Bestemmingsplan Staphorst Dorp
Bestemmingsplan Staphorst Dorp
Inhoud: Toelichting en bijlagen Voorschriften Plankaart nr. 243.00.02.30.03.C01
Staphorst/Assen Projectnummer 243.00.02.30.03 4 november 2005
Overzicht gebied waarop het bestemmingsplan Overzichtskaartje.ppt - 256,1,Dia 1 Staphorst Dorp betrekking1 heeft. Overzichtskaartje.ppt - 256,1,Dia
Gemeente Staphorst tek.nr. 243.00.02.30.03 bron: Topografische Dienst
..................................................................
Toelichting
................................................................... 243.00.02.30.03.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Beschrijving plangebied
5
3
Beleidskader 3.1 Provinciaal beleid 3.2 Gemeentelijk beleid
11 11 11
4
Milieu en onderzoek 15 4.1 Inleiding 15 4.2 Wegverkeerslawaai 15 4.3 Spoorweglawaai 17 4.4 Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer 19 4.5 Bedrijvigheid/milieuzonering (geluid/geur) 20 4.6 Bodem 21 4.7 Waterparagraaf 21 4.7.1 Algemeen 21 4.7.2 Beleidskader 21 4.8 Archeologie 24 4.9 Ecologie 27 4.9.1 Inleiding 27 4.9.2 Beleid 27 4.10 Externe veiligheid 31 4.10.1 Gevolgen Besluit externe veiligheid inrichten voor plangebied 31 4.10.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen 33
5
Juridische vormgeving 5.1 Algemeen 5.2 Opzet 5.3 Plansystematiek 5.3.1 Woondoeleinden 5.3.2 Woonwagencentrum 5.3.3 Maatschappelijke doeleinden 5.3.4 Bedrijfsdoeleinden 5.3.5 Centrumdoeleinden 5.3.6 Sportieve recreatie 5.3.7 Verkeersdoeleinden 5.3.8 Verkeers- en verblijfsdoeleinden 5.3.9 Agrarische doeleinden 5.3.10 Overige bestemmingen
37 37 37 38 38 39 40 40 40 41 41 41 41 41
................................................................... 243.00.02.30.03.toe
...................................................................
5.4
Bijzondere bepalingen
41
6
Economische uitvoerbaarheid
43
7
Inspraak en overleg
45
Bijlagen
................................................................... 243.00.02.30.03.toe
...................................................................
1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Staphorst heeft op 4 april 2002 het convenant Ruimte op Orde ondertekend. Hiermee heeft de gemeente aangegeven zich in te spannen om alle vigerende bestemmingsplannen te actualiseren, standaardiseren en te digitaliseren voor 1 januari 2012. Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is dan in eerste instantie ook gelegen in de noodzaak om een aantal verouderde plannen te herzien, te standaardiseren en te digitaliseren. Dit bestemmingsplan heeft voornamelijk betrekking op de woongebieden van de bebouwde kom Staphorst, ten noorden en ten zuiden van de Gemeenteweg. Zowel in het noordelijke deel als het zuidelijke deel van de kern komen overige functies en voorzieningen voor. In dit plan zal voor de duidelijkheid en gemakshalve over Staphorst-Noord en Staphorst-Zuid worden gesproken.
Vigerende bestemmingsplannen
Op dit moment gelden voor de woongebieden van de kern Staphorst vier bestemmingsplannen. Bestemmingsplan Staphorst – noord (vastgesteld juni 1971, goedgekeurd maart 1972) Bestemmingsplan Staphorst – zuid (vastgesteld juni 1973, goedgekeurd maart 1974) Bestemmingsplan Staphorst – zuid, 3e fase (vastgesteld november 1984, goedgekeurd juli 1985) Bestemmingsplan Staphorst – zuid, 4e fase (vastgesteld maart 1993, goedgekeurd juli 1993) Naast deze zogenaamde moederplannen geldt er een groot aantal uitwerkings- en wijzigingsplannen.
Opzet bestemmingsplantoelichting
Teneinde een beeld te krijgen van Staphorst wordt in hoofdstuk 2, kort een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 is aan de voor dit bestemmingsplan relevante uiteengezette richtlijnen in het provinciaal en gemeentelijk beleid aandacht besteed. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de milieuaspecten. In hoofdstuk 5 is ingegaan op de juridische vormgeving, waarna in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 de inspraak en het overleg aan de orde zijn.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
3
...................................................................
2
Beschrijving plangebied
Cultuurhistorie
De kern Staphorst en de kern Rouveen worden beschreven als een langgerekt streekdorp met een karakteristiek bebouwingsbeeld. Het is een reeks van in totaal ruim duizend boerderijen aan weerszijden van de bijna 12 kilometerlange straatweg. In het noorden is het huidige Staphorst ontstaan als een verdichting rondom de kerk van Staphorst. Het huidige Rouveen is zuidelijker ontstaan als verdichting rondom de kerk in Rouveen. Beide dorpen werden al in schriften van de dertiende eeuw genoemd maar lagen toen westelijker. De ontginning van het hoogveengebied geschiedde vanuit de beekdalen. Vanuit de beekdalen verdeelde men het hoogveengebied in een aantal ontginningsblokken of slagen, vier slagen voor Staphorst en vier slagen voor Rouveen. Inklinking en oxidatie leidden tot maaiveldverlaging, waardoor men het dorp moest verplaatsen. Omstreeks 1600 ontstond de huidige situatie met de Nieuwe Dijk (thans de Oude Rijksweg-Gemeenteweg) als bebouwingsas. In dit betreffende bestemmingsplan Staphorst Dorp is er voor gekozen om het deel van de Oude Rijksweg-Gemeenteweg buiten het plangebied te houden. De reden hiervoor is dat de Oude Rijksweg-Gemeenteweg onder beschermd dorpsgezicht valt. De grens die voor dit plangebied is gekozen, is dan ook gelijk aan de grens van het beschermd dorpsgezicht. Hierdoor ontstaat, zoals in de inleiding genoemd, een noordelijk deelgebied en een zuidelijk deelgebied.
Staphorst-Noord
Het deelgebied Staphorst-Noord wordt begrensd door de Klaas Kloosterweg Oost aan de noordzijde, de spoorlijn Zwolle-Meppel aan de oostzijde. De bebouwing ten noorden van de Gemeenteweg in het centrum van de kern Staphorst behorende tot de Streek begrenst het gebied aan de zuidzijde en de A28 begrenst het gebied aan de westzijde. Staphorst-Noord kent vooral een woonfunctie. Daarnaast bevindt zich een aantal voorzieningen in dit deel van Staphorst en dan voornamelijk langs de Ebbinge Wubbenlaan en de Meestersweg. Het gaat hierbij onder meer om winkels, kerken en zorgvoorzieningen. Het gebied vormt de eerste planmatige uitbreiding van Staphorst en is grotendeels ontwikkeld in de jaren ‘50, ‘60 en ‘70. De eerste woningbouw vond plaats aan de Ebbinge Wubbenlaan en de Meestersweg. Het gebied bestaat uit rijenwoningen, twee-onder-eenkapwoningen en vrijstaande woningen. Het woongebied kent een snelheidsregime van 30 km/uur. De Ebbinge Wubbenlaan kent vanuit het centrum een 30 km/uur-regime
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
5
...................................................................
dat in noordelijke richting na de Berghorst overgaat in een 50 km/uurregime. In het woongebied komen ook functies voor als een zorginstelling, een financieel adviesbureau, nutsvoorzieningen, een autobandenbedrijf, et cetera.
Autobandenbedrijf
Postduivenvereniging
Aan de noordzijde van het woongebied liggen andere voorzieningen zoals een sportpark en een evenemententerrein met onder andere een skeelerbaan, trekkertrekbaan, grasbaancircuit en accommodatie. Aan de westzijde van het woongebied, tussen de A28 en de Ebbinge Wubbenlaan, is een locatie waar een aantal woonwagens is gesitueerd. Ook liggen in deze zone weilandjes en volkstuintjes. Tevens bevinden zich hier een kerk, een postduivenvereniging en is er een locatie waar bijen worden gehouden. Iets zuidelijker is woningbouw en een dierenweide gesitueerd tussen de Ebbinge Wubbenlaan en de (oprit van de) A28. Staphorst-Zuid
Het deelgebied Staphorst-Zuid wordt globaal begrensd aan de westzijde door de Rijksweg A28 en de Achthoevenweg. De noordzijde wordt begrensd door de Streek en de zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de J.C. van Andelweg. Hierbij is de begrenzing afgestemd op de plangrens van het bestemmingsplan De Slagen dat betrekking heeft op een gebied dat aan de zuidzijde van de J.C. van Andelweg ligt. Het zuidelijk deelgebied bestaat grofweg uit vier verschillende woongebieden en een centrumgebied. De uitleg van de woningbouw aan de zuidzijde is begonnen in de jaren ’70. Het gebied bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en rijenwoningen.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
6
...................................................................
Gemeentehuis
In de woonbuurten komt ook een aantal andere functies voor. De functies betreffen onder andere het gemeentehuis, het politiebureau, de bibliotheek, maatschappelijk werk Carinova, een school en een sporthal. Daarnaast bevinden zich in de woonbuurten hier en daar functies, zoals bijvoorbeeld een kapper, huisarts, adviesbureau, pedicure, et cetera. Het centrumgebied aan de Bergerslag kent een verscheidenheid aan voorzieningen. Hier bevinden zich centrumvoorzieningen als een supermarkt, cafetaria, drogisterij, schoenmaker, kantoorboekhandel, apotheek, fotozaak, sportzaak, kapper, kledingwinkel, verzekeringmaatschappij, twee banken, et cetera.
Willem de Zwijgerschool en peuterspeelzaal
Sporthal
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
7
...................................................................
De woongebieden met uitzondering van woonerven kennen voornamelijk een snelheidsregime van 30 km/uur. De doorgaande wegen, zoals de Bergerslag, hebben deels een 50 km/uur-regime. Karakteristieke panden en monumenten
In het plangebied komt een aantal karakteristieke panden voor. Deze zijn als zodanig op de plankaart aangemerkt. Daarnaast bevindt zich in het plangebied een aantal panden die zijn aangemerkt als gemeentelijk monument. Deze zijn als monument op de plankaart aangegeven.
Ontwikkelingen
In het deelgebied Staphorst-Noord is grootschalige woningbouw of ontwikkeling van bedrijvigheid momenteel niet aan de orde. Wel vindt in het kader van onder andere de ontwikkelingsvisie Staphorst Noord een aantal kleinschaliger ontwikkelingen plaats. Het gaat hier om incidentele woningbouw op kavels tussen de bestaande woonbebouwing (locatie Engel, op dit moment wordt hier gebouwd; deze locatie is dan ook als bestaande situatie opgenomen in dit plan). Tevens zijn er concrete plannen voor de invulling van de locatie van de voormalige Christelijke Nationale School in het deelgebied Staphorst-Noord. Voor dit terrein is een bestemmingsplan opgesteld, ten behoeve van de realisatie van acht twee-onder-een-kapwoningen en vijf rijenwoningen en een complex van Stichting Philadelphia Zorg. Dit complex biedt ruimte aan ongeveer tien personen en bestaat uit privé-ruimtes, gemeenschappelijke woonruimtes en een ruimte voor de slaapwacht annex kantoorruimte. De woningen worden uitgevoerd in twee bouwlagen met een kap, overeenkomstig de bestaande bebouwingstypes. De maatvoering van de woningen alsmede de situering resulteren in een woongebied dat zich voegt in het aanwezige bebouwingsritme en de omgeving. De groenstroken geven het totale gebied een groene uitstraling. In het bestemmingsplan is het relevante beleidskader behandeld. Tevens is aandacht besteed aan de noodzakelijke onderzoeken (ecologie, archeologie, verkeer, bodem en water). Op basis van akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat voor een aantal woningen de geluidsbelasting op de gevel (zowel ten gevolge van het wegverkeer op de A28 als het railverkeer op het spoor ZwolleMeppel) hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 d(B)A. Er is een hogere grenswaarde aangevraagd en gehonoreerd. Voor nadere informatie omtrent de planvorming wordt verwezen naar het bestemmingsplan Staphorst-Noord, partiële herziening CNS-terrein. Onlangs waren er concrete plannen voor de invulling van de locatie met een sportschool tussen de Ebbinge Wubbenlaan en de A28 grenzend aan de Viaductweg in Staphorst-Noord. De initiatiefnemer heeft inmiddels afgezien van verder ontwikkeling.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
8
...................................................................
Weliswaar is voor deze ontwikkeling inmiddels een bestemmingsplan opgesteld. In het kader van dit bestemmingsplan is het relevante beleidskader behandeld en is de nodige aandacht besteed aan de noodzakelijke onderzoeken (ecologie, archeologie, verkeer, bodem en water). Op basis van akoestisch onderzoek is geconcludeerd dat de geluidsbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 d(B)A. Er is een hogere grenswaarde aangevraagd en gehonoreerd. Nu de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk is, blijft dit in het bestemmingsplan gehandhaafd. De genoemde nieuwe locatie biedt voldoende ruimte voor het realiseren van een Sportschool. Naast een fitnessruimte kunnen er enkele squashbanen worden gerealiseerd. Tevens behoort het realiseren van een inpandige bedrijfswoning tot de mogelijkheden. Op basis van het vorenstaande worden de voorgenomen ontwikkelingen als bestaande situatie beschouwd en zijn dan ook als zodanig opgenomen in dit bestemmingsplan. Er is in de toelichting dan ook geen verdere aandacht besteed aan deze locaties. Naast deze genoemde concrete plannen is de gemeente voornemens in de toekomst het perceel op de hoek van de Meestersweg en de Prins Bernhardstraat te bebouwen. Het perceel is in eigendom van de gemeente. Er zijn gedachten om de locatie te bebouwen met een huisartsenpraktijk, gecombineerd met vier appartementen. Deze plannen zijn niet voldoende concreet, waardoor het als zodanig niet is meegenomen in dit bestemmingsplan. De locatie is voorts als groenvoorziening bestemd. Te zijner tijd zal de gemeente eventueel de planontwikkeling oppakken.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
9
...................................................................
3
Beleidskader 3.1
Provinciaal beleid
Het provinciale beleid voor de leefomgeving is verwoord in het Streekplan Overijssel 2000+. In het streekplan wordt de kern Staphorst aangemerkt als grote kern (meer dan 4.000 inwoners). Dit betekent dat de woon-, werk- en verzorgingsfunctie vooral lokaal van aard is. Ten aanzien van Staphorst vermeldt het streekplan het volgende: De ruimtelijke hoofdstructuur wordt in hoge mate bepaald door de infrastructurele elementen rijksweg A28 en de spoorweg ZwolleMeppel en het hier haaks op staande karakteristieke, zeer waardevolle bebouwingslint langs de Oude Rijksweg-Gemeenteweg. Niet alleen de barrièrewerking van de rijksweg A28, maar ook de ten westen hiervan aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden die in nauwe relatie staan met het cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslint, zijn vanuit de provinciale optiek aanleiding voor het aangeven van een belemmeringslijn langs de A28. Conform de structuurnotitie van de provincie is in een verdere uitbreiding van de woonbebouwing in zuidelijke richting aansluitend aan het plangebied zuid voorzien. De kern Staphorst heeft een belangrijke werkgelegenheidsfunctie. De provincie wil de potenties van deze kern, in aanvulling op de stadsgewesten, benutten. In de betreffende gebieden welke zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het provinciaal beleid een direct afwegingskader vormt. De geformuleerde richtlijnen in het provinciaal beleid hebben dan ook geen gevolgen voor de onderhavige herziening. 3.2 Beleidsnota wonen 2002-2006
Gemeentelijk beleid
In de Beleidsnota wonen 2002-2006 worden de hoofdlijnen van het gemeentelijk woonbeleid van Staphorst voor de periode 2002 tot en met 2006 aangegeven. De nota maakt inzichtelijk: a. op welke wijze via de bestaande woningvoorraad en de nieuwbouw kan worden voorzien in de totale lokale woningbehoefte en in de lokale woningbehoefte van specifieke aandachtsgroepen van beleid; b. op welke wijze het woonbeleid kan bijdragen aan het behoud en de verbetering van het woon- en leefklimaat in Staphorst, onder meer in het kader van ontwikkelingen op wijk- en buurtniveau en de stedelijke vernieuwing in de gemeente;
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
11
...................................................................
c.
wat de rol van de gemeente en de lokale beleidspartners is bij de uitwerking en realisatie van de beleidsdoelen. Tevens dient deze beleidsnota als aanzet, om te komen tot prestatieafspraken tussen de gemeente en Woonstichting Vechthorst. Daarnaast moet de beleidsnota voor de woningbouwcorporatie ingrediënten bieden voor haar strategische voorraadbeheer en de mogelijke herstructureringsopgave. Concreet voor Staphorst ten aanzien van de ontwikkeling van woningbouw, is de uitbreiding aan de zuidzijde van de J.C. van Andelweg. Dit gebied is buiten onderhavig plan gehouden, omdat het geen bestaand stedelijk gebied betreft. Naast nieuwbouwplannen zijn er ook plannen in voorbereiding die wijzigingen aanbrengen in de bestaande voorraad. Woonstichting Vechthorst is voornemens om in de kern zelf huurwoningen te verkopen. Tevens zal naar mogelijkheden worden gezocht voor nieuwe woningen voor starters. Hiervoor wordt in de nota het CNS-terrein genoemd. Voor dit terrein is, zoals aangegeven in hoofdstuk 2, inmiddels een plan ontwikkeld en als zodanig in het bestemmingsplan meegenomen.
Ontwikkelingsvisie Staphorst-Noord
Voor Staphorst-Noord is een ontwikkelingsvisie opgesteld. In dit deelgebied is een aantal ruimtelijke ontwikkelingen gaande. Het aantal leegkomende en leeggekomen locaties in Staphorst-Noord rechtvaardigt dat integraal naar dit gebied wordt gekeken. De ontwikkelingsvisie geeft een kenschets van het gebied en de locaties waar mogelijk ontwikkelingen en welke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het gaat om onder andere ontwikkelingen ten behoeve van woningbouw (CNS-terrein), sportvoorzieningen, groenvoorzieningen, verkeer et cetera. Voor een aantal van deze locaties is inmiddels een plan ontwikkeld. Deze locaties zijn meegenomen in dit bestemmingsplan.
Sportnota 2002-2006
De gemeente Staphorst heeft een sportnota opgesteld. De richtlijnen van het accommodatiebeleid die zijn aangegeven in deze nota ten aanzien van de inrichting van een evenemententerrein zijn inmiddels concreet uitgevoerd. Omdat het terrein grenst aan de sportvoorzieningen en een directere relatie heeft met het woongebied van Staphorst dan het omliggende buitengebied, is dit deelgebied in onderhavig plan meegenomen. Overige richtlijnen uit deze nota hebben niet direct gevolgen voor het plangebied.
Welstandsnota
Op grond van de wijziging van de Woningwet zijn gemeenten voor het welstandstoezicht verplicht te beschikken over een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. De Geïntegreerde Welstandsmonumenten Commissie dient vervolgens de bouwplannen
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
12
...................................................................
aan deze, door de gemeenteraad geformuleerde en voor iedereen kenbare, uitgangspunten te toetsen. De Welstandsnota Staphorst (vastgesteld op 1 juni 2004 en in werking getreden op 1 juli 2004) geeft in hoofdlijnen aan welke beleidsmatige inzet en procedures het gemeentebestuur kiest voor het voeren van een welstandstoezicht. De kenmerken van de verschillende welstandsgebieden zijn beschreven. Per gebied is aangeduid hoe en waarop het gemeentebestuur bouwplannen gaat toetsen. Ten aanzien van woonwijken is het volgende opgenomen; De kernen Staphorst, Rouveen en IJhorst bestaan uit verschillende wijken en objecten, gebouwd naar een bepaalde trend in een bepaalde tijd. Deze wijken en objecten zijn niet gebiedseigen maar typisch Nederlands. De wijken worden gekenmerkt door architectonische eenheden (bebouwingsblokken, rijen en dergelijke) die in de loop van de tijd zijn ontstaan. Hierdoor is een grote diversiteit aan bouwstijlen aanwezig voor de bewoners dus een ruime keus aan woningtypen. Opmerkelijk is het contrast van de kernen met de typische karakteristieken van de bebouwing van de Streek. Het beleid is er op gericht de bestaande situatie te respecteren en aan te sluiten op de aanwezige basiskwaliteit Groenbeleidsplan Staphorst 2005
Onlangs heeft de raad op 22 februari 2005 het Groenbeleidsplan Staphorst 2005 opgesteld. In het rapport is een analyse gegeven van het groen in de gemeente. Uit deze analyse zijn zeven knelpunten naar voren gekomen: te veel extensief groen; te weinig accenten; te weinig onderhoud op begraafplaatsen en in Staphorst-Noord; te weinig uitzicht op hoeken van wegen; de aanwezigheid van sociaal onveilige plekken; te veel zwerfvuil en hondenpoep; te veel verschillende soorten bomen langs wegen in het buitengebied; beheersing van de kosten in het algemeen voor groen. De doelstelling is dan ook: het vastleggen van een visie voor het openbaar groen in de gemeente Staphorst voor een periode van tien jaar; het signaleren en oplossen van knelpunten in het groen; het nader vormgeven van de betekenis van het openbaar groen voor de openbare ruimte; het uitwerken van de visie door het benoemen van concrete projecten.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
13
...................................................................
Op basis hiervan is een beleidsvoorstel naar voren gekomen waarin een visie met betrekking tot het openbaar groen in de gemeente is geformuleerd en door middel van kaarten een nieuwe basisgroenstructuur is vastgelegd. In het rapport wordt aangegeven dat bij uitvoering van (bestaande) bestemmingsplannen rekening kan worden gehouden met de basisgroenstructuur. In te ontwikkelen bestemmingsplannen kunnen de basisgroenstroken als groenbestemming worden vastgelegd. In dit bestemmingsplan zijn dan ook de groenstroken, zoals aangegeven op de basisgroenstructuur bestemd als groenvoorziening. Convenant duurzaam veilig
De gemeente heeft geen gemeentelijk verkeers- en vervoerplan, maar onderschrijft het convenant duurzaam veilig.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
14
...................................................................
4
Milieu en onderzoek 4.1
Inleiding
Normaliter dient in verband met nieuwe ontwikkelingen een aantal milieuaspecten nader te worden onderzocht en een aantal onderzoeken te worden uitgevoerd. Het betreft hier onder meer de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem en eventueel de aanwezigheid van nabijgelegen bedrijvigheid. Daarnaast dient aandacht aan de archeologie, water, ecologie en veiligheid te worden besteed. In het kader van dit bestemmingsplan wordt op de volgende milieuaspecten en onderzoeken ingegaan. 4.2
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen waar op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. De gemeente beschikt over een op 21 december 2004 door de raad vastgestelde geluidsniveaukaart voor wegen. Hieruit blijkt dat een groot deel van de wegen binnen het plangebied geen zone kent. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen 200 m. Buiten de bebouwde kom bedraagt deze breedte voor tweestrookswegen 250 m en voor vierstrookswegen 400 m. Daarmee ligt het deel van het plangebied waar nieuwbouw wordt gepleegd binnen de geluidszone van de A28. De bouwlocaties liggen echter wel buiten de zones van de gemeentelijke wegen met een zone (zie kaart 1). In de geluidsniveaukaart zijn van de A28 de 50 dB(A) geluidscontouren berekend met behulp van Standaard Rekenmethode I. Onder vrije veldcondities liggen deze tussen de 500 en 600 m uit de as van deze weg.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
15
...................................................................
Kaart 1 zones wegverkeer
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
16
...................................................................
In het kader van de sanering van het wegverkeerslawaai is geruime tijd geleden langs de A28 een geluidsscherm geplaatst met een zodanige hoogte dat op dat moment aan de eisen van de Wet geluidhinder werd voldaan. Inmiddels is echter duidelijk dat dit scherm in de huidige situatie niet meer voldoet. Daarom is voor de op de Kaart 1 aangegeven bouwlocaties een hogere waarde procedure gevolgd. Een hogere grenswaarde is gehonoreerd. Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, zijn de locaties als bestaande situaties meegenomen in het bestemmingsplan. Wegverkeerslawaai in het kader van de Wet geluidhinder heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. 4.3
Spoorweglawaai
In die situatie waarbij spoorwegen in de nabijheid liggen van nieuw te bouwen woningen is hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder van belang. De spoorlijn Zwolle-Meppel (traject 80) kende voor 1 september 2003 een zone van 400 m. De aanpassing van de zonebreedten in het Besluit geluidhinder spoorwegen van 1 september 2003 (Staatscourant 27 augustus 2003, nummer 164/11) heeft geleid tot aanpassing van de zonebreedte tot 600 m, gerekend vanuit de buitenste spoorstaven. Nieuwbouwlocaties liggen binnen deze zone (zie bijgevoegde kaart). Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 57 dB(A) (artikel 7, lid 1 van het Besluit geluidhinder spoorwegen). Bij nieuwbouw van woningen die betrekking hebben op gronden behorende bij een zone als bedoeld in artikel 4 van het Besluit geluidhinder spoorwegen, dient een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Bij de berekeningen is gebruikgemaakt van het akoestisch spoorwegboekje aswin 2000, versie november 2003. De 57 dB(A) geluidscontour ligt op ongeveer 438 m uit de as van het spoor. De dichtstbijzijnde nieuwbouwwoningen aan de Meestersweg liggen op geringere afstand en kennen een hogere waarde. Daarom is voor de op de Kaart 2 aangegeven bouwlocaties een hogere waarde procedure gevolgd. Een hogere grenswaarde is gehonoreerd.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
17
...................................................................
Kaart 2 zones railverkeer
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
18
...................................................................
Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, zijn de locaties als bestaande situaties meegenomen in het bestemmingsplan. Spoorweglawaai heeft dan ook geen gevolgen voor dit bestemmingsplan. 4.4
Europees beleid
Rijksbeleid
Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer
Lucht en verkeer Het Europees beleid op het gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit 1999/30. Hierin staan luchtkwaliteitsnormen centraal, normen die aangeven waaraan de kwaliteit van de lucht in de lidstaten op een bepaald moment moet voldoen. Omdat sprake is van een kaderrichtlijn, bevat deze Europese richtlijn die luchtkwaliteitsnormen niet zelf. Wel biedt de kaderrichtlijn de juridische basis voor het vaststellen van zulke normen in zogenaamde “dochterrichtlijnen”. Elke lidstaat moet dus zelf luchtkwaliteitsnormen vaststellen. Naast beleid voor de luchtkwaliteit is door de EU ook beleid opgezet voor het terugdringen van de voertuigemissies (97/24/EG voor motoren, 97/68/EG voor werktuigen en grote voertuigen en 98/69/EG voor personenauto's). In deze richtlijnen zijn normen opgenomen waaraan de emissies van de voertuigen moeten voldoen. Deze lopen parallel aan de zogenaamde Euro-3 norm, die aangeeft hoeveel luchtvervuilende stoffen een motor mag emitteren. De eisen in deze norm moeten in 2005 worden gehaald. Lucht In het Besluit Luchtkwaliteit (19 juli 2001 van kracht geworden), zijn normen opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Voor de stoffen zwaveldioxide (SO2) stikstofoxide (NO), stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes/fijn stof (PM10) zijn deze landelijke normen gebaseerd op Europese regelgeving (de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit 1999/30). In het besluit zijn ook de reeds bestaande Nederlandse normen opgenomen voor koolmonoxide (CO) en benzeen. In het Besluit Luchtkwaliteit zijn grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels vastgelegd. Alarmdrempels zijn er voor zwaveldioxide (SO2) en stikstofdioxide (NO2). Ze zijn bedoeld om beschermende maatregelen te kunnen opleggen bij kortdurende blootstelling, vergelijkbaar met de Smogregeling. Plandrempels zijn vastgesteld voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Met de plandrempels wordt gestreefd naar het geleidelijk toewerken naar de grenswaarde. Er is met de plandrempel een afnemende overschrijdingsmarge toegestaan
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
19
...................................................................
-
in een aantal jaren tot het jaar waarin de grenswaarde definitief moet worden gehaald. Grenswaarden zijn voor alle stoffen vastgesteld. Voor een aantal stoffen geldt daarnaast een termijn waarop uiterlijk aan de grenswaarde moet worden voldaan bijvoorbeeld stikstofdioxide (jaargemiddelde concentratie; in 2010 aan te voldoen) en zwevende deeltjes (jaargemiddelde concentratie; in 2005 aan te voldoen).
De soort normen die zijn gesteld, betreffen diverse concentratie-eisen, maar ook het maximum aantal overschrijdingen per jaar. Het aantal overschrijdingen van een normwaarde moet in dat geval onder een maximum aantal blijven. In de bijlagen is de bepaling van de luchtkwaliteit opgenomen. Aangezien het hier een bestaande situatie betreft, inclusief de in hoofdstuk 2 genoemde bouwlocaties, is luchtkwaliteit geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan. Volledigheidshalve is voor de beide bouwlocaties nadere aandacht besteed aan de luchtkwaliteit. De bepaling van de luchtkwaliteit is in de bijlagen opgenomen. Hieruit is geconcludeerd dat aan de normen wordt voldaan. Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de woningbouw in Staphorst. 4.5
Bedrijvigheid/milieuzonering (geluid/geur)
Uit de beschrijving van het plangebied blijkt dat zich bedrijvigheid in en nabij het plangebied bevindt. Het betreft hier een bestaande situatie. De bestaande bedrijvigheid vormt geen belemmering voor onderhavige actualisering. Het autobandenbedrijf in Staphorst-Noord is een bedrijf dat tegenwoordig niet meer past in een woonbuurt. Op den duur zal wellicht kunnen worden bekeken of dit bedrijf zich kan en wil verplaatsen. Tevens komt in het noordelijke deelgebied een wapenhandel, en jachtpatroon- en geweermakerij voor waar tevens ruimte is voor opslag van munitie. De gemeente is op dit moment bezig na te gaan hoe om te gaan met deze situatie in het kader van de hinderwet en de externe veiligheid (zie ook paragraaf 4.9.1). De woningbouw in Staphorst-Zuid grenst aan het bestaande bedrijventerrein De Baarge. Op dit terrein is in principe alleen ruimte geboden aan de minder zware bedrijvigheid behorend tot categorie 1 en 2. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein tussen de A28 (de Esch) en de woonwijk van Staphorst-Zuid is rekening gehouden met de woningbouw. Aan de zijde van de bestaande woningbouw is op het bedrijventerrein een zone voor woonmilieuvriendelijke bedrijven
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
20
...................................................................
gerealiseerd (categorie 1 en 2). Achter deze zone zijn bedrijven van categorie 3 en met vrijstelling categorie 4 toegestaan. 4.6
Bodem
Op dit moment is een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk. In hoofdstuk 2 is aangegeven dat voor de genoemde ontwikkelingen de benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd. Verder zijn er geen nieuwe ontwikkelingen aan de orde. 4.7
Waterparagraaf
4.7.1 Algemeen Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: "het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten". 4.7.2 Beleidskader Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. Een aantal relevante beleidsdocumenten wordt hierna kort besproken. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt de regeringsbeslissing. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: waterbesparende maatregelen in de woning; het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; het infiltreren van regenwater in de bodem; het bergen van regenwater in vijvers;
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
21
...................................................................
-
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Waterbeleid 21e eeuw Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Provinciaal beleid
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren. Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk- en recreatiegebieden bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid. De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen. Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels. Grondoverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moeten duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.
Beleid waterschap
In het Waterbeheersplan 2002-2005 staat het beleid van het Waterschap Groot Salland verwoord. In het waterbeheersplan staan
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
22
...................................................................
de korte- en lange termijn doelstellingen van het waterschap. Het Waterschap Groot Salland zorgt voor voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit en beschermt het gebied tegen hoogwater en wateroverlast. Het uitgangspunt voor de werkzaamheden van het waterschap is een duurzaam beheer van het watersysteem (het samenhangend geheel van grondwater en oppervlaktewater) en de hiermee verweven waterketen (drinkwaterwinning, riolering en waterzuivering). Waterparagraaf In het kader van de watertoets is overleg met het waterschap gevoerd. Het waterschap heeft met betrekking tot de actualisering van bestemmingsplannen aangegeven het voldoende te vinden om enkel in het kader van het overleg ex artikel 10 Bro een reactie te geven op de watertoets zoals die is opgenomen in de toelichting van de bestemmingsplannen. Huidige situatie waterhuishouding
Het plangebied is wat betreft waterhuishouding afgestemd op de stedelijke functie. Op dit moment is de waterhuishoudkundige situatie niet aan verandering onderhevig. Weliswaar doen zich op dit moment een paar knelpunten voor in het plangebied ten aanzien van water. In het deelgebied Staphorst-Noord, omgeving Churchilllaan, komen de laatste tijd met enige regelmaat water-op-straatsituaties voor. De gemeente is voornemens in de nabije toekomst duurzame maatregelen te treffen om dit probleem op te lossen.
Waterinfiltratie of -retentie
Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van het Waterbeleid 21e eeuw betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen of bij nieuwe ontwikkelingen in het bestaande gebied bekijkt de gemeente of duurzame maatregelen, zoals afkoppelen en infiltratie mogelijk zijn.
Riolering
De gemeente streeft met name bij nieuwe ontwikkelingen naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk worden afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. Bij ingrepen in het bestaande gebied zet de gemeente in op toepassing van duurzame maatregelen binnen de technische mogelijkheden.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
23
...................................................................
Wateraanvoer en -afvoer
De toekomstige afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de huidige afvoer. Voor een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen dan ook op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier worden eventuele gebieden afgewenteld. Indien er sprake is in de toekomst van uitbreiding van verharde vlakken dan zet de gemeente in op het toepassen van duurzame waterbeheersingsmogelijkheden, zodat mogelijke problemen niet worden verschoven naar een ander gebied.
Duurzaam stedelijk waterbeheer
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer is bij de inrichting van de wijken niet expliciet rekening gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Er werd niet gestreefd naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren. Mochten in de loop der tijd herstructurering of daar waar mogelijk inbreiding plaatsvinden, dan wordt de nadruk gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen. Het watersysteem dient dan tevens zo te worden vormgegeven dat geen of tenminste zo weinig mogelijk problemen worden doorgeschoven naar andere tijden, plaatsen of milieucompartimenten. 4.8
Beleid
Archeologie
Verdrag van Malta Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag krijgen hun beslag in de ophanden zijnde wijziging van de Monumentenwet (in werking 2004). Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
24
...................................................................
Nota Belvedere Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedere (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedere-gebieden. Een groot oppervlak van de gemeente Staphorst maakt deel uit van één van de aangewezen Belvedere-gebieden. Hiertoe behoort ook het onderhavig plangebied. Weliswaar is hierbij de aandacht vooral gericht op de zogenaamde Streek en niet zozeer op onderhavig plangebied. Kaart archeologische waarden De Kaart archeologische waarden bestaat uit AMK (Archeologische Monumentenkaart) en de IKAW (Indicatieve kaart archeologische waarden). AMK
Op de AMK is de waardering van archeologische monumenten weergegeven. Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Er zijn vier waarderingscategorieën. Binnen het plangebied komen terreinen met een dergelijke waarderingscategorie niet voor. Voor de betekenis van de waardering van de terreinen wordt verwezen naar de bijlagen.
IKAW
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig zijn te karteren. Om greep te krijgen op deze nog onbekende informatie is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) uitgegeven. Deze kaart geeft een beeld van het bodemarchief dat complementair is aan de Archeologische Monumentenkaart. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Vertaling naar het bestemmingsplan Het onderhavige plan is in essentie een conserverend plan. Uit de kaart archeologische waarden blijkt dat er geen terreinen in het plangebied liggen die zijn aangegeven als AMK-terreinen. Het plangebied zelf is met uitzondering van een noordelijk deel en een zuidelijk deel niet gekarteerd. De deels overlappende, omliggende en aangrenzende gebieden kennen een lage, een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde op basis van de IKAW. Aangenomen kan worden dat het plangebied deze waarden ook kent.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
25
...................................................................
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
26
...................................................................
Dit betekent dat wanneer bodemingrepen worden gepland de betreffende initiatiefnemer inventariserend veldonderzoek moet laten uitvoeren. Weliswaar geldt dit alleen voor onbebouwde gronden. 4.9
Ecologie
4.9.1 Inleiding Voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van en eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur, speciale beschermingszones en Natuurmonumenten. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen. Het betreft een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen tot weinig planologische ontwikkelingen worden voorzien. Op een aantal locaties zullen woningen worden gebouwd en mogelijk een enkel gebouw gesloopt. Het plangebied heeft met name een woonfunctie. In het Provinciaal omgevingsplan heeft het hele plangebied de functie bebouwd gebied. 4.9.2 Beleid
Natura 2000 beleid
Gebiedsbescherming Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones (SBZ's) voor natuurlijke habitatten op grond van de Europese Habitatrichtlijn (1992) en de vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn (1979).
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones.
Natuurbeschermingswet
In 1968 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Op grond hiervan zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd Natuurmonument (of Staatsnatuurmonument). Op deze manier worden kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
27
...................................................................
Aantasting
Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met effecten op beschermde gebieden uit het Natura 2000 beleid en Natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat voor de plannen en dat alle schade wordt gecompenseerd. Daarover moet het bevoegd gezag een beslissingsdossier opbouwen waarvoor de initiatiefnemer de rapportage moet leveren. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot maatschappelijk belang is. Hier geldt het zogenaamde "nee-tenzij"-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
Inventarisatie en conclusie
Het plangebied behoort niet tot en grenst niet aan een speciale beschermingszone die is aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde Habitatrichtlijngebied is De Olde Maten (± 5 km afstand). De Wieden is aangemeld als Habitat- en als Vogelrichtlijngebied (± 7 km). Deze gebieden en hun omgeving behoren ook tot de Ecologische hoofdstructuur. Er ligt geen beschermd Natuurmonument in de buurt van het plangebied. Er zijn geen duidelijke ecologische relaties tussen het plangebied en de speciale beschermingszones of Ecologische Hoofdstructuur. Effecten van de activiteiten die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn op de beschermde gebieden zijn niet te verwachten. De realisering van het bestemmingsplan stuit niet op bezwaren in het kader van één van de richtlijnen.
Flora- en faunawet
Soortbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de "lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten". Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten. De AMvB ex artikel 75 van de Flora- en faunawet die op 23 februari 2005 in werking is getreden, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. Er is een lijst
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
28
...................................................................
opgenomen van licht beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling van de verboden. Voor soorten met een gemiddeld beschermingsniveau geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Er kan ontheffing worden verleend als er geen sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de zwaarst beschermde soorten kan bij ruimtelijke ontwikkeling ontheffing worden verleend. Er mag dan geen afbreuk van de soort worden gedaan aan de goede staat van instandhouding en een redelijk alternatief voor de ingreep moet ontbreken. Voor verstoring van vogels geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een gedragscode. Een ontheffing wordt verleend onder dezelfde voorwaarden als bij de zwaarst beschermde soorten. Bekende gegevens
Bij het natuurloket is een rapportage opgevraagd van de kilometerhokken rond het plangebied. Hierin staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van elke soortgroep. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde en Rode lijst-soorten aangegeven, niet het aantal individuen. Het noordelijk deel van het plangebied valt grotendeels in één kilometerhok: 210-518. Het zuidwestelijke deel van het plangebied, langs de A28 ligt in 210-517. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt in vier kilometerhokken. Eén hok bevat slechts een klein deel van het plangebied. -
-
In kilometerhok 210-518 ligt het grootste stuk van het noordelijke plangebied. In dit deel zijn woningen, groenvoorzieningen en sportvelden. Het hok is goed op vaatplanten en dagvlinders onderzocht. De gegevens van vaatplanten zijn matig actueel (minmaal 3 jaar oud), de gegevens van dagvlinders zijn actueel. Zoogdieren zijn slecht onderzocht, de gegevens zijn actueel. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit deze gegevens op te maken dat er tenminste zeven beschermde soorten voorkomen (één vaatplant en zes zoogdieren; alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd op grond van de Floraen faunawet). Er zijn drie Habitatrichtlijnsoorten (zoogdieren) en één soort van de Rode lijst bekend (vaatplant). In kilometerhok 210-517 ligt een klein deel van het noordelijke plangebied en het grootste deel van het zuidelijke plangebied. Hier zijn woningen en weilanden. Het kilometerhok is slecht onderzocht op vaatplanten, zoogdieren en dagvlinders. De gegevens van zoogdieren en dagvlinders zijn actueel, van vaatplanten matig actueel. De overige soortengroepen zijn niet onderzocht. Er komen in ieder geval drie beschermde soorten voor (twee zoogdieren en één dagvlinder), één Habitatricht-
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
29
...................................................................
-
-
-
lijnsoort (zoogdier) en twee soorten van de Rode lijst (één vaatplant, één dagvlinder). Een deel van het zuidelijke plangebied ligt in kilometerhok 211-517. Binnen het plangebied staan voornamelijk woningen. Dit hok is goed onderzocht op vaatplanten en broedvogels. De gegevens van de vaatplanten dateren uit de periode 1975-1989 en zijn daarmee niet actueel. De gegevens van de broedvogels zijn wel actueel. Het hok is slecht onderzocht op zoogdieren en dagvlinders. De gegevens zijn actueel. De overige soortengroepen zijn niet onderzocht. Behalve de vogels zijn drie beschermde zoogdiersoorten en één beschermde vaatplant waargenomen. Eén van de waargenomen vogelsoorten en zeven vaatplanten staan op de Rode lijst. Het zuidwestelijke deel van het zuidelijke plangebied valt in kilometerhok 210-516. Dit hok is goed onderzocht op vaatplanten en broedvogels. De gegevens zijn redelijk actueel (tot 2001, respectievelijk 2002). Het hok is redelijk onderzocht op dagvlinders en slecht op zoogdieren. Deze gegevens zijn actueel. Er komen tenminste drie beschermde soorten voor in het kilometerhok (zoogdieren; alle vogelsoorten zijn beschermd), één Habitatrichtlijnsoort (zoogdier) en zes soorten van de Rode lijst (vier vaatplanten, twee vogels). In kilometerhok 211-516 ligt een klein deel van het zuidelijke plangebied, alleen woningen. Dit hok is goed onderzocht op vaatplanten. De gegevens zijn redelijk actueel (tot 2001). Het hok is slecht onderzocht op zoogdieren en dagvlinders. Deze gegevens zijn actueel. Er komen tenminste vijf beschermde soorten voor in het kilometerhok (één vaatplant, vier zoogdieren; alle vogelsoorten zijn beschermd), twee Habitatrichtlijnsoorten (zoogdieren) en vier Rode lijst-soorten (vaatplanten).
Het plangebied bestaat voornamelijk uit bebouwing en infrastructuur. In het noorden liggen sportvelden. Inventarisatie en conclusie
In de bebouwde kom en dus in het plangebied worden voornamelijk licht beschermde soorten verwacht. Deze soorten worden niet bedreigd door de ontwikkelingen die worden toegestaan middels het plan. Een deel van de beschermde soorten aangetroffen bij de gegevens van het Natuurloket zijn waarschijnlijk te vinden in groenvoorzieningen. Voor verstoring van licht beschermde soorten geldt een vrijstelling. Er kunnen zwaar beschermde vleermuiskolonies aanwezig zijn in de opgaande begroeiing en gebouwen in het plangebied. Zolang deze plaatsen niet worden aangetast, worden deze soorten niet bedreigd. Bij werkzaamheden aan gebouwen en kap van bomen zal nader
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
30
...................................................................
onderzoek moeten worden gedaan naar de aan- of afwezigheid van kolonies. Toekomstige ontwikkelingen
In het plangebied worden locaties opgenomen waar eventuele toekomstige planologische ontwikkelingen zijn voorzien. Deze ontwikkelingen zijn zoals genoemd al geregeld in andere plannen waardoor het feitelijk om bestaande situaties gaat. In het kader van het opstellen van die plannen is de noodzakelijke aandacht aan de Flora- en faunawet besteed. 4.10 Externe veiligheid Het beleid ten aanzien van het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen begint steeds vastere vormen aan te nemen. De overheid werkt hard aan het vastleggen van veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening, rekening moet worden gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet plaatsvinden. Inmiddels is ten aanzien van inrichtingen het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Ook ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen zullen in de toekomst wettelijke normen worden vastgesteld. Vooralsnog dient op dit punt echter te worden gewerkt met bestaande circulaires, nota’s en handreikingen zonder wettelijke status. Voor nadere toelichting op het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt verwezen naar de bijlagen. 4.10.1 Gevolgen Besluit externe veiligheid inrichten voor plangebied In het plangebied komt één categoriale inrichting voor die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Het gaat om een LPG-tankstation. In het plangebied is ook een wapenhandel en jachtpatroon- en geweermakerij aanwezig die is gelegen aan de Burgermeester van den Walstraat 19. Op deze locatie is tevens een bewaarplaats aanwezig voor het opslaan van munitie. Een dergelijke opslag, zoals beschreven in de vergunning, valt niet onder het Bevi. Voor andere inrichtingen dan defensieve inrichtingen waar explosieven worden opgeslagen, wordt een besluit voorbereid. Het betreft hier een bestaande situatie waaraan de gemeente in het kader van externe veiligheid en hinderwet op dit moment nadere aandacht aan besteed.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
31
...................................................................
In het onderstaande wordt achtereenvolgens ingegaan op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in verband met de LPGinrichting. Plaatsgebonden risico
Het LPG-tankstation ligt aan de Achthoevenweg 2a. Het gaat in dit geval om een verkooppunt met een doorvoer van ruim 200 m³ per jaar. Het is dus een verkooppunt met een doorvoer van minder dan 1.000 m³ per jaar. -6
Dit betekent dat de 10 contour voor de inrichting op 45 m uit het vulpunt ligt. Vanaf het ondergronds reservoir en de afleverzuil geldt -5 een afstand van respectievelijk 25 m en 15 m. De 10 contour voor beide inrichten ligt op 25 m vanuit het vulpunt en op 15 m vanuit het ondergronds reservoir. -6
Binnen de 10 contour van het tankstation liggen geen (beperkt) kwetsbare objecten. Groepsrisico
De verantwoordingsplicht voor het groepsrisico volgt uit de artikelen 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De verplichting komt tot uitdrukking in een motivering van: het aantal personen in het invloedsgebied; het groepsrisico; de mogelijkheden tot risicovermindering; de alternatieven; de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken; de mogelijkheden tot zelfredzaamheid. Voor de LPG-stations geldt op basis van de ministeriële uitvoeringsregeling dat de straal van het invloedsgebied 150 m bedraagt. Het invloedsgebied heeft daarmee een oppervlakte van -6 -5 7,07 ha. Aangezien tussen de 10 -contour en de 10 -contour beperkt kwetsbare objecten voorkomen, moet het invloedsgebied worden -5 1 verminderd met het oppervlak binnen de 10 -contour . Ofwel 7,07 ha – (3,14 x 25²) = 6,87 ha. Uit diezelfde uitvoeringsregeling volgt uit tabel 1 van het onderdeel “groepsrisico dichtheden personen per hectare” dat de personendichtheid 13 personen per hectare mag bedragen, wil de oriënterende waarde niet worden overschreden. Dit komt dus neer op 6,87 x 13 = 89 personen. Binnen het hierboven berekende invloedsgebied van het LPG-station aan de Achthoevenweg 2a komen de volgende objecten voor, waarbij de bebouwde oppervlakte binnen het invloedsgebied is aangegeven: 1
Indien geen bebouwing aanwezig is, wordt het invloedsgebied bepaald door het gebied binnen de 10-6-contour in mindering te brengen. In dit geval gelden ook andere oriënterende waarden (zie ministeriële regeling).
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
32
...................................................................
-
acht woningen.
Voor de berekening van de personendichtheid wordt verwezen naar de bijlagen. Op basis van deze gegevens kan worden geconcludeerd dat de personendichtheid per hectare onder de richtwaarde van 89 personen ligt. Er is dus sprake van een aanvaardbaar groepsrisico. 4.10.2 Vervoer van gevaarlijke stoffen Zoals gezegd, bestaat er voor het vervoer van gevaarlijke stoffen nog geen wettelijke normering, zoals die voor inrichtingen. Wel is in 1996 de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen opgesteld waarin het veiligheidsbeleid ten aanzien van vervoer is neergelegd. Als praktisch vervolg hierop is de handreiking Externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen verschenen waarin het beleid uit de nota naar de praktijk wordt vertaald. De systematiek van de normering is voor een groot deel vergelijkbaar met die uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Ook in dit geval moet een afweging worden gemaakt ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ten opzichte van risicogevoelige objecten. Als uitgangspunt voor het plaatsgebonden -6 risico geldt dat dit niet groter mag zijn dan 10 per jaar. Dit is een grenswaarde voor nieuwe situaties. Voor bestaande situaties met een -6 hoger risico dan 10 per jaar moer ernaar worden gestreefd om aan de grens van kwetsbare bestemmingen het risico te verlagen zonder dat het de bedoeling is dat voor deze situaties een saneringsprogramma wordt opgezet. Risicoreductie moet in deze situaties meelopen met infrastructurele aanpassingen die om andere redenen (toch al) nodig zijn. Voor deze situaties geldt wel het zogenaamde standstill-beginsel, totdat aan de norm wordt voldaan. Voor het groepsrisico gelden ook hier slechts oriënterende waarden. -4 -6 Deze zijn 10 per jaar voor tien doden, 10 per jaar voor 100 doden -8 en 10 per jaar voor 1.000 doden. In de toelichting op besluiten moet worden aangegeven op welke wijze het groepsrisico is afgewogen. A28
In het kader van dit bestemmingsplan zijn twee vervoersfuncties voor het plangebied van belang. Het gaat hierbij om de Rijksweg A28 en de spoorverbinding tussen Zwolle en Meppel. Wat betreft de A28 zijn op basis van de risicokaart van de provincie Overijssel en de gegevens uit de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen geen knelpunten of aandachtspunten geconstateerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de eventuele transporten van gevaarlijke stoffen zodanig gering zijn, dat sprake is van een verwaarloosbaar (plaatsgebonden risico en groepsrisico) risico voor de omgeving.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
33
...................................................................
Spoor
Voor de spoorverbinding blijkt uit de Risicoatlas Spoor en de risicokaart van de provincie dat sprake is van vervoer van (zeer) brandbare vloeistof, (zeer) giftige gassen en chloor over dit traject. Op basis van de vuistregels uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen kan worden bepaald of er sprake is van een overschrijding van de risiconormen. Uit de vuistregels blijkt dat indien het aantal wagens met zeer brandbare vloeistof lager is dan -6 3.000, een baanvak geen 10 -contour heeft. Uit de gegevens van Prorail blijkt dat het aantal wagens met zeer brandbare vloeistof 3050 was in het jaar 2002. Tabel 1 Realisatiegegevens 2002 van het vervoer in beladen ketelwagens/tankcontainers op 2
jaarbasis : Baanvak Stofcategorie A B2 B3 C3 D3 D4
Zwolle-Meppel aansluiting Beschrijving Brandbare gassen Giftige gassen Zeer giftige gassen Zeer brandbare vloeistoffen Acrylnitril Zeer giftige vloeistoffen
Wagens 350 500 650 3050 0 0
Hieruit kan worden geconcludeerd dat het spoortraject tussen Zwolle -6 en Meppel een 10 -contour heeft. Zoals aangegeven in de voetnoot dienen deze gegevens als uitgangspunt voor de Risicoatlas Spoor. Uit de Risicoatlas Spoor blijkt dat voor het vervoer van alle genoemde -6 stoffen de 10 -contour van het baanvak Meppel-Zwolle op een afstand van minder dan 10 m vanaf het spoor ligt. Binnen deze contour bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten. Er wordt dus voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Wat betreft het groepsrisico geeft de Risicoatlas Spoor voor het baanvak Meppel-Zwolle aan dat de hoogste risico ten opzichte van de oriënterende waarde minder is dan 0,10. Met andere woorden de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt dus niet overschreden. In het algemeen wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen gevolgen heeft voor onderhavig bestemmingsplan. Voor de duidelijkheid gaat het hier om kansberekeningen, waaruit risicocontouren voortvloeien. Het gaat hier niet om het berekenen van 2
De cijfers vermeld in tabel 1 zijn door middel van afronding tot stand gekomen. Vervoer van wagenaantallen <25 worden afgerond naar 0 en 25<wagenaantallen< 50 worden afgerond naar 50. Deze realisatiegegevens zijn verkregen van vervoerders. Deze gegevens berusten op de in de planning gehanteerde routekeuze; dat impliceert dat afwijkingen als gevolg van op het laatste moment besloten omleidingen mogelijk zijn. Ook vormen deze gegevens het uitgangspunt voor de door het ministerie van verkeer en waterstaat uitgegeven Risicoatlas Spoor. Daarbij is gegeven dat de snelheid meer dan 40 km/u bedraagt.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
34
...................................................................
een effectzone. Op de kaart risicocontouren staan de in deze paragraaf genoemde contouren van de LPG-inrichting getekend (zie bijlagen).
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
35
...................................................................
5
Juridische vormgeving 5.1
Algemeen
Het bestemmingsplan Staphorst Dorp is een bestemmingsplan dat is gebaseerd op artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het primaire doel van het bestemmingsplan Staphorst Dorp is het actualiseren van het geldende planologische regime. Het is dan ook in overwegende mate een zogenaamd conserverend of beheersplan. Nieuwe ontwikkelingen staan niet voorop, maar zijn (voorzover voorzienbaar) wel meegenomen. Daarnaast bestaan er enkele wijzigingsbevoegdheden om het plan meer flexibiliteit te geven. Het plan is overeenkomstig artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening vervat in: a. twee plankaarten op schaal 1:2.000 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen; b. een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel of de toe te kennen doeleinden is/zijn aangegeven; c. voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen. 5.2
Opzet
Een bestemmingsplan kan op verschillende manieren worden opgezet. Er kan globaal of gedetailleerd worden bestemd en er kan met zogenaamde flexibiliteitsbepalingen worden gewerkt of niet. Het is afhankelijk van de gewenste sturing die de gemeente wil geven welke plansystematiek wordt gekozen. Daarnaast spelen ook de leesbaarheid voor de burger en de kosten van het opstellen van een plan een rol bij het bepalen van de zogenaamde plansystematiek. In het geval van Staphorst Dorp is qua systematiek gekozen voor een tussenvorm, waarbij de bestemmingen “woongebied”, “groenvoorzieningen” en “verkeers- en verblijfsdoeleinden” het meest bepalend zijn. Het woongebied is een zogenaamde gebiedsbestemming, wat inhoudt dat de begrenzing niet op perceelniveau is afgekaderd. Alles wat in hoofdzaak ten dienste staat van de woonfunctie of daaraan ondergeschikt is, zoals kleine groenvoorzieningen en aan huis verbonden beroepen zijn bijvoorbeeld onder deze bestemming gebracht. Het woonwagencentrum is in een afzonderlijke bestemming opgenomen. De bestemming “verkeers- en verblijfsdoeleinden” is op eenzelfde wijze bestemd, ook hier is het gebied globaal bestemd voor alles wat in hoofdzaak ten dienste staat aan de verkeers- en verblijfsfunctie.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
37
...................................................................
De daarvan te onderscheiden bebouwing met diverse maatschappelijke functies, zoals scholen, medische voorzieningen en dergelijke, detailhandel, bedrijven en horeca zijn in aparte bestemmingen ondergebracht. Ook de wegen met een ontsluitingsfunctie en agrarische gronden hebben een aparte bestemming gekregen. 5.3
Plansystematiek
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen: woondoeleinden; woonwagencentrum; maatschappelijke doeleinden; bedrijfsdoeleinden; centrumdoeleinden; sportieve recreatie; verkeersdoeleinden; verkeers- en verblijfsdoeleinden; agrarische doeleinden; groenvoorzieningen; volkstuinen; nutsdoeleinden. 5.3.1 Woondoeleinden Bij de bestemming ”woondoeleinden” heeft een afweging plaatsgevonden tussen het geven van een grotere vrijheid aan de gebruikers van de gronden en het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit. Zoals reeds is opgemerkt, heeft dit geleid tot het opnemen van een ruim bouwvlak om woningblokken dat aan de zijde van de openbare ruimte redelijk gedetailleerd is vastgelegd. Dit ter bescherming van de relatie tussen het bebouwingsbeeld en de openbare ruimte. Aan de achterzijde van de bouwstrook geldt een meer soepel beleid. Wel is er een maximale dieptemaat voor hogere bebouwing (hoofdgebouwen) opgenomen en een minimale afstand ten opzichte van de achterperceelsgrens. Bebouwing
De bestemming maakt onderscheid tussen hoofdgebouwen en aan- of uitbouwen en bijgebouwen. Deze gebouwen zijn met name te onderscheiden in de maatvoering. Er is gekozen voor het opnemen van een maximale bouw- en goothoogte. Voor het gebied dat wordt aangeduid met “laag” geldt een lagere maximale bouw- en goothoogte. Voor monumenten en karakteristieke bebouwing gelden nadere eisen met betrekking tot dakhelling en vormgeving. Overige bebouwing is wat deze aspecten betreft onderhevig aan de welstandstoetsing.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
38
...................................................................
Zowel de hoofdgebouwen als de bijgebouwen en aanbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Bijgebouwen
Het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is afzonderlijk geregeld in de voorschriften, er gelden een maximale bouw- en goothoogte en een maximale totale oppervlakte voor aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Het spreekt vanzelf dat buiten het bouwvlak geen bebouwing is toegestaan. Hierop zijn enkele uitzonderingen toegelaten maar alleen na het verlenen van een vrijstelling door Burgemeester en Wethouders. Dit betekent dat een nadere afweging moet worden gemaakt voordat dit mogelijk wordt. Er is tevens een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het verhogen van de goothoogte in het gebied dat is aangeduid met “laag”.
Aan huis verbonden beroepen
Onder wonen is de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mede begrepen. Dit zijn beroepen die door de bewoner van een woning worden uitgeoefend. Het betreft dienstverlenende beroepen, die traditioneel onder de zogenaamde vrije beroepen vallen, zoals de huisarts en architect, maar daarnaast ook een kapper, een schoonheidsspecialist, hondentrimmer en daaraan naar aard en ruimtelijke uitstraling gelijk te stellen beroepen. De gemeente Staphorst kiest hier uitdrukkelijk voor een ruime uitleg. De woning moet wel in overwegende mate haar woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitstraling of uitwerking hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Voor het beroep aan huis mag ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de woning worden gebruikt tot ten hoogste 30 m². Eventueel kan een vrijstelling worden verleend ten behoeve van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten. In de voorschriften zijn hiervoor afwegingscriteria opgenomen. Het blijven kleinschalige activiteiten. Een winkel wordt hier niet onder begrepen maar incidentele verkoop van bijvoorbeeld zelfgemaakte goederen zou wel tot de mogelijkheden behoren. Binnen de bestemming “woondoeleinden” vallen ook kleine groenvoorzieningen en water. Er is tevens de mogelijkheid opgenomen om kleine bouwwerken ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen op te richten. 5.3.2 Woonwagencentrum De bestemming “woonwagencentrum” is opgenomen ten behoeve van het wonen in woonwagens.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
39
...................................................................
Voor de gebouwen op deze gronden is een maximale bouwhoogte opgenomen. Aan- of uitbouwen en bijgebouwen zijn aan een maximale goot- en bouwhoogte gebonden. Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats van de woonwagens ten opzichte van elkaar. 5.3.3 Maatschappelijke doeleinden De bestemming “maatschappelijke doeleinden” heeft betrekking op een diversiteit aan functies, die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat zij dienstbaar zijn aan de woonfunctie. De volgende functies vallen onder deze bestemming: educatieve voorzieningen; sociaal-medische voorzieningen; sociaal-culturele voorzieningen; levensbeschouwelijke voorzieningen; kinderopvang; voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Wonen in samenhang met centrale voorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen vallen ook binnen deze bestemming. De grote diversiteit aan functies die zijn toegestaan binnen deze bestemming gaan ongewenste leegstand tegen, doordat zij het vinden van een alternatieve gebruiksvorm passend binnen de bestemming aanzienlijk vergemakkelijkt. Wat betreft de bouwvoorschriften zijn de maximaal toegestane bouwen goothoogte en het bebouwingspercentage op de plankaart aangegeven. 5.3.4 Bedrijfsdoeleinden De in het plan aanwezige bedrijven zijn specifiek bestemd. Hierbij wordt, gezien de ligging buiten het centrum, wel de mogelijkheid geboden om met artikel 11 WRO de bestemming in “woondoeleinden” te wijzigen. Wat betreft de bouwvoorschriften zijn de maximaal toegestane bouwen goothoogte en het bebouwingspercentage op de plankaart aangegeven. 5.3.5 Centrumdoeleinden De bestemming “centrumdoeleinden” omvat een aantal verschillende functies, zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, een fitnesscentrum, horeca en wonen op verdieping. Openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen vallen ook onder deze bestemming.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
40
...................................................................
Voor de gebouwen op deze gronden is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen, daarnaast is het bebouwingspercentage aan een maximum gebonden. 5.3.6 Sportieve recreatie Sportvoorzieningen, zoals sportvelden en sporthallen krijgen de bestemming “sportieve recreatie”. Binnen deze bestemming wordt de bouw van ten dienste van de sport staande bouwwerken toegestaan, zoals een kantine, kleedgelegenheid en bergruimte. Eventueel kunnen ook tegen sportvoorzieningen aanliggende recreatieve functies hieronder vallen. Zelfstandige horeca-activiteiten vallen hier niet onder. 5.3.7 Verkeersdoeleinden De bestemming “verkeersdoeleinden” ziet op wegen die een ontsluitingsfunctie hebben en zijn bedoeld voor verkeer met een doorgaand karakter. Ook voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en water vallen binnen deze bestemming. 5.3.8 Verkeers- en verblijfsdoeleinden Deze bestemming heeft betrekking op de infrastructuur die is bestemd voor intern verkeer. Zij dekt de functies verkeer, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en voet- en fietspaden af. 5.3.9 Agrarische doeleinden Agrarische doeleinden betreffen in dit bestemmingsplan met name agrarische cultuurgrond en groenvoorzieningen. Er is een aanduiding opgenomen ten behoeve van het houden van bijen. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 5.3.10 Overige bestemmingen De overige bestemmingen “groenvoorzieningen”, “volkstuinen” en “nutsdoeleinden” zijn afzonderlijk bestemd en zijn in algemene zin bedoeld voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, tuinen en openbare nutsvoorzieningen. Onder groenvoorzieningen wordt ook het binnen het plangebied gelegen bos begrepen. 5.4 Afstemming bouwverordening
Bijzondere bepalingen
Artikel 9 van de Woningwet geeft een voorrangsregel met betrekking tot de bouwverordening. Het bestemmingsplan gaat voor op de bouwverordening als beide voorschriften regels stellen met betrekking tot hetzelfde onderwerp. Om te voorkomen dat een misverstand
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
41
...................................................................
ontstaat over welke regels daadwerkelijk wel en niet overlappen met de bouwverordening, is in artikel 15 van dit bestemmingsplan uitdrukkelijk de aanvullende werking van de bouwverordening aangegeven. De onderwerpen a tot en met g blijven van toepassing. Een voorbeeld: de bepaling dat erfafscheidingen maximaal 2 m hoog mogen zijn op achtererven blijft dus gelden, ook al is in een bouwvoorschrift uit de bestemming “woongebied” bepaald dat de bouwhoogte op tuinen en erven ten hoogste 3 m bedraagt. Overige bepalingen
Onder de bijzondere bepalingen valt ook een wijzigingsbevoegdheid (artikel 11 WRO), de overgangsbepaling alsmede de slotbepaling.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
42
...................................................................
6
Economische uitvoerbaarheid
De kosten voor de realisering van onderhavig plan komen voor rekening van de gemeente.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
43
...................................................................
7
Inspraak en overleg
De resultaten van de inspraak en het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn verwoord in een Antwoordnota. Deze is opgenomen in de bijlagen. Tevens zijn de ingekomen reacties opgenomen in de bijlagen.
.................................................................... 243.00.02.30.03.toe
45
..................................................................
Bijlagen
...................................................................
Staphorst - Traject 80 peiljaar traject kilometerstand
2010/15 (v11/03) 80 95000
kilometer begin kilometer eind aantal sporen
77300 101400 2
voertuigen categorie & omschr. 1 MAT64 2 ICR/ICM 3 SGM 4 CARGO 5 DE 6 DH 7 STAD 8 IRM/DDM 9 Thalys 10 ICE 3M
aantallen (bakken/uur) snelheid door- snelheid stopdag avond nacht gaand (km / u) pend (km / u) 36,0 36,0 6,8 129,0 129,0 50,2 50,2 9,4 132,0 132,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 39,0 53,1 33,9 100,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 9,8 9,8 1,9 129,0 129,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
bovenbouwcode
2 voegloos spoor met houten dwarsligger (of zigzag) en ballastbed
57 dB(A) geluidscontour Afstand Waarnemer Hoogte Waarnemer Hoogte Spoor Hoogte Scherm Afstand Scherm Overzijde Spoor Bodemfactor
13-aug-04 1 600 S
versie zone spoor stopfractie dag 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
avond 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
meter meter meter meter meter fractie bebouwd fractie zacht
Immissie Indicatie zonder Immissie met geluidsbelasting schermeffect schermeffect dag 51,7 51,7 avond 52,0 52,0 nacht 47,0 47,0 57,0 57,0 etmaal Lden 55,1 55,1
geluidsbelasting woningen aan de Meestersweg Afstand Waarnemer 373 meter Hoogte Waarnemer 4,5 meter Hoogte Spoor 0,5 meter Hoogte Scherm 0 meter Afstand Scherm 4,5 meter Overzijde Spoor 0 fractie bebouwd Bodemfactor 0,9 fractie zacht
Immissie Indicatie zonder Immissie met geluidsbelasting schermeffect schermeffect dag 52,9 52,9 avond 53,3 53,3 nacht 48,2 48,2 58,3 58,3 etmaal Lden 56,3 56,3
geluidsbelasting uitbreiding aan de Ebbinge Wubbenlaan Afstand Waarnemer 480 meter Hoogte Waarnemer 4,5 meter Hoogte Spoor 0,5 meter Hoogte Scherm 0 meter Afstand Scherm 4,5 meter Overzijde Spoor 0 fractie bebouwd Bodemfactor 0,9 fractie zacht
Immissie Indicatie zonder Immissie met geluidsbelasting schermeffect schermeffect dag 51,0 51,0 avond 51,3 51,3 nacht 46,3 46,3 etmaal 56,3 56,3 Lden 54,4 54,4
438 4,5 0,5 0 4,5 0 0,9
nacht 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Toelichting bepaling luchtkwaliteit Bepaling luchtkwaliteit De luchtkwaliteit is bepaald als gevolg van veranderingen in de vervoersaantallen. De luchtkwaliteit als gevolg hiervan is bepaald met het zogenaamde CAR II-model. Dit model berekent uit het aantal auto's en wegkenmerken eerst de emissies van de verschillende stoffen. Vervolgens wordt met behulp van de verspreidingsmodule de immissie bepaald. Hieronder worden de begrippen emissie en immissie nader toegelicht en wordt iets dieper ingegaan op het CAR II-model. Emissie (uitstoot wegverkeer) De totale emissies (per wegvak, per basisjaar) zijn afhankelijk van de verkeersintensiteit, de wegvaklengte, het percentage vrachtverkeer, het basisjaar en de gemiddelde snelheid per voertuigtype. Indien één van deze aspecten verandert, zal de totale emissie veranderen. Immissie (luchtkwaliteit op leefniveau) De luchtkwaliteit op leefniveau wordt bepaald door de aanwezigheid en de concentratie van de chemische verbindingen die zijn genoemd in het Besluit Luchtkwaliteit. Het basisniveau wordt bepaald door de achtergrondconcentratie. Daarnaast is er een bijdrage van lokale bronnen, in dit geval de bijdrage van het verkeer op de weg. CAR II-model De immissieconcentraties op leefniveau kunnen worden bepaald door de verspreiding van verkeersemissies met het CAR II model te berekenen. Het model is ontwikkeld om op korte afstand (enkele tientallen meters) van de wegas de luchtverontreiniging te bepalen als gevolg van verkeersemissies. In CAR II wordt gebruikgemaakt van de meest recente emissiefactoren en een geïntegreerde module, waarbij op basis van rijksdriehoekscoördinaten de achtergrondconcentratie wordt opgegeven. De berekende verkeersbijdrage wordt bij de achtergrondconcentratie opgeteld en deze gecombineerde concentratiewaarde wordt vervolgens getoetst aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) 2 en stikstofdioxide (NO ). Aspecten die van invloed zijn op de immissieconcentratie zijn: meteorologische omstandigheden, verschillende wegtypen, aantal parkeerbewegingen (koude motor) en aanwezigheid van bomen. Met al deze aspecten is rekening gehouden in het model. Het CAR II-model berekent de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een bijdrage, omdat er al vervuilende stoffen in de omgeving aanwezig zijn. Deze zijn afkomstig van industrie, huishoudens en bronnen buiten de regio en soms uit het buitenland. Deze concentratie van luchtverontreinigende stoffen wordt “achtergrondconcentratie” genoemd.
Deze achtergrondconcentraties zijn gebaseerd op het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Het RIVM heeft aan de hand van deze meetwaarden, de achtergrondconcentraties voor heel Nederland bepaald. Voor de toetsing aan de normen (grenswaarden) uit het Besluit Luchtkwaliteit moet eerst de bijdrage van het verkeer bij de achtergrondconcentratie worden opgeteld om de totale hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Deze totale hoeveelheid luchtverontreiniging wordt getoetst aan de norm. Toekomstige situatie Voor de toekomstige situatie is de luchtkwaliteit als gevolg van verkeersemissies bepaald. In het CAR lI-model zijn de achtergrond2 concentraties opgenomen voor 2003 voor de stoffen NO en PM10, alsmede het aantal dagen per jaar dat de planwaarde van de stof PM10 wordt overschreden. De achtergrondconcentratie van de beide stoffen in het plangebied in de huidige situatie (2003) bedraagt: 2 NO : 21 µg/m³; PM10: 31 µg/m³. Het aantal dagen dat de wettelijke grenswaarde van 50 µg/m³ achtergrondconcentratie van PM10 wordt overschreden, bedraagt 36, een dag meer dan het aantal toegestane dagen. Voor het bepalen van de bijdrage van het verkeer is uitgegaan van de verkeersstromen in de toekomstige situatie (2015). 2 Voor NO is de maximale immissieconcentratie voor respectievelijk de Meesterweg en de Ebbinge Wubbenlaan 23 en22 µg/m³. Dit is lager dan de grenswaarde van 40 µg/m³. Uit de berekening voor de Meestersweg volgt dat de totale immissieconcentratie voor PM10 op 10 m afstand uit de wegas 32 µg/m³ bedraagt. Uit de berekening voor de Ebbinge Wubbenlaan volgt dat de totale immissieconcentratie voor PM10 op 30 m afstand uit de wegas eveneens 32 µg/m³ bedraagt. De waarde van 32 µg/m³ is lager dan de grenswaarde uit het Besluit Luchtkwaliteit van 40 µg/m³. Het aantal dagen dat de 24 uurswaarde hoger is dan de grenswaarde bedraagt respectievelijk 38 (Meestersweg) en 37 (Ebbinge Wubbenlaan). Dit is hoger dan het maximaal aantal toegestane dagen van 35. De oorzaak hiervan is gelegen in het hogere achtergrondniveau. Het aantal dagen dat de 24 uurswaarde hoger is dan de planwaarde bedraagt respectievelijk 18 en 17. Hiermee wordt aan de normen voldaan. Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de woningbouw in Staphorst. Het rekenblad is hieronder opgenomen.
Resultaten luchtkwaliteit nabij nieuwbouwlocaties te Staphorst
Tabel: Jaargemiddelde concentratie stikstofoxide NO2 Gemeentestaphorst Datum 19-11-2004 Plaats straatnaam x y kwalificatie- Aard van totale concentratiebijdrage door het verkeer concentratie achtergrond code* de locatie** jaargemidd. bijdrage concentratie concentratie straten provinciale rijkspuntbronnen wegen wegen (standaard: (standaard: (standaard: (standaard: (standaard: CAR II) CAR II/TNO-V)VLW) NNM) GCN)
ug/m3 ug/m3 ug/m3 ug/m3 ug/m3 staphorstmeestersweg 210295 518574 A 23 2 staphorstebbinge wubbenlaan 210081 518690 A 22 1 *Toelichting kolom "kwalificatie code" A: Voldoet aan de wettelijke normen (optioneel) B: Overschrijding jaargemiddelde concentratievan de grenswaarde van 40 ug/m3, doch onder de plandrempel geldend tot 1 jan 2003 : 56 ug/m3 C: Overschrijding jaargemiddelde concentratie van de plandrempel geldend tot 1 januari 2003: 56 ug/m3
Wijze vaststellen aantal meter weg aantal blootgestelde concentratie waar overschrijding inwoners (indien afwijkend van de plaatsvindt standaard methoden, graag aangeven welke alternatieve methode is gebruikt; Ook het gebruik van metingen hier aangeven) ug/m3 meter aantal 21 CAR II 3.0 21 CAR II 3.0
oppervlak waar overschrijding plaatsvindt
-
toelichting of andere specificatie meetperiode exacte coördinaten mogelijke maatregelen referenties anders
-
toelichting of andere specificatie meetperiode exacte coördinaten mogelijke maatregelen referenties anders
m2
** Toelichting kolom "aard van de locatie" A: Bestaande locatie met gevoelige objecten B: Bestaande locatie zonder gevoelige objecten C: Toekomstige locatie
Tabel: Jaargemiddelde concentratie zwevende deeltjes PM10 Gemeentestaphorst Datum 19-11-2004 Plaats straatnaam x y kwalificatie- Aard van totale concentratiebijdrage door het verkeer concentratie achtergrond code* de locatie** jaargemidd. bijdrage concentratie concentratie straten provinciale rijkspuntbronnen wegen wegen (standaard: (standaard: (standaard: (standaard: (standaard: CAR II) CAR II/TNO-V)VLW) NNM) GCN)
ug/m3 ug/m3 ug/m3 ug/m3 ug/m3 staphorstmeestersweg 210295 518574 A 32 1 staphorstebbinge wubbenlaan 210081 518690 A 32 1 *Toelichting kolom "kwalificatie code" A: Voldoet aan de wettelijke normen (optioneel) B: Overschrijding jaargemiddelde concentratievan de grenswaarde van 40 ug/m3, doch onder de plandrempel geldend tot 1 jan 2003 : 45 ug/m3 C: Overschrijding jaargemiddelde concentratie van de plandrempel geldend tot 1 januari 2003: 45 ug/m3
Wijze vaststellen aantal meter weg aantal blootgestelde concentratie waar overschrijding inwoners (indien afwijkend van de plaatsvindt standaard methoden, graag aangeven welke alternatieve methode is gebruikt; Ook het gebruik van metingen hier aangeven) ug/m3 meter aantal 31 CAR II 3.0 31 CAR II 3.0
oppervlak waar overschrijding plaatsvindt
m2
** Toelichting kolom "aard van de locatie" A: Bestaande locatie met gevoelige objecten B: Bestaande locatie zonder gevoelige objecten C: Toekomstige locatie
Tabel: 24 uurgemidd. concentr. PM10 die juist 35 maal per kalenderjaar wordt overschreden en het aantal overschrijdingen van de planwaarde 50 mg/m3. Gemeentestaphorst Datum 19-11-2004 Plaats straatnaam x y kwalificatie- Aard van totaal aant. totaal aant. aantal overschrijdingen door het verkeer aantal code* de locatie** overschrijd. overschrijd. mbt plandrempel overschrijdingen van de van de straten provinciale rijkspuntbronnen wettelijke wettelijke wegen wegen grenswaardeplandrempel(standaard: (standaard: (standaard: (standaard: CAR II) CAR II/TNO-V)VLW) NNM)
aantal overschrijd. van de wettelijke grenswaarde door achtergrond concentratie
staphorstmeestersweg 210295 518574 B 38 18 2 staphorstebbinge wubbenlaan 210081 518690 B 37 17 1 *Toelichting kolom "kwalificatie code" A: Voldoet aan de wettelijke normen (optioneel). B: Meer dan 35 overschrijdingen van de 24uursgemiddelde concentratie van de wettelijke grenswaarde van 50 ug/m3 doch niet van de plandrempel geldend tot 1 januari 2003: 65 ug/m3. C: Meer dan 35 overschrijdingen van de 24uursgemiddelde concentratie van de plandrempel geldend tot 1 januari 2003: 65 ug/m3. ** Toelichting kolom "aard van de locatie" A: Bestaande locatie met gevoelige objecten B: Bestaande locatie zonder gevoelige objecten C: Toekomstige locatie
aantal overschrijd. van de wettelijke plandrempel door achtergrond concentratie 36 36
Wijze vaststellen concentratie (indien afwijkend van de standaard methoden, graag aangeven welke alternatieve methode is gebruikt. Ook het gebruik van metingen hier aangeven.) 16 CAR II 3.0 16 CAR II 3.0
aantal meter weg waar overschrijding plaatsvindt
aantal blootgestelde inwoners
meter
aantal
oppervlak waar overschrijding plaatsvindt m2
toelichting of andere specificatie meetperiode exacte coördinaten mogelijke maatregelen referenties anders
Toelichting archeologische waardering terreinen Terreinen van zeer hoge archeologische waarde Het betreft terreinen van nationaal belang die deels wettelijk zijn beschermd of voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn deze terreinen aangewezen als behoudenswaardig. Terreinen van hoge archeologische waarde Deze archeologische monumenten hebben een lagere score op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde dan de terreinen van zeer hoge archeologische waarde. Voor een aantal terreinen geldt echter dat de exacte kwaliteit en omvang van het monument nog niet vaststaat. Op grond van een vervolgonderzoek kan een dergelijk terrein alsnog bij een hogere categorie worden ingedeeld. Een aantal terreinen kan worden geselecteerd met de bedoeling deze voor te dragen voor bescherming op grond van de Monumentenwet. Terreinen van archeologische waarde Dit zijn terreinen die op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn aangewezen als archeologisch waardevol. De archeologische informatie van deze terreinen is veelal aangetast door natuurlijke erosie en/of door grondwerkzaamheden. Toch is niet uit te sluiten dat er nog belangrijke archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Terrein van archeologische betekenis Naast de gewaardeerde terreinen bestaat er nog een categorie ongewaardeerde vindplaatsen. Deze zijn op de kaart aangegeven als terreinen van archeologische betekenis. Het betreft terreinen waar op grond van gedane vondsten en/of waarnemingen (meer) archeologische sporen en vondsten kunnen worden verwacht.
Toelichting op het Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Bevi richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico’s met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico’s onderscheiden. Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats, waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen, aangezien het om punten gaat waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. Voor de zogenaamde categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij slechts één stof of categorie van stoffen verantwoordelijk is voor het risico, kan het plaatsgebonden risico eenvoudig worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om LPG, enkelvoudige opslagen, ammoniakopslag en dergelijke Voor deze inrichtingen is op basis van een ministeriële regeling de plaatsgebonden risicocontour vertaald in een afstand. Bij de niet-categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij niet steeds dezelfde stoffen aanwezig zijn en waarbij stoffen wellicht worden bewerkt, kan geen standaard afstand worden bepaald. De ligging van de plaatsgebonden risicocontour zal hierbij moeten worden bepaald door een risicoanalyse. Voor kwetsbare objecten geldt een harde normstelling in de vorm van een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. De grenswaarde dient altijd en de richtwaarde zoveel mogelijk in acht te worden genomen. Zowel de grens- als de -6 richtwaarde voor het plaatsgebonden risico zijn bepaald op 10 per jaar (1 op de 1.000.000). Voor bestaande kwetsbare objecten mag gedurende drie jaren na de vaststelling van het besluit, een -5 grenswaarde van 10 per jaar (1 op de 100.000) worden -6 aangehouden en moet uiterlijk op 1 januari 2010 aan de norm van 10 worden voldaan. Voor situaties met een te hoog risico geldt bovendien
dat tot 2010 de situatie niet mag verslechteren (standstill-beginsel). -5 Indien bijvoorbeeld sprake is van woningen binnen de 10 -contour, doet zich een acute saneringssituatie voor en zal binnen drie jaren de milieuvergunning moeten worden ingetrokken, aangescherpt of moet de woning gesaneerd zijn. Aangezien het bij beperkt kwetsbare objecten slechts gaat om een richtwaarde geldt voor deze objecten geen saneringsverplichting. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit een bij het besluit behorende ministeriële regeling en de in concept beschikbare Handreiking Groepsrisico.
Berekening personendichtheid ten behoeve van groepsrisico Om de bijbehorende personendichtheid te kunnen bepalen, wordt gebruikgemaakt van het zogenaamde “paarse boek” (CPR 18) met kengetallen 6. In onderstaande tabel is dit alleen voor woningen schematisch weergegeven. Bedrijfstak/functies
Kengetal
Personendichtheid invloedsgebied
Woningen
2.4 persoon/woning
20 (afgerond)
Totaal
20
Uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico blijkt dat voor gebieden waar geen sprake is van een uniforme personendichtheid, geen gebruik mag worden gemaakt van de correctietabellen uit de ministeriële regeling. In dit geval kan enkel de aanwezigheid van personen worden genuanceerd door onderscheid te maken tussen de nacht- en dagperiode en aan de hand hiervan te komen tot een gecorrigeerde etmaalwaarde. Voor woningen kan worden uitgegaan van een bezetting van 70% gedurende de dagperiode en 100% gedurende de nachtperiode. Dit betekent dat de personendichtheid op de volgende wijze kan worden gecorrigeerd. Bedrijfstak/functies
Correctie op personendichtheid
Personendichtheid gecorrigeerd
Woningen
20 * (100% + 70% / 2)
17
Totaal
17
Kaart Risicocontouren LPG
Antwoordnota (met daarin opgenomen het Eindverslag van de inspraak) inzake ingekomen reacties met betrekking tot het voorontwerp-bestemmingsplan “Staphorst Dorp”. A. Inleiding Met het betreffende plan wordt beoogd de verschillende functies in het gebied, zoals wonen, werken (bedrijven en winkels), openbaar groen en maatschappelijke voorzieningen (zoals kerken en scholen), van een passende actuele bestemming met een bouw en gebruiksregeling te voorzien. Het plan heeft voornamelijk betrekking op de woongebieden van de bebouwde kom Staphorst, ten noorden en ten zuiden van de Gemeenteweg. Dit heeft geresulteerd in het voorontwerp-bestemmingsplan “Staphorst Dorp” (hierna: het plan). Het plan is februari 2005 door de gemeente Staphorst in procedure gebracht. B. Procedure Het plan heeft vanaf 16 februari 2005 gedurende 4 weken ter inzage gelegen, waarbij ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid is geboden, schriftelijk dan wel mondeling, zijn reacties/opmerkingen/ bezwaren met betrekking tot het plan kenbaar te maken (inspraak ex artikel 6a Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Het plan is tijdens deze periode ook door middel van een tweetal inloopbijeenkomsten op 24 februari 2005 en 1 maart 2005 gepresenteerd. De opkomst van beide bijeenkomsten bedroeg 15 à 20 personen. Daarnaast is het plan toegezonden aan een zevental instanties in het kader van het vooroverleg ex artikel 10 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Gezien de beperkte omvang van het Eindverslag van de inspraak is er uit praktische overwegingen voor gekozen om dit eindverslag in deze antwoordnota op te nemen. C.
Reacties
- Inspraak Er zijn vijf schriftelijke reacties binnengekomen. 1. Architektenburo Huls, Churchilllaan 6 namens het bestuur van de vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de bijbel te Staphorst A.
De hoogte van de Willem de Zwijgerschool, Bergerslag 22, is aangegeven op 6 meter, de werkelijke hoogte is 7,80 meter plus nog 1 meter voor de installaties op het dak. Reactie gemeente: Uit dossieronderzoek blijkt inderdaad de hoogte circa 7,80 meter te bedragen. De bouwhoogte wordt op 8 meter gesteld, ondergeschikte bouwdelen worden namelijk niet meegerekend voor de bouwhoogte. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast.
B.
De woning bij de Prins Willem Alexanderschool is niet aangegeven als dienstwoning zoals bij de Willem de Zwijgerschool. Reactie gemeente: De woning aan de Admiraal W.G. van Nesstraat 10 betreft een dienstwoning. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast.
C.
De laatste uitbreiding van de Prins Willem Alexanderschool is niet aangegeven op de plankaart.
1
Reactie gemeente: Uit dossieronderzoek blijkt inderdaad de laatste uitbreiding niet aangeven te zijn op de plankaart. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. 2. Architektenburo Huls, Churchilllaan 6 namens de diaconie van de Ned. Hervormde Kerk in hersteld verband A.
De bestemming van de bejaardenwoningen van de diaconie aan de Lindenlaan is niet juist weergegeven. Deze woningen kennen ook een zorgfunctie die momenteel verder uitgebreid wordt. Reactie gemeente: In dit verband wordt gedoeld op de bejaardenwoningen aan het Meestershof. De bejaardenwoningen zijn zelfstandige wooneenheden. Eventuele benodigde zorg of ondersteuning kan worden geboden door een erkende zorginstelling. Deze zorg wordt dan op maat geleverd. In een dergelijk geval behoren de bejaardenwoningen binnen de bestemming “Woondoeleinden” te vallen.
B.
Langs de Lindenlaan is geen bebouwing aangegeven waarvoor eerder middels een bestemmingsplanprocedure wel toestemming voor is verleend. Reactie gemeente: e Het bestemmingsplan “Staphorst-Noord, 9 herziening” (vastgesteld op 27 maart 1984 en goedgekeurd op 5 september 1984) maakte de bouw van 10 aaneen te bouwen bejaardenwoningen mogelijk. De oorspronkelijke opzet was om de woningen in een L-vorm te situeren. Op 1 april 1997 is uiteindelijk bouwvergunning verleend voor de woningen gesitueerd aan de Lindenlaan. Het plan wordt hiermee in overeenstemming gebracht.
3. Architektenburo Huls, Churchilllaan 6 De maximale goothoogte van bijgebouwen moet minimaal 3,15 meter zijn om een uitgebouwde keuken, woonkamer e.d. de juiste vrije hoogte te geven. Het is beter om aansluiting te zoeken bij de terminologie van VROM. In de folders van vergunningsvrij bouwen is namelijk 25 cm boven de verdiepingsvloer aangegeven. Reactie gemeente: In diverse nieuwe bestemmingsplannen is een maximale goothoogte van 3,30 meter voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen opgenomen. De goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bestemmingen woondoeleinden en woonwagencentrum wordt op 3,30 meter gesteld. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. 4. Architektenburo Huls, Churchilllaan 6 De maximale hoogte van 6 meter voor bijgebouwen is aan de lage kant: wanneer er op de verdieping verblijfsruimtes zijn is minimaal een hoogte nodig van 2 x 2,90 meter + de dak(rand)constructie = 6,10 meter bij een platdak; in geval van een kapvorm is meer constructiehoogte nodig; bij het (naderhand) plaatsen van een kap op een bijgebouw is de vorm van de bestaande kap (van het hoofdgebouw) ook van belang. Om allerlei procedures te voorkomen is een vrijstellingsmogelijkheid op dit punt wenselijk. Reactie gemeente: In diverse nieuwe bestemmingsplannen is een maximale bouwhoogte van 6,60 meter voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen opgenomen. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bestemmingen woondoeleinden en woonwagencentrum wordt bij recht op 6,60 meter gesteld. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast.
2
5. Architektenburo Huls, Churchilllaan 6 Er zijn (vage) plannen het kantoor aan de Churchilllaan uit te breiden. Op de begane grond is nog e wat ruimt maar ook (gedeeltelijk) een 2 laag is een optie. Voor twee kantoorlagen is minimaal 2 x 3,50 meter in de hoogte nodig. Het plan geeft een maximale hoogte van 7 meter aan. Om iets meer architectonische vrijheid te hebben voor bijvoorbeeld een hogere dakrand is de wens om de maat van 7 meter verhoogt te zien naar 8 meter. Gezien de woningen aan de overkant van de straat past dit in het straatbeeld. Reactie gemeente: Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaan er geen bezwaren om de maximale hoogte op 8 meter te stellen zodat eventuele verbouwplannen kunnen worden gerealiseerd. Deze hoogte is in overeenstemming met omliggende bebouwing. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. - Vooroverleg 1. provincie Overijssel, Eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid A. Er wordt waardering uitgesproken voor de inspanning die de gemeente Staphorst levert ten aanzien van het actualiseren van de bestemmingsplannen. Ingestemd wordt met de gekozen planopzet en ontwikkelingsmogelijkheden. Reactie gemeente: v.k.a. B. De resultaten ten aanzien van wegverkeerslawaai zijn bevredigend en vormen geen obstakel voor de voortgang van het bestemmingsplan. Verzocht wordt de datum van vaststelling van de geluidsniveaukaart op te nemen in de toelichting van het plan. Reactie gemeente: De geluidsniveaukaart is door de raad op 21 december 2004 vastgesteld. Dit zal worden opgenomen in de toelichting van het plan. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. C. Verzocht wordt duidelijkheid te verschaffen over het aantal m³ LPG dat het station aan de Achthoevenweg 2a doorvoert per jaar. Reactie gemeente: Volgens opgave van de exploitant van het station wordt ruim 200 m³ per jaar doorgevoerd. Het betreft dus een verkooppunt met een doorvoer van minder dan 1.000 m³ per jaar. Dit zal worden opgenomen in de toelichting van het plan. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. D. Aangeraden wordt om in artikel 9 (verkeersdoeleinden) sub 2, lid b de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te veranderen van 8 meter naar 10 meter. In de praktijk kan het namelijk voorkomen dat deze bouwwerken, bijvoorbeeld lantaarnpalen, hoger zijn dan 8 meter. Reactie gemeente: Deze aanbeveling wordt overgenomen en in zowel artikel 9 (verkeersdoeleinden) en artikel 10 (verkeers- en verblijfsdoeleinden) wordt dit op 10 meter gesteld. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast. E. Op de plankaart staan de risicocirkels ingetekend. De cirkels staan echter niet in de legenda aangegeven. Verzocht wordt de risicocirkels in het kader van het Bevi op te nemen in de legenda van de plankaart. Reactie gemeente: De risicocirkels worden opgenomen in de legenda van de plankaart. Het plan wordt op dit onderdeel aangepast.
3
2.
VROM Inspectie, Regio Oost A. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: v.k.a. B. Het plan kan een basis vormen voor het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 WRO. Reactie gemeente: Er zijn geen dwingende redenen die aanleiding geven tot het gebruik maken van de mogelijkheden die deze vrijstellingsbevoegdheid geeft.
3.
Waterschap Groot Salland Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: v.k.a.
4.
Rijkswaterstaat, directie Oost Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: v.k.a.
5.
Rijksdienst voor de Monumentenzorg A. De beide plangebieden (Noord en Zuid) worden van elkaar gescheiden door het beschermde dorpsgezicht Staphorst, dat zich uitstrekt ter weerszijden van de Gemeenteweg (en in Rouveen de Oude Rijksweg). In het deelgebied Noord zijn geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen voorzien. Wel zijn er enkele incidentele (kleine) inbreidingen gepland. Merkwaardig is, dat in de plantoelichting uitvoerig wordt stilgestaan bij het plangebied Noord, maar dat vrijwel niet wordt gesproken over het zuidelijke gebied. Het vermoeden, dat het hier dan wel om een conserverend plan zal gaan, wordt bevestigd door het kaartbeeld. Reactie gemeente: v.k.a. B. Voor het overige geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: v.k.a.
6.
Het Oversticht Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Reactie gemeente: v.k.a.
Naast bovengenoemde instanties is het plan ook nog toegezonden aan de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. Van deze instantie is geen reactie ontvangen, zodat aangenomen mag worden dat er van die kant geen behoefte bestaat om te reageren. D. Ambtshalve aanpassingen De aanpassingen worden per onderdeel (toelichting, voorschriften, plankaart deel noord en deel zuid) in willekeurige volgorde opgesomd.
4
Toelichting • Op pagina 8 en 9 is een passage opgenomen over concrete plannen van een sportschool aan de Ebbinge Wubbenlaan. De initiatiefnemer heeft ondertussen afgezien van verdere realisering van het project. Nu de ontwikkeling inmiddels juridisch-planologisch mogelijk is gemaakt blijft dit in dit bestemmingsplan gehandhaafd. De tekst wordt hier op aangepast. • Op pagina 13 wordt opgenomen dat de titel Groenbeleidsplan Staphorst 2005 is in plaats van 2004 en dat deze is vastgesteld door de raad op 22 februari 2005; • Op pagina 39 is opgenomen dat voor een beroep aan huis ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt tot ten hoogste 45 m². Dit dient echter 30 m² te zijn. Voorschriften • Een percentage van 75% om de percelen binnen de bestemming “Centrumdoeleinden” (artikel 7) te bebouwen, is in vele gevallen niet in overeenstemming met de actualiteit. Dit voorschrift wordt uit het plan gehaald zodat het gehele bouwvlak bebouwd mag worden. Plankaart deel noord • De groenstroken langs de Burgemeester van der Walstraat zijn basisgroenstroken op basis van het Groenbeleidsplan Staphorst 2005 en dienen in dit plan als groenvoorziening te worden bestemd; • In de loop van de procedure van het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan “StaphorstNoord, partiële herziening CNS-terrein” is het bestemmingsplan aangepast. Dit plan is daar nog niet mee in overeenstemming gebracht; • De woningen gelegen aan de Prinses Beatrixstraat 5 tot en met 15 en de Ebbinge Wubbenlaan 308 hebben achter en/of naast de woning nog een strook grond dat als sportieve recreatie is bestemd dit dient echter bestemd te worden als erf bij woondoeleinden; • De woningen Burgemeester van der Walstraat 9 en Churchilllaan 25 hebben de aanduiding bedrijf bij wonen. Dit is echter alleen van toepassing op de woning aan de Burgemeester van der Walstraat 9; • De woning aan de Churchilllaan 4 is een pastoriewoning. De woning wordt onderdeel van de bestemming maatschappelijke doeleinden. • Het situatie van de woningen aan de Koningin Julianastraat 1a, 1b, 1c en 1d en het direct omliggend gebied is niet geheel in overeenstemming met de feitelijke situatie. • Diverse woningen hebben geen aanduiding laag gekregen waar dit wel op zijn plaats is. Voor de volgende woningen wordt dit aangepast: Admiraal W.G. van Nesstraat 2, 4, 6 en 8; Meester Boldewijnlaan 8a; J.F. Kennedystraat 5; Lindenlaan 9 en 11; Gemeenteweg 109; • Er zijn diverse kleine grenscorrecties zoals aanpassingen van het plangebied, van de bestemming of bouwvlakken. Deze aanpassingen zijn niet van die orde dat het een individuele opsomming rechtvaardigt. Plankaart deel zuid • De groenstroken langs de Hoogeweg en de Staphorster Kerkweg en de J.C. van Andelweg zijn basisgroenstroken op basis van het Groenbeleidsplan Staphorst 2005 en dienen in dit plan als groenvoorziening te worden bestemd; • De cafetaria aan de Markt heeft de aanduiding I. Gelet op de begripsbepalingen dient dit II te zijn. • Het bouwvlak voor de uitbreiding van de winkel naar winkels met daarboven een appartement aan de Bergerslag 10 is niet aangegeven. • De bebouwing van Muldersweg 8-10 valt grotendeels binnen een ander bestemmingsplan. Een deel valt echter binnen dit plan maar dit is niet weergegeven. 5
• • • •
Er is meer bebouwing van de bank aan de Bergerslag 1 aanwezig dan is aangegeven op de kaart. De dienstwoning bij de Willem de Zwijgerschool is in een apart bouwvlak aangegeven. Beiden dienen echter één geheel te vormen met daarbij één set voorschriften. Het bouwvlak voor de woningen aan de Schemperserf 49 en 51 is niet aangegeven. Er zijn diverse kleine grenscorrecties zoals aanpassingen van het plangebied, van de bestemming of bouwvlakken. Deze aanpassingen zijn niet van die orde dat het een individuele opsomming rechtvaardigt.
6