VERGADERING VAN 29 JUNI 2005
PUNTEN VAN BEHANDELING 1. 2. 3. a. 4. A.1. A.2.
BLZ.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 25 mei 2005............................................. 3 Ingekomen stukken .......................................................................................................................... 3 Regeling van werkzaamheden.......................................................................................................... 4 Behandelvoorstellen Presidium........................................................................................................ 4 C-stukken ......................................................................................................................................... 5 Aanwijzing lid in het Algemeen Bestuur van het SNN.................................................................... 6 Voorjaarsnota 2005 (nr. 13/2005) .................................................................................................... 7 Algemene beschouwingen PvdA-fractie. ......................................................................................... 7 Algemene beschouwingenCDA-fractie. ......................................................................................... 12 Algemene beschouwingen VVD-fractie......................................................................................... 16 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie. ............................................................................. 20 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie ............................................................................ 25 Algemene beschouwingen SP-fractie. ............................................................................................ 29 Algemene beschouwingen D66-fractie. ......................................................................................... 34 Algemene beschouwingen PvhN-fractie. ....................................................................................... 43 Antwoord van gedeputeerde Calon. ............................................................................................... 51 Antwoord van gedeputeerde Bleker. .............................................................................................. 55 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen. .......................................................................................... 64 Antwoord van gedeputeerde Mulder .............................................................................................. 71 Antwoord van de Voorzitter. .......................................................................................................... 73 Repliek van de PvdA-fractie........................................................................................................... 76 Repliek van de CDA-fractie. .......................................................................................................... 81 Repliek van de VVD-fractie. .......................................................................................................... 84 Repliek van de GroenLinks-fractie................................................................................................. 86 Repliek van de ChristenUnie-fractie .............................................................................................. 87 Repliek van de SP-fractie. .............................................................................................................. 88 Repliek van de D66-fractie............................................................................................................. 90 Repliek van de PvhN-fractie........................................................................................................... 93 Dupliek van gedeputeerde Calon.................................................................................................... 95 Dupliek van gedeputeerde Bleker................................................................................................... 95 Dupliek van gedeputeerde Gerritsen. ............................................................................................. 95 Dupliek van gedeputeerde Mulder ................................................................................................. 97 Dupliek van de Voorzitter. ............................................................................................................. 97 Bevindingen van prof. Dr. A. Heertje over de openbare stukken over de publiek-private samenwerking bij de realisering van Meerstad ............................................................................ 101
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005
Voorzitter: de heer J.G.M. Alders, commissaris der koningin Waarnemend voorzitter: de heer R.A.C. Slager Statengriffier: de heer ir. J.M.C.A. Berkhout Aanwezig zijn 53 leden, te weten: J.G. Abbes (CDA), J.R.A. Boertjens (VVD), mevrouw J.W.F. BoonThemmen (VVD), mevrouw A.F. Bos (GroenLinks), M. Boumans (VVD), P.H.R. Brouns (CDA), D. Bultje (PvdA), mevrouw I.S. Bulk (SP), A.A. van Dam (CDA), mevrouw T. Deinum-Bakker (D66), mevrouw J.M. Drees (PvdA), L.A. Dieters (PvdA), J.J. Dijkstra (PvdA), mevrouw A.M.K.D. Folkerts (GroenLinks), mevrouw F.Q. Gräper-van Koolwijk (D66), W. Haasken (VVD), K.J. Havinga (PvdA), H. Hemmes (SP), J. Hilverts (ChristenUnie), mevrouw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), B. Hofman (VVD), D.A. Hollenga (CDA), M.J. Jager (CDA), F.C.A. Jaspers (PvdA), mevrouw A.G. van Kleef-Schrör (CDA), J.W. Kok (PvdA), mevrouw C.A. de Lange (PvdA), F.F.H. Lenselink (PvdA), E.J. Luitjens (VVD), A. Maarsingh (CDA), mevrouw W.J. Mansveld (PvdA), L.A. Meijndert (CDA), H.C. Moll (GroenLinks), W.J. Moorlag (PvdA), mevrouw I.P.A. Mortiers (PvdA), H. Nijboer (PvdA), M.L.J. Out (VVD), mevrouw G.R. Peetoom (CDA), W. van der Ploeg (GroenLinks), R.D. Rijploeg (PvdA), IJ.J. Rijzebol (CDA), J. Roggema (ChristenUnie), mevrouw M.J. Schouwenaar (PvdA), R.A.C. Slager (ChristenUnie), mevrouw L.K. Smit (PvdA), F.J. van der Span (CDA), H. Staghouwer (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), J.W. Veluwenkamp (PvdA), mevrouw I.L. Voogd, mevrouw A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), T.J. Zanen (PvhN), E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Afwezig met kennisgeving: J.L.H. Köller (PvdA), P.M. de Bruijne (PvdA). Aanwezige leden van het College van Gedeputeerde Staten: H. Bleker, M.A.E. Calon, J.C. Gerritsen en mevrouw C.A.M. Mulder.
De VOORZITTER: Ik open de vergadering van de Provinciale Staten van de provincie Groningen van 29 juni 2005. Ik heet u allen van harte welkom en wens u een goede vergadering toe. Ik heb bericht ontvangen dat mevrouw Smit en mevrouw Peetoom later zullen arriveren in de vergadering. Voorts heb ik via de e-mail bericht ontvangen dat Jan Köller voor de eerste keer in achttien jaar niet aanwezig kan zijn bij de Statenvergadering, omdat zijn lichamelijke conditie hem daartoe op dit moment niet toe in staat stelt. Dat spijt hem zeer, kan ik u wel zeggen. Hij hoopt snel weer bij ons te zijn. Het feit echter dat iemand voor de eerste keer in achttien jaar een vergadering overslaat is wel zo uniek dat ik u voorstel om hem vanuit de vergadering bloemen te sturen om hem duidelijk te maken dat hij er vandaag toch bij is. Met algehele bijval wordt dit voorstel overgenomen. De VOORZITTER: Onlangs werd tijdens een commissievergadering meegedeeld dat de heer Brouns afwezig was en dat hij buitenlands in het huwelijk trad. Nu is hij weer terug en is dit het moment om hem daarmee van harte te feliciteren. Van harte! Dames en heren, wij hebben ook een jarige in ons midden. Dat hoort altijd zo te zijn bij de behandeling van de Voorjaarsnota of de Begroting. Dat is in dit geval de heer Roggema. Meneer Roggema, ook van harte gefeliciteerd! Daarmee is de opening verricht en zijn wij toe aan punt 1 van de agenda.
2
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Notulen van Provinciale Staten 250505 Ingekomen stukken
1.
Notulen van de vergadering van Provinciale Staten van 25 mei 2005
Zonder beraadslaging of stemming worden deze notulen als zodanig vastgesteld 2.
Ingekomen stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a. Brief van de Milieufederatie Groningen van 13 mei 2005 betreffende Kaderrichtlijn Water; brochure “Stilstand is achteruitgang”; b. Jaarverslag 2004 van de Nederlandse Waterschapsbank N.V.; c. Brief van de Vereniging voor Dorpsbelangen Woltersum e.o. van 23 mei 2005, waarbij een kopie van een brief aan de Tweede Kamercommissie Landbouw betreffende het roekenprobleem; De heer VAN DAM: Voorzitter, ik verzoek u die brief te laten agenderen voor de commissie Landschap, Water en Milieu. De VOORZITTER: Die brief wordt als ingekomen brief naar de commissie verschoven. d. e. f.
g. h. i. j. k. l.
Brief van de Raad voor de Wadden van 24 mei 2005, betreffende toezending jaarverslag 2004; Brief van het College sanering ziekenhuisvoorzieningen van mei 2005, betreffende jaarverslag 2004; Brief van Essent Kabelcom B.V. te Groningen van 25 mei 2005 betreffende verzoek tot instemming voor het aanleggen c.a. van een glasvezelverbinding en boringen in de gemeente Groningen, onder de mededeling dat het College inhoudelijke reageert; Brief van de Raad voor het Landelijk Gebied van 31 mei 2005 betreffende jaarverslag 2004 en werkprogramma 2005; Brief van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van dieren van 31 mei 2005, betreffende nota ‘Aanbevelingen Provinciaal Dierenwelzijnsbeleid’; Brief van het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland van 9 juni 2005, betreffende CPB-studie; Brief van drs. P.G. Dekker te Oosterbeek van 6 juni 2005, betreffende samenvoeging provincies tot vier of vijf superprovincies; Brief van Deloitte Accountants B.V. van 3 juni 2005, betreffende de F.G. Kordes-Trofee 2005; Jaarverslag/-rekening SNN 2004; gewijzigde begroting SNN 2005 en de integrale begroting SNN 2006 (ter consultatie) en de reactie van het College bij brief van 26 mei 2005, nr. 200510.750/21/A.18, ABJ.
Met inachtneming van de gemaakte opmerking inzake brief c. zijn voorgaande brieven van derden voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: De volgende ingekomen stukken zijn ter kennisgeving nagekomen. Brief van het DB van het SNN van 22 juni 2005, betreffende het Tweede Audit rapport Europese Commissie; Afschrift van een brief van het DB van het SNN van 22 juni 2005 aan de heer C.H. Kloos; Brief van 21 juni 2005 van het Gronings Agrarisch Jongeren Kontakt betreffende een verzoek tot steun voor startersregeling jonge boeren in Groningen
3
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Ingekomen stukken Regeling van werkzaamheden
De heer JAGER: Voorzitter, mijn fractie zou die brief graag door willen zenden naar de commissie Economie en Mobiliteit. De VOORZITTER: Dan voegen wij die brief toe aan de lijst van ingekomen stukken van die commissie. De volgende stukken zijn spoedshalve reeds in handen gesteld van de commissie Economie en Mobiliteit: m. Brief van de heer H. Koot te Noordhorn van 27 mei 2005 betreffende reactie op startnotitie wegomlegging Zuidhorn; n. Brief van L. Dijck te Noordhorn van 26 mei 2005, betreffende reactie op startnotitie wegomlegging Zuidhorn; o. Brief van de heer J.J. van Doormaal en mevrouw E.F. van Doormaal-Stremmelaar te Noordhorn van 29 mei 2005 betreffende reactie op startnotitie wegomlegging Zuidhorn; N.B. Alle reacties zijn op 15 juni bij de startnotitie behandeld. Het volgende stuk is spoedshalve reeds in handen gesteld van de commissie Landschap, Water en Milieu: p. Brief van de Milieufederatie Groningen van 24 mei 2005 betreffende Watervisie “Stroomlijnen” en besluitvorming waterbeheer Lauwersmeer N.B. Deze is behandeld in de vergadering van 8 juni. Met inachtneming van de gemaakte opmerkingen zijn voorgaande brieven voor kennisgeving aangenomen. De VOORZITTER: Voorgesteld wordt het volgende stuk in handen te stellen van Gedeputeerde Staten ter afdoening: q. Mail van H.L. van Ittersum te Gieten van 29 mei 2005 betreffende plaatsing cablebarrier langs de N860 tussen Waterhuizen en Hoogezand; r. Brief van de Stichting Minderjarigen Noord Nederland te Groningen van 7 juni 2005 betreffende bezwaarschrift tegen gedwongen toetreding van cliëntenorganisaties in de jeugdzorg en het familierecht in de regionale Patiënten- en Consumentenplatforms in de drie noordelijke provincies. Zonder beraadslaging of stemming wordt het voorstel aanvaard. De VOORZITTER: Voorgesteld wordt in te stemmen met het advies van het Presidium behorende bij de brief van 4 april 2005 betreffende de begroting 2005 van de Noordelijke Rekenkamer. Kunt u daarmee instemmen? Zonder beraadslaging of stemming wordt met het voorstel ingestemd. 3.
Regeling van werkzaamheden
a.
Behandelvoorstellen Presidium
De VOORZITTER: Op de eerste plaats wijs ik u erop dat er nog enige tijd verloopt en dat ik u verzoek om mij te machtigen om de stukken die nu nog binnenkomen, toe te voegen aan de lijst. Dat zal in dit geval bijzondere aandacht behoeven.
4
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Regeling van werkzaamheden C-stukken
De voorstellen liggen voor. Zijn er voorstellen ten aanzien van het voorgestelde? Ik begrijp dat het subsidie-format op verzoek van de heer Jaspers wordt toegevoegd aan de commissie Bestuur en Financiën. Verder moet ik u erop attent maken – de heer Jager gaf mij die tip – dat bij de commissie Economie en Mobiliteit van 14 september 2005 bij de bespreekpunten de vertrouwelijke brief staat van GS van 9 juni 2005. Dat betekent dat als die vertrouwelijke brief wordt besproken dit slechts kan in een vertrouwelijke vergadering. U kunt instemmen met de voorstellen. Zonder beraadslaging of stemming wordt met de voorstellen ingestemd. 4.
C-stukken
De VOORZITTER: Voorgesteld wordt de volgende stukken voor kennisgeving aan te nemen: a.
b. c.
Brief van bestuur Milieufederatie Groningen van 21 maart 2005 betreffende aanpak verdroging en de brief van GS van 22 april 2005, nr. 2005-06.426b/16/A.17, LW, betreffende brief Milieufederatie Groningen over prioriteitstelling GS t.a.v. verdroging en GGOR; Brief van Milieufederatie Groningen van 31 maart 2005 met het verzoek om ‘vriend van de nacht’ te worden; Dossier Watervisie Lauwersmeer Notitie ‘Onderweg naar de Watervisie Lauwersmeer’ Communicatieplan ‘Op weg naar de Watervisie Lauwersmeer’ ‘Watervisie Lauwersmeer, eindrapport fase 1’ Brief van de Milieufederatie Groningen van 24 mei 2005 betreffende Watervisie “Stroomlijnen” en besluitvorming waterbeheer Lauwersmeer;
De VOORZITTER: Ondertussen is vastgesteld dat dit dossier nog steeds onder handen is en daarom stel ik voor dit dossier van de C-lijst te verwijderen en terug te sturen naar de commissie, want de commissie gaat hier nog op door. Zonder beraadslaging of stemming wordt aldus besloten. d. e. f. g. h.
i.
Brief van 26 mei 2005, nr. 2005-10.320/21/A.10, RP, betreffende planologische regeling voor het noodbergingsgebied Winschoten Zuid; Brief van 19 mei 2005, nr. 2005-09734/20/A.25, LWG, betreffende uitvoering Plan Groningen; Brief van 12 mei 2005, nr. 2005-09.225/19/A.16, W, betreffende Eindrapportage 2000-2004 welzijn ‘Werken aan sociale duurzaamheid’; Brief van 12 mei 2005, nr. 2005-08.263/19/A.27, C, betreffende afhandeling tweede ronde GAC Kunstenbudget 2005; Brief van 14 april 2005, nr. 2005-07.308/15/A.15, VV, betreffende Startnotitie m.e.r. wegomlegging Zuidhorn en de daarop binnengekomen reacties van: Transport en Logistiek Nederland van 28 april 2005, Stichting Behoud Rietdal Noordhorn van 8 mei 2005, de heer H. Koot te Noordhorn van 27 mei 2005, de heer L. Dijck te Noordhorn van 26 mei 2005, de heer en mevrouw Van Doormaal-Stremmelaar te Noordhorn van 29 mei 2005. Brieven van het OV-bureau van 28 april en 13 mei 2005, betreffende ontwerp-begroting 2006 OV-bureau;
5
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 C-stukken Aanwijzing lid AB SNN
j. k. l. m. n.
o.
p. q. r.
s.
t.
Brief van 12 mei 2005, nr. 2005-05.803/19/A.19, EZ, betreffende Rapport “Evaluatie biologische landbouw Groningen”; Brief van 20 mei 2005, nr. 2005-10.204/20/A.18, VV betreffende verdubbeling N33; Brief van 12 mei 2005, nr. 2005-09442/19/A.11.RP, betreffende Voorontwerp POP; Brief van 26 mei 2005 nr. 2005-07779a/21/A.11, RP, betreffende startnotitie MER windpark N33 Veendam/Menterwolde en de brief van Blaaswind BV van 8 april 2005; Brief van 26 mei 2005. nr. 2005-07.823/21/A.22, RP betreffende financiële cyclus 2005 regio Groningen-Assen 2030 en de brief van 7 april 2005, nr. 2005-05268/14/A.20, OMB, betreffende notitie stand van zaken Kolibri-project; Brief van 7 april 2005, nr. 2004-28916d/14/A.19, RP, betreffende uitspraak inzake het beroep gericht tegen het bestemmingsplan “Partiële herziening bestemmingsplan Industrieterrein Noord, kern Zoutkamp, Telecommunicatie”; Brief van 31 maart 2005, nr. 2005-05.971/13/A.19, ICT, betreffende Tussenrapportage 2005 Strategisch ICT Beleid; Brief van 24 februari 2005, nr. 2005-03.314/8/A.11, FC, betreffende afschrijvingsbeleid Provincie Groningen; Brief van de voorzitter, betreffende statutenwijziging Essent, met als bijlage het projectvoorstel: Adviesverzoek PS i.v.m. statutenwijziging Essent. Hierbij wordt betrokken: rapport Simmons & Simmons; Verslag vergadering van de Algemene Vergadering IPO van 31 maart 2005; Jaarverslag 2004 van de vereniging IPO; incl. de brief van GS van mei 2005, nr. 200510.670/21/A.17, ABJ en de Jaarrekening 2004 van de vereniging IPO. Brief van de voorzitter van het Presidium van 19 mei 2005, nr. 2005-10.722, SG, betreffende notitie over vertrouwelijke informatie en het in beslotenheid vergaderen en de brief van mei 2005, nr. 2005-07389/20/A.7, ABJ, betreffende vragen GroenLinks-fractie over transparantie en vertrouwelijkheid n.a.v. perspublicaties over het rapport van Twijnstra Gudde over Meerstad.
Zonder beraadslaging of stemming wordt besloten de voornoemde stukken met uitzondering van dossier onder c. voor kennisgeving aan te nemen. A-stukken: A.1.
Aanwijzing lid in het Algemeen Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
De VOORZITTER: De heer Boertjens heeft bij brief van 31 mei 2005 aan de voorzitter van het SNN gemeld dat hij zijn lidmaatschap van het Algemeen Bestuur van het SNN wil beëindigen. De VVD-fractie stelt de heer Out als opvolger in de ontstane vacature voor. Ik wil de heer Hemmes, mevrouw Drees en de heer Rijzebol verzoeken om als commissie van stemopneming te functioneren. Voorts verzoek ik dat de stembriefjes worden uitgedeeld zodat de stemming daarna kan beginnen. De stemming wordt uitgevoerd en de commissie van stemopneming doet haar werk. De VOORZITTER: Ik geef het woord aan de heer Hemmes als voorzitter van de commissie van stemopneming.
6
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Aanwijzing lid AB SNN Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
De heer HEMMES: Voorzitter, de commissie heeft de stemmen geteld. Er zijn 51 stemmen uitgebracht, hetgeen overeen met het aantal leden op de presentielijst. Alle 51 leden hebben unaniem voor de heer Out gestemd en hij is hierbij benoemd. De VOORZITTER: Dat kan ik slechts bevestigen. Gefeliciteerd! A.2.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 24 mei 2005, nr. 2005-09959, FC, betreffende de Voorjaarsnota 2005: - 3e wijziging begroting 2005 (technische wijzigingen) - 4e wijziging begroting 2005 (cofinanciering Kompas) - 5e wijziging begroting 2005 (ontwikkeling begrotingsbeeld 2005) - 6e wijziging begroting 2005 (voorstellen (aanvullend) nieuw beleid) Hierbij is tevens aan de orde de brief van 26 mei 2005, nr. 2005-09693/20/A.16, FC, betreffende hantering budgetrecht in relatie met reservepositie afdelingen Kanalenbeheer, SEM en Wegbeheer en de brief van 20 juni 2005 betreffende de extra middelen ten behoeve van de voedselbank en de kindertelefoon. De beraadslaging wordt geopend. De heer MOORLAG: Voorzitter, de uitvoering van het Collegeprogramma ligt op koers. De accentverschuiving van beleidsontwikkeling naar uitvoering heeft de volle steun van de PvdA-fractie. Kijkt de PvdA-fractie nu de toekomst onbezorgd en met tevredenheid tegemoet? Nee voorzitter, de omgeving waarin wij als provincie verkeren, is sterk gewijzigd, veelal niet ten goede. De laagconjunctuur houdt hardnekkig lang aan. Dit wordt versterkt door een veel te hard en doorgeslagen saneringsbeleid van onze regering. Ons ruimtelijk-economisch beleid is in zijn hart geraakt. Weliswaar is het concept van de Noordelijke Ontwikkelingsas goed gepositioneerd in de Nota Ruimte, maar zonder de dragende Zuiderzeelijn en een goed vervolg op het Langman-programma is het een lege huls. Volgende week debatteren we hierover. Voorzitter, het politieke klimaat is verhard en het maatschappelijk debat is zeer sentimentgedreven. De revolte van de boze burger is nog niet uitgewoed. Een generatie geleden hunkerde een groot deel van de bevolking naar vernieuwing en verandering. Dit heeft plaatsgemaakt voor een hunkering naar veiligheid, zekerheid, geborgenheid en afkeer van veranderingen. Dat plaatst ons voor een bijkans onoplosbaar probleem, want stoppen met veranderen is geen oplossing. De globalisering laat zich niet stoppen en de veranderingen in de wijde wereld om ons heen voltrekken zich in een onvoorstelbaar hoog tempo. Wij worstelen met de vraag hoe wij de signalen van de burgers moeten verstaan en vertalen in vertrouwenwekkende politiek en bestuur. Hoe kunnen wij onze besluiten laten wortelen in het vertrouwen van de Groningers? Moeten we, zoals het kabinet Balkenende, simpelweg doorgaan met veranderingen zonder maatschappelijk draagvlak en volstaan met het beter uitleggen van beleid? Moeten we gaan slopen en bouwen in het Huis van Thorbecke? Moeten wij moeilijke beslissingen maar in referenda gaan afschuiven naar de burger? Voorzitter, een vertrouwenscrisis moet niet primair met overhaaste structuurveranderingen worden beantwoord. Zeker niet in een tijdvak waarin verandering en vernieuwing met argwaan worden bezien. Overheden moeten naar het oordeel van de PvdA-fractie allereerst en bovenal de bestaande collectieve basisvoorzieningen en publieke dienstverlening op peil brengen: zorg, onderwijs, veiligheid. Ontevredenheid hierover is de belangrijkste bron van de maatschappelijke onrust. Waar dat niet kan, moeten we dat eerlijk aan de burger vertellen. Denk bijvoorbeeld aan veiligheid en risico’s welke nimmer volledig zijn te beheersen. De tweede sleutel van een oplossing is ook in een andere politieke stijl. Betrokkenheid en compassie, waar mogelijk, distantie en doortastendheid, waar nodig. Op de derde plaats moeten wij onze onder vuur liggende instituties versterken en hervormen.
7
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
Sterke instituties zijn belangrijk voor stabiliteit en behoud van onze rechtstaat. Zij moeten echter wel permanent hun waarde en betekenis bewijzen en legitimeren. Voorzitter, de storm trekt deels aan ons bescheiden middenbestuur voorbij. Toch zijn er zaken in het provinciale domein die de burger raken en verontrusten. Twee ervan wil ik noemen. De eerste is de smeerpijp en de bodemvervuiling. De smeerpijp heeft van Groningen tot Delfzijl tot grote onrust geleid. Het College heeft hier goed op gereageerd, ofschoon het waterschap de eigenaar van de pijp is en er in het verleden troep van de Gemeente Groningen door is geloosd. Morgen komt het rapport uit. De vervolgacties moeten de juiste maat hebben. Bij direct gevaar aan blootstelling aan giftige stoffen is direct ingrijpen geboden. Als er wel sprake is van vervuiling, maar geen gevaar op blootstelling of verspreiding, moet de aanpak worden ingepast in het lopende bodemsaneringsprogramma van onze provincie. We moeten de aanpak dan afwegen tegen de aanpak van de andere 4.900 locaties in onze provincie die potentieel ernstig vervuild zijn. De PvdA wil hoe dan ook dat de burger beter wordt geïnformeerd over de brede aanpak van bodemvervuiling in onze provincie. Burgers zijn bezorgd over hun leefomgeving.Vaak is de burger niet geïnteresseerd in overheidsinformatie. Als die interesse er wel is, zoals nu, dan moet de burger goed en zorgvuldig worden bediend. College, gebruik het momentum om zichtbaar te maken waar we in de provincie te kampen hebben met bodemvervuiling, hoe de aanpak hiervan is georganiseerd, hoe prioriteiten zijn gesteld en hoe het spoorboekje tot 2030 eruit ziet. Is het College bereid zo’n voorlichtingscampagne te starten? Wil het College dat toezeggen? De PvdA-fractie vindt het merkwaardig dat in de Voorjaarsnota wordt voorgesteld de jaarlijkse bijdrage aan de bodemsaneringspot met € 200.000 te verminderen. Is dat wel wijs, nu het saneringstijdpad tot 2030 zwaar onder druk staat? Welke verklaring heeft het College voor de reductie van de bijdrage aan de bodemsaneringspot? De tweede tikkende tijdbom is de Jeugdzorg. Dit is een voorziening van cruciaal belang voor onze kwetsbare jonge generatie. Goede jeugdzorg levert levenslang rendement op en zelfs rendement voor volgende generaties. De nieuwe Wet op de Jeugdzorg wordt in 2006 geëvalueerd. Als blijkt dat de Wet niet heeft gebracht wat is voorgespiegeld, verwacht de PvdA een actieve en zo nodig activistische opstelling van het College en het IPO. Deelt het College deze opvatting? Een actieve opstelling is ook geboden in het onderwijsbeleid. Dat vertoont nog een hiaat: de onderwijsachterstanden in de groep 0 -12 jarigen. Wij praten veel over de Lissabon-doelstellingen en de kenniseconomie. Dat is ongeloofwaardig als we het onderwijsachterstandprobleem niet bij de basis aanpakken. Wij willen het College oproepen een beleidsnotitie met voorstellen te ontwikkelen en aan deze Staten voor te leggen. Namens mijn fractie dien ik een motie in, vergezeld van een toelichtende notitie. De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: onderwijsachterstanden bij kinderen vroegtijdig moeten worden aangepakt; kennis genomen hebbend: van de notitie van de PvdA-statenfractie betreffende onderwijsachterstandsbeleid; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: op basis van de notitie een voorstel uit te werken en voor te leggen aan de Staten; en gaan over tot de orde van de dag.”
8
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
De motie is mede ondertekend door mevrouw Mansveld. De motie krijgt het nummer 1, wordt vermenigvuldigd en kent als bijlage een notitie die ook zal worden vermenigvuldigd. De heer MOORLAG: Voorzitter, zo halverwege deze statenperiode rijst de vraag of het collegeprogramma wezenlijk wijziging behoeft. Dat is niet het geval. Wel willen wij in de opmaat naar de begrotingsbehandeling enkele accenten leggen en aanvullende voorstellen doen. Verkeer en vervoer. De N33 moet veilig worden verdubbeld. Wij moeten de ontstane kans benutten, maar er zijn grenzen aan onze gretigheid. De N33 is een rijksweg, het Rijk is primair verantwoordelijk en de regionale bijdrage en de spankracht van provincies en gemeenten is beperkt. Wij wachten de uitkomst van de onderhandelingen af. De PvdA vindt verder dat verdubbeling van het tracé Zuidbroek - Eemshaven niet van de agenda moet verdwijnen. De Eemsmond verdient een goede en veilige vierbaansaansluiting op het landelijk hoofdwegennet. Hoe kijkt het College hier tegenaan? Wat gaat het College hieraan doen? De PvdA maakt zich bezorgd over het plattelandsbeleid. Na de Nota Pinda en de Nota Mobiliteit opnieuw een nota, de Agenda voor het vitaal platteland, die desastreus uitpakt voor Groningen. Slechts 2% van Investeringsbudget Landelijk Gebied gaat naar onze provincie. Twee procent! Dat kunnen we toch niet accepteren? Groningen omvat maar liefst 7% van Nederland en bestaat hoofdzakelijk uit landbouwgronden en plattelandsgebied! De verhoudingen zijn opnieuw zoek! Wat vindt het College hiervan? Ziet het College nog kans om de verdeelsleutel gewijzigd te krijgen? Een tweede punt van zorg is het feit dat het plattelandsbeleid wordt versmald tot vrijwel uitsluitend landbouwbeleid. Plattelandsbeleid moet meer zijn dan landbouwbeleid. Plattelandsbeleid moet zich ook, of juist vooral, richten op sociaaleconomische doelen en sociaal-culturele doelen. Versterken van nieuwe, vaak kleinschalige, vormen van bedrijvigheid, toerisme, recreatie, ons fraaie landschap, het woonklimaat en de voorzieningen. Komt dit wel voldoende aan bod in de twee belangrijkste toekomstige geldstromen, het ILG en het EU PLOP-2 programma? Om dit goed te kunnen beoordelen wil de PvdA-fractie grondig inzicht in de nu bestaande geldstromen van Rijk, EU en provincie en de te verwachten geldstromen uit rijks- en EU-bronnen. Is het College bereid een dergelijk was/wordt-overzicht te verstrekken? Wilt u dit toezeggen en wanneer kunnen we het tegemoet zien? Wilt u ook de SNN-geldstromen hierin betrekken? Als de sociaal-economische en sociaal-culturele doelen van het plattelandsbeleid onvoldoende worden bediend, wil de PvdA-fractie zien of door verschuiving van provinciale geldstromen het evenwicht kan worden hersteld. Dit sluit ook aan bij het debat in de commissie Landschap, Water en Milieu, waarin de PvdA heeft voorgesteld het agrarisch natuurbeheer om te vormen tot duurzame groene en blauwe diensten. De toezegging van de gedeputeerde om met een notitie te komen waarderen wij. De PvdA-fractie zal na de zomer haar visie hierop verder uitwerken. Over plattelandsvoorzieningen gesproken, voorzitter. In het Collegeprogramma is afgesproken dat er een breed onderzoek komt naar de mogelijkheden om voorzieningen op het platteland te bundelen en te versterken. Nu de gemeenten bezig zijn met de invoering van de WMO is het moment hiertoe aangebroken. Er moet bij de invoering van de WMO een nieuwe zorginfrastructuur worden ontwikkeld. De PvdA is voorstander van het realiseren van een zorginfrastructuur, die de bestaande voorzieningenstructuur kan versterken en verbeteren. De PvdA vindt dat dit onderzoek binnenkort van start moet gaan. Is het College hiertoe bereid? En wil het College hiertoe een voorstel aan de Staten voorleggen? Voorzitter, we zien een sluipende energiecrisis ontstaan. De voorraden fossiele brandstoffen zijn eindig. In Azië neemt de vraag naar energie geweldig toe. De prijzen lopen op. De CO2-uitstoot is een enorm probleem. In Den Haag is hierdoor de discussie over de bouw van nieuwe kerncentrales losgebarsten. Het CDA is aan het schuiven. Met de VVD en de LPF dreigt een meerderheid voor de bouw van nieuwe kerncentrales te ontstaan, die ongetwijfeld begerige blikken op de Eemshaven gaat richten. Hoe staan het CDA en de VVD in onze provincie in deze discussie?
9
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
Is de bouw van kerncentrales voor het CDA en de VVD in Groningen aanvaardbaar? Zijn de zoutkoepels in onze ondergrond bij het CDA en de VVD wel in veilige handen? En wat mogen we van D66 verwachten? Immers, landelijk kunnen we in de anatomie van D66 geen ruggengraat meer aantreffen. Graag ook een oordeel van het College hierover. De heer HOLLENGA: Voorzitter, op de eerste plaats mijn waardering voor het feit dat de PvdA-fractie reeds is gevorderd tot pagina 117 van het rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. Dat is te waarderen. Ik hoop echter dat zij niet van achteren naar voren zijn gaan lezen. Het was het zevende hoofdstuk waar iets over kernenergie wordt vermeld en met name zouden wij in Groningen iets kunnen met de eerste zes hoofdstukken. Dat betreft de onderwerpen die u net noemde: duurzame energie, energiebesparing, CO2-beperking, et cetera. Wat dat betreft is het een zeer interessant rapport, ook voor de PvdA in deze provincie. Ik nodig u graag uit om met ons in discussie te gaan over deze onderwerpen en wij zullen de discussie over kernenergie in onze eigen partij aangaan. De heer MOORLAG: Ik wil graag aannemen dat het een interessant rapport is, maar in het mandje met appels zit volgens mij wel een rot exemplaar. De PvdA wil andere alternatieve energiebronnen aanboren. Groningen heeft op dit terrein ambities. Energy Valley is een goed concept, met een steeds bredere portfolio. De PvdA vindt dat het palet van Energy Valley uitgebreid kan worden met het ontwikkelen van energieopwekking uit mestvergisting. Dat heeft een potentie van 4 miljard kWh per jaar. Agrarische bedrijven kunnen hiermee hun bestaansbasis verbreden en de emissie van schadelijke stoffen verminderen. Er kleven echter ook ruimtelijke vragen en knelpunten aan. De PvdA wil geen wildgroei van semi-industriële activiteit op het platteland. De PvdA vraagt het College hier nieuw beleid op te ontwikkelen, een mix van stimulering en regulering. Daartoe dien ik een toelichtende notitie in, alsmede een motie. De VOORZITTER: De heer MOORLAG stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: duurzame opwekking van energie uit mestvergisting perspectiefrijk is en stimulering en regulering behoeft; kennis genomen hebbend: van de notitie van de PvdA-statenfractie betreffende duurzame opwekking van energie uit mestvergisting; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: op basis van de notitie een voorstel uit te werken en voor te leggen aan de Staten; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Moorlag en de heer Rijploeg. De motie krijgt nummer 2 en beide stukken zullen worden vermenigvuldigd. De heer MOORLAG: Voorzitter, het schrappen van de In- en Doorstroombanen banen heeft onder meer culturele instellingen in problemen gebracht.
10
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie
Instellingen die voor hun continuïteit afhankelijk zijn van een beperkt aantal betaalde krachten. Concreet voorbeeld is het museum Wierdenland in Ezinge, waar de enige betaalde kracht is verdwenen. Met man en macht moeten vrijwilligers de boel draaiende houden. Er zijn meer instellingen in de problemen gekomen. De PvdA-fractie heeft niet de ambitie om de gaten van het rijksbeleid te vullen. Dat is niet de gewoonte en zover reikt onze polsstok niet. Maar we willen wel graag een noodvoorziening, om de ergste knelpunten op te lossen. Knelpunten bij organisaties die een duidelijke relatie met de provincie hebben en bijdragen aan voor de provincie belangrijke doelen en programma’s. Wat vindt het College hiervan? Wij zijn bereid hiervoor enkele honderdduizenden euro’s, eerst voor de jaren 2006 en 2007, uit te trekken. Namens mijn fractie dien ik een toelichtende notitie en motie in, waarin wij het College oproepen dit verder uit te werken. De VOORZITTER: De heer Moorlag stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: een aantal instellingen die een subsidierelatie met de provincie hebben, en bijdragen aan belangrijke doelen en programma's van de provincie, zijn getroffen door het wegvallen van de inen doorstroombanen; kennis genomen hebbend: van de notitie van de PvdA-statenfractie betreffende deze problematiek; verzoeken het College van Gedeputeerde Staten: op basis van de notitie een voorstel uit te werken en voor te leggen aan de Staten; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door de heer Moorlag en door de heer Dijkstra. De motie krijgt nummer 3 en wordt vermenigvuldigd, hetgeen ook geldt voor de bijbehorende notitie. De heer MOORLAG: Voorzitter, na de behandeling van de Voorjaarsnota in de commissies zijn voor de PvdA-fractie twee punten blijven liggen. De invoering van het nieuwe huisvestingsconcept is opgeschort. Daarmee is het onvoorwaardelijk beschikbaar stellen van € 325.000 in 2006 en € 425.000 in 2007 niet meer aan de orde, zolang hierover geen voordracht aan de Staten is voorgelegd. Deelt het College deze opvatting? Wij kunnen van een amendement afzien indien het College dit standpunt onderschrijft. Het tweede punt is de Kindertelefoon die momenteel op woensdag- en zondagmiddag niet bereikbaar is. Via een amendement wil de PvdA geld beschikbaar stellen om dit knelpunt voor het lopende jaar op te lossen. Verder roepen wij het College op samen met Drenthe te kijken naar oplossingen voor de volgende jaren. Voorzitter. Ik ga tot slot terug naar het begin van mijn verhaal: de relatie tussen burger en politiek bestuur. Die relatie is ook financieel van aard, via de belastingheffing. Bij een heldere bestuursstijl hoort ook een helder belastingbeleid. Nu komt een aanmerkelijk deel van onze inkomsten uit de opcenten, een provinciale belasting die onzichtbaar verstopt zit in de Motorrijtuigenbelasting.
11
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvdA-fractie Algemene beschouwingen CDA-fractie
Deze vrijwel onzichtbare vorm van belastingheffing staat ter discussie. Een werkgroep uit de PvdAstatenfractie heeft zich hierover gebogen en een gedegen discussiestuk geschreven. Voorzitter ik wil u, de leden van GS en de Staten graag een exemplaar aanbieden. De heer Moorlag overhandigt de voorzitter de brochure getiteld ‘Provinciale belastingen: waar voor je geld’. De VOORZITTER: De brochure ‘Provinciale belastingen: waar voor je geld’ zal worden verspreid. De heer MOORLAG: In dit essay wordt gepleit voor een ruim en autonoom belastinggebied voor de provincies, zodat wij de burger beter kunnen bedienen. De PvdA wil zich niet verschuilen achter een onzichtbare belasting. Wij willen een vervangende belastingheffing voor de opcenten die voor de burger goed zichtbaar is. Een belastingheffing die ons dwingt de burger waar voor zijn geld te bieden en verantwoording af te leggen. Wij verbinden hier wel de voorwaarde aan dat een systee%ijziging niet gepaard moet gaan met hogere lastendruk en hogere perceptiekosten. Voor de PvdA-fractie is de notitie het startpunt voor een debat over het provinciaal belastinggebied dat wij graag na het zomerreces willen voeren in de commissie en vervolgens in deze Staten. Dit moet worden gevolgd door standpuntbepaling in het IPO. Wij zijn ook benieuwd naar de opvattingen van het College. Is het College bereid zijn opvattingen over dit onderwerp op korte termijn in een notitie aan te leveren? Voorzitter ik rond af. Hoe het belastinggebied van de provincie er in de toekomst uit komt te zien weten we nog niet. Dat neemt niet weg dat de PvdA wel weet waar wij de belastinggelden aan moeten blijven besteden: sociale rechtvaardigheid, economische groei en een goede leefomgeving. Dat is de balans die de PvdA wil! De heer HOLLENGA: “Verpletterend Nee”, zo kopte het Dagblad van het Noorden daags na het referendum over het grondwettelijke verdrag van Europa. Politiek Nederland werd door de burgers een lesje geleerd: “Jullie kunnen wel roepen dat een ja goed is voor Nederland maar je hebt het mij niet kunnen uitleggen”. En weer bleek dat er tussen kiezer en gekozene een enorm gat kan ontstaan zonder dat die gekozene dat zelf in de gaten heeft. Een duidelijk positief effect van dit referendum is dat er voor het eerst een levendig maatschappelijk debat heeft plaatsgevonden over Europa. Mensen hebben duidelijk gemaakt dat er besluiten zijn genomen die verder gaan dan zij willen. Ook is het een signaal dat ze meer betrokken willen worden bij Europese ontwikkelingen. Breed leeft het gevoel dat het allemaal voor hen en zonder hen is besloten. De burger actief bij Europa betrekken … dat moet de boodschap en ook de inzet zijn. Het gaat er niet alleen om besluiten te nemen die regeringsleiders kunnen dragen, maar er ook om dat de bevolking het daar mee eens is. Moeten we het overlaten aan Den Haag? Nee, het CDA vindt dat er ook in onze provincie een taak ligt. Bij belangrijke Europese zaken moeten wij ons tot de burger wenden. Dus niet wachten tot Europese regels definitief zijn en dan maar de schuld geven aan Brussel als het ons niet zint. Nee, laten we als provincie onze verantwoordelijkheid nemen door in discussies met de burgers ons ook met Europa bezig te houden. Groningers zijn ook Europese burgers. Maar voorzitter, het kan soms nog gekker lopen in dit land. Tijdens het debat over het rapport van de commissie Duivesteijn begin deze maand bleek dat er ook een kloof kan ontstaan tussen de gekozenen in de provincie en de gekozen politici in Den Haag. Zowel van VVD- als PvdA-politici in Groningen heb ik begrepen dat men onaangenaam verrast was toen hun partijgenoten Hofstra en Dijksma met een motie kwamen waarbij ze nu al de Zuiderzeelijn om zeep wilden helpen om vervolgens een groot deel van het voor het Noorden gereserveerde bedrag maar te stoppen in een railverbinding in de Randstad.
12
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen CDA-fractie
Weer terug dus bij de situatie van vóór 1998 toen het eerste kabinet Kok werd verweten dat het te veel een Randstad-kabinet was. Langman kwam met aanbevelingen over economische sociale structuurversterking, waaronder een snelle verbinding van de Randstad via de polders en Friesland naar Groningen. Let wel: dit was één van de belangrijkste basisaanbevelingen van Langman. Wij hebben regelmatig onze broeders en zusters in de Tweede Kamer moeten uitleggen welke afspraken er met het Rijk zijn gemaakt en hoe die op papier staan en waar ze voor bedoeld waren. Dat gold ook voor ons als CDA. Maar het CDA heeft zijn fractieleden in de Tweede Kamer bij de les gehouden en draagvlak weten te behouden voor de Zuiderzeelijn en het onderzoek naar de verschillende modaliteiten. Wij betreuren het … De heer HEMMES: Het is prachtig dat de heer Hollenga zijn fractie in de Tweede Kamer goed onder de duim heeft, maar het is wel eens vaker mis gegaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de gasboringen in de Waddenzee en de discussie waaraan eerder werd gerefereerd, over de kernenergie. Het is dus niet altijd gelukt, meneer Hollenga. De heer HOLLENGA: Maar u bent dus wel gelukkig met het feit dat wij het nu wel gered hebben. De heer HEMMES: Ja, maar helaas helpt dat nu niet meer … De heer HOLLENGA: Ah... U zei ja! Ik hoop dat ook de andere partijen in deze Staten die het belang van de snelle verbinding inzien, hun leden in de Tweede Kamer de komende tijd bij de les kunnen houden en dat de Zuiderzeelijn in welke optie dan ook een faire kans krijgt. Wij mogen ons de toezegging voor een snelle verbinding met de Randstad niet laten afpakken door Den Haag en dat geldt zeker ook voor het geld dat daarvoor is gereserveerd. Voorzitter, in het collegeprogramma zijn twee belangrijke afspraken gemaakt waar het gaat om verkeer en vervoer: de verdubbeling van de N33 en het opwaarderen van de zuidelijke ringweg bij Groningen. Met betrekking tot de verdubbeling van de N33 stellen wij vast dat dit de goede kant op gaat. Zoals het er nu naar uitziet kan nog dit jaar gekomen worden tot afspraken met het ministerie hoe tot verdubbeling gekomen gaat worden en welke financiering daarbij hoort. Dat wij als provincie daar een bijdrage aan moeten leveren is inmiddels wel duidelijk. Het CDA is bereid daarvoor de keuzen te maken die nodig zijn. Wel maakt het CDA zich grote zorgen als het gaat om het traject vanaf de afslag Hoogkerk tot de aansluiting op het bedrijventerrein Eemspoort. Dit stuk ringweg is onderdeel van de Noordas als belangrijke verbinding van Nederland naar Duitsland en Oost-Europa. Nagenoeg iedereen is er van overtuigd dat als wij hier op korte termijn niet ingrijpen, er een knelpunt ontstaat dat grote gevolgen zal hebben voor de economie van Groningen, maar ook van Nederland. Als doorgaande verbinding neemt de druk op dit stuk weg dagelijks toe. Door de ontwikkeling van Euroborg en de woningbouw in zowel Meerstad als in enkele andere plaatsen in de regio rond Groningen, zal dit alleen maar toenemen. Het CDA vindt dat er op zo kort mogelijke termijn voortgang moet komen in de aanpak van dit knelpunt. De discussie tussen de Stad en provincie mag deze voortgang niet langer blokkeren. Het huidige provinciale wegenbeleid heeft als uitgangspunt dat de Ring van Groningen door een slimmere benutting zodanig kan worden verbeterd dat de doorstroming van het verkeer is gegarandeerd. Deze aanpak, ook wel de “Musschenga-variant” genaamd, verdient het om uitgewerkt te worden. Er bereiken ons geluiden dat er problemen zouden kunnen ontstaan door de Europese Kaderregeling Geluid en de Europese Kaderregeling Luchtkwaliteit. Het CDA vindt dat dit op zo kort mogelijke termijn ontzenuwd moet worden. Het feit dat het College heeft aangekondigd dat er onderzoek naar gedaan zal worden spreekt onze fractie aan. Kan het college aangegeven hoe het tijdstraject er dan uitziet? Wanneer zijn de resultaten van het onderzoek bekend?
13
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen CDA-fractie
Mogen wij er vanuit gaan dat er ondertussen wordt doorgegaan met de uitwering van de ‘slimme oplossingen’? Wanneer krijgen PS zicht op het tijdstraject van de aanpak? Economie. De groei van werkgelegenheid is in de afgelopen periode vooral gerealiseerd door het bestaande bedrijfsleven. Wij vragen het College om zich actief in te zetten om de groei van de bestaande bedrijvigheid in onze provincie verder te faciliteren en te stimuleren. Ga daarvoor in gesprek met de ondernemers uit het MKB. Vraag hen welke knelpunten zij ervaren in het realiseren van hun ideeën en plannen. Zaken die in dat verband aan de orde moeten worden gesteld zijn: vergunningen, ruimte en regelgeving, gekwalificeerd personeel en het subsidie-instrumentarium ten behoeve van het stimuleren van bestaande activiteiten en innovaties. Een belangrijke economische ontwikkeling ligt in de verdere ontwikkeling van de Eemshaven. Daar waar tot nu toe op ad hoc basis goede projecten werden gerealiseerd heeft onze fractie behoefte aan een goed onderbouwde visie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het Eemshavengebied. Hiermee geven we dan ook de door het kabinet gevraagde invulling van de Eemsdelta, een kansrijke prioriteit uit Pieken in de Delta. Daarom verzoeken wij het College zijn visie op te stellen en deze op zo kort mogelijke termijn aan ons voor te leggen. Daarnaast vragen wij ons af of het niet mogelijk is om een deel van de braakliggende gronden in de Eemshaven in te zetten voor de tijdelijke productie van biomassagrondstoffen. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap. De gronden brengen toch iets op en we bevorderen de biomassa. Wellicht is er een aansluiting mogelijk met het project Biovalley. Willen het College en de delegatie van de Provincie in het Algemeen Bestuur van Groningen Seaports bekijken of hier kansen liggen? Het zou toch een geweldig gezicht zijn om elk jaar in april en mei een gele gordel rond de Eemshaven en Delfzijl te zien. Dat moet mogelijk zijn. Als het gaat om het vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven en als aantrekkelijke studiestad dan scoort de stad Groningen niet slecht. Als metropool van het Noorden verdient de stad het dan ook om van de provincie die aandacht te krijgen die het verdient. Vandaag vindt er in deze stad een referendum plaats over een nieuwe invulling van de Grote Markt. Van de CDA-statenfractie mogen er vier mensen vandaag hun stem uitbrengen en ik kan u verzekeren dat zullen vier ja's zijn. Als het aan het CDA had gelegen, dan had ook het Ommeland mee mogen doen aan dit referendum en dan hadden we twaalf ja-stemmers gehad. Wij zijn namelijk van mening dat de plannen voor de invulling van de oostwand van de Grote Markt de aantrekkelijkheid van de binnenstad van Groningen verder zullen verhogen. En dit heeft ook weer invloed op het vestigingsklimaat in stad en provincie Groningen. Als we op deze manier kijken naar deze forse investering in de Stad dan zal het provinciale bestuur zich ook moeten afvragen in hoeverre zij een bijdrage kan leveren aan de realisatie hiervan. Net zoals we enkele jaren geleden als provincie een bijdrage hebben geleverd aan de realisatie van de Euroborg is het CDA ook bereid om een bijdrage te leveren aan de realisatie van de plannen bij de Grote Markt. Voorzitter, ik blijf even bij de Stad als het gaat om samenwerking tussen Stad en provincie. Deze ochtend kreeg ik bij de afdeling Voorlichting het persbericht voor de uitnodiging voor de persbijeenkomst van morgenochtend over de smeerpijp. Er is mij in het persbericht iets opgevallen en daar heb ik een vraag over. Er staat heel duidelijk in het persbericht dat aanwezig zullen zijn: de betrokken overheden. Genoemd zijn Henk Bleker als gedeputeerde van de provincie Groningen en Arie Hoven, lid van het Dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest. Waar blijft de gemeente Groningen? Ik had altijd het idee dat wij gezamenlijk optrokken in dat dossier en ik verbaas mij erover dat de gemeente Groningen niet aanwezig is bij deze persconferentie. Wat kan daarvan de reden zijn? Zijn dit terugtrekkende bewegingen? Zij ze verhinderd? Wat is er aan de hand? Wij zouden graag opheldering willen hebben, want het kan niet anders zo zijn dat, als wij praten over de oostwand en wij vanuit onze fractie ‘bokkie’ willen staan om elkaar in goede tijden te steunen, wij ook in slechte tijden gezamenlijk met elkaar optrekken. Voorzitter, kijkend naar de economie wil ik ook kijken naar de toekomstige ontwikkelingen op het platteland. In de eerste plaats is dat de doorgaande bedrijfsvergroting in de landbouw.
14
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen CDA-fractie
Het College heeft samen met enkele andere provincies al aangegeven welke visie het daarop heeft. Landbouw blijft voor Groningen een economische sector van betekenis. Maar ook is zij de belangrijkste beheerder van het landschap. Door de schaalvergroting zal het steeds meer voorkomen dat gemeenten te maken krijgen met aanvragen voor vergroting van het bouwblok. Het College wil hier gelukkig de ruimte voor geven en daar waar nodig maatwerk leveren. Prima! Daarnaast zullen we ook steeds meer geconfronteerd worden met vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Daar waar mogelijk kunnen deze bedrijfsgebouwen benut worden voor nieuwe economische dragers in het gebied. Ook kunnen zich situaties voordoen dat de gebouwen hier niet geschikt voor zijn of dat het uit landschappelijk oogpunt ongewenst is. Het opruimen van deze gebouwen is dan één van de opties. Natuurlijk moeten de karakteristieke Groninger boerderijen als cultuurhistorisch element in het landschap wel worden behouden. Slopen van die andere gebouwen kan echter kostbaar zijn. Om verrommeling van het landschap te voorkomen zou een ‘ruimte voor ruimte’-regeling een oplossing kunnen bieden. Wij zouden het College willen vragen om vóór l januari 2006 hiervoor een kaderstellende notitie aan de Provinciale Staten voor te leggen. Voorzitter, ook in onze provincie zien we dat steeds meer landbouwers zich gaan oriënteren op bioenergie. De PvdA sprak daar ook al over. Bio-energie levert een belangrijke bijdrage aan het behalen van de CO2-doelstelling in 2010. In de praktijk blijkt dat de regelgeving voor initiatieven voor biogasinstallaties nog erg complex is. De CDA-fractie vindt dat er eenduidige regelgeving moet komen waarin alle aspecten van ruimtelijke ordening en milieu op een adequate manier worden gebundeld. Het CDA pleit voor een pilot-project waarin – in samenwerking met de provincie, de betrokken gemeente en een initiatiefnemer – een format kan worden ontwikkeld dat goed bruikbaar is voor alle andere initiatieven voor biogasinstallaties. De pilot moet ons inziens binnen een half jaar duidelijkheid kunnen verschaffen over de haalbaarheid en de proceduretijd van initiatieven voor biogasinstallaties in combinatie met landbouwbedrijven. Het sociaal rapport. Wat zegt het onlangs verschenen rapport ‘Weten waar we staan’ over de leefsituatie van onze burgers? Het rapport geeft een goede analyse van de sociale problematiek. Op veel terreinen geven de burgers goede rapportcijfers, maar dit neemt niet weg dat er zorgpunten zijn. Wat doen we daarmee? Ik wil er enkele punten uitlichten: Slechts 30% is tevreden over het aanbod voorzieningen voor ouderen. Er schijn een tekort te zijn van 4500 seniorenwoningen. Vanwege het gemiddelde lage opleidingsniveau en inkomensniveau zal in de provincie een zwaar accent gelegd moeten worden op de sociale huursector. Jeugdwerkloosheid is in onze provincie 15%, landelijk 9%. In Oost-Groningen blijkt de actieve deelname aan sport en verenigingsleven 40% lager te liggen dan in de rest van de provincie. ‘Voor een sociaal en economisch sterk Groningen’. Dàt is het motto van het collegeprogramma 20032007. Heeft het College voldoende actiepunten in voorbereiding of al in uitvoering om de hiervoor gesignaleerde knelpunten in de sociale infrastructuur aan te pakken? Welke resultaten streeft het College daarbij na? Moeten we niet veel meer naar een beleid van: zorg dat de inactieven actief worden? Dat geldt zowel voor werklozen, maar ook voor jongeren op school en in de sport. Het CDA kiest voor bevorderen van participatie. Verleiden tot participatie betekent ruimte bieden en vertrouwen geven. Dit bevordert de sociale cohesie en vermindert de overlast. In dit verband wil ik in het kader van de Voorjaarsnota een korte reactie geven van de CDA-fractie op de brief van het College met betrekking tot de Kindertelefoon en de Voedselbank. Op zich kunnen wij ons daar heel goed in vinden, zeker voor de kortetermijnvoorstellen voor 2005. Wij denken dat het goed is dat er nog eens nadrukkelijk wordt gekeken
15
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen CDA-fractie Algemene beschouwingen VVD-fractie
naar de steun van de Voedselbank op de wat langere termijn, omdat, zoals het College ook zelf zegt, een structurele financiering van dit soort voorzieningen niet nodig zou mogen zijn. Misschien is het goed dat er nog eens heel goed gekeken wordt naar hoe de problematiek aangepakt zou kunnen worden en of je daarvoor een armoedeconferentie van € 20.000 nodig hebt … dat is nog maar de vraag en ik denk dat wij daarover maar eens moeten discussiëren in de commissie. De heer HEMMES: Het goede lijntje van de heer Hollenga met Den Haag zou ook kunnen helpen. De heer HOLLENGA: Ja. Wij zijn halverwege de statenperiode en het is goed om een balans op te maken. Op diverse punten constateert de CDA-fractie met genoegen dat belangrijke beleidsvoornemens ook echt tot uitvoering worden gebracht. Deze uitvoeringsactiviteiten zijn voor het CDA een belangrijke maatstaf voor het slagen van het collegeprogramma voor deze periode. Wij verwachten van het College dat het hiermee doorgaat. In deze Algemene Beschouwingen hebben we namelijk ook aangegeven op welke terreinen wij nog extra inspanningen van GS verwachten. Ook de provincie zal zich steeds de vraag moeten stellen of zij wel voldoende luistert naar de burgers en of zij voldoende doet aan het realiseren van draagvlak, ook bij moeilijke keuzes. Bij de totstandkoming van het POP hebben we in onze provincie een heel goed traject doorlopen met onze ‘Kom-maar-op-avonden’. Wij staan binnen niet al te lange tijd weer voor een nieuw POP-traject. Het CDA vindt dat we opnieuw met de burgers in discussie moeten gaan en wij zien met belangstelling uit naar wat je zou kunnen noemen de ‘Kom-maar-terug-avonden’. Maar ook in deze collegeperiode heeft het College laten zien hoe je draagvlak kunt krijgen als het gaat om lastige provinciale kwesties, zowel bij burgers als bij de oppositie in de staten. Sprekende voorbeelden zijn de waterberging en het dossier Meerstad. Misschien is dat ook wel de reden dat wij het in deze Staten over het algemeen aardig eens zijn over de koers die het College vaart en de wijze waarop het de uitvoering van het beleid vormgeeft. Dat leidt dus niet tot felle discussies en dat maakt het natuurlijk saai in deze zaal. Maar de burger heeft meer belang bij een goede aanpak van de zaken dan bij veel geschreeuw en weinig wol in deze zaal. De heer LUITJENS: Voorzitter, het is een memorabele dag voor de stad Groningen met haar derde referendum, mede gezien de resultaten van het vorige referendum over hetzelfde onderwerp, de Grote Markt. Dit is dan de dag waarop de Algemene Beschouwingen worden gehouden waarbij ik in zal gaan op de speerpunten voor mijn fractie. Allereerst begin ik met economie en werkgelegenheid. De maakindustrie is een van de grotere werkgevers in onze provincie. Het toekomstbeeld daarvan is duidelijk. Ons voordeel moet komen uit unieke kennis die in de traditionele en nieuwe processen en producten is ingebakken. Unieke kennisgebieden moeten worden gestimuleerd en benut. Groningen heeft, wat dat betreft, een unieke positie in de energie, met name in gas door het Slochterenveld. Zeer recent luidde een krantenkop “Voorraad gas kleiner dan verwacht”. De prijs van ruwe olie is ongekend hoog. Het is de hoogste tijd om duurzame en slimmere alternatieven te ontwikkelen, zowel voor de korte als de lange termijn. Het efficiënter gebruiken blijft van het grootste belang en er valt het meest te halen in de woonomgeving. Dat is ook de teneur van het recente provinciale klimaat en het CO2-programma. Dezelfde fossiele bronnen zijn ook van groot belang voor de chemische industrie, met een belangrijk cluster in Delfzijl. Het gaat dan om de koolstofchemie. Plantaardig materiaal levert dat en elk jaar opnieuw. Dat kan een alternatief zijn in combinatie met energieproductie. Energy Valley is opgezet om de unieke energiekennis om te zetten in bedrijvigheid. Mijn fractie vindt dat de kort geschetste, op gebruik van groene grondstoffen gebaseerde industrie er samen mee op moet kunnen trekken! Duurzaamheid als motor voor de regionale economie. In dat kader maak ik even een uitstapje naar de teelt en verwerking van suikerbieten waarin veel koolstof zit.
16
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen VVD-fractie
De voorgestelde hervormingen van de Europese suikerverordening zijn rampzalig voor de suikerketen en geven alle aanleiding om andere gebruiksmogelijkheden te zoeken. Wordt Groningen van de suikerstad van Europa eventueel de koolstofstad door deze clustervorming? In het licht van het voorgaande spoort de VVD-fractie het College aan de schouders extra onder het unieke Energy Valley te zetten! Hoe ziet het College dat? De grootste werkgever in de provincie is de zorg. De leeftijdsopbouw van de bevolking van onze provincie laat zien dat de behoefte aan zorg in de komende 10 jaar verdubbelt en daarmee het aanbod van werk in deze sector. Er zou ook nog extra ruimte kunnen worden geboden voor ondernemingsgewijze service, comfort en zorgarrangementen. Dus boven de eigen behoefte. Dit kan op bijvoorbeeld zorglandgoederen met zorghotels passend in ons karakteristieke landschap, uitgevoerd als een combinatie van natuur- en landschapsontwikkeling, waterberging en groen om de stad. Een soort werk met werk en daardoor goed voor extra werkgelegenheid. Er zijn echter twee belangrijke vragen: allereerst of er voldoende gemotiveerde en geschoolde zorg- en serviceverleners zijn of beschikbaar te maken zijn en zo ja, geven we dan die ruimte? De eerste vraag vergt intensief overleg met de sector om de haalbaarheid van dit idee in te schatten. Zeker gezien de opmerking die Thuiszorg Groningen vanochtend in de krant liet noteren: er zijn te weinig handen voor aan het bed. En daarna, als die vraag positief is beantwoord, komt de ruimtevraag aan bod! De VVD heeft hier grote verwachtingen van. Daar past bij het idee, ontsproten aan een symposium over ziekenhuisarchitectuur, om een nieuw concept voor een ziekenhuis/zorghotel aan zee in Delfzijl te bouwen. Het zijn dergelijke beeldende impulsen die onze provincie ook nodig heeft. Uitvoeren is niet verkeerd maar zo af en toe zijn dit soort vernieuwingen ook nodig. U begrijpt dat mijn fractie een eventueel nader onderzoek hiernaar toejuicht. De Eemshaven krijgt een voorspoedig imago. Het ontwikkelt zich tot vestigingsplaats van kennisintensieve, grootschalige bedrijvigheid die diep water als vestigingsfactor belangrijk vinden. Ook lijkt het de nationale defensie overslaghaven te worden en lijkt er samenwerking met collega's rond de Eems te komen. Prima! ECODOCK heeft aangekondigd dat het het benodigde kapitaal voor haar investering veilig heeft gesteld. Twee jaar geleden heeft mijn fractie hiervoor aandacht en medewerking gevraagd. Ondanks de houding van GS van toen is er dit positieve voornemen uitgekomen. Is het College nu wel van plan haar medewerking te verlenen aan dit uitstekende initiatief, bijvoorbeeld door op diverse bestuurlijke niveaus te pleiten voor wet- en regelgeving op het gebied van scheepsontmanteling? Ook is er nog geld gereserveerd voor de buitendijkse werf, althans weerstandsvermogen. Dit initiatief is in principe ook een werf. Mijn suggestie is denk ik wel duidelijk. Het chemiepark Delfzijl heeft op basis van de leeftijdsopbouw van zijn medewerkers laten weten dat er een grote uitstroom ontstaat in de komende tien jaar. Arbeidsplaatsen dus. Het liefst zien wij die regionaal ingevuld. Daar ligt een grote uitdaging voor de opleidingscentra in de regio Delfzijl. Welke rol denkt het College te kunnen of te moeten spelen bij dit prachtige praktijkgeval voor de aansluiting van onderwijs op de vraag van het bedrijfsleven? Het Antheus-offensief is gestart om vervangend werk in de metalen te ontwikkelen. Aldel was de aanleiding. Wat College is nu, bijna tien jaar later, het perspectief van Antheus en maar zeker ook voor Aldel? Aan alle bedrijfsmatige activiteiten komen vergunningsverlening procedures te pas. Onlangs heeft de commissie Kraaijeveld haar rapport uitgebracht onder de titel “Eenvoudig vergunnen” met 10 aanbevelingen om die procedures te verkorten en praktischer te maken. Onzinnige vergunningen moet je elimineren. Je gelooft het toch niet dat van een kaal terrein dat een jaar tevoren is opgespoten, nu het zand niet mag worden verreden vanwege de Flora en Faunawet, terwijl er nog niets op groeit. Is het College bereid met deze tien aanbevelingen aan de slag te gaan en te kijken waar zij onze dienstverlening aan het bedrijfsleven kan verbeteren?
17
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen VVD-fractie
Bereikbaarheid voorzitter, is van het grootste belang voor de verdere ontwikkeling van onze provincie. De knelpunten daarbij zijn bekend. Zowel Kolibri als de benuttingsmaatregelen voor de Zuidelijke ringweg vragen grote investeringen. De voortgang van deze projecten is moeizaam. De motie Hofstra, voorzitter, heeft in elk geval voor een aanbod van het Rijk gezorgd om de N 33 van Assen tot Zuidbroek spoedig te kunnen verdubbelen. Ik ben het met de PvdA eens dat het traject Zuidbroek-Eemshaven niet van de kaart mag verdwijnen. Dus kunnen we in 2007 gaan asfalteren. Bij de bespreking van de rekening 2004 heeft de VVD al aangegeven snel te willen handelen om dit aanbod te verzilveren. Bij de hier aangehaalde N33 gaat het niet alleen om voorfinancieren maar ook om zelf te investeren. Daar kunnen wij mee instemmen. De ESSENT-aandelen komen weer tevoorschijn als oplossing. Mijn fractie is van mening dat in het komend jaar de discussie maar eens verder moet worden gevoerd over de gebruiksmogelijkheden van die aandelen, hoe wij daar het meest wijs of duurzaam mee om moeten gaan en voor welke doelen wij die kunnen inzetten. Wanneer gaan wij die discussie voeren is mijn vraag aan het College en de andere partijen? Het POP is voor mijn fractie een ontwikkelingsgericht document. In de toeristische sector lijkt dat niet zo. Daar wordt door ons flink geïnvesteerd in infrastructuur, zoals vaarroutes van hoogstaande kwaliteit door ons mooie, karakteristieke landschap. Faciliteiten voor verblijfsrecreatie moeten van vergelijkbaar niveau, passend bij diverse marktsegmenten, kunnen zijn. Onze ambitie gaat verder dan een plastic dorpje met 150 eenheden van maximaal 55 m2 vloeroppervlakte dat is gebaseerd op toelatingsplanologie. Het moratorium loopt ons voor de voeten. Nu het POP in de revisie is, zullen wij dit opnieuw aan de orde stellen. Veiligheid en risico. Steden en dorpen moeten aantrekkelijk, maar zeker veilig zijn voor bewoners en bezoekers. Dit brengt mij bij de in te stellen veiligheidsregio's door Binnenlandse Zaken. Bij calamiteiten is het dan de bedoeling dat een superburgemeester het voortouw krijgt. Dit lijkt mijn fractie geen goed voorstel. O.a. de democratische inbedding ontbreekt. Mijn fractie ziet de CdK in die rol, gecontroleerd door de Staten. Daarmee komt veiligheid ook duidelijker op Statenagenda. Voorzitter, de VVD-fractie hecht groot belang aan internationalisering van de relaties van de provincie Groningen. De positie van regio’s binnen Europa verandert. Door globalisering worden afstanden steeds kleiner. Dit biedt nieuwe kansen. Mijn fractie is van mening dat op dit moment nog kansen blijven liggen. Daarom bieden wij de Staten een korte notitie aan om de discussie over dit onderwerp op de agenda te zetten en om te komen tot een duidelijke aanpak en tot benoeming als apart thema in het hoofdstuk Bestuur van de programmabegroting. Voorzitter, ruim twee jaar geleden bij de start van dit college ben ik ingegaan op uw SNN-voorzitterschap. Ik denk dat het nog moeilijker is geweest dan we toen dachten. Het heeft heel veel moeite gekost om te komen tot De Koers Verlegd. Het gezamenlijk optrekken als landsdeel in dit dossier is van het grootste belang voor de duurzame ontwikkeling van onze provincie. Mijn fractie blijft daarvoor gaan en ik denk dat er zeker ook voor het CDA nog een opdracht ligt. Samenvattend voorzitter, wil mijn fractie werken aan en voor Groningen. Ik heb een aantal onderwerpen aangehaald die neerkomen op het benutten van de unieke kennis en eigenschappen van Groningen. De RuG speelt daarin een belangrijke rol die nog intensiever kan. Even belangrijk is een ontwikkelingsgerichte provincie met elan om vernieuwingen te stimuleren. Wij mogen geen kansen missen. Een bloeiende economie in de Stad en het landelijk gebied is goed voor de leefbaarheid in ons karakteristieke Groninger cultuurlandschap. Over de voordracht behorende bij de Voorjaarsnota kan ik kort zijn. De financiële perspectieven waren ietsje verbeterd en de wens om de komende jaren voldoende middelen te hebben voor een extra inspanning op het gebied van regionaal beleid is de onze. De nota zelf is helder en de individuele voorstellen zijn veelal technisch van aard. De Kindertelefoon vinden wij van belang vanwege de preventieve werking. Wat betreft de huisvesting sluit ik mij in eerste instantie aan bij de opmerking die de PvdA-fractie daarover heeft gemaakt. Voorzitter, ik dank u wel.
18
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering tot 11.05 voor de koffiepauze. De vergadering is geschorst. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het woord is aan mevrouw Bos. Mevrouw BOS: Voorzitter, GroenLinks strijdt voor een solidaire, schone en groene samenleving omdat we niet willen dat de komende generaties worden opgezadeld met de gevolgen van sociale ongelijkheid, het broeikaseffect, armoede en een uitgemergelde natuur. Wat ons betreft geen tegenstelling tussen groen en sociaal beleid, maar onlosmakelijk met elkaar verbonden. Al jarenlang verschijnt het ene onheilsrapport over het milieu na het andere, maar het lijkt wel of het niet goed tot de samenleving doordringt. Het onlangs uitgekomen rapport ‘Millennium Ecosystem Assessment’, waar 1300 wetenschappers uit 95 landen aan hebben gewerkt, deed ons weer met een schok beseffen hoe snel de schaarste aan voedsel, schoon water, frisse lucht, hout en vruchtbare grond wereldwijd om zich heen grijpt. Een paar conclusies: 1. de mens heeft de laatste vijftig jaar sneller ecosystemen veranderd dan ooit tevoren in de menselijke evolutie; 2. de welvaartsgroei is ten koste gegaan van natuur en milieu en de mogelijkheden voor komende generaties te leven in een gezonde omgeving; 3. de druk op het natuurlijk milieu zal in de toekomst toenemen met de bevolkingsgroei en toenemende economische ontwikkelingen. Het tij nog kan worden gekeerd indien er belangrijke politieke en maatschappelijke veranderingen worden ingezet. Voorzitter, je zou denken, laten wij dan meteen de handen uit de mouwen steken en prioriteiten stellen die gericht zijn op die veranderingen. Met name het Rijk zou daarin het voortouw moeten nemen. Maar met lede ogen en machteloze woede zien wij dat de prioriteiten van het kabinet Balkenende daar juist dwars tegenin gaan: kijk naar het uitkleden van de sociale zekerheid en natuur- en milieubeleid. De energiedoelstellingen worden niet gehaald en zelfs eenvoudige oplossingen komen moeizaam of niet tot stand (dieselfilters bijvoorbeeld). In plaats van door te stoten met energiebesparing en duurzame energie denkt een CDA-werkgroep dat kernenergie de oplossing zal brengen. En een barmhartig ‘ja’ tegen de 23.000 asielzoekers die nog onder het oude beleid vallen en al jaren in ons land wonen en wachten, blijft nog steeds uit. De heer HOLLENGA: Ik zou mevrouw Bos willen aanraden om het voorbeeld van de PvdA te volgen en degelijk kennis te nemen van het betreffende rapport als het gaat om het onderwerp kernenergie. Zoals ik daarnet al heb gezegd is het niet zo dat het wetenschappelijk instituut van het CDA kernenergie de oplossing is. Juist niet! Wat dat betreft beveel ik het rapport bij u aan. Mevrouw BOS: Goed, maar hoe komen die berichten dan in de krant? De heer HOLLENGA: Ik beveel u onze eigen krant aan. Mevrouw BOS: Goed, ik zie met belangstelling uw rapport tegemoet. Ik hoop dat ik het van u kan krijgen. Dan komen wij erop terug. Ik sprak over die 23.000 asielzoekers en ik wil toch nog even zeggen dat mijn fractie blij is dat de Staten van Groningen een College hebben dat wat dat betreft het hart op de goede plek heeft! De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter en er is sprake van grove zelfverrijking.
19
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Onlangs werden de topsalarissen van bestuurders in de gezondheidszorg gepubliceerd, voor ons onacceptabel hoog, mede omdat ze gefinancierd zijn uit publieke middelen. In ons land neemt het aantal rijke mensen toe en tegelijkertijd lijkt het of het invoelingsvermogen voor mensen die van een minimumloon of van de bijstand moeten leven, wegebt. Er zijn veel mensen die zich grote zorgen maken over hun toekomst, bang zijn hun baan te verliezen en zich onveilig voelen. De effecten van het rijksbeleid worden ook in onze provincie gevoeld. Dat de provincie Groningen in deze welvaartstijd een Voedselbank moet subsidiëren, is om je dood over te schamen. Ten aanzien van het regionaal economische beleid zitten we in een cruciale fase, zowel inhoudelijk als financieel. Via het SNN zijn de ontwikkelingen goed te volgen. Onze fractie is bereid ook voor de volgende periode eigen middelen in te zetten om de Langman-doelstellingen te verwezenlijken, ook extra middelen als dat nodig is. De vraag is of we dat rechtstreeks bij het SNN zullen neerleggen of, net als in deze periode, het geld via de provinciale begroting toedelen. Zolang de bestuursstructuur van het SNN onvoldoende budgettaire sturingsmogelijkheden heeft en er weinig controle achteraf is, kiezen we voor het laatste. De discussie over de toekomst van de bestuurlijke samenwerking wordt straks hoogst actueel. Mijn fractie vindt dat die discussie in een vroeg stadium ook in deze Staten gevoerd moet worden en wij stellen voor dat in het najaar te doen. De PvdA kwam met een voorstel ten aanzien van de subsidierelaties en de ID-banen. Ik kondig alvast aan dat wij hun voorstel steunen. De collectieve WAZ-verzekering voor kleine zelfstandigen bestaat niet meer. Veel ondernemers zijn niet meer verzekerd. Veel kleine zelfstandigen kunnen met moeite het hoofd boven water houden en nemen voor eigen rekening dan ook flinke risico’s. Een private verzekering ligt vaak buiten het bereik vanwege de prijs. Ook voor startende ondernemers vormt dit een struikelblok. Wij stellen voor dat het College gaat onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om in samenwerking met regionale partijen, waaronder gemeenten, verzekeraars, bedrijfsleven te komen tot een regionale, collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering voor kleine zelfstandigen en startende ondernemers in deze provincie. Ik heb daar een motie over die ik hierbij indien. De VOORZITTER: Mevrouw Bos stelt de volgende motie voor: “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (Waz) is afgeschaft; veel kleine zelfstandigen en startende ondernemers zich geen extra kosten voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen veroorloven; verzoeken het College: samen met het bedrijfsleven en gemeenten te onderzoeken of er bij kleine zelfstandigen en startende ondernemers belangstelling bestaat voor deelname aan een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering; na te gaan welke mogelijkheden er zijn een dergelijke verzekering tegen gunstige voorwaarden af te sluiten; over de resultaten aan Provinciale Staten te rapporteren; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Bos, de heer Swagerman en de heer Van der Ploeg. De motie krijgt nummer 4, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging.
20
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Mevrouw BOS: Gedeputeerde Bleker. Hij heeft geen gemakkelijke portefeuille, maar wel de neiging stilletjes zijn eigen gang te gaan. Bleker vindt eigenlijk dat er beleidsmatig geen onderscheid gemaakt moet worden tussen de biologische en de gangbare landbouw. Gelukkig ziet het Rijk dat anders en die zet zich dan ook in om de afzet te vergroten. Er is nu een landelijke subsidiepot met als doel biologische producten tegen een lagere prijs te verkopen. De gemeente Groningen heeft zich voor dit project opgegeven en wij vinden dat dit provinciebreed moet gebeuren. Is het College bereid de mogelijkheden daarvoor te onderzoeken? Het ministerie van LNV is ook gestart met een project stimulering biologische catering. Diverse ministeries hebben een intentieverklaring ondertekend om hun catering “biologischer” te maken. Het ministerie van LNV streeft zelfs naar 100%. Goed voorbeeld doet goed volgen. Een paar jaar geleden heeft het College een intentieverklaring ondertekend dat het zich wil inspannen om het aandeel biologische producten in de catering te verhogen en te streven naar minstens 5% in 2004. Wij willen graag weten hoeveel procent van de provinciale catering momenteel biologisch is en of het College de intentie heeft het project te verlengen en het percentage te verhogen. Een goed voorbeeld is de provincie Brabant die streeft naar 50%. Wat ons betreft heeft het Bestuurlijk Overleg Watervisie Lauwersmeer een uitglijder gemaakt. Met de huidige waterhuishouding in het Nationaal Park Lauwersmeer worden de natuurdoelstellingen niet gehaald. Wij vinden het onbegrijpelijk dat het Bestuurlijk Overleg de estuariene variant niet bij het vervolgonderzoek wil betrekken. Terwijl de conclusie van het afgeronde eerste faseonderzoek luidt dat deze variant het meest gewenst is voor de natuur. De drie andere partners Staatsbosbeheer, het ministerie van LNV en Rijkswaterstaat vonden dat deze variant een kans moest krijgen en voelden zich buiten spel gezet. Dat bleek duidelijk op de bijeenkomst van de noordelijke milieufederaties in Drachten. Wij vinden ook dat de estuariene variant wel moet worden onderzocht en zijn benieuwd naar de mening van de andere fracties. De heer VAN DAM: Mevrouw Bos, u noemde even de doelstellingen voor de natuur. Zou u ook kunnen aangeven hoe uw fractie aankijkt tegen de overige doelstellingen die wij voor dat gebied hebben? Mevrouw BOS: Dat gebied is een natuurgebied. Het is een Nationaal Park, een staatsnatuurmonument in het kader van het natuurbeleidsplan, een kerngebied in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Het natuurbeleid is prioriteit nummer één. Daarnaast is medegebruik voor recreatie, et cetera, ook mogelijk, maar dit dient steeds getoetst te worden aan de natuurdoelstellingen. Zo kijk ik er tegen aan en dit zijn tevens de officiële doelstellingen. De heer VAN DAM: Mag ik daaruit concluderen dat u de waterdoelstelling volledig terzijde schuift? Mevrouw BOS: Nee, de waterdoelstelling heeft prioriteit nummer één. Tot nu toe is dat een groot struikelblok geweest om een goed natuurbeleid te realiseren in dat natuurgebied. Alle deskundigen zijn het daar over eens. Het gaat niet goed met de realisering van de natuurdoelstellingen. En daarom moet de waterhuishouding worden afgestemd worden op natuurdoelstellingen en wel meer dan tot nu toe het geval is. De heer VAN DAM: En de veiligheid? Mevrouw BOS: Natuurlijk moet dat worden meegenomen, dat is logisch. Dat u dat vraagt?! De heer VAN DAM: Ik heb u dat nog niet horen zeggen.
21
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Mevrouw BOS: Ik zei dat er ook andere doelstellingen waren die getoetst moeten worden aan de natuurdoelstellingen. Maar ik vervolg mijn betoog. De doelstellingen voor de Ecologische Hoofdstructuur en de verdrogingsproblematiek worden niet gehaald. Gedeputeerde Bleker geeft dat inmiddels ook toe. De gemakkelijk aan te kopen EHS-hectares zijn aangekocht, de moeilijke moeten nog komen. Aankopen is belangrijk, maar het inrichten is nog belangrijker. Dat kan lang duren als een boer omringd is door reeds aangekochte EHS-gronden zijn gronden en niet wil verkopen. Zolang die boer daar nog zit kunnen in het hele gebied geen op natuurgerichte hydrologische maatregelen worden genomen! In plaats van onteigening zou naar andere oplossingen gezocht kunnen worden. Dit moet het CDA toch aanspreken. Deze agrariër zou bijvoorbeeld betaald kunnen worden voor geleverde blauwe diensten, zodat wel aan een op natuur gericht waterpeil kan worden gewerkt. Hoe denkt het College hierover? Blauwe en groene diensten zijn tot nu toe abstracte begrippen en het wordt tijd die in praktijk te brengen. Wat zijn de mogelijkheden en kan bijvoorbeeld een beroep worden gedaan op de zogenaamde modulatiegelden of cross compliance? Nog één vraag voor gedeputeerde Bleker. Wat is de stand van zaken wat het Waddenfonds betreft? Wil hij er wel om denken dat de verbetering van de natuurkwaliteit van de Waddenzee voorop staat?! De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat u dat zegt?! Mevrouw BOS: Tja …, ik herhaal het nog maar even, want dat kan niet genoeg herhaald worden, gezien die mensen daar in Den Haag! Met de huidige manier van leven en consumeren halen wij de Kyoto-doelstellingen niet. Het provinciaal klimaatprogramma vinden wij wat eenzijdig gericht op werkgelegenheidsdoelstellingen en de koppeling met CO2-beperking is nauwelijks te vinden. Er worden wel wat projecten genoemd, maar er kan veel meer gebeuren. Wij dienen een amendement in met het voorstel de helft van het overschot van 2005 in te zetten voor klimaatbeleid. Waar blijven trouwens de zonnecollectoren op het provinciehuis nu er toch wordt verbouwd en waar blijft het overzicht van het energieverbruik in dit huis? De heer MAARSINGH: Voorzitter, mag ik even een vraag stellen aan mevrouw Bos. Ik heb nu achttien punten opgeschreven waar mevrouw Bos voorstellen doet die een hoop geld kosten. Voorts heb ik er moeite mee dat u steeds refereert aan ‘die lui daar in Den Haag’. Ik dacht dat de minister van LNV extra geld beschikbaar heeft gekregen voor het natuur- en milieubeleid en dat de wensen natuurlijk altijd groter zijn dan in de realiteit mogelijk is. Toch denk ik dat dat een heel goede zet was en dat GS uit Groningen er een goede bijdrage aan heeft geleverd om dat geld hier naar toe te krijgen. Waarom bent u nu zo negatief? Mevrouw BOS: Ik ben negatief omdat u ook wel weet wat de resultaten zijn van al onze inspanningen. De toestand van natuur en landschap, de natuurblans 2004 … daar staat in hoe slecht het met natuur en landschap is gesteld. Misschien moet u dat nog eens lezen. Als ik zeg die lui in Den Haag … ik meen laatst voor de televisie gezien te hebben dat het merendeel van de CDA-stemmers ook vindt dat het kabinet langzamerhand naar huis moet. De heer MAARSINGH: Ik hoor niet bij die meerderheid, maar ik ben wel uitermate kritisch. Dat mag u best weten, maar wat ik wel vind is dat als wij er zoveel geld in steken en wel jarenlang en wij doen niets anders dan jammeren omdat wij de doelstellingen niet halen en dat het alleen maar slechter wordt, dan vraag ik mij wel voortdurend af waarom wij er nog geld in steken. Zover ben ik nog niet, maar ik vind dat u ook wel eens de positieve kanten kunt belichten.
22
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
Mevrouw BOS: Ik heb zojuist net voorgesteld om dat op een andere manier te doen. Die laatste boer bijvoorbeeld die verhindert dat bepaalde maatregelen genomen kunnen worden die de kwaliteit van de natuur verbeteren. Dat zou dus op een andere manier kunnen. De heer MAARSINGH: Inderdaad, als dat slim wordt aangepakt, dan is iedereen weer voor. Mevrouw BOS: Ik ga verder. Wij zien reikhalzend uit naar het onderzoek over het gratis Openbaar Vervoer dat in juli bekend zal worden gemaakt. Afhankelijk van de resultaten zal mijn fractie voor de Begroting 2006 met voorstellen over gratis OV komen. En de Magneetzweefbaan? Nu het zo is dat in de wijziging van het POP het woord Magneetzweefbaan consequent is vervangen door Zuiderzeelijn, voelt mijn fractie op dit moment niet erg veel behoefte daar meer over te zeggen! Dat komt nog wel. De discussie over de verdubbeling van de N33 is sinds de motie Hofstra weer hoogst actueel. Dat het College wilde voorfinancieren was al duidelijk, maar dat het College bereid is mee te betalen aan de verdubbeling van een rijksweg is nieuw. Mijn fractie is daartoe niet bereid, net zo min als we bereid waren geld in de Zuiderzeelijn te stoppen, ook dat zagen we primair als een verantwoordelijkheid van het Rijk. Als je er goed over nadenkt is het toch eigenlijk van de gekke dat de provincie mee wil betalen aan rijkstaken, terwijl diezelfde rijksoverheid de Langman-gelden wil verminderen en ook de gereserveerde € 2,7 miljard voor de Zuiderzeelijn ter discussie stelt. Wat de N33 betreft heeft mijn fractie steeds gesteld dat verkeersveiligheid prioriteit nummer één is en daar is geen complete verdubbeling van de N33 voor nodig. GroenLinks verwacht weinig economische stimulering van de Veenkoloniën met een volledige verdubbeling van de N33. De heer BLEKER (gedeputeerde): Moet ik hieruit opmaken dat u zich bij nader inzien terugkomt op een eerder standpunt? In een eerder stadium heeft u de toptienprojecten op de Agenda voor de Veenkoloniën omarmd en ons regelmatig aangespoord om ermee aan de slag te gaan. Eén van die toptienprojecten is nu juist de verdubbeling van de N33 en wel al vier jaar lang! Mevrouw BOS: Al vier jaar lang roepen wij dat de verdubbeling van de N33 wat ons betreft niet nodig is om de verkeersveiligheid te verbeteren. De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is precies de reden waarom het als een van de speerpunten op de Agenda voor de Veenkoloniën staat. Het gaat immers niet alleen om de verkeersveiligheid, maar ook om de economische ontwikkeling van Oost-Groningen en de Eemsdelta. Ik begrijp nu dat u zich gewoon op dat punt herbezint en zegt: “Dat speerpunt van de Agenda van de Veenkoloniën is niet meer van GroenLinks.” Mevrouw BOS: De prioriteit voor mijn fractie is altijd de verkeerveiligheidsverhoging geweest. Dat is altijd ons standpunt geweest en zo hebben wij het altijd naar buiten gebracht. Voor de vergroting van de verkeersveiligheid is geen verdubbeling van de N33 nodig. Het kan ook op een andere manier. Ik herinner mij dat ik daartoe ook eens voorstellen heb gedaan over hoe men dat in Duitsland doet. Ik dacht met gedeeltelijke driebaanswegen met om de beurt de mogelijkheid tot inhalen. Wij kunnen ons zelfs voorstellen dat op de grootste knelpunten … De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is in België afgeschaft, hoor ik net van de heer Calon. Mevrouw BOS: Maar ik heb gehoord dat het in Duitsland heel goed werkt.
23
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie
De heer BLEKER (gedeputeerde): Maar even voor alle duidelijkheid. Het staat op de Agenda voor de Veenkoloniën mede als economisch stimuleringsproject. Ik geef u gewoon de volgende waarschuwing. Het komt wel eens voor dat Haagse politici los raken van noordelijke politici. Wat nu ook kan gebeuren is dat een provinciaal politica los raakt van de locale politici in Oost-Groningen. Mevrouw BOS: Voorzitter, ik wil even een ander voorbeeld noemen. Ik ga ons standpunt niet nog eens herhalen. Dat is duidelijk. Wij zijn niet op onze schreden teruggekeerd. Dat is gewoon niet waar. Weet u wat ook een valkuil is in dit geval? Dat het College en de meeste partijen zich steeds maar op die verdubbeling storten! Straks lukt dat niet en dan hebben wij weer niets. Dat is precies hetzelfde als gebeurt met die Zuiderzeelijn. Jaren is er geroepen dat er een magneetzweefbaan moet komen en ineens is er niets. Dat kan ook hier gebeuren. Ik denk dat het veel belangrijker is om je … De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, als dat de norm der dingen wordt dat er iets niet wordt gedaan omdat wij bang zijn dat het niet lukt, dan zal GroenLinks een groot deel van haar programma moeten herschrijven! Mevrouw BOS: Ik wil dus graag dat wij zo vlug mogelijk beginnen met de oplossing van de verkeersveiligheid. Dat kost minder geld en wij kunnen er direct mee beginnen. Als wij weer af moeten wachten hoeveel geld er verzameld kan worden, duurt het maar langer en langer en gebeuren er steeds meer ongelukken. Wilt u dat op uw geweten hebben? De heer BLEKER (gedeputeerde): Natuurlijk niet en daarom doen wij juist wat wij nu doen. Wij zijn namelijk bezig om zo snel mogelijk een doorbraak te forceren waar het gaat om de verdubbeling en wij willen meteen beginnen met die maatregelen en die trajecten die het meest bijdragen aan de verkeersveiligheid en de verdubbeling. Dat is de weg die wij bewandelen. Ik moet zeggen dat in de commissie Economie en Mobiliteit van de zijde van de heer Moll ook deze kanttekeningen zijn geplaatst, maar ik had de indruk dat wij op enig moment in het debat redelijk dicht bij elkaar kwamen en dat het een niet strijdig hoeft te zijn met het andere. Alleen u zegt nu gewoon: “geen verdubbeling!” Mevrouw BOS: Dat heeft de heer Moll ook gezegd en dan heeft u dat kennelijk verkeerd geïnterpreteerd. De heer BLEKER (gedeputeerde): Uw standpunt is mij duidelijk geworden. Mevrouw BOS: Goed. U sprak ook over economische stimulering. Onderzoek laat keer op keer zien dat extra infrastructuur daar nauwelijks voor helpt. Bovendien geldt ook hier dat meer asfalt onherroepelijk leidt tot een groter energiegebruik dat ten koste gaat van het milieu. Als we de kans hebben om de gelden in te zetten op het regionale MKB, ICT-voorzieningen in de regio, versterking van toerisme en grensoverschrijdende economische samenwerking, zal dat meer werkgelegenheidseffect geven dan een vierbaans-N33. Voorzitter, een ander onderwerp dat ons na aan het hart staat. Veel mensen staan aan de kant in onze samenleving, ze hebben geen werk, weinig inkomen en er is geen uitzicht op betere tijden. Wij weten allemaal dat actieve participatie mensen voldoening oplevert en een samenleving die de moeite waard is. De provincie doet haar best de gerezen problemen te lijf te gaan. Kijk naar de patiënten- en cliëntenorganisaties. Mede door provinciale steun zijn deze organisaties in staat aan de weg te timmeren. Een goed voorbeeld hiervan is het recente onderzoek over de GGZ. De conclusies over de geleverde prestaties van de GGZ waren niet positief en wij hopen dat zij de kwaliteit van werken gaan verhogen.
24
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen GroenLinks-fractie Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
De komst van de WMO zal van de patiënten en cliëntenorganisaties een grote inspanning vragen en daarbij verdienen zij de onvoorwaardelijke steun van de provincie. Hetzelfde geldt voor de inzet van bewonersorganisaties in bijvoorbeeld herstructureringsgebieden. Wij krijgen signalen dat niet altijd goed met hun inbreng wordt omgegaan. Een mooi voorbeeld zagen wij toen we een paar weken geleden op werkbezoek waren in Hoogezand. Het leidend principe is daar dat stenen mensen volgen en niet andersom! Dat sprak ons zeer aan, evenals hun inspanningen wonen met zorg te combineren in een moeilijke wijk. Dat kleinschalige initiatieven lonen om de leefbaarheid in buurten en wijken te vergroten blijkt uit de resultaten van de steunstees die meestal met kunst- en vliegwerk zijn gefinancierd. Door het werk van een steunstee kan in veel situaties zwaardere zorg vermeden worden, waardoor mensen in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen en zich prettiger voelen en minder kosten opleveren voor de gezondheidszorg. Pure preventie dus. Eigenlijk zou het niet meer dan logisch zijn dat het zorgkantoor daar ook een bijdrage aan levert. We roepen de gedeputeerde op om daarvoor haar bemiddelingskwaliteiten in te zetten! Verder willen we aandacht vragen voor de preventieve aanpak op scholen. In het voortgezet onderwijs is daarvoor een effectieve aanpak gevonden door middel van een preventie-unit, waarin de hulpverlening (inclusief de GGZ en dat is uniek in dit land) leerkrachten helpt met probleemleerlingen. Mede dankzij de provincie is er nu een convenant getekend door hulpverlening en scholen, prachtig! Maar we zouden graag willen dat meer aandacht wordt geschonken aan het voorafgaande traject. De GGD heeft een project ontwikkeld dat als doel heeft problemen bij leerlingen te voorkomen. Dat project zou ruimer op scholen verspreid moeten worden. Hoe dat moet? Wij roepen de gedeputeerde op daar over na te denken en de resultaten te melden in de commissie. Tot slot willen we een amendement indienen over het apart budgetteren van Mondiale Bewustwording. Daar is al uitgebreid over gesproken in de commissie en ik laat het daarbij. Ter afronding. Deze Voorjaarsnota is een voorbeeld van een beleidsarme nota, want in de toekomst moet er geld genoeg zijn voor grote projecten zoals de verdubbeling van de N33. Het zal duidelijk zijn dat de fractie van GroenLinks daar niet aan mee wil betalen. Wij willen dat geld reserveren voor echte werkgelegenheidsprojecten, duurzame initiatieven en uiteraard schoon en veilig verkeer waar de verbetering van het OV nadrukkelijk bij thuishoort! Dank u wel, voorzitter. De heer SLAGER: Af en toe kan ik het niet laten. Dan moet ik gewoon even kijken. Ik weet ook wel dat het niet goed voor me is, maar toch kan ik het niet laten. Je zou het haast een soort verslaving kunnen noemen. Ik sus mijn geweten door te zeggen dat het bij mijn rol als volksvertegenwoordiger hoort, maar eigenlijk weet ik wel beter. Voordat u een verkeerd beeld krijgt van mijn slechte gewoonten: ik heb het over de website van het Dagblad van het Noorden. Het is niet mijn bedoeling om daar reclame voor te maken, maar af en toe moet u daar gewoon even naar kijken. Even lezen wat de “gemiddelde Groninger” van het laatste nieuws vindt. En dan niet hoe men reageert op de nieuwste sportuitslagen (het is op maandagmorgen wel eens heel moeilijk om trainer van FC Groningen te zijn), maar meer de politieke onderwerpen, want daar zijn wij in geïnteresseerd, nietwaar? Het beeld dat via de website tot ons komt over politieke onderwerpen is weinig lovend en dat is een understatement. Politici zijn misdadigers van het ergste soort, alleen maar uit op eigen belang. Ze strijken de hoogste salarissen op in dit land zonder er voor te werken, bemoeien zich met de verkeerde dingen, zijn met hun hobby bezig van ons belastinggeld, verzinnen wetten waar niemand op zit te wachten, en ga zo maar door. En velen verwijzen naar vroeger, toen alles nog veel beter geregeld was in dit land. En voor beledigende en soms schofterige opmerkingen schaamt men zich niet. Wij kennen immers vrijheid van meningsuiting in Nederland en het is ook zo lekker anoniem.
25
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
Nu bestaat de “gemiddelde Groninger” niet, gelukkig maar, want het lezen van dit soort commentaren, vaak geschreven in slecht Nederlands, maakt mij altijd heel somber. Daarom neem ik mij ook steeds voor om er maar niet weer naar te kijken. Hoe anders voorzitter, is het beeld dat tot je komt als je de Voorjaarsnota ter hand neemt. Dat is niet een verhaal van een en al kommer en kwel, maar schetst een samenvatting van de werkzaamheden van vele honderden mensen, hier letterlijk om ons heen, die met enthousiasme bezig zijn om zaken te realiseren die goed zijn voor die “gemiddelde Groninger” op een groot aantal verschillende terreinen. Een beeld van behaalde successen en van mislukte pogingen, want wij kunnen niet alles realiseren wat we ons hadden voorgenomen, maar veel lukt wel. De fractie van de ChristenUnie heeft in grote lijnen met instemming kennis genomen van de geschetste ontwikkelingen. De richting die het College kiest in de zin van: eerst de gemaakte plannen uitvoeren en waar dat verantwoord is, laten we het maken van nieuwe plannen aan het volgende College over, is wat ons betreft onder de huidige financiële omstandigheden verdedigbaar. De Voorjaarsnota is een helder, begrijpelijk stuk en naar onze mening ook begrijpelijk voor iemand die niet dagelijks met financiële zaken bezig is en dat is wel eens anders geweest. Op een beperkt aantal onderwerpen willen wij nader reageren. Wij willen in de eerste plaats stilstaan bij het punt duurzame energie, naar de overtuiging van mijn fractie één van de belangrijkste punten voor nu en voor de toekomst. Meer toegespitst hebben wij het dan over projecten zoals Energy Valley en Costa Due – overigens, ik zou deze namen zelf niet hebben kunnen bedenken – , voorbeelden van bundeling van een groot aantal initiatieven en deelnemers, maar ook andere initiatieven kunnen daarbij een rol gaan spelen, bijvoorbeeld opslag van energie in de bodem. Uitgebreid onderzoek is daarbij van groot belang om te bepalen wat de mogelijkheden en risico's zijn. NoordNederland speelt al een belangrijke rol als het gaat om de ontwikkeling van de energiemarkt. Het initiatief om van Noord-Nederland een zogenaamde Energie Vallei te maken getuigt daarvan. Een vallei die overigens ook vanzelf was ontstaan, alleen al door de bodemdaling. Ambitie en realiteitszin zijn de sleutelwoorden bij dit geheel van plannen en activiteiten. Het voordeel is dat het niet alleen een project is van de overheid. Heel duidelijk wordt hierin door de markt, het onderwijs en de overheid geparticipeerd. Een geweldige uitdaging om van deze samenwerking iets moois te maken. Het project Costa Due is ook een prima voorbeeld van bundeling van partners in de energiemarkt. Partners die moeten samenwerken om mogelijkheden van een veranderende energievraag en energieaanbod steeds verder te ontwikkelen. Het binnen het Costa Due-project omzetten van biomassa naar een duurzame energiehuishouding verdient alle ondersteuning. In het Eemsmondgebied is ruimte voldoende aanwezig om opslag en overslag van biomassa en ook de verwerking ervan te realiseren. Ook kleinschalige initiatieven van de agrarische sector op het terrein van duurzame energie moeten op hun merites worden beoordeeld. Voor de komende jaren moeten voldoende mogelijkheden aanwezig zijn om een stimulerende en actieve rol te spelen met betrekking tot nieuwe initiatieven. Het ondersteunen van gemeenten die zich bijvoorbeeld richten op duurzame energie in de woningbouw is van groot belang. Ook hier is inzet van het instrument "vliegende brigades" van grote betekenis. Nu we het toch over vliegende brigades hebben: vorig jaar heeft mijn fractie onder andere gevraagd om een hoger bouwtempo, omdat de inspanningen van vliegende brigades wel resultaat hebben, maar toch moesten wij tot de conclusie komen, dat het niet goed ging. Dit is nu duidelijk verbeterd, maar de vraag naar woningen is groter en meer divers geworden. Wij zullen dit middel nóg intensiever moeten inzetten om gemeenten te ondersteunen. Misschien moeten wij zelfs denken aan het uitbreiden van het takenpakket, omdat duidelijk blijkt dat hier in een behoefte wordt voorzien. Ik weet niet precies wanneer het de eerste keer was, maar al een lange reeks van jaren is de verdubbeling van de N33 onderwerp van gesprek in onze fractie (en de voorgangers GPV en RPF). Waarschijnlijk is dat bij veel andere fracties ook het geval. Het staat in ons verkiezingsprogramma voor deze statenperiode, maar ook al in dat van een aantal daarvoor en het staat in het collegeprogramma.
26
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
En we hebben zelfs de bereidheid uitgesproken om er financieel iets voor over te hebben in bijvoorbeeld de vorm van voorfinanciering. Jarenlang leek het er op dat wij nog lang zouden moeten wachten. De verkeersonveilige situatie werd erkend (dat was ook met cijfers duidelijk aan te tonen), maar de drukte op de weg werd nog door veel andere wegen overtroffen. De N33 kwam niet voor in het lijstje van dagelijkse filemeldingen, dus leek realisatie ver weg. En om Den Haag er van te overtuigen dat iets van groot economisch belang is voor het Noorden is blijkbaar moeilijk. Toch lijkt nu de realisatie een stuk dichterbij te komen, maar haast is daarbij geboden. Net als eerder werd opgemerkt zijn ook wij niet tevreden met alleen verdubbeling van het gedeelte vanaf Assen tot aan de A7, want dan blijft er een stuk over en blijft er dus ook nog een stuk werk te doen. Het zal van de Provincie financiële offers vragen, maar we hadden al de bereidheid uitgesproken om financieel iets te doen, dus dat mag geen belemmering vormen. Ondertussen wordt het financiële plaatje steeds concreter en dat verheugt ons zeer. Via de motie Hofstra c.s. en de bereidheid van het kabinet om deze motie uit te voeren kwam de eerste € 50 miljoen binnen, maar er is ook een voorwaarde aan verbonden en daarvan kunnen wij de consequenties nog niet geheel overzien. Hoe moeten wij de overgang van de N46 naar de Provincie Groningen en van de N34 naar de provincie Drenthe waarderen? Wat voor gevolgen kan dat hebben? Wij hebben geprobeerd om daar achter te komen via onze mensen in Den Haag, maar tot op heden hebben wij op deze vragen geen antwoord gekregen. Maar wellicht zoeken wij het te ver weg en kan het College ons op dit punt uit de droom helpen. Voor 1 juli zal het uitvoerings- en financieringsplan voor de verdubbeling moeten worden aangeboden en dat duurt niet lang meer. Wij zullen er ongetwijfeld de komende tijd nog meer over horen. Het mag duidelijk zijn dat wij de centrale plaats die het College in de Voorjaarsnota aan de N33 heeft gegeven, van harte ondersteunen. In het collegeprogramma wordt melding gemaakt bij de beleidsaccenten van het voeren van armoedebeleid samen met de gemeenten in onze provincie. Wij krijgen de indruk dat halverwege deze statenperiode dit accent nog niet tot een volledige uitwerking is gekomen. Wij hebben begrepen dat het komende halfjaar nadere invulling aan dit onderwerp zal worden gegeven. De fractie van de ChristenUnie zal de ontwikkelingen met belangstelling volgen omdat juist door een nadere uitwerking van dit accent veel kan worden gedaan voor de sociaal zwakkeren in onze provincie. En daar moeten we niet te lang mee wachten. Verheugd zijn we dat het College ook dit jaar de mogelijkheden heeft gevonden om een bijdrage te leveren aan de Noordelijke Voedselbank. Dit mede naar aanleiding van vragen van onze fractie, zowel vorig jaar als dit jaar. Wij zijn het overigens met het College eens dat een voorziening als de Voedselbank in onze maatschappij niet nodig zou moeten zijn, maar de realiteit is anders. Ook is het geen provinciale taak, maar zou Den Haag dit op moeten pakken. In het collegeprogramma “Voor een sociaal en economisch sterk Groningen” komen we ook opmerkingen tegen over provinciale bedrijven. Twee bedrijven worden daar met name genoemd, namelijk Groningen Seaports en Groningen Airport. Hoewel de namen maar een paar letters verschillen, vertonen de activiteiten van beide bedrijven een wereld aan verschil. Er gaat bijna geen week voorbij of er worden activiteiten gemeld met betrekking tot Groningen Seaports. De directeur kan inmiddels gerekend worden tot een BG'er, een bekende Groninger, die regelmatig successen meldt in de media. Van mensen die nog steeds denken dat de Eemshaven een mislukt project is (en daarvan lopen er helaas nog te veel rond in onze provincie), kunnen we dankzij zijn inspanningen met recht zeggen dat zij wereldvreemd zijn. Want Groningen Seaports timmert aan de weg en terecht. Vrijdag aanstaande kunnen betrokkenen weer kennismaken met wat er allemaal speelt in de Groninger havens. Hoe anders is het gesteld met onze luchthaven, Groningen Airport. Daar wordt niét aan de weg getimmerd. Geen voorlichtingsbijeenkomsten, geen voortgangsrapportages, geen berichten over de baanverlenging, geen succesverhalen, maar absolute stilte, zoals het wel lijkt. Als je er wat over hoort, gaat het over afsluiting van het vliegveld en er schijnt op 27 augustus een feest te worden georganiseerd, maar daar weten wij het fijne nog niet van.
27
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie
De stilte rond Groningen Airport wordt af en toe eens doorbroken door een eenmotorig vliegtuigje op zoek naar een landingsbaan die daarvoor dan meent over mijn huis te moeten vliegen, maar dat stoort mij overigens in het geheel niet. De fractie van de ChristenUnie is van mening dat het hoog tijd wordt dat wij op de hoogte gesteld worden van de stand van zaken met betrekking tot de luchthaven en alle daar lopende ontwikkelingen, waaronder de baanverlenging. Daar komt nog bij dat bij Groningen Seaports geld wordt verdiend en Groningen Airport ons geld kost. Wij vinden dat ook met Groningen Airport geld verdiend moet worden. Een reden te meer om er werk van te maken. De heer MOORLAG: Voorzitter, het zijn tamelijk harde woorden die de heer Slager uitspreekt over de luchthaven. Voor zover die analyse juist is vraag ik mij af wat de ChristenUnie concreet voorstelt om hier aan te doen. De heer SLAGER: Het eerste punt is de baanverlenging. Daar begint alles mee. Het gaat er niet zozeer om dat er niets gebeurt, maar om de stilte die er heerst. Vandaar de tegenstelling tussen Groningen Seaports en Groningen Airport, omdat juist dat zo opvallend is. De eerste timmert aan de weg, terwijl de ander relatief stil bezig is. Ik rij er regelmatig langs en zie ook wel dat er de afgelopen jaren gebouwen zijn geplaatst. Echter, het contrast is te groot en dat zou anders moeten. Voorzitter, zoals gebruikelijk willen wij nog kort stilstaan bij de financiële situatie in onze provincie. Net als eerder in deze statenperiode hebben wij moeten constateren dat er niet veel ruimte is voor nieuw beleid. Ideeën en plannen genoeg, maar het zit er gewoon niet in. Het College geeft de voorkeur aan het uitvoeren van de lopende zaken boven het verzinnen van nieuwe ideeën, waar geen geld voor is om het uit te voeren. Het College is relatief voorzichtig omdat er de komende jaren nog veel op ons af zal of kan komen. Dat spreekt de ChristenUnie-fractie aan. Kijken wij naar de risico's (onzekerheden worden ze genoemd in de Voorjaarsnota) dan dwingt ons dat ook in de richting van voorzichtigheid. De laatste berichten over de uitkering uit het Provinciefonds stemmen niet tot vreugde en bevestigen deze koers als de enige juiste. Met betrekking tot de behoedzaamheidreserve heeft mijn fractie bij een eerdere gelegenheid al aangegeven dat wij liever uitgaan van een uitbetaling van bijvoorbeeld 50% met de kans op een meevaller in de loop van het jaar. In het huidige beleid van het College wordt rekening gehouden met een uitbetaling van 100% met de kans op een tegenvaller, waarvoor vervolgens dekking moet worden gezocht. Ik heb begrepen dat ik het College en de andere fracties nog niet heb kunnen overtuigen van ons standpunt. Wij zullen op dit punt geen amendement indienen, want wij hopen met u allemaal dat wij op dit punt geen gelijk krijgen. Wij hoeven niet altijd gelijk te hebben. Het zou mooi zijn als het goed loopt. Grote onzekerheden bestaan ook op het terrein van de provinciale belastingheffing. Aangezien het heel waarschijnlijk is dat de motorrijtuigenbelasting wordt vervangen door een vorm van kilometerheffing, kan dit belangrijke gevolgen hebben voor de komende jaren. Zelfs al zou de huidige opbrengst hetzelfde blijven dan is het probleem daarmee niet opgelost. Het kan ook dan moeilijkheden opleveren voor het blijvend sluitend houden van de begrotingen voor de komende jaren. Wij gaan op dit moment niet speculeren over de mogelijke consequenties, maar het lijkt ons beter om de plannen van Den Haag niet af te wachten. Zou het geen goed idee zijn om samen met andere provincies, dus het liefst in IPO-verband, alvast te gaan studeren op de mogelijkheden? Daarmee kunnen wij wellicht voorkomen dat Den Haag ons straks een oplossing in de maag splitst, waardoor wij allerminst blij worden. Ik noemde de motorrijtuigenbelasting zojuist. Het verheugt ons dat het College niet heeft gekozen voor een voorstel tot een stevige verhoging zoals bij de Begroting 2005, maar voor de rest van deze collegeperiode kiest voor alleen de jaarlijkse indexering. Voorzitter, ik kom tot een afsluiting. In het begin van mijn bijdrage concludeerde ik al dat de “gemiddelde Groninger” gelukkig niet bestaat. Daarvoor zijn wij ook niet aan het werk in de Staten van Groningen.
28
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen ChristenUnie-fractie Algemene beschouwingen SP-fractie
Maar wel voor alle inwoners van Groningen die wij samen mogen vertegenwoordigen, met al hun verschillen in afkomst, kleur, taal, financiële positie, geslacht, geaardheid, gezindheid, godsdienst of levensbeschouwing en wat valt er niet meer te noemen aan verschillen. Voor al die verschillende mensen mogen wij ons, als Staten van Groningen, inzetten. Ook al begrijpt een deel van de bevolking er niets van (denk aan de website van het Dagblad van het Noorden) en ook als sommige mensen aangeven dat ze niets met politiek hebben. Wij, als fractie van de ChristenUnie, zien het als een voorrecht dat wij de mogelijkheden krijgen om iets te doen voor onze medeburgers, samen met de leden van andere fracties. Wij hopen de komende periode in eensgezindheid verder te kunnen bouwen aan de ontwikkeling van onze mooie provincie en wij spreken de wens uit dat het werk van ons aller handen door onze Hemelse Vader wordt gezegend. Ik dank u wel. De heer HEMMES: Meneer de voorzitter, vandaag zijn we bijeen om over de Voorjaarsnota te spreken en tegelijk onze politieke beschouwingen te houden. Over de Voorjaarsnota valt niet zoveel te melden. Het College geeft zelf al aan dat er niet veel nieuws onder de zon is. Het College lijdt schijnbaar aan dezelfde makke als ik: weinig inspiratie. Dus ook van onze kant niet zoveel opmerkingen over de Voorjaarsnota, maar meer over onze politieke insteek. Wij zijn nu ruim twee jaar onderweg en wij kunnen over een aantal zaken de balans opmaken. Om te beginnen over het dualisme. Het moest anders en beter, dat was de theorie achter het dualisme. Om de steeds groter wordende kloof tussen burger en politiek te dichten. Maar de praktijk is weerbarstig. Zolang als bijvoorbeeld collegeleden blijven aanschuiven bij fractievergaderingen en hun instemming verlenen aan moties die nog moeten worden ingediend, is er van dualisme natuurlijk geen sprake. Zoals ik al zei, de veelbesproken kloof tussen de burger en de politiek moest worden gedicht. Wij kunnen zonder overdrijving vaststellen dat deze alleen maar groter is geworden. Het duidelijkst werd dit bij het referendum over de Europese Grondwet. Bijna 63% van de bevolking wil niet wat 85% van de politiek wil. Hoezo, kloof dichten? In jaren is er niet zo veel en vaak gedemonstreerd en niet alleen in Den Haag. Ook binnen de provincie is men vaak overtuigd van het eigen gelijk, bijvoorbeeld bij MER-aanvragen. Door burgers gevraagde aanpassingen worden slechts gedeeltelijk of in het geheel niet meegenomen. Dan lijken wij, bij de MER Zuid-Noordhorn, geluk te hebben met een meewerkende gedeputeerde. Jammer was het dan weer dat één en ander gepaard moest gaan met de opmerking dat het toch niks wordt en dat er voorkeurposities zijn van gemeente en GS. Hoezo luisteren naar de bevolking? Het graaien in de top wordt steeds weer goedgepraat, burgemeesters nemen het ambt niet serieus, maar willen pensioenen veilig stellen. Bijklussende bestuurders en kamerleden, de topsalarissen in de zorgsector, € 250.000 voorzitter, voor een baan die blijkbaar zo weinig voorstelt dat men er ook nog allerlei betaalde banen bij kan doen. Wij moeten bijna medelijden hebben met de frauderende bouwondernemers, terwijl aan de andere kant repressie en zero tolerance gemeengoed is. Al dit soort voorbeelden zorgen ervoor dat het vertrouwen in de politiek verder weg is dan ooit. De regering kan niet blijven volhouden dat als hun verhaal maar goed wordt uitgelegd, de bevolking de bezuinigingen wel zal slikken. Maar een regering die slechts nog 19% steun heeft van haar bevolking, leeft dan volgens ons in een droo%ereld en staat buiten de realiteit. Over realiteit gesproken. Ook de Groninger bestuurders en de coalitiepartijen blijven dromen. Ik heb het natuurlijk over de Zuiderzeelijn. Afgeschoten in Den Haag en in Groningen blijft men conservatief vasthouden aan een utopie. In Friesland is men blijkbaar realistischer. Hoelang wil men nog doorgaan met het geld pompen in een afgeschreven project. Ik zeg het nog maar een keer. Als er jaren geleden naar de SP was geluisterd hadden wij dit geld een stuk nuttiger kunnen besteden. Dus nu stoppen met dromen! Alle hens aan dek en eensgezind aan de slag met de Hanze ++. En daar komt nog bij, dat er nu opnieuw onderzocht gaat worden wat allang onhaalbaar is gebleken, belachelijk! Wij komen hier volgende week nog op terug.
29
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen SP-fractie
Voorzitter, dit College heeft de volle steun van de SP fractie met betrekking tot de verdubbeling van de N33. De financiering ervan wordt ook een stuk eenvoudiger nu de ZZL niet meer in onze nek hijgt. Wij willen zoals u weet nog een stap verder gaan. Doe het nou in één keer goed, verdubbel de weg tot aan de Eemshaven, dat zet, mevrouw Bos, pas economische zoden aan de dijk! Dus ga hier voor zou ik zeggen. En dat we economisch een slag moeten maken, is duidelijk. Te veel mensen in onze provincie staan aan de kant. Plus dat er steeds meer bijkomen. Het zal nog een hele klus worden met het huidige kabinetsbeleid. De bezuinigingsdrift treft niet alleen grote groepen burgers maar ook gemeenten en provincies. Daar komt nog bij dat dit College maar een minimale bezetting heeft en wij vragen ons dan ook af of het College al het werk nog wel aan kan. Gedeputeerde Bleker lijkt zo langzamerhand overal verstand van te hebben. Hij doet nu ook al werkgelegenheid door te roepen dat grootschalige kassenbouw de redding is van de Groninger economie. Maar van de gedeputeerde die echt verantwoordelijk is voor werkgelegenheid, horen we niet zoveel. Het kan en mag toch niet zo zijn dat er zaken blijven liggen. En er mag ook geen roofbouw worden gepleegd op het College, dus misschien moet er toch wat gebeuren. Hier ligt mijns inziens een verantwoordelijkheid voor de collegepartijen. Voorzitter, terwijl wij hier bezig zijn met de Algemene Beschouwingen wordt er in deze stad vandaag een referendum gehouden over een nieuwe oostwand. Alweer een prestigeproject waar heel veel geld mee gemoeid is. Mijn fractie zet grote vraagtekens bij dit plan, maar het is de verantwoordelijkheid van de Stad zelf. Wat ons wel aangaat, is het feit dat dit College – en nu kennelijk met steun van het CDA – al weer fors in de buidel wil tasten om de financiële gaten die er nu al schijnen te zijn, te helpen dichten. Bijna € 4 miljoen! Alles wordt wel weer mooi voorgespiegeld, maar dat laat onverlet dat er veel betere bestemmingen te bedenken zijn. Het zou heel goed zijn om deze miljoenen alvast te reserveren voor onder andere de eventuele verwijdering van de smeerpijp. Wat ook geldt voor het miljoen van de overkapping en de € 17 miljoen van de eventuele verbouwing die misschien niet doorgaat. Ook toont dit maar weer eens aan dat, ondanks de geluiden dat er moet bezuinigd worden, er voor prestige altijd weer een bak met geld klaar staat. Dit College kiest weer voor stenen, wij kiezen liever voor mensen. Een ander prestigeobject, de Blauwe Stad, is in ontwikkeling. Ondanks dat wij altijd tegen zijn gebleven, hopen wij dat dit nu toch een groot succes gaat worden. Want voorzitter, bij het mislukken van dit project zullen de bewoners uit de omliggende gemeenten immers de dupe worden. De gemeenten hebben al fors geïnvesteerd in de Blauwe Stad en voor de autochtone bevolking is er maar weinig over. Er is inmiddels, ook door de CdK, alweer een balletje opgegooid over een herindeling. Het initiatief ligt weliswaar bij de gemeenten, maar omdat bij de Blauwe Stad straks niemand weet, wie waar verantwoordelijk voor is, wordt de druk wel erg groot. De SP verwacht wel dat de bevolking hierover geraadpleegd wordt. Alleen herindelen als de bevolking dat wil. De heer BLEKER (gedeputeerde): En wat wil de SP? De heer HEMMES: Als de bevolking een gemeentelijke herindeling goed voor een bepaald gebied vindt, gaan wij er niet voor liggen. Volgens mij ben ik duidelijk. Het is niet onze eerste insteek, maar er moet wel naar de bevolking worden geluisterd. Wij hebben inmiddels gesproken met een aantal partijgenoten in dat gebied en er is nog onduidelijkheid. Men weet nog niet wat men wil. Wij blijven het volgen. De heer MOORLAG: Voorzitter, de SP is toch ook een partij die altijd uitgesproken opvattingen en plannen heeft. Volgens mij is de heer Hemmes inmiddels over de helft van zijn spreektijd heen en zijn betoog lijkt wel een linkse variant van een commentaar van G.B.J. Hilterman. Veel deugt er niet en wordt afgekeurd, maar wat zijn nu eigenlijk de plannen van de SP? Wat wil de SP concreet? Ook als het gaat om een punt als de gemeentelijke herindeling. Waar staat de SP dan? Refereert u zich enkel aan de uitkomst van een referendum, want dat is wat ik u impliciet hoor betogen.
30
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen SP-fractie
Of heeft u daar ook eigen opvattingen over? Dat geldt overigens ook voor de rest van het provinciale beleid. Wat zijn de plannen van de SP of is de SP niet anders dat een stagnatie- of stilstandspartij? De heer HEMMES: Volgens mij luistert de heer Moorlag slecht, want ik heb toch een aantal zaken behandeld waarop wij positief op reageren of waarover wij onze afkeuring uitspreken en bovendien ben ik nog niet klaar. Het gaat om punten die enorm belangrijk zijn. Ik noem de N33, de Zuiderzeelijn, de verbouwing op de Grote Markt. Trouwens, meneer Moorlag, elk vogeltje zingt zoals het gebekt is. En tja …U zult het er mee moeten doen! De heer MOORLAG: Zeker hoor, als de SP geen plannen heeft, zal ik het daar zeker mee moeten doen. Wij zullen in elk geval doorgaan met … De heer HEMMES: Maar dan luistert u helemaal niet. Ik heb net gezegd dat wij vinden dat de N33 helemaal en zo snel mogelijk verdubbeld moet worden. Daar hebben wij ook geld voor. De ZZL wordt in april afgeschoten, dus dan kunnen er straks wel twee N33’s worden aangelegd. De heer MOORLAG: Ik vrees dat het verkiezingsprogramma van de SP de volgende keer kort zal zijn. De heer HEMMES: Als ik hoor welke kritiek u uit op het CDA, de VVD en D66 in uw bijdrage dan kunt de volgende keer geheel geen coalitie vormen! Voorzitter, ik ga verder. Een ander verschijnsel op woningbouwgebied is dat men nog steeds te weinig sociale woningbouw wenst te plannen, zie bijvoorbeeld Meerstad. Voor grootschalige projecten blijft straks alleen nog de Regiovisie Groningen - Assen over als we nog flink bij willen bouwen in het sociale woningbouw segment. Maar zowel de Nota Bouwen en Wonen als Meerstad worden hier volgende week besproken. In de aanloop naar de vergadering over Meerstad hebben wij volgende maandag een persconferentie belegd en het zou aardig zijn als de politiek daar kennis van neemt. De heer Hemmes overhandigt de voorzitter een persbericht. De VOORZITTER: Ik zal het bericht laten vermenigvuldigen en verspreiden. De heer HEMMES: Daar zullen wij volgende week op terugkomen. Voorzitter, een ander belangrijk punt voor de SP-fractie is altijd welzijn en zorg. Daar gaat het tenslotte om mensen. De meldweek jeugdzorg is een goed middel gebleken om te horen wat er leeft in deze sector. Er is ook een duidelijk beeld ontstaan waar verbeteringen broodnodig zijn. Wij hebben het er over twee weken nog uitgebreid in de commissie aan de orde. Eigenlijk is dat vervelend en mag het niet leiden tot mosterd na de maaltijd. Daarom wil ik hier nu al neerleggen dat de SP-fractie het College oproept om hard aan de slag te gaan en iets te gaan doen met de uitkomsten van de meldweek. Wij houden ons dan ook het recht voor om hier eventueel uitgebreid bij de begrotingsvergadering, op terugkomen. Want het kan niet zo zijn dat de toestroom naar de jeugdzorg maar blijft groeien. Om dit te keren moet er vol ingezet worden op preventie en hier ligt een belangrijke taak om als provincie samen met de gemeenten plannen te ontwikkelen. Als SP-fractie willen wij hier actief aan bijdragen. Daarbij valt te denken aan meer kleinschaligheid, zoals de wijkzuster, gezinscoach en het onderwijs we komen hier, zoals gezegd, in de commissie en eventueel bij de begrotingsbehandeling op terug. Jeugdzorg blijft voor ons prioriteit houden en daarbij passen zeker geen wachtlijsten. Maar volgens mij kunnen we de uitspraken van de staatssecretaris, dat de wachtlijsten AMK dit jaar nog worden opgelost en die bij de jeugdzorg eind 2006, wel met een zak zout nemen. Ik geloof er helemaal niets van.
31
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen SP-fractie
De kindertelefoon is ook getroffen door de bezuinigingen. Terwijl er steeds meer kinderen met serieuze problemen gebruik maken van deze mogelijkheid, is deze op woensdag en zondag niet meer bereikbaar. De gedeputeerde probeert nog om via waarschijnlijk terug te vorderen subsidies het gat te dichten. Mijn oplossing is een stuk eenvoudiger. Kijk eens binnen de overhead van jeugdzorg. Wij weten allemaal dat tijd geld is, dus wat minder directieleden urenlang op de tribune bij de commissievergaderingen, zou een fikse bijdrage kunnen opleveren. Het is een schande dat hierop binnen de jeugdzorg wordt bezuinigd. Ook de amateursport ligt ons na aan het hart. Wij zijn als SP-fractie al een tijd bezig met het PAF (Provinciaal Accommodatie Fonds). Het is helaas, meneer Moorlag, nog steeds niet mogelijk om dit in een concreet voorstel neer te leggen. Het kost nogal wat tijd om de problemen die er zijn bij gemeenten en verenigingen te inventariseren. Samen met de afdeling sport wordt er hard aan getrokken om met een voorstel te komen bij het verschijnen van de sportnota. Dat de problemen groot zijn is inmiddels duidelijk, ook het Huis van de Sport heeft dit ondertussen geconstateerd. Dit wordt vervolgd. Voorzitter, er speelt een aantal zaken op milieugebied in onze provincie die ons bezighouden en waar we de komende tijd nog hard mee aan de slag moeten. En waar wij zo bang voor zijn, is dat dit de burgers flink wat geld kan gaan kosten. Daarom ook ons pleidooi om hier alvast rekening mee te houden en dus voorlopig geen investeringen in onnodige plannen. Het item van dit moment is natuurlijk de rioolpersleiding, maar we hebben ook nog het Ceresmeer in Stadskanaal. De vervuiler Philips is vertrokken en laat iets achter waar inwoners grote zorgen over hebben. De gemeente zit ermee in de maag en mijn fractie ook. Het is tegenwoordig heel normaal dat je als burger overal een verwijderingsbijdrage voor betaalt. Dit zou ook voor de bedrijven moeten gelden. De echte vervuiler betaalt. De risicokaart moet wat ons betreft heel snel in orde worden gemaakt, daar hebben burgers recht op. En het is toch overduidelijk geworden met de smeerpijp en de NAM-locatie dat de kaart hier in Groningen nog volstrekt onvolledig is. Wanneer kunnen we een complete kaart verwachten? Nu we het toch over milieu hebben voorzitter, het volgende: de discussie over energie en brandstoffen is vorig week weer actueler geworden. Niet alleen raakte de olieprijs de 60 dollar en betalen wij inmiddels 3 gulden voor een liter benzine, maar was er ook de discussie over het openhouden van Borssele en kwam het CDA met het idee om weer naar nieuwe kerncentrales te kijken. Voorwaarde van het CDA was wel dat eerst naar goede alternatieven voor het afval gekeken moest worden. Daar krijgen wij meteen al de kriebels van. Wij hebben dan niet alleen weer de discussie over het afval in de Groningse grond – het landelijke CDA repte daar al over – maar ook over een plaats voor een nieuwe kerncentrale en komt de Eemshaven weer in beeld. Voorzitter, volgens ons moeten we het helemaal niet over nieuwe kerncentrales hebben, maar over alternatieven. Een korte inventarisatie bij de provincie leerde ons dat er binnen de organisatie wel over alternatieve brandstoffen gediscussieerd wordt, maar dat wat ons betreft deze discussie wel in de versnelling kan. Daarom de volgende vraag. Is het College bereid om direct na het zomerreces met een notitie te komen over alternatieve brandstoffen met betrekking tot het gebruik in het eigen wagenpark en in het Openbaar Vervoer? Deze discussie kan wat ons betreft nog worden verbreed met de bouw van een alternatieve centrale in onze provincie. Wij horen hier graag iets over, anders komen wij in de tweede termijn nog met een motie. Tevens, voorzitter, maakt de SP fractie zich zorgen over de ontwikkelingen bij de subsidieaanvragen. Er bestaat op dit moment weliswaar een redelijk werkend sterrensysteem om de ontwikkelingen bij gesubsidieerden te signaleren en indien nodig actie te ondernemen. Maar eerder dit jaar hebben wij echter de subsidieaanvraag voor het KCF-fonds (Kennis Conversie Fonds ) voorbij zien komen die naar onze mening absoluut fout was en niet had moeten worden gehonoreerd. Naar onze mening is het niet de taak van de provincie om activiteiten met zeer grote risico’s die geen enkele marktpartij zelf wil lopen, voor haar rekening te nemen.
32
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen SP-fractie
Bij de subsidieverstrekking met betrekking tot ‘werken aan life sciences’ is de provincie veel te vrijblijvend bezig en vertrouwt men blind op partners als de RuG e.d. De SP-fractie verwacht in dit soort gevallen strakke richtlijnen en kaders in de richting van de subsidieontvangers, zoals resultaat doelen, winstgevendheid en de te verwachten arbeidsplaatsen. Sanctiebeleid zou mogelijk moeten zijn. De SPfractie is inmiddels bezig met een initiatiefvoorstel op dit punt. Voorzitter, de titel van onze bijdrage hebben wij genoemd: ‘Uitzien naar een Groningen voor allen.’ Dit staat haaks op het meest treurige dossier wat momenteel speelt, namelijk de Voedselbank. Wij denken dat een bijdrage van € 10.000 euro aan de Voedselbank in de toekomst bij lange na niet toereikend zal zijn. Met dit kabinet zullen er nog veel meer van deze voorzieningen nodig zijn. Het College zegt dan wel dat de Voedselbank niet noodzakelijk zou moeten zijn, maar helaas de feiten spreken een andere taal. Hoe is het in vredesnaam mogelijk in een land waar nog steeds meer miljonairs komen, waar topmanagers er weer meer dan 13% op vooruit zijn gegaan, een steeds groter aantal mensen afhankelijk is geworden van de Voedselbank. Ik mag toch aannemen dat Wouter Bos dit niet bedoelde toen hij laatst opmerkte, dat er meer ongelijkheid in de samenleving nodig is. En dat hij dat zou accepteren .Of zijn dit de normen en waarden van Balkenende? Over de voedselbanken kort en krachtig: hier past slechts schande, schaamte en een motie! De VOORZITTER: De heer Hemmes stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, bijeen op 29 juni 2005 ter bespreking van de Voorjaarsnota, constaterende dat: het College van GS van mening is, dat een voorziening zoals de voedselbank niet noodzakelijk zou moeten zijn; er op particulier initiatief toch een dergelijke voorziening tot stand gebracht is en dat daar steeds meer mensen gebruik van moeten maken; zijn van mening dat: het valt te prijzen dat de provincie Groningen een dergelijk initiatief ondersteunt, maar dat het in een rijk land als Nederland absoluut niet nodig zou moeten zijn; verzoeken het College hun verontrusting en zorg over deze ontwikkelingen kenbaar te maken aan het kabinet, de leden van de Tweede Kamer, het IPO en het VNG; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is mede ondertekend door mevrouw Deinum, mevrouw Mansveld, de heer Slager, mevrouw Folkerts, de heer Zanen, mevrouw van Kleef en mevrouw Boon. De motie krijgt nummer 5, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer HEMMES: Voorzitter, wij zullen ons niet verzetten om nu extra middelen in te zetten voor de Voedselbank, dat moge duidelijk zijn, maar we doen het wel met weerzin. Ik mag toch hopen dat het niet serieus bedoeld is om een structurele oplossing te zoeken voor de exploitatieproblemen van de Voedselbank. Als dit de meetlat wordt van onze beschaving, dan rest slechts sprakeloosheid. Dit is nou een schoolvoorbeeld van de tweedeling in Nederland.
33
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen SP-fractie Algemene beschouwingen D66-fractie
Voorzitter, afsluitend, als oppositiepartij – nog wel – zal de SP fractie het College kritisch blijven volgen en waar nodig met eigen voorstellen en initiatieven komen. Rest mij nog een woord van dank uit te spreken aan de medewerkers van de catering die ons altijd zo goed verzorgen. Aan de mensen van de griffie voor de goede samenwerking en een speciaal woord van dank aan Truus Begeman, voor het tip top op orde houden van het fractiehuis. De VOORZITTER: Ik stel u voor de vergadering even te schorsen om u uit te nodigen op de binnenplaats waar de nieuwe haring genuttigd kan worden. De vergadering is geschorst. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Het woord is aan mevrouw Gräper. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, elke partij houdt hier vandaag zijn verhaal over Groningen. Over het landschap, de stad, over de mensen, de natuur. Een verhaal dat mooi uitgewerkt op papier staat. Maar wanneer je iets vertelt, is de wijze waarop je het vertelt belangrijker dan de woorden op papier. Hoe de woorden overkomen, daar gaat het om. Dat geldt ook voor ons Statenleden. En daarom doen we deze termijn mondeling en niet schriftelijk. Maar dat geldt natuurlijk ook voor onze kiezers, de inwoners van de provincie Groningen. En toch, tenzij je gepensioneerd bent of zonder werk zit, is het bijna onmogelijk voor de kiezers om te horen wat hier gezegd wordt, om te horen hoe de woorden op papier bedoeld zijn. Twee jaar geleden heeft D66 om die reden een motie ingediend om de Statenvergadering live via Internet uit te zenden. Zodat iedere kiezer mee kan luisteren. Vanachter zijn bureau of thuis op de bank. Live of op een moment dat het hem het beste uitkomt. Die motie is toen aangehouden opdat de griffie zaken als kosten etc. kon uitzoeken. In de afgelopen twee jaar is dat gebeurd. Maar er is meer gebeurd. Zo is er in de Statenzaal een digitaal systeem gekomen dat het mogelijk maakt dat de mensen in het provinciehuis deze vergaderingen via het Intranet van het provinciehuis live kunnen volgen. Iedereen in het provinciehuis dus. Het uitzenden via het Internet, zodat ook mensen buiten het provinciehuis mee kunnen luisteren, is als gevolg hiervan daarmee een kleine stap geworden. Wij willen daarom de motie vandaag in stemming brengen. Zodat u als Statenleden kunt laten zien dat u bereid bent de burger via de digitale weg welkom te heten in hun Statenzaal. Ik dien daarvoor een motie in. De VOORZITTER: Mevrouw Gräper stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005 voor de behandeling van de Voorjaarsnota 2005, overwegende dat: het overbruggen van de kloof tussen burgers en politiek volop in de belangstelling staat; het onafhankelijk en neutraal informeren van de kiezer over het democratische proces een middel kan zijn om deze kloof te overbruggen en dat via het uitzenden van geluidsfragmenten via de provinciale website van de Statenvergaderingen onafhankelijke en neutrale informatie gegarandeerd wordt; het uitzenden van geluidsfragmenten via de provinciale website de mogelijkheden voor burgers om de vergaderingen van Provinciale Staten te volgen een stuk vergemakkelijkt; het hierdoor ook mogelijk is om op andere tijdstippen dan de vergadering zelf, als burger kennis te nemen van de standpunten van zijn volksvertegenwoordiger tijdens een Statenvergadering;
34
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
constaterende dat: door de al gedane investeringen in het digitaal beschikbaar maken van de geluidsfragmenten tijdens Statenvergaderingen voor de ambtenaren, het uitzenden van geluidsfragmenten via de provinciale website nog slechts een kleine stap is; zijn van mening dat: de vergaderingen van de Staten zo spoedig mogelijk via audiostreaming op Internet moeten worden uitgezonden; verzoeken het College: het uitzenden van de vergaderingen van de Staten technisch te realiseren; de financiering in de voor te stellen begroting van 2006 te regelen; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Gräper en mevrouw Deinum. De motie is voorzien van een toelichtende notitie. De motie krijgt nummer 6, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer BULTJE: Voorzitter, ik zou mevrouw Gräper graag een vraag willen stellen. U spreekt in de motie over geluidsfragmenten en u heeft het over streaming. Gaat het erom dat gehele Statenvergaderingen live worden uitgezonden of worden er selecties gemaakt, hetgeen volgens mij de burger eerder bij de politiek betrekt dan als je een vergadering rechtstreeks uitzendt – en worden die fragmenten uitgezonden? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Het gaat erom dat de Statenvergaderingen live uit te zenden zijn. Iedereen kan dan zelf kiezen welk onderdeel van de Statenvergadering hij of zij interessant vindt om te beluisteren en te bekijken. Ik kan mij wel voorstellen dat in het archiveringssysteem dat er achter zit, scheidslijnen worden gemaakt in verschillende rubrieken zodat veel gerichter gevonden kan worden wat er gezegd is. De intentie van de motie die wij net hebben ingediend luidt dat alles live wordt uitgezonden, omdat ik denk dat ik niet kan bepalen voor de kiezers wat zij wel en niet willen horen. Dat is iets wat de kiezers zelf moeten bepalen. Dat zit dus niet in de motie verwerkt. Hiermee is overigens de motie die nog in portefeuille zat, komen te vervallen. Voorzitter, het op digitale wijze opengooien van de deuren van de Statenzaal is één. Het daadwerkelijk geven van een stem aan de inwoners van Groningen is een ander verhaal. Natuurlijk, één keer in de vier jaar mogen alle stemgerechtigden naar de stembus om ons, leden van Provinciale Staten te kiezen. Maar ook tussentijds kan het verstandig zijn of gewenst om op majeure onderwerpen de kiezer om zijn of haar mening te vragen. Een referendum biedt daarvoor het beste instrument. Uit de ervaringen met het referendum over de Europese Grondwet en ook met het referendum dat vandaag in de Stad gehouden wordt, blijkt bovendien dat het houden van referenda leidt tot discussie, tot uitwisseling van meningen en opinies. Allemaal zaken die het debat versterken en de betrokkenheid van de burgers bij de provinciale politiek vergroten. Inmiddels heeft een groot aantal gemeenten en provincies een eigen referendumverordening en ook landelijk vinden initiatieven plaatsen om het referendum in de grondwet te verankeren. D66 vindt dat het hoog tijd is dat de provincie Groningen niet achter blijft.
35
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Daarom komen wij vandaag met een initiatiefvoorstel. Daarbij stellen wij voor dit voorstel volgende week tijdens de Statenvergadering van 6 juli, als ‘punt vreemd aan de orde’ te behandelen. Voorzitter, ik ga naar het meer beleidsinhoudelijk deel van mijn beschouwingen. 2005, maar ook 2006 zijn belangrijke jaren waar gaat om de toekomst van ons sociaal-economische beleid. Met De Koers Verlegd in de hand vinden op dit moment de onderhandelingen plaats met het kabinet en in de komende periode zal bovendien duidelijk moeten worden op welke steun het Noorden vanuit Europa kan rekenen. Maar één ding is inmiddels wel duidelijk. De financiële ruimte zal beperkt zijn en het maken van keuzes is dan ook onvermijdelijk. D66 gelooft dat het spaarzame geld daar moet worden ingezet waar de grootste kansen voor Noord-Nederland liggen. Die kansen komen er niet door hetzelfde te doen wat anderen ook al doen, maar door als provincie je te richten op die zaken die je uniek maken. Zo heeft het streven naar een Noordelijke Ontwikkelings As alleen maar zin als wij ook daadwerkelijk de poort zijn naar het NoordoostEuropa. En dat is meer dan wachten op Den Haag voor de erkenning van de status van de As. Maak dat in Noordoost-Europa Groningen synoniem wordt voor Nederland. Trek studenten aan uit de Baltische Staten die hier in Groningen hun studie volgen en andersom. Organiseer een Fins cultureel festival. Zet uitwisselingsprojecten op tussen Poolse leerlingen en Groningse leerlingen. Vaar met de Voorwaarts Voorwaarts terug naar de Oostzee. Zorg dat het Noorden van Nederland in de harten en gevoel zit van de mensen, bestuurders en ondernemers in de landen in dat gebied. Kortom, zorg dat de band tussen Groningen en Noordoost-Europa er daadwerkelijk komt en onmiskenbaar is en ga dan kijken of en in hoeverre wij die statuserkenning uit Den Haag nog nodig hebben. Voorzitter, D66 begrijpt heel goed dat dit investeren is in de toekomst en dat de huidige economische structuur er niet meteen mee geholpen is. Er moet ook nu geïnvesteerd worden in onze eigen Pieken. Maar opnieuw zegt D66 dan: ga uit van de zaken waarin we uniek zijn, waar wij het verschil kunnen maken en probeer niet als een Calimero achter de grote jongens aan te rennen. Zo is Wageningen het centrum waar het draait om innovatie in de agrobusiness. Het Noorden moet niet proberen dat ook te zijn. Wij geloven meer in een slimmere samenwerking waarbij het Noorden de proeftuin van Wageningen wordt. Voorzitter, ook op andere terreinen moeten we niet willen zijn wat andere al zijn: Eindhoven wordt gezien als het centrum van de kenniseconomie. Leiden loopt voorop op het gebied van life science en Amsterdam zal altijd een voorsprong houden op ons als ICT-stad. Rotterdam is en blijft zeker met de tweede Maasvlakte het petrochemische centrum van Nederland. Dat zijn gebieden waar we het verschil niet in gaan maken. Waar we wel een verschil in kunnen maken is Energy Valley, Lofar en onze rust en ruimte! Dat zijn de kwaliteiten van het Noorden. Daar zit onze kracht. D66 roept het College dan ook op de komende maanden voortvarend te werken aan het concretiseren van Energy Valley. Waarbij de aansluiting met het MKB in onze provincie een must is wil het beleid ook op langere termijn genesteld blijven in de Groningse economie. Wij zien de voorstellen op dat punt dan ook graag tegemoet. Naast de gasbel maken de rust en de ruimte het Groningse platteland uniek. Daar is wonen en leven nog betaalbaar. Daar kunnen kinderen nog op straat spelen en is de lucht relatief schoon. Dit alles met als middelpunt een dynamische enerverende Stad. Met een universitair ziekenhuis waar als enige in het land alle specialismen zijn verenigd. Met een internationaal gerespecteerd museum en een levende binnenstad. Met vernieuwende architectuur en relatief weinig criminaliteit. En dat alles op slechts anderhalf uur rijden van de Randstad. Wie wil dat nou niet! Gebruik het! In de ogen van D66 zou Groningen zich meer moeten gaan richten op de vernieuwende dienstverlening. Wonen als economische factor moet beter benut worden en dan onder meer in combinatie met zorg. Het ontwikkelen van nieuwe mogelijkheden waarbij wonen, zorg, welzijn en commerciële dienstverlening in een unieke omgeving voor iedereen realiseerbaar zijn. De Groningse provincie kan deze rol binnen Nederland bij uitstek vervullen.
36
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Met een sterke vergrijzende bevolking in Nederland aan de ene kant en rust en veel ruimte in Groningen aan de andere kant, liggen de kansen voor het oprapen. Maak van Groningen het Californië van Europa. Een aantrekkelijk gebied om te pensioneren, met interessante woonideeën, met zorg dicht in de buurt, maar ook cultuur om de hoek en waar op de universiteit gewerkt wordt aan vernieuwende zorgconcepten. D66 roept het College op dit veel nadrukkelijker op te nemen in zijn economische beleid. Voorzitter, om in Groningen de economische structuur te versterken is een klimaat nodig waar ondernemers zoveel mogelijk vrij zijn om te ondernemen en zich zo weinig mogelijk bezig hoeven te houden met randverschijnselen. Uit een korte inventarisatie blijkt dat in Noord Nederland vele organisaties zich bezighouden met het helpen van ondernemers met het vinden van de weg in het woud van regels en mogelijkheden. Zo heeft de provincie een Kompasloket, kent SNN een subsidieloket, de Kamer van Koophandel een startersloket en werken ook de NOM, Syntens, MKB Noord, VNO - NCW, Technologie Centrum Noord Nederland, Technomatch, gemeenten, kennisinstellingen, het ministerie van Economische Zaken en dan ben ik er zeker nog wat vergeten, hard aan het helpen van de ondernemers. Echter hierdoor zijn die instellingen voor de ondernemer zelf een ondoorzichtig woud geworden. Die analyse werd gisteren ook al gemaakt in een krantenartikel waar het ging om de problemen van het MKB zoals die door de ondernemers zelf worden ervaren. Zij weten niet waar zij moeten zijn wanneer hun bedrijf te groot is geworden voor de zolderkamer. Welke vergunningen zijn er nodig voor een uitbreiding en zijn daar ook subsidies voor te verkrijgen? Wie kan straks mijn bedrijf overnemen? Kan ik ergens hulp krijgen met het uitwerken van mijn innoverende ideeën? Hoe knoop ik banden aan met potentiële klanten in Duitsland? Allerlei organisaties staan klaar om die mensen te helpen. Alleen het vinden van die organisaties is een probleem. D66 stelt om die reden voor dat de provincie het voortouw neemt in het ontwikkelen van een ondernemersloket. Eén loket waar de ondernemer met al zijn vragen terecht kan, op weg wordt geholpen, op de hoogte wordt gebracht van de mogelijkheden en wordt doorverwezen, het liefst met naam en telefoonnummer, naar die organisatie of organisaties die hem het beste kan helpen. Een loket in de geest van het loket Levende dorpen. Een loket waar je met al je vragen terecht kan en waar samen met jou naar oplossingen gezocht wordt. Om die reden dient D66 de volgende motie in. De VOORZITTER: Mevrouw Gräper stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: een groot aantal overheden, intermediairs, kennisinstellingen en andere organisaties zich bezig houden met het helpen van ondernemers; veel van deze mogelijkheden niet bekend zijn bij de ondernemer; het ondoenlijk is voor een ondernemer om ook daadwerkelijk op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen op dit gebied; verreweg het grootste deel van de economie in Groningen draait om het MKB en juist deze groep de weg naar de beschikbare hulp en regelingen moeilijk weet te vinden; het voor de ondernemer als overheid zo gemakkelijk mogelijk maken een belangrijke randvoorwaarde is voorgoed ondernemerschap; verzoeken het College van GS: een voortouw te nemen in het realiseren van een ondernemersloket, waarbij ondernemers worden geholpen en begeleid in het vinden van antwoorden op hun vragen;
37
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
-
hierin de samenwerking te zoeken met de intermediairs, overige overheden en kennisinstellingen in onze provincie; na het realiseren van dit loket door middel van gerichte campagne de bekendheid en functie van het loket onder de aandacht te brengen van de ondernemers in onze provincie; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Gräper en mevrouw Deinum. De motie krijgt nummer 7, zal worden vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. De heer MOORLAG: Ik heb een vraag aan mevrouw Gräper. Hoe stelt u zich dit voor? Moet dit een gemeentelijk loket worden, een provinciaal loket, een SNN-loket, een loket van de Kamer van Koophandel? Hoe wordt de keuze gerechtvaardigd om dit hier in deze Staten aan de orde te stellen? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Wij zien en horen op straat als wij in gesprek zijn met ondernemers dat ondernemers vaak wel willen, maar niet weten waar zij precies terecht kunnen. Heel vaak kan ik vanuit de kennis die ik als Statenlid heb, hun al wel een beetje op weg helpen, maar ook ik weet niet precies welke partij nu de beste is om de persoon in kwestie te helpen met de vraag die hij heeft. D66 vraagt het College om het voortouw te nemen in het gesprek met alle intermediairs die in de provincie aanwezig zijn om te kijken of zij kunnen komen tot een loket. Wij willen nadrukkelijk inzetten op een loket op Noord-Nederlands niveau of anders een provinciaal bureau. We geloven niet dat het een loket moet zijn dat onder de provincie hangt. Ik kan mij goed voorstellen dat zo’n loket onder de Kamer van Koophandel of het MKB-Noord in de uitvoerende zin meer tot zijn recht komt. Dat laat ik graag over aan de gesprekken die erover worden gevoerd. Wat wij wel gemerkt hebben is dat in de gesprekken die wij in het veld hebben gevoerd met een aantal van deze intermediairs dat ook zij de behoefte aan dit loket heel duidelijk voelen en dat zij met elkaar bereid zijn om te kijken hoe het zo geregeld kan worden dat de vraag beter wordt beantwoord zonder dat daarbij de intentie een rol speelt om al die andere voorzieningen teniet te doen. Het gaat om een betere doorverwijzing. De heer STAGHOUWER: Volgens mij is dat loket er al. De Kamer van Koophandel heeft u net al genoemd. Zou u niet beter kunnen inzetten op de communicatie. Waar het structureel mis gaat, is het juist in die communicatie Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Wij hebben onder andere met de Kamer van Koophandel gesproken en die gaven aan dat zij er deels wel mee bezig zijn, maar niet in de volle breedte als ik net heb aangegeven. Het gaat bijvoorbeeld om doorverwijzen richting Technologie Centrum Noord-Nederland of Hanze Hogeschool en dan blijken er veel problemen te zijn. Ik kan mij voorstellen dat het onder de Kamer van Koophandel wordt gehangen zodat het veel breder wordt. Daarvoor is dan wel belangrijk dat alle partijen met elkaar gaan samenwerken om in ieder geval de informatie bij dat loket neer te leggen zodat men weet waar men een vraag naar toe moet leiden. Dat vraagt coördinatie en wij roepen het College op om die coördinatie te gaan verzorgen en te zorgen dat die partijen bij elkaar gebracht worden. Voorzitter, ik ga verder. Kenmerkend voor onze zwakkere sociaal-economische structuur is het relatieve lage opleidingsniveau en de relatieve grote afstand tot de kenniseconomie. Om die reden vindt D66 dat onderwijs ook hoog op de provinciale agenda moet staan. Wat ons betreft is dat dan meer dan alleen het VMBO. Leren doet een kind vanaf zijn geboorte en ook na je drieëntwintigste ben je niet te oud om te leren, sterker nog in het kader van de kenniseconomie is het een noodzaak om te blijven leren.
38
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Formeel heeft de provincie geen eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden als het gaat om onderwijs en moet die verantwoordelijkheid ook niet gaan opzoeken. Maar wij kunnen wel door te faciliteren en te stimuleren goede vernieuwende initiatieven mogelijk maken. Om die reden stelt D66 voor om een provinciaal stimuleringsfonds onderwijs in het leven te roepen. Zo laat je de verantwoordelijkheid daar waar die ligt, namelijk in het veld, maar help je wel kansrijke projecten mogelijk te maken en te laten slagen. Projecten die als doel hebben het opleidingsniveau van alle Groningers, van 0 tot 99 jaar, te verhogen en daarmee de aansluiting bij de kenniseconomie te vergemakkelijken. Daarom dient D66 een amendement in. Voorzitter, met alleen opleiden, ondersteunen en keuzes maken red je het niet als Groningen. Investeren in de infrastructuur is ook een belangrijke randvoorwaarde om je als economie te kunnen blijven ontwikkelen. D66 is dan ook blij met het initiatief dat de Tweede Kamer heeft genomen om te komen tot een verdubbeling van de N33. Een verdubbeling die niet alleen in economische zin nodig is, maar nog meer om reden van verkeersveiligheid. De N33 is één van de laatste N-wegen die te maken hebben met grote aantallen verkeersslachtoffers. Reden genoeg om de kansen op verdubbeling met beide handen te grijpen zou je zeggen. En toch is D66 terughoudend. Wij hadden geen moeite met voorfinanciering, maar medefinanciering is toch wel een ander verhaal. De weg is en blijft in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het Rijk. Ook financieel. Onze eerste reactie op de vraag van het College of de provincie bereid zou moeten zijn om mee te financieren was voor ons als fractie dan ook afwijzend. Echter de economische kansen en verbetering van de verkeersveiligheid zijn voor ons redenen om de concrete uitwerking met open vizier te bekijken. Inmiddels is ons vertrouwelijk het een en ander medegedeeld, maar ook dit is ons nog lang niet concreet genoeg om nu in te kunnen stemmen met een principe-uitspraak over de medefinanciering van de verdubbeling van de N33! Voorzitter, waar we zeker moeite mee hebben is de wijze waarop de extra kosten voor natuurcompensatie bij de aanleg van de N33 – niet de verdubbelde, maar de enkele – in Appingedam worden gefinancierd. In 2002 hebben we bewust geld gereserveerd voor het Stadsgewestelijke Openbaar Vervoer. Sterker nog deze reservering loopt tot en met 2006. Dus ook dit jaar en volgend jaar worden daar gelden voor gereserveerd. Deze gelden zijn door omstandigheden niet meer nodig voor het STOV of de opvolger, het Kolibri. Echter de intentie om met het STOV het openbaar vervoer in en rondom de stad een impuls te geven is zeker na de laatste ronde bezuinigingen onverkort relevant. D66 vindt dan ook dat deze middelen niet terug moeten vloeien in de algemene middelen of moeten worden gebruikt voor andere zaken binnen het programma Verkeer & Vervoer maar moeten worden ingezet voor de kwalitatieve verbetering van het openbaar vervoer. D66 kan daarom niet instemmen met dit voorstel. Voorzitter, ik kom tot een van de grotere infrastructurele uitdaging waar het Noorden voor staat: de Zuiderzeelijn. De afgelopen weken rollen de ontwikkelingen over elkaar heen. En opnieuw wordt ons als Staten vlak voor de zomer om onze mening gevraagd. Veel zal ik er vandaag niet over zeggen. Volgende week staat het onderwerp op de agenda en dan zal ik er uitgebreider op terugkomen. Voor nu kan ik zeggen dat de D66-statenfractie onverkort vasthoudt aan de Zuiderzeelijn in zijn oorspronkelijke vorm. De inzet die de Stuurgroep Zuiderzeelijn toont en heeft getoond kan mijn fractie ten volle ondersteunen. Het belang van goede regionale samenwerking kan dan ook volgens mijn fractie niet voldoende worden onderschreven. Komende op die samenwerking, maakt D66 zich grote zorgen over de wijze waarop de partijen in Noord-Nederland omgaan met de interprovinciale samenwerking. En dat terwijl in het nieuwe Europa de regio’s steeds belangrijker worden. In dat verband vindt D66 het de hoogste tijd dat de discussie over juist verdergaande noordelijke samenwerking en regiovorming van onderop een stevige impuls wordt gegeven.
39
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Blijven hangen in het huidige leidt ertoe dat Europa straks nog verder is uitgebreid en de gewesten Groningen, Friesland en Drenthe nog altijd niet verder zijn gekomen dan wat borrelpraat over hoe moeilijk het toch is om samen te werken in een gebied met anderhalf miljoen inwoners. Nieuwe dynamiek is dus hard nodig en wij vinden dat GS van Groningen hierin een initiërende rol moet vervullen. Daarnaast is minister Remkes op dit moment bezig een notitie op te stellen over de toekomst van het middenbestuur. Het lijkt D66 veel wenselijker om als Noorden zelf en in eigen regie naar de toekomst te willen en te durven kijken en niet lijdzaam af te wachten op de minister. Heel concreet zouden GS het initiatief kunnen nemen, door bijvoorbeeld het verrichten van een uitvoerige studie naar de voor- en de nadelen van één provincie Noord-Nederland. Hiervoor dient D66 een motie in. De VOORZITTER: Mevrouw Gräper stelt de volgende motie voor. “Provinciale Staten van Groningen, in vergadering bijeen op 29 juni 2005, overwegende dat: er op Europese schaal een ontwikkeling zichtbaar is die in toenemende mate een belangrijke positie toekent aan regio’s; het vanuit het Europees perspectief meer voor de hand ligt om Noord-Nederland als regio te zien dan als drie onderscheiden provincies; de Minister van Binnenlandse zaken heeft aangekondigd eind 2006 te zullen komen met een notitie over de positie van het middenbestuur; het gewenst is daaraan voorafgaand zelf een duidelijker beeld te krijgen van de mogelijkheden en moeilijkheden die zich bij een verder gaande noordelijke samenwerking zullen voordoen; verzoeken het college van GS: een studie te verrichten naar de voor en nadelen van verdergaande noordelijke samenwerking en daarin de mogelijkheden en moeilijkheden van regiovorming en/of vorming van een landsdeel te betrekken; en gaan over tot de orde van de dag.” De motie is ondertekend door mevrouw Gräper en mevrouw Deinum. De motie krijgt nummer 8, wordt vermenigvuldigd en maakt deel uit van de beraadslaging. Mevrouw BULK: Stel nu dat er uit komt dat de bestuurders een noordelijke provincie willen, wilt u daarover dan een referendum houden? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Volgens mij heb ik daarvoor zonet een voorstel ingediend. Het lijkt mij juist iets waarover een referendum zou moeten worden gehouden, omdat het zo’n belangrijke kwestie is. De heer BOERTJENS: Voorzitter, uit de motie van D66 maak ik op dat D66 kennelijk wel voorstander is van hetzij één gewest, hetzij een intensieve samenwerking. Ik kom veel in Friesland en ik kan u van tevoren zeggen dat het resultaat van een referendum in Friesland met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op een ‘nee’ zou uitdraaien.
40
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Lijkt u het dan niet veel beter om in het voortraject – ik heb vorig jaar het woord ‘charmeoffensief’ genoemd – ook dingen samen te gaan doen om uiteindelijk samen met Friesland en Drenthe naar oplossingen te gaan zoeken en nu niet uit te gaan van het idee dat wij in Groningen weten hoe het moet om daarmee te trachten de anderen te overtuigen. Ik denk dat dat een slechte benadering is. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Wij hebben bij de bespreking van de strategische agenda in januari 2005 al aangegeven dat er, wat ons betreft, best een veel verder gaande vorm van samenwerking kan worden gevolgd. Bijvoorbeeld in het uitbesteden van backoffice-achtige activiteiten, een gezamenlijke ICT en dat soort zaken. Wij kunnen ons heel goed voorstellen dat uit een onderzoek komt dat je misschien veel meer op de weg moet zitten dat slechts op bepaalde terreinen goed kan worden samengewerkt en dat daarvoor op andere gebieden de tijd nog niet rijp is of dat daar de nadelen groter zijn dan de voordelen. Wij zouden dat soort dingen wel graag eerst uitgezocht willen zien voordat wij daar definitief kwalificaties aan gaan hangen. Dat is ook de reden dat wij voorstellen om onderzoek te doen. Wij stellen niet voor om meteen te komen tot één landsdelig gebied, maar wel om te bekijken hoe je op termijn op een zo effectief mogelijke wijze ook richting Europa aan dat idee vorm kan geven. Ik denk dat het aan de ene kant bij de mensen gevoelsmatig wat moeilijk ligt, maar aan de andere kant is het ook zo dat een grotere vorm van het provinciaal bestuur wel eens helemaal niet zo gek kan blijken te zijn. Ook gezien de discussie die nu landelijk wordt gevoerd onder leiding van minister Remkes is het goed als wij daarover in het Noorden een eigen visie ontwikkelen. De heer BOERTJENS: Graag wil ik daarover nog het volgende zeggen. Het gaat bij bestuurlijke indelingen of herindelingen, of het nu gaat om provincies of gemeenten, altijd om twee zaken: verhoging van efficiency en rationaliteit enerzijds en anderzijds de beleving, het gevoel en de betrokkenheid van de burgers. Ik denk dat u bij uw voorstel dat laatste aspect veronachtzaamt. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik denk dat dat wel meevalt, want wij stellen niet voor dat inbreuk kan maken op die belevingswereld van de mensen. Het enige dat wij voorstellen is een onderzoek naar de voor- en nadelen van een verdergaande samenwerking. Als ik kijk naar een provincie als Gelderland of Overijssel … ik geloof niet dat de Twentenaren het idee hebben dat hun belangen niet op de juiste wijze in Overijssel behartigd worden of dat zij op het punt staan zich af te splitsen van de rest van Overijssel. De heer BOERTJENS: Daar zit nu juist net het grote verschil. Tukkers zijn geen Friezen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik kom ook wel eens in Friesland en een van de geluiden die ik bij Friese bestuurders heb gehoord is dat zij bang zijn dat een groot deel van de Friese bevolking geen Fries meer is. Als wij het hebben over een referendum denk ik dat we een breder kader moeten hebben dan alleen hetgeen in de Staten wordt geroepen. De heer MOORLAG: Voorzitter, naar ik meen te weten hebben de Algemene Beschouwingen in Friesland en Drenthe reeds plaatsgevonden. Heeft D66 dit voorstel daar ook gepresenteerd? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ja. De heer MOORLAG: En wat zijn de uitkomsten daarvan geweest?
41
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen D66-fractie
Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: De uitkomst is geweest dat in Friesland en in Drenthe men geen zin had om het onderzoek te doen plaatsvinden. Ik denk dat het belang van het onderzoek – en wij hebben hier als Staten in Groningen een eigen verantwoordelijkheid – in mijn verhaal genoegzaam is onderstreept. De heer MOORLAG: Maar krijgt het voorstel dan niet het karakter van een studie naar een huwelijksaanzoek, terwijl er geen enkele affectie is? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Met name in Drenthe is het ontvangen op een manier dat er stemmen opgingen om het misschien wel op korte termijn te doen. Ik denk ook dat als je als Noorden de regie in handen wilt houden en niet overdonderd wilt worden door het voorstel waarmee minister Remkes gaat komen, het van belang is dat je er een eigen mening over vormt. Ook gezien de discussie die erna gevoerd gaat worden. Zeker op landelijk niveau is de trend naar meer landsdelig bestuur voelbaar en merkbaar. Alleen wij kunnen door op dit moment dat onderzoek te doen en te kijken waar je wel en waar je niet gaat samenwerken, zelf sturing geven aan de wijze waarop we dat gaan vormgeven. Je kunt ook zeggen: wij laten het liggen en ze zoeken het maar uit en wij merken het wel. Ik ervaar de Staten van Groningen niet op die wijze en dat is de reden waarom wij het voorstel vandaag indienen. Ik hoor graag in de tweede termijn hoe uw fractie erover denkt. Voorzitter, de Kyoto-doelstellingen lijken steeds verder buiten beeld te raken. Dat is enerzijds het gevolg van een toenemende energieconsumptie en anderzijds door het onvoldoende inzetten op het duurzaam opwekken van energie. En als het gaat om het duurzaam opwekken van energie lopen wij niet voorop. En dat terwijl juist in de geest van Energy Valley Groningen voorop zou moeten lopen. De doelstellingen van Kyoto of het BLOW-akkoord zouden wat D66 betreft daarom niet de streefdoelen moeten zijn, maar onze minimale uitgangspositie. Ook energiebesparing moet volgens D66 een veel belangrijkere plek gaan innemen in het provinciale beleid. Stel bijvoorbeeld als norm dat de nieuw te bouwen multifunctionele centra, die nu met provinciaal geld gerealiseerd worden, een energieprestatie van 0 kennen. Of door bij de aankomende POP-wijziging te kijken naar een verruiming van het aantal plekken voor windenergie, daar waar dat kan in het landschap. Energy Valley moet je niet willen uitstralen, dat moet je het ook willen zijn. Wat D66 betreft wordt Groningen de Sustainable Energy Valley! Voorzitter, ongeveer een jaar geleden hadden wij hier in de Statenzaal een discussie over de toekomst van de Waddenzee. Onze positie is daarin niet veranderd, maar de discussie in Den Haag kende een andere afloop. D66 vindt dat de politieke realiteit maakt dat wij ook onze eigen bakens moeten verzetten. Het Waddenfonds is inmiddels een feit en ook de wijze waarop de regio hierbij betrokken wordt. Energy Valley heeft dankzij dit fonds ruimte om ook na 2006 zich verder te ontwikkelen. Maar naast economische ontwikkeling is een belangrijk onderdeel van het Waddenfonds de investeringen in de natuur van de Waddenzee. D66 vindt dat de kansen die er nu liggen om daadwerkelijk wat te doen voor de natuur in de Waddenzee met beide handen moeten worden aangegrepen en roepen het College op zich hier hard voor te maken. Dit door te kijken wat ze zelf kunnen, maar ook door actief met natuurorganisaties te kijken waar de Waddenzee het meest mee gebaat is. Voorzitter, ik kom aan het eind van mijn beschouwingen. D66 heeft vandaag aan willen geven dat Groningen wel degelijk een verschil kan maken. Dat de oplossingen daarvoor niet direct in Brussel of Den Haag liggen, maar dat we die vooral in eigen hand hebben. Door de keuzen die wij nu maken en door de richting waarop wij zelf gaan. Het maken van keuzen is niet eenvoudig, daar is D66 zich van bewust. Maar alleen door het maken van keuzen en daar vervolgens vol voor te gaan kunnen echte resultaten worden geboekt.
42
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer ZANEN: Voorzitter, de heer Boertjens had het over een charmeoffensief dat vanuit Groningen richting Friesland moet worden gestart. Ik moet u zeggen dat ik zeer gecharmeerd ben van het charmeoffensief van D66 waarover ik nu net heb mogen vernemen. Ik zal daar zo op terug komen. Het gaat in dit debat op de eerste plaats over de Voorjaarsnota welke door het College is gekarakteriseerd als een beleidsarme nota. Wat dat betreft vraag ik mij af waarover wij dan gaan discussiëren. Welnu wij hebben met elkaar afgesproken dat wij over de context voor de Begroting 2006 van gedachten zullen wisselen. Het gaat dus om de context waarin wij de provinciale politiek voor 2006 moeten plaatsen plus een aantal concrete punten die er naar ons idee uitspringen en die zeker genoemd moeten worden. Als Den Haag ons laat zakken (geen Langman-geld meer, geen regionaal beleid meer, geen Europees regionaal beleid meer, geen zeggenschap meer over het Waddengas, enz.), dan willen wij misschien ook wel minder met Den Haag te maken hebben, dan willen wij in Noord-Nederland misschien wel meer autonomie. Dan willen wij misschien wel onze eigen boontjes kunnen doppen. Dan willen wij bijvoorbeeld ook zeggenschap over ons eigen economisch structuurbeleid, over de uitbreiding van onze infrastructuur, over een ons passend verkeers- en vervoersbeleid en ruimtelijk ordeningsbeleid. Maar misschien willen wij – via ons nieuw te vormen landsdelig bestuur, een idee van de Partij voor het Noorden – ook wel wat te zeggen krijgen over de sociale zekerheid, het onderwijs en de zorg, zaken die vandaag de dag in Den Haag naar ons idee niet in goede handen zijn. Het gaat dan dus om decentralisatie van rijkstaken naar het nieuwe noordelijke bestuur en dat betreft dan uiteraard ook overdracht van middelen, van het Rijk naar het Noorden, om die taken te kunnen financieren. Dat kunnen belastinggelden zijn, maar dat zou ook heel goed kunnen gaan om een deel van de noordelijke aardgasbaten: 25% zeggen wij altijd, overeenkomend met ons aandeel in de totale oppervlakte van Nederland. De nieuwste twee feiten waaruit blijkt dat Den Haag het Noorden gewoon weer laat zakken zijn de debatten in de Tweede Kamer over de Zuiderzeelijn en de besluitvorming rond het Waddengas. Over het eerste kan in elk geval iedere PvdA-stemmer of zelfs individuele PvdA-statenleden echt boos worden, dunkt me. Als ik PvdA-lid was zou ik echt boos zijn. Boos op de Haagse PvdA-TweedeKamerfractie. Dat Hofstra van de VVD zijn noordelijke achterban ook flink voor schut zet, dat is voor een vertegenwoordiger van een regeringspartij helaas niet echt opvallend. Nee, het gaat om Duivesteijn die al enige tijd geleden meende de Zuiderzeelijn te moeten slachtofferen; om mevrouw Dijksma; en om dat deel van de Tweede-Kamerfractie van de PvdA, dat, in het spoor van deze twee mensen, voor de hoge snelheidstrein is gaan liggen. De achtergrond van zo'n boosheid jegens de Haagse PvdA’ers heeft uiteraard te maken met het niet eerlijk en rechtvaardig willen (ver)delen van de gemeenschappelijke rijkdom aan aardgasbaten: dé rijksfinancier van grote infrastructurele projecten. Jaarlijks wordt in Groningen 25 miljoen kubieke meter gas uit de grond gepompt. Al 35 jaar wordt jaar in jaar uit dit vluchtige goud uit de grond gehaald en gebruikt voor allerlei rijksplannen. En dat gaat zeker nog twintig jaar door. Alles bij elkaar levert dat gas Den Haag ruwweg becijferd in totaal zo'n 220 miljard Euro op. Mooi geld, waarover minister Zalm en zijn voorgangers (en straks zijn opvolgers) ons met regelmaat melden dat er weer een meevaller is. En waar gaat dat geld naar toe? Direct in de staatskas en verder in voornamelijk Hollandse projecten, bijvoorbeeld de HSL-Zuid van 6,5 miljard euro, een Betuwelijn van 5 miljard euro (of meer), een metro in Amsterdam, een tramlijntje in Den Haag en ook nog een Tweede Maasvlakte van 2,6 miljard euro, enz. En toen was er ook een leuk plannetje voor het Noorden, overigens nog slechts in ontwikkeling, en dan wordt uitgesproken dat plannetje op voorhand, nota bene mede door de PvdA, van tafel geveegd. En dat terwijl in alle verkiezingsprogramma’s van de PvdA van de afgelopen jaren het belang van een zweeftrein tussen de Randstad en Noord-Nederland breed wordt uitgemeten. Helaas, er is gewoon sprake van ordinair kiezersbedrog! Dit noordelijke wingewest en de trouwe aanhang van de PvdA daarbinnen moeten bij zichzelf nog maar eens goed nagaan of er niet een krachtig signaal afgegeven moet worden dat ze van dit soort praktijken niet gediend zijn. Ook om deze politieke reden is het misschien inderdaad wel wenselijk eens na te denken over een meer zelfstandig Noord-Nederland.
43
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer MAARSINGH: Ik zou wel eens aan de heer Zanen willen vragen of hij zich wil afscheiden van Nederland? De heer ZANEN: Als u reageert op wat ik net heb gezegd, zou uw vraag misschien eerder bij de Groningse statenfractie van de Partij van de Arbeid neergelegd moeten worden, want ik heb een wat vrije bewerking geciteerd – en dat had ik u willen verklappen als ik nog een zin had kunnen uitspreken – van een Statenlid hier onder ons aanwezig. In ieder geval is de Partij voor het Noorden niet van plan te pleiten voor afscheiding van Noord-Nederland van Nederland. Over het Waddengas kan gesteld worden dat, ondanks bijvoorbeeld de afwijzende opstelling van de provincie Groningen en ongeacht de eventuele risico’s voor het milieu, het Rijk gewoon doodleuk heeft besloten dat er geboord mag worden. Als genoegdoening stelde de commissie Meijer voor het Noorden een vette worst voor te houden van € 800 miljoen. Reden voor de regering om direct te gaan afdingen. Zalm wilde wel weer eens een meevaller hebben en was daarom slechts bereid het Noorden € 500 miljoen in het vooruitzicht te stellen. Het Rijk kwam uiteindelijk, na aandrang van de Kamer met € 800 miljoen over de brug. Maar dan moest wel de sanering van de kokkelvisserij (ongeveer 100 miljoen euro) en het achterstallig rijksonderhoud van het Wad daaruit betaald worden. En van wat er dan nog overblijft kunnen dan misschien nog wel enkele leuke projecten voor het Noorden en het Wad gefinancierd worden. Maar daarover gaat het Rijk natuurlijk zelf, in alle wijsheid, beslissen. Provincies en gemeenten mogen natuurlijk wel adviseren, maar niet meebeslissen. Opnieuw wordt het Noorden naar mijn idee wat betreft zijn bodemschatten leeggeplunderd ten gunste van ‘s Rijks schatkist en de infrastructuur in de Randstad. Een op zichzelf staande ervaring die echter op zich eveneens een reden is om meer autonomie voor Noord-Nederland te verlangen. Zijn er nog andere redenen waarom wij meer autonomie willen? Jazeker. Want dan zouden we de kans hebben om de politiek weer dienstbaar te maken aan het oplossen van de noden van het volk. Denk bijvoorbeeld aan de chaos in de zorg en de twijfelachtige kwaliteit van het onderwijs. Vandaag de dag is de onvrede over wat er gebeurt en gebeurd is in de Nederlandse politiek nog lang niet weg. De mensen zijn ontevreden met de regering, of die nu paars is of gewoon rechts zoals nu. Die regeringen doen ook maar en trekken zich niets aan van de gevoelens van de Nederlandse bevolking. Ze gaan naar Brussel en bekokstoven daar allemaal plannen en dan komen ze terug en geven ‘Brussel’ de schuld. Maar dat zijn zij zelf! En dan organiseren ze een referendum over de Europese grondwet en beginnen te schelden als mensen in meerderheid tegen gaan stemmen. Frankrijk, dat Nederland voor ging met een referendum, was in de ogen van enkele hooggeplaatste politici een land waar voornamelijk communisten en racisten de dienst uitmaken. En er zou weer oorlog komen als de mensen niet voor zouden stemmen, enz. enz. Een heel ernstige situatie! Het is ook zo dat de politiek dat plan van die Grondwet steunde. De Partij van de Arbeid en zelfs GroenLinks waren voor. Van de achterban van al die partijen stemde evenwel meer dan de helft tegen de Grondwet. Je kunt zeggen dat er een gele kaart is getrokken door de achterban naar de eigen politieke partijen. Er bestaat een kloof tussen die achterban en de politieke partijen. Maar niemand heeft naar het zich laat aanzien consequenties uit getrokken. Dat doet pijn en ik denk dat dit niet goed wordt begrepen. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik constateer dat de heer Zanen heel erg op de becommentariërende toer zit. Ik ben bijna geneigd om de vraag te stellen dat de heer Zanen wel blij zal zijn dat hij geen politicus is. De heer ZANEN: Ik kom zo met een aantal concrete punten , meneer Moorlag, waarover wij zaken kunnen doen. Ik wil toch ook kwijt dat het gevoel van onvrede wordt gevoed door uit de hand gelopen salarissen voor hooggeplaatsten in een aantal sectoren en in een tijd waarin aan de andere kant de sociale zekerheid behoorlijk wordt afgeknepen.
44
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer VAN ZUIJLEN: U gebruikt nu de woorden ‘de onvrede voeden’ en terwijl ik naar u luister hoor ik een heleboel punten waarin ik inhoudelijk wel iets in kan terugvinden. Maar bent u nu niet zelf van mening dat u voortdurend bezig bent om onvrede te voeden door echt de toer op te gaan van wij armen hier en rijken daar in Holland die ons uitbuiten. Bent u niet zelf bezig om onvrede te voeden? De heer ZANEN: Ik zal u zeggen meneer Van Zuijlen dat dit stukje van mijn tekst – en dat wil ik ook wel verklappen – ongeveer de woorden zijn van de Commissaris van de Koningin in Friesland, Ed Nijpels, die spreekt over dit onderwerp van onvrede onder de burgers en de politiek die daar concreet naar moet luisteren. Dat staat in het Jaarverslag 2004. De heer VAN ZUIJLEN: Ik ontken de onvrede niet, maar ik vraag aan u of u niet van mening bent dat u zelf bezig bent die onvrede te voeden door voortdurend een kloof te creëren tussen ‘wij armen hier in het Noorden’ tegenover de rest van Nederland en door voortdurend in dat soort beelden te praten. De heer ZANEN: Maar ik denk ook dat er een vrij fors levend gevoel bestaat van achterstelling in NoordNederland jegens de politiek van Den Haag. Dat kun je mij nu wel verwijten … ik ben begonnen met te zeggen: Langman-geld gaat voor de bijl; regionaal beleid sneuvelt; Europees inhaalbeleid naar alle waarschijnlijkheid ook; het Waddengas wordt weggehaald en dit zijn feiten van de afgelopen tijd waar mensen hun oordeel over hebben en waardoor twijfel is ontstaan over het politieke gebeuren. Die verwoord ik. Het ligt breder dan Noord-Nederland versus Nederland en het gaat ook om de politiek in Nederland als geheel naar de bevolking toe. Dat is bekend. Er is het nodige gebeurd. Nijpels zegt dat ook en die verwijst ook naar de noodzaak om democratische veranderingen aan te brengen die vergelijkbaar zijn met wat er in 1848 is gebeurd, toen er een nieuwe grondwet is gekomen. En naar 1917 toen er Algemeen Kiesrecht is ingevoerd waardoor veel meer mensen betrokken raakten bij de politiek. Hij zegt dat er niet een herhaling van 2002 moet plaatsvinden. Fortuyn heeft toen geen onvrede geschapen, maar juist gesignaleerd en tot een politiek issue gemaakt. Die onvrede is er nog steeds. De heer RIJPLOEG: Wanneer komt nu de oproep tot de revolutie van de heer Zanen? De heer ZANEN: Ach meneer Rijploeg, u kunt meedoen. Ik geef er geen antwoord op. Dat is een geheim en dat begrijpt u wel. Voorzitter, ik ga terug naar mijn tekst. Ik meen serieus dat wat de heer Nijpels naar voren brengt uitermate boeiend is. Hij zegt dat het misschien nodig is om een nauwere betrokkenheid van de burgers bij de politiek te realiseren. Hij geeft geen antwoord, hij stelt het vaag: hij geeft commentaar! Je zou kunnen zeggen dat de gedachte van de Partij voor het Noorden van decentralisatie van veel rijkstaken naar een wat overzichtelijker eigen gebied in combinatie met een grote betrokkenheid van de mensen daarbij betrokken moeten worden, daartoe een bijdrage kan leveren. Dat is in ieder geval ons idee. Ik ben het ermee eens dat dit niet een zaak is van noordelijke politici die dat zouden moeten vinden, maar een zaak van de bevolking. Wat dat betreft is er net een ‘leuk’ debat geweest over het initiatief van D66 om te komen met een ontwerp voor een provinciaal referendum. Ik denk inderdaad dat we in de drie noordelijke provincies zo’n soort referendum zouden moeten hebben, misschien zelfs wel rondom de komende Statenverkiezing in 2007 als de betreffende verordeningen klaar zijn. Misschien dat wij daartoe nog wel een initiatief zullen nemen. Zo verklap ik toch nog iets, meneer Rijploeg. Mevrouw PEETOOM: Meneer Zanen, de verkiezingen lijken mij toch een volksraadpleging bij uitstek. De heer ZANEN: Dat klopt. Maar de verkiezingen gaan over de programma’s en de algehele politieke ontwikkeling, maar je kunt de bevolking over één specifiek punt ook een vraag voorleggen.
45
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
Zo zijn tijdens het referendum over de Europese Grondwet een aantal andere vragen voorgelegd. Naar mijn idee is dat meer een praktische kwestie. Wellicht dat wij daar de komende tijd nog op terug komen. Voorzitter, onlangs deelden wij aan alle Statenleden en aan het College een brochure uit over puur plantaardige olie. Puur plantaardige olie, geperst uit koolzaad en gebruikt als brandstof voor auto's, treinen, boten, vliegtuigen en wat al niet, leidt tot een bloeiende landbouw in de noordelijke klei-streken, tot werkgelegenheid in de autobranches, maar vooral tot een schoner milieu. Ons voorstel is: GS, zoek nog voor 2005 enige ruimte in de begroting om te laten onderzoeken of een deel of het gehele wagenpark van de provincie in de toekomst niet op p.p.o. zou kunnen rijden. In 2006 kan daar dan, al dan niet als proef, daadwerkelijk een begin mee worden gemaakt. Ziedaar een actieve provincie die actief een voorbeeld stelt. Wij doen hierbij dan ook een beroep op GS om hiervoor in de Begroting 2006 financiële ruimte te scheppen. Tot mijn genoegen heeft de SP daarnet een vergelijkbare positie verwoord. Aangenaam heeft ons verrast een groots opgezet initiatief onder de naam Duurzaamheidscentrum Lauwersoog. Er lijkt binnen de provincie enige aarzeling jegens dit initiatief te bestaan. Naar ons idee lijkt dit initiatief succesvol te kunnen worden. Wij zouden dan ook een wat actievere betrokkenheid van de provincie bij dit project op prijs stellen. De werkgelegenheidsontwikkeling baart opnieuw de nodige zorgen. Gaat het in de landbouwproducten verwerkende sector (suiker, karton en aardappelmeel) om de gevolgen van de verdere liberalisering, bij andere bedrijfstakken is ook het nodige loos maar dan om economische redenen. Denk aan automatiseringsbedrijf Atos Origin en de bouwsector. Ik zou zeggen dat er hard gewerkt moet worden aan een voortgezet economisch structuurbeleid, al dan niet samen met de rijksoverheid. Dat het nodig is, is wel duidelijk Het idee van een kerncentrale in de Eemshaven vind ik ook heel negatief. Het maakt naar mijn idee alle vorderingen van de ontwikkeling van de Eemsmond gedurende de afgelopen jaren toch weer twijfelachtig. De groeiende aandacht voor duurzame energie dreigt door dit soort oprispingen ook ondermijnd te worden. Met elkaar vinden wij dat een slechte zaak. De smeerpijp. De Partij voor het Noorden is tot de conclusie gekomen dat deze in z’n geheel en op zo kort mogelijke termijn moet worden opgeruimd. Terecht is de bevolking uiterst argwanend tegenover de nu lopende onderzoeken. De heer BLEKER (gedeputeerde): Waarom zijn de burgers naar uw oordeel terecht argwanend tegenover dit onderzoek? Kunt u dat eens uitleggen? En als zij argwanend zijn, zou het dan niet uw rol zijn om, zelf het onderzoek, inclusief het plan van aanpak, beoordelend, te zeggen: wat er ook uitkomt, het onderzoek gebeurt in ieder geval degelijk en open. De heer ZANEN: Het gaat mij er om dat bekend is dat wat door die smeerpijp die er al vanaf ongeveer 1930 ligt, is gegaan – onder andere chemisch afval van Aagrunol – met geen pen valt te beschrijven. Het wordt nu duidelijk dat dit toch hier en daar aantoonbaar een probleem vormt. Dan kan daarop gereageerd worden door alleen daar waar een coupure is en het risico groot te gaan saneren, maar ik denk dat de o%onenden terecht het gevoel hebben dat zij er niet lekker zitten. Ik denk daarbij aan Delfzijl, Ruischerbrug waar men bijna bovenop die pijp zit en dan krijgt men het advies om maar niet in de sloot te zwemmen en dat geldt ook voor je huisdier. Dat zijn de geluiden die rondom … De heer BLEKER (gedeputeerde): U doet een poging te ontsnappen, maar u heeft letterlijk gezegd dat de burgers in de Groningen die betrokken zijn bij die smeerpijp terecht over het nu lopende onderzoek argwanend kunnen zijn.
46
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer ZANEN: Ja … De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat wil ik wel eens keihard door u beweerd zien, want als u dat inderdaad zegt dat zegt u ook dat het onderzoek ook naar uw onderdeel niet deugt! De heer ZANEN: Dat zeg ik niet en dat wil ik ook per se niet gezegd hebben … De heer BLEKER (gedeputeerde): En als het onderzoek wel deugt, dan dient u te zeggen dat de mensen zorgen hebben en dat zij argwanend zijn gezien de lange historie en dat dit begrijpelijk is, maar dan moet u geen voeding geven aan de gedachte dat men ook argwanend moet zijn over dit onderzoek, want dat vind ik dan in zekere zin stemmingmakerij! De heer ZANEN: Goed. Ik ben bereid terug te nemen dat er aanmerkingen zouden zijn op het onderzoek en dat dit niet zou deugen. Dat zeg ik niet en dat wil ik niet gezegd hebben. Ik neem dat terug. De argwaan bij de bevolking ten aanzien van … laat ik zeggen hun eigen gezondheidstoestand, terwijl er een pijp … De overheid is, achteraf gesproken, toch wat achteloos omgegaan met dit fenomeen. Dat geldt zowel voor de gemeente Groningen, de provincie als het waterschap. De heer BULTJE: Allereerst was ik al verrast dat, gezien het feit dat morgen de eerste onderzoeksresultaten naar buiten komen, er nu al duidelijk stelling wordt genomen door de Partij voor het Noorden over wat er eigenlijk zou moeten gebeuren. Daaraan zou ik de vraag willen koppelen. Door onze fractie is al naar voren is gebracht dat er veel meer locaties in Groningen zijn waar echte risico’s aan verbonden zijn. Als u op deze manier nu al zegt dat er voorrang verleend moet worden aan een situatie die uitgebreid in de media is geweest, bent u dan niet juist bezig om met emoties te spelen, terwijl er op een zakelijke manier beoordeeld moet worden welke projecten er voorrang verdienen, omdat dat juist in het belang is van de burgers van Groningen? De heer ZANEN: Vanochtend werd gerefereerd aan ongeveer 4.900 milieukwesties van ernstige tot minder ernstige aard die vragen om aandacht … De heer MOORLAG: Ernstige vervuilingen! Als het gaat om verdachte locaties, gaat het om 15.000 locaties! De heer ZANEN: Goed, dat zijn dan de aantallen. Wij hebben daartoe een beleid uitgezet. Systematische aandacht, in kaart brengen en zo mogelijk saneren. De smeerpijpkwestie heeft de provinciale politiek naar mijn idee, volledig verrast en deze kwestie laat zich ernstig aanzien. Er is adequaat gereageerd door het College door direct te zeggen dat een grondig en goed onderzoek moest worden uitgevoerd om precies in kaart te brengen wat er aan de hand is. Dat neemt niet weg dat er en zeker in de beeldvorming en in de gevoelens van de mensen een geweldig risico ligt en ik denk dat wij als provinciaal bestuur er goed aan zouden doen om dit probleem bij voorrang op te lossen en al kost dat € 1 miljoen per kilometer, dus in totaal zo’n € 30 miljoen, dan dienen wij dit bedrag met elkaar op te brengen. Misschien kun je er een paar jaar voor nemen, maar het moet wel heel snel gebeuren. De intentie moet niet zijn om daar waar aantoonbaar iets fout zit voor een tijdelijke oplossing te zorgen. Ik vind dat wij hier een verantwoordelijkheid hebben om het probleem in zijn geheel op te lossen en dit zo snel mogelijk te doen. De heer BULTJE: U zegt dat er beleid gemaakt wordt, maar zonder de resultaten van het onderzoek te kennen wilt u nu al op dat beleid inbreken. Die keuze begrijp ik niet.
47
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
U zegt dat het beleid is uitgestippeld, maar u weet niet wat de consequenties zijn van het onderzoek naar de smeerpijp, maar u trekt uw conclusies al. Waar gaat u bijvoorbeeld het geld vandaan halen voor deze maatregel? De heer ZANEN: Daarover zou ik graag willen discussiëren. Bij gelegenheid van de Begroting 2006 en ook op andere momenten. Er zijn ook andere verantwoordelijken. Met elkaar zal dat probleem moeten worden opgelost. Ik begrijp ook wel dat we de provinciale begroting bovenmatig moeten gaan belasten, want dan scheppen wij ons een ander soort probleem. Maar misschien moet je inderdaad wat meer doen dan je anders zou hebben gedaan. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Is de heer Zanen niet met mij van mening dat het juist tot de verantwoordelijkheid van een volksvertegenwoordiger behoort om niet slechts op basis van beeldvorming, maar juist op basis van feiten besluiten te nemen. Dat betekent dat je die feiten en de redenen op grond waarvan je besluiten neemt, goed moet toelichten. Zijn het niet juist de feiten waarop wij moeten afgaan? En niet slechts gevoelens en vage beelden die er zijn? De heer ZANEN: Dat ben ik in hoge mate met u eens. Het rapport komt morgen en het is jammer dat wij het niet hebben kunnen inzien en lezen voor vandaag. Dat is gewoon jammer vanwege het kennen van de precieze risico’s. Dat laat onverlet dat er al het nodige over de onderzoekingen en de gevolgen daarvan naar buiten is gekomen. Dit speelt al een hele tijd en gedeelten zijn al bekend. Nu het eindrapport nog. De heer VAN DAM: De ontwikkeling in het betoog van de heer Zanen volgend, kwam bij mij de gedachte op dat dit een ‘Lekkerkerk-reactie’ is. Er is iets en we pakken het aan, vandaag nog. Of het goed is en verstandig, bekijken we later wel. De verantwoordelijke overheden hebben hier heel duidelijk gekozen. We gaan eerst onderzoek doen, we bekijken wat de resultaten zijn en van daaruit kiezen we de verantwoorde en noodzakelijke stappen. Die fase wilt u dus duidelijk overslaan, merk ik. De heer ZANEN: Dat is exact wat ik heb gezegd. Gegeven dit probleem in zijn algemeenheid dat nu precies in kaart wordt gebracht en zo ernstig van aard is dat het noodzakelijk is om het hoe dan ook op te ruimen. De heer LUITJENS: Voorzitter, de heer Zanen begint te zeggen dat het rapport er jammer genoeg morgen pas is. Ik wil toch even stellen dat in de commissievergadering van februari er bij het College op aangedrongen is om vóór de zomer met een onderzoeksrapport te komen. Toen hebben wij als datum genomen 1 juli 2005. Het rapport is er dus vóór 1 juli 2005. De heer Zanen heeft zojuist gezegd dat het een grondig onderzoek is. Er komen feiten uit die ergens op gebaseerd zijn en ik denk dat op basis van die feiten de verontreiniging moet worden ingedeeld in de categorieën die we ook voor de andere bekende 4000 locaties hebben. Ik denk dat wij er op die manier tegenaan moeten kijken en niet het ongenoegen moeten voeden waar u steeds mee bezigbent. De heer ZANEN: U zegt dat ik het ongenoegen aan het voeden ben. Ik vind oprecht dat wij meer moeten doen dan het voegen van dit probleem in zijn onderdelen in de categorie van problemen in de provincie. Dat vind ik echt en ik vind ook dat we op grond van de geschiedenis zoals die zich gedurende de afgelopen maanden heeft ontrold, wat moeten doen. Het is van belang voor de verhouding tussen de provinciale politiek en de bevolking.
48
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Algemene beschouwingen PvhN-fractie
De heer MOORLAG: Ik stel voor dat de heer Zanen overstapt op een ander onderwerp, want dit verdient toch wel het label ‘iets roepen zonder inzicht leidt tot stemmingmakerij zonder uitzicht’. De heer MAARSINGH: Ik wil even als voorzitter van de commissie reageren. Ik zou graag even willen stellen zonder er inhoudelijk op in te gaan dat ik mijn uiterste best heb gedaan om de informatie zo snel mogelijk te krijgen. Dat bleek voor vandaag niet mogelijk te zijn, ook al vanwege procedures en afspraken die er gemaakt zijn. Dat heeft ertoe geleid dat morgenvroeg er een behoorlijke samenvatting komt. Die kunnen wij dan morgen gaan bespreken. Ik weet niets en u ook niet, tenzij het geruchten zijn. Wij moeten ons morgen goed laten informeren. Op basis daarvan hebben wij nog even tijd nodig om ons te bezinnen om er echt kennis van te nemen en dan kan er misschien op 6 juli a.s. ’s avonds na de Statenvergadering meer gedegen over worden gediscussieerd. Dat betreft dan de problemen maar ook het geld. U gaat wel heel snel en kort door de bocht bij de vraag waar geld gevonden kan worden. Je zou je ook kunnen afvragen waar meneer Van Geel geld zou kunnen vinden. Ik noem nu maar even een voorbeeld. Vindt u dat nu een goede aanpak? Ik denk dat wij nu inhoudelijk met de discussie kunnen stoppen, want wij moeten weten waarover we spreken. Het kan een ernstig probleem zijn. Wij hebben dat allemaal als commissie heel snel op tafel gelegd. Bent u daar dan niet tevreden over? De heer ZANEN: Ik heb gezegd dat ik het eens was met de aanpak van het College en het vervolg zoals u in de commissie heeft ontrold. Ik zie dan ook uit naar het debat daarover volgende week. Wat dat betreft stop ik nu met dit punt. Voorzitter, over de N33 is door diverse sprekers gerept. De Partij voor het Noorden is voor de meefinanciering van de verdubbeling van deze weg van Drenthe tot aan Zuidbroek. Vanwege het nu gevaarlijke karakter van deze weg en vanwege de belangrijke functie van deze weg in het economisch verkeer en vervoer in Noord-Nederland. Maar wij vinden het erg vreemd dat het Rijk zo’n beperkte prioriteit heeft willen geven aan de weg en zo zuinigjes over de brug komt dat wij zelf de beurs moeten trekken. Helaas, maar dat past in het eerder geschetste beeld van de verhouding rijksoverheid versus Noord-Nederland. De heer BLEKER: Vindt u dat wij dat wel moeten doen of … De heer ZANEN: Ja, ik vind dat wij dat moeten doen. Voorzitter, wat betreft het openbaar vervoer wil ik één punt noemen. Er is concessie verleend voor het spoorvervoer. Er komen nieuwe treinen. Dat is uiterst spannend en interessant. Helaas hebben wij niet op het moment dat dit speelde, het punt naar voren gebracht dat het goed is wat betreft het energiegebruik om over te stappen op een schone brandstof en wel op p.p.o., puur plantaardige olie. Mijn vraag aan het College is of het wellicht mogelijk is om er nog eens met de vervoerder over te spreken of dat wellicht alsnog kan worden gerealiseerd en onder welke condities dit zou kunnen. Kunst en cultuur. De ontplooiing van de economie heeft naar ons idee veel baat bij een goed kunst- en cultuurbeleid en veel activiteiten op dat terrein. Wij hebben daarover een onderzoekje laten doen bij de wetenschapswinkel van de RuG. Dat zal binnenkort naar buiten komen. Dat lijkt een aarzelende bevestiging van onze stelling te zijn. Weliswaar aarzelend, maar het is zeker een interessant rapportje. Ik denk dat wij zeer alert moeten zijn om die twee zaken met elkaar in verbinding moeten blijven brengen. De economische ontwikkeling en de bevordering van kunst en cultuur in onze contreien. Voorzitter ik stop ermee. De tijd is op en ik heb gezegd wat ik wilde zeggen. Dank u wel. De VOORZITTER: Een paar opmerkingen nog over de vele stukken die inmiddels zijn ingediend. Moties, amendementen en andere stukken. Misschien kunnen we daar ordening in aanbrengen.
49
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005
De heer Zanen is in zijn betoog teruggekomen op de brochure die hij de vorige keer op tafel heeft gelegd. Ik stel voor om die brochure toe te voegen aan de agenda van de commissie Economie en Mobiliteit op 14 september aanstaande. Ik stel voor om de notitie ‘Internationalisering’, ingediend door de VVD-fractie en de brochure ‘Provinciale belastingen. Waar voor je geld’ toe te voegen aan de agenda van de commissie Bestuur en Financiën van 14 september. Dan kan dan ook bekeken worden of dat in een keer door de commissie kan of anderszins. Iedereen kan natuurlijk reageren, maar de inhoudelijke behandeling kan dan plaatsvinden. Ik wil even overleggen met mevrouw Gräper, want zij heeft zojuist voorgesteld om in de volgende vergadering, dus op 6 juli aanstaande, te spreken over haar initiatiefvoorstel. Als ik het Reglement van Orde strikt toepas, zou het voorstel tien dagen vóór de volgende Statenvergadering binnen moeten zijn en dat lukt niet. Als wij er de volgende Statenvergadering over spreken, spreken wij over de procedure en niet over de inhoud. Zo is dan de regeling en dan gaan wij met elkaar vaststellen hoe het moet gebeuren. Ik denk dat dat misschien met een kortere slag kan, maar daarvoor heb ik de medewerking nodig van mevrouw Gräper. Het is niet slechts het initiatiefvoorstel over het referendum zelf, maar er zit ook een verordening bij en die verordening luistert natuurlijk nauw. Het gaat dan ook om de gemeenten, de stembureaus, et cetera. Al die zaken zullen nog goed doorgelopen moeten worden. Ik zou mij kunnen voorstellen dat u er vandaag mee instemt dat het voorstel nu in behandeling wordt genomen door het voorstel toe te wijzen aan de commissie van 14 september. Dat betekent dat het in de daarop volgende Statenvergadering wordt behandeld. Als wij het anders doen, vindt er de volgende vergadering wel een debatje plaats dat, gezien het Reglement van Orde, dan slechts over de procedure gaat. Mogelijk is dit te bekorten. Ik stel dit voor met enige schroom in uw richting, want dat is uw laatste vergadering. Als ik kijk naar de inhoud en de uitwerking – er zal een verordening moeten komen die kloppend is – dan lijkt het mij een voorstel dat dermate complex is qua uitwerking dat het toch noodzakelijk is om de gehele regeling daarna te behandelen. Op dit voorstel kan in tweede termijn worden gereageerd. Ik geef het nu even mee, zodat iedereen er even naar kan kijken in de schorsing die er aankomt. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, het is wel zo dat wij het voorstel hebben doorgesproken met de ambtenaren op het provinciehuis om te kijken of het wel allemaal in orde is. Een dergelijke toetsing heeft dus al plaatsgevonden tijdens het vooroverleg met de ambtenaren op het provinciehuis. De VOORZITTER: Jawel, maar als je bijvoorbeeld naar het budget kijkt … er zullen stembureaus moeten worden ingericht door de gemeenten. Als het een provinciaal referendum is, zullen de kosten ervoor een provinciale aangelegenheid zijn. Het lijkt mij dus dat inzicht moet ontstaan waar wij het dan over hebben. Ik geef nu slechts die vraagstelling aan. Het heeft niets te maken met het item zelf. Het onderwerp is overzichtelijk. Het gaat mij erom dat wij ook de uitwerking, indien wij het voorstel overnemen, op een goede manier doen. Dit lijkt mij een tweestap. Ik probeer een weg te vinden hoe dat zou kunnen. U heeft een vraag gesteld aan de andere fracties. Zij kunnen in tweede termijn een duiding geven, maar ik zou u in overweging willen geven om meer tijd te nemen voor de behandeling. Door in te stemmen met de procedure kan die nu ook een aanvang nemen. Misschien is het goed er in de tweede termijn op terug te komen. Ik schors de vergadering tot 14.30 uur. De vergadering wordt geschorst van 13.45 tot 14.30. De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Ik heb voor de pauze nog verzuimd te zeggen dat de fractie van D66 een motie heeft ingediend op stuk nummer 6 in dit debat. Het gaat over de uitzendingen – laat ik het maar even zo zeggen – vanuit de Staten en commissievergaderingen.
50
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Calon
Daarbij heeft mevrouw Gräper aangegeven dat een eerdere motie door haar ingediend – dat was de motie van 3 september 2003 die nog altijd aangehouden is – daarmee komt te vervallen. Dat dit zo is moeten wij nog even met elkaar vaststellen. De motie zal straks derhalve gewoon in behandeling zijn. Dat is motie nummer 6. Dan zijn wij nu toe aan de beantwoording in eerste termijn. Het woord is aan de heer Calon. De heer CALON (gedeputeerde): Voorzitter, dank u. Ik zal proberen zo kort mogelijk te antwoorden. Hennie Hemmes zei dat het College weinig inspiratie had, net als hijzelf. Persoonlijk kan ik daar een beetje in meevoelen als ik naar de lichamelijke gesteldheid van mijzelf kijk, maar deze lichamelijke gesteldheid noch gebrek aan inspiratie geldt voor het College. Wat wel voor het College geldt, is dat wij niet alleen maar elke keer ‘mooie leuke plannen’ willen maken en wij elke vier jaar of elk jaar of twee keer per jaar bij de Algemene Beschouwingen en bij de Voorjaarsnota allerlei ‘nieuwe, leuke, serieuze zaken, maar ook luchtballonnen’ in de lucht willen hebben en daarover willen praten, waarvan vervolgens een groot gedeelte niet wordt uitgevoerd. Dat is naar onze mening namelijk iets waar veel burgers van balen. Het gaat om durf, daadkracht en doorzettingsvermogen in de politiek. Wij moeten als politici – en dus ook als GS – doen wat wij zeggen en ook zeggen wat wij doen. Als het dan even tegenzit, moeten wij niet gelijk het hoofd in de schoot gooien. Ik kom daar straks op terug. Vandaar dat dit inderdaad een Voorjaarsnota is waarin vrij weinig nieuw beleid staat, omdat wij met heel veel zaken bezig zijn die nog niet af zijn en die ook nog heel veel energie vragen. Sommige zaken schieten aardig op. Als wij het over de Blauwe Stad of de waterberging hebben, is te zien dat onze provincie op deze dossiers ver voor ligt op andere provincies. Dat is niet van vandaag op morgen gegaan, of van gisteren op vandaag, dat heeft een heel lange aanlooptijd nodig gehad. Lang doorzetten, goed communiceren met burgers. Als men kijkt naar ons POP, naar het waterbergingsdossier, naar Meerstad, dan kan men niet ontkennen dat daar heel goed is gecommuniceerd met burgers, dat dit geweldig veel energie, tijd en geld heeft gekost, maar dat dit ook een geweldig draagvlak heeft opgeleverd, wat ons uiteindelijk voor het einde van het proces tot een sneller en ook beter resultaat kan brengen. Dat is niet altijd even ‘sexy’, het valt niet altijd zo op en het gaat ook niet altijd met heel veel lawaai gepaard, maar het is wel effectief. Het is denk ik hier in de provincie Groningen en misschien in Den Haag ook wel de beste manier om politiek te bedrijven. Misschien zouden ze wat meer naar de aanpak hier moeten kijken. Een punt van doorzettingsvermogen. Volgende week gaan wij het hebben over de Zuiderzeelijn. Daarom wil ik – en andere leden van het College ook – de verleiding weerstaan om uitvoerig in te gaan op het dossier Zuiderzeelijn. Velen van u hebben gesproken over de Noordelijke Ontwikkelingsas. De Zuiderzeelijn is onderdeel van de Noordelijke Ontwikkelingsas, sterker nog, het is een belangrijke drager zoals William Moorlag zei. Het is echter niet zo dat daar een ‘is gelijk’-teken tussen staat. Het is een belangrijke drager, maar de Noordelijke Ontwikkelingsas bestaat ook uit de A6, A7, vaarweg LemmerDelfzijl, shortsea shipping en de luchthavens. Wat Fleur Gräper zei, is juist – en die kritiek of die suggesties trekken wij ons aan – dat wij meer moeten doen in het ‘denken naar het oosten’, zo vertaal ik het maar even. Dit betreft niet alleen fysieke elementen – de spoorlijn naar Leer, de weg of de Küstenautobahn, allemaal dossiers waar wij mee bezig zijn, of het doortrekken van de Zuiderzeelijn in wat voor modaliteit dan ook naar Hamburg en later nog verder naar Kopenhagen – maar ook virtuele relaties, dus de relatie tussen mensen, kennis en instituties. 1. Wij gaan door met de Noordelijke Ontwikkelingsas. Dat is een concept dat zwaar verankerd is in ons collegebeleid. Het is ook in de nota Ruimte zwaar verankerd. Wij zullen op dat dossier doorzetten om daar zo ver mogelijk mee te komen; 2. De suggestie die Fleur Gräper deed om ook te proberen om de internationale relaties tussen mensen, tussen instituties in kaart te brengen en daar ook veel meer aan te doen, daarop meer in te zetten, nemen wij ons ter harte en zullen wij proberen in het beleid te implementeren. Is het niet meer in deze collegeperiode, dan toch wel in de volgende.
51
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Calon
Energie, de mestvergisting. De PvdA, maar ook anderen hebben het daarover. Ik zeg u toe dat het College komt met een notitie over een format voor gemeenten voor biogasinstallaties, waarin wij nut, noodzaak, rendement en problemen en hoe wij dat zouden kunnen stroomlijnen, aangeven. Daarbij gaat het om vragen of wij dat op elke boerderij moeten toestaan, of wij dit moeten centraliseren, of dit op bedrijventerreinen moet worden gedaan, hoe dit moet worden geregeld en welke problemen wij tegen zullen komen. Ik zeg u toe dat wij een notitie maken waarin aan die aspecten aandacht wordt besteed, zodat wij daar ook met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Dat zeg ik niet toe als het gaat om de ‘ruimte voor ruimte’-regeling waar het CDA naar vraagt, waar het gaat over de vrijkomende agrarische bebouwing. Wij hebben twee pilots lopen. Een betreft de vergroting van de agrarische bouwblokken – anderen hebben daarover gesproken – in Noord. Anderhalve hectare is vrij, boven anderhalve hectare is maatwerk. De commissie Omgevingsbeleid en Wonen heeft daar een presentatie over gehad. Wij zijn van plan om dat maatwerkconcept over de bouwblokken uit te rollen over de rest van de provincie, daar waar het nuttig en noodzakelijk is. Men zich voorstellen dat het in het Westerkwartier iets minder nuttig en noodzakelijk is als bijvoorbeeld in de Veenkoloniën of het Oldambt, omdat de schaalvergroting in de laatstgenoemde gebieden bijvoorbeeld veel sneller door zal gaan. Dat geldt ook voor vrijkomende agrarische bebouwing. Daarover loopt een pilot – en echt WRO-achtig maatwerk – in het Westerkwartier samen met de gemeenten, waarbij wij goed moeten kijken wat wel en wat niet kan. De ‘ruimte voor ruimte’-regeling is ontstaan in een situatie in Brabant waar er overal veel stallen zijn met asbest en aan de andere kant een gigantische behoefte bestaat aan huizen. Er is een gigantische bevolkingsdruk die veel groter is dan in Groningen. Daar is een deal gemaakt, inhoudende dat voor elke stal die gesloopt wordt, men een bepaalde hoeveelheid huizencontingenten terugkrijgt. De nota Bouwen en Wonen bespreken wij volgende week, maar iedereen die de dossiers gevolgd heeft, weet dat het niet zo is dat wij in Groningen maar met contingenten ‘rond kunnen strooien’ omdat zich hier een gigantische toename van de bevolking voordoet. Langs die kant is te zien dat er weinig mogelijkheid is om kapitaal te genereren. Daarnaast willen wij op het gebied van de agrarische gebouwen maatwerk leveren, zoals in het Westerkwartier, en kijken welke functies er wel en welke functies er niet in kunnen. Het zal echter niet zo zijn dat wij elk agrarisch gebouw willen blijven behouden en dat wij ook voor elk agrarisch gebouw dat gesloopt moet worden van provinciale zijde geld moeten verstrekken, want het is ook zo dat een agrarische ondernemer een oud gebouw sloopt en een nieuw gebouw bouwt. Wij komen ook situaties tegen dat er zogenaamd een uitponding gedaan wordt. Ik ken een paar mensen die hier vrij veel agrarische bedrijven opkopen, vervolgens proberen het gebouw te verkopen voor een woonfunctie en een jaar later een nieuw bouwblok aanvragen met een nieuw gebouw. Er zitten dus meer haken en ogen aan. De heer HOLLENGA: Voorzitter, de haken en ogen ken ik. Wij komen straks in een situatie dat de ligboxstallen van twintig jaar geleden bedrijven zijn die de doorstart kunnen maken naar grootschalig en dat de gebouwen vervallen omdat ze niet afgebroken kunnen worden omdat dit te duur is. Laten wij het dan over aan de krachten van weer en wind, terwijl ze in het landschap verrommelen? Wij hebben dat in het verleden in het Oldambt gezien, maar toen ging het zelfs om karakteristieke boerderijen die helemaal vervielen. De heer CALON (gedeputeerde): Als je naar de bevoegdheden kijkt op het gebied van ruimtelijke ordening, dan weet u dat de gemeenten de bevoegdheid om de eigenaar van het gebouw ervoor te laten zorgen dat het gebouw de functie vervult die het qua bestemmingsplan moet vervullen en dat het ook in goede staat moet zijn. Men moet ook handhaven. Dat het aan weer en wind is, ligt dan toch aan de gemeente die achterblijft bij de handhavingstaak. Er zijn ook gevallen bekend in onze provincie waarin opgetreden is en er zaken zijn gebeurd. Het is ook niet zo dat wij al die gebouwen willen laten vervallen.
52
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Calon
Er zijn veel ondernemers die ze wel slopen, vergroten of nieuw bouwen. Er zijn inderdaad – en daar gaan wij verder dan het POP aangaf – karakteristieke gebouwen, waarvan het goed is dat ons cultuurhistorisch erfgoed behouden blijft. Dus dat soort gebouwen, niet zijnde monumenten. Wij gaan daar dus iets verder in dan VROM aangezien dit het criterium is dat de inspectie VROM steeds oplegde. Wij streven naar maatwerk, zoals we ook in het Westerkwartier afgeleverd hebben. De PvdA vraagt naar de reservering huisvesting. Dat is een voorwaardelijke reservering, met dien verstande, dat wij gezegd hebben: “Wij geven nu geen geld uit”. De hele verbouw komt per aparte voordracht in de herfst in uw Staten. Er wordt dus geen cent uitgegeven, ook niet van die reservering, als het besluit bij de voordracht niet positief is. Daarnaast accepteren wij het commentaar dat er onder ligt, namelijk dat het budgettair neutraal moet en het derhalve niet zo kan zijn dat het College met een voordracht komt waarin staat dat het € 16,8 miljoen is, maar het College ‘stiekem’ nog eens twee keer € 400.000 betaalt omdat het afschrijvingstechnisch niet anders kan. In feite moet die twee keer € 400.000 in die periode dat die huisvesting gerekend wordt, over tien jaar terugverdiend worden. Het is wel zo dat wij afschrijvingstechnisch die reservering moeten maken, moeten activeren. Ik zeg u toe dat die reservering voorwaardelijk is. Ik zeg u bij de voordracht ook toe dat zij terugverdiend moet worden. Het belastinggebied. De voorzitter heeft net het voorstel gedaan om het essay van de PvdA in de volgende commissie op 15 september te bespreken. Het lijkt mij dat wij dan ook wel een notitie kunnen hebben waarin wij de voor- en nadelen van de verschillende varianten voor de provincie Groningen op een rijtje hebben gezet. Overigens weet u – en anders zeg ik het u nog een keer – dat wij in het IPO ons daar nogal druk over hebben gemaakt en dat wij daar de positie gekozen hebben dat strategisch gezien het verstandig en goed voor de provincie is – nu het OZB voor een groot deel dreigt te verdwijnen en er een nieuwe belasting voor de gemeenten lijkt aan te komen, namelijk opcenten op de inkomstenbelasting – om daar nu in mee te gaan en niet te doen alsof er nu niets aan de hand is en dan na 2010 in de periode 20142016 tot de conclusie te komen dat de motorrijtuigenbelasting gevariabiliseerd en misschien afgeschaft wordt en wij dan alleen staan. Nu moet daarom de slag worden gemaakt naar een ander type belasting. Wij hebben zwaar ingezet op ingezetenenheffing. Toegezegd is een notitie die er op 15 september ligt, zoals wij daar verder met elkaar over kunnen discussiëren. De ringweg en het besluit luchtkwaliteit. Carla Peijs heeft – en dat hebt u ook in de krant kunnen lezen – zwaar ingezet op aanpassing van de zuidelijke ringweg. Dat is voor het Rijk ook beter: ze weten dat ze voor 2020 geen geld hebben en zien ook grote problemen. Nu hebben wij afgesproken dat wij samen een netwerkstudie gaan maken van alle auto’s die op de ringweg rond de Stad rijden. Daarin wordt ook het plan Musschenga meegenomen. Daarnaast loopt er nu al een inventarisatie van knelpunten in het kader van het besluit Luchtkwaliteit in de hele provincie. Wij hebben gemeenten daartoe aangeschreven. Die moeten het werk doen. Als het goed is zullen wij al voor de vakantie inzicht hebben in de problemen die er zijn. Bij de aanpak van de zuidelijke ringweg wordt dat ook meegenomen, omdat het inderdaad zo kan zijn dat als het op een bepaalde manier wordt aangepakt, men tegen het besluit Luchtkwaliteit aanloopt. Dat weten wij nu nog niet. De vraag is dan wanneer wij dat wel weten. Wij moeten die netwerkstudie doen en wij moeten precies weten “daar komt dat lapje asfalt zo te liggen, die huizen staan zo” en dan krijgen wij wel of geen problemen. Het zal, zo schat ik in, halverwege de herfst zijn. Wij hebben gisteren nog bij het kabinet – want binnen het kabinet schijnt geld vrijgemaakt te worden voor grote problemen in het kader van besluit Luchtkwaliteit – aangekaart bij mevrouw Dekker dat wij verwachten dat hier wel eens een potentieel probleem zou kunnen liggen. Daar waar het Rijk net als wij er belang bij heeft dat de zuidelijke ringweg aangepakt wordt, vonden wij het zinnig om nu al aan te kondigen dat daar een potentieel probleem ligt, maar of dat zo is zal onderzoek moeten uitwijzen.
53
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Calon
Voorzitter, geld voor de oostwand. Het CDA heeft daar iets over gezegd. Er zijn ook anderen die er iets over gezegd hebben. Ik heb er zelf ook iets in de krant over gezegd. Het is inderdaad zo dat wij in overleg zijn met de gemeente Groningen. Mocht het referendum vandaag gewonnen worden en men doorgaat met de oostwand, zijn wij bereid om te kijken of wij een bijdrage kunnen leveren voor het culturele gedeelte van de oostwand dat een regionale functie heeft, net zoals wij al heel lang de afspraak hebben met de Stad dat wij bereid zijn om een bijdrage te leveren aan infrastructuur – of dat nu wegen zijn of culturele infrastructuur, maakt niet uit – die ten goede komt aan de omgeving. Het is natuurlijk wel zo dat wij heel veel dingen samen met de Stad doen en dat het op het ene dossier wat geven is en dat het op het andere dossier wat nemen is. Het is derhalve niet zo dat wij al bepaald hebben dat er € x miljoen heen gaat, maar wij kijken er met een zeer positieve blik naar. De aandelendiscussie Essent. Daar heb ik in de commissie ook al vaak iets over gezegd. Het is heel goed dat wij – Eisse Luitjens vraagt ernaar – die discussie eens voeren, alleen wel op een moment dat wij weten wat wij kunnen. De heer Luitjens vraagt of dat deze herfst kan. Ik schat in van wel. Ik schat in dat het advies van de Raad van State over de unbundling rond de zomer klaar zal zijn. Vrij snel daarna weet je als provincies wat je wel kunt of wat je niet kunt en zou men inderdaad discussie kunnen voeren. Of de discussie dan helemaal uitgevoerd kan worden, hangt enigszins van het advies van de unbundling af. Ik ken dat advies nog niet en ik weet ook niet wat het kabinet daarmee zal doen als het voor hen negatief of positief is. Of die discussie gelijk tot een resultaat zal leiden, kan ik u niet garanderen. Het is wel zo dat dit College vindt dat die aandelen vervreemd moeten worden op een manier zoals in het collegeprogramma weergegeven staat. De notitie Gratis Openbaar Vervoer is inmiddels door het OV-bureau voltooid. Deze moet nog in GS worden besproken en zal daarna toegezonden worden. Dat was een vraag van mevrouw Bos. De Vliegende Brigades en het hoge bouwtempo en de vraag van de ChristenUnie of ze niet uitgebreid moeten worden. Ik weet op dit moment niet of wij ze uit moeten breiden. Er zal op enig moment wel een tekort kunnen ontstaan. Als dat zo is, hoort u echter van ons. Daarnaast is er inderdaad € 100.000 voor vrijgemaakt in het kader van de energie. Hans Gerritsen zal straks dieper ingaan op het onderwerp energie, want daar heeft hij veel meer verstand van dan ik. Het is wel zo dat de reden waarom het bedrag van € 100.000 vanuit het BANS-klimaatbeleid op die Vliegende Brigade is ingezet, voortkomt uit een inventarisatie naar maatregelen die het snelste en inderdaad op de meest korte termijn resultaat opleveren voor de CO2-reductie. Dat bleek herstructurering van oude huizen te zijn, ervoor zorgen dat daar veel minder energie verloren gaat dan nu het geval is. Overigens, er was nog iemand die pleitte voor een EPL van nul bij multifunctionele centra. Als wij dat gaan doen, voorspel ik u dat wij geen multifunctionele centra meer gaan bouwen. Misschien moeten wij dat soort stellingen met een klein korreltje zout nemen. Als het gaat om het financieel scenario, de behoedzaamheidsreserve waar Rudi Slager over sprak, hebben wij zelf ook twijfels. Toch vinden wij dat in een tijd dat het economisch niet goed gaat, de noden van de mensen toenemen en wij dus ook relatief zwaarder aan de bak moeten als provincie en wij niet bereid zijn om te kiezen voor het verhogen van de belastingen, wij misschien toch iets scherper aan de wind moeten gaan zeilen. Daaraan zijn inderdaad risico’s verbonden, maar wij zijn bereid om die risico’s te nemen en wij schatten ze niet als onverantwoord in. Tot slot, voorzitter. Ik zou inderdaad graag met Fleur Gräper met de Voorwaarts Voorwaarts naar de Oostzee varen om te kijken of daar nog meer relaties aan te knopen zijn. Dank u wel.
54
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Bleker. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter. De heer Hemmes heeft zich in zijn bijdrage zorgen gemaakt over de gezondheidstoestand van de functionerende gedeputeerden en de druk het werk op ons legt. Voor zover wij nu weten, kunnen wij dit nu nog aan. Het is wel zo dat natuurlijk alles erop is gericht – ook ons werk en onze gemeenschappelijke inzet en soms ook uw clementie waar het gaat om bepaalde stukken die iets later komen – om collega Musschenga in staat te stellen op enig moment weer terug te keren in functie. Daarom zetten wij ons op deze manier voor de zaak in. De verwachting is ook dat dit gaat lukken. Er is vooruitgang. Wij hopen dat wij in de tweede helft van dit jaar de heer Musschenga op een gegeven moment weer in ons midden hebben. De heer HEMMES: Voorzitter, dat hoop ik met de gedeputeerde. De heer Calon wijt zijn mankementen ook niet aan de werkdruk. Ik heb best clementie als de stukken wat te laat zijn, maar de clementie houdt natuurlijk wel een keer op. Het is niet alleen bezorgdheid van mijn kant, maar ook om het College aan te sporen alles niet te veel te laten verwaaien. De heer BLEKER (gedeputeerde): Wij laten de zaak helemaal niet verwaaien en weglopen. Wat ik zeg is dat wij door gemeenschappelijke inzet en door de verdeling van de taken zoals wij die nu over alle zittende bestuurders hebben kunnen overeenkomen, in staat zijn om de periode tot de terugkomst van de heer Musschenga te overbruggen. Wij doen dat niet alleen uit de goede zaak voor de provincie, maar ook omdat de heer Musschenga het geruste vertrouwen moet kunnen hebben dat hij zelf een moment kan uitkiezen om weer terug te komen. Voorzitter, dan kom ik bij de N33. Er is een brede steun in deze Staten voor de overstap van voorfinanciering naar cofinanciering waar het gaat om de N33. D66 zal het te zijner tijd met open vizier bezien. Met uitzondering van GroenLinks heb ik van alle fracties vernomen dat zij die stap vanwege veiligheid en economisch belang bereid zijn te zetten. Wij zullen over enige tijd met een voorstel komen over de vragen waar het om gaat, in wat voor perspectief dat moet worden geplaatst, onder welke condities en over welke bedragen. Voorzitter, er is ook door enkele sprekers aangegeven dat met alle inzet voor de verdubbeling van de N33 van Assen naar Zuidbroek wij niet moeten vergeten dat er ook nog een stuk is van Zuidbroek naar de Eemshaven. Daarover moeten wij het volgende zeggen: wij hebben eerder in de richting van het Rijk kenbaar gemaakt dat de prioriteit ligt bij het eerste deel waar wij het nu over hebben. De enige manier om het laatste deel op enig moment weer op de kaart te krijgen, is het realiseren van het eerste deel. Voorzitter, het Waddenfonds. Er mag geen karikatuur ontstaan rond het Waddenfonds. Er zijn de laatste weken op dat punt echt goede vorderingen gemaakt. Besluitvorming over de bestedingen van het Waddenfonds zijn geen Haagse aangelegenheid. De regio, gemeenten, provincies Noord-Holland, Friesland, Groningen, worden daar actief bij betrokken. Wij hebben daar een formele rol in met respect voor de eigen verantwoordelijkheid en beslissingsbevoegdheid van de minister van VROM. In de tweede plaats gaat het om € 800 miljoen, wat stapsgewijs wordt opgebouwd, stapsgewijs beschikbaar komt. Daarvan wordt achterstallig onderhoud niet betaald. Er is in een van de laatste overleggen nadrukkelijk afgesproken dat van de zijde van het Rijk geen oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het bedrag voor achterstallig onderhoud. Mevrouw BOS: Voorzitter, achterstallig onderhoud van de Waddenzee? De heer BLEKER (gedeputeerde): Precies, achterstallig onderhoud, bijvoorbeeld van de kwelders en van andere onderdelen van de Waddenzee.
55
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
Dus daar waar steken zijn laten vallen omdat er onvoldoende geld was, wordt dat straks niet betaald uit het Waddenfonds. Daar hebben wij een afspraak over en daar houden wij elkaar aan. Dat betekent dat het bedrag van € 800 miljoen, waar het gaat om de besteding voor ecologie en economie in het Waddengebied, de Waddenzee en het aangrenzende gebied beschikbaar is, met uitzondering van een bedrag dat duidelijk wordt op het moment dat minister Veerman overeenstemming heeft bereikt met de kokkelvisserij. Ik heb ook eerder in het openbaar aangegeven dat mijn verwachting is dat van het bedrag van € 800 miljoen een bedrag afgaat voor de sanering van de kokkelvisserij, maar dat het slotbedrag zal beginnen met een zeven. Mevrouw HOEKZEMA-BUIST: Is dan ook toegezegd door de regering dat het geld wordt vrijgemaakt voor het achterstallig onderhoud, of blijft dat nu liggen? De heer BLEKER (gedeputeerde): De diverse departementen zullen, als wij daar ook in het kader van de nadere analyse van een aantal knelpunten duidelijkheid over krijgen, in hun eigen programma’s ruimte moeten bieden voor het inhalen van opgelopen achterstanden in het reguliere onderhoud. Mevrouw BOS: Mag ik daar nog een vraag over stellen? Hebt u zich ook ingespannen om dat er wel uit te krijgen? Goed, het is niet gelukt. De heer BLEKER (gedeputeerde): In het hele Waddendossier zet je je voor een aantal zaken in en op een gegeven moment moet je ook – om je inzet in het vervolg ook duidelijk te hebben – van gegevenheden uitgaan. Wij gaan nu uit van het gegeven dat op rijksniveau besloten is tot uitbreiding van gaswinning. De consequentie die wij daar vervolgens aan verbinden is dat wij ons uiterste best doen om in onze rol die wij hebben bij de advisering, enzovoorts, van de hele MER-procedure, alle zorgvuldigheid voor het milieu de nodige aandacht te laten krijgen. De tweede rol is dat – en dat is nu ook afgerond zou men kunnen zeggen – het Waddenfonds een optimaal fonds wordt. Vanaf het begin – laat ik daar ook duidelijk over zijn – is door het kabinet gezegd: “Uit het Waddenfonds wordt ook de sanering van de kokkelvisserij betaald”. Ik ben anderhalf jaar geleden eens een keer met de heer Veerman wezen lunchen. Over één ding was hij toen ook al duidelijk: de deal die hij met Zalm had was een all-in deal. Waddenfonds: economie, ecologie en de sanering van de kokkelvisserij. De sanering van de kokkelvisserij – daar moeten wij ook duidelijk over zijn – klinkt een beetje als Rons Ver Van Ons Bed Show, maar de biologen – en mevrouw Bos kent ze bij name – weten duivels goed dat een van de belangrijkste verbeteringen voor het ecologisch systeem in de Waddenzee bestaat uit het stoppen met de mechanische kokkelvisserij op deze schaal zoals wij die nu hebben. Daar hebben wij ook steeds voor gepleit. Dat is echter een gegeven. Eén ding hebben wij dus gedaan de afgelopen tijd: ervoor zorgen dat het uiteindelijk het bedrag van € 800 miljoen wordt. De Kamer heeft dat geweldig goed gedaan. In de tweede plaats ervoor zorgen dat er niet andere grepen uit de kas van € 800 miljoen worden gedaan. Dat is nu afgerond, zou men kunnen zeggen. Wij zitten nu in de fase van het bedenken van programma’s en projecten voor goede bestedingen van het bedrag van € 800 miljoen. Mevrouw BOS: Weet u misschien het volgende ook? Kijk, er komt een MER-procedure. Er wordt altijd gesproken over het meest milieuvriendelijke alternatief. Is het nooit zo met MER-procedures dat zij zeggen: “Er is sprake van zulk lang achterstallig onderhoud, dat dit in de eerste plaats moet worden verbeterd” en dat het nog herzien moet worden? Kan dat eigenlijk? Is het niet zo dat wij daarvoor moeten gaan? Ik vind het nogal wat om het bij voorbaat af te sluiten.
56
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, maar voor alle duidelijkheid: als wij nu de deur openzetten voor het betalen van het achterstallig onderhoud uit het Waddenfonds, krijgen wij applaus van Verkeer en Waterstaat en enkele andere departementen. Daar ligt simpelweg de opgave van de departementen om dat op te lossen uit de programma’s en de sectorale departementale budgetten. Het Waddenfonds is bedoeld – en dat staat ook in het rapport van de commissie Meijer – voor versterking van de kwaliteit van de Waddenzee, het Waddengebied en de eilanden, zowel ecologisch als economisch. Daar willen wij het ook toe beperken. Mevrouw BOS: Dat begrijp ik. Dan beloon je eigenlijk degene die daarvoor gezorgd heeft. Toch zit het mij wel dwars. Het is niet verzekerd dat het dan hoe dan ook alsnog gebeurt, denk ik. Hoe denkt u daar dan over? De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat is dan ook weer een politieke zaak in Den Haag, ook van de Tweede Kamer. Als er straks evident achterstallig onderhoud van enige omvang blijkt, dan is het opnieuw de politieke druk die moet bewerkstelligen dat daar de nodige middelen voor komen, maar absoluut niet in verband met het Waddenfonds. Voorzitter, zijn wij dan al doende waar het gaat om het Waddenfonds? Ja. Wij zijn volop doende. Er worden spelregels ontwikkeld waar het gaat om dat Waddenfonds, de criteria, de bestedingsrichtingen, enzovoorts, worden wettelijk ook vastgelegd. Wij hebben daar natuurlijk onze inbreng in, zij het dat er wel een aantal principekeuzen is gemaakt. Ongeveer tweederde van het geld gaat naar de natuur en ongeveer een derde naar economische ontwikkeling gerelateerd aan het Waddengebied. Dat zijn de uitgangspunten. In de tweede plaats wordt er gesproken over de omvang van het gebied. Kunnen bijvoorbeeld ook duurzame glastuinbouwkassen in Emmen betaald worden uit het Waddengas? De gedachte is, dat als het om het gebied gaat, het gaat om de gebieden die liggen binnen de provincies Groningen, Fryslân en een deel van Noord-Holland. Daar vindt ook nog een nadere discussie over plaats. Dat is de fase waarin wij nu verkeren. Daarnaast zijn wij volop in gesprek met Natuurmonumenten en anderen over de vraag waar men dan aan denkt waar het gaat om prioriteiten voor ecologische investeringen in het Waddengebied. Dan zitten wij op drie sporen. Dat is het spoor van de zee zelf – Natuurmonumenten heeft er iets heel moois over, die spreekt over ‘de rijke zee’ –: er zitten exoten in, zoals de Japanse oester. Of die eruit te krijgen zijn is de vraag, maar het is niet goed voor het ecologisch systeem. Moet daar iets aan worden gedaan? De tweede plaats betreft het kwelderlandschap, voor ons een belangrijke prioriteit, want in het kwelderlandschap is de ecologische waarde de afgelopen tien jaar eerder achteruit geboerd dan vooruitgegaan. Wij moeten dus investeren in het kwelderlandschap. In de derde plaats het kustgebied. Wij denken dan met name aan vormen van particulier natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer in de kustzone, om daar de ecologische waarden te versterken en in Friesland denkt men daarnaast ook aan de eilanden. Dat zijn als het ware grosso modo de sporen. Waar het gaat om de economie is natuurlijk het energiespoor zeer belangrijk. Het komt voor een groot deel uit dat andere derde deel. Wij hebben ook gezegd: “Ten aanzien van landbouw en energie, de noordelijke landbouwschil, kunnen wij met het Waddenfonds mogelijkerwijs ook kleine doorbraken forceren”. Ik noem de duurzame agri-energieontwikkeling. Dat is een aantal thema’s dat nu speelt. De heer VELUWENKAMP: De gedeputeerde vertelt dat met allerlei partijen, organisaties, hierover overleg plaatsvindt. Is er vanuit het College enig zicht op wanneer hierover met de Staten wordt gesproken?
57
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik meen dat begin 2006 het programma onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM waar het gaat om de bestedingen uit het Waddenfonds – dus het globaal kader – gereed moet zijn. Op dat moment kunnen wij ook goed met de Staten daarover spreken, over wat onze inbreng is geweest, welke speerpunten er vervolgens gestalte moeten krijgen binnen dat kader zoals door de minister van VROM is vastgesteld. Het zou dus het eerste of tweede kwartaal van 2006 kunnen zijn. Mevrouw FOLKERTS: Voorzitter, mag ik nog een vraag stellen over een van de drie sporen? U had het over de kwelders en de kwaliteit van de kwelders die eerder achteruit is gegaan dan vooruit. Men zou denk ik kunnen zeggen dat dit veroorzaakt is door achterstallig onderhoud. De vraag is nu waar nu de nulmeting is van waaruit je gaat werken aan de verbetering. Anders zit je toch aan achterstallig onderhoud te werken. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, het is volstrekt terecht dat er op dat punt een gevaar op de loer ligt. Wij zullen dus zelf ook in ons eigen werk heel scherp onderscheid maken tussen wat er aan verlies is opgetreden door achterstallig onderhoud en waar een veel intensiever beheer – ook dan eerder voorzien – of inrichtingsmaatregelen nodig zijn om die ecologische kwaliteit van de kwelders te stimuleren. Voorzitter, dan kom ik bij de EHS. Mevrouw Bos had het nogal voorzien op de portefeuillehouder voor natuur en milieu binnen het College. Ik heb nog twee vragen van haar zijde te beantwoorden. De laatste hectares. Waar het gaat om de realisatie van de EHS zijn er twee knellende punten. Op de eerste plaats betreft dit de laatste hectares losse percelen grond binnen de EHS die niet verworven zijn dan wel niet in particulier natuurbeheer zijn en die overigens liggen binnen een reeds verworven dan wel in particulier beheer zijnd gebied. Dan gaat het om los grond, losse percelen. Inderdaad, daar zouden wij meer dan wij tot nu toe doen varianten van particulier en agrarisch natuurbeheer aan de eigenaren moeten gaan aanbieden. Daarvoor hoeven wij dus niet iets nieuws te bedenken als groene of blauwe diensten, of wat dan ook, daar hebben wij particulier en agrarisch natuurbeheer voorhanden. Wij zouden daar waar dat zich voordoet dat instrument echt als een alternatief voor betrokkenen moeten aanreiken in plaats van elk jaar voor niets aan de deur te kloppen met de vraag of de eigenaar zijn grond nog wil verkopen. Op de tweede plaats betreft het grote oppervlakten waarvan gesteld kan worden dat het om een compleet bedrijf gaat. Wij lopen nu aan tegen een situatie dat je misschien wel heel veel los grond hebt gekocht, maar dat er ook nog een reeks van complete bedrijven gekocht en verplaatst moeten worden. Ik heb er recent ook met LNV over gesproken. Volgens mij lopen wij daar tegen de situatie aan dat de regelgeving en de financiering die daarvoor nu gangbaar is, niet past. Mensen willen wel weg, maar verplaatsen kost altijd geld. Ruud’n kost veer’n. Dat is hier ook zo en dat zit onvoldoende in die systematiek van regelingen van nu. Daar gaan wij nu in Groningen enkele concrete gevallen bij de kop nemen: mensen die wel willen maar waar de huidige regelingen onvoldoende faciliteiten voor bieden. Daarvoor moeten wij met LNV om tafel of daar ruimte in te creëren is. Dat zijn de twee knelpunten. Daar gaan wij op die meer individuele manier mee om. De heer VELUWENKAMP: Voorzitter, mag ik hier nog op aansluiten? De gedeputeerde sprak met enige reserve over de inzet van mogelijke groene en blauwe diensten binnen de EHS. Dat kan ik nog wel volgen ook. Is het niet een voorschot dat hij nu neemt op de notitie die hij in de commissie heeft aangekondigd? De heer BLEKER (gedeputeerde): Nee voorzitter, het enige wat ik zeg is: het door mevrouw Bos aangekaarte knelpunt zouden wij ook actiever moeten zien te tackelen met de instrumenten die er nu al zijn.
58
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
Mevrouw BOS: Maar voorzitter, kan de heer Bleker dan uitleggen wat het verschil is tussen blauwe dienst en agrarisch natuurbeheer? Hoe denkt u daar over? Ik denk namelijk dat het twee verschillende zaken zijn. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja voorzitter, in beide gevallen gaat het om geld richting een agrariër voor het leveren van een dienst. Het bijzondere is dat agrarisch en particulier natuurbeheer bestaande regelingen zijn, die ook benoemd zouden kunnen worden als vormen van groene diensten. Men gaat namelijk een bepaalde manier van beheer doen tegen een vergoeding, waarmee bepaalde natuurwaarden worden gerealiseerd. Wij gaan dus uitproberen of wij meer van dat instrument gebruik zouden kunnen maken. Mevrouw BOS: Maar voorzitter, ik dacht dat je voor zo’n groene en blauwe dienst ook Europees geld zou kunnen krijgen. Ik heb ook gevraagd of dat zou kunnen… De heer BLEKER (gedeputeerde): Dat voorzitter, met alle respect, komt in de notitie waar de heer Veluwenkamp over gesproken heeft. De notitie waarin vragen worden beantwoord als wat kan, wat is het verschil, wat zijn de mogelijkheden, onmogelijkheden, staatssteun, Europa, etc. De heer HAASKEN: Voorzitter, het begrip onteigening is net even aan de orde geweest. Een aantal jaren geleden is dat onteigeningsmiddel aangenomen in deze Staten – overigens met goedkeuring van de CDAfractie – en dat was de afgelopen commissievergadering opnieuw aanleiding om daar over te spreken. Ik constateer nu andermaal met vreugde – en dat is ook in de commissievergadering aan de orde geweest – dat deze gedeputeerde, en ook de CDA-fractie, van dat middel afstand neemt. Dank u wel. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, ik weet niet precies waar het over gaat. Ik heb in elk geval het woord onteigening niet gebruikt, maar soms wil je ook woorden horen die er niet gesproken worden… De heer HAASKEN: Nee, u hebt wel degelijk het woord ‘onteigening’ gebruikt en u hebt daarbij nog eens een keer gezegd dat het in principe voor heel grote bedrijven binnen die EHS aan de orde is geweest. Dat hebt u wel degelijk in de mond genomen. Ook in de laatste commissievergadering hebt u op dit punt daar nadrukkelijk afstand van genomen. Daarop doel ik, en ik constateer dat met vreugde. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, een motie van vreugde werd hier net ter linkerzijde gezegd. Ja, dat is meegenomen. De heer VAN DAM: Voorzitter, kan de gedeputeerde het misschien nog iets concreter aangeven. U zegt: “Een paar concrete gevallen bij de kop nemen”. In welk gebied van de provincie? Is het over de hele provincie verspreid of in een bepaalde… De heer BLEKER (gedeputeerde): Wij zijn met name bezig in Midden-Groningen omdat het daar speelt. De VOORZITTER: Wij moeten zo langzamerhand oppassen dat wij in de gaten houden dat het over Algemene Beschouwingen gaat vandaag. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja, dat vind ik ook. Daarom wil ik graag naar de bestuurlijke organisatie. Dat is inderdaad algemener. Voorzitter, waar het gaat om de noordelijke samenwerking: het College ziet geen heil in een motie van D66 onder het nummer 8. Waar het gaat om de noordelijke samenwerking hebben wij een heel heldere lijn die dacht ik ook door het DB SNN in de laatste ABvergadering van het SNN naar voren is gebracht.
59
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
Ten eerste: wij vinden het van groot politiek en maatschappelijk belang dat de politiek-bestuurlijke samenwerking tussen Friesland, Groningen en Drenthe voort wordt gezet. Elke dag, elke maand zijn er weer belangen van geheel Noord-Nederland die in Den Haag en in Europa aan de orde zijn en waarop wij moeten inspelen, lobbyen, interveniëren. Ten tweede. Ook als er minder geld vanuit Haagse of Europese potten komt, is dat belang van die strategische noordelijke samenwerking aanwezig, want er zijn vele dossiers – of het nu onderwijs is of jeugdzorg – waar het ook speelt, waar je zegt: “Hier hebben wij als Noorden een bijzondere lobby te voeren”. Wij zien dus geen heil in landsdeel of deelstaat – en volgens mij gaat de heer Zanen nog verder, het is geen deelstaat meer maar het lijkt wel de staat Noord-Nederland – als wij ook over de sociale zekerheid moeten spreken. De heer ZANEN: Voorzitter, ik heb op een interruptie van de heer Maarsingh geantwoord dat dit dus niet het geval is. De heer BLEKER (gedeputeerde): Goed, goed. Dus daar zien wij geen heil in. Ook om andere redenen. Wij werken samen waar dat meerwaarde oplevert, en dat weten wij ‘duvels’ goed. Wij doen vooral ook zaken zelf waar dat ook veel beter zelf kan, in nauwe samenspraak met de Groningse samenleving en de Groningse burgers. De afstand tussen kiezer en gekozene kun je ook verkleinen als de overheid in het gebied waar de overheid over gaat, wordt gezien als iets waar de mensen zichzelf bij betrokken voelen, zichzelf voor willen inzetten. Ik denk dat dit een van de kernkwaliteiten ook van een provincie als Groningen – en ik noem daar Friesland, Zeeland en Limburg bij – is. Als iemand op Schiphol terugkomt van vakantie of van waar dan ook en gevraagd wordt: “Waar kom je vandaan?” dan durf ik u te voorspellen dat het aantal mensen uit Limburg, Zeeland, Groningen en Friesland dat de naam van de provincie zegt veel groter is dan de mensen uit Gelderland, Overijssel of wat dan ook. Mensen hebben dus van nature – ook al komen zij hier nieuw – een binding en willen zich daarmee ook inzetten voor het gebied. Dat is van grote betekenis voor bestuurlijk presteren. Daarom staan wij absoluut niet in de rij van diegenen die zeggen: “Vergroot de bestuurlijke schaal van de provincies”. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, ik vraag mij toch wel af of het College, en dan met name de gedeputeerde die nu het woord voert, de motie die D66 heeft ingediend ook daadwerkelijk gelezen heeft, want wij roepen in die motie niet op om te komen tot een landsdelig bestuur, wij roepen in die motie ook niet op om tot verdergaande regionale bestuurlijke eenwording of iets dergelijks. Wij roepen op om onderzoek te doen naar de wijze waarop verdergaande samenwerking vorm kan worden gegeven. U noemde zelf bijvoorbeeld ook al de jeugdzorg als een onderwerp waar noordelijke samenwerking verdergaande belangen heeft. Dat zouden wat D66 betreft precies die onderwerpen zijn die uit een onderzoek misschien naar voren kunnen komen. Misschien zijn het ook wel onderwerpen waar wij niet direct nu al de samenwerking zoeken, maar waarbij wij wel een meerwaarde kunnen hebben. Dat is ook waar deze motie toe oproept, om op die manier natuurlijk te kunnen blijven doen wat vanuit onze positie eigen is, maar ook tegelijkertijd die samenwerking en die kracht uit die samenwerking op te zoeken. De heer BLEKER (gedeputeerde): Ja voorzitter, ik lees de motie nogmaals. Het verzoek is om een studie te verrichten naar de voor- en nadelen van verdergaande noordelijke samenwerking en daarin de mogelijkheden en moeilijkheden van regiovorming en/of vorming van een landsdeel te betrekken. Dus wij moeten gaan studeren op iets waarvan wij, op de gronden die ik zo-even schetste, nu zeggen: “Die kant willen wij niet uit om de redenen zoals aangegeven”.
60
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
Als wij nu een eenzame in de noordelijke bestuurlijke woestijn zouden zijn die dat standpunt hebben, dan zouden wij deze motie misschien moeten heroverwegen. Ik heb echter eerder de indruk dat de indiener van de motie in de positie van eenzame fietser verkeert. Wij zien dus niets in die motie. Voorzitter, dan de samenwerking op gemeentelijk niveau. De heer Hemmes heeft daarover gesproken. Wij hebben ook in een recent overleg met de VNG gezegd: “Er doen zich tussen diverse gemeenten allerlei vormen van samenwerking voor en je ziet ook dat op een aantal plekken die samenwerking verder aan het intensiveren is, waarbij ook gemeenten zich beraden op de vraag waar dat uiteindelijk toe leidt”. Wij hebben gezegd: “Dat proces moet van onderop de ruimte krijgen”. Dan gaan wij als provincie niet allerlei zaken van bovenaf over zeggen. Het is wel zo dat wij dat proces, als wij daarom gevraagd worden, willen ondersteunen. Als men in zo’n gebied gezamenlijk tot de conclusie komt dat gemeenten zouden moeten worden samengevoegd, dan is dat wat ons betreft niet onaanvaardbaar en willen wij daar met open mind naar kijken onder de voorwaarde – zo hebben wij dat ook eerder gezegd – dat er ook werkelijk draagvlak in het gebied is, ook bij de bevolking. Zo staan wij in dat proces. Dat geldt ook voor het gebied van de Blauwe Stad, maar dat geldt ook voor andere delen van de provincie. Er zijn overigens vele wegen die op dit punt naar Rome leiden. De monogedachte van vroeger: “Voeg maar samen, dat is het, dan wordt het beter” is al door velen genuanceerd. Er zijn vele andere manieren om winst te boeken zonder de bestuurlijke autonomie op te geven. Voorzitter, dan kom ik bij de rioolpersleiding. Ik kan er kort over zijn. Morgen krijgen de Statenleden de beschikking over de samenvatting van het rapport. Daarna zal het ook heel snel compleet beschikbaar zijn. U krijgt dat morgenochtend vanaf 11.30 uur. Voor 11.30 uur zullen alle burgers die direct betrokken zijn bij de rioolpersleiding schriftelijk op de hoogte kunnen komen, nadat ze een brief thuis krijgen over de uitkomsten en de bevindingen van het rapport. Mevrouw BOS: Voorzitter, hoe krijgen wij dat dan? Heel veel mensen zijn aan het werk, wij hebben vergaderingen en wij moeten hier ook weer om 16.30 uur zijn. Hoe moeten wij daar dan over spreken? Is dat ter kennisname? Hoe wilt u dat… De heer BLEKER (gedeputeerde): Ik kijk nu even vragenderwijs naar de voorzitter van de commissie. Ik dacht dat die een procedurevoorstel had. De heer MAARSINGH: Wij hebben daarover overlegd. Het komt ‘via de doos’ binnen, oftewel via de email. De VOORZITTER: Misschien kan ik daar iets aan toevoegen, mevrouw Bos. De heer Maarsingh heeft er zo straks over gezegd dat het morgen natuurlijk in de eerste plaats om informatieverstrekking gaat. De suggestie van de voorzitter van de commissie is dat er aansluitend op de Statenvergadering van de zesde ook gelegenheid is om daar als commissie apart over bijeen te komen. Dan kunt u ook bepalen hoe de behandeling verder zal zijn. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter. De rioolpersleiding. Morgen komt dat naar buiten. Dan is de vraag van de zijde van de CDA-fractie gesteld: “Welke betekenis moeten wij toekennen aan het feit dat in de uitnodiging aan de pers het waterschap en de provincie de pers te woord staan en daar de andere overheidspartner, de gemeente Groningen, niet wordt genoemd?” Wij hebben tot op de dag van vandaag samen opgetrokken: waterschap, provincie en gemeente. Dat blijven wij doen. Dat is ook volop de inzet van het provinciaal bestuur van Groningen. Wij hebben steeds gezegd in de richting van burgers: “Wij brengen de zaak in beeld. Dat moet op een manier waarvan u ook zegt: “Daar heb ik vertrouwen in”.
61
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker
Daarom is er ook een klankbordgroep geweest met een extern adviseur. Vervolgens zullen wij aangeven wat wij gaan doen als er een noodzaak is om iets te doen. U zult geen last hebben, burgers betrokken bij dat gebied, van ‘gedoe’ tussen overheden”. Dat is de inzet die er is. Ik heb er vertrouwen in dat dit ook de komende dagen zo voort zal gaan, dus in die zin hoeft u dat persbericht niet te zien als een trendbreuk in dat gezamenlijk optreden van de drie overheden. Voorzitter, dan kom ik bij het laatste punt. De beperking van de storting in de voorziening bodemsanering. De heer Bultje heeft er ook in de commissie over gesproken. Wij hebben daar onze overwegingen bij gegeven. Ik moet zeggen dat die overwegingen uiteindelijk ook wel verschillend te taxeren zijn. Ik zou mij kunnen voorstellen, voorzitter, dat wij het zo doen – en hoe dat formeel moet weet ik niet, maar dat zal dan wel duidelijk worden –: ik zou het een goede zaak vinden wanneer wij zeggen: “We beslissen dit, maar elk jaar wordt even de stand opgenomen of wij ook voor de rest van die twee jaren dat nog kunnen blijven doen”. Wij gaan dan dus kijken of wij het niet storten van het bedrag ook – dat is nu bedoeld voor een aantal jaren – kunnen voortzetten, of dat er ontwikkelingen zijn die ons ertoe brengen om andere dekking te zoeken voor de zaken die wij nu dekken uit de beperking van de storting in het fonds voorziening bodemsanering. Ik kan hier namelijk wel een heel technisch verhaal proberen te houden over waarom het wel verantwoord zou zijn, maar als ik er naar kijk, en u kijkt er ook goed naar – ik heb dat ook in de commissie gemerkt – dan is dat ook een kwestie van waardering en dan is het misschien verstandig om te zeggen: “Wij doen het, maar elk jaar specifiek rapporteren of het voortgezet kan worden. Bij twijfel moeten wij andere dekking zoeken en komen wij met voorstellen in uw richting”. Nog een punt, voorzitter. Dat betreft het referendum. Ons College wacht af hoe daar de Staten verder mee gaan. Als er op enig moment een inhoudelijk initiatiefvoorstel is, zullen wij op dat moment onze positie bepalen. Dat lijkt ons de goede weg en toont ook respect voor PS. Het stelt ons ook in de gelegenheid om de vruchten van het werk van de Staten over dit onderwerp tot ons te nemen bij onze eigen beraadslagingen in eigen kring. Voorzitter, nog één klein punt. Biologische landbouw. “Het kabinet” – ik lees voor – “wil in de vorm van een praktijkonderzoek nagaan of een verlaging van de meerprijs voor biologische producten daadwerkelijk leidt tot een grotere afzet”. Dat is het experiment waarover u spreekt. Het is dus geen experiment waarbij in een groot aantal winkels de prijs gesubsidieerd wordt, zodat het ‘de prijs van de duurzame landbouwproducten’ evenaart, nee, het is een praktijkonderzoek uit te voeren door een universitaire instelling. De gemeente Groningen heeft zich ook – gelet op het feit dat hier ook een universitaire instelling is – gemeld voor zo’n praktijkonderzoek waarbij bijvoorbeeld waarschijnlijk ook op kleine schaal in een winkel wat getest en geëxperimenteerd wordt. Wij vinden dat een goede gedachte. Dat wil niet zeggen dat wij er voor zijn – want dat weten wij nog niet, daar zijn nogal wat vraagtekens bij te plaatsen – om op grote schaal in heel Nederland prijssubsidies op biologische landbouwproducten te geven, zodat de prijs aantrekkelijker zou worden. Dat is een heel andere discussie. Voor dat praktijkonderzoek op zichzelf heeft Groningen zich echter aangemeld. Dat vinden wij een goed initiatief, maar het is niet nuttig om ook in de biologische winkel in Stadskanaal of in Delfzijl het ook allemaal te doen. Het gaat om een praktijkonderzoek. De onderzoeksinstelling zal bepalen hoe en wat dat precies in concreto gaat betekenen. Wij volgen dat met interesse en onze promotor is er ook nauw bij betrokken. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik kreeg de indruk dat de gedeputeerde aan het eind van zijn beantwoording was gekomen, maar ik heb op mijn boodschappenbriefje nog twee punten staan die ik mis. Het eerste punt is het pleidooi van de PvdA-fractie om de burger beter te informeren over bodemvervuiling en saneringsprogramma’s. Ik heb in de fractie al gezegd: “Als je een sneeuwschuif in het schuurtje hebt staan, interesseert het je niet veel dat hij er staat, maar als er eens in de zeven jaar een fors pak sneeuw valt, ben je er wel heel erg in geïnteresseerd”.
62
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Bleker Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
Nu er zich een fors probleem voordoet met die smeerpijp, is ook het moment daar en is er ook de attentiewaarde bij het publiek om daar toch eens in bredere zin – niet alleen over het incident smeerpijp – een goede voorlichtingscampagne te starten over bodemvervuiling en het saneringsprogramma van de provincie. De heer BLEKER (gedeputeerde): Voorzitter, dat is mij inderdaad ontschoten. Wij zullen in oktober – ook naar aanleiding van vragen in de commissie van de heer Bultje – het meerjarenprogramma bodemsanering als het ware wat concretiseren en vertalen voor de komende een à twee jaar. In die brief zullen wij ook ingaan op hoe wij de communicatie over dit vraagstuk kunnen versterken, waarbij overigens wel bedacht moet worden dat niet iedereen in Grijpskerk geïnteresseerd is hoe het precies met de bodemvervuiling in Garrelsweer gesteld is. Je moet ook oppassen dat je de communicatie niet te generiek maakt. Daar zullen wij in die brief op ingaan. Het punt is echter duidelijk. De heer MOORLAG: Het tweede punt, voorzitter, is dat ik namens de PvdA-fractie nogal wat zorgen heb uitgesproken over de verdeelsleutel in de agenda Vitaal Platteland, IOG, PLOP II-middelen, een verschuiving die wij toch wel zien richting landbouw. Sociaal-economische, sociaal-culturele doelen die te ver buiten beeld komen. De vraag was of het College bereid was om een overzicht te verstrekken van de huidige geldstromen en van toekomstige geldstromen en daarbij hebben wij ook gevraagd naar een beoordeling van de situatie. De heer BLEKER (gedeputeerde): Aan het eind van het jaar hebben wij een ontwerp provinciaal meerjarenprogramma voor de periode 2007-2013. Daar zullen wij bijvoegen hoe de geldstromen de afgelopen vijf à zes jaar hebben gelopen naar doelen en naar omvang en hoe zich dat verhoudt tot de geldstromen voor de periode 2007-2013. U hebt overigens gelijk dat zowel LNV als Europa de plattelandsgelden in sterkere mate landbouwgerelateerd raken. Dat is een volstrekte, helder waar te nemen ontwikkeling. Ik moet u wel zeggen dat wij daar voor een deel ook aan hebben bijgedragen, want het zijn de vijf landbouwprovincies geweest – Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland, Flevoland – die in een pleitnota een maand of drie à vier geleden hebben gezegd: “Juist voor die grootschalige landbouwprovincies moet ook in de periode tot 2030 structureel geld voorhanden zijn voor landbouwgerelateerde ontwikkelingen”. Dan gaat het niet alleen over fysieke structuur, maar ook over innovatieprocessen, enzovoort. Je zou kunnen zeggen – ik kan het niet mooier maken dan het is – dat als je tot 2013 kijkt, er vanuit het plattelandsontwikkelingsprogramma en LNV eigenlijk twee doelen goed verzekerd zijn: de natuur – de EHS, en alles is betrekkelijk, sommige mensen zullen zeggen: “Het moet altijd meer” – en de landbouw. Maar sociaal-economische ontwikkeling op het platteland, recreatie en toerisme, stimulering midden- en kleinbedrijf en de sociale component zijn tot nu toe niet goed verzekerd van meerjarige geldstromen.
63
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, velen van u hebben gesproken over economische onderwerpen. De Voorjaarsnota heeft als invalshoek de uitvoering van beleid en dat geldt ook zeker voor het economische beleid. Dat betekent dat de kansen die nu aanwezig zijn, goed aangegrepen en benut moeten worden om voluit te gaan voor de doelen, het faseverschil in te lopen en in te zetten op economische groei. Wij hebben nu het Kompasprogramma, wat goed benut moet worden en wij moeten voorts goede en scherpe keuzes maken, want die liggen elke dag en elke keer weer voor. Wij doen dat in het kader van het AB SNN, met de bestuurscommissies om de projecten in te delen, te committeren, daar beslissingen over te nemen en te kijken hoe wij dat zo scherp mogelijk kunnen doen, ook gelet op de nieuwe gedachte die wij hebben. Dat communiceren wij ook uitvoerig in het AB-SNN en dat is onze volle inzet. In het verlengde daarvan is natuurlijk ook de ontwikkeling gaande met betrekking tot De Koers Verlegd, daar willen wij ook kijken hoe straks een nieuw perspectief gecreëerd kan worden – daar wordt voortgang in gecreëerd, zij het dat dit met minder middelen moet na 2006. Vandaar ook de intentie om tot 2006 alle mogelijkheden te benutten, maar dan wel met inbegrip van het maken van goede en scherpe keuzen om te kijken hoe economische groei zo goed mogelijk gestimuleerd en gefaciliteerd kan worden. Daar hebben wij scherpe keuzen in gemaakt, zijn wij in overleg met het Ministerie van EZ en daar is voortgang zichtbaar. Het gaat er vooral om dat wij zelf in Noord-Nederland die keuzen kunnen blijven maken in SNN-verband en dat wij daar stappen in kunnen en blijven zetten. Daar hoort de organisatie bij, maar daar hoort straks ook de Europese discussie bij, maar als dat voor elkaar gekregen kan worden na 2006 dan denk ik dat wij ook een perspectief creëren om economische groei te realiseren. Want met betrekking tot de economische groei willen wij dat deze bovengemiddeld van de rest van Nederland plaatsvindt. Zaken die binnen de provincie dagelijks gebeuren en waar veel tijd en werk in gestoken wordt. Een aantal meer specifieke punten die zowel in Kompas, alsook in het nieuwe beleid van De Koers Verlegd aan de orde zijn betreft het MKB. Bij het MKB willen wij in de toekomst sterk gaan inzetten op innovatie. Wij zijn in overleg met Syntens en het TCNN of daar koppelingen gemaakt kunnen worden, want Syntens heeft een heel mooi netwerk in de MKB-sector, een groot bereik en daar kan een aansluiting gemaakt worden op de faciliteiten die bij TCNN aanwezig zijn. Het bereik van het MKB kan groter. Dat moet absoluut de inzet zijn, dus heb ik op zichzelf wel begrip voor de pleidooien van D66 en het CDA om de faciliteiten uit te breiden, maar wij zien het zo voor ons dat het te gek zou zijn dat de faciliteiten die er zijn – de Kamer van Koophandel – niet als een gewoon verwijzingsloket dienst zou doen. Als dat niet kan dan is er volgens mij iets mis en moet daarnaar gekeken worden. Maar vervolgens kan ik me heel goed voorstellen dat je zegt: “Die ondernemers hebben ook behoefte aan een bepaalde expertise, bepaalde faciliteiten en daar kunnen wij meer in bieden, maar dan wel in overleg met die organisaties”. Dáár hebben wij Syntens en bijvoorbeeld de NOM voor nodig en dat overleg vindt ook plaats. Wij hebben ook overleg in wat kleinschaliger verband in gebiedsprogramma’s: gebiedsprogramma Noord en gebiedsprogramma Oost, waar wij ook met ondernemers uit het MKB om de tafel zitten om in de praktijk te verkennen – wij ook als bestuurders – wat er aan de hand is en hoe wij daar lering uit kunnen trekken om daar in dat netwerk faciliteiten te realiseren. Dat is de invalshoek van waaruit wij nu naar het MKB kijken, maar verder zullen wij ook in de toekomst heel gericht naar innovatie gaan kijken, het bereik vergroten en ervoor zorg gaan dragen dat daar mogelijkheden ontstaan. De heer JAGER: Voorzitter, zou de gedeputeerde dan ook heel concreet daarin het feit mee willen nemen dat wij nu zien dat door het noordelijke MKB bovengemiddeld weinig gebruik gemaakt wordt van allerlei landelijke MKB-regelingen, dat er ook gekeken wordt vanuit de ambtelijke expertise waar dat aan kan liggen en hoe daar meer uitgehaald kan gaan worden?
64
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat is een punt van zorg dat wij zeker zullen meenemen. De heer DIJKSTRA: Mag ik vragen aan de heer Jager of dit nu een specifiek noordelijk probleem is, of dat dit gewoon een landelijk probleem betreft? Op welk onderzoek baseert u zich? De heer JAGER: Ik moet u de directe concrete bronvermelding even schuldig blijven, maar in een onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van EZ vorig jaar is uitgevoerd is een overzicht te zien waar de regelingen neerkomen en daar zit een bovengemiddeld gedeelte in het Randstadgebied en ik dacht in het gebied rond Eindhoven. Verder een klein beetje Twente en omgeving, maar in het Noorden was het erg leeg. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Het is natuurlijk zo dat wij een groter aandeel MKB en vooral KB hebben, dus misschien is het best landelijk het geval dat het KB daar minder gebruik van maakt, maar wij hebben daar wat meer last van omdat de sector groter is. Het is overigens ook zo dat die brancheorganisaties natuurlijk ook aan de bak zijn. Wij weten bijvoorbeeld uit dat leerbanenplan dat het MKB-Noord behoorlijk wat kan klaarspelen, dus dat kan daar natuurlijk ook zelf een rol in spelen. De CDA-fractie vraagt met betrekking tot de Eemshaven naar een ruimtelijke economische visie. Ik denk dat het wijs is om daar bijvoorbeeld een notitie over te maken die iets zegt over de Eemsdelta in het kader van De Koers Verlegd, Pieken in de Delta en hoe wij daar in de toekomst mee omgaan. Er is een aantal bouwstenen, Seaports heeft zelf een Masterplan en wij hebben in het gebiedsprogramma Eemsdelta een bedrijventerreinenvisie opgesteld. Wij zijn in Delfzijl – dat betrek ik er ook maar even bij – bezig met een Masterplan Oosterhorn, maar op basis daarvan zouden wij zelf wel eens kunnen aangeven hoe wij zelf de rol van de Eemsdelta zien in het kader van Pieken in de Delta. Dat zou ik willen toezeggen. Ik koppel daar nu even het creatieve idee aan vast om braakliggende grond te besteden aan de teelt van biomassa. Ik zou dat graag aankaarten in het kader van de gemeenschappelijke regeling bij Seaports of zich dat verdraagt met de doelstellingen van de bedrijventerreinen. Als dat kan moet dat gewoon gebeuren, het lijkt me gewoon een heel mooi idee. De VVD sprak over Ecodock. Het is inderdaad zo dat de situatie nu twee jaar later wel fundamenteel anders is, er is namelijk een initiatiefnemer – financier –, die een behoorlijke investering denkt te gaan doen. Dit gaat om een bedrag van € 65 miljoen. Dat betekent dat dit initiatief van gedaante verandert en nu echt een trekker heeft. Wij zullen uiteraard veel medewerking verlenen, in elk geval aan de procedures om dat mogelijk te maken en wij zullen dat heel serieus tegemoet treden. Maar wij zullen dat aan beide kanten goed bekijken. De VVD-fractie had een suggestie daarbij, waarbij ik dat wel begrepen zou hebben. Ik heb dat inderdaad begrepen, namelijk de inzet van die middelen die nog staan voor de buitendijkse werf, want het gaat hier eigenlijk ook om een werf, dat is volgens mij op dit moment een beetje prematuur. Wij moeten eerst: a. kijken wat er gaat gebeuren, b. wat er nodig is en c. of daar middelen nodig zijn en of dat dan zou moeten worden ingezet. U heeft de suggestie gedaan, wij houden dat in het achterhoofd. De heer HAASKEN: Voorzitter, de heer Gerritsen spreekt hier over procedures en zelfs ook over geld, maar waar heel specifiek om gevraagd is, is of hij zich wil inzetten op diverse bestuurlijke niveaus voor wet- en regelgeving op het gebied van scheepsontmanteling. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij zullen nagaan hoe die discussie staat, wij denken dat dit in eerste instantie een zaak is die op Europees en landelijk niveau speelt, maar dat zullen wij gaan inventariseren.
65
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
De heer HAASKEN: Ja, die discussie speelt daar, maar het is de vraag of u zich daar ook voor wilt inzetten en uw invloed daar wilt aanwenden. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat wil ik in principe wel, als dat nut en zin heeft. Dat kan ik op dit moment niet overzien. Het volgende punt kwam van het CDA en betrof de jeugdwerkeloosheid. Daar gebeurt op dit moment veel, de benadering in het algemeen moet zijn dat jongeren zo snel mogelijk – ook als ze uitkeringen aanvragen – weer actief worden. Groningen@Work is daar een heel goed voorbeeld van, waar gedurende zes weken een intensief traject plaatsvindt waarbij ook sollicitaties en vacatures bekeken worden, daar vindt een heel actieve en effectieve aanpak plaats. Een ander punt is dat de sleutel natuurlijk ligt bij een goede opleiding. Mensen die goed opgeleid zijn komen aan de slag. Als het gaat om beroepsopleidingen, dan moet die opleiding plaatsvinden in de praktijk. Ik heb zo-even het MKB-leerbaneninitiatief genoemd. Men heeft dat nog kracht bijgezet door een bustour te organiseren door Noord-Nederland, waarbij 470 leerbanen zijn gerealiseerd. Wij hebben dat project ook ondersteund. Dat zijn heel wezenlijke bijdragen omdat daarmee perspectieven gecreëerd worden, nu gaat het erom om – via het CWI – dat wij die leerbanen ook gaan invullen. U weet verder dat wij ons sterk maken voor de praktijkcentra, daar gaat het allemaal om leren in de praktijk, om mensen op niveau te brengen zodat ze aan het werk kunnen komen. Feit blijft echter dat – wat Hans de Boer van de Taskforce Jeugdwerkloosheid ook stelde – de economische groei natuurlijk de belangrijkste factor is. Als wij dat kunnen realiseren, heeft dat een positief effect op de jeugdwerkeloosheid. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, wij hebben de heer Gerritsen enige malen gevraagd om inzicht in de ontwikkelingen van de toepassing van het Plan Heinen, daar praten wij ook over jeugdwerkloosheid, maar ook over oudere werkelozen. Er is sprake van geweest dat er straks een groot tekort ontstaat wegens vergrijzing in een bepaalde categorie mensen qua opleiding. Dat is het specifieke terrein waar het Plan Heinen zich eigenlijk op richt. Ik ben geïnteresseerd of daar ondertussen al iets meer duidelijkheid is. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik heb u toegezegd om daarover te rapporteren en precies aan te geven hoe de stand van zaken is. De heer Swagerman stelde vragen over de Life Sciences. De kern van zijn betoog kwam erop neer om het concreet en afrekenbaar te maken en ervoor te zorgen dat daar meerwaarde uitkomt en dat dit structuurversterkend gaat werken. Dat is een zaak die wij meenemen. Wij hebben een onderzoek laten uitvoeren in die sector wat structuurversterkende elementen zouden kunnen zijn. Een daarvan betreft het Kennis Conversie Fonds. Wij hebben het daar uitvoerig over gehad, maar er zijn andere elementen om bedrijvigheid aan te jagen en bedrijvigheid te versterken en daar zullen wij ook met nadere voorstellen komen, voordat nu met De Koers Verlegd aan de slag wordt gegaan. De VVD-fractie vroeg naar het chemiepark Delfzijl. Daar gaat zich over enige termijn een grote vervangingsvraag voordoen, is veel vergrijzing en daar ligt een duidelijke opleidingsvraag. Wij hebben daar concreet een project lopen met het mobiliteitscentrum om te zorgen dat daar mensen opgeleid worden en dat aan die vervangingsvraag voldaan kan worden, want het chemiepark Delfzijl is een van de belangrijkste trekkers van het gebied. Daar zijn veel ontwikkelingen gaande, zeker met die nieuwe chloorfabrieken. In veel van die bedrijven zit weer perspectief. Steeds meer perspectief mag ik wel stellen en daarom is het wel van belang dat je over goed personeel kunt beschikken. Nu wil ik kort ingaan op Antheus en Aldel. Bij Aldel zal het energievraagstuk aangepakt worden door een elektriciteitscentrale te bouwen en op een andere manier in de energie te voorzien. Daar zijn perspectieven.
66
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
Daar liggen in de vergunningensfeer nog een aantal vraagstukken waar goed naar gekeken moet worden, maar het beeld van Aldel is beter dan het een aantal jaren geleden was. Bij Antheus kwam geloof ik in de commissie de heer Jager met een voorstel om hierover een hoorzitting te organiseren of er in elk geval aandacht aan te besteden hoe de stand van zaken is bij alle projecten. Dat overzicht hebben de Statenleden ontvangen in een brief. Er is een aantal bedrijven ontstaan, dus ondanks dat de markt op een aantal punten niet altijd heeft meegezeten, is er toch sprake van een aantal erg interessante ontwikkelingen. Het punt van de ID- en de WiW-banen van de PvdA. Dit is ook kort aan de orde gekomen in de commissie. De PvdA spitst dat nu toe op de cultuursector en op de musea. Het is echter een breed thema. De reïntegratie speelt in alle gemeenten, het nieuwe beleid zal een verschuiving gaan betekenen naar snelle maatregelen voor instromers omdat daarmee de meeste winst te halen is, voor de mensen zelf, maar ook in financiële zin. Daardoor dreigt een minder kansrijke groep buiten de boot te vallen. De gemeente Groningen wil dat afbouwen, zoekt naar alternatieven en al die gemeenten zijn eigenlijk allemaal bezig in een proces om dat reïntegratiebeleid en de gesubsidieerde arbeid anders uit te voeren. Ik heb u toen al gezegd dat wij in kaart zullen brengen hoe die processen lopen en wat daar allemaal gebeurt, wat voor keuzen voorliggen, welke oplossingen gevonden worden in die regio’s en hoe men daarmee omgaat, om daar ook van te leren. Sommige gemeenten vinden daar creatieve oplossingen en vinden vormen van gesubsidieerd werk of alternatieven daarvoor die mogelijk ook elders bruikbaar kunnen zijn. Daarvan zal een inventarisatie gemaakt worden en dat zal specifiek ook voor de museumsector gaan plaatsvinden. Het is overigens bekend dat het Museumhuis daar ook specifiek een inventarisatie over heeft gemaakt. Deze heeft in zijn notitie geraamd dat zo’n dertig mensen daardoor in de problemen dreigen te komen. Dat zal ook nog bestudeerd gaan worden. Op basis daarvan zal de commissieleden een notitie gestuurd worden, waarin wordt uiteengezet hoe het College daar tegenaan kijkt en op welke manier het in deze kwestie met gemeenten om wil gaan. Wat wij wel erg belangrijk vinden is dat wij de verantwoordelijkheid bij gemeenten laten, dat gemeenten zelf die brede afweging gaan maken en gaan onderzoeken hoe ze oplossingen vinden op het punt van gesubsidieerde arbeid en hoe men daarmee om zal gaan. Ik denk dat je uit moet kijken dat je niet op de stoel van de gemeente gaat zitten, maar dat hen de afweging gelaten moet worden en dat men iets gaat overnemen dat eigenlijk bij de gemeente thuishoort. Maar dat proces moet wel ondersteund worden. Dus een onderzoek, knelpunten in beeld brengen, mogelijke oplossingen zoeken en bestuderen op welke manier wij daar vanuit de provincie mee om zouden kunnen gaan. De heer DIJKSTRA: Voorzitter, dit voorstel richt zich specifiek op de cultuursector. Dat is ook beargumenteerd, omdat wij daar een structurele subsidierelatie mee hebben en het gaat om een sector waar deze problematiek – de cijfers van het Museumhuis ondersteunen dat – vrij fors en omvangrijk is. Dit gebeurt in een sector waar de provincie ambities en een aantal doelstellingen heeft. Betekent dit ook dat de gedeputeerde in de beantwoording en in het onderzoek juist ook wat extra aandacht geeft aan die sector? Wij beseffen dat dit gaat om brede problematiek die in meer sectoren speelt, maar onze beargumentering is juist gericht op deze sector omdat daar als provincie een heel duidelijke beleidsrelatie ligt. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat zeg ik u toe, dat lijkt me goed om te doen. De heer SWAGERMAN: Voorzitter, valt er om deze notitie wat sneller tastbaar te maken ook een termijn aan te geven waarop dat verwacht mag worden, en meteen daarop volgend per wanneer dat geïmplementeerd gaat worden? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat moet grondig gebeuren, ik denk dat wij in oktober met die notitie komen en dan zullen wij daar concreet voorstellen inzetten hoe wij dat denken aan te pakken.
67
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
De heer VAN DER PLOEG: De PvdA-fractie vraagt met opzet om die notitie vóór de begrotingsbehandeling, zodat wij als Staten daar rekening mee kunnen houden. Wat dat betreft zou ik wel willen aandringen op spoed, maar vanuit onze fractie bestaat ook de behoefte om wat breder naar de subsidierelaties te kijken, omdat daar inderdaad de doelstelling ten aanzien van het beleid aan gekoppeld is. Dat is niet alleen beperkt tot de cultuursector. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Wij gaan dat echt proberen, het lijkt me echt wenselijk en ik begrijp die afweging. Mevrouw BOON-THEMMEN: Wilt u in die notitie ook de overweging meenemen dat die musea vooral ook een bovenlokale functie hebben? De heer HOLLENGA: Voorzitter, er wordt nu al een drietal opmerkingen gemaakt naar aanleiding van een notitie bij een motie. Ik wilde daar in tweede termijn op terugkomen, maar er worden nu een drietal moties voorgelegd vanuit de PvdA waar men op zich heel positief naar kan kijken. In al die moties wordt echter wel weer gevraagd naar een notitie van het College, rekening houdend met de notitie van de PvdA die eraan vastzit. De gedeputeerde geeft nu ook al aan dat daar breder naar gekeken gaat worden. Ik zou willen voorstellen om die drie moties op zich in stemming brengen, maar laten wij de bijgaande notities als uitgangspunt in notitie nemen in een discussie in de commissie opdat andere partijen ook hun inbreng kunnen leveren welke kadernotities zij willen ontvangen van het College. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Maar voorzitter, is het niet verstandig als u straks aangeeft wat u denkt dat in die notitie van het College zou moeten staan? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, op zich kan ik de opmerking van de heer Gerritsen volgen, het is alleen wel zo dat wij ook in een wat breder kader misschien wel over die onderwerpen willen doorpraten. Niet alleen in de kleine fractie zoals die hier aanwezig is, maar in de grotere fractievergadering. De VOORZITTER: Dat kan toch, want het komt straks toch terug? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): GroenLinks vraagt naar de arbeidsongeschiktheidsverzekering van kleine zelfstandigen. Die is op landelijk niveau komen te vervallen, daar ligt een gat. GroenLinks vraagt of de provincie op dit punt initiatief zou willen nemen. Ik denk dat op dit moment een initiatief vanuit de branches en de verzekeraars zou kunnen komen om tot uitwerking te komen. Wij vinden het niet op ons pad liggen om daar nu op dat punt zelf activiteiten te gaan ontplooien. Dat zou de sector zelf moeten oppakken. De heer VAN DER PLOEG: Het punt dat wij naar voren brengen in de motie is niet zozeer wie het initiatief neemt, maar dat het op regionaal niveau gebeurt. Op dat punt denk ik dat de provincie wel degelijk hier een eerste stap zou kunnen zetten, bijvoorbeeld via de Kamer van Koophandel om te polsen wie dat dan daadwerkelijk vanuit een commerciële invalshoek zou kunnen trekken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, de vraag terug is dan waarom de heer Van der Ploeg dan denkt dat dit op regionaal niveau zou moeten. Je zou kunnen stellen dat dit op landelijk niveau door de branche en de verzekeraars zou moeten gebeuren.
68
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
De heer VAN DER PLOEG: Wij hebben zelf geconstateerd dat dit initiatief in verschillende regio’s en steden al een keer is genomen, wij hebben dat eenvoudig gekopieerd naar deze regio omdat het probleem hier ook aanwezig is. Mevrouw BOS: Voorzitter, de stad Nijmegen heeft daar heel veel succes mee geboekt, misschien zou u daar kunnen informeren. Dat is wel stedelijk, maar op zich is het een idee dat navolging verdient; waarom gebeurt dat niet provinciebreed? De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, wij kiezen er toch voor om het initiatief te laten bij de branches of de verzekeraars en of dat verder regionaal, stedelijk of landelijk gaat plaatsvinden is het aan hen. Een korte opmerking nog over de economie met betrekking tot airport Eelde. Het is heel boeiend hoe de heer Slager Seaports afzet tegen het airport Eelde. Dat zijn twee heel verschillende activiteiten, toch zijn het beide havens. In de uitstraling is inderdaad een enorm verschil, maar niet in de dynamiek. U heeft behoefte om daar wat meer over geïnformeerd te worden en ik denk dat dit een heel duidelijke boodschap is. Ik zal de boodschap overbrengen om op dat punt misschien nog wat meer aan de PR te gaan doen. Ondertussen zijn tal van processen gaande die niet alleen met de baanverlenging te maken hebben, maar ook met de ontwikkeling van de luchthaven. Op zich is daar voldoende te melden. Een groot aantal fracties heeft een groot aantal vragen gesteld over energie. Een aantal van u – fracties van D66 en VVD – is ingegaan op Energy Valley. Dat is een project waar wij trots op mogen zijn, van start is gegaan en wat veel in gang heeft gezet. Het is nu zaak om dat zodanig voortgang te laten vinden, zodat dit ook leidt tot meer structuurversterking en meer concrete bedrijfsmatige activiteiten. Daar zijn al allerlei zaken gebeurd, maar daar wil het College wat meer gericht en steviger naar toe werken op de aanwezige drie lijnen. De lijn van duurzame energie – een aantal van u heeft in het kader daarvan vragen gesteld aan het College – wordt voortgezet. Wat betreft kennis mag het als bekend worden verondersteld dat vanuit die kennis heel veel bedrijvigheid ontstaat die men nodig heeft om ook verder te komen en de bedrijfsmatige activiteit te genereren. Op dit moment heeft het College een plan bijna klaar om de zaak opnieuw te herstructureren en opnieuw daar een impuls aan te geven en te zorgen dat de financiering de komende 2½ jaar geregeld is, want daarna dan is het ook een van de grootste speerpunten in De Koers Verlegd. Op dit soort punten waar wij echt verschil maken en excelleren, dáár moeten wij op inzetten, D66 wees daar ook al op. Van Life Sciences kan gesteld worden dat niet alleen Leiden hier voorop loopt, maar dat Amsterdam en Groningen een hele goede tweede plaats innemen. Die kansen moeten wij zeker niet laten liggen. Collega Calon heeft zonet al kort gereageerd op mestvergisting, biogas en alles wat daar met de ruimtelijke ordening, economische vraagstukken en milieuvraagstukken te maken heeft. Ik denk dat dit een heel belangrijk onderwerp is. Ik denk dat een deel van het potentieel van de duurzame energie juist zit in die biomassa. Dat is dus echt een onderwerp waar zowel Energy Valley – maar ook wijzelf – heel veel aandacht aan zullen en blijven besteden. U weet dat wij een potentieelstudie hebben gedaan om te kijken waar de mogelijkheden liggen om de CO2-uitstoot tegen te gaan. Die liggen vooral – voor een groot deel – bij energiebesparing, maar natuurlijk ook voor een belangrijk deel bij duurzame energie, waarvan windenergie en biomassa de belangrijkste plaatsen innemen. De SP vroeg nog naar een alternatieve centrale. De SP moet straks even nader specificeren wat hier precies bedoeld wordt, want er bestaan op dit punt diverse initiatieven: een gasgestookte centrale in de Eemshaven van Eneco of een op koolzaadolie gestookte centrale? Welk initiatief heeft de SP voor ogen? De PvhN vroeg naar het Duurzaamheidscentrum Lauwersoog. Op 24 februari van dit jaar is een brief gestuurd over dat Duurzaamheidscentrum. Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd en dat hebben wij bekeken en beoordeeld.
69
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Gerritsen
Wij zijn van mening dat de prognoses van de bezoekersaantallen en van de exploitatie te weinig onderbouwd zijn en de inhoud te weinig uitgewerkt en onderbouwd. Het is een interessant concept dat echter nog niet ver genoeg is uitgewerkt. Op dit punt vinden wij een pas op de plaats nu de juiste keuze, wij vinden dat het initiatief door de initiatiefnemers of door anderen eerst verder moet worden uitgewerkt. Dan zullen wij bezien of en hoe wij daarbij betrokken kunnen zijn. In elk geval hebben wij gesteld zelf geen trekker te zijn van dat initiatief. Het klimaatbeleid: wij hebben dat stap voor stap opgebouwd en hebben een studie gedaan naar waar de mogelijkheden liggen: energiebesparing, duurzame energie. Wij hebben dat uitgewerkt in een programma en een BANS-aanvraag gedaan omtrent een subsidie van het ministerie van VROM. Dat speelde vorig jaar en is toegekend. Daarmee is al een heel groot deel ingevuld. De doelstelling is om ons aandeel te leveren, zoals dat ook in het POP is vastgesteld. Dus de evenredige doelstelling inkleuren voor de provincie om een bijdrage landelijk te leveren. Wij zagen dat daar nog een paar zaken extra konden, dat is de reden dat wij in de Voorjaarsnota hebben gesteld – waar de heer Bleker net ook over sprak – dat wij dat graag willen intensiveren met € 100.000. Over die dekking heeft u net antwoord gekregen dat dit per jaar bekeken zal worden, maar dat wij daarvoor staan is helder, juist ook om dat beleid goed uit te voeren en nog wat accenten aan te leggen. Die accenten zijn de energiebesparing in de bestaande bouw – het project Lewenborg in het Zonnetje wordt uitgebreid –, je ziet namelijk dat in de bestaande bouw van 20-30 jaar geleden nog geweldig veel winst te halen is als het gaat om betere isolatie en energiebesparing. Dat zullen wij ook samen met woningbouwcorporaties doen en dat zijn trajecten die ook echt op korte termijn gaan scoren om de CO2-uitstoot tegen te gaan. Wij zullen voorts inzetten op energiebesparing in het kader van de ISV-programma’s, daar liggen ook heel veel mogelijkheden. De Vliegende Brigade-methode zogezegd, dus om ervoor te zorgen dat anderen beter gaan werken op het terrein van het klimaatbeleid zodat daar een versnellings-vermenigvuldigingseffect bewerkstelligd kan worden. Het laatste punt betreft de milieuvergunningen. Wij moeten gebruik maken van de mogelijkheden voor energiebesparing in die milieuvergunningen. Dat is de lijn waarop wij werken. Wij denken dat wij daarmee de doelstelling invullen zoals wij dat ook zijn overeengekomen in het POP. Daar staan wij voor en dat beleid willen wij nu goed en stevig gaan uitvoeren. GroenLinks kiest ervoor om dat te intensiveren, maar dat is op dit moment niet de keuze van het College. Wij denken dat wij met de projecten die wij hebben en een aantal projecten in het energieconvenant veel korte-termijnresultaten kunnen neerzetten op het punt van CO2-besparing en dat het niet alleen zo is dat wij met strategische lange-termijnkwesties of met economische projecten bezig zijn. Dat beeld wil ik bestrijden. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter, hetgeen de gedeputeerde verkondigt is heel duidelijk, maar dit is niet het beeld dat in het amendement en de bijbehorende toelichting wordt geschetst, dus dat zouden wij ook niet willen beweren. Wij pleiten echter wel degelijk voor een intensivering en dat is ook nodig, omdat een heleboel gemeenten hierbij betrokken moeten worden. Naar ik aanneem is dat ook de doelstelling van het College. Hoe kan dat beter dan door gewoon daadwerkelijk in concrete projecten te investeren? De gedeputeerde is met een heleboel bezig, maar er zijn vrij weinig concrete projecten en heel veel beleid en wel degelijk ook veel lange-termijnprojecten. Daarvan wil ik het belang niet onderschatten, maar het andere belang zouden wij ook willen benadrukken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, ik ben in elk geval blij dat de heer Van der Ploeg stelt dat dit beeld niet neergezet wordt en dat dit niet de bedoeling is. Natuurlijk gaat het erom heel veel gemeenten te benaderen, dat is hier ook de inzet via vergunningen, via de ISV-methodiek en via projecten als ‘Groningen in het Zonnetje’. Er loopt al een aantal projecten: waterzijdig inregelen, warmte/koudeopslag, een experiment met mestvergisting, kleinschalige windenergie, rijden op aardgas. Het is niet allemaal papier, wij zijn concreet bezig met projecten en wij zijn ook nadrukkelijk bezig met wat u vraagt, namelijk zoveel mogelijk met die gemeenten samen dat allemaal uitvoeren.
70
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Mulder
Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter. Groningen vergrijst, de extramuralisering zet door, het ziektekostenstelsel gaat veranderen en de WMO komt eraan. Al met al is de boom van welzijn en zorg behoorlijk aan het schudden. Wat betekent dat schudden nu voor onze provincie? Wij hadden 1½ jaar geleden de Regiovisie 'Zorg in Samenhang' vastgesteld samen met zorgaanbieders, woningbouwcorporaties en gemeenten. In de inhoud en uitgangspunten van deze visie kunnen wij ons nog steeds vinden, maar gaandeweg veranderde de rol van de gemeenten en die pakken dat op dit moment ook op. Wij hebben gesteld dat wij in ons welzijnsbeleid gemeenten in elk geval willen ondersteunen, daar waar het gaat om goede nieuwe structuren neer te zetten voor wonen, welzijn en zorg. Verder zijn wij op dit moment voornemens om een aantal projecten in te gaan die te maken hebben met het thema wonen, welzijn en zorg, waarbij wij ook heel bewust ingaan op het thema wonen. Wat betekent het voor een inrichting van een gebied wanneer je weet dat dit stelsel anders wordt en ook anders gaat plaatsvinden? Dan wordt het denk ik ook maar tijd om hier in huis maar eens een notitie op te stellen hoe de zaken zich nog verhouden tot elkaar. Onze regiovisie die wij hebben, onze nota Ruimte en Wonen en ons nieuwe gebiedsgericht beleid. Het zal een integrale notitie worden en dat behoeft geen dik boekwerk te worden, maar een notitie die aan gaat geven waar onze rol is als provincie, hoever die reikt en waar die over gaat, wat wij voornemens zijn te gaan doen op dit thema zodat wij daar samen met uw Staten over kunnen debatteren. Het is een moeilijk punt, want als wij kijken naar de WMO – ik was onlangs bij de TweedeKamercommissie – dan staat daar zegge en schrijve over de rol van de provincie één zin in de wet en één zin in de Memorie van Toelichting en dat is dat wij een ondersteunende rol hebben richting de gemeenten en daar houdt het op. Maar dat kan men zo breed en zo klein mogelijk maken als men dit zelf interpreteert en ik denk dat het goed is dat wij juist die breedte moeten kunnen aangeven vanuit dit provinciehuis. Ik ben voornemens om namens GS te komen met een notitie waarin dit aan de orde zal komen, zodat wij ook in de toekomst projecten en aanvragen die wij daarvoor krijgen, maar ook in ons eigen welzijnsbeleid en inzet in het gebiedsgericht werken, kunnen aangeven waar de grenzen van de provincie liggen en waar de mogelijkheden en kansen zijn. Óók daar waar het niet alleen om gemeenten gaat, maar ook om zorgaanbieders, woningbouwcorporaties en andere spelers in het veld. Er is vandaag al iets gezegd over jeugdzorg. Het afgelopen jaar is jeugdzorg hier vaak aan de orde gekomen en dat gaat op 13 juli nogmaals gebeuren. Ik wil hier melden dat ik in elk geval de Meldweek Jeugdzorg en de aanbevelingen die gedaan zijn serieus neem en op 13 juli met verbeterplannen en ideeën zal komen, mede naar aanleiding van een aantal acties die landelijk gaande zijn – bijvoorbeeld de jeugdzorgbrigade die op dit moment met een lijst van aanbevelingen en conclusies is gekomen of aan het Deltaplan vanuit justitie. Ik wil toch terugkomen op de kindertelefoon… De heer HEMMES: Voorzitter, ik heb in mijn bijdrage net een opmerking gemaakt over de verwachting van de staatssecretaris met betrekking tot de wachtlijsten, heeft de gedeputeerde daar nog een reactie op? Mevrouw MULDER (gedeputeerde): In zoverre dat de staatssecretaris landelijk heeft toegezegd dat de wachtlijsten per 1 december 2006 op nul zullen staan. Ik heb zelf - en vanuit het IPO - dit geluid ook weergegeven richting de staatssecretaris dat dit wel landelijk geroepen kan worden, maar dat dit een ingewikkeld traject is en dat wij als provincie de lead hebben, want het is toch een gedecentraliseerde taak, en afspraken hebben met ons bureau Jeugdzorg en de zorgaanbieders om die wachtlijsten weg te werken. Zij heeft inmiddels bedragen beschikbaar gesteld, die vallen voor Groningen met € 65.000 helaas laag uit, maar desalniettemin zullen wij onze verantwoordelijkheid nemen om in elk geval met de gelden die u beschikbaar heeft gesteld ons plan aan te houden met betrekking tot die wachtlijsten.
71
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van gedeputeerde Mulder
De heer HEMMES: Voorzitter, dat jaartal 2006 is juist, maar zij heeft verder gesteld dat de AMK’s eind 2005 – dus over een half jaar – opgelost zouden zijn. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Ik heb inmiddels aan het ministerie gezegd dat dit wel makkelijk geroepen kan worden, maar dat het zo niet werkt, omdat je mensen eerst moet inwerken. Dat die wachtlijst weliswaar naar nul moet, maar dat je daarvoor wel reële termijnen in acht moet nemen. Voorlopig houd ik onze lijn nog aan, ik krijg van Bureau Jeugdzorg te horen dat die wachtlijst inderdaad iets sneller afneemt dan dat wij als target meegegeven hadden, maar dat ze eind 2005 echt op nul staan, dat kan ik niet garanderen. De onderwijsachterstanden. Als wij kiezen voor zelfredzaamheid van kinderen en jongeren van 0-23 jaar dan zou je bijna kunnen zeggen, hoe eerder hoe sneller. Hoe vroeger je eigenlijk werkt aan de achterstanden van zo’n kind, hoe beter de kans is op succes in een verder verloop van de schoolloopbaan. Wij hebben daar in ons beleidsplan met betrekking tot onderwijs ook het een en ander over gezegd, dat wij met name aandacht willen besteden aan de vroeg- en voortijdige educatie, ondersteuning willen geven aan de professionalisering daarvan, aan de overdracht van basisonderwijs en voortgezet onderwijs, maar ook aan vroeg- en voortijdige educatie richting het basisonderwijs, dat wij ook aandacht aan die aansluiting willen besteden en dat ook willen ondersteunen en dat wij samen met gemeenten zullen moeten kijken hoe dat nog verbeterd kan worden. Je zou dus kunnen zeggen dat motie 1 binnen de kaders van ons onderwijsbeleid valt. Wij willen die maximale toerusting faciliteren en stimuleren, dat hebben wij de afgelopen periode via het gebiedsgericht werken ook al gedaan, dat hebben wij in Westerkwartier gedaan, in Noord-Groningen, in Stadskanaal en in Vlagtwedde en wij zouden een nota – plan – willen opstellen om te bestuderen hoe dat via het gebiedsgericht werken verbreed zou kunnen worden. Wat dat betreft kunnen wij goed leven met motie 1. Het amendement van D66 gaat iets verder. Dat gaat eigenlijk van 0 tot 99 jaar, wij hebben net een notitie vastgelegd waar wij allemaal ja tegen hebben gezegd, de Staten hebben het goedgekeurd en ik wil het dus ook laten bij 0-23 jaar. Wel wetend echter dat permanente educatie belangrijk is voor mensen, maar het niet in ons beleidsplan onderwijs zit. Het armoedebeleid: wij nemen motie 5 – maar dat was wel te verwachten – graag over en willen deze uitvoeren omdat wij ook in onze brief aan u al twee keer hebben aangegeven dat een voedselbank niet noodzakelijk zou moeten zijn. Het CDA heeft met betrekking tot participeren al aangegeven – en dat hebben wij natuurlijk ook als eerste in ons collegeprogramma gezet en ook in het nieuwe beleidsstuk welzijn is dit opgenomen – dat dit meedoen in de samenleving ontzettend belangrijk is voor de Groningers. Wij zien sport niet alleen als middel om gezond te worden, maar sport is ook leuk, laten wij dat ook maar erkennen. Wij kennen natuurlijk ook de topsport wat erg tot de verbeelding spreekt, maar wij zien sport ook als middel om mee te kunnen doen en te integreren in die samenleving. Dat geldt ook voor specifieke doelgroepen. Gemeenten hebben zich inmiddels uitgesproken dat zij een BOS-aanvraag – buurt, onderwijs en sport – zullen sturen naar VWS, die met name dit item ook van integratie, maar ook van bewegen en gezondheid in zich heeft. Wij hebben gezegd dat wij dat als provincie gaan ondersteunen. Binnenkort komt er een nieuwe sportnota uit, die zal zich eigenlijk bewegen op het vlak van de BOS-aanvraag. Vervolgens komt de gezondheid daarbij aan de orde, sport als ondersteuning naar de sportverenigingen… De heer HILVERTS: Kan de gedeputeerde de term ‘binnenkort’ wat concretiseren? Mevrouw MULDER (gedeputeerde): De sportnota komt na het reces naar u toe. Daarnaast vinden wij het erg belangrijk dat het element bewegen voor 55-plussers meegenomen wordt.
72
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van de Voorzitter
De heer HOLLENGA: Voorzitter, in onze bijdrage refereerde ik aan bepaalde cijfers uit het sociaal rapport. Het is natuurlijk heel goed als die gemeenten net als bij het vorige project allemaal weer mee gaan doen, maar gaat u dan ook bepaalde afspraken proberen te maken met die gemeenten waar ze binnen een of twee jaar staan als het gaat om participatie in sport of andere zaken? Gaat u ook meetpunten inbrengen in die afspraken met de gemeenten? Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Dat is wel de bedoeling, maar dat zullen de gemeenten sowieso al moeten doen richting het ministerie, dus dat komt dan mooi overeen. Het is zo dat wij een aantal indicatoren zullen aangeven die bepalend zullen zijn voor de successen die er bereikt moeten worden. Wat betreft het punt van mevrouw Bos kan ik stellen dat 25% van de catering al biologisch is in het provinciehuis. Ik weet niet of mijn bakje groente of yoghurt van tussen de middag hieronder valt, maar u krijgt binnenkort een detaillijst met wat al wel en niet beschikbaar is op dit gebeid. Wat betreft de auto’s zullen wij gaan kijken naar de mogelijkheden. Er is een aantal jaren geleden een onderzoek gedaan of het mogelijk zou zijn dat het wagenpark op aardgas zou gaan rijden. Daar stuitte het op beschikbaarheid en niet-beschikbaarheid in bepaalde gebieden, wij leven nu een aantal jaren verder, dus wij zullen onderzoek ernaar gaan doen wat daar de mogelijkheden zijn. Daar wordt u nog over geïnformeerd. De VOORZITTER: Een paar korte opmerkingen van mijn kant. De heer Luitjens heeft een opmerking gemaakt over de veiligheidsregio. Ik mag als woordvoerder veiligheid van het IPO al die gesprekken voeren met de minister over de superburgemeester, dan wel de CdK. U weet dat er een standpunt is geformuleerd door VNG en IPO –de veiligheidskoepel – waarin wordt gepleit voor handhaving van het huidige systeem. Dat heeft uiteindelijk geleid tot moties in de Kamer. Die moties zijn met algemene stemmen aangenomen, desalniettemin is de verwachting dat de minister zal komen met een wetsontwerp waarin het tegenovergestelde staat. De situatie in Groningen is dat met elkaar is overlegd of men vooruit zou gaan lopen op de nieuwe wetgeving, maar op verzoek van de burgemeesters doen wij dat niet. Dat betekent dat de CdK in de provincie Groningen nog altijd voorzitter is van het beleidsteam veiligheid zoals dat in Groningen geldt. Mevrouw Gräper heeft een hernieuwde motie ingediend over het uitzenden van Statenvergaderingen en commissievergaderingen. Zij heeft dat ook in een stuk toegelicht, niet alleen in de motie, maar ook in de achterliggende notitie. Nu is het zo dat je die motie natuurlijk goed in volgorde moet lezen, daar staat dan namelijk dat burgers op andere tijdstippen dan wanneer de vergadering plaatsvindt de vergaderingen moeten kunnen bekijken en beluisteren. Dat betekent dat wij iets moeten organiseren wat wij op dit moment niet hebben, namelijk het opbouwen van een archief. Intern kan op dit moment de vergadering die plaatsvindt gevolgd worden, maar dit wordt niet opgeslagen. Het moet u wel duidelijk zijn dat mocht dit wel gaan gebeuren, dit niet in het huidige kostenpatroon is opgenomen. In de tweede plaats hebben wij nu inderdaad een intern systeem. De veronderstelling in die notitie dat het een kleine moeite zou zijn en ook weinig kosten met zich zou meebrengen om de vergaderingen op internet te zetten is onjuist. Daarvoor zullen wij extra veiligheidsmaatregelen moeten nemen, anders gaat het hele systeem erop, dus hier moeten kosten gemaakt worden. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik geef in de notitie voor de duidelijkheid aan dat er daardoor in de eenmalige kosten een reductie is ten opzichte van het voorstel wat in het verleden voorlag, mede omdat de infrastructuur – als het gaat om het overbrengen op een internetomgeving – nu mogelijk is. De VOORZITTER: Jawel, maar u relateert aan de kosten die de vorige keer gemeld zijn en toen gingen wij uit van een ietwat andere situatie, dan wat nu in de notitie staat. Op het moment dat u die uitbreiding
73
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van de Voorzitter
doet – en daar heeft de heer Bultje in zijn interruptie al op gewezen –, dan introduceert u zaken die wij de vorige keer überhaupt niet in overweging hebben genomen. Dat laat onverlet dat het zou kunnen gebeuren. Ik geef alleen aan dat bij een aantal veronderstellingen er een opmerking hoort, en dat de samenwerking tussen de gemeente Groningen en een bepaald bedrijf daadwerkelijk interessant is, maar dat wij in de provincie ook een bestaande samenwerking hebben met een bedrijf. De logica dat, omdat het dáár interessant is, wij nu maar met hen mee zouden moeten gaan, is niet direct mijn standpunt. Maar kortom, deze discussie is nu een groot aantal keren gevoerd en ook de vorige keer is geconcludeerd dat wij het niet zouden doen. Ik denk dat wij nu niet de afspraak moeten maken dat de motie weer meegaat naar het Presidium toe, et cetera, want dat betekent dat de griffie waarschijnlijk weer opdracht krijgt om opnieuw vele notities te schrijven. Ik zou echt aan de fracties willen vragen om daar vandaag in de fractievergadering tussen de eerste en de tweede termijn een knoop over door te hakken, zodat wij aan het einde weten wat wij gaan doen, want ik weet hoe voorspelbaar het vervolgtracé is. Ik zou een beroep op u willen doen om ons dat te besparen. Ofwel wij doen het, of wij doen het niet, maar dan blijft het daar ook bij. De heer Hemmes heeft nog gesproken over de risicokaart. Hij wenste dat de smeerpijp en de NAM-locatie ook op die kaart zouden moeten komen. De eerste principiële vraag moet natuurlijk zijn: wanneer gaan wij over tot plaatsingop de modelrisicokaart, hoe hebben wij dat voorzien? De overgang van onze huidige risicokaart – want wij waren een van de eersten – naar de modelrisicokaart die dus een uitbreiding inhoudt, is voorzien voor januari 2006. Dat is dus de algemeen toegankelijke risicokaart en in 2007 moet dan ook de professionele kaart volgens de nieuwste normen zijn ingericht. Dat gaat wel uit van het feit dat iedereen nu meewerkt, want er zijn grote problemen zowel aan de softwarekant – dat kunt u zien op de site van Overijssel – als aan de kant van het aanleveren van gegevens. Want over het overgrote gedeelte van de gegevens die op de risicokaart gezet moeten worden, beschikken wij niet. Dat betekent dat anderen aan ons moeten aanleveren en de ervaringen op dat punt zijn niet al te best. Dat betekent al dat in de criteria van de risicokaart staat dat als 75% van de gegevens aangeleverd worden, deze op het net kan. Ik weet dus zeker dat wij straks constateren dat er individuele elementen op staan, waarvan wij op dat moment niet weten wat de exacte situatie is. Maar dan nóg ben ik er voorstander van dat wij het wel doen, want het levert een aanzienlijke grotere hoeveelheid actieve informatie op dan vandaag de dag. De smeerpijp vind ik een moeilijke kwestie, maar over de NAM-locatie heb ik recentelijk in de commissie Bestuur en Financiën opmerkingen gemaakt. Wat neem je nu wel op en wat niet? Er is op de risicokaart vanuit gegaan dat wij spreken over externe risico’s die buiten het terrein komen waarop de installatie staat. Bij de NAM-locatie was daar geen sprake van, niet in de risicobenadering, maar ook in het incident niet. Als dat als criterium genomen wordt, dan moet ik u er wel op wijzen dat daar bijna alle boerderijen op moeten. Want iedere boer die een eigen hoeveelheid dieselolie of anderszins op het terrein heeft – en dat zijn er velen – daarvan zul je dan een vermelding moeten doen op de risicokaart. Dat wordt dan een risicokaart die onwerkbaar wordt, maar vooral ook onleesbaar. Je moet op een bepaald punt toch een aantal criteria hanteren, waaronder het externe risico, dus wat buiten de installatie kan komen en waar derden mee geconfronteerd kunnen worden. Ik heb in de commissie Bestuur en Financiën aangegeven dat in de evaluatie van het incident in Warffum wij zullen moeten kijken of wij daar nieuwe dingen van kunnen leren en daar iets mee moeten doen. Maar allereerst is het de vraag of je ook een criterium moet hanteren om te voorkomen dat de risicokaart volstrekt onwerkbaar wordt, wat zou gebeuren als alles erop zou moeten. Vandaar de afbakening. Volgens mij waren dat de resterende punten. Ik stel u voor dat wij even thee of koffie gaan drinken, ik schors de vergadering voor een kwartier. De vergadering is geschorst.
74
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Antwoord van de Voorzitter Repliek van de PvdA-fractie
De VOORZITTER: De vergadering is heropend. Alvorens te beginnen aan de tweede termijn van de zijde van uw Staten wijs ik nog even op het initiatiefvoorstel van de fractie van D66 betreffende de referendumverordening. Ik heb aan het einde van de eerste termijn de opmerking gemaakt over de procedure. Ik heb nog even overleg gepleegd met mevrouw Gräper, die er begrip voor heeft dat de behandeling van de verordening en alles wat daarmee samenhangt natuurlijk meer tijd in beslag zal nemen dan dat het over twee weken ‘even’ behandeld zou kunnen worden. Men moet toch een keer met elkaar de uitgangspunten durven vast te stellen: is er een gevoel voor of is er geen gevoel voor. Het zou dus best zo kunnen zijn dat, uitgaande van de behandeling in de commissie zoals ik haar geschetst heb, op de zesde een heel kort uitgangspuntendebat plaatsvindt in de Staten, met name over de vraag of u er überhaupt aan wilt of niet. Het lijkt mij goed als u in staat zou zijn om in tweede termijn van uw kant te laten horen wat u van die gedachte vindt, zodat wij aan het einde de procedure kunnen vaststellen. Het woord is aan de heer Moorlag. De heer MOORLAG: Voorzitter, om te beginnen met uw punt van orde. De PvdA kan instemmen met een eerste opiniërend debat te voeren over het referendum op 6 juli voor het de commissie in gaat. Ik wil dat niet op voorhand weigeren. Er is nog een aantal punten blijven liggen uit de eerste termijn en de beantwoording. Allereerst de status van de moties van de PvdA, de nummers 1 tot en met 3. Er zijn wat vragen over gekomen. Hoe moeten die moties nu precies worden geduid? Het idee dat wij erbij hebben is dat wij de kaderstelling van de Staten wat verder wilden invullen, een probleem signaleren, een richting aangeven waarlangs dat probleem opgelost zou kunnen worden, het College uitnodigen om daar een notitie over te schrijven, vervolgens komt het wat ons betreft in de commissie terug vóór de begrotingsbehandeling. Daar vindt dan – zeg maar – het inhoudelijke debat plaats. In de Staten kan vervolgens de conclusie worden getrokken: iets wel of niet doen. Het is in onze optiek dan ook zo dat de andere partijen ook vrij zijn om daar opinies naast te leggen. Waar wij in feite om vragen is – ik heb dat wel eens huiselijk gezegd – een soort beleidsofferte van de kant van het College op basis van een probleemstelling die wij hebben beschreven om vervolgens op een later stadium te besluiten wat daar verder mee moet gebeuren. Voorzitter, een aantal punten dat nog is blijven liggen uit de eerste termijn. De verhouding bestuur en burger is heel nadrukkelijk aan bod geweest. Wij bespeuren in deze Staten dat er toch een aantal partijen erg op de koers zit van bestuurlijke vernieuwing, structuurveranderingen als antwoord op dat probleem. Zoals ik in eerste termijn ook heb gezegd is stijl van politiek misschien wel de belangrijkste sleutel… De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter. U had het over de drie moties van de PvdA en de status daarvan. Wij hebben daar in ons fractieoverleg ook over gepraat. De notities zijn inderdaad wat stevig om zo heel snel allemaal precies op waarde te schatten. Voor ons zou er geen enkel probleem zijn met de diverse moties als in de tekst van de moties het zinnetje: “Wij verzoeken het College van GS op basis van de notitie een voorstel uit te werken” zou ontbreken. Als dat verhaaltje ‘op basis van een notitie’ er niet in zou staan, is het helemaal open en is duidelijk dat er over het thema iets moet komen. De vraag is dus of u daartoe bereid zou zijn… De heer MOORLAG: Wat mij betreft mag u dat of schrappen, of interpreteren als ‘op basis van de probleemstelling’. De verhouding tussen burger en bestuur. Zijn structuurveranderingen nu de oplossing voor de kloof die er zit tussen de burger en het bestuur? In de opinie van mijn fractie is het zo dat de stijl van de politiek evenzeer van belang is. De gedeputeerde zei er al iets over: durf tonen, daadkracht tonen, draagvlak weten te creëren. Kijk bijvoorbeeld ook naar de discussie over de gekozen burgemeester.
75
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvdA-fractie
Waar het de burgers om gaat is dat zij een vertrouwenwekkende bestuurder krijgen. Als dat een benoemde is van het gehalte Job Cohen of van het gehalte Leers, dan maakt het de burger niet uit of dat een gekozen burgemeester is of een benoemde burgemeester, het is een burgemeester die draagvlak weet te creëren, die acceptatie weet te creëren. In het verlengde daarvan is natuurlijk voor ons ook de vraag: hoe bedrijven wij hier politiek? In de interrupties is daar al iets over gezegd, maar ik heb toch behoefte om daar nog kort iets over te zeggen. Het politieke domein of het domein van de politicus bestaat in onze ogen uit drie compartimenten. Het eerste compartiment is simpelweg goed bestuur, zorgen dat de rechtsstaat op orde blijft, dat er instituties zijn, dat de wetgeving in orde is. Dat is een belangrijke politieke taak. Het tweede compartiment is het politieke handwerk: het weten te krijgen van compromissen, het weten te organiseren van draagvlak, ervoor zorgen dat moties niet met de verhouding 53 tegen 2 worden weggestemd. Het derde compartiment is het stem geven aan de burger, het optreden als volksvertegenwoordiger, stem geven aan, agenderen, signaleren, noem maar op. Wat wij de laatste tijd te veel zien, is dat de politiek zich te veel in dat derde compartiment beweegt: het stem geven aan, de hijgerige politiek, de onrust vertalen en benoemen zonder acht te slaan op die eerste twee compartimenten. De PvdA-fractie streeft naar evenwicht tussen die drie compartimenten. Nogmaals, dan zijn structuurveranderingen niet direct het antwoord op het probleem dat zich op dit moment in de maatschappij zo manifest voordoet. In het verlengde daarvan, voorzitter, de verhouding tussen de bestuursorganen onderling. Daarover is ook het nodige gezegd. Europa, de SNN, gemeentelijke herindeling is door de SP genoemd. Het is een beetje de vraag waar wij naartoe moeten met de inrichting van het bestuur, wat de goede schaalgrootte is. Voor de PvdA is het criterium: waar kun je bestuurskracht ontwikkelen, waar kun je organisatorisch vermogen ontwikkelen, wat is een ideale schaalgrootte en wat is voldoende omvang? Door D66 is gezegd dat de noordelijke regio, gefuseerde provincies, ook een regio van betekenis zou kunnen zijn in Europa. Een regio met 1,5 miljoen inwoners, voorzitter, zou in de EEG anno 1957 met 6 lidstaten misschien een regio kunnen zijn, maar anno 2005 waar de EU 25 landen telt, telt een regio met 1,5 miljoen inwoners simpelweg niet mee. Iemand in Estland weet niet wat de regio Noord-Nederland is. Op die schaal zal dat ook nooit gebeuren. Dus of dat het goede antwoord is, voorzitter, weten wij niet. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, maar tegelijkertijd neem ik aan – diezelfde redenatie volgend van de heer Moorlag – dat de regio Groningen met 500.000 inwoners al helemaal geen rol van betekenis kan spelen in Europa, maar dat het tegelijkertijd natuurlijk wel zo is dat op het moment dat je een regio van 1,5 miljoen inwoners bent, je in combinatie met je Duitse buurpartners bijvoorbeeld wel een duidelijkere of een betere gesprekspartner bent dan als je dat alleen vanuit Groningen zou zijn. De heer MOORLAG: Voorzitter, wat mijn punt is, is: als je naar systeemveranderingen wilt, als je naar structuurveranderingen wilt, als je bestuurlijke vernieuwing wilt, als u zegt: “Sommige bestaande situaties zijn niet ideaal of die zijn niet perfect of zijn juist verre van perfect”, dan moeten wij niet wijken voor de verleiding om dat te gaan inwisselen voor een alternatief dat ook imperfect is of ook verre van ideaal is. Op zich blijft dat een zoektocht. Er zal een overtuigend verhaal moeten liggen voordat je echt met structuurveranderingen en met bestuurlijke vernieuwing gaat werken. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, dat is precies de reden waarom wij vragen om een onderzoek, omdat wij niet willen blijven ‘modderen’ in die imperfecte situatie, maar vooruitgang willen bieden om te kijken hoe het dan wel beter kan. Ik heb ook in mijn eerste termijn heel nadrukkelijk aangegeven dat wat ons betreft het beslist niet zo is – en zo staat het ook niet in de motie – voor morgen één landsdelig bestuur willen, maar dat wij via onderzoek op zoek willen gaan naar de mogelijkheden maar ook zeker de moeilijkheden van een verdergaande samenwerking en van het komen tot een
76
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvdA-fractie
landsdelig overleg, zodat je juist die imperfectie eruit haalt en ervoor kunt zorgen dat je daadwerkelijk een regio wordt waar je een beetje een stem aan kunt geven. De heer MOORLAG: Voorzitter, ik val even terug op wat ik zojuist zei over die drie compartimenten van politiek bedrijven. Politiek bedrijven is ook compromissen weten te bereiken, draagvlak weten te creëren. Ik stel twee dingen vast: dat er in deze Staten – tenminste als mijn inschatting juist is – geen draagvlak voor is, en dat dit evenmin het geval is in Friesland en Drenthe, zoals ik u heb horen stellen. Daarom moet je geen geld naar zo’n onderzoek gaan ‘smijten’. Het probleem van de bestuurlijke samenwerking doemt heel manifest op. De Zuiderzeelijn is genoemd. Er is ook iets gesteld over de opstelling van de landelijke PvdA-fractie. Er is gesteld dat wij als Statenfractie daar niet gelukkig mee zouden zijn. Daar kan ik maar een ding op zeggen: dat is inderdaad zo. Daar zijn wij ook niet gelukkig mee, dat wil ik gewoon volmondig beamen. Dat zet ook de verhoudingen in de samenwerking onder druk, maar, voorzitter, ik ben van nature een optimistisch mens en ik wil even terug naar het jaar 1594. Toen was de vraag aan de orde of Groningen, dat zojuist was bevrijd van de Spaanse onderdrukking, toegelaten zou kunnen worden tot de Unie van Utrecht. Daarover is een besluit gevallen door de andere zes partners in de Unie van Utrecht en het besluit is met vijf tegen één stem genomen. De tegenstem kwam van Friesland. Er is, voorzitter, ook iets gezegd over de verhouding tussen de Stad en de provincie, onder meer in verband met de bekostiging van de problematiek van de smeerpijp. Ik ben het helemaal eens met de degenen die zeggen: “Daar moeten wij de burger niet mee lastigvallen”. Dat moeten wij ook absoluut niet doen. Als wij daarover gaan ‘rollebollen’ en wij hebben het over het imago van de politiek, zou dat ronduit schadelijk zijn. Daar moet wel een oplossing voor gevonden worden. Het mag ook niet zo zijn dat degene die het probleem aanpakt, het probleem dan heeft. Deze provincie heeft het goed opgepakt, maar het is niet zo dat de provincie dan ook als het gaat om de financiële vertaling als eerste aan de beurt moet komen. Dat moet echter op een nette manier opgelost worden. Er is gezegd: “Moeten wij dan nog wel meebetalen aan de oostwand”. Ik weet het niet hoor, maar wij moeten in elk geval zien te voorkomen dat wij ook teruggaan naar de situatie dat wij hier een Ommelander Huis hadden en dat de Statenleden uit de provincie eerst hier bijeenkwamen en dat de Statenleden uit de Stad in het stadshuis bijeenkwamen. Uiteindelijk zal dat vraagstuk dus ook opgelost moeten worden. Ik heb trouwens begrepen dat het Ommelander Huis tegenwoordig voor daklozenhuisvesting wordt gebruikt. Wij zouden natuurlijk kunnen zeggen: “Dat kan dan gebruikt worden voor politieke daklozen”, maar… Mevrouw PEETOOM: Dat is niet groot genoeg, meneer Moorlag, ben ik bang. De heer MOORLAG: Dan nog een paar punten, voorzitter. Wij hebben onze zorg uitgesproken over de bekostiging van het plattelandsbeleid. Landbouw versus sociaal-cultureel en sociaal-economisch. Wij hebben de gedeputeerde horen zeggen dat daar inderdaad een verschuiving plaatsvindt. Wij hebben het idee dat het budget ten aanzien van de kaarten bij de agenda Vitaal Platteland zijn geschud. De gedeputeerde heeft gezegd: “Er vindt nog verdere discussie over plaats. Daar wil ik eigenlijk begin volgend jaar mee terugkomen”. De PvdA-fractie heeft heel sterk de behoefte om nog voor de begrotingsbehandeling inzicht te krijgen in de geldstromen zoals die nu zijn en de verwachting van het College van de toekomstige geldstromen. Wij willen bij de begrotingsbehandeling namelijk toch de afweging kunnen maken, wanneer er landelijk een verschuiving plaatsvindt waarbij een grote geldstroom naar de landbouw gaat en een kleinere geldstroom naar sociaal-cultureel en sociaal-economisch, of wij hier in de provincie met onze middelen ook tot een herschikking moeten komen om die disbalans op te gaan heffen.
77
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvdA-fractie
Wij hebben heel sterk de behoefte aan de geldstromen zoals die op dit moment zijn en zoals die in de toekomst zijn. Daarin moeten ook de SNN-geldstromen worden betrokken. Ik heb in de SNN-stukken zien staan dat er € 16,5 miljoen wordt gereserveerd voor geoormerkte landbouw. Dat is toch wel even iets anders dan € 17.000 voor de kindertelefoon. Dat zijn geldstromen waar je als Staten goed zicht op moet hebben en ook keuzen in moet kunnen maken als dat nodig is. Die toezegging van de kant van het College zou ik erg op prijs stellen. De energievoorziening. In mijn eerste termijn heb ik blijkbaar een aantal fracties niet voldoende uitgedaagd om klaarheid te geven en ook klare wijn te schenken naar de burgers toe als het gaat om kernenergie. Ik heb expliciet gevraagd naar het oordeel van zowel de CDA-fractie als de VVD-fractie, impliciet ook aan de D66-fractie. Ik heb in de schorsing gehoord dat D66 landelijk toch ook iets aan het schuiven is. Ik zou het op prijs stellen dat u hier hom of kuit geeft en dat u klip en klaar uitspreekt of dat voor u een te onderzoeken optie is of dat het voor u een bespreekbare optie is dat er hier in Groningen een kerncentrale gebouwd zou worden of dat er kernafval in Groningen wordt opgeslagen. Dat ligt namelijk toch wel besloten in de notitie die het CDA heeft gepresenteerd. Er ontstaat ruimte. Op zichzelf kan men stellen dat het belang van kernenergie misschien groter wordt, maar de bezwaren tegen kernenergie zijn zeker niet kleiner geworden. Een duidelijk en klaar standpunt heeft de burger recht op, voorzitter. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, ik zou graag van de heer Moorlag willen weten in welke wandelgangen hij gehoord heeft dat D66 aan het opschuiven is, en zo ja, in welke richting. De heer MOORLAG: Ik heb van fractiegenoten gehoord dat bij D66 geen bezwaren zouden bestaan tegen onderzoek. Toen het CDA dat presenteerde is mij toch ook wel opgevallen dat D66 – waarvan sommige mensen wel eens hebben gezegd dat D66 het milieu ooit heeft uitgevonden – helemaal niet aangeslagen is op dat punt, dat zich nu toch een perspectief aftekent dat een coalitie van CDA en VVD, eventueel met een gelegenheidsmeerderheid van de LPF in een tijdsbestek van enkele maanden een situatie kan ontstaan dat er een rode loper wordt uitgelegd voor de bouw van kerncentrales. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, dat zou ik dan toch wel heel erg graag even willen nuanceren. U daagt mij in die zin ook wel een beetje uit. D66 heeft heel nadrukkelijk gezegd dat zij niet zijn voor verdere uitbreiding van kernenergie in Nederland, dus ook geen kernenergie in de Eemshaven. De discussie die op dit moment landelijk wordt gevoerd, ook binnen D66, gaat over het langer openhouden van Borssele ja of nee. Daarvan heeft D66 de hele tijd gezegd: “Wanneer dat geld dat eventueel overgedragen moet worden aan de aandeelhouders van de kerncentrale Borssele niet gebruik wordt voor duurzame energie, zijn wij niet direct bereid om dat geld dan maar zomaar over te maken met de consequentie dat de kerncentrale misschien langer wordt opengehouden”. De reden waarom op dit moment de aandeelhouders niet bereid zijn om die voorwaarden van het geld te accepteren heeft vooral te maken met PvdA-gedeputeerden en de PvdA-statenfractie en PvdA-gemeenteraadsleden die niet bereid zijn om hun aandeelhouders daar op aan te spreken en ook aan de uitvoering deel te nemen. Ik zou in dat opzicht ook graag willen dat de PvdA de hand in eigen boezem steekt. De heer MOORLAG: Akkoord, voorzitter. Het punt waar het mij om ging is het bouwen van nieuwe kerncentrales en het risico voor de Eemshaven. Daar heb ik een duidelijk antwoord van u over gehoord, dat het voor u geen optie is. Van het CDA en de VVD graag een reactie in de tweede termijn. Ten slotte voorzitter. De moties. 1 tot en met 3 heb ik zojuist van verklaard wat de status is van die moties. Motie nummer 4. De PvdA-fractie vindt dat sociale zekerheid niet in het provinciale bestuursdomein moet worden getrokken. Wij zijn tegen die motie. Motie nummer 5 zijn wij voor. Motie nummer 6.
78
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvdA-fractie
De voorzitter van de Staten heeft al geconstateerd dat die discussie een aantal malen is gevoerd. Op zichzelf onderkennen wij dat de technologische ontwikkelingen doorgaan. Wat ons op enig moment zou kunnen overtuigen, is als zou blijken dat bij andere provincies – want er is een aantal provincies waar dit ingevoerd is – echt leidt tot een substantieel aantal mensen dat daarin geïnteresseerd is, want je zou hier ook de publieke tribune met vijfhonderd plaatsen kunnen uitbreiden, maar als er geen behoefte aan is, moet je dat niet doen. Het enige wat voor ons telt is dat er werkelijk belangstelling voor is. Als dat blijkt bij andere provincies, zijn wij op dat moment bereid om het opnieuw in overweging te nemen. Op dit moment zijn wij echter tegen die motie en zullen wij tegen stemmen. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, voordat er meteen een tegenstem te horen is: het is zo dat wij een rondje gebeld hebben langs provincies waar het op dit moment gaande is en dat er gemiddeld veertig tot vijftig unieke bezoekers per Statenvergadering meeluisteren en dat al die provincies die het op dit moment doen laaiend enthousiast zijn over de wijze waarop zij op die manier een publiek weten te bereiken. Misschien is het een idee dat de PvdA-fractie een telefoonronde doet langs de griffies van de verschillende provincies die er op dit moment mee werken. De heer MOORLAG: Dat laatste wil ik wel doen, maar het aantal van veertig of vijftig is eerlijk gezegd onvoldoende om ons nu over de streep te halen, want het zijn ook de aantallen die tijdens het onderzoek dat door de griffie is uitgevoerd in beeld waren. Dus nogmaals, op enig moment kan het aan de orde zijn. Dat is ook ons eerdere standpunt geweest. Maar dan moet er ook werkelijke belangstelling voor zijn. Motie 7, voorzitter. Een loket. “Weer een erbij”, zei iemand bij mij in de fractie. Daar zijn wij geen voorstander van. Het gaat ons niet om de loketten maar het gaat ons meer om de relaties tussen de verschillende instanties die loketten hebben. Wij zijn het met D66 eens dat dat beter afgestemd moet worden, maar op dit moment is er geen behoefte aan een nieuw loket. Motie nummer 8 heb ik zojuist al iets over gezegd. Wij hebben geen behoefte aan die studie. Amendement A van GroenLinks. Naar het oordeel van de PvdA-fractie moet het zo zijn dat er concrete plannen moeten liggen en dat het geld dan moet volgen. Hier wordt eerst het geld belegd en de concrete plannen moeten nog volgen. Dat brengt ons ertoe om niet voor dit amendement te zijn. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter. Ik vraag mij toch af waar William Moorlag dit nu vandaan heeft, dat er geen plannen zouden zijn. Als u de Begroting en de Voorjaarsnota leest, ziet u juist dat er op dit thema een bepaalde druk is op het budget. De heer MOORLAG: Ja, maar ik mis in de onderbouwing van het amendement toch concrete plannen en waar dat geld dan precies aan besteed zou moeten worden. Misschien dat ik… De heer VAN DER PLOEG: Maar u heeft het zelf ingediend: een motie voor mestvergisting. Dan komen de andere fracties met dezelfde ideeën. Achter die ideeën zitten heel concrete partijen met projecten. Als u een beetje om u heen kijkt, dan weet u dat. De heer MOORLAG: Voorzitter, de PvdA-fractie legt de lat niet op de hoogte van ideeën, maar op de hoogte van concrete plannen. Wat ik de heer Van der Ploeg in overweging zou kunnen geven: er vindt een debat plaats in de commissie over een van onze moties over biogasopwekking. Dat zou voor GroenLinks wellicht aanleiding kunnen zijn om daar ook plannen te presenteren. Voor goede plannen zou in principe geld beschikbaar moeten zijn.
79
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvdA-fractie Repliek van de CDA-fractie
De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, dan wil ik de heer Moorlag toch wijzen op een aantal vragen dat gesteld is door de heer Jager en ondergetekende over de vraag of biomassaprojecten bijvoorbeeld gekoppeld zouden kunnen worden aan de Veenkoloniën. Ook daar liggen allerlei mogelijkheden. Wat dat betreft borrelt het aan alle kanten, en dat weet u. De heer MOORLAG: Ja, maar voorzitter, het gaat wel even om de juiste fasering en om de juiste volgordelijkheid. Dan is het toch zo dat het verder uitbediscussieerd moet worden en dat het uitgewerkt moet worden in concrete plannen, zodat wij het dan ook concreet kunnen afwegen bij de begrotingsbehandeling tegen andere opgaven die wij ook zien. De heer VAN DER PLOEG: Meneer de voorzitter, nog eenmaal als ik mag. In 2002 hebben wij hier het initiatiefvoorstel besproken van D66 en GroenLinks. Vervolgens is daar een reactie op gekomen van het College. Er zijn potentieelstudies geweest. Het hele beleidsveld heeft zich ontwikkeld, is opgebouwd en de tijd is er nu rijp voor. Zo simpel zit het. De heer MOORLAG: U hoort mij zeggen dat de tijd rijp is voor plannen. Dan kan vervolgens de vraag aan de orde zijn of de tijd ook rijp is om er geld voor uit te trekken om die plannen ook daadwerkelijk te verwezenlijken. Amendement B zijn wij de indiener van en dus voorstander van. Amendement C. In het verleden heeft de PvdA-fractie ook gepleit voor het herkenbaar houden van het budget voor integratie mondiale bewustwording. Daarom zijn wij voor het amendement. Amendement D, voorzitter. Daarvan vinden wij ook dat het te weinig selectief is en te weinig concreet is; wij zijn tegen dat amendement. Dat was het, voorzitter. De heer HOLLENGA: Voorzitter. In de eerste plaats dank aan het College voor de beantwoording. In zijn algemeenheid stelt de CDA-fractie vast – er is een aantal voorstellen gedaan, vragen gesteld, suggesties gedaan – dat het College daar heel positief op heeft gereageerd. Er zijn wat ons betreft twee dingen blijven liggen, waar wij toch iets over willen zeggen. Wij hebben nadrukkelijk het Europa-debat aan de orde gesteld. Daar is door het College niet op gereageerd. Wij gaan ervan uit, dat ook het College beseft dat er ook voor de provincie een taak ligt als het gaat om het meer betrekken van burgers uit Groningen bij datgene wat er in Europa speelt. Uiteraard zullen wij als CDA-fractie ook onze eigen initiatieven nemen als het om dit soort zaken gaat en als wij kansen zien, maar ook van het College verwachten wij daar een positieve houding. Wat betreft de door ons naar voren gebrachte ‘ruimte voor ruimte’-regeling was het College terughoudend, nee, niet van plan. Daar nemen wij kennis van. Zij hebben wel aangegeven dat de problematiek op zich bij hen in beeld is en dat zij er het nodige aan willen doen. Er wordt op dit moment – dat is ook bekend en in de commissie wel aan de orde geweest – met een pilot gewerkt waar het gaat om vrijkomende agrarische gebouwen. Wij denken dat wij de komende tijd, het komende jaar maar eens moeten afwachten in hoeverre er zich knelpunten kunnen voordoen die wij gesignaleerd hebben. Mochten wij daar tegenaan lopen, dan gaan wij opnieuw in overleg met het College. Zo nodig komen wij wel met een initiatiefvoorstel om met de Staten op dit punt in debat te gaan. Enkele overige opmerkingen. In de eerste plaats is er kort gereageerd door de gedeputeerde waar het gaat om onze opmerkingen over de betrokkenheid van de drie overheden bij het dossier smeerpijp. Wij gaan ervan uit dat datgene wat de gedeputeerde gezegd heeft, dat het ook is en dat het op die manier ook de komende tijd – zoals ook de afgelopen tijd in gezamenlijkheid is ingevuld – zal gebeuren en dat burgers niet geconfronteerd worden met discussies tussen overheden onderling, zoals de gedeputeerde dat zei. Wij zijn daar content mee en hopen dat wij dat morgen, overmorgen en de komende weken ook kunnen vaststellen.
80
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de CDA-fractie
Er is veel gesproken over het onderwerp energie. Met name de CDA-fractie is daar op aangesproken, zij het dat wij zelf steeds moesten uitleggen dat energie meer is dan kernenergie, zeker wat het CDA Groningen betreft. De PvdA vroeg nogmaals naar het standpunt van het CDA Groningen waar het gaat om dat onderwerp. Ik kan daar heel kort en duidelijk over zijn. Opslag van radioactief en chemisch afval in onze bodem staan wij niet toe en gaan wij met alle legale middelen tegen. Dat geldt ook voor de vestiging van de vestiging van kerncentrales in ons gebied. Dat staat in ons verkiezingsprogramma en dat blijft er de komende paar jaar in staan. Uiteraard zullen wij ons wetenschappelijk instituut – want dat hebben wij hoog en dat hebben heel veel mensen hoog, want u hebt zelf ook al kennis genomen van het rapport – nooit verbieden om met wetenschappelijke studies te komen. Ik neem aan dat u ook als partij behoefte hebt aan wetenschappelijke studies. Daar komen soms zaken in voor – en dat heeft ook de PvdA wel meegemaakt – die niet aanspreken. Wetenschappelijke instituten zijn ervoor om het debat – met name ook binnen partijen – levendig te houden. Wij zullen dat debat vanuit onze optiek wat betreft kernenergie – en Groningen is in beeld als het afvalputje als het erom gaat; dat zullen wij dus niet willen – binnen onze partij aangaan, maar wij zullen het rapport als Groninger burgers en als Groninger CDA’ers omhelzen waar het gaat om de punten duurzame energie, kennis met betrekking tot energie, al was het alleen maar om ons als Groningen zoals wij dat willen via Energy Valley en Costa Due te profileren, want dat kunnen wij. De heer MOORLAG: Voorzitter. Als lid van PS, zeer tot verdriet van mijn postbode, krijg ik heel veel papier in de bus en ook veel onderzoeksrapporten. Ik gooi daar heel veel van weg. Wat ik van de heer Hollenga begrijp, is samengevat: het rapport dat ik heb ontvangen van het wetenschappelijk bureau van het CDA heb ik gekregen. Ik heb twee bladzijden waar het verhaal over kernenergie staat, eruit gescheurd en weggegooid. De heer HOLLENGA: Heel verstandig. Met die twee bladzijden gaan wij de discussie wel aan, daar redden wij ons mee. Die anderen neemt u ter harte. Bedankt. Voorzitter, dan kom ik bij de moties en de amendementen. In de eerste plaats de drie moties van de PvdA. Dat heeft iets te maken met het functioneren zoals wij hier als Staten zijn. Ik denk dat het met name van de kant van de niet-collegepartijen heel goed gekeken moet worden hoe men tegen deze moties moet aankijken en de behandeling daarvan. Het kan toch niet zo zijn, dat je een motie zonder meer overneemt – en het College had in een aantal gevallen al de neiging om te zeggen: “Wij gaan daar mee aan de slag” – louter en alleen op een kadernotitie van een collegepartij. Ik denk dat wij deze moties moeten aangrijpen. Wat mij betreft worden ze alledrie aangenomen, maar de achterliggende notitie zouden wij zelf als Staten in eerste instantie als discussiestuk aan de orde moeten hebben, want ook andere partijen hebben meningen over al die drie onderwerpen. Die meningen moet je met elkaar wisselen in commissievergaderingen en daarna het College vragen om met de in de motie gevraagde notitie te komen, omdat je op die manier met een goede kaderstelling bezig bent. Ik zou daar van de andere partijen straks graag een reactie op horen, omdat wij op die manier op een goede manier als Staten met deze moties aan de slag kunnen gaan. Mevrouw BOS: Voorzitter, wij hebben net de reactie al gegeven. Wij hebben gevraagd of zij bij al die moties waar zo’n discussiestuk aan vast zit – wij hebben ook helemaal geen tijd om dat allemaal goed te lezen – het zinnetje “op basis van deze notitie” in elk geval maar doorstrepen. Dat was goedgekeurd.
81
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de CDA-fractie
De heer HOLLENGA: Daar ben ik het mee eens, maar vindt u dat dan al op basis van deze notitie het College met een notitie moet komen of zegt u: “Wij willen onze punten eerst naar die van de PvdA neerzetten voordat het College ermee aan de slag gaat”? Hoe actief wilt u als Staten reageren, acteren met deze moties? Mevrouw BOS: Dat hoort u straks. De heer MOORLAG: Voorzitter, ook voor de voortgang – want kritiek van de burger is ook nog wel eens dat politiek stroperig is – zou het wellicht een goede optie zijn dat de notitie terugkomt in de commissie, zoals u wilt, dat er een notitie van het College komt met de zienswijze van het College, dus niet sec op basis van de notitie zoals wij die hebben aangeleverd. Partijen hebben de gelegenheid om daar desgewenst nog iets bij te leggen. Dat kan dan integraal in de commissie worden besproken. Het is namelijk wel bedoeld als opmaat naar de begrotingsbehandeling. De heer HOLLENGA: Ik ben het met u eens: snelheid als het kan, niet te stroperig. Dan is dit ook een oplossing waar ik mij heel goed in kan vinden als CDA-fractie. Daarmee is ook voldaan aan het schrappen van die drie woorden en is er ook invulling gegeven aan de vraag hoe wij daarmee omgaan. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, is het dan niet vanuit het kader van dualisme veel logischer dat wij niet de zienswijze van het College gaan afwachten, maar als Staten zelf een zienswijze gaan formuleren en dat wij dus eerst die discussie met elkaar gaan voeren, dan vervolgens het College met die discussie op pad sturen om daar invulling aan te geven? Volgens mij past dat ook veel meer binnen het dualistisch kader van deze Staten. De VOORZITTER: Er is toch een overzichtelijke situatie. Een fractie heeft drie moties ingediend die een heldere opdracht geven. Dat is het recht van elke fractie hier. Daar kunt u vervolgens onderling dan weer afspraken over maken. Voor de helderheid: die moties komen straks in stemming. Als u uw stem daaraan geeft, dan krijgt het een bepaalde volgorde. Anders krijgen wij zoiets dat het niet zou kunnen, maar dit is een normale werkwijze. Daar moet u dadelijk uw oordeel over vellen. Dat oordeel is voorlopig nog inclusief achterliggende stukken. Ondanks het feit dat twee delen eruit gaan. Die motie zegt namelijk nog steeds: “Kennis genomen hebbend”. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ja, maar voorzitter, dat is toch de discussie die wij op dit moment met elkaar voeren, over de vraag hoe wij daar op dit moment mee omgaan? Ik geef alleen vanuit mijn fractie aan dat wij wat ons betreft liever de notities zoals die er liggen eerst met elkaar gaan bediscussiëren voordat het College ermee aan de slag gaat. Dat betekent dus voor ons dat wij die moties niet zullen steunen in de vorm zoals ze nu zijn, maar wij willen daarmee niet het onderwerp in één klap van de agenda gooien, omdat de aandacht die het onderwerp vraagt wel dusdanig is dat wij het belangrijk vinden dat wij er met elkaar over discussiëren. De heer HOLLENGA: Met betrekking tot motie nummer 4 over de afschaffing van de WAZ. Ik ken de problematiek. Ik denk niet dat wij dat als provincie hier op moeten pakken om daar iets anders voor te bedenken, want dat is al lastig genoeg, bovendien is dat ook een taak waarvan wij ons afvragen of een regionale overheid zich op dat terrein moet begeven. Motie nummer 5 is akkoord. Dan het uitzenden van de Statenvergadering. Wij hebben daar vaker over gesproken. Wij hebben ook vaker aangegeven dat wij de meerwaarde daarvan niet kunnen inzien. Het gaat om een heel kleine groep geïnteresseerde mensen die ook op een andere manier heel goed de informatie kan krijgen.
82
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de CDA-fractie Repliek van de VVD-fractie
Ik denk niet dat echt heel grote groepen burgers er op zitten te wachten om een keer in de maand 8 uur aan de computer gekluisterd te zitten om de Statenvergadering bij te wonen. Voor ons hoeft het dus niet. Motie nummer 7 gaat over het ondernemersloket, zo wordt het hier genoemd. Eigenlijk gaat het om de vraag hoe wij het MKB op een goede manier kunnen faciliteren, zodat zij ook weten waar zij terecht kunnen voor informatie. Of dat dan een ondernemersloket moet worden? Ik denk dat je niet weer nieuwe instituties moet maken. Ik denk dat je wel op een goede manier moet kijken hoe je de informatie bij elkaar krijgt en hoe je de MKB’er wegwijs kunt maken waar hij terecht kan en ook snel terecht kan en hij niet van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Als dat de uitleg van die motie zou kunnen zijn, dan is zij wat mij betreft al door het College overgenomen, maar het is ook aan D66 om daar naar te kijken of het College die motie voldoende heeft beantwoord. Dat wachten wij af. Over de noordelijke samenwerking is al heel veel gezegd. Wij zullen die motie niet steunen. Met betrekking tot het amendement over duurzame energie: op dit moment is er budget voor. Ik denk dat het van belang is dat er goede projecten komen. Zeker als het om energie gaat, is voor goede projecten altijd wel een oplossing te vinden, is mijn idee. Het is echter nog wel eens een probleem om die goede projecten te krijgen. Wat betreft het amendement van de PvdA: dat staat al verwoord in de brief van het College waar het gaat om de kindertelefoon. Daar is dus een oplossing voor geboden. Op de integratie mondiale bewustwording heeft de gedeputeerde of het College volgens mij in eerste termijn niet gereageerd. Ik weet dat het aan de orde is geweest in de commissie. Vanuit de CDA-fractie is toen ook gesteld dat wij vinden dat dat bedrag niet ondergesneeuwd mag worden in een groot welzijnsgebeuren en dat wat ons betreft het een geoormerkte post mag zijn binnen het welzijnsgebied, maar wel geoormerkt zodat je er zicht op kunt houden, zodat je er ook over kunt spreken en het dus bespreekbaar gemaakt kan worden. Dan wat betreft het amendement over het stimuleringsfonds onderwijs. Daar hebben wij op dit moment ook geen behoefte aan. Het zou kunnen zijn dat het onderwerp misschien nog een keer kan terugkomen in de discussie die wij krijgen aan de hand van de motie van de PvdA over onderwijsbeleid. Voorzitter, dat was het in tweede termijn. Rest mij nog dank uit te spreken aan het ambtelijk apparaat, de griffie en eenieder die ons ook het afgelopen jaar weer heeft ondersteund bij onze werkzaamheden in dit huis. Tot zover. De heer LUITJENS: Voorzitter, maakt u zich geen zorgen, ik heb een heel pak papier, maar zal het niet allemaal voorlezen. Ik loop even de onderwerpen langs van mijn eerste termijn. Daarbij ga ik ervan uit dat partijen verder zullen nadenken over de suggestie die wij hebben gedaan in het kader van de zorg en dat wij er dan weer op terug kunnen komen. Ten aanzien van het perspectief Energy Valley begrijp ik van de gedeputeerde Gerritsen dat er een plan komt voor 2½ jaar, maar wanneer is mij nog onduidelijk. Dan kom ik bij de reactie van gedeputeerde Gerritsen op Ecodock en het op bestuurlijke niveaus pleiten, et cetera. Ik vond dat hij daar wel erg aarzelend was. Dat zou positief moeten. Dan sla ik een deel over en kom ik bij de vergunningverlening en de commissie Kraaijeveld waar niet op gereageerd is, maar waar wij aangaven dat er een suggestie is in het rapport ‘Eenvoudig vergunnen’ waarvan wij graag willen dat de provincie zich daarin verdiept en de positieve zaken die wij nog niet hebben, overneemt. Op mijn verzoek met betrekking tot de Essent-aandelen heeft de heer Calon heel duidelijk gereageerd. Dan zal ik nu reageren op een aantal vragen dat is gesteld. De eerste daarvan, meneer Moorlag, heb ik keurig bewaard voor de tweede termijn. Hij staat bovenaan, dus maakt u zich niet ongerust. Wij zijn een partij van discussie die geen vooringenomen standpunten heeft en allerlei zaken kan bespreken. In de loop der tijden doen zich ontwikkelingen voor waardoor opties die eerder niet zouden moeten, wel zouden kunnen. Wij vinden dat ook kerncentrales in de totale discussie mee moeten kunnen, maar dat staat voor ons niet voorop. Veiligheid moet gewaarborgd zijn, ook wat betreft de opslag in zoutkoepels en dergelijke.
83
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de VVD-fractie
De heer MOORLAG: Voorzitter. Kijk, aan de productie van kernenergie kleven twee bezwaren. De eerste is de veiligheid tijdens de productie, de tweede is het afvalprobleem. Het ‘spul’ blijft namelijk tienduizenden zo niet honderdduizenden jaren stralen. Wat ik bij de heer Luitjens proef is dat de VVD toch iets aan het schuiven is, want er ontstaat weer ruimte voor discussie. Heeft hij de indruk dat de twee belangrijke bezwaren weggenomen zijn of dat er belangrijke ontwikkelingen in zijn dat die weggenomen zijn. Ik vind het eerlijk gezegd moeilijk te verklaren dat als die twee bezwaren die zo manifest zijn en die in mijn beleving niet zijn verminderd – het belang van kernenergie neemt misschien toe, maar de bezwaren zijn niet verminderd – u toch gaat schuiven. Dat verrast mij. De heer LUITJENS: Meneer Moorlag, ik schuif niet, ik geef alleen aan dat als er nieuwe ontwikkelingen zijn die in de discussie meegenomen moeten worden, dat voor ons wat dat betreft kernenergie en kernfusie – wat nog veel verder weg is – duidelijk mee kunnen doen in de discussie over duurzame energie ter vervanging van fossiele bronnen. Dat wil niet zeggen dat over twee jaar alle problemen die u noemt, opgelost zijn en voor ons ook voldoende opgelost zijn. Wij gaan de discussie niet op voorhand uit de weg. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, de heer Luitjens koppelt nu het woord ‘duurzaamheid’ aan kernenergie. Zoals iemand in mijn fractie ooit eens tegen mij zei: “Het enige duurzame aan kernenergie is het afval”. De heer LUITJENS: Goed, dat was mijn reactie op de vraag van de heer Moorlag. Dan ga ik nog even in op de opdracht die de CDA-fractie ons gaf wat betreft de Haagse fracties. U hebt terecht geconstateerd dat mijn fractie niet blij was met het standpunt dat onze fractie in Den Haag ingenomen heeft. Wij zijn niet van standpunt veranderd. Voor de rest hebben wij besloten om dat punt de volgende week op de agenda te hebben, dus dan zal er verder over worden gesproken. Watervisie Lauwersmeer werd door GroenLinks aangehaald. Ook in de commissie is ditzelfde punt aan de orde geweest, waarbij wij ook aangegeven hebben dat wat ons betreft veiligheid en waterkwantiteitsbeheer het eerste doel is en dat er vervolgens een natuurdoel is en dat je moet proberen om de zaken zo goed mogelijk te combineren. Dan toch even een opstekertje voor GroenLinks. Wij kwamen tot de ontdekking dat wij het fractieweekend houden in een etablissement dat voornamelijk biologische grondstoffen gebruikt in zijn maaltijden. De heer MOORLAG: Voorzitter, zulk gezond voedsel en dan toch een ongezonde opvatting over kernenergie. Ongerijmd. De heer LUITJENS: Moties. Allereerst de drie moties van de PvdA-fractie. Op zich is het prima om een kaderstellende notitie neer te leggen. Wij hebben zelf ook een notitie neergelegd over internationalisering, om dat allereerst in de commissie te bespreken en vervolgens verder te handelen. Dat is wat ons betreft de weg. Wat dat betreft sluit ik aan bij D66. Op zich zijn zienswijzen van het College over de drie onderwerpen prima, maar toch zullen wij tegen deze moties stemmen. Dan kom ik bij motie nummer 4 van GroenLinks over de AWZ. De kleine zelfstandige, is mij verteld, betaalt voor de AWZ ook niet. In die zin klopt de motie derhalve niet. Daarnaast vinden wij dat dit initiatief moet blijven bij branches en verzekeraars. Motie nummer 5 hebben wij mede ondertekend. De heer VAN DER PLOEG: Voorzitter. Er is u kennelijk iets ingefluisterd over de WAZ, maar ik begrijp uw opmerking helemaal niet. De WAZ is afgeschaft. Dat is ook het argument om met dat initiatief te komen.
84
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de VVD-fractie Repliek van de GroenLinks-fractie
De heer LUITJENS: Ja, maar u betaalde er ook niet voor als kleine ondernemer, is mij verteld. De heer VAN DER PLOEG: Ohh, maar ik heb daar redelijk veel geld voor betaald. Zeker weten. De heer LUITJENS: Maar dan nog kregen wij er ook niet veel uit en moet het initiatief bij branches et cetera blijven. Motie nummer 6 van D66. Wij steunen deze motie in de zin dat direct uitzenden via de voorzieningen die wij nu hebben, mogelijk gemaakt moet worden. Veertig à vijftig mensen extra op deze publieke tribune is op zich prima, om daarmee de toegang te vergroten. Wel is mij verzekerd dat er goed gekeken wordt – als wij er opdracht toe geven om het verder uit te werken en uit te zetten – wat voor opdracht je dan inderdaad geeft. Motie nummer 7, het ondernemersloket. Wij weten dat er op dat vlak al heel veel gebeurt, en daar draagt deze motie wat ons betreft niet meer aan bij. Motie nummer 8. Wij weten hoe noordelijke samenwerking gaat, waar zaken wel kunnen en waar ze niet kunnen. Per onderwerp wordt bekeken wat er kan en wij vinden het verspilde moeite om de energie in deze studie te gaan steken. Amendement A. Wat dat betreft kan ik de heer Moorlag wel volgen. Wij zijn het klimaatbeleid en dergelijke goed gezind, echter als wij dit doen, willen wij daar concrete zaken bij zien. Wij stemmen er dus niet voor. Amendement B, de kindertelefoon. Daar is via een brief van het College waar wij het mee eens zijn, al een voorziening voor getroffen. Ik heb meegekregen dat ik op amendement C “ja” mocht zeggen. Het stimuleringsfonds onderwijs, amendement D, gaan wij niet in mee. Dan heb ik hier nog het initiatiefvoorstel van D66. Prima om daar op 6 juli een uitgangspuntendebat over te voeren en het dan verder in de rondes mee te nemen. Voorzitter, dank u wel. De VOORZITTER: Dan is het woord aan mevrouw Bos, waarbij ik u erop moet wijzen dat u in eerste termijn al uw spreektijd heeft benut. Ik hoop dat u met dat gegeven rekening houdt. De heer Luitjens heeft in eerste termijn 11 minuten gesproken en heeft zo-even nog 9 minuten gesproken, hij is nu pas aan zijn spreektijd. U heeft in eerste termijn 20 minuten gesproken zonder interrupties. Mevrouw BOS: Voorzitter, wij houden het kort. Wij bedanken het College voor de beantwoording van onze vragen, met name de duidelijke beantwoording over de EHS/Waddenfonds. Biologische catering, fantastisch. 25% goed resultaat. Het kan nog beter natuurlijk. Amendement mondiale bewustwording. Dat moet ik even uitleggen. Ik heb even overlegd met de gedeputeerde. Dit amendement trekken wij in, omdat het er niet helemaal goed staat. Wij zijn echter overeengekomen dat het budget voor mondiale bewustwording wel onder productnummer 8001 binnen Welzijn zal vallen, maar herkenbaar en inzichtelijk, dus geoormerkt is. Als dat zo doorgaat, zijn wij het daar mee eens. De motie over collectieve arbeidsongeschiktheid van onszelf trekken wij in en wij gaan zelf op pad om te kijken of er in de regio belangstelling voor is. Over duurzame energie en het geld dat wij daarvoor willen reserveren. Ik wil wel zeggen dat wij teleurgesteld zijn over de reacties. In de Voorjaarsnota staat met name – ik geloof bladzijde 63 of 68 – dat wij bij de uitvoering te maken hebben met een krap budget en dat het steeds moeilijker zal worden. Voorzitter, wij hebben het voortdurend over energiebeleid. Wat willen wij nu eigenlijk? Het geld voor duurzame energie reserveren of afwachten tot het voor de zoveelste keer voor de afkoopsommen van wegen wordt gebruikt? Wij willen toch een innovatieve provincie? Daar was mijn vraag over zonnepanelen ook op gericht, maar ik heb er niets over gehoord en daar zou ik alsnog graag iets over horen. Waarom zouden wij daar niet mee beginnen als provincie? Dan heb ik het niet over het oude gebouw maar over het nieuwe gebouw. De moties. Motie 1 over de onderwijsachterstanden. De gedeputeerde heeft gezegd dat het binnen ons beleid past, dus is het eigenlijk een bevestiging van bestaand beleid. Daarom lijkt de motie ons overbodig. Motie 2. Er komt een notitie over nut, noodzaak, knelpunten. Deze wachten wij af. Wij nemen alle notities van alle partijen mee, dat lijkt me de beste oplossing als wij erover gaan discussiëren.
85
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de GroenLinks-fractie Repliek van de ChristenUnie-fractie
Motie 3. Daarvan willen wij graag dat het niet te nauw is en niet alleen gericht is op de cultuursector, maar breder wordt toegepast. Er is ook een analyse toegezegd. Deze zullen wij steunen. Motie 5 is overgenomen. De Commissaris heeft allemaal nadelen opgesomd van het ‘audioactief’ zijn, maar het lijkt me dat het praktische problemen zijn die heel gemakkelijk opgelost kunnen worden. Wij steunen die motie. Nog een motie van D66 over dat loket, die lijkt ons overbodig. Het ministerie van EZ is daar ook bezig met het instellen van regionale ondernemersloketten. Laten wij die nu niet voor de voeten lopen. Motie nummer 8 over die noordelijke ‘toestanden’ hoeft van ons ook niet. Amendement B van de PvdA steunen wij. Dat gaat over de kindertelefoon. Als het amendement van D66 over het stimuleringsfonds onderwijs breder wordt gebruikt, gaat GroenLinks akkoord. Wij willen er graag ook preventiemaatregelen op scholen bij betrekken. Het uitgangsdebat op 6 juli zullen wij enthousiast aan meedoen. De heer SLAGER: Voorzitter, ik heb nog twee opmerkingen die terugslaan op mijn bijdrage in eerste termijn. Ik heb vervolgens een paar reacties in de richting van andere fracties en vervolgens wil ik ingaan op de moties en de amendementen. Wat betreft de eerste termijn twee zaken, wat mij betreft. Ik heb op het punt woningbouw gesproken over de inzet van Vliegende Brigades verwezen naar mijn bijdrage van vorig jaar. Wij hebben toen gezegd: “Is het niet goed om daar meer aandacht aan te besteden?” Nu heb ik gezegd: “Moeten wij het dan niet anders aanpakken?” De reactie van gedeputeerde Calon was daarop: “Ja, misschien moet dat wel, maar wij zijn daar nog niet helemaal uit, het is ons nog niet helemaal helder”. Wat dat betreft heeft mijn fractie geduld. Wij wachten de reactie van het College af en wij vertalen het in de zin van “wij komen er bij de behandeling van de Begroting voor het jaar 2006 wel op terug”. Als het anders is, dan horen wij dat vanzelf. Een ander punt is Eelde. Ik heb een vergelijking gemaakt tussen de zeehaven en de luchthaven. Met name ook lag mijn punt bij het aan de weg timmeren. De gedeputeerde Gerritsen vat dat op als PR. Het is misschien iets breder dan alleen PR. Je kunt bij PR ook zeggen: “Wij doen het allemaal goed, alleen wij geven af en toe een foldertje uit, dan doen wij het beter”. Het gaat ons ook om de inhoud. De inhoud van wat daar gebeurt moet, denk ik, breder onder de aandacht van het publiek worden gebracht. Dat is het alleszins waard. Natuurlijk is het heel moeilijk om Groningen Seaports te vergelijken met de luchthaven Eelde. Daar zijn grote verschillen tussen. “Het ligt niet aan de dynamiek”, zegt de gedeputeerde. Dat neem ik van hem aan, maar toch moet het anders. Dan een aantal reacties, voorzitter, op bijdragen van andere fracties. Het viel mij vanmorgen op toen de PvdA de drie moties indiende, dat ze alledrie ongeveer van hetzelfde kaliber waren, namelijk een notitie, daar vervolgens naar verwijzen en daar dan een uitspraak over vragen van de Staten. In de eerste plaats hulde voor de werkwijze binnen de fractie van de PvdA. Daar is ruimte om zich te verdiepen in bepaalde problemen. Dat daar notities uit verschijnen, is natuurlijk een goede zaak. Dat staat buiten kijf. Alleen heb ik mij afgevraagd of het op deze manier wel tot zijn recht komt, want er worden ons tijdens een vergadering waar wij geacht worden de aandacht bij de zaak te houden, een aantal notities uitgedeeld. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik ze nog niet heb kunnen lezen. Dat vind ik ergens jammer. Er is een fractie die zich inzet, met bepaalde ideeën komt, en het komt eigenlijk onvoldoende tot zijn recht. In die zin zit er ook duidelijk een nadeel aan. Overigens betekent dat niet dat wij meewegen in ons oordeel over deze moties, want dat hoeft niet. De heer MOORLAG: Ik hoop dat de heer Slager wel de kans heeft gezien om zich door zijn fractiespecialisten te laten adviseren. De heer SLAGER: Ja, dat gebeurt feilloos bij ons in de fractie, meneer Moorlag. Het gaat bij ons denk ik ook iets sneller.
86
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de ChristenUnie-fractie Repliek van de SP-fractie
Voorzitter, een ander punt. Het heeft een beetje met het voorgaande te maken. De PvdA heeft een notitie over provinciale belastingen geschreven. De eerste indruk van mij is dat de inhoud daarvan heel sterk overeenkomt met wat ik vanmorgen in mijn bijdrage daarover heb gezegd: samen zoeken naar een oplossing, niet wachten tot Den Haag met iets komt, en dergelijke. Daar geldt echter hetzelfde voor: ik heb het nog niet kunnen lezen, maar ik zeg de PvdA toe dat dit zeker zal gebeuren, ook al omdat het een onderwerp betreft dat mijn belangstelling heeft. Die gaat derhalve niet ongelezen bij het oud papier. Dat geldt trouwens ook voor andere bijdragen van fracties die wij hebben gekregen. Daarvoor onze dank. Wat betreft het voorstel van D66 over het referendum: wij stellen er prijs op, voorzitter, om dergelijke zaken die toch van groot belang zijn, zorgvuldig te behandelen. Wij vinden dat wij daar de tijd voor moeten nemen. Wij vinden echter niet dat dat een belemmering is om er een eerste keer op korte termijn – volgende week al – over te praten, al zou het alleen al zijn omdat mevrouw Gräper dan nog in ons midden is. Het zou heel sneu voor haar zijn om die behandeling niet mee te kunnen maken. Dat gunnen wij haar, dus wat ons betreft mag dat. Voorzitter, dan een opmerking over de bijdrage van de PvhN. Het is niet mijn gewoonte om op bijdragen van de PvhN te reageren, maar ik doe dat nu wel, want er viel mij vanmorgen iets op. Tijdens de bijdrage van de heer Zanen werd hij twee keer geïnterrumpeerd, en beide keren was zijn reactie: “Ja, maar dat is niet mijn mening. Ik heb nu de mening van Jaap Dijkstra onder woorden gebracht”. De tweede keer was het Ed Nijpels. Nu zit daar voor mij enig verschil in. Ik heb over het algemeen meer belangstelling voor de woorden van Jaap Dijkstra dan voor die van Ed Nijpels, maar dan hoor ik ze liever van de betroffen personen zelf en niet uit de mond van de heer Zanen als een plotselinge aap uit de mouw. Het gaat mij erom wat de PvhN nu eigenlijk zelf vindt. Dan bedoel ik niet voor de zoveelste keer dat 25% van de aardgasbaten eigenlijk aan het Noorden ten goede zouden moeten komen, want dat weten wij ondertussen wel. Voorzitter, ik heb mijn fractie moeten beloven dat ik mij hier genuanceerd uitlaat. Ik kan er niet zo veel mee, ik wilde eerst andere woorden gebruiken, maar dat mocht niet. De moties, voorzitter. Ik heb al gezegd dat wij 1, 2 en 3 van de PvdA kunnen steunen. Motie 4 is ingetrokken. Motie 5 hebben wij mede ondertekend, dat is duidelijk. Motie 6, uitzending van Statenvergaderingen en dergelijke. Het is nog niet zo heel lang geleden dat wij daarover hebben gesproken. Toen was de conclusie na rijp beraad dat wij dit niet zouden moeten doen. Ik heb niet de indruk dat er nu grote veranderingen zijn opgetreden. In die zin blijven wij bij ons “nee”. Mocht het meevallen, hebben wij geconcludeerd, dan moet er op zijn minst ook een archiefmogelijkheid zijn, want het moet niet zo zijn dat je gedwongen bent om overdag van 9.30 uur tot zo lang de vergadering duurt aan de PC te moeten zitten. Je moet het ook later terug kunnen kijken en op kunnen vragen. Dus op dit moment neigen wij naar een nee tegen deze motie. Motie 7. De gedachte die er achter zit, steunen wij: het helpen van ondernemers met de mogelijkheden die er zijn, loketten daarvoor vinden, en dergelijke. Wij hebben alleen het idee dat er op dit punt geen extra loket nodig is. Daarom zullen wij tegen deze motie stemmen. Motie 8 hoef ik weinig woorden aan vuil te maken, daar zijn wij op tegen. Amendement A. Wij neigen een beetje naar dezelfde houding die eerder door anderen onder woorden gebracht is: eerst verder uitwerken, en als er behoefte is aan geldbedragen, moeten wij daar uit kunnen komen. Het gaat om € 400.000, dat is ook niet niets. Als de behoefte zich echt voordoet, komen wij daar samen uit. Amendement B is door een brief van het College al in behandeling genomen. Amendement C is ingetrokken. Bij amendement D zijn wij van mening dat daar niet een aparte post bij de provincie voor nodig is. Dat was mijn bijdrage in tweede termijn, voorzitter. Ik dank u wel. De heer HEMMES: Voorzitter, ik zal ook proberen het kort te houden. De heer Calon had het over inspiratie. Ja, ik begon zelf over inspiratie, de heer Calon antwoordde daar op. Ik zal meneer Calon een geheimpje vertellen. Ik heb altijd geleerd om met iets te beginnen zodat je de aandacht weer trekt, omdat je de zoveelste spreker in de rij bent. Dat is volgens mij vandaag weer gelukt.
87
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de SP-fractie
Wij zijn het eigenlijk ook met het College eens: maak nu maar eerst eens af waar je mee bezig bent. Volgens mij heb ik niets anders verkondigd. Kort over de oostwand. Ik weet niet hoe het vandaag af loopt. Het zal nog spannend worden misschien, maar wat ons betreft geen provinciaal geld, uit den boze. Wij zijn er nog steeds niet gerust op, meneer Bleker, of het College het wel allemaal aan kan, ook gezien de beantwoording. Ook gezien alsmaar groeiende lijst van toezeggingen. Kijk de verslagen er maar op na, het duurt steeds langer voordat er een keer iets komt. Ik refereer aan twee punten: het plan Heinen – de heer Swagerman had het er zo-even nog over –, de zoutwinning, bodemdaling. Daar hebben wij hier in februari iets over gevraagd. Nu weet ik wel dat de verantwoordelijke gedeputeerde ziek is. Dat is erg genoeg. Wij vragen ons echter alsnog af of dit College dat dan niet over wil nemen en ons daar toch iets over wil zeggen. De heer JAGER: Voorzitter, de gedeputeerde Musschenga gaat toch niet over het plan Heinen? De heer HEMMES: Nee, maar wel over de bodemdaling, zout. Goed luisteren, Jager, het is laat, maar u moet wel goed luisteren. De heer JAGER: Ik zal mijn oren weer schoonmaken De heer HEMMES: Voorzitter, nog even over de N33. Ik heb wat dat betreft ruzie met mijn meestal beste collega mevrouw Bos. Daar zijn wij het absoluut niet over eens, maar ik blijf hier toch pleiten: “College, doe het nu in een keer goed”, zodat wij niet dezelfde situatie krijgen als destijds met de A7 dat je jarenlang tegen een paar rare hekken aankijkt. Ik heb mijn Kamerfractie al wel kunnen overtuigen. Die roepen ook altijd: “Minder asfalt”. Ik hoop dat dit ook lukt bij het CDA voor wat betreft de kernenergie. Wij zien, mevrouw Bos, wel economisch perspectief. Mevrouw BOS: Voorzitter, ik moet hier toch op reageren. De SP heeft het altijd vol walging over prestigieuze projecten en het weggooien van zo veel geld en de vraag hoe wij dat weer terugzien. Dit vind ik nu een van die projecten waar je heel zorgvuldig mee om zou moeten gaan, vooral als er andere mogelijkheden zijn. Het valt me dus ook een beetje van de SP tegen. De heer HEMMES: Mevrouw Bos, u heeft helemaal gelijk dat wij tegen prestigieuze projecten zijn, maar u moet aan de werkelozen van Oost-Groningen vragen of de N33 een prestigieus project is. Dus: ga ervoor, College! En ik heb ook al in eerste termijn aangegeven: de Zuiderzeelijn is toch een aflopende zaak, dus geld is straks ook geen probleem. De heer Gerritsen over de centrales. U heeft al toegezegd dat er nog weer een nieuwe notitie komt. Wat dat betreft zijn wij voorlopig tevreden, maar het was een beetje in de context richting dienstauto’s, dus kijk er nog maar eens naar. Dan komen wij daar in de toekomst misschien op terug. De herindeling. De SP is geen voorstander van herindeling. Wij zijn in principe tegenstander van herindeling, alleen zeggen wij: “Als de bevolking vindt dat het moet – en Blauwe Stad is zo’n voorbeeld – dan zullen wij daar niet voor gaan liggen”. De Commissaris heeft uitleg gegeven over de risicokaart. Het moet een goede, leesbare kaart zijn, dat zijn wij met u eens. Wij wachten dat af. Richting de heer Moorlag. De heer Moorlag geeft in aanloop naar deze Algemene Beschouwingen in het krantje dat is verschenen en waar alle fractievoorzitters in staan, zelf aan dat eerst de bestaande plannen afgemaakt moeten worden. Nu de SP zich daarbij aansluit, krijgt de SP de kritiek dat er niets van de SP klopt. Ik werp dit verwijt verre van mij. Verder wil ik de heer Moorlag erop wijzen – en dat weet hij ook wel – dat wij als kleine fractie regelmatig iets op de agenda plaatsen. Het belangrijkste punt: jeugdzorg. In 1999 was ik een roepende in de woestijn. Nu staat het hoog op de agenda. Zonder mijzelf op de borst te kloppen: ik denk dat de SP daar een groot aandeel in heeft gehad.
88
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de SP-fractie Repliek van de D66-fractie
Dat het nu ook een speerpunt is bij de PvdA doet mij deugd. U luistert schijnbaar toch wel eens naar ons. Of komen, meneer Moorlag, deze interrupties toch een beetje uit frustratie dat een deel van uw achterban – dat u ook al in de steek heeft gelaten met het Europees referendum – meer voeling krijgt met de SP, gezien ook de laatste peilingen? De heer MOORLAG: Voorzitter. Ja, die politieke diepgang die de heer Hemmes veronderstelt, wat de beweegreden zou zijn, is niet juist. Waar het om gaat is een aantal projecten in deze provincie. Dat is bestaand beleid waar het om gaat. De term ‘prestigieus project’ viel al. Dan vallen er ook wel eens termen als ‘bontjassentreinen’ en over de Blauwe Stad hoorde ik ook al de term ‘bontjassenstad’. Waar het ons als PvdA om gaat, is simpelweg de vraag wat het oplevert aan economisch rendement en wat het oplevert aan werkgelegenheidsgroei. Wat ik bij de SP nog wel eens bespeur, is dat er aan de ene kant wordt geroepen: “Er moet meer werkgelegenheid komen, er moet meer economische activiteit komen”, maar aan de andere kant worden die ‘grote prestigieuze projecten’ – de N33 uitgezonderd, alle hulde voor het standpunt van de SP, ook alle hulde dat men dat ook landelijk over het voetlicht heeft gekregen – afgekraakt. Die projecten doet u toch echt te kort, want die zijn juist bedoeld om economische groei te krijgen en om werkgelegenheidsgroei te krijgen. De heer HEMMES: Ja, wij zijn ook niet dezelfde partij. Maar goed ook. Alleen in Pekela is het al bijna wel zo, want daar heeft de PvdA letterlijk onze speerpunten voor eventuele deelname in 2006 aan de raadsverkiezingen overgenomen. Meneer de voorzitter, ik kom bij de moties. Over de moties van de PvdA is al meer gezegd door de heer Hollenga en de heer Slager. Het zijn bijna initiatiefvoorstellen. Ik ben het wel met de heer Hollenga eens dat wij daar nog eens nader naar moeten kijken hoe dat precies… Op zich zijn wij natuurlijk niet gelijk tegen omdat ze zo dik zijn. Wij willen ze in de commissie graag iets uitgebreider bespreken. Ik zou de PvdA aanraden om in het vervolg met initiatiefvoorstellen te komen, want dit zijn eigenlijk initiatiefvoorstellen. Motie 4 was volgens mij ingetrokken. Motie 5 is niet overgenomen, maar de meerderheid heeft ondertekend, dus die zal wel aangenomen worden, neem ik aan. Motie 6 van D66, de kloof. Over de kloof heb ik ook al veel gezegd, maar wij steunen deze motie toch maar niet. Motie 7 ook niet. Motie 8, het SNN komt daar in voor. Democratische verantwoording is een probleem bij het SNN, maar ook hoe wij daar als SP over denken, daarom zullen wij deze motie ook niet steunen. Amendement A. Om ons niet helemaal van GroenLinks te verwijderen, zullen wij dit amendement steunen. Amendement B steunen wij ook. Amendement D steunen wij niet. Amendement C was volgens mij ingetrokken, voorzitter. En wij willen inderdaad wel graag met mijn geachte collega Fleur Gräper een discussie over het referendum. Tot zover, voorzitter. De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Gräper. Ook bij u moet ik melden dat u in eerste termijn uw spreektijd heeft verbruikt. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, volgens mij heb ik nog heel veel minuten over van de voorgaande spreektijdregeling, dus het gaat helemaal goed komen. Ik kan iedereen verrassen, want ik ben er volgende week ook. Dat helpt mij dus al weer. Ten aanzien van het economische beleid, uit onze eerste termijn. De gedeputeerde heeft aangegeven dat er keuzen gemaakt moeten worden en kansen benut. Ondanks de vele oproepen die wij hier als Staten hebben gedaan, maar ook bij het SNN, mist D66 nog duidelijk waar het College dan daadwerkelijk die keuzen gaat leggen, welke verdergaande keuzen er worden gemaakt en of bijvoorbeeld het voorstel dat ook door de VVD, maar ook door ons in eerste termijn is aangegeven of dit College durft
89
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de D66-fractie
te kiezen voor Noord-Nederland als centrum voor de zorg en wonen als economische factor. Een tweede punt waar wij ons enige zorgen over maken is dat de gedeputeerde zegt alle zorg te delen, alle thema’s mee te nemen, mooie woorden uitspreekt, maar weinig concreet maakt. Wanneer je het economisch beleid niet concreet maakt, zullen er ook geen resultaten komen, is onze overtuiging, en dat terwijl de economische positie van Noord-Nederland wat ons betreft wel iets is wat volop in de aandacht van deze Staten en het College zou moeten zijn. Dat wat betreft onze eerste termijn. Ik loop de moties en amendementen nog kort bij langs. In eerste instantie die van ons. De motie over de geluidsfragmenten hebben wij besloten in te brengen, omdat wij vonden dat het tijd werd voor een uitspraak. Die hing ergens in de lucht en er werd wel regelmatig over gesproken, maar wij vonden dat het tijd werd dat er op een gegeven moment een uitspraak over gedaan werd. Wij vinden dat veertig tot vijftig man extra op deze publieke tribune een aanwinst is voor ons als democratie, dat je vanuit de wens van de burgers om meer te maken te hebben met een openbare, transparante democratie en een transparant bestuur dat dit zou moeten willen, maar als dat bij de meerderheid hier niet leeft, dan leeft het bij deze meerderheid niet. Soms moet er ook simpelweg een uitspraak worden gedaan. Ik kan mij wel voorstellen dat het leed voor de heer Köller vandaag wat verzacht zou zijn wanneer hij had kunnen meeluisteren. Dat had hij zich misschien wel minder uitgesloten gevoeld. Ten aanzien van het ondernemersloket. Ik zou daarbij wel heel nadrukkelijk willen aangeven dat wat D66 betreft dat niet per se een nieuw loket hoeft te zijn. Het kan prima een uitbreiding van het huidige loket zijn, een bedrijfsloket zoals er bijvoorbeeld bij de Kamer van Koophandel is, maar waarbij het wat ons betreft erom gaat dat alle partijen die zich ermee bemoeien – de kennis daarvan, de expertise daarvan, maar ook de partijen daarbuiten, bijvoorbeeld de kennisinstellingen, middelbare scholen, waar ook verbanden met het bedrijfsleven worden gelegd – binnen in het loket worden gebracht, dat de provincie het voortouw neemt om dat soort kennis, dat soort expertise bij elkaar te brengen en ervoor te zorgen dat er een plek komt in de provincie – of dat nu bij de Kamer van Koophandel, SNN of bij de provincie is, maakt D66 niet zo veel uit – waar je als je als ondernemer vragen hebt op welk terrein dan ook, als het gaat om vergunningen op gemeentelijk niveau of subsidies bij Kompas, terecht kunt. Dan moet dat loket niet zozeer de uitvoerder zijn, maar die moeten je dan wel verwijzen naar de plek waar jij het beste terecht kunt. Dat wilde ik meegeven. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, kan mevrouw Gräper nog eens uitleggen waarom volgens haar de Kamer van Koophandel dat niet doet, als daar behoefte aan zou bestaan, of de MKB-organisaties zelf. Waarom doen ze dat niet? Zij hebben er belang bij. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Nu, omdat het voor een deel soms de andere partij, bijvoorbeeld de kennisinstellingen, het heel moeilijk vindt om samen te werken met organisaties als de Kamer van Koophandel en VNO/NCW. Wij hebben bij VNO/NCW gezeten, waarbij zij letterlijk zeiden dat zij in hun gesprekken met de universiteit te horen hadden gekregen dat de universiteit zich afvroeg wat de VNO/NCW bij de universiteit kwam doen. Mijn fractie denkt dat dit soort dwarsverbanden er absoluut zijn en dat wij ook, wanneer wij als Groningen verder willen en ons verder willen innoveren en ontwikkelen, dat voor bedrijfsleven en kennisinstellingen, maar ook op andere gebieden, een goede samenwerking een impuls kan betekenen. Soms kan het goed zijn dat je als provincie daar als intermediair tussen gaat zitten en die partijen bij elkaar brengt en eens een keer een platform biedt, waardoor die partijen bij elkaar komen. Of dit nu een bedrijfsloket bij de Kamer van Koophandel is, of dat je dat onderbrengt bij het SNN, is nu niet het punt. Het gaat erom dat alle partijen voor heel simpele vragen als: “Ik wil mijn bedrijf uitbreiden. Welke vergunningen heb ik daarvoor nodig bij de gemeente?” tot aan de grotere vraagstukken, overal op één plek terecht kunnen.
90
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de D66-fractie
Om die reden willen wij onze motie aanpassen door onder het eerste streepje onder “verzoeken het College van GS” achter het woord “ondernemersloket” toe te voegen “aansluitend bij een van de bestaande loketten” en ten slotte aan het eind van die zin “door middel van het optreden als intermediair van alle partijen” toe te voegen. De motie over Noord-Nederland. Ik heb in mijn interrupties al proberen aan te geven dat deze motie wat ons betreft twee doelstellingen heeft. De ene doelstelling is: kijken waar je met elkaar een meerwaarde kunt betekenen, kijken op welke vorm je met verregaande samenwerking een grotere slagkracht kan maken. Aan de andere kant is de doelstelling van die motie ook een eigen visie ontwikkelen, voorafgaande aan de discussie die naar alle waarschijnlijkheid door de heer Remkes sowieso wel gaat komen. De PvdA heeft in een interruptie op mijn verhaal aangegeven dat je niet een huwelijksaanzoek moet doen met een partner die niet wil trouwen. Aan de andere kant, wanneer er een gearrangeerd huwelijk aan gaat komen, kan soms heel goed zijn dat je van tevoren met elkaar gesproken hebt over de vraag hoe je dat gezamenlijk leven dan in wilt vullen. De heer BLEKER (gedeputeerde): Wat is dat voor iets, een gearrangeerd huwelijk? Kunt u mij daar een voorstelling van geven? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik weet dat het in uw omgeving, in de omgeving van boeren, zo’n 150 jaar geleden heel gewoon was dat boeren op basis van land aan elkaar gekoppeld werden. De heer BLEKER (gedeputeerde): Nu spreekt u tegen meneer Calon, neem ik aan. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ik denk dat de heer Bleker nu precies weet wat ik bedoel, maar dat het bij een gearrangeerd huwelijk heel verstandig kan zijn om vooraf even met elkaar te praten over de vraag hoe je dat gezamenlijk leven dan in wilt vullen en hoe je daar sturing aan wilt geven. Het leek ons geen goed idee om als een struisvogel met je hoofd in het zand die ontwikkeling op je af te laten komen, maar daar zelf in eigen regie vanuit je eigen visie invulling aan te geven, maar wij kunnen ook koppen tellen, en in die zin willen wij ook invulling geven aan het principe zoals de heer Moorlag ons aangaf. Wij trekken die motie dan ook in. Het laatste punt dat ik zou willen aandragen van onze kant, betreft het onderwijsfonds. De gedeputeerde gaf aan dat zij in principe positief staat tegenover het idee, maar dat het niet zou passen in een beleidsnota. Wij hebben in de beleidsnota vele malen de term ‘levenslang leren’ aangetroffen. Levenslang leren houdt niet op bij 23, levenslang leren doe je levenslang. In die zin vinden wij het wel degelijk passen in de beleidsnota, sterker nog, wij vinden dit een aanvulling op de beleidsnota waardoor je op veel meer vlakken daadwerkelijk initiatieven kunt stimuleren en ontwikkelen. Wij geloven erin dat deze provincie barst van de initiatieven – dat is ook iets wat wij uit het veld hebben meegekregen – alleen dat daar soms nog net even een zetje voor nodig is. Wij hebben dit in het provinciehuis ook wel eens gezien bij projecten als bijvoorbeeld Technasium, en dergelijke, waar met een zetje van de provincie dat soort projecten gerealiseerd kunnen worden. Met dit fonds in de hand kun je ook dat soort projecten stimuleren en kun je daarmee de provincie een stap vooruit helpen is onze overtuiging. Dan ten aanzien van de moties van anderen. Ik houd het echt heel kort, voorzitter. Wij zijn het met de probleemstelling van de eerste motie van de PvdA heel erg eens. Wij zouden daar graag over verder discussiëren. Wij hopen dan ook dat de PvdA de voorstellen die wij over de wijze van behandeling gedaan hebben, ter harte neemt, zodat wij daar ook met zijn allen in alle breedte over gaan discussiëren, voorafgaand aan de discussie die GS zullen inbrengen.
91
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de D66-fractie Repliek van de PvhN-fractie
Ten aanzien van motie 2 vinden wij dit een wel erg eenzijdige visie ten opzichte van duurzame energie, een verrijking van de positie van boeren. In die zin steunen wij veel liever het amendement van GroenLinks, omdat dat die volle breedte aangeeft, sterker nog, wij vinden dit duidelijk een voorbeeld waarom er wel degelijk initiatieven en ideeën zijn in die hoek, reden waarom wij het amendement van GroenLinks wel willen steunen. In motie 3 wordt aangegeven dat er een problematiek is ten aanzien van arbeidssubsidie, terwijl er in onze ogen eigenlijk een probleem is aanzien van de subsidiëring van de instellingen. Immers, wij moeten op het moment dat wij instellingen een bepaalde doelstelling meegeven om resultaten te boeken, ze ook de middelen meegeven om die resultaten te kunnen boeken. Daarmee kan het natuurlijk nooit zo zijn dat op het moment dat er een regeling wegvalt, in een keer onze doelstellingen niet meer haalbaar zouden zijn, want dat zou betekenen dat wij ons subsidiebeleid op een verkeerde wijze invulling hebben gegeven. Motie 5 steunen wij. De rest komt bij ons vandaan en heb ik dus al besproken. De heer HOLLENGA: Voorzitter, bij interruptie nog even. Ik was in mijn tweede termijn vergeten een reactie te geven op het referendumvoorstel. Ook onze fractie zal op 6 juli meedoen aan de eerste oriënterende discussie daarover. De heer ZANEN: Voorzitter, het ziet ernaar uit dat programmatische aanpak van het regionaal sociaaleconomisch beleid, regionaal structuurbeleid naar het Noorden, dreigt weg te vallen. Als dat het geval is, heeft dat waarschijnlijk ook consequenties voor het SNN dat momenteel bestaat. In het AB SNN is daar al heel voorzichtig heel kort iets over gezegd, dat dit misschien noodzakelijk is. Dat SNN was natuurlijk een doelsamenwerking, een WGR-project, een WGR-regio. Als het regionaal beleidsniveau wat begint te verzwakken, is wellicht ook het geval met de samenwerking. De heer JAGER: Voorzitter, mag ik de heer Zanen vragen of hij nu misschien de truc probeert uit te halen die de heer Hemmes net onthulde, namelijk iets zeggen waarmee je de aandacht trekt. Dat is u namelijk gelukt. Hoezo zou het programmatisch uitvoeren van regionaal beleid dood zijn, om uw woorden maar iets aan te scherpen? Welke signalen heeft u daarvoor ontvangen? De heer ZANEN: Ik heb het over de wijze waarop het kabinet heeft aangekondigd met het regionaal beleid in de vorm zoals wij dat voerden, te willen stoppen. Dat wil zeggen dat het kabinet heeft gezegd dat er in 2005 en 2006 nog sprake van zal zijn – althans wanneer de projecten gaan vallen binnen de nieuwe criteria die nationaal zijn gesteld en dus niet meer de programma’s zoals die zijn ontwikkeld in het kader van ons eigen Kompasprogramma. Ik heb van het College een vurig pleidooi gehoord voor de noodzaak van samenwerking tussen de drie noordelijke provincies, ook als sprake zou zijn van een dergelijke ontwikkeling. Het is zeer nodig. Misschien moeten nieuwe vormen worden gezocht, enfin, daar is een hele discussie over geweest. Eén zo’n nieuwe vorm zou inderdaad een noordelijke regio kunnen zijn van 1,5 miljoen mensen – de heer Moorlag had het erover – van een zekere oppervlakte, te weten een kwart van Nederland. De vraag is inderdaad of dat een oplossing zou bieden voor een aantal vragen waar wij voor staan. Nu is het zo dat in een heleboel landen die vragen ook aan de orde zijn geweest en zijn, en soms zijn daar suggesties gedaan die zeer de moeite waard zijn om te bestuderen. Wat dat betreft is het jammer dat D66 de motie waarin zij juist pleit voor een onderzoek naar die vormen van middenbestuur, terugtrekt. Ik ben het namelijk vooral met haar eens als zij zegt dat het van belang is voor Noord-Nederland dat in de discussie die de minister voor Binnenlandse Zaken heeft aangekondigd over middenbestuur, het Noorden daar eigenlijk met lege handen naar toe zou gaan. Ik ben het erg met haar eens dat je daar als het ware zelf actief een rol in zou moeten spelen.
92
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Repliek van de PvhN-fractie
Ik zag in de snelheid in het rapportje van de PvdA, zoals dat vandaag is uitgedeeld, over de provinciale belastingen dat hen nog niet het rapport van de commissie Geelhoed is ontgaan. Die wordt hier namelijk opgevoerd in de geraadpleegde literatuur over dit onderwerp. Dat is ook logisch, want de heer Geelhoed heeft een heel interessant rapport geschreven, voor het IPO overigens, waarin hij met nadrukkelijke aanbevelingen komt op het vlak van landhervorming in Nederland. Het gaat trouwens voor het Westen nog verder dan voor het Noorden. In elk geval denk ik dat het goed zou zijn als wij inderdaad een weg vinden om daar een actieve rol, een actief debat in te voeren. Voorzitter, een vraag aan gedeputeerde Mulder. Zij heeft gezegd: “Wij gaan inderdaad onderzoeken of het wagenpark van de provincie misschien ook met alternatieve brandstof zou kunnen”. Bedoelt zij daar de PPO of heeft zij het over biodiesel, wat iets anders is. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter, daar zou ik mij nu nog niet specifiek over willen uitlaten. Wij zullen uitkijken naar mogelijkheden voor alternatieve brandstoffen in de breedste zin van het woord. Mevrouw BULK: Voorzitter, mag ik daar nog iets over zeggen? Blijkbaar weten wij meer dan de gedeputeerde. Binnen de provincie is de discussie over alternatieve energie al een tijd bezig, en dan niet een soort, maar over meer: plantaardige olie, biogas, et cetera. Vandaar deze toevoeging. De heer ZANEN: In elk geval is vanochtend afgesproken, voorzitter, dat de brochure zoals wij die als Partij voor het Noorden hebben geproduceerd, mee onderwerp van gesprek zal zijn. Dan komen wij er waarschijnlijk concreet op terug. Stijl van politiek. Daar hoort in elk geval volgens mij ook debat bij. Daarom ben ik blij dat de ChristenUnie reageert op onze bijdrage in eerste termijn. Ik zal overigens de spreker van de ChristenUnie ons verkiezingsprogramma doen toekomen, dan weet hij in elk geval hoe dat er uitziet. Dat lijkt mij nuttig. Voorzitter, dan de moties en amendementen. De eerste motie van de PvdA. Hoewel het College heeft gezegd dat dit eigenlijk binnen de lijnen van het huidige beleid past, kunnen wij als het in stemming komt, daar toch mee instemmen. Dat geldt niet voor motie 2, omdat daar naar ons idee het bredere amendement A van GroenLinks – dat gaat over meerdere projecten in de sfeer van klimaatbeleid, duurzame energie – beter voor geschikt is. Vandaar dat wij tegen de tweede motie zijn. Over de derde motie heeft een aantal fracties gezegd dat deze breder zou moeten worden gezien. Als dat zo is, kan dat best een belangrijk element in het debat vormen in de commissie en straks bij de begrotingsbehandeling. In die zin willen wij haar ook steunen. Motie 5 ondersteunen wij met andere partijen. Motie 6, voorzitter. Wij hebben ons al in een eerdere situatie, ook in het Presidium, voorstander verklaard van dit initiatief van D66 om toch een extra dimensie toe te voegen aan de bereikbaarheid voor de geïnteresseerden in deze provincie van de provinciale politiek. Volgens mij zijn er best goede momenten om op die manier naar buiten gezonden te worden. Daarom zijn wij er van harte voorstander van en wij hopen dat de motie het haalt. Je streeft tenslotte naar een meerderheid, meneer Moorlag, nietwaar? Van motie 7, voorzitter, zijn wij – ondanks de wijziging zoals die naar voren is gebracht – op het eerste gezicht, want ik vond het enigszins moeilijk om zo snel te volgen, geen voorstander. Motie 8 is tot mijn spijt komen te vervallen. Wij steunen het amendement van GroenLinks voor wat betreft klimaatbeleid, duurzame energie. Het amendement van de kindertelefoon steunen wij ook. Dat geldt ook voor amendement D. Graag gaan wij bovendien op 6 juli in debat over de referendumverordening voor de provincie Groningen. Dank u wel.
93
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Dupliek van gedeputeerden
De heer CALON (gedeputeerde): Twee opmerkingen. De goede dingen uit die adviezen van meneer Kraaijeveld, die overigens zegt dat de bottleneck bij de gemeenten ligt als je naar die adviezen kijkt, zullen wij betrekken bij de discussie over de grondvergunning. Dat is dus een toezegging. Een nuance op de vertaling van mijn woorden door de ChristenUnie. De ChristenUnie zei: “Wij zullen daar voor de Begroting op terugkomen”. Neen. Als wij in nood komen met de Vliegende Brigade – als criteria verbreed moeten worden of wij komen geld te kort –, komen wij daar bij u op terug. Dat zou dus bij de begrotingsbehandeling kunnen zijn, maar dat zou ook later kunnen zijn en het zou ook niet kunnen zijn. De VOORZITTER: Het woord is aan de heer Bleker. De heer BLEKER (gedeputeerde): Dank u wel, voorzitter. Het antwoord is één keer “ja” en één keer “ja” met een beperking. Dan wilt u ook nog weten welke vragen het betrof. De eerste vraag betrof de geldstromen voor het landelijk gebied. Wij zullen tijdig voor de begrotingsbehandeling met de kennis die dan voorhanden is – en dat is niet helemaal de situatie zoals die zich in de toekomst precies zal voordoen – een overzicht geven van hoe het gelopen is en wat de verwachting is voor de toekomst. Waar het gaat om Europa zeg ik: “Natuurlijk moeten wij daar als provincie een rol in spelen”, maar het zijn vooral ook de Europese volksvertegenwoordigers zelf die in de regio tijdig het debat moeten aanvoeren of iets wel of niet van Europa moet worden. Daar kunnen wij dan wel een rol in spelen, maar ik denk dat daar ook vooral het debat door de volksvertegenwoordigers zelf moet worden aangevuurd. Wij zullen op terreinen waar ons dat echt raakt daar ook een steentje aan bijdragen. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, een aantal punten. Ik denk dat de interruptie door de heer Van Zuijlen is aangekaart op basis van de moties van de PvdA, dat dat op zichzelf verheldert. De motie nummer 3 van de PvdA die voorligt, kunnen wij overnemen op dat punt. Daar heb ik denk ik een toelichting op gegeven. De heer Hollenga over het MKB/het ondernemersloket. D66 heeft voorgesteld om het iets anders te doen. Er is in die motie nog steeds sprake van dat er een ondernemersloket gerealiseerd moet worden. Onze invalshoek is meer dat de Kamer van Koophandel de wegwijsfunctie op een goede manier moet realiseren. Als daar klachten of problemen over zijn, moet daar over gesproken worden. Onze inzet zal zijn om het overleg tussen Syntens, NOM, Kamer van Koophandel verder te versterken, zodat wat daarachter gebeurt ook tegemoetkomt aan de vragen. Ik heb in eerste termijn uitgelegd dat wij ook in de regio aan de slag zijn met het MKB. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, er staat wel “realiseren van een ondernemersloket” maar in de zin van dat je aansluit bij een bestaand loket, maar dat lokale loket verbreedt tot een ondernemersloket. Dat is de intentie van de motie van D66. Daarbij gaat het heel nadrukkelijk om meer dan alleen maar innovatie. U noemde in eerste termijn ook al met name Syntens en dergelijke, maar het gaat ook om heel simpele zaken, zoals wanneer men aan het uitbreiden is, welke vergunning men dan wel moet hebben en moet men dat bij de provincie of bij de gemeente zijn. Het betreft dus heel praktische uitvoeringachtige zaken. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Voorzitter, als de Kamer van Koophandel niet kan functioneren als een ondernemersloket, dan is er in mijn ogen iets mis. Bovendien, de branchevereniging MKB Noord in elke regio is ook wel degelijk in staat de MKB’er naar de juiste plek te wijzen. Dus ik denk dat wij op dat punt op zichzelf geen behoefte hebben aan deze motie.
94
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Dupliek van gedeputeerden
De heer JAGER: Voorzitter, maar de discussie die hier gevoerd wordt is toch in zoverre niet nieuw dat ook binnen het AB SNN deze vragen al een aantal keren aan de orde zijn geweest: bent u in staat – in dit geval als AB SNN – om mee te werken aan een betere stroomlijning van dit soort processen? Toentertijd heeft u daarvan gezegd ernaar te willen kijken. Eerlijk gezegd ben ik later vergeten om daar nog een keer op terug te komen om te vragen wat uw bevindingen waren, maar het hoeft toch geen probleem te zijn op het moment dat u tegenover die partijen waar u regelmatig mee aan tafel zit, het idee te opperen of zij op dit punt niet iets kunnen vinden. Een heel rare vergelijking: kijk naar het Bureau Jeugdzorg, waarbij wij ook de gedachte hebben gehad dat er één centraal punt moet zijn, waarachter allerlei organisaties zitten die het werk doen. Hier geldt natuurlijk iets soortgelijks voor ondernemers. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Over het pakket wat je biedt, van expertise die je aanreikt, faciliteiten, zeg ik: “Daar moeten wij echt goed naar kijken om dat te verbeteren”. Met betrekking tot de wegwijsfunctie zou het echter toch te dol voor woorden zijn als ze niet de Kamer van Koophandel kunnen bellen omdat die niet eens weet waar men zou moeten zijn. Dat wil er bij mij echt niet in. Ik heb dus niet zozeer behoefte aan een soort bureau jeugdzorg voor de ondernemer, dus een soort andere toegang. Ik denk dat die toegang er is, maar het gaat er mij meer om dat er op maat zaken geboden worden, niet alleen innovatie maar ook andere faciliteiten, waar het MKB mee geholpen is. De heer Luitjens vroeg naar Energy Valley. Wij zijn bezig om daar een voorstel over te maken. Ik verwacht dat dat na de vakantie in procedure gebracht wordt. Ik denk dat het ook goed is dat de Staten – omdat u daar ook duidelijk naar vraagt – op de hoogte gesteld worden hoe wij dat verder gaan aanpakken. De scheepsontmanteling. Voorzitter, ik ben van goede wil, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het overzicht niet precies heb van hoe het zit, Europees en landelijk. Dat wil ik toch eerst uitgezocht hebben voordat ik er als een jonge hond in duik. Meestal duik ik er als een jonge hond in, maar op dit punt wil ik eerst kijken hoe dit zit, maar wel met een positieve intentie. Zonnepanelen op het nieuwe provinciehuis. Ik vind het op zich een heel mooi doel, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik nu niet die informatie op tafel kan krijgen. Wij realiseren dat wel op allerlei andere plekken: de gebouwen van de Gasunie. Ik zal u daar echter heel concreet op antwoorden, maar die informatie heb ik op dit moment even niet. Mevrouw BOS: Het is wel heel jammer dat wij er niet eerder bij waren. Toen waren er nog subsidies, die zijn nu stopgezet. Die zijn wij al misgelopen. Maar goed, doe uw best, wij horen het. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Ik ga er nog eens even heel serieus naar kijken. Op het punt van uw amendement: ik begrijp het gevoel van teleurstelling wel, maar aan de andere kant moeten wij wel zeggen dat wij met zijn allen een behoorlijk eind gekomen zijn. U heeft initiatief genomen, wij hebben een BANS-aanvraag, wij hebben een programma, wij hebben nu ook een intensivering met de Voorjaarsnota. U kunt er verzekerd van zijn dat wij er flink aan gaan trekken. Bovendien ziet u hier in de Staten – en dat ziet u ook in de beantwoording van het College – dat er op allerlei plekken waar het gaat om biogas, mestvergisting en dat soort zaken veel belangstelling is. Ik denk dat er draagvlak aan het komen is voor eventueel nieuwe activiteiten. Tenminste, zo interpreteer ik dat… Mevrouw BOS: Voorzitter, mag ik hier een opmerking over maken. Wij zijn eigenlijk voorwaardescheppend bezig om dat geld alvast te reserveren voor de projecten die hier genoemd zijn. Ik krijg wel het idee dat als het zover is, er ook wel geld voor is. Ik verwacht dan ook dat er geld voor uitgetrokken wordt als er projecten zijn.
95
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005 Dupliek van gedeputeerden
De heer GERRITSEN (gedeputeerde): Dat is op voorhand allemaal natuurlijk niet zeker, maar het politieke draagvlak dreigt zich hier af te tekenen. De heer VAN ZUIJLEN: Voorzitter, het mag zelfs wel iets scherper worden gesteld, volgens mij. Ik heb volgens mij van diverse fractiewoordvoerders of fractievoorzitters bijna letterlijk of zelfs compleet letterlijk vernomen dat zij ervan uitgaan dat, als het zover komt, dat er dan geld voor gevonden zal worden. Dat lijkt mij een mooi uitgangspunt. De heer JASPERS: Voorzitter, als ik mag. Het is nog altijd goed gebruik in deze Staten geweest dat als er projecten worden ingediend en er draagvlak in de Staten is, en er middelen voor moet komen, dat deze middelen ofwel bij de Voorjaarsnota ofwel bij de Begroting beschikbaar worden gesteld. Als aan die voorwaarde is voldaan, dan komen die middelen. Anders dus niet. De heer GERRITSEN (gedeputeerde): In elk geval stellen wij vast dat er veel positieve belangstelling voor dit onderwerp is, zeer veel zelfs. In reactie op mevrouw Gräper: het is hier en daar misschien weinig concreet. In de toekomst moet het inderdaad allemaal concreter. In de uitvoering van het economisch beleid wordt het allemaal buitengewoon concreet met projecten. Op het punt van de zorg. Commerciële zorg is ook in De Koers Verlegd opgenomen, dus daar zullen wij ook mee aan de slag gaan. Daar laat ik het bij, voorzitter. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Voorzitter, ik kan vrij kort zijn. Ik heb wel een vraag aan de Staten. Dat is het volgende. Als u bijvoorbeeld motie 1 zou aannemen, is voor mij wel de vraag of ik deeg moet maken, een halffabrikaat moet maken, en wie het op een gegeven moment gaat afbakken en wanneer het dan klaar is. Ik vind wel dat u daar helder over moet zijn, want anders weet ik niet wat mijn opdracht is. Dank u wel. De heer JASPERS: Voorzitter, mag ik nog een vraag stellen aan de gedeputeerde? Over amendement B over de jeugdtelefoon. Wat is nu het standpunt van het College precies? Er is namelijk wat verwarring in de fractie over wat het College heeft gezegd. In de brief van het College staat dat ‘wellicht dit zou kunnen’. Wat het amendement zegt, is dat dit gaat gebeuren. Mevrouw MULDER (gedeputeerde): Dat amendement kan uitgevoerd worden, maar voorwaarde was wel rondom dat bedrag, dat Drenthe ook mee zou doen. Daar heb ik van aangegeven dat Drenthe meedoet voor het deel waarvoor Drenthe verantwoordelijk is. De VOORZITTER: Nog een korte opmerking over motie nummer 6. Dat gaat over het meeluisteren. Ik heb u opgeroepen om een heldere uitspraak te doen. Er is in het kader van het programma dat destijds is gemaakt, rekening gehouden met kosten, automatisering, dualisering. Als het dus komt op kosten en wij het binnen die kaders kunnen brengen – daar hoort ook die archivering bij – dan is dat niet het probleem, want dan is daarin voorzien. Het gaat erom of wij deze ontwikkeling nu verder willen hebben of niet. Dat is de vraag die bij de motie aan de orde is. Ik geloof niet dat de middelendiscussie op zichzelf – even afgezien van de omvang daarvan, want daar zijn opmerkingen over gemaakt –… Als wij door kunnen gaan op de lijn die nu ontwikkeld wordt, is het technisch uitvoerbaar. De vraag is of u dat wilt. Dat is wat bij de motie aan de orde is. De beraadslaging wordt gesloten.
96
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005
Ik stel voor de beraadslaging te sluiten en over te gaan tot stemming. Misschien kunnen wij eerst even doornemen wat wij nu nog wel en niet meer hebben, en als wij iets wel hebben, of dat nog ongewijzigd is of niet. Ik begin bij de moties. In de eerste plaats motie nummer 1 van de PvdA. Het dictum luidt dus: “Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten een voorstel uit te werken en voor te leggen aan de Staten”. Het is dus een gewijzigd dictum. Die komt in stemming. In motie nummer 2 van de PvdA wordt dezelfde wijziging in het dictum aangebracht. Het dictum luidt dus: “Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten een voorstel uit te werken en voor te leggen aan de Staten”. Dat geldt ook voor motie 3. Motie 4 is ingetrokken en maakt geen deel meer uit van de beraadslaging. Dan zijn wij bij motie 5. Het College heeft weliswaar gezegd: “Overnemen”, maar het is natuurlijk een echte uitspraak van de Staten, dus ik stel u voor dat wij haar wel in stemming brengen, want het is een uitspraak die u ook op een andere plaats wilt deponeren. Dan motie 6. Die luidt zoals die luidt. In motie 7 komen enige wijzigingen in het dictum. Dat is althans in het eerste gedachtestreepje van het dictum. Dat luidt: “Verzoeken het College van Gedeputeerde Staten een voortouw te nemen in het realiseren van een ondernemingsloket, aansluitend bij een van de bestaande loketten, waarbij ondernemers worden geholpen en begeleid in het vinden van antwoorden op vragen door middel van het optreden als intermediair voor alle partijen”. Het is dus een aanvulling dat het aansluitend is bij een bestaand loket, en het duidt op de werkwijze, namelijk als intermediair. Motie nummer 8 is ingetrokken en maakt dus geen deel meer uit van de beraadslaging. Dan hebben wij de amendementen. Amendement op stuk geletterd A van GroenLinks wordt in stemming gebracht. Dan het amendement van de PvdA op stuk geletterd B. Het amendement geletterd C is ingetrokken. Het is ook uitgelegd in het debat. Het is ingetrokken omdat binnen het begrotingshoofdstuk er feitelijk nog een aanduiding komt die herkenbaarheid garandeert, heb ik begrepen. Het amendement geletterd D van D66 komt in stemming. Dan hebben wij afgesproken dat het stuk van de PvdA-fractie ‘Provinciale belastingen, waar voor je geld’ in handen wordt gesteld van de commissie Bestuur en Financiën en geagendeerd wordt voor 14 september aanstaande. De notitie ingediend door de VVD ‘Internationalisering’ zal in handen worden gesteld van de commissie Bestuur en Financiën en wordt geagendeerd voor 14 september. Het stuk van de PvhN ‘Puur plantaardige olie’ zal geagendeerd worden voor de commissie Economie en Mobiliteit op 14 september. Het initiatiefvoorstel van D66 zal voor wat betreft de uitgangspunten geagendeerd worden voor de vergadering van 6 juli aanstaande. Dat de verordening als zodanig de weg gaat lopen via de commissie. Het betekent een agendering voor de commissie Bestuur en Financiën van 14 september. Natuurlijk zal na het uitgangspuntendebat ergens een balans opgemaakt worden of deze afspraak gestand wordt gedaan. Is het ook redelijk, als het een uitgangspuntendebat is, ervan uit te gaan dat alle fracties in vijf minuten uitleggen in dat debat wat hun positie is en dat ik dat dus in de agenda opneem? Ik zie sommige mensen twee minuten doen, maar ik redeneer al zo ver terug. Dan zult u in de agenda niet alleen vinden dat het op de agenda staat, maar dat het ook een gelimiteerd debat is. Ik zie nog geen reacties, alleen maar verbaasde gezichten. Goed, dan kunnen wij gaan stemmen.
97
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005
De heer HOLLENGA: Ik zou namens de CDA-fractie graag een korte stemverklaring af willen geven. Het betreft de eerste drie moties van de PvdA waarin het dictum gewijzigd is. Wij zien dat zo, dat het ook een stuk vrijheid aan het College geeft om een notitie te maken over dit onderwerp, waarbij zij dus niet expliciet hoeven vast te houden aan de notitie van de PvdA. Een reactie op de vraag van de gedeputeerde Mulder, die even in verwarring was wat zij met die motie moest: de moties komen in stemming, daarna kan het College aan het werk gaan, alleen kan het College ook geen ijzer met handen breken, dus kan het zijn dat de ene notitie eerder klaar is dan de andere en hebben de Staten eventueel de mogelijkheid om voordat het College klaar is de notitie al een keer in de commissie te bespreken als zij dat willen. De VOORZITTER: Ja, dat is waar. Daar moeten wij echter toch even met elkaar helderheid over hebben: ofwel de moties komen nu in stemming en dan wordt gedaan wat in de moties wordt gevraagd en komt straks het resultaat daarvan in procedure, ofwel zeggen wij: “Wij hebben notities, en die verwijzen wij naar de commissies”. Dat laatste gebeurt dus niet. Het zijn gewoon moties die in stemming komen zoals ze daar liggen. Dan komt die notitie die daar achter zit, niet afzonderlijk aan bod. Die kan straks weer door de PvdA-fractie betrokken worden bij de behandeling van de notitie zoals het College die uitbrengt. Dat is namelijk het gevolg als de moties worden aangenomen. Daar moeten wij helder over zijn. Mevrouw FOLKERTS: Voorzitter, ik leef toch nog in enige verwarring over motie 1. Wij hebben daar in eerste instantie van vastgesteld dat volgens ons de gedeputeerde had aangegeven dat het in wezen bestaand beleid is en dat die motie dus overbodig is. Hebben wij dat verkeerd begrepen? De VOORZITTER: Ja, dat denk ik wel. Kijk, u moet nu zelf uw standpunt bepalen op basis van de antwoorden die u gekregen heeft of u voor of tegen de motie wilt stemmen. Als u vindt dat de motie overbodig is, moet u niet voor stemmen. Het is een vorm die hier nu voorligt. Als je naar de vorm kijkt, dan moet je met elkaar helder zijn: als de motie is aangenomen, ligt er een opdracht voor het College. Die voert het College uit, daar wordt straks over gerapporteerd. De heer MOORLAG: Voorzitter, misschien nog even ter geruststelling van de heer Hollenga. In die notities hebben wij een probleem geschetst en hebben wij ook een richting geschetst voor de oplossing van het probleem. Deze motie behelst niet meer dan dat wij aan het College vragen met een voorstel te komen. Dat voorstel kan uiteindelijk ertoe leiden om helemaal niets te doen. Wat wij hiermee beogen is: wij signaleren een probleem, wij geven een oplossingsrichting aan, want er zit ongelofelijk veel expertise hier in dit huis. Op basis daarvan kan het verder worden uitgewerkt als het College dat haalbaar acht en het ook vindt passen. Het kan uiteindelijk zo zijn dat het College in het voorstel zegt: “Begin er maar niet aan, want het is niet haalbaar”. Zo moet u dat zien. De VOORZITTER: Goed, ik stel voor dat wij gaan stemmen. Wij beginnen met de moties. In stemming wordt gebracht motie nummer 1. Motie 1 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de fracties van D66, VVD, PvhN, GroenLinks. In stemming wordt gebracht motie nummer 2. Motie nummer 2 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de fracties van D66, VVD, PvhN. In stemming wordt gebracht motie 3.
98
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005
Motie 3 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de fracties van D66, VVD en de heer Zanen. Mevrouw Boon van de VVD heeft voor gestemd. In stemming wordt gebracht motie 5. Motie nummer 5 wordt met handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht motie 6. Motie 6 wordt met handopsteken verworpen. Tegen de motie hebben gestemd de fracties van CDA, ChristenUnie, SP, PvdA. In stemming wordt gebracht motie nummer 7. Motie 7 wordt met handopsteken aangenomen. Tegen de motie hebben gestemd de fracties van PvdA, SP, PvhN. In stemming wordt gebracht amendement geletterd A. Amendement geletterd A wordt met handopsteken verworpen. Voor het amendement hebben gestemd de fracties van GroenLinks, SP, PvhN, D66. In stemming wordt gebracht amendement B. Amendement B wordt met handopsteken met algemene stemmen aangenomen. In stemming wordt gebracht amendement D. Amendement D wordt met handopsteken verworpen. Voor het amendement hebben gestemd de fracties van GroenLinks, PvhN, D66.
Dan is aan de orde de Voorjaarsnota als zodanig. Dat is het voorliggend besluit. Ik merk nog even op dat naar aanleiding van de discussie over de bodemsanering – dat is het gestelde op pagina 102 en pagina 103 van de Voorjaarsnota, met name de dekking daarvan – de afspraak is gemaakt dat dat nu zo blijft staan, maar dat nauwkeurig gemonitord zal worden of dat zo kan verlopen. Dat kan ertoe leiden dat in Begroting dan wel vervolgstukken daarop teruggekomen wordt. Dat is dacht ik de afspraak die daar gemaakt is. Mag ik, tegen die achtergrond, vragen of er iemand is die aantekening wenst bij het besluit over de Voorjaarsnota? Mevrouw BOS: Ja, voorzitter. Wij wensen graag aantekening van het feit dat wij tegen de plannen voor de N33 zijn. De VOORZITTER: Die aantekening wordt verleend. Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Voorzitter, mijn fractie wil ook graag aantekening bij het punt dat ook net is genoemd door GroenLinks en tevens aantekening bij het punt ten aanzien van de STOVfinanciering van de natuurcompensatie N33 Appingedam. De VOORZITTER: Dus de eerste aantekening is bij de N33 als zodanig? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ja.
99
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Voorjaarsnota 2005
De VOORZITTER: En de tweede aantekening is de natuurcompensatie N33 Appingedam? Mevrouw GRÄPER-VAN KOOLWIJK: Ja. Door middel van STOV-financiering. De VOORZITTER: Bij beide wilt u dus aantekening. De heer HOLLENGA: Voorzitter. Wij hebben goed begrepen dat de gedeputeerde Calon ten aanzien van de reservering voor de huisvesting 2006-2007 nadrukkelijk heeft gezegd dat die voorwaardelijk is en dat het punt nog integraal aan de orde komt. De VOORZITTER: Ja. Maar ik dacht dat die afspraak alleen maar een bevestiging van een eerdere toezegging was. Daarom heb ik hem niet meer genoemd. Maar hij is inclusief. Dan hebben wij de Voorjaarsnota vastgesteld. Dan zijn ook de brieven, in dit geval de brief van 26 mei 2005 betreffende hantering budgetrecht in relatie met de reservepositie afdeling Kanalenbeheer en de brief betreffende extra middelen ten behoeve van de Voedselbank en Kindertelefoon, voor kennisgeving aangenomen, want die waren bij deze punten aan de orde. De vergadering is gesloten om 19:00 uur.
100
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Publiek-private samenwerking bij realisering Meerstad
Bevindingen van prof. Dr. A. Heertje over de openbare stukken over de publiek-private samenwerking bij de realisering van Meerstad Ik stel voorop dat geen sprake is van een ordentelijke publiek private constructie. Een gedetailleerde omschrijving van het project ontbreekt: men heeft het over hoofdlijnen. Een integrale berekening van aanleg en exploitatie ontbreekt. Er is geen onafhankelijke partij die een constructie heeft ontworpen. De financiering als sluitstuk van de constructie hangt in de lucht , evenzeer als inzicht in het benodigde bedrag en de verdeling daarvan in private en publieke middelen. De belastingbetaler loopt grote, onbekende, risico’s. Hier wordt gesproken over publiek private samenwerking van betrokken partijen. Dat is iets anders dan een publiek private constructie. Publiek private samenwerking is een nette omschrijving voor een “onderonsje”. Het betekent dat concurrentie als middel om innovatie en een optimale prijs en kwaliteitsverhouding te bewerkstelligen bij voorbaat is uitgesloten. Hierdoor worden transactie kosten hoger, is men afhankelijk van monopoloide machtsposities en worden geen optimale opbrengsten in maatschappelijk en financiele zin bereikt. Niet ondenkbaar is dat de opzet botst met de Europese regelgeving in de sfeer van het mededingingsbeleid. Of subsidies zijn toegestaan dient eveneens nader te worden onderzocht. Ook hier dreigt “gevaar “ uit Brussel. In de besluitvorming wordt unanimiteit voortdurend voorop gesteld, soms met het argument om maximaal draagvlak te verwerven. Hier wordt maximaal verward met optimaal. Er is geen analyse van het nadelige effect van het toekennen van veto recht op de besluitvorming. Transactiekosten zijn erg hoog, alle deelnemers kunnen misbruik maken van hun machtspositie. De economische consequenties van de voorgestelde juridische vormgeving zijn niet onderzocht, zodat ook een vergelijking met andere juridische uitwerkingen met lagere transactiekosten ontbreekt. Deskundige hulp is hier bij nodig. De tekst inzake Meerstad staat bol van de vaagheden ; Blz 2 “intensieve onderhandelingen “, Waarover precies ? Blz 2 “de BOK op hoofdlijnen”, (zogenaamde details blijven onbesproken). Blz 3 , project vaag omschreven. Blz 4 “marktpartijen hebben veel grond, die ingebracht gaat worden”. Tegen welke prijs ? Blz 5 “gemaximeerde restrisico Euro 60 miljoen”. Door wie gemaximeerd ? Blz 5 waarom verhouding tussen publieke en private partijen voor elk aspect dezelfde en waarom bij voorbaat 50 ; 50 ? Door deze opzet kunnen beide partijen coalities vormen. Blz 7 “gedachten gaan uit” erg vaag. Blz 7 “met 1 stem spreken”, een illusie. Blz 7 “percentages “ vallen uit de lucht. Blz 7 onder aan en 8 boven aan, illustratie van vaagheid en gebrek aan expertise, die elders in Europa wel aanwezig is. Blz 8 “hoofdlijnen en intenties”, niet rijp voor politieke besluitvorming. Blz 10 “gewenste ontwikkelingen”, wat houdt dit in? Blz 11 bovenaan “600 ha grond van derden, machtspositie,die Meerstad kwetsbaar maakt. Blz 11 “ervaringscijfers” illustreren hoge overschrijdingen. Blz 12 “MER” effect op luchtvervuiling ? ( Raad van State !) Blz. 18 “wij verwachten werkbare verhoudingen”, nergens op gebaseerd.
101
VERGADERING VAN 29 JUNI 2005 Publiek-private samenwerking bij realisering Meerstad
Blz 19 “extern bureau” verwachting is nergens op gebaseerd. Project is nog veel te vaag. Blz 21 , risicoanalyse Twijnstra Gudde, zeer vage observaties. Omtrent de vertrouwelijkheid op blz.23 merk ik op dat deze een wassen neus is. De stukken zijn op zo een grote schaal verspreid dat sprake is van publiek geheim. Bovendien verdraagt de openheid van een publiek private constructie zich niet met deze handelswijze. Iedereen kan voorts een WoB procedure starten.( overigens kan met mij als burger natuurlijk een geheimhoudingsovereenkomst getekend) Mijn slotsom is dat het project niet rijp is voor finale politieke besluitvorming.Het aantal reduceerbare onzekerheden is te groot, op essentiele punten zijn de voorstellen en inzichten veel te vaag, de juridische vormgeving is niet overtuigend, practisch vrijwel onuitvoerbaar en kostbaar en in ieder geval niet voorzien van een solide argumentatie en het financieringsplan ontbreekt volledig , als sluitstuk van de excercitie. Mijn advies is het Centraal Plan Bureau het project voor te leggen en bovenal buitenlandse deskundigheid in te huren om de constructie te toetsen, te verbeteren en wellicht te ontwerpen. Dit betekent dat huidige private partijen competitie moeten toe staan. Anders worden onnodig hoge uitgaven en risico’s afgewenteld op de belastingbetaler. In de huidige opzet gebruiken banken en projectontwikkelaars de overheid om hun eigen winst te maximaliseren zonder veel risico. Arnold Heertje
102