alles aan om de lezer bij hun protest te betrekken. Vul in en vul aan: Voorbeeld bij Cremer Voorbeeld bij Douwes Dekker Spreekt de schrijver aan Betrekt de lezer in het verhaal Werkt op het gevoel Wekt medelijden op Wekt woede op Waarschuwt voor de gevolgen
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
16
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
c
2010
Cremer en Douwes Dekker eindigen allebei met een oproep. Vul in:
Cremer
Doet een oproep aan
Inhoud van die oproep
Douwes Dekker
Doet een oproep aan
Inhoud van die oproep
d
**** -
Fabriekskinderen van Cremer en Saïdjah en Adinda van Multatuli hebben ongeveer dezelfde omvang. Als je een van die twee helemaal zou moeten lezen, welk verhaal zou je dan kiezen? Geef een duidelijke uitleg bij je keuze en leg die voor aan een medeleerling, die een andere keuze heeft gemaakt. Kun je elkaar overtuigen? Opdracht 9 Kies een misstand in de wereld waartegen jij eventueel zou willen protesteren. Omschrijf die misstand zo nauwkeurig mogelijk. Stel dat je in een korte speelfilm tegen die misstand zou kunnen protesteren. Bedenk een passend verhaal en schrijf dan puntsgewijs je scenario. Laat een medeleerling commentaar leveren als je klaar bent, en verbeter daarna waar nodig je scenario.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
17
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Blok 2 Boeken met een duidelijke oproep aan de lezer (en de politiek) verschijnen er nu eigenlijk niet meer. Maar er verschijnen wel boeken die alles met onze eigen actuele situatie te maken hebben. In dit blok met je kennis met een aantal van die boeken, verschenen na 2000. Van elk boek krijg je: - Een afbeelding - De flaptekst - Een korte omschrijving van de inhoud met een paar kenmerkende citaten - Een verwijzing naar informatie over de schrijver en/of het boek.
1
Frank Noë: Luca
Het boek Frank Noë: Luca. Em.Querido’s Uitgeverij BV Amsterdam 2006 De flaptekst
Als Justin op het Centraal Station in Amsterdam de Burger King verlaat, geeft een kleine jongen hem plotseling een hand. Het kind, dat Luca heet, blijkt er te zijn achtergelaten, en omdat er voorlopig geen opvang is, neemt Justin hem mee naar huis. Na de dood van Justins vader is in het gehavende gezin jarenlang veel onbesproken gebleven. Door de kleine Luca komt de verborgen familiegeschiedenis aan het licht en worden Justins ware drijfveren duidelijk. In rustig, beeldend proza schept Frank Noë een wereld waarin twee mensen langzaam tot elkaar komen. Noë baseerde zijn roman op de krantenberichten over een jongen die daadwerkelijk op het station werd achtergelaten. Frank Noë (1959) schreef diverse romans. Het gemaal werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2001. Zijn eigen ervaringen met de opvang van uit huis geplaatste kinderen verwerkte hij in Luca. De inhoud Als Justin, de hoofdpersoon in dit verhaal, een hamburger eet in de Burger King op het Centraal Station van Amsterdam, komt er ineens een jongetje bij zijn tafel staan. Een raar jongetje. Het jongetje volgt hem naar buiten, grijpt zijn hand vast. Eindelijk laat de jongen zijn hand los. In zijn hand ziet Justin een opgevouwen briefje. De vouwen in het papier zijn zacht. Lichtblauwe lijnen, een kinderlijk handschrift: Please. Zorg goed to me.’ Ja, wat doe je dan? Justin weet maar een oplossing: de afdeling Gevonden Voorwerpen. Maar dat is natuurlijk geen oplossing. Hij neemt het jongetje mee naar huis en ontdekt zijn naam: Luca. Justin belt de politie. Die komt vlot, maar kan niets doen: Intussen praat de agente in haar portofoon: ‘Jeugdgevangenis dan? Alleen voor dit weekend?’ Gevangenis, denkt hij. Wat heeft de jongen misdaan? Hij is een last. Iets dat moet worden doorgeschoven. Ze overleggen via de portofoon. ‘Zoeken jullie nog naar de moeder?’ vraagt iemand op de meldkamer. ‘Als ze haar kind terug wil, weet ze ons wel te vinden’, zegt de agente.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
18
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Het hele leven van Justin raakt ontregeld: geen enkele instantie kan helpen. En dat is nog niet alles: door het kind komen er ook nog problemen in zijn relatie en het blijkt dat er heel wat mis is met de verzorging van zijn oude moeder, zo erg zelfs dat ze uit het verzorgingshuis wegloopt. Informatie Deze roman berust op een ware gebeurtenis (achterin het boek zijn een paar krantenberichten opgenomen, op bijvoorbeeld http://www.volkskrant.nl/binnenland/article157814.ece/Moeder_vondeling_Luca_meldt_ zich vind je ook interessante informatie), maar Frank Noë maakt er een eigen verhaal van. Informatie over de schrijver: • http://boeken.vpro.nl/personen/30223432/ • http://www.literatuurplein.nl/persdetail.jsp?persId=8071&pMode=auteur&pFuzzy =0&pTekst=Frank%20Noe * Opdracht 10 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver de lezers attent maken, denk je? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 11 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
19
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2
2010
Gustaaf Peek: Dover
Het boek Gustaaf Peek: Dover. Uitgeverij Contact, Amsterdam/Antwerpen 2008 De flaptekst De haven van Dover, juni 2000. De Britse douane opent de laadruimte van een Nederlandse vrachtwagen en vindt daar achtenvijftig dode Chinezen. Tussen deze slachtoffers van mensensmokkel zijn slechts twee overlevenden. In havenstad Rotterdam, startpunt van de fatale reis, komen verschillende werelden samen. Een jonge vluchteling houdt zich verscholen in een Chinese keuken, dag na dag werkt hij in het restaurant van Mr. Chow. Hij leert de Nederlandse taal via de ondertitels van films en ontmoet een bereisde jonge fotografe die zijn ondergrondse bestaan verlicht. Zijn beste vriend is een Afrikaanse krantenbezorger die leeft met de angst voor ontdekking. Tegelijkertijd ontfermt een verbitterde asieladvocaat zich over een tot prostitutie gedwongen meisje. In Dover vechten de personages voor een veilige bestemming, een laatste land om te blijven. De inhoud Tony, maar dat is niet zijn echte naam, werkt in het restaurant van Mr. Chow. Die is niet alleen restauranthouder, hij is ook mensensmokkelaar. Tony is vluchteling, illegaal in Nederland. De mensen met wie hij omgaat zijn ook op de vlucht: Bas (maar of dat zijn echte naam is?), met wie hij ’s morgens koffie drinkt, Kiki die ’s nachts gebouwen fotografeert. Vanwege zijn werktijden zag hij haar nooit in de gangen van het gebouw waar hij woonde, en sinds die ene keer had hij haar niet meer ’s nachts op straat gezien. Soms was hij nog op tijd voor haar verlichte gordijnen. Dan was hij gerustgesteld. Haar aanwezigheid achter de dunne wand van haar ramen en gordijnen maakte hem rustig. Hij zou slapen in hetzelfde huis als zij. Maar echte relaties krijgen geen kans, zeker niet als Tony naar Dover vertrekt, in een container, volgestouwd met Chinezen die illegaal de overtocht willen maken. Een tweede interessante figuur is Bernard Friss, asielrechtadvocaat. Ondanks zijn goede bedoelingen raakt hij in de problemen: twee vrouwen die hij probeert te helpen komen in de prostitutie terecht. Daardoor raakt hij de weg kwijt. Op zijn kantoor gaat het niet meer, in zijn huwelijk gaat het niet meer, hij komt in allerlei duistere zaakjes terecht, organiseert zelfs een illegale oversteek naar Engeland in een container. Met fatale afloop: We hebben het niet gehaald. […] We droomden dat we trouwden en kinderen kregen, zoveel als we wilden. Om het nog een keer te proberen. Aankomen. Nooit meer weggaan. Een laatste droom. De witte wereld. Liefde. Er zijn velen zoals wij hier. Ook de poging van Bernard om een van de vrouwen te redden, loopt fataal af: Bernard hield een hand op de wond. Zijn vingers weekten in de warmte, hij durfde niet te kijken. Ze hadden hem achter het stuur gelaten, de deuren waren op slot. Bomen hadden de wagen ingesloten, het moest een parkeerplaats in een bos zijn. Het was nacht. Er zouden geen families meer langskomen voor een mooie wandeling. Hij had het koud.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
20
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Informatie Deze roman is gebaseerd op een ware gebeurtenis: in juni 2000 vindt de Britse douane 58 dode Chinezen achterin een Nederlandse vrachtwagen. • Interessante informatie over de gebeurtenissen vind je bijvoorbeeld via http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/2000/06/23/Vp/02.html . Informatie over de schrijver: • http://gustaafpeek.blogspot.com/ http://www.nrcboeken.nl/interview/ik-voelhet-als-mijn-verantwoordelijkheid-verhalen-te-redden • http://www.literatuurplein.nl/persdetail.jsp?persId=240826&pMode=auteur&pFuz zy=0&pTekst=Gustaaf%20peek * Opdracht 12 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 13 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
21
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
3
2010
Desanne van Brederode: Door mijn schuld
Het boek Desanne van Brederode: Door mijn schuld. Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam – Antwerpen 2009 De flaptekst De flaptekst geeft een mooie samenvatting: Hoe is het als je een misdaad hebt begaan maar iedereen gelooft in je onschuld? Gunnar de Wit groeit op in ecu intellectueel gezin waarin klassieke muziek, kunst en literatuur ijkpunten zijn. Gunnar lijkt het koekoeksjong: de zoon die zijn leven heel anders inricht dan zijn ouders, Hij geniet van zijn vrouw en kinderen en is in zijn vrije tijd een enthousiaste hobbykok. In de meubelzaak waar hij werkt wordt hij door collega's gewaardeerd om zijn toewijding en optimisme. Een prettig, rimpelloos bestaan. Totdat hij een moord begaat. Alles wijst erop dat hij de dader is maar voor zijn gezin volhardt hij in zijn onschuld. Als hij na jaren gevangenschap vrijkomt overrompelt hem het verlangen openlijk zijn schuld te dragen. Maar zijn dierbaren weigeren zijn biecht serieus te nemen. Zo wordt de moordenaar pas echt gevangene -van zijn eigen leugen. Op de achterkant van het boek vind je een aanbeveling van de minister van justitie, Hirsch Ballin en van misdaadverslaggever Peter R. de Vries. 'Een roman waarin de spanningsvelden van onze samenleving doorklinken: hoe iemand niet alleen de gevangene werd van eigen leugens, maar ook van een persoonlijk en collectief onvermogen om te toetsen wat "men" voor waar houdt. Alleen een tot in de wortels van zijn bestaan reikend zelfonderzoek kan Gunnar de Wit, de schuldige die iedereen voor onschuldig houdt, daaruit bevrijden.' Minister HirschBallin 'Het boek Door mijn schuld is eindelijk eens een ander- heel verrassend -verhaal dan die dertien-in-een-dozijn misdaadstories die ik doorgaans zie. Désanne van Brederode heeft een invalshoek gekozen die mij meteen fascineerde en haar boek stijgt dan ook boven de rest uit. Knap uitgewerkt, mooi psychologisch drama, waarvan ik me afvraag of het misschien aan de werkelijkheid van een waar gebeurde zaak is ontleend!' Peter R. de Vries De inhoud Als iemand dit leest, ben ik er niet meer. Ik weet nog altijd niet of ik begraven of gecremeerd wil worden. Van de uitvaartverzekeraar hoef ik dat nu ook nog niet te beslissen. Ik heb alle tijd en voor zover ik weet ben ik niet ziek. Zo begint Gunnar de Wit, de hoofdpersoon van dit boek, zijn roman, die pas mag worden uitgegeven als hij dood is. En hij moet dat boek wel schrijven, want zijn echte verhaal, het verhaal van de moord waarvoor hij is veroordeeld, maar die hij altijd heeft ontkend, kan hij aan niemand kwijt: niemand wil geloven dat hij echt dé moord heeft gepleegd. Een vreemde man, die Gunnar de Wit. Hij wil een ander leven dan zijn geleerde familie, hij noemt zich Koen de Wit, gaat naar de koksschool, vertelt dat hij uit een heel andere buurt komt, uit een heel ander milieu. Ik beweerde dat ik op de lagere school tussen de negers had gezeten, dat ik al op mijn tweede liever nasi en rotti at dan stamppot, en dat mijn opa als jongen, toen de stad nog een dorp was, vaak belletje had getrokken met de vader van Sjaak Swart. Appels bietsen op de Albert Cuyp … Altijd aan de Hobbemakade gewoond, jawel hij had een kroeg daar op de hoek … Over hoeren hoefde je mij dus niets te vertellen. © THIEMEMEULENHOFF, 2010
22
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Hij trouwt met een meisje uit een heel ander milieu, er komen twee kinderen, hij krijgt een prachtige baan in een meubelzaak, en hij krijgt een geweldige vriend. En juist die vriend, een rijke zakenman, vermoordt hij. Hij is de enige verdachte, maar er zijn geen getuigen, geen bewijzen. En hij ontkent. Hij wordt veroordeeld, maar mensen blijven in zijn onschuld geloven: zo’n aardige man, met zo’n aardige vrouw en zulke aardige kinderen, dat kan geen moordenaar zijn. En zo wordt hij landelijk bekend, er wordt zelfs een boek over hem geschreven. Portretjes van mij, in kranten, in bladen, op televisie, hadden alleen de eerste dagen na de moord een balkje gekregen; al snel had iedereen geweten dat de initiaal W. voor Wit stond, en dat ik grote, groenbruine ogen had, een vorkje van lachrimpels in de uiterste hoeken, en dikke, donkerblonde wimpers. Maar als hij, later, wil vertellen wat er werkelijk is gebeurd, gelooft zelfs zijn vrouw hem niet: ‘Typisch. Dat je je gebruikt voelde, dat begrijp ik wel. Dat je boos was ook. En dat je weigerde op het voorstel in te gaan … Begrijp ik helemaal.’ ‘Maar?’ ‘Maar jij wordt niet agressief in zulke omstandigheden. Nooit. Je bent al zo vaak gepest, ook waar ik bij stond … En dan maakte je en scherpe opmerking, en je staarde recht vooruit, in de verte, en als de ander dan toch nog doorging met zijn vernederingen … liep je rustig weg. Ze ben je Gunnar. Een wegloper. Informatie Achtergrond voor dit verhaal, maar ook niet meer dan dat, is de Deventer moordzaak, die de gemoederen in Nederland lange tijd heeft bezig gehouden, onder meer door de activiteiten van Maurice de Hond. Informatie over deze vind je o.a. op http://nl.wikipedia.org/wiki/Deventer_moordzaak Informatie over de schrijfster • http://boeken.vpro.nl/personen/22551167/ • http://www.querido.nl/web/Auteur/Auteur.htm?dbid=3050&typeofpage=114843 • http://www.literatuurplein.nl/persdetail.jsp?persId=24951&pMode=auteur&pFuzz y=0&pTekst=Desanne%20van%20brederode * Opdracht 14 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 15 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
23
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
4
2010
Hans den Hertog Jager: Maltus Het boek Hans den Hartog Jager: Maltus. Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam 2006 De flaptekst De flaptekst geeft een mooie samenvatting: Martin Maltus is gefascineerd door de vraag of hij de natuur kan beheersen. In een tijd waarin men zijn huisdier als volwaardig gezinslid beschouwt, doet hij experimenten met ratten en apen, en balanceert hiermee op het randje van de ethiek. Als hij wordt verleid door zijn collega Julia belandt hij in een duistere liefdesrelatie die onlosmakelijk verbonden raakt met deze experimenten.
De inhoud Martin Maltus is een wetenschapper, die werkt met proefdieren. Een van zijn voorouders is de econoom Thomas Malthus, die beweerde dat de wereld door overbevolking ten onder zou gaan. Deze Maltus krijgt toestemming om een experiment te beginnen met ratten, om te kijken wat de gevolgen van overbevolking zijn. Dat project moet strikt geheim blijven. Hij krijgt een assistente, Julia. Toen hij terugkwam, zat Julia voor de tafel. Haar wijsvinger prikte door de tralies van een kooi; een zwart ratje danste nieuwsgierig om dit vreemde object heen. ‘Martin!’ riep ze. ‘Deze is nieuwsgierig!’Ze priemde met haar nagel naar de rattenneus, het best ontweek de aanvallen speels en onhandig. ‘Wat een lieverd …’ mompelde ze. ‘He, Martin, hij lijkt wel wat op jou, weet je dat? Kom dan martin,’ fleemde ze. ‘Kom dan …’ Al gauw gaan de ratten in het experiment elkaar steeds meer, en steeds bloediger, bevechten. Medewerkers aan het experiment vinden dat prachtig: ze kicken op de vechtpartijen tussen ratten. Maar er is nog een probleem: de wolven dringen op. Ze zijn al gesignaleerd in België. En een natuurorganisatie wil ze ook op de Hoge Veluwe gaan uitzetten, want ook daar is sprake van overbevolking: elk jaar moeten er honderden dieren worden afgeschoten. En met de toevoeging van wolven zou dat probleem zijn opgelost: dan kan men den natuur zijn gang laten gaan. De eerste wolven die Nederland binnen dringen blijken besmet met hondsdolheid. Dus moeten er maatregelen worden genomen, maar dat wordt niet geaccepteerd door dierenactivisten. Het leidt tot protestacties en zelfs bomaanslagen. Het rattenexperiment moet worden beëindigd, Martin gaat een nieuw experiment met apen voorbereiden in de Ardennen. Maar ook dat loopt niet goed af. In de kooi zit alleen de oude aap Suzy: Suzy staarde voor zich uit en jankte zachtjes, alsof ze op iemand wachtte. Maltus stak zijn hand uit, wenkte, als om haar met zijn vingers binnen te halen. Even was hij vervuld van zijn goedheid, van zijn bedoelingen – ‘Kom dan. Suzy. Ik ben er, zie je wel? Kom dan .. ‘ Maar dat was ongetwijfeld ook de reden dat het langer dan een seconde duurde voor hij begreep wat er gebeurde. Toen de aap opstond, zag Maltus het kwijl uit haar mond druipen. De muil stond wijd open en toonde grote, gele tanden.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
24
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Informatie Over deze schrijver: • http://www.debezigebij.nl/boekboek/show/id=100646/dbid=6299/typeofpage=66 356 • http://boeken.vpro.nl/personen/37081856/ * Opdracht 16 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 17 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
25
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
5
2010
Adriaan van Dis: De wandelaar
Het boek
Adriaan van Dis: De wandelaar. Uitgeverij Augustus Amsterdam – Antwerpen 2007 De flaptekst Een man krijgt bij een brand een hond in zijn schoot geworpen. Een hond die een andere wereld voor hem opent: die van vluchtelingen, illegalen en zwervers. Het verandert Parijs, het verandert de man: hij wil helpen, goed doen. Maar alles wat hij doet pakt anders uit. De inhoud De hond had alles gezien. Met hem moet het verhaal beginnen. Hoe hij voor een raam danste en uit een brandend huis sprong. Maar eerst maakt meneer Mulder een avondwandeling. Hij zal aan de politie een andere naam opgeven. Dankzij die zwerfhond, ontsnapt uit een brandend pand waar veel illegale Afrikanen omkomen, ontdekt Mulder een ander Parijs, het Parijs van daklozen, illegalen en bewoners van de verpauperde buitenwijken. Mulder, de rijke blanke, heeft schuldgevoelens, wil graag goed doen. Daarover praat hij met pater Bruno, de pastoor van de kerk in zijn buurt. Een bijzondere man: hij helpt illegalen en drinkt graag een glas whisky. Maar Mulder blijft wandelaar: hij ziet veel, maar durft niet in te grijpen. Hij blijft wandelen, ook als er relletjes uitbreken in de buitenwijken en auto’s in brand worden gestoken. Maar de hond blijft: Het leek of de hond hem iets wou zeggen. Maar Mulder keerde zich van hem af. En ook ’s avonds op bed ontweek hij die sprekende ogen aan het voeteneind en gooide hij een deken over zijn kop. De hond schudde zijn blinddoek telkens af en bleef kijken. Hij verborg zich achter een boek, maar ergerde zich aan het gehijg achter de kaft, hij vrat een doos chocolaatjes leeg, trok een fles wijn open, smeerde toastjes vette kaas,
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
26
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
dacht aan zijn cholesterol en voerde de helft aan de hond. Daar werden ze allebei zo wakker van dat er een tweede fles aan moet geloven- een loodzware bordeaux. En de nacht bleef maar duren. ‘Wat wil je van me?’ riep hij ten einde raad. De hond zweeg. Maar zijn ogen zeiden: Ik lik een bedelaar en jij wast mijn snuit. Je ziet hoe iemand dood wordt getrapt en maakt je zorgen over de vouw in je broek. Die tweeslachtigheid blijft, ook als de anderen wel heel dicht bij komen: er komen illegalen boven hem wonen, die van voorzieningen in zijn huis gebruik maken. Op een gegeven moment komt een bedelares met één been zijn huis: Wat Mulder ook voor uitvluchten zocht, ze weigerde weg te gaan. Ze draaide haar kont in de kokosmat. Thee wou ze. En naar de wc. Mulder haastte zich naar zijn werkkamer, verstopte zijn dure wijn, duwde zijn zilveren fotolijstjes in een la en gooide een kleed over zijn notenhouten tafel. En de vulpennen, de zilveren erfstukken… achter de boeken ermee. De bedelares slofte de gang op en kraste met kruk en prothese tegen de verf. Mulder rende naar de wc om de schade op te nemen. Het mens had zich gewassen en de hele boel ondergespat. Zijn handdoek vuil, de spiegel. Hij begon als een gek te boenen. Onderwijl hing zij in zijn luie stoel, met haar vette haren tegen de bekleding. Hij gaf een gil toen hij dat zag. Wou een handdoek achter haar schouders leggen. En er zat een vlek op het kleed. Ze had haar voet niet geveegd. Die ene voet. Informatie Over de schrijver: • http://www.adriaanvandis.nl/ • http://www.boekentaal.info/id84.htm • http://www.literatuurplein.nl/persdetail.jsp?persId=5459&pMode=auteur&pFuzzy =0&pTekst=Adriaan%20van%20Dis * Opdracht 18 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 19 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
27
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
6
2010
Arnon Grunberg: Onze oom
Het boek Arnon Grunberg: Onze oom. Uitgeverij Lebowski, Amsterdam 2008 De flaptekst 'ALS JE KUNT DODEN OP COMMANDO, DAN KUN JE OOK LIEFHEBBEN OP COMMANDO.' De meeste mensen hebben overtuigingen, zolang die maar niets kosten. Majoor Anthony is bereid een prijs te betalen voor zijn idealen. Als hij op een dag, tijdens een uit de hand gelopen operatie, het meisje una in de woonkamer van twee 'verdachte individuen' aantreft, besluit hij haar zonder aarzeling mee naar huis te nemen als teder geschenk voor zijn vrouw. Onze oom is het verhaal van een meisje dat als een dode onder de levenden verkeert, van een majoor die zijn schaamte alleen kan overwinnen door heidendom na te streven en van een opstandelingenleider voor wie de revolutie een door hem te regisseren opera is. Welke prijs moet er worden betaald voor het gebod om lief te hebben, wat kost de wens tot voortplanting, en wat de plicht om vrij te zijn? Met Onze oom schreef Arnon Grunberg een indringende roman over de prijs van de moraal. ‘OORLOG, DAT WAS VRIJHEID. DE REST WAS AMUSEMENT.’ De inhoud Onze oom speelt in een Zuid-Amerikaans land. Het gaat over militairen die verdachte tegenstanders zonder proces laten verdwijnen, over guerrillastrijders die toch ook eigen belangen blijken te hebben, over een ontvoerd kind dat zich ontwikkelt tot wapenhandelaar. De majoor die verdachte tegenstanders van het bewind moet laten verdwijnen ziet een kind: De moordenaar van Lina Sinani Huanca’s ouders kon zelf geen kinderen krijgen, daarom besloot hij Lina Sinani Huanca te adopteren. Hij hoefde er niet lang over na te denken, het kind stond daar in het halfdonker en keek hem aan alsof het zonder moeite had geraden dat hij de operatie leidde, alsof het wist dat hij de operatie leidde, alsof het wist dat hij besloot wat er nu ging gebeuren. Het kind moest, nog voor hij iets had kunnen zeggen, hebben begrepen dat haar lot zijn lot was geworden. Vanaf nu zouden ze voor altijd met elkaar verbonden zijn, een verbintenis sterker dan welke bloedband ook. Noem mij maar oom, zegt de majoor tegen het kind. Maar de adoptie lukt niet erg, het kind wil niet, en de majoor moet op expeditie, de gevaarlijke binnenlanden in. Daar loopt hij vast, hij wordt gevangen genomen. Lina verlaat het huis van de majoor, gaat op zoek naar haar ouders. Na een lange zwerftocht komt ze uiteindelijk terecht bij de guerrillastrijders, in een dorp in de bergen. Ze wordt opgenomen in een gezin, maar moet heel hard werken, in de mijnen. En omdat niemand haar beschermt, maakt iedereen misbruik van haar. In de mijn ontmoet ze de oom: ‘Dit is onze oom, ‘zegt de man. Ze kijkt naar de pop. Boven hem hangt een bordje, waarop zijn naam staat: ‘onze oom’. Hij heeft ook iets in zijn hand, ziet ze, maar wat het precies is weet ze niet. Een levensgrote vork lijk thet wel. ‘Boven de grond heersen andere machten’, zegt de man. ‘Misschien is er een god boven de grond, misschien niet, maar hier onder de grond is er zeker geen, hier kan God niet
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
28
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
komen. Hier kan hij ons niet zien. In de mijn heerst onze oom. De mijn is van onze oom, de bergen zijn van hem, de aarde en d ebeesten, het zou kunnen dat alles van onze oom is, maar zeker is dat de mijn van hem is en dat je hier niets zomaar krijgt. Hij geeft geen cadeautjes’. Die ‘oom’ biedt Lina een houvast, een zekerheid. Dan komt de Dirigent, die door de bewoners wordt verafgood, in het dorp. Hij is als een oom voor hen, zeggen ze. Maar ook deze oom rooft Lina mee. Uiteindelijk leert ze voor zichzelf te zorgen. Een cliënt vroeg eens: ‘Lina, waarom ga je nog door? Waarom houd je er niet mee op? Wat moet je nog bewijzen? Ga met pensioen, neem het ervan.’ ‘Het is een test,’ antwoordde ze. ‘Je moet jezelf blijven testen. Je mag daar niet mee ophouden. Je mag er nooit mee ophouden, met testen.’ Hij had gelachen, hij was een van haar oudste cliënten. ‘Jij kunt toch niet meer zakken voor de test?’ had hij gezegd. ‘Zo is de test toch niet opgezet? Jij kunt niet falen.’ Hij heeft gelijk gekregen. Iedereen is overwonnen of verdwenen. Alleen zij is er nog. Als ze aan het woord ‘onoverwinnelijk’ denkt, denkt ze aan zichzelf. Informatie Over de schrijver: • http://www.arnongrunberg.com/ • http://www.onzeoom.nl/ • http://boeken.vpro.nl/personen/22550673/ • http://www.lebowskipublishers.nl/result_auteur.asp?A_Id=114 • http://www.literatuurplein.nl/persdetail.jsp?persId=1481 * Opdracht 20 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving. ** Opdracht 21 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
29
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
7
2010
Herman Koch: Het diner
Het boek Herman Koch: Het diner. Uitgeverij Anthos, Amsterdam 2009
De flaptekst
Twee echtparen gaan een avond uit eten. Ze praten over alledaagse dingen, dingen waar mensen tijdens etentjes over praten: werk, de laatste films, vakantieplannen. Maar ondertussen vermijden ze waar ze het eigenlijk over moeten hebben: hun kinderen. De twee vijftienjarige zoons van beide echtparen, Michel en Riek, hebben samen iets uitgehaald wat hun toekomst kan verwoesten. Tot dusver zijn alleen vage beelden van de twee in Opsporing Verzocht vertoond en zit het onderzoek naar hun identiteit vast. Maar hoe lang nog? Wat de situatie nog ingewikkelder maakt is dat de vader van Riek de beoogde nieuwe minister-president van Nederland is. Het diner is een weergaloze roman die de vraag opwerpt in hoeverre je als ouder verantwoordelijk bent voor de daden van je eigen kind. In soepel proza schotelt Herman Koch de lezer een bloedstollend verhaal voor dat zich binnen de tijdsspanne van een avond voltrekt. Een roman met de tragiek van de film Pesten - waarin de hoofdpersonen onherroepelijk op het noodlot afstevenen. De inhoud Vier personen gaan samen eten, in een modieus restaurant: een beroemde Nederlandse politicus, zijn vrouw, de broer van de beroemde Nederlandse politicus en zijn vrouw. Die broer van de politicus vertelt het verhaal. Het begint al als ze in het restaurant even staan te wachten op de andere twee:
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
30
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
Het was druk. We stonden dicht tegen elkaar aan, bij de deur van het herentoilet. In haar ene hand hield Claire haar biertje, met de vingers van de andere hand kneep ze zachtjes in mijn pols. ‘Ik weet niet,’zei ze, ‘maar ik heb de laatste tijd de indruk dat Michel raar doet. Of niet raar, maar anders dan normaal. Afstandelijk. Vind jij dat ook?’ Michel is onze zoon. Hij wordt volgende week zestien. Nee, we hebben verder geen kinderen. Het was geen vooropgezet plan om een neig kind op de wereld te zetten, maar op zeker moment was het voor nog een gewoon te laat. ‘Ja?’zei ik. ‘Het zou kunnen’. Het wordt niet echt gezellig, want alle vier weten ze; er moet iets worden besproken. Maar geen van de vier weet, wat de ander wel of niet weet. Centraal staat een uit de hand gelopen kwajongensstreek, waar de zonen bij betrokken zijn. De jongens die even willen pinnen vinden in het pinhokje een zwerfster, die voor hen, niet snel genoeg verdwijnt. Er wordt geschopt. Dan moeten ze opeens lachen, later weten ze nog precies hoe ze elkaar aankeken, hun eigen verontwaardigde en verhitte gezichten: dat, en het gedempte gemopper achter de glazen deur, en hoe ze in lachen waren uitgebarsten. De slappe lach. Het is niet meer tegen te houden, ze moeten steun zoeken tegen de muur, en daarna zoeken ze steun bij elkaar. Ze vallen elkaar om de hals, hun lichamen schokken van het lachen. Stelletje tuig. De broer imiteert de schrille stem van de vrouw. Klootzakken! De neef laat zich op zijn hurken zakken, dan valt hij op de grond. Hou op! Alsjeblieft! Ik ga dood! Maar ze gaan nog verder. Een paar weken worden de beelden, opgenomen met de bewakingscamera, vertoond in Opsporing Verzocht. En daarna zijn ze te zien op You Tube: de lachende jongens, blank, duidelijk van goede komaf, die een zwerfster doodschoppen. De ouders hebben hun eigen kind herkend. Maar wat doe je dan? En wat doe je als politicus die hoopt na de verkiezingen premier te worden? Mijn vrouw sloeg het bodempje grappa achterover. Ze legde haar hand op de mijne. ‘Je moet iets doen,’zei ze; ze drukte even met haar vingers. ‘Ja’, zei ik, ‘we moeten hem tegenhouden.’ Claire vouwde haar vingers om de mijne. ‘Jij moet hem tegenhouden,’zei ze. Ik keek haar aan. ‘Ik?’zei ik toen toch maar, ook al voelde ik iets aankomen: iets waar ik misschien geen nee op zou kunnen zeggen. Informatie Over de schrijver • http://wiki.obdeventer.nl/index.php/Dossier_Herman_Koch • http://nl.wikipedia.org/wiki/Herman_Koch • http://www.parool.nl/parool/nl/26/BOEKEN/article/detail/120681/2009/01/15/Her man-Koch---Het-diner.dhtml • http://www.vn.nl/Standaard-mediapagina/HermanKochEenRestaurantIsGeenMuseum.htm • http://www.nrcboeken.nl/interview/zie-de-schrijvers-werken-herman-koch • http://www.dwarsweb.nl/thuis/index.php?option=com_content&view=article&id= 721:interview-met-herman-koch&catid=58:dwarsfoto&Itemid=81 * Opdracht 22 Op welk probleem of op welke problemen uit onze tijd wil de schrijver ons attent maken? Geef een korte omschrijving.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
31
LESBRIEF LITERATUUR ‘BEZIG MET DE WERELD’
2010
** Opdracht 23 Je verwachtingen van dit boek Streep door en vul in: Uitleg bij je antwoord De flaptekst
De inhoud
Het werkelijke probleem De informatie Totaalindruk
Het onderwerp van dit boek lijkt me wel / niet interessant De flaptekst maakt me wel / niet nieuwsgierig naar het boek De hoofdpersoon lijkt me wel / niet een interessant figuur Ik ben wel / niet benieuwd naar het vervolg van het verhaal Heb ik nooit iets mee te maken / Ken ik wel Vind ik wel / niet interessant Ik zou wel / niet kennis willen maken met een ander boek van deze schrijver Positief / gaat wel / negatief
Opdrachten over het hele blok 2 *** Opdracht 24 Maak een top vijf. Vul in: Titel van het boek 1
Motivering
2 3 4 5 *** Opdracht 25 Vorm een groepje van maximaal 4 leerlingen en vergelijk jullie top vijf. Leg zo goed mogelijk aan de anderen uit wat jij van elk boek vind, probeer van wat de anderen vinden een zo duidelijk mogelijk beeld te krijgen. Misschien moet je na afloop je top vijf nog iets wijzigen of aanvullen? **** Opdracht 26 Lees een van de zeven boeken uit blok 2. Maak van je bevindingen een kort verslag. Daarin moet vooral duidelijk worden om welk reëel vraagstuk het in dit boek gaat en wat de visie van de schrijver op dat probleem is. Geef ook je eigen visie op dat probleem. Presenteer je verslag aan de klas.
© THIEMEMEULENHOFF, 2010
32