LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
SEPTEMBER
2011
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Dierenliefde? Inleiding De schrijfster Rascha Peper heeft twee katten, vertelde ze in haar prachtig verhaal Enge mensen. De een is een knuffelkat, de ander heeft mensenvrees. Die kruipt in het verste hoekje op de dag dat de werkster komt, en als hij naar een ander vertrek gaat, zoekt hij ook een andere schuilplaats. Maar sinds kort neemt de werkster een collega mee, en is het voor de schuwe kat nergens meer veilig in huis. Dus moet Rascha Peper wel iets doen: De volgende dinsdag kruip ik, om zo’n toestand te vermijden, veel te vroeg paaiend op mijn buik onder de sofa om de angsthaas te redden en moet vervolgens, omdat we nergens anders heen kunnen, twintig minuten iets zinvols zien te verrichten op het terras, terwijl Leandro nog pas de ramen van de slaapkamer staat te zemen. Naar buiten gaan is trouwens alleen een oplossing als het droog is. Afgelopen week regende het flink. Toen mijn kamer aan de beurt was, hebben Foobje en ik een kwartier lang op de trap naar de bovenburen gezeten. Met een boek en een balletje, maar natuurlijk ook onder de vreselijke dreiging dat die doodenge buren opeens naar beneden zouden komen. In: NRC Handelsblad 12 juli 2011
Zielig natuurlijk, zo’n bang katje. En wat aardig dat de schrijfster het arme dier (wat vind je van zijn naam?) zo beschermt. Echte dierenliefde! Een paar weken eerder publiceerde de historicus Mirjam Janssen een artikel in het dagblad Trouw onder de titel: Dieren bedolven onder liefde. Er is overdreven veel dierenliefde, schrijft zij, en we overdrijven in onze uitingen van dierenliefde. Ze spreekt zelfs van dierenhysterie. Daar gaat het over, in deze lesbrief: dierenliefde. Maar er staat een vraagteken achter, want wat echte dierenliefde is, is kennelijk toch niet zo eenvoudig. Ja, in dat geval van die kat van Rascha Peper misschien wel, of is daar ook al sprake van overdrijving?
Opzet lesbrief • Je leest als uitgangstekst het artikel van Mirjam Janssen en krijgt daarbij een aantal vragen en opdrachten. • Je organiseert een debat over het onderwerp. • Je maakt twee schrijfopdrachten.
Uitgangstekst Dieren bedolven onder liefde 1 Enige tijd geleden zag ik een documentaire over een papegaaiachtige loopvogel. Het was een uiterst zeldzaam dier. Het camerateam had dagen geduld moeten hebben om een glimp van hem op te vangen. 2 Toen was het eindelijk raak. Voorzichtig kroop een van de onderzoekers dichterbij. De loopvogel zag de indringer en aarzelde geen moment: hij sprong boven op de man en probeerde krachtig met diens hoofd te copuleren. Het voorzichtige verzet van de onderzoeker en het geproest van zijn collega’s schrokken het dier niet af. Integendeel, hij klauwde zich vast en schokte voort. © THIEMEMEULENHOFF, 2011
1
LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
SEPTEMBER
2011
3 Toen begreep ik ook waarom deze vogel bijna uitgestorven is. Gewoon te dom. Soortgenoten hadden waarschijnlijk eerder geprobeerd een neushoorn of een tijger te bespringen. Als je dat een paar generaties volhoudt, begin je vanzelf uit te sterven. De documentaire luchtte me enorm op. Eindelijk hoefde ik me niet schuldig te voelen aan de ondergang van een diersoort. Het was gewoon een vogel met een geheel eigen logica, die niets met die van de mensen te maken had. 4 Vergelijkbare gedachten drongen zich op toen ik tijdens een wandeling op Kreta een schaapskudde tegenkwam. De kudde werd geleid door twee honden, waarvan er een duidelijk de baas was. Het was een vrij kleine hond van een onbestemd ras, die zonder agressie liet merken dat de vreemde wandelaars zich nergens mee moesten bemoeien. 5 Het dier straalde een natuurlijk gezag uit. Het was de eerste keer dat ik een hond ontmoette die geen zenuwachtige indruk maakte, maar een onafhankelijk beest dat nu eens niet onderdanig kwispelstaartend mijn goedkeuring zocht. Hij leefde zijn leven en ik het mijne. 6 Ik begon me af te vragen waarom het zo moeilijk is geworden zonder sentiment naar dieren te kijken. Ooit waren de verhoudingen tussen mens en dier minder weekhartig. In het prachtige boek De ontdekking van Frankrijk beschrijft Graham Robb hoe dieren tot diep in de negentiende eeuw veel meer zelf hun gang konden gaan. 7 Hij vertelt over de duizenden koeien die zich ieder jaar op de Franse hoogvlaktes verzamelden om te grazen. Zodra het najaar aanbrak, wandelden ze onder leiding van een opperkoe terug naar het dorp en de boerderij waar ze thuishoorden. Daar kwam nauwelijks een mens aan te pas. 8 Er waren ook smokkelhonden: groepen honden die tabak, alcohol, leer of zout naar een gebied met een ander belastingtarief vervoerden. Met de smokkelwaar op hun rug gebonden staken ze ’s nachts de grens over. Ze stonden onder leiding van een alfahond die precies begreep wat de bedoeling was. Hij leidde zijn maten naar het juiste dorp, liet hen zich verstoppen in het veld en waarschuwde de mensen van het juiste huis. Als beloning mochten de honden een hele dag uitrusten en kregen ze een waar feestmaal: kliekjes van de mensen die ze hadden geholpen. Volgens Robb waren in de negentiende eeuw honden actief in het transport, het amusement, de beveiliging of de criminaliteit. 9 Natuurlijk kunnen we niet terug naar vroeger tijden, die ongetwijfeld ook hun nadelen hadden. Maar de totale vervreemding die tegenwoordig de omgang met dieren kenmerkt, is wel het andere uiterste. Dieren gelden niet meer als dieren, maar als gemankeerde mensen die tegen ieder ongemak moeten worden beschermd. 10 De enige uitzondering vormen de dieren in de bio-industrie, die uitsluitend vanuit economisch oogpunt worden bekeken. Al mogen ze niet meer onverdoofd worden geslacht, wat vooral getuigt van een laat schuldgevoel. 11 Wilde dieren hebben inmiddels allemaal hun eigen stichting en eigen beleidsmakers, die tot in detail over hun bestaan waken. In de documentaire Rotvos was onlangs te zien dat de vossen in Limburg zich niet aan door vergaderaars vastgestelde territoriumgrenzen hielden. Ze hadden zich midden in een gebied voor beschermde hamsters gevestigd, en aangezien een volwassen vos wel een of twee hamsters per dag opkan, was dat een probleem. Een groep heren vergaderde over deze kwestie: sommigen spraken namens de hamsters, anderen vertegenwoordigden de vossen. 12 Uiteindelijk besloten ze een deel van de vossen af te schieten en in de diepvries te bewaren – mogelijk voor onderzoek, kennelijk kan dat beter op bevroren vossen. Ondertussen waren ook beelden te zien van vossen die met een enorme levenslust speelden, paarden en jaagden. Zij riepen de vraag op wie nu eigenlijk overlast veroorzaakte en waarom de natuur nergens meer zijn gang mag gaan. 13 Voor huisdieren geldt dat in extremere mate. Ze worden bedolven onder liefde. Ze hebben eigen speelgoed, eigen dieetvoeding, eigen crèches en eigen kleding. Als toppunt van decadentie hebben ze ook een eigen politieke partij en als het even meezit zelfs eigen politieagenten. Ze gelden steeds vaker als volwaardig gezinslid en worden in rouwadvertenties genoemd als de baas doodgaat. Wanneer ze totaal neurotisch zijn geworden, kunnen ze terecht bij een dierenpsycholoog of -acupuncturist. 14 De eerste dierenarts die ik veertig jaar geleden als kind meemaakte, was een veearts die de kleine huisdieren er zo’n beetje bij deed. Zijn houding was nuchter. Een ziek dier kreeg een paar kansen, daarna kon het een spuitje krijgen. Hij liet een dier niet nodeloos lang kwakkelen en de eigenaar niet nodeloos veel betalen. 15 Tegenwoordig kom je als huisdierenbezitter in een klef circuit terecht. Toen bij onze kat een kies was getrokken, belde de dierenartsassistente de volgende dag op om te vragen hoe het met de © THIEMEMEULENHOFF, 2011
2
LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
SEPTEMBER
2011
patiënt ging. Ze sprak op meelevende toon, alsof een naast familielid een levensbedreigende aandoening had, en drukte me op het hart de kat nog drie dagen binnen te houden. Maar die was al lang weer buiten met de buurkatten aan het vechten. Ook de aanbevolen tandheelkundig verantwoorde brokjes voor twintig euro per zak had ik niet voor hem aangeschaft. 16 Dat vertelde ik de assistente allemaal niet, omdat ik opeens het gevoel kreeg dat er dan een aantekening over mij in een dossier zou worden gemaakt. Voor je het weet staat er een animal cop voor de deur. 17 Echte dierenliefde betekent dat we ophouden sentimenteel te zijn. Ook de politiek zou dat moeten durven en niet, zoals nu, moeten toegeven aan iedere golf van dierenhysterie. 18 We kunnen niet alle dieren redden of heropvoeden, maar we kunnen ze wel zoveel mogelijk op hun eigen manier laten leven. Pak evidente misstanden als die in de bio-industrie aan, maar stop met dat pathetische getut. Naar: Mirjam Janssen
In: Trouw 2 juli 2011
Opdracht 1 Lastige woorden Geef van de volgende woorden of woordgroepen de betekenis: a documentaire (alinea 1) b copuleren (alinea 2) c sentiment (alinea 6) d gemankeerde mensen (alinea 9) e beleidsmakers (alinea 11) f in extremere mate (alinea 13) g decadentie (alinea 13) h een klef circuit (alinea 15) i dierenhysterie (alinea 17) j evidente misstanden (alinea 18) k dat pathetische getut (alinea 18) Opdracht 2 Opbouw van de tekst a Welke alinea’s vormen samen de inleiding van deze tekst? Geef een korte toelichting bij je antwoord. De inleiding van een tekst kan verschillende functies hebben: • belangstelling wekken, • het onderwerp introduceren, • de hoofdgedachte formuleren, • de opbouw van de tekst aankondigen, • de aanleiding voor het schrijven noemen, • de lezer welwillend stemmen. b Drie van deze functies heeft de inleiding van deze tekst NIET. Welke? c Bij welke alinea begint het slotdeel van deze tekst? Dat slotdeel kan drie functies hebben: • samenvatting, • conclusie(s), • aanbeveling(en). d Wat is de belangrijkste functie van het slotdeel van deze tekst?
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
3
LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
SEPTEMBER
2011
e Het middenstuk kun je in drieën verdelen, en elk deel heeft een eigen voorbeeld. Vul het schema verder in. Deel 1 2 3
Alinea’s
Voorbeeld
Belangrijkste stelling
Opdracht 3 Tekstdoel en tekstsoort We onderscheiden de volgende tekstdoelen: • informeren, • uitleg geven, • de lezer ergens van overtuigen, • de lezer tot actie aanzetten, • de verschillende kanten van een zaak laten zien. a Wat is het belangrijkste doel van de uitgangstekst? Geef een korte uitleg bij je antwoord. We onderscheiden de volgende soorten teksten: • informerende teksten, • uiteenzettende teksten, • betogende teksten, • beschouwende teksten, • activerende teksten. b Tot welke tekstsoort reken je de uitgangstekst? Geef een korte toelichting bij je antwoord. Opdracht 4 Verwijzingen Waarnaar verwijzen de volgende vet gezette woorden? a ... van hem op te vangen (alinea 1) b ... die niets met die van de mensen te maken had (alinea 3) c Hij vertelt ... (alinea 7) d Hij leidde zijn maten (alinea 8) e Uiteindelijk besloten ze ... (alinea 12) f Zij riepen de vraag op ... (alinea 12) g Voor huisdieren geldt dat in extremere mate (alinea 13) h Maar die was al lang weer buiten (alinea 15) i Dat vertelde ik ... (alinea 16) Opdracht 5 Samenvatten Een goede samenvatting: • bevat alle hoofdzaken uit de tekst (dus alle noodzakelijke informatie en alle belangrijke stellingen); • heeft dezelfde strekking als de tekst (dus dezelfde hoofdgedachte); • is kort! a b c d
Welke informatie uit de inleiding is onmisbaar en moet je dus opnemen? Bevat de inleiding een stelling die je moet overnemen? Welke stelling(en) moet je opnemen uit het eerste deel van het middenstuk? Bevat dat eerste deel van het middenstuk informatie die noodzakelijk is?
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
4
LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
e f g h i j
SEPTEMBER
2011
Bevat het tweede deel van het middenstuk informatie die noodzakelijk is? Welke stelling(en) uit het tweede deel moet je overnemen? Welke stelling(en) uit het derde deel van het middenstuk moet je opnemen? Bevat dat derde deel informatie die noodzakelijk is? Welke stellingen en aanbevelingen uit het slotdeel moet je opnemen? Schrijf je samenvatting. Die mag niet meer dan 150 woorden tellen.
Opdracht 6 Debatteren De deelnemers aan een debat proberen hun standpunt met goede argumenten te verdedigen tegen de tegenstanders, die het tegenovergestelde standpunt innemen. Voor die verdediging zijn argumenten nodig. Organisatie 1 Vorm een groep van zes personen die in twee groepjes tegen elkaar gaan debatteren. 2 Formuleer samen een debatstelling rond het onderwerp dierenliefde. In de uitgangstekst vind je voldoende aanknopingspunten. 3 Ga uiteen in twee groepjes: de ene groep gaat de stelling verdedigen, het andere groepje gaat de stelling aanvallen. 4 Verzamel voldoende argumenten. Zoek daarbij ook ondersteunende argumenten, voorbeelden, enzovoort. 5 Bepaal de volgorde waarin je die argumenten in het debat naar voren wilt brengen. Bedenk bijvoorbeeld of je het sterkste argument meteen wilt gebruiken of dat je het wilt bewaren voor het slot, als een soort uitsmijter. 6 Verdeel onderling de argumenten, zodat iedereen aan de beurt komt. Debat 1 Kies een onafhankelijke voorzitter, dus iemand van buiten jullie groep. De voorzitter zorgt ervoor dat elk groepje om de beurt met een argument kan komen. 2 Spreek af hoe lang het debat mag duren. Kies een tijdwaarnemer, die de tijd bijhoudt en waarschuwt als de laatste minuut aanbreekt en die ook de laatste seconden ‘wegtelt’. 3 De voorzitter leest de stelling voor, en geeft een van de verdedigers het woord. 4 Als iemand van de andere groep wil interrumperen, wacht die tot hij toestemming krijgt van de voorzitter. Puntentelling Alle klasgenoten die niet deelnemen aan het debat, vormen samen de jury. Zij bepalen welk groepje heeft gewonnen. Hou de volgende puntentelling aan: • Voor een argument dat niet goed weerlegd kan worden door de tegenpartij: 1 punt. • Voor een argument dat weerlegd kan worden, krijgt de tegenpartij een punt. • Blijft bij een argument de strijd onbeslist, dan krijgen beide partijen een halve punt. • Noteer ook voor beide partijen het aantal ‘missers’: opmerkingen, voorbeelden, enzovoort die niet echt bij het onderwerp passen. Eindigt het debat onbeslist (beide partijen hebben evenveel punten), dan wint de partij met de minste missers.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
5
LESBRIEF HAVO/VWO ‘DIERENLIEFDE?’
SEPTEMBER
2011
Opdracht 7 Schrijven In de uitgangstekst vind je een flink aantal situaties en uitspraken waarop je zou kunnen reageren. Bijvoorbeeld: • Eindelijk hoefde ik me niet schuldig te voelen aan de ondergang van een diersoort. (alinea 3) • Het was de eerste keer dat ik een hond ontmoette die geen zenuwachtige indruk maakte, maar een onafhankelijk beest dat nu eens niet onderdanig kwispelstaartend mijn goedkeuring zocht. (alinea 5) • Ooit waren de verhoudingen tussen mens en dier minder weekhartig. (alinea 6) • Dieren gelden niet meer als dieren, maar als gemankeerde mensen die tegen ieder ongemak moeten worden beschermd. (alinea 9) • Ze hadden zich midden in een gebied voor beschermde hamsters gevestigd, en aangezien een volwassen vos wel een of twee hamsters per dag opkan, was dat een probleem. (alinea 11) • Zij riepen de vraag op wie nu eigenlijk overlast veroorzaakte en waarom de natuur nergens meer zijn gang mag gaan. (alinea 12) • Als toppunt van decadentie hebben ze ook een eigen politieke partij en als het even meezit zelfs eigen politieagenten. (alinea 13) • Ze gelden steeds vaker als volwaardig gezinslid en worden in rouwadvertenties genoemd als de baas doodgaat. (alinea 13) • Maar die was al lang weer buiten met de buurkatten aan het vechten. Ook de aanbevolen tandheelkundig verantwoorde brokjes voor twintig euro per zak had ik niet voor hem aangeschaft. (alinea 15) • Pak evidente misstanden als die in de bio-industrie aan, (alinea 18) • ... maar stop met dat pathetische getut. (alinea 18) Kies twee van deze situaties om op te reageren. Je ene reactie moet positief zijn (je bent het met de uitspraak of de beschreven situatie eens), de andere reactie moet negatief zijn. Schrijf je reacties in de vorm van een echte brief of een ingezonden stuk. Bouw je tekst logisch op. Maak je standpunt duidelijk met goede argumenten. Schrijf je brief in correcte zinnen en foutloos Nederlands en vergeet ook de leestekens niet. Ruil de eerste versie van je reacties met een medeleerling, en geef commentaar op elkaars werk. Dat kan bijvoorbeeld zo: • Je zet, net als de spellingcontrole op je computer, een kringellijntje onder een spelfout. • Je zet een R in de kantlijn als je een redenering niet correct vindt. • Je zet een ? in de kantlijn als je een redenering niet begrijpt. • Je zet een Z in de kantlijn als een zin niet correct is geformuleerd. • Onder de tekst kun je een of meer suggesties voor aanvullingen of verbeteringen noteren. Zodra je je eigen werk terug hebt, bekijk je het commentaar en verwerk je dat (kritisch) in de definitieve versie.
© THIEMEMEULENHOFF, 2011
6