LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Liefdeslied Inleiding Gedichten – moet je die nu lezen, (horen) voordragen of (horen) zingen? Lezen, denken wij meestal, want gedichten staan afgedrukt in mooie boekjes, met veel wit rond de tekst. Ja, er zijn ook avonden waarop dichters hun werk voorlezen. Een Avond van de Poëzie wordt in steeds meer plaatsen georganiseerd. Beroemd is de Nacht van de Poëzie in Utrecht. Maar zingen? En toch was dat ooit anders: veel gedichten waren liederen die gezongen werden. En soms worden er weer pogingen ondernomen om die band tussen poëzie en muziek te herstellen. Daarover gaat deze lesbrief: het lied. Bij alle teksten is aangegeven waar je dat lied (gezongen) kunt vinden. Dat is misschien niet altijd eenvoudig, dus misschien is het handig als iemand ze centraal verzamelt. In elk geval: met al die liederen kan het een gezellige boel worden. Maak er wat moois van!
Opzet van deze lesbrief Deze lesbrief bestaat uit zeven onderdelen die bestaan uit teksten om te lezen, liederen om te beluisteren en opdrachten om te maken. Ze gaan over: A de liedcultuur aan het eind van de Middeleeuwen en in de Gouden Eeuw, B het onderzoek naar de teksten en melodieën van deze oude liederen, C twee liederen uit Het Antwerps Liedboek, D twee liederen van P.C. Hooft, E twee liederen van G.A. Bredero, F twee liederen van J.J. Starter, G een project over liefdesliederen uit onze tijd.
A
Liedcultuur
Als Menno Molenaar, de hoofdpersoon uit de roman Vrij man van Nelleke Noordervliet uit zware wondkoortsen weer tot bewustzijn komt, voelt hij dat hij tussen dood en leven zweeft. Hij ging nog niet terug naar het leven, maar evenmin door de poort van de dood. Dat kon niet zo blijven. Hij moest zichzelf wakker willen. Zingen moest hij, een lied zingen. Zachtjes en haperend begon hij op de wijze van Wilhelmus van Nassau: ‘Ziet hier mijn liefste geprezen, in mijn jonkharte fijn, gij doet mijn hart genezen, als ik gedenk om dijn, nochtans ben ik gevangen in droefheid zwaar, om troost dats mijn verlangen, van u reine lelie klaar.’ Hij kende de tekst niet meer, maar vulde aan wat hij niet wist met lalala. Half in de ruimte half in zijn hoofd hoorde hij zijn eigen stem. Het klonk goed, het klonk menselijk. Hij was er weer. Zijn mond en lippen waren stijf en strak, ze barstten open, zijn tong bewoog in zijn mond als een dikke slak, maar gaandeweg werd hij soepeler. Het ene, ziende oog ging open. Hij nam de wereld waar: zonnig daglicht viel naar binnen op zijn tafel met het Turkse kleed. De kleuren waren warm rood en blauw en groen, de patronen sierlijk. Nooit had hij zulke kleurige en fraaie arabesken gezien. Het licht had de intensiteit van een omhelzing. Nelleke Noordervliet: Vrij man. Het leven van Menno Molenaar. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen 2012, pagina 254.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
1
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Dat lijkt misschien vreemd: jezelf terugzingen naar het leven met een liefdeslied. Maar in de zeventiende eeuw, de tijd waarin deze roman speelt, was het minder vreemd. Juist toen beleefde de cultuur van het lied in de volkstaal een enorme bloei. Dat mensen luid zingend over straat lopen of luid zingend aan het werk zijn, kun je je nu bijna niet meer voorstellen. Meezingen met optredende artiesten, dat doen we wel. Vroeger moet dat anders zijn geweest. Tekst 1 Ooit klonken de straten anders. Gebeier van klokken, ratelende wielen en klapwiekende molens, het klakken en tikken van klompen en hoeven op keien. In de zeventiende eeuw waren er buiten allerlei geluiden te horen. Trompetters bliezen op de trappen van het stadhuis, een fluitspeler speelde in de binnentuin van een kerk. Ook klonken er stemmen, van roepende marktkooplieden en marskramers, van zingende liedventers, en van onbekende mannen en vrouwen en kinderen – de hoge en lage zangstemmen van jong en oud. Voor dat zingen was bladmuziek niet per se noodzakelijk, veel mensen konden immers geen muzieknoten lezen. Toch waren er juist voor die mensen ook speciale uitgaven: de liedboeken voor muzikale leken, die jaarlijks in grote oplagen verschenen. Het waren gevarieerde verzamelingen van wereldlijke en geestelijke liederen op bekende melodieën die door iedereen konden worden gezongen of meegezongen. De overweldigende stroom aan liedboeken die werd gepubliceerd wekt de indruk dat het voor de zeventiende-eeuwer bijna onmogelijk was om niet te zingen. [...] Tienduizenden liederen zijn er in de loop van die eeuwen geschreven. Daarbij werd voornamelijk het principe van de contrafactuur gehanteerd: nieuwe teksten werden gedicht op bestaande populaire melodieën, die zelf oud of nieuw, binnen- of buitenlands, eenvoudig of ingewikkeld konden zijn. Het is een gebruik dat wij tegenwoordig eigenlijk alleen nog kennen van bruiloften en partijen, waar ooms en tantes voor het bruidspaar gelegenheidsteksten fabriceren op de wijs van ‘Toen onze mop een mopje was’ of ‘Het kleine café aan de haven’. Men zong de liederen op straat en thuis, in kroegen en muziekherbergen, en op muziekcolleges. De melodieën werden hergebruikt door de stadsmuzikanten, zoals organisten, beiaardiers en trompetters, en weerklonken, al dan niet voorzien van nieuwe teksten, in toneelvoorstellingen die op markten, in plaatselijke rederijkerskamers en in officiële schouwburgen werden opgevoerd. Het waren de tophits van toen, waar iedereen tijdens zijn leven mee te maken kreeg, ongeacht of hij of zij nu een boer, bakker, dienstmeid, advocaat of prinses was. En dit niet alleen luisterend, maar vooral ook zelf zingend. Nog niet zo lang geleden was het in Nederland gebruikelijk dat een bouwvakker op de steigers zong. Op dezelfde manier was het zingen eeuwenlang de favoriete bezigheid van velen – een tweede natuur, en daardoor een activiteit die kenmerkend was voor de toenmalige Nederlandse cultuur. Uit: Natascha Veldhorst: Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw. Amsterdam University Press, 2009, pagina 11 en 12.
Liederen werden verzameld in liedboeken. Daarin waren de teksten afgedrukt, maar meestal geen muziek, alleen een aanduiding van de wijs. Hiernaast zie je daarvan een voorbeeld (uit: Apollo of ghesangh der musen (1615).
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
2
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Opdracht 1 1 2 3 4 5
Hoe weten we dat er in de zeventiende eeuw veel werd gezongen? Waarom stonden er in de liedboeken (meestal) geen muzieknoten bij de tekst? Wat is het principe van de contrafactuur? Waarvan kennen wij dat principe nog? Bekijk de illustratie bij Klachte van Cupido. Hoe konden de mensen weten op welke melodie het lied moest worden gezongen?
Tekst 2 De oudste liedboeken dateren uit het begin van de zestiende eeuw, en bevatten uitsluitend geestelijk repertoire. Dat gold voor het vroegste liedboek, het Suverlijc boecxken (1508) en voor het Devoot en profitelijck boecxken (1539), evenals voor het eerste Nederlandse psalmboek, de Souterliedekens (1540). De eerste wereldlijke bundels verschenen iets later, te beginnen met Het Antwerps Liedboek (1544), dat in de Noordelijke Nederlanden werd gevolgd door verzamelingen als het Aemsteldams amoreus lietboeck (1589) en Nieu Amstelredams lietboeck (1591). Gedurende de zeventiende eeuw verschenen er naast verschillende herdrukken talloze nieuwe geestelijke en wereldlijke liedboeken. Daaronder waren eenvoudige, maar ook luxueus uitgevoerde bundels zoals de bloemlezing Apollo of ghesangh der musen (1615), Jan Jansz Starters Friesche Iust-hof (1621), Adriaan Valerius’ Nederlandtsche gedenck-clanck (1626) en de Amsterdamsche Pegasus (1627). De dure bundels waren vanzelfsprekend bedoeld voor de rijken, de goedkope liedboeken werden door zowel arm als rijk gebruikt. Uit: Natascha Veldhorst: Zingend door het leven. Het Nederlandse liedboek in de Gouden Eeuw. Amsterdam University Press, 2009, pagina 21 en 22.
Veel liedjes waren anoniem, maar ook van bekende dichters als Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) en Gerbrand Adriaenszoon Bredero (1585–1618) werden liederen opgenomen. Opdracht 2 1 2 3 4
In welke twee soorten kunnen de liedboeken worden verdeeld als het gaat om de inhoud? In welke twee soorten kunnen de liedboeken worden verdeeld als je kijkt naar de uitvoering? Uit welke tijd dateren de oudste liedboeken? Wanneer verscheen het eerste wereldlijke liedboek?
Tekst 3 In de zeventiende eeuw nam de liefde een belangrijke plaats in in de literatuur. In veel liederen en verzen was de liefde het thema. In de zeventiende eeuw maakte men een onderscheid tussen enerzijds de edele en ook geestelijke, platonische liefde en anderzijds de zinnelijke, puur lichamelijke liefde. In veel liefdesgedichten overheerste de platonische liefde. Er werd een ideaalbeeld opgeroepen, het beeld van de ideale vrouw. De liefde speelde een grote rol in de nieuwe liedboeken die in het begin van de zeventiende eeuw verschenen. Het oudste in het Nederlands bewaarde wereldlijke liedboek is Het Antwerps Liedboek uit 1544. In de zestiende eeuw verschenen er meer van dit soort eenvoudig uitgegeven liedboekjes. In 1602 verscheen echter Den nieuwen Lust-hof, royaal uitgevoerd, met fraaie gravures, in een nieuw lettertype. De inhoud draaide voornamelijk om de liefde. Deze bundel kreeg navolgers. Deze liedboeken waren speciaal gericht op een bepaalde publieksgroep: de jeugd. De groep van rijke jongelui die op vrij late leeftijd huwde. Zo’n luxueus liedboek was een fraai geschenk en samen liefdesliederen zingen was een geliefd ritueel. Samen of in kleine groepjes liefdesliederen zingen was een sociale spelvorm waarin erotische spanningen gekanaliseerd konden worden. Deze jongeren leefden immers in een wereld waarin voorechtelijk geslachtsverkeer absoluut taboe was. Deze liederen hadden zo een sociale functie.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
3
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
De inhoud van de liederen sloot aan bij een internationale mode in petrarkisme de liefdeslyriek: het petrarkisme, genoemd naar de Florentijnse dichter Petrarca (1304-1374), die veel liederen en sonnetten schreef voor zijn onbereikbare geliefde Laura. Het petrarkisme gaat uit van een platonische liefdesopvatting: de geestelijke, zuivere liefde zegeviert over de puur zinnelijke, lichamelijke liefde. De lichamelijke liefde was volgens de Nederlandse petrarkist Hooft alleen toegestaan als het samenging met de geestelijke, zuivere liefde. De aanbeden onbereikbare vrouw wordt stereotiep beschreven: rozenrode lippen, donkere vurige ogen, glanzend haar. De aanbeden vrouw is onbereikbaar. Tegenstellingen en paradoxen geven de posities weer: hij is als vuur, zij als ijs; de liefde is pijn en genot; de minnaar is vrij en gevangen. In veel petrarkistische lyriek en sonnetten staat de klacht van de minnaar centraal (de liefdesklacht). De zichzelf beklagende minnaar wordt wanhopig, hij wordt voortdurend afgehouden. Hij is een speelbal van de grillen van de aanbeden vrouw. Toch wordt de liefde verheerlijkt. Uit: Gerrit van der Meulen en Ruud Kraaijeveld: Laagland. Literatuur Nederlands voor de tweede fase. Uitgave ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2004, pagina 117 en 118.
Opdracht 3 1 2 3 4 5 6 7
Welk onderscheid maakte men in de zeventiende eeuw in de liefde? Wat is het kenmerk van platonische liefde? Voor welke groep waren de luxe liedboeken bedoeld? Wat was de sociale functie van deze liedboeken? Wat hield het petrarkisme in? Wat is de positie van de vrouw in het petrarkisme? Wat is de positie van de man in het petrarkisme?
B
Onderzoek en presentatie
Veel van die liederen en liedboekjes zijn verloren gegaan, maar gelukkig is er ook veel bewaard. Op het Meertens Instituut in Amsterdam zijn in de Nederlandse Liederenbank meer dan 150.000 Nederlandse liederen ontsloten, van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Het gaat om liefdesliederen, spotliederen, geuzenliederen, psalmen en andere religieuze liederen, volksliederen, kinderliederen, sinterklaas- en kerstliedjes en nog veel meer. Bronnen van de liederen zijn liedboeken, liedbladen, liedschriften en veldwerkopnamen. Van elk lied is de bron aangegeven waar de tekst en eventueel de melodie te vinden is. In een aantal gevallen kan direct worden doorgeklikt naar de gehele tekst van het lied of naar de melodie of een geluidsopname. De Nederlandse Liederenbank wordt geproduceerd op het Meertens Instituut in het Documentatie- en Onderzoekscentrum van het Nederlandse lied in samenwerking met diverse partners. Daar wordt voortdurend verder gewerkt aan zowel de presentatie als de inhoud van de Nederlandse Liederenbank (www.liederenbank.nl). Van veel liederen zijn ook de melodieën gevonden. En dat betekent dat ze (weer) gezongen kunnen worden. Het gezelschap Camerata Trajectina onder leiding van Louis Peter Grijp heeft een aantal cd’s uitgebracht (www.camerata-trajectina.nl) en bij een paar nieuwe tekstuitgaven worden cd’s meegeleverd waarop (een deel van) de liederen te horen zijn.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
4
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Een discografie van Camerata Trajectina vind je op www.cameratatrajectina.nl/?page=15#discografie. Via www.camerata-trajectina.nl/?page=0039 kun je een aantal fragmenten beluisteren en bekijken. Bij enkele nieuwe uitgaven (die van Het Antwerps Liedboek en die van de gedichten van Hooft) vind je een cd met daarop een aantal gezongen liederen. Alle gelegenheid dus om de liederen in de volgende paragrafen niet alleen te lezen, maar ook te beluisteren. Opdracht 4 1 2 3 4 5 6 7
Waar is het Meertens Instituut gevestigd? Wat vind je in de Nederlandse liederenbank? Je kent vast wel een (wat ouder) Nederlands lied. Kijk of het in de Nederlandse Liederenbank is opgenomen. Van welke liederen kun je een deel beluisteren op de cd De wereld van Jan Steen? Aan welke Nederlandse dichter is een hele cd gewijd? Welk lied wordt op YouTube gezongen door Camerata Trajectina in een uitzending van Vrije Geluiden? Van welke straatvoorstelling van Camerata Trajectina kun je op YouTube een fragment zien?
C
Twee liederen uit Het Antwerps Liedboek
1
Een oud liedeken (lied 90)
Samenvatting van de inhoud Een vrouw beklaagt zich: ze dacht een geweldige man ‘gevangen’ te hebben (ze noemt hem een valk), maar hij is ervandoor gegaan. En daarom zoekt ze troost: ze nodigt een jonge man uit (strofe 2). Maar hij aarzelt: hij is bang voor de honden. Maar zij weet een oplossing: buiten in de boomgaard kunnen ze elkaar ontmoeten (strofe 4). Daar verklaart ze hem hartstochtelijk haar liefde (strofe 5), maar dat gaat hem te ver: ze kan terugkeren naar haar man en zeggen dat ze rozen is wezen plukken. Maar haar besluit staat vast: ze gaat niet terug (strofe 7). Tekst De oude tekst vind je op www.dbnl.org. In de tekst hieronder is de spelling aangepast en zijn leestekens aangebracht.
Een oud liedeken ‘Ik heb gedragen wel zeven jaar Een pakske van minnen, ’t valt mij te zwaar. Ik ben bedrogen. Ik waande de wilde valk te hebben gevangen; Hij is mij ontvlogen. Jonkheer, wil je daar loon af hebben. Zo kom noch t’avond tot mijnen bedde. Zijt zeker dies: Mijn man die is van huis gereden, ’t Is zijn verlies!’
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
5
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
‘Jonkvrouw, gij hebt zo felle honden. Of zij mij beten diepe wonden, Waar u dat lief? Op uw mans bedde en kome ik niet, Wat mijns geschied!’ ‘Jonkheere, mijn honden zal ik doen binden. Aan geen groen heide daar staat een linde. In enen boomgaard, Daar zullen wij twee genoeglijk wezen, Stout, onvervaard!’ In gene boomgaard dat hij kwam. In zijnen armen dat hij ze nam. Zij riep: ‘Ay mij! Dat ik u ooit zo lief gekrege: Zeer rouwet dat mij.’ ‘Jonkvrouke, en roept niet zo zere. Gij zult een goede vrouwe wederom keren Tot uwen man. Ende zegt dat gij waart rozen lezen In ’t zoete dal.’ ‘Rooskens te lezen is bij manieren In genen velden zo menigertieren. Des zeker zijt. Al zoude mijn man zijn ogen uit krijten, Hij is mijns kwijt!’ Toelichting strofe 1 pakske = last strofe 2 daar loon af hebben = van profiteren zijt zeker dies = wees daar zeker van strofe 3 waar u dat lief = zou u dat willen wat mijns geschied = wat er ook gebeurt strofe 4 heide = veld stout = zonder vrees strofe 6 een goede vrouwe = als een goede echtgenote rozen lezen = rozen plukken strofe 7 rooskens te lezen is bij manieren = rozen kun je op veel manieren plukken des zeker zijt = wees daar zeker van krijten = huilen Gezongen uitvoering Camerata Trajectina: Pacxken van Minnen. Middeleeuwse muziek uit de Nederlanden, Globe 6016, track 19. Meer informatie Het Antwerps Liedboek. Teksteditie bezorgd door Dieuwke E. van der Poel (eindredactie), Dirk Geirnaert, Hermina Joldersma en Johan Oosterman. Reconstructie van de melodieën door Louis Pieter Grijp, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2004.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
6
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Opdracht 5 1 2 3 4 5 2
Veel oude liederen zijn ‘dialoogliederen’. Leg uit waarom je dit lied geen dialooglied kunt noemen. De jonkheer zegt dat hij bang is voor de honden. Uit het verdere verloop kun je afleiden dat het niet alleen angst voor de honden is. Leg dat uit. Waarom is rozen plukken een goede reden om te noemen? De vrouw keert niet terug naar haar man. Waarom niet? In de laatste strofe lees je dat ze niet teruggaat, maar je kunt er ook uit opmaken wat ze wel gaat doen. Wat is dat? Van proper Janneken (lied 123)
Samenvatting van de inhoud Een minnaar vertrekt naar Rome en neemt afscheid van zijn Janneke. Tekst De oude tekst vind je op www.dbnl.org. In de tekst hieronder is de spelling aangepast en zijn leestekens aangebracht.
Van proper Janneken Om een die liefste, die ik beminne, Moet ik daags voor haar deure staan. Zij is zo amoureus van zinne, Het zal mij aan mijn leven gaan, Zij kost mijn herte zo menigen traan! Adieu schoon Janneken, tot op een wederkeren, Adieu, ik vare na ’t Roomse land. Schoon zoete lief, waart u bekwame Dat gij mij gaaft een troostelijk woord, Ik en zoude certeyn geen ander boelken kiezen, Al zou ’t mij ook aan mijn leven gaan. Helpt mij, Maria, mijnen druk verslaan, Ik hebbe verloren mijn beste pand. Adieu schoon Janneken, tot op een wederkeren, Adieu, ik vare na ’t Roomse land. Deze nijders tongen gaan voor mijn ogen, Ende achter minnen rugge strooien zij kwaad. Zij doen mijn jonge jeugd verdrogen, Dat zal ook aan mijn leven gaan. Het kost mijn herteken zo menige traan, Hier ende elders, aan elke kant. Adieu schoon Janneken, tot op een wederkeren, Adieu, ik vare na ’t Roomse land. Prinseselijk lief, hoe moogt gij mij vergeten? Ende ik was altijd zo gereed. Ende dat gij mij dus wilt versteken, Dat valt mijn herteken al te wreed. Mijn lijf, mijn goed was voor u bereid, Want ik nooit schoner lief en vand. Adieu schoon Janneken, tot op een wederkeren, Adieu, ik vare na ’t Roomse land.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
7
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Toelichting titel proper = bijzonder, uitnemend strofe 1 om een die liefste = ter wille van de allerliefste daags = dagelijks, alle dagen amoureus van zinne = lieflijk van aard aan mijn leven gaan = mijn leven kosten tot op een wederkeren = tot ziens vare = ga ’t Roomse land = Rome strofe 2 waart u bekwame = als het u belieft troostelijk woord = woord van bemoediging certeyn = zeker boelken = liefje, vriendin druk verslaan = verdriet verjagen beste pand = grootste bezit strofe 3 nijders = kwaadsprekers gaan voor mijn ogen = gaan mij voorbij verdrogen = verwoesten aan elke kant = overal strofe 4 moogt = kunt gereed = tot alles bereid versteken = verstoten mijn lijf = mijn leven mijn goed = mijn bezit was voor u bereid = stond u ten dienste vand = vond Gezongen uitvoering Track 13 op cd 2 van de boekuitgave van Het Antwerps Liedboek. Meer informatie Het Antwerps Liedboek. Teksteditie bezorgd door Dieuwke E. van der Poel (eindredactie), Dirk Geirnaert, Hermina Joldersma en Johan Oosterman. Reconstructie van de melodieën door Louis Pieter Grijp, Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2004. Opdracht 6 1 2 3 4
Dit wordt wel een afscheidslied genoemd. Vind je dat een passende benaming? Wat is er mis met die Janneke die zo ‘amoureus van zinne’ was? Wat zouden die ‘nijders’ eigenlijk doen? Toch heeft de dichter blijkbaar niet alle hoop verloren. Waaruit blijkt dat?
D
Twee liederen van P.C. Hooft
1
Lied
Samenvatting van de inhoud Een minnaar heeft met zijn Galathea de nacht doorgebracht en moet nu vertrekken: het wordt licht. Zij probeert de tijd nog wat te rekken, maar moet toegeven. De tijd gaat ook zo snel, verzuchten ze. Bij de afscheidskus vraagt ze hem of hij ’s avonds terugkomt. Hij aarzelt even (haar moeder zou boos kunnen worden), en ze nemen afscheid.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
8
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Tekst In de bundel Apollo of Ghesang der musen (1615) werd een veel kortere versie van dit lied opgenomen. De naam van de dichter werd daarbij niet vermeld. In 1636 werd het opgenomen in de uitgave Gedichten van den heere P.C. Hooft, die werd verzorgd door Jacob van der Burg. Die nam de teksten over uit het Rijmkladboek van Hooft. Onder het lied stond: Galathea J.G.B. Men veronderstelt dat dit de initialen zijn van het meisje voor wie Hooft dit lied schreef.
Lied Melodie: Gisteravond spade sloot ik mijn deur M. Galathea, ziet, den dag komt aan. G. Neen mijn lief, wilt nog wat marren, ’t zijn de starren, neen mijn lief, wilt nog wat marren, ’t is de maan. M. G. M. G.
Galathea, ’t is geen maneschijn. Hoe? ’t is nog geen één geslagen, wat zou ’t dagen? Hoe? ’t is nog geen één, ’t en kan den dag niet zijn. Galathea, aanschouwt den hemel wel. Laas! ik zie den dagerade, t’ onzer schade, laas! ik zie den dageraad, de tijd is snel.
Samen
Waarom duurt de nacht tot t’ avond niet? Dat wij vrolijk met ons beien, zonder scheien blijven mochten, totdat ons de dood verried.
G. M.
Nu adieu mijn troost, en blijft gezond. Wilt mij nog een kusje geven, och mijn leven, jont mij nog een kusje van uw blije mond. Och mijn leven, komt gij t’ avond weer? Laas, uw moeder mocht het horen en haar storen, maar al zou z’ haar storen, ik kom evenzeer.
G. M.
G. M.
Och mijn hart, hoe raak ik van uw hals? Laas, den dag en wil niet lijen ’t langer vrijen, dank hebt van uw zachte kuskens en van all’s.
Toelichting melodie spade = laat strofe 1 marren = wachten strofe 3 laas = helaas t’ onzer schade = jammer voor ons strofe 5 jont = gun strofe 6 storen = boos worden Gezongen uitvoering Camerata Trajectina: Muziek uit de Muiderkring, Globe 6026, track 1. Meer informatie • P.C. Hooft: De Gedichten. Verzorgd door Johan Koppenol en Ton van Strien, Muzikale redactie en toelichting Natascha Veldhorst, uitgave Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2012, lied 16; • www.literatuurgeschiedenis.nl.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
9
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Opdracht 7 1 2 3 2
Bij welke soort liederen hoort dit lied als je naar de vorm kijkt? Naar de inhoud wordt dit een ‘dageraadslied’ (ook wel aubade of alba genoemd). Waarom? Hooft wordt wel onze grootste petrarkistische dichter genoemd. Vind je elementen van het petrarkisme terug in dit lied? Deuntje
Samenvatting van de inhoud Toen Jan Sybrech wilde versieren, vroeg ze of het om echte liefde ging, want die zal nooit vergaan. Echter kan niet, zegt hij, en dus stemt ze toe (strofe 1 en 2). Maar laatst sloeg ze hem met een sleutelbos, en toen hij klaagde, zei ze dat het niet uitmaakte: echte liefde kan niet vergaan. Ze koopt zelfs een Poolse zweep, en als ze zin heeft, slaat ze erop los (strofe 3 en 4). Jan durfde haar te vragen of het haar ook om echte liefde ging, en zij antwoordde dat hij daarom ook juist haar slaan moest verdragen (strofe 5). Wel zegt Jan, dan moet je ook mijn klappen accepteren: echte liefde kan niet vergaan (strofe 6). Echte liefde moet dus wederkerig zijn (strofe 7). Tekst Het lied is in 1608 opgenomen in de bundel Den Bloem-hof van de Nederlantsche Ieught. In 1636 werd het opgenomen in de uitgave Gedichten van den heere P.C. Hooft, die werd verzorgd door Jacob van der Burg. In 2012 verscheen P.C. Hooft: De Gedichten. Verzorgd door Johan Koppenol en Ton van Strien, muzikale redactie en toelichting Natascha Veldhorst, uitgave Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, lied 66.
Deuntje Melodie: Si c'est pour mon pucellage Als Jan Sijbrech zou belezen en haar sprak van liefden an, zei ze: ‘Ja, maar janneman, zoud’ het reine liefde wezen die gij mij geeft te verstaan? Reine liefd’ kan niet vergaan.’ ‘Reine liefd’ van d’ allerreinste,’ zeid’ hij, ‘Sijbrech, bolle meid!’ ‘Wel,’ zei zij, ‘dat ’s goed bescheid. ’t Huw’lijk is op ’t allerheinste, Jan, ik wil ’t met u bestaan: reine liefd’ kan niet vergaan.’ Vijftig builen in twee slagen smeet hem laatst de boze feeks met een wakk’re sleutelreeks. Als hij toen begon te klagen, zei ze: ‘Jan, wat gaat u aan? Reine liefd’ kan niet vergaan.’ Z’ heeft een zweep ontboón uit Polen, die ze bij haar kammen hangt. Als haar dan een lust bevangt, zeit ze: ‘Jan, licht op uw zolen, hippelt luchtig, onbelaan, reine liefd’ kan niet vergaan.’
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
10
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Jan bestond zijn wijf te vragen: ‘Was het u al reine liefd’?’ Sijbrech zeide: ‘Ja, ondieft. Daarom moet gij mij verdragen als ik lust heb wat te slaan: reine liefd’ kan niet vergaan.’ ‘Wel, verdraagt dan ook mijn smijten,’ zeide Jan, en stelde doe, ook een bos met sleutels toe. En als zij begon te krijten, kreet hij weer daar tegen aan: ‘Reine liefd’ kan niet vergaan.’ Wilt gij reine liefd’ doen duren, voegt er reine liefde bij; want de liefd’ aan ene zij, kan in korte tijd verzuren. Hangt ze beide zijden aan: reine liefd’ kan niet vergaan. Toelichting strofe 1 belezen = versieren heeft te verstaan = vertelt, noemt strofe 2 allerreinste = allerbeste goed bescheid = goed nieuws allerheinste = heel dichtbij met u bestaan = met u wagen strofe 3 smeet = sloeg wakk’re sleutelreeks = grote sleutelbos wat gaat u aan = wat maak je je druk strofe 4 ontboón = gekocht onbelaan = zonder zorgen strofe 5 bestond = durfde ondieft = zeker, beslist strofe 6 smijten = slaan krijten = huilen, schreeuwen strofe 7 aan ene zij = van een kant hangt ze beide zijden aan = laat ze van twee kanten komen Gezongen uitvoering • Track 9 van de cd bij de uitgave P.C. Hooft: De gedichten, 2012. • Camerata Trajectina: Muziek uit de Muiderkring, Globe 6026, track 1. Meer informatie P.C. Hooft: De Gedichten. Verzorgd door Johan Koppenol en Ton van Strien, muzikale redactie en toelichting Natascha Veldhorst, uitgave Atheneum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. Opdracht 8 1 2 3 4
‘Reine liefde kan niet vergaan’ zegt het refrein. Wat moeten we, blijkens alles wat er gebeurt, onder ‘reine’ liefde verstaan? Klappen met een sleutelbos, dat lijkt niet erg voor de hand liggend. Waarom toen wel? In een interview noemden Johan Koppenol en Ton van Strien dit een sadomasochistisch lied, misschien wel het eerste in onze literatuur. Welke aanwijzingen vind je voor deze aanduiding in dit lied? Hooft schreef dit lied voor een ‘Alcina’, misschien een van de vele meisjes die hij het hof maakte. Wat probeerde hij haar misschien met dit lied duidelijk te maken?
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
11
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
E
NOVEMBER
2012
Twee liederen van G.A. Bredero
Beide liederen zijn opgenomen in Bredero’s Boertigh, amoureus, en aendachtigh Groot Lied-boeck dat werd uitgegeven in 1622. De bundel bestaat uit drie afdelingen: Boertigh Lied-boeck (= grappig), De groote bron der minnen (liefdesliederen) en Aendachtigh Lied-boeck (= vroom, ernstig). Het Liedeken staat in De groote bron der minnen. Het lied Een oud bestevaartje, met een jong meisje staat in het Boertigh Lied-boeck. 1
Liedeken
Samenvatting van de inhoud Terwijl iedereen slaapt, ook het meisje op wie hij verliefd is, zwerft de dichter door de stad. Hij beklaagt zich en smeekt om haar gunsten (strofe 1–4). Maar hij beseft dat klagen geen zin heeft, ze slaapt immers. Hij wenst haar een rustige nacht, terwijl hij zelf de rust niet kan vinden. Tekst In de tekst hierna is de spelling aangepast. Ook zijn leestekens aangebracht.
Liedeken Op de wijze: Wellustige jongelingen, dat edele ’s Nachts rusten meest de dieren, ook mensen goed en kwaad, en mijn lief goedertieren is in een stille staat. Maar ik moet eenzaam zwieren en kruisen hier de straat. Ik zie het zwierig drijven, ik zie de klare Maan, ik zie dat ik moet blijven alleen mistroostig staan. Ach lief wilt mij gerijven met troostelijk vermaan. Ach Lelie hoog verheven, verheven in mijn zin, mijn hope van mijn leven, gewenste, schoon Vriendin, wil mij, u jonstig, geven een lieve wedermin. Met hoop en vrees bevangen, met een gestage strijd van zorgen en verlangen, verwacht ik nu ter tijd van u, mijn troost, t’ ontvangen ’t Woord waar men lang om vrijt. Mijn vruchteloos verwachten mijn kommer niet en blust. Zult gij mij heel verachten, och voedster van mijn lust? Maar ziet, ik onbedachte klaag nu, zij leit en rust.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
12
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Och slaapt gij, mijn behagen, dewijl ik doe mijn klacht? Wat baat mij dan mijn klagen, nu gij de doven slacht? Ik zal ’t geduldig dragen, ik wens u goede nacht. Adieu, prinsesje jeugelijk, mijn Vrouw van mijn gemoed. Adieu, en droom geneugelijk en slaap gerust en zoet. Ach, ’t is mij zo onmeugelijk te rusten als gij doet. Toelichting strofe 1
strofe 2
strofe 3 strofe 4 strofe 5
strofe 6 strofe 7
meest de dieren = de meeste dieren goedertieren = welwillend, zacht
staat = toestand zwieren = zwerven het zwierig drijven = de wolkenluchten klare = heldere gerijven = te hulp komen troostelijk vermaan = troostende woorden mijn zin = mijn gedachten u jonstig = u toegenegen wedermin = wederliefde gestage = voortdurende mijn troost = mijn liefste om vrijt = naar vraagt kommer = zorgen verachten = versmaden, weigeren onbedachte = onnadenkende leit en rust = ligt te rusten dewijl = terwijl slacht = lijken op jeugelijk = jeugdig, jong vrouw = meesteres gemoed = gedachten geneugelijk = onbezorgd als = zoals
Gezongen uitvoering Camerata Trajectina: Muziek uit de Gouden Eeuw, Globe 6013, track 22. Meer informatie • G. Stuiveling: G.A. Bredero’s Boertigh, amoureus, en aendachtigh Groot Liedboeck, Culemborg, 1975 (3 delen); • E.K. Grootes, Liederen van Bredero, Amsterdam, 1985; • www.literatuurgeschiedenis.nl. Opdracht 9 1 2 3
Tot welk genre kun je dit lied rekenen als je kijkt naar de inhoud? Welke petrarkistische elementen vind je in dit lied? De maan en de voorbijdrijvende wolken staan symbool voor de situatie waarin de dichter zich bevindt. Leg dat eens uit.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
13
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
2
NOVEMBER
2012
Een oud bestevaartje, met een jong meisje
Samenvatting van de tekst Een oude man, Lammert, vraagt een jong meisje ten huwelijk. Maar ook al biedt hij haar al zijn bezit, ze weigert. Want wat hij zoekt (iets jongs), dat zoekt zij ook. En geld maakt niet gelukkig. Tekst In de tekst hierna is de spelling aangepast. Ook zijn leestekens aangebracht.
Een oud bestevaartje, met een jong meisje Stem: Pots honderdduizend slapperment, etc. Lammert Jannetje L. J.
L. J. L. J. L. J. L. J. L. J.
O Jannetje, mijn zoete bek, ei lieve, blijf wat staan! Wat schort je, zeg, jij ouwe gek? Ik raad je, laat me gaan. Al ’t geld dat gij hier liggen ziet, dat is voor u al ree. Weg kaalkop, ik en zoek u niet: wat jij zoekt, zoek ik mee. Van landen, zanden, geld en goed Zo ben ik machtig rijk. Dat acht ik niet, o suffe bloed! Ik wacht na mijns gelijk. Het goed is ’t, waar men wel afvaart, dus meisje wees gedwee. Gij zijt mij al te oud bejaard: wat jij zoekt, zoek ik mee. Och kindje geef je mij een zoen, ik geef je al dit geld. Dat zal ik wel een jonger doen, al gaf hij niet ’n speld. Geloof, lief, dat ik u verzoek te ere en ter ee. Weg, weg, weg Hansje Hangebroek: wat jij zoekt, zoek ik mee. Ik zal jou kopen wat je lust, en doen wat jij gebiedt. Ei, Lammert-vaartje hou je rust, want jij en dient me niet: was jij maar twintig jaren oud, misschien of ik ’t dee, maar nou zo ben je oud en koud: wat jij zoekt, zoek ik mee. Dit is een lansje naar mijn zin, vol vrolijkheid en vreugd, die ik niet om z’n goed bemin, maar om z’n jonge jeugd, Uw krachten die zijn oud en af, dus laat me in mijn vree, en vrijt geen vrijster, maar een graf: wat jij zoekt, zoek ik mee.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
14
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
L. J.
L. J.
NOVEMBER
2012
Mijn dochter, laat dees mellekkmuil, en neem een deftig man. Och nam ik zulk een ouwe uil, wat raad ging mij dan an? ’k Zou immers bij uw levend lijf (Waar vindt men meerder wee?) uw Maagd zijn en uw Weeuw, jouw Wijf wat jij zoekt, zoek ik mee. Vaarwel dan ouwe rochelaar, ik blijf bij mijns gelijk: weet jij niet, zalige bestevaar, dat wie genoegt, is rijk? Ei sta toch stil, God zegen ongs, verhoor toch dees mijn bee. Ai Lammert-vaar jij zoekt wat jongs: wat jij zoekt, zoek ik mee.
Toelichting titel bestevaar = grijsaard strofe 1 mijn zoete bek = mijn lieverd schort je = mankeert je ree = klaar, gereed mee = ook strofe 2 wacht na = wacht op waar men wel afvaart = waar men goed van leeft al te oud = veel te oud strofe 3 niet ’n speld = niets verzoek = aanzoek ter ere en ter ee = tot een eerbaar huwelijk hangebroek = slobberige, laaghangende broek strofe 4 wat je lust = waar je zin in hebt jij en dient me niet = ik moet je niet, ben niet van jou gediend strofe 5 lansje = jongeman strofe 6 deftig = wijs, bezadigd wat raad ging mij dan an = wat zou ik moeten beginnen bij uw levend lief = terwijl je leeft wee = ellende, verdriet maagd = dienstmeid weeuw = weduwe strofe 7 zalige = brave wie genoegt = wie tevreden is ongs = ons bee = verzoek Gezongen uitvoering Camerata Trajectina: Jan Steen schilder en verteller, Globe 6040, track 8. Meer informatie • G. Stuiveling: G.A. Bredero’s Boertigh, amoureus, en aendachtigh Groot Liedboeck, Culemborg, 1975 (3 delen); • E.K. Grootes, Liederen van Bredero, Amsterdam, 1985; • www.literatuurgeschiedenis.nl.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
15
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Opdracht 10 1 2
4 5
Dit lied staat in het ‘boertigh’ (kluchtig) deel van het liedboek. Is dat terecht? Het motief van de ‘ongelijke liefde’ vind je in veel liederen. Hoe zit dat in dit gedicht? Je zou kunnen zeggen dat het meisje de man nogal grof afwijst. Kun je een voorbeeld geven? ‘Wat jij zoekt, zoek ik mee’ is de refreinregel. Maar wat zoeken ze dan? Bij welke soort hoort dit lied als je kijkt naar de vorm?
F
Voor wie meer wil
3
Een interessante figuur uit dezelfde tijd is Jan Jansz. Starter, bekend van zijn Friesche Lust-hof, beplant met verscheyde stichtelyke Minne-liedekens / Gedichten / ende Boertige kluchten, een liedboek uitgegeven in 1621. Dat boek had veel succes, en werd zeker tien keer herdrukt. Op www.literatuurgeschiedenis.nl vind je twee liederen daaruit, een drinklied en een minnelied. Opdracht 11 Lees de twee liederen van Starter. Welk lied is, gezien de inhoud, van een heel andere aard dan wat je hiervoor las (en hoorde)?
G
Nieuwe liefdesliederen
In 2006 verscheen een speciaal nummer van het tijdschrift De Revisor (jaargang 32, nummer 5): De avond van het liefdeslied. De redacteuren van het tijdschrift wilden een oude traditie herstellen: de verbinding van poëzie en muziek. Uit het inleidende essay Over muziek en poëzie van Ilja Leonard Pfeijffer en Allard Schröder komt het volgende fragment: Poëzie moet zingen, vindt menigeen en inderdaad, dat doet ze ook vaak, maar wat ze zingt, klinkt vooral in het hoofd, of in afzondering stilletjes nagepreveld door een lezer die hardop leest. Dat is niet altijd zo geweest. Vanaf heuglijke tijden en tijden die we ons niet heugen maar wel kennen uit mythen en legenden weten we dat poëzie werd gezongen. In de tijd dat de goden zich nog regelmatig op aarde vertoonden, was Orpheus de grootste zanger van de wereld. Hij was de grootste dichter van de wereld. Hij was de grootste zanger en de grootste dichter van de wereld, want er was geen verschil tussen die twee professies. De lyrische dichters van de Oudheid zijn altijd precies dat geweest: lyrisch. De lier was hun embleem, zoals de gitaar het embleem is van de popster. Alle lyrische poëzie uit de Oudheid, poëzie van Sappho, Alcaeus, Archilochus, Pindarus en al die anderen, poëzie die wij lezen en bewonderen als gedichten, zijn in feite songteksten. We zullen alleen nooit meer weten hoe ze geklonken hebben, want de muziek is verloren gegaan. [...] Zeker in de jaren zestig groeide de populariteit van de zogenaamde amusementsmuziek zo explosief en werd haar invloed zo alomvattend, dat zij zich steeds meer pretenties ging aanmeten. Sommige popartiesten wilden de wereld verbeteren, of als dat niet ging, in ieder geval de popmuziek. Want dat is het opmerkelijke: eerst had de amusementsmuziek zich in een lang – hierboven beschreven – proces van de kunstmuziek losgemaakt en toen wilden sommige artiesten de amusementsmuziek verheffen tot kunstmuziek: artiesten die niet langer geïnteresseerd waren in licht verteerbare, herkenbare, puur commercieel gemotiveerde liedjes, artiesten die de popmuziek serieus namen.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
16
LESBRIEF LITERATUUR ‘LIEFDESLIED’
NOVEMBER
2012
Met de toenemende interesse voor de artistieke mogelijkheden van popmuziek, groeide de belangstelling voor de kwaliteit van de songteksten. Een band als Procol Harum had een dichter in zijn gelederen die niets zong of speelde, maar slechts dichtte. Sommigen vinden zelfs dat Bob Dylan de Nobelprijs voor de literatuur verdient. Liederen van Jacques Brel worden uitgezonden in de VPROreeks Dode dichters almanak. Aan de andere kant kwamen er ook steeds meer dichters die niet langer hun bleekgepoederde neusjes ophaalden voor de popmuziek. Op deze manier is popmuziek bij uitstek het domein waar poëzie en muziek hun eeuwenoude verbond kunnen hervinden. Maar dit alles neemt niet weg dat er een afgrond gaapt tussen de producten van nogal wat tekstschrijvers en de officiële poëzie die in zwarte inkt op kwaliteitspapier tot ons wil spreken. Hoewel de sterren meer dan in de voorafgaande eeuw gunstig staan voor poëzie die als vanouds wil zingen, blijft er sprake van een kloof tussen beide werelden. Vergeleken met de meeste popmuziek is de traditionele poëzie een marginaal verschijnsel. Het verschil aan bereik en werking is zo immens dat de vergelijking lachwekkend wordt. De meeste mensen kennen meer songteksten dan gedichten. Er zijn zelfs mensen voor wie songteksten de enige poëzie zijn die zij kennen. Dit project van De Revisor heeft tot doel die kloof voor een moment te dichten. Het kan geen kwaad voor de poëzie wanneer zij, al was het maar voor even, haar aansluiting bij de populaire muziek hervindt en haar plaats in de populaire muziekcultuur, die haar ooit zo vanzelfsprekend toeviel, weer inneemt. Evenmin kan het kwaad voor de popmuziek wanneer dichters hun talent en vakmanschap weer aan haar ter beschikking stellen, zeker als je denkt aan het gemiddelde niveau van sommige songteksten. Uiteraard betekent dit alles op geen enkele manier dat de traditionele poëzie van zwart op wit haar beste tijd gehad heeft of minderwaardig is. Een gedicht in een bundel dat zingt in het hoofd van de lezer en een songtekst die zingt dankzij de stembanden van een zanger zijn gewoon twee verschillende dingen, maar ze hebben té veel met elkaar te maken om de situatie te rechtvaardigen waarin zij nimmer met elkaar in contact komen. Uit: De revisor, jaargang 32, nummer 5, 2006, pagina 5-9.
De dichters en zangers uit het volgende schema ontwikkelden samen een lied. Alle liederen werden op 8 oktober 2008 uitgevoerd in Paradiso in Amsterdam, een avond die door de NTR werd uitgezonden. Die hele uitzending kun je zien via www.nps.nl. Alle liedjes vind je ook op de cd die bij het nummer van De Revisor was gevoegd. Dichter Menno Wigman Antjie Krog Gerrit Komrij Hagar Peeters Joost Zwagerman Ilja Leonard Pfeijffer Neeltje Maria Min Hafid Bouazza Manon Uphoff Erik Jan Harmens Kees ’t Hart Peter Verhelst Alfred Schaffer
Zanger Spinvis Wende Snijders Huub van der Lubbe Martin Buitenhuis (Van Dik Hout) Frédérique Spigt Ellen ten Damme Thé Lau Laïs Maarten van Roozendaal Roos Rebergen (Roosbeef) De Jeugd van tegenwoordig An Pierlé & Koen Gisen Bent van Looy (Das Pop)
Titel Alles blijft, Andreas Vetrekkend Simpel verlangen One night stand Nu jij weg bent Alles is rond De platte stenenbrug in Alkmaar Weer verliefd Rattenlied Mijn fantasie doet het niet Klaagmuur Kijk maar in de zon Klaar
Opdracht 12 1 2
Welke combinatie van dichter en zanger vind jij het meest interessant? Geef een korte toelichting. Beluister het lied. Wat is je oordeel?
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
17