Natuuronderzoek bestemmingsplan Oostvoorne-dorp
Definitief
Gemeente Westvoorne Postbus 550 3235 ZH ROCKANJE
Grontmij Nederland bv Waddinxveen, 27 juni 2006
99071459 - Smith/KW,
Verantwoording
Titel
:
Projectnummer
:
Natuuronderzoek bestemmingsplan Oostvoorne-dorp PN 208957
Referentienummer
:
99071459 - Smith/KW
Revisie
:
Definitief
Datum
:
27 juni 2006
Auteur(s)
:
ir. K.C. Smith
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
drs. F.B.H. Dercksen
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
drs. G.A. Morel
Coenecoop 55 2741 PH Waddinxveen Postbus 190 2740 AD Waddinxveen T +31 182 62 55 00 F +31 182 62 55 10 E
[email protected]
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 2 van 14
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
Inleiding........................................................................................................................ 4 Aanleiding en doel........................................................................................................ 4 Werkwijze..................................................................................................................... 4
2 2.1 2.2
Inrichtingsplannen ........................................................................................................ 5 Huidige situatie............................................................................................................. 5 Bouwplannen ................................................................................................................ 5
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Beleid, wet- en regelgeving .......................................................................................... 6 Inleiding........................................................................................................................ 6 Flora- en faunawet ........................................................................................................ 6 Natuurbeschermingswet................................................................................................ 6 Nota ruimte/provinciaal beleid ..................................................................................... 7 Conclusie ...................................................................................................................... 7
4 4.1 4.2 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.4
Inventarisatie................................................................................................................. 8 Inleiding........................................................................................................................ 8 Resultaten flora ............................................................................................................. 8 Resultaten fauna............................................................................................................ 9 Zoogdieren.................................................................................................................... 9 Vogels ........................................................................................................................... 9 Amfibieën, reptielen en vissen...................................................................................... 9 Dagvlinders, nachtvlinders en libellen.......................................................................... 9 Conclusie inventarisatie................................................................................................ 9
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Effecten....................................................................................................................... 10 Inleiding...................................................................................................................... 10 Vernietiging ................................................................................................................ 10 Verstoring ................................................................................................................... 10 Verdroging en verontreiniging.................................................................................... 10
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Ontheffing, mitigatie en compensatie ......................................................................... 11 Inleiding...................................................................................................................... 11 Flora- en faunawet ...................................................................................................... 11 Natuurbeschermingswet.............................................................................................. 11 Nota ruimte/provinciaal beleid ................................................................................... 11
Literatuur 12 Bijlage 1: resultaten Natuurloket................................................................................................. 13 Bijlage 2: stappenplan compensatiebeleid .................................................................................. 14
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 3 van 14
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel
Ten behoeve van de realisatie van een woning met tuin en het opheffen van bouwmogelijkheden op een terrein nabij Oostvoorne (figuur 1), is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Hiervoor dient de gemeente Westvoorne inzicht te geven in de aanwezige natuurwaarden en de eventuele noodzaak voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Een bestemmingsplan wordt immers pas vastgesteld als, na onderzoek, blijkt dat ervan uitgegaan kan worden dat een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet verleend kan worden. De herziening van het bestemmingsplan is gericht op twee ontwikkelingen: 1. Het realiseren van een woning; 2. Het opheffen van bouwmogelijkheden (de sloop van aanwezige bebouwing).
Figuur 1: locatie terrein
Grontmij is gevraagd om de voorgenomen activiteiten te toetsen aan de wet- en regelgeving voor natuur. Dit zijn de: • Flora- en faunawet ; • Natuurbeschermingswet (inclusief Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn); • Nota ruimte/provinciaal beleid. Door middel van een quick-scan wordt duidelijk welke beschermde flora- en faunasoorten in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn, of de werkzaamheden verbodsbepalingen overtreden en derhalve een ontheffing aangevraagd moet worden. Deze quick-scan vormt de basis voor een eventuele ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet en voor de natuurparagraaf in het bestemmingsplan in het kader van de realiseerbaarheid. 1.2
Werkwijze
In het onderzoek zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Opvragen van bestaande gegevens bij de provincie Zuid-Holland en de gemeente Westvoorne; 2. Uitvoeren van een veldbezoek, waarbij het plangebied wordt beoordeeld op habitatgeschiktheid; 3. Opstellen rapportage, bestaande uit een korte notitie waarin ook de effecten van de voorgenomen werkzaamheden per soortgroep worden beschreven.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 4 van 14
2
Inrichtingsplannen
2.1
Huidige situatie
Ten zuiden van het dorp Oostvoorne, bevindt zich aan de Berkenrijsweg 5 een bosrijk terrein (figuur 2). Het terrein is zes hectaren groot en fungeert als tuin. Naast het bos met oude, hoge bomen, bestaat de tuin uit grasland en weiland, dat begraasd wordt door schapen. Op het terrein bevinden zich ook enkele vijvers en smalle ondiepe watergangen. Naast de woning staat er op het terrein een schuur en een voormalig kalkoenverblijf.
Figuur 2:foto’s van de locatie, 8 juni 2006
2.2
Bouwplannen
Tegenover de huidige schuur moet een woning gerealiseerd worden met een tuin. De locatie van de woning en tuin is zodanig bepaald, dat geen oude, hoge bomen gekapt hoeven te worden. De schuur en het voormalige kalkoenverblijf worden afgebroken (figuur 3). Huidige bestemmingsplan
Toekomstige bestemmingsplan
Figuur3: huidige situatie en toekomstige situatie
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 5 van 14
3
3.1
Beleid, wet- en regelgeving
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante natuur- en soortenbeleid, dat van toepassing is op het toekomstige bouwterrein, nader toegelicht. Het betreffen de: • Flora- en faunawet; • Natuurbeschermingswet 1998; • Nota ruimte/provinciaal beleid. 3.2
Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht, die onder andere de Vogelwet, de Jachtwet en de soortbescherming uit de Natuurbeschermingswet vervangt. De wetgeving is gericht op de bescherming van individuele flora- en faunasoorten op nationaal niveau, waarbij nagenoeg alle van nature in het wild voorkomende amfibieën, zoogdieren en vogels beschermt zijn. Vanaf 23 februari 2005 is de Flora- en faunawet gewijzigd en zijn de beschermde soorten in drie categorieën verdeeld: 1. Algemeen beschermde soorten. Voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling, bestendig gebruik of bestendig beheer geldt een vrijstelling. Een ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk. 2. Overige soorten. Voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling, bestendig gebruik of bestendig beheer is vrijstelling mogelijk, mits de werkzaamheden volgens een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode worden uitgevoerd. Als dit niet mogelijk is, moet een ontheffing aangevraagd worden met mitigerende en/of compenserende maatregelen. Mitigerende maatregelen verzachten de schadelijke effecten op de aanwezige beschermde floraen faunasoorten en dienen in het plangebied zelf genomen te worden. Wanneer de mitigerende maatregelen de schadelijke effecten niet voldoende opheffen, is het verplicht te compenseren. De ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld volgens de lichte toets: de werkzaamheden tasten de duurzame instandhouding van de soort niet aan. 3. Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB. Voor werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling, bestendig gebruik of bestendig beheer moet altijd een ontheffing aangevraagd worden met mitigerende en/of compenserende maatregelen. De ontheffingsaanvraag wordt beoordeeld volgens de zware toets: de werkzaamheden tasten de duurzame instandhouding van de soort niet aan, er is geen alternatief en er is sprake van een bij de wet genoemd belang. Alleen voor vogels is vrijstelling mogelijk, mits gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Daarnaast geldt voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving de zogenoemde ‘zorgplicht’ (artikel 2 van de Flora- en faunawet). De zorgplicht houdt in dat iedereen die weet of vermoed dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen veroorzaken voor flora- of faunasoorten, verplicht is dergelijk handelen zoveel mogelijk achterwege te laten, dan wel die gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. 3.3
Natuurbeschermingswet
De Natuurbeschermingswet 1998 is per 1 oktober 2005 in werking getreden en vervangt de Natuurbeschermingswet van 1968. De huidige Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van aangewezen staatsnatuurmonumenten (eigendom van de staat) en beschermde natuurmonumenten (eigendom van particulieren en natuurorganisaties).
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 6 van 14
Beleid, wet- en regelgeving In de Natuurbeschermingswet 1998 is ook de bescherming van de Speciale Beschermingszones op grond van de van de Habitat- en Vogelrichtlijn geregeld, vanaf het moment dat de gebieden zijn aangewezen door Brussel. 3.4
Nota ruimte/provinciaal beleid
Het Structuurschema Groene Ruimte is vervangen door de Nota Ruimte. Deze Nota bepaalt het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in het landelijke gebied in onder andere de vorm van de Ecologische hoofdstructuur (EHS), de Randstad groenstructuur en het Groene Hart. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt tot de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur met kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Deze verbindingszones staan beschreven in het rapport Ecologische verbindingszones in ZuidHolland (vastgesteld in 1997). Rode lijstsoorten Rode lijstsoorten zijn beschermd door de Provincie Zuid-Holland. Wanneer een Rode Lijstsoort wordt verstoord dan moet hiervoor gecompenseerd worden. Wanneer leefgebieden of groeiplaatsen van deze soorten worden aangetast is compensatie aan de orde volgens het “Nee, tenzij”-principe van het Structuurschema Groene Ruimte (zie figuur 4).
Figuur 4: het ”Nee, tenzij"-principe
3.5
Conclusie
Het terrein bevindt zich niet in een Natuurbeschermingswetgebied. Het dichtstbijzijnde Natuurbeschermingswetgebied is het Voornes Duin ten westen van Oost-Voorne, op circa 1 km afstand (figuur 5). Wel wordt het terrein in het provinciale streekplan RR2020 aangeduid als natuurgebied en maakt het deel uit van het Provinciale Ecologisch Hoofdstructuur (figuur 5). Dit betekend dat het ‘Nee, tenzij’-principe van toepassing is. Het aantasten van wezenlijke waarden en kenmerken is niet toegestaan, mits compensatie plaats vindt. Gezien het karakter van het plangebied (bosrijke omgeving) is bij de kap van bomen de Boswet dan wel de gemeentelijke kapverordening van toepassing. De herplant of compensatie kan aansluiten met eventuele compensatie vanuit het ‘Nee, tenzij’- Figuur 5: ligging habitatrichtlijngebied en PEHS principe. Of beschermde soorten voorkomen in het kader van de Flora- en faunawetgeving of Rode lijstsoorten in het kader van het compensatiebeleid van de provincie komt in het volgende hoofdstuk aan de orde.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 7 van 14
4
Inventarisatie
4.1
Inleiding
De inventarisatie van natuurwaarden bestaat uit een bureaustudie en een veldbezoek, die door twee ecologen van Grontmij op 8 juni 2006 is verricht. Via het Natuurloket zijn de beschikbare gegevens geraadpleegd van het kilometerhok (065-435) waarin het terrein, Berkenrijsweg 5 te Oostvoorne, ligt (bijlage 1). Hieruit blijkt dat het Natuurloket gegevens beschikt over vaatplanten, paddenstoelen, zoogdieren, watervogels, dagvlinders, nachtvlinders, libellen, sprinkhanen en overige ongewervelden. De volledigheid van deze gegevens varieert echter sterk per soortgroep. Aangezien het uurhok ook een veel groter gebied beslaat dan het te inventariseren terrein, is niet duidelijk of de waargenomen floraen faunasoorten zich ook daadwerkelijk in het plangebied bevinden. Gedetailleerdere gegevens zijn daarom niet opgevraagd bij het Natuurloket. Naast het Natuurloket is ook gebruik gemaakt van informatie verstrekt door de Provincie ZuidHolland; het rapport ‘Beschermde planten en dieren in Zuid-Holland’ (2004). Deze natuurtoets richt zich in het bijzonder op beschermde soorten. Dit zijn de soorten waar bij de planvorming rekening mee moet worden gehouden. 4.2
Resultaten flora
Uit het Natuurloket blijkt dat in het kilometerhok, waarbinnen het terrein valt, beschermde plantensoorten voorkomen. Het gaat hierbij om elf soorten die beschermd zijn in het kader van de Flora- en faunawet en vijftien Rode lijstsoorten (bijlage 1). Tijdens het veldbezoek zijn echter geen beschermde soorten aangetroffen op de locatie waar het huis met tuin gerealiseerd worden. De locatie bestaat uit bos, bestaande uit eiken, berken en essen. De onderbegroeiing bestaat uit soorten als hulst, meidoorn, bamboe en salamonszegel (figuur 6). De woning komt zodanig te liggen dat de nabije oude, hoge eiken behouden blijven.
Figuur 6: Eiken, Essen en Salamonszegel
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 8 van 14
Inventarisatie
4.3
Resultaten fauna
Uit het Natuurloket blijkt dat in het kilometerhok, waarbinnen het terrein valt, beschermde zoogdieren, watervogels en dagvlinders voorkomen (bijlage 1). 4.3.1
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren goed geïnventariseerd in het betreffende uurhok, waarbinnen 19 soorten voorkomen die door de Flora- en faunawetgeving beschermd worden (bijlage 1). Onder het dak van het huidige woonhuis hebben vleermuizen een verblijfplaats. De eigenaar ziet de vleermuizen regelmatig rond het huis vliegen en heeft poepsporen gevonden. Het is dan ook waarschijnlijk dat het gehele terrein gebruikt wordt als foerageergebied. Op de bouwlocatie zelf zijn geen oude bomen aangetroffen met knoesten en holen, waar boombewonende vleermuizen een onderkomen kunnen vinden. In de te verwijderen opstalling bevinden zich geen vleermuizen. Gedurende het veldbezoek is op het terrein een ree aangetroffen (figuur 7). In het kader van de Flora- en faunawetgeving is dit een algemeen beschermde soort. Gezien de aanwezige begroeiing op het terrein is te verwachten dat ook de algemeen beschermde zoogdieren als bunzing, egel, mol, konijn, rosse woelmuis, veldmuis, huisspitsmuis en bosmuis voorkomen. 4.3.2
Vogels
Figuur 7: aangetroffen ree
Door het ontbreken van water, is gedurende het veldbezoek geen watervogel aangetroffen. Ook zijn er geen broedende vogels aangetroffen. Door de aanwezige bomen en dichte struikgewas is de bouwlocatie echter uitermate geschikt als broedlocatie voor diverse (bos)vogels. 4.3.3
Amfibieën, reptielen en vissen
Op basis van het ontbreken van water en de afwezigheid van een geschikt voortplantingsbiotoop, worden geen amfibieën, reptielen of vissen in het plangebied verwacht, op de gewone pad na. Het plangebied biedt namelijk overwintermogelijkheden voor de gewone pad, die vanuit de nabije vijvers en kleine watergangen het plangebied kan bereiken. 4.3.4
Dagvlinders, nachtvlinders en libellen
Gedurende het veldbezoek zijn geen beschermde soorten dagvlinders, nachtvlinders en libellen aangetroffen. Door het ontbreken van geschikte bloemrijke ruigte op de bouwlocatie, worden alleen algemeen beschermde soorten verwacht. 4.4
Conclusie inventarisatie
In het kader van de Flora- en faunawetgeving is het terrein geschikt voor meerdere algemeen beschermde faunasoorten (ree, bunzing, egel, mol, konijn, rosse woelmuis, veldmuis, huisspitsmuis en bosmuis). Daarnaast is het terrein geschikt voor strikt beschermde vleermuizen en vogels. Op het terrein komen geen flora- of faunasoorten voor, die op de rode lijst staan. Verdere inventarisatie is niet noodzakelijk.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 9 van 14
5
5.1
Effecten
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de effecten beschreven, die de geplande maatregelen zullen hebben op de aanwezige beschermde faunasoorten. Deze effecten worden getoetst aan de criteria vernietiging, verstoring, verdroging en verontreiniging. 5.2
Vernietiging
Door de voorgenomen bouwwerkzaamheden verdwijnt een deel van het bos met dichte onderbegroeiing en daarmee een leefgebied voor de beschermde zoogdieren en vogels. Dit zal naar verwachting echter geen negatieve gevolgen hebben op de aanwezige populaties, doordat in de directe omgeving voldoende geschikt leefgebied aanwezig blijft. De duurzame instandhouding blijft hierdoor gewaarborgd. De oudere bomen worden gespaard, waardoor de verblijfplaats van eventuele boombewonende vleermuizen niet wordt vernietigd. 5.3
Verstoring
Verstoring treedt op, zodra begonnen wordt met het bouwrijp maken van de locatie, het verwijderen van de opstalling tot aan het moment dat alle bouwwerkzaamheden afgerond zijn. Na de realisatie van de woning met tuin neemt de hoeveelheid menselijke activiteiten toe en daarmee ook de mate van verstoring. De aanwezige beschermde zoogdieren en vogels kunnen echter gedurende de werkzaamheden gemakkelijk vluchten naar de direct omliggende omgeving, waar voldoende geschikt leefgebied aanwezig is. Om de duurzame instandhouding van de populatie te handhaven is het echter niet toegestaan gedurende de baltsperiode van vleermuizen (augustus, september) en het broedseizoen van vogels (15 maart tot 15 juli) werkzaamheden te verrichten. De oudere bomen worden gespaard, waardoor het verblijfplaats van eventuele overwinterende vleermuizen niet wordt vernietigd. 5.4
Verdroging en verontreiniging
Verdroging en verontreiniging zullen niet plaatsvinden. De waterhuishouding verandert niet en er is geen sprake van verontreiniging.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 10 van 14
6 Ontheffing, mitigatie en compensatie
6.1
Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken wordt duidelijk waar de knelpunten zich bevinden tussen het gewenste bestemmingsplan en het beleid, wet- en regelgeving in het kader van de natuurbescherming. In dit hoofdstuk wordt duidelijk of het noodzakelijk is om ontheffing aan te vragen en of het nemen van mitigerende en compenserende maatregelen. 6.2
Flora- en faunawet
Aangezien de werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling vallen, geldt voor de algemeen beschermde faunasoorten ree, bunzing, egel, mol, konijn en bosspitsmuis een vrijstelling. De zogenaamde ‘zorgplicht’ is echter altijd van kracht (paragraaf 2.2). Voor de vleermuizen hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden aangezien geen vaste verblijfplaats of foerageergebied worden vernietigd. Effecten op eventueel aanwezige vleermuizen worden geminimaliseerd door de werkzaamheden overdag en niet in de schemering uit te voeren. Voor de streng beschermde vogels moet een ontheffing aangevraagd worden, tenzij de werkzaamheden geen verstoring veroorzaken. Verstoring van vogels is alleen mogelijk, wanneer het een vaste voortplantings-, rust- of verblijfplaats betreft. Om verstoring te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Het broedseizoen van vogels loopt grofweg van 15 maart tot 15 juli. Vogels kunnen echter ook eerder of later broeden. Aan te raden is voor het broedseizoen het terrein tijdig ongeschikte te maken voor broedvogels. Indien de werkzaamheden vlak voor of na het broedseizoen aanvangen, moet het terrein gecontroleerd worden op het voorkomen van nesten. Zolang geen vogels broeden, is het mogelijk de werkzaamheden voort te zetten. Indien bovenstaande maatregelen in acht worden genomen, is een ontheffingsaanvraag niet nodig. 6.3
Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied en ook niet binnen de beinvloedingssfeer van een beschermd natuurgebied. Verdere procedures zijn in dit kader dan ook niet aan de orde. 6.4
Nota ruimte/provinciaal beleid
Het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone en niet in de beïnvloedingssfeer van een ecologische verbindingszone. Op de toekomstige bouwlocatie zijn geen Rode lijst soorten aangetroffen waarvoor gecompenseerd moet worden. Wel behoort het plangebied tot de PEHS. Dit wil zeggen dat het verplicht is om ruimtelijke ingrepen voor te leggen aan de Provincie Zuid-Holland ter goedkeuring. De provincie bepaalt of en welke natuurwaarden verloren gaan en of deze gecompenseerd moeten worden. In bijlage twee is het ‘stappenplan compensatiebeleid’ van de Provincie Zuid-Holland opgenomen.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 11 van 14
Literatuur
Bureau Natuur, Provincie Zuid-Holland, 2004. Beschermde planten en dieren in Zuid-Holland. De verspreiding van de Europese habitatrichtlijnsoorten in kaart, Rijswijk. Provincie Zuid-Holland, bureau Natuur en Altenburg & Wymenga, ecologisch onderzoek. 1998. Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, Aanwijzingen voor inrichting en beheer, Streefbeelden en aanknopingspunten voor inrichting en beheer van de ecologische verbindingszones in de Provincie Zuid-Holland, Den-Haag.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 12 van 14
Bijlage 1: resultaten Natuurloket
*Legenda
FF= flora- en faunawet lijst 1/ lijst 2+3 H/V= Habittrichtlijn (alleen bijlage 1+ 2) of vogelrichtlijn RL= Rode lijst (#)= tevens meetnetgegevens verzameld Volledigheid onderzoek: hiermee wordt aangegeven of op basis van de gebrachte bezoeken een volledig overzicht is te verwachten van de soorten van de betreffende soortgroep. Actualiteit: per groep is aangegeven uit welke periode de gegevens zijn opgenomen. Niet van toepassing
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 13 van 14
Bijlage 2: stappenplan compensatiebeleid
De Provincie Zuid-Holland heeft een stappenplan opgesteld, dat gevolgd moet worden bij de compensatietaakstelling. Hieronder staan de stappen vermeld. 1. 2. 3. 4.
Voorkomen van schade door schadelijke activiteiten niet uit te voeren; Verminderen van schade door een variant te ontwikkelen die minder schadelijk is; Verdere beperken van de schade door het nemen van mitigerende maatregelen; Compenseren van resterend verlies aan natuur- en landschapswaarden door een natuur- en landschapscompensatieproject te ontwikkelen. Hierbij moet hetzelfde doeltype met dezelfde omvang gecompenseerd worden. Rangorde van locatiemogelijkheden voor compensatie: − In de directe omgeving, maar buiten de negatieve invloedsfeer van het project. − In de regio waar schade ontstaat (aanhaken op “+opties uit regionale natuur- en landschapselementen). − Compensatie elders in Zuid- Holland. 5. Is het niet mogelijk om hetzelfde doeltype te compenseren dan zijn natuur- en landschapswaarde met dezelfde vergelijkbare kwaliteit mogelijk; 6. Zijn stappen 4 en 5 niet mogelijk dan resteert uitsluitend financiële compensatie.
99071459 - Smith/KW, definitief Pagina 14 van 14