Bestemmingsplan Leeuwarderweg 61 te Wergea V O O R O N T W E R P

Bes te m mi ngs p l an Lee uw a r de rw eg 6 1 te We rg ea

VOO R ON TW E R P

Bes te m mi ngs p l an Lee uw a r de rw eg 6 1 te We rg ea

VOO R ON TW E R P

Inhoud

Toelichting + bijlagen Regels Verbeelding

14 januari 2013 Projectnummer 025.79.17.44.01

O v e r z i c h t s k a a r t

T o e l i c h t i n g

025.79.17.44.01.toe

I n h o u d s o p g a v e

1

Inleiding

5

2

Planbeschrijving

7

3

Beleidskader

11

3.1

Provinciaal beleid

11

3.2

Gemeentelijk beleid

12

4

5

6

Planologische randvoorwaarden

15

4.1

Geluidhinder

15

4.2

Verkeer en parkeren

16

4.3

Bedrijven en (milieu)hinder

17

4.4

Luchtkwaliteit

18

4.5

Externe veiligheid

19

4.6

Milieuhygiënische kwaliteit van de bodem

20

4.7

Waterhuishouding

22

4.8

Ecologische waarden

23

4.9

Archeologische en cultuurhistorische waarden

26

4.10

Overige thema’s

28

Juridische toeli chting

29

5.1

Bestemmingsplanprocedure

29

5.2

Toelichting op de bestemmingen

31

Uitvoerbaarheid

33

6.1

Economische uitvoerbaarheid

33

6.2

Maatschappelijke uitvoerbaarheid

33

Bijlagen

025.79.17.44.01.toe

1

I n l e i d i n g

Huisartsenpraktijk Warga is voornemens de bestaande praktijk bij de woning

AANLEIDING

aan de Leeuwarderweg 61 uit te breiden. Deze uitbreiding past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Wergea-kom, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 juni 2006 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 6 februari 2007. In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden de bestemming ‘Woondoeleinden’. Gronden aan weerszijden en achter de woning hebben de nadere aanduiding ‘te bebouwen erven’. De woning op het perceel Leeuwarderweg 61 is aangeduid als rijksmonument. Voorliggend bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de huisartsenpraktijk mogelijk. In onderstaande figuur is het perceel Leeuwarderweg 61 in Wergea aangegeven.

Figuur 1. Situering plangebied (Bron: Google Earth)

In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de kenmerken van het plan. In hoofdstuk 3 is het provinciaal en gemeentelijk beleid uiteengezet voor zover dit van toepassing is op het voorliggende bestemmingsplan. Hierna komen in hoofdstuk 4 de randvoorwaarden voor het plan aan de orde. De juridische toelichting is opgenomen in hoofdstuk 5. Als laatste is in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

025.79.17.44.01.toe - Bestemmingsplan Leeuwarderweg 61 te Wergea - 14 januari 2013

5

2

P l a n b e s c h r i j v i n g

De locatie Leeuwarderweg 61 ligt in het noordwestelijke deel van het dorp

SITUERING PLANGEBIED

Wergea. De Leeuwarderweg ligt ten noorden van de Wergeasterdyk en de Nieuwe Leeuwarderweg, de doorgaande weg door het dorp. Aan de zuidelijke zijde van de Leeuwarderweg liggen voornamelijk woonhuizen en de Roordastate waar in museum Ald Slot is gevestigd. Aan de noordkant van de weg staan twee agrarische bedrijven en een aantal woningen en bedrijven. Op perceel Leeuwarderweg 61 staat een herenhuis dat in gebruik is als woonhuis. In het bijgebouw bij het woonhuis is de huisartsenpraktijk “Warga” gevestigd. De praktijkruimte voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en zal in het kader van dit plan worden vergroot.

Figuur 2. Plattegrond bestaande situatie met gestippeld de projectie van de nieuwe situatie

Bij het bepalen van de noodzakelijke aanpassingen aan de praktijk is de richtlijn van de LHV (Landelijke Huisartsenvereniging) gevolgd. In een e-mail aan de projectarchitect (e-mail is als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd), heeft de


7

LHV berekend wat de minimale oppervlakte van de praktijk dient te zijn. De LHV berekent deze oppervlakte op ten minste 235 m2. ONTWERP

Het plan omvat de uitbreiding van de huisartsenpraktijk aan de oostelijke zijde van het woonhuis op perceel Leeuwarderweg 61. Het woonhuis blijft hierbij onveranderd. De praktijk wordt aan de achterzijde verlengd met ongeveer 13 meter. Daarmee krijgt de praktijkruimte inclusief het voorportaal een totale oppervlakte van bijna 243 m2. De uitgebreide praktijkruimte biedt plaats aan twee spreekkamers, een laboratorium, een ruimte voor apotheek en administratie en een wachtkamer. In figuur 3 is de projectie van de nieuwe praktijk weergegeven en in figuur 4 is het vooraanzicht van de praktijk en de woning weergegeven.

Figuur 3. Plattegrond nieuwe situatie

8


Figuur 4. Vooraanzicht Leeuwarderweg 61 te Wergea (Bron: A3 Bouwadvies)

Op grond van deze ontwikkeling is de huisartsenpraktijk qua oppervlakte niet

VERTALING IN HET

meer te beschouwen als zijnde ondergeschikt aan het woonhuis. Ook valt de

BESTEMMINGSPLAN

uitoefening van de praktijk niet meer als beroep aan huis aan te merken. In voorliggend bestemmingsplan is het gebouw ten behoeve van de nieuwe huisartsenpraktijk binnen het bouwvlak geplaatst. De maximale goot- en bouwhoogte op grond van het voorliggende bestemmingsplan voor de praktijk bedragen respectievelijk 3,5 en 7 meter, door middel van een aanduiding op de verbeelding opgenomen. De verdere uiteenzetting van de vertaling in het bestemmingsplan is opgenomen in hoofdstuk 5.


9

3

B e l e i d s k a d e r

3.1

Provinciaal beleid Streekplan Fryslân 2007 Op 13 december 2006 is het Streekplan Fryslân 2007 vastgesteld door Provinciale Staten. Het Streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het Streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode 2006 tot 2016. Centraal in het nieuwe streekplan staat het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving door gebruik te maken van karakteristieken van de omgeving bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De elementen gebruikswaarde, belevingswaard en toekomstwaarde waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Bij een duurzame ontwikkeling wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Er moet zorgvuldig worden omgegaan met de ruimte. Door het bestaande bebouwde gebied zoveel mogelijk te benutten wordt bijgedragen aan een efficient gebruik van de ruimte. Ontwerp verordening Romte Fryslân Op 28 september 2010 heeft het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân het ontwerp van de Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de Ontwerp verordening Ruimte Fryslân geeft de provincie Fryslân de regels aan die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening staat aangegeven dat in een kern die in het streekplan niet is aangegeven als ‘regionaal centrum’ of ‘bedrijfsconcentratiekern’ het realiseren van een voorziening met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied niet is toegestaan. De huisartsenpraktijk is gericht op Wergea en Warten en vormt derhalve geen bovenlokale, regionale of bovenregionale voorziening.


11

3.2

Gemeentelijk beleid Bestemmingsplan Wergea-kom In het bestemmingsplan Wergea-kom heeft het perceel de bestemming ‘Wonen’ en de nadere aanduiding ‘te bebouwen erven’. De huisartsenpraktijk valt onder de regeling ‘aan huis verbonden beroepen’. Met de uitbreiding van de praktijk is er geen sprake meer van een aan huis verbonden beroep. Om deze inrichting mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Een fragment van de plankaart van het bestemmingsplan Wergea-kom is in figuur 5 weergegeven.

Figuur 5. Fragment bestemmingsplan Wergea-kom

Welstandsnota Gemeente Boarnsterhim Het plangebied is gelegen in een woongebied dat in de gemeentelijke welstandsnota wordt aangeduid met ‘oude kern’. Het welstandsbeleid in dit deelgebied is in het algemeen gericht op de instandhouding van het ruimtelijk beeld in de oudere dorpskernen. Bij de dorpskernen die niet zijn aangewezen als beschermd dorpsgezicht is de implicatie van dit beleid dat de aanwezige bebouwingskenmerken moeten worden gerespecteerd, met behoud van karakteristieke elementen. Het verschil met het beschermd dorpsgezicht in Wergea is dat het deel dat is aangemerkt als ‘oude kern’ een meer open bebouwingspatroon heeft. CONCLUSIE

Concluderend kan worden gesteld dat het vergroten van de huisartsenpraktijk past binnen het provinciale en gemeentelijke beleid. De uitbreiding van de praktijk betekent een positieve ontwikkeling en continuering van het voorzieningen niveau in Wergea, maar het betreft niet een ontwikkeling met een bovenlokaal, regionaal of bovenregionaal verzorgingsgebied.

12


De uitbreiding die plaatsvindt door een bestaand bijgebouw aan de achterzijde te vergroten en te verhogen, doet geen afbreuk aan de doorzichten en het karakteristieke beeld van dit deel van Wergea. Het beeld van de straatzijde (Leeuwarderweg aan de noordzijde van het perceel) op het perceel en de bebouwing wordt daarmee niet wezenlijk anders. Het beeld vanaf de zuidzijde wordt verzacht door de hier aanwezige groene afscheiding. De bewoners aan de oostzijde krijgen te maken met een langer gebouw; het beeld op dit gebouw wordt verbeterd omdat de architectuur van het bouwwerk meer aansluit bij het monumentale hoofdgebouw.


13

4

P l a n o l o g i s c h e

r a n d v o o r w a a r d e n

4.1

Geluidhinder In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op

WET- EN REGELGEVING

gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. In de Wgh is in artikel 74 bepaald dat bij elke weg in beginsel een (geluids)zone aanwezig is. Dit met uitzondering van: -

wegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;

-

wegen waarop een snelheid van ten hoogste 30 km per uur is toegestaan.

In de Wgh is bepaald dat de ten hoogste toegestane geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai op een gevel van een woning binnen een geluidszone 48 dB is. Op grond van de Wgh kan het college van Burgemeester en Wethouders (B en W) voor woningen in stedelijk gebied een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen. De ten hoogste toelaatbare hogere waarde is 63 dB. Binnen de bebouwde kom van het dorp Wergea geldt een maximum snelheid

ONDERZOEK

van 30 km/uur. Deze maximum snelheid geldt ook op de Leeuwarderweg waaraan het plangebied ligt. Rond deze weg ligt volgens de Wet geluidhinder geen geluidszone en is onderzoek naar de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwbouw niet verplicht. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan het in dergelijke situaties toch voorkomen dat een akoestische toetsing van verkeersgeluid gewenst is, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een hoge geluidsbelasting bij relatief veel verkeer. Hierbij dient rekening te worden gehouden te worden met de situering van de nieuwbouw/uitbreiding en de ligging van eventuele geluidsgevoelige ruimten. Het planvoornemen is gericht op de uitbreiding van de huisartsenpraktijk. Deze is niet gelegen aan een drukke weg. Ook is de nieuwbouw gesitueerd aan de achterzijde van het gebouw. Door de situering van de uitbreiding, waarbij de behandelkamers niet aan de zijde van de Leeuwarderweg, maar aan de zuide-


15

lijke tuinzijde zijn geprojecteerd is de verwachting dat er geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare geluidhinder. Een huisartsenpraktijk valt niet onder de noemer “medische centra” (geluidsgevoelig), als bedoeld in artikel 1.2 van het besluit geluidhinder. De definitie van “medisch centrum” wordt vaak zodanig uitgelegd dat hierin mensen voor langer tijd verblijven. Op basis van deze definitie kan is een huisartsenpraktijk geen “medisch centrum” en daarmee geen geluidsgevoelige functie. CONCLUSIE

De uitvoerbaarheid van voorliggend plan wordt niet belemmerd vanwege wegverkeerslawaai.

4.2

Verkeer en parkeren Het plan voorziet in de uitbreiding van een huisartsenpratijk. Volgens de parkeerkencijfers van CROW (CROW-publicatie 182; parkeerkencijfers basis voor parkeernormering, 2008) heeft een praktijk minimaal 1,5 parkeerplaats per behandelkamer nodig, met een minimum van 3 parkeerplaatsen per praktijk. De huisartsenpraktijk aan de Leeuwarderweg heeft twee behandelkamers. Bij deze praktijk dienen ten minste 3 parkeerplaatsen aanwezig te zijn. Voor een apotheek geldt dat er minimaal 1,7 parkeerplaatsen per 100 m2 aanwezig dienen te zijn. De apotheek in de nieuwe huisartsenpraktijk aan de Leeuwarderweg 61 heeft een oppervlakte van ca. 60 m2. Dit betekent dat voor de apotheek 1 parkeerplaats beschikbaar moet zijn. In totaal moeten 4 parkeerplaatsen aanwezig zijn bij de huisartsenpraktijk. In de huidige situatie parkeren bezoekers van de huisartsenpraktijk aan de Leeuwarderweg. Dit is mogelijk omdat het profiel van de Leeuwarderweg relatief breed is. De ruimte tussen de daadwerkelijke weg en het perceel biedt ruimte om te parkeren. Hier is genoeg ruimte voor 5 parkeerplaatsen. In de toekomstige situatie zal ook van deze plaatsen gebruik worden gemaakt. De parkeersituatie zal ten gevolge van het plan dan ook niet veranderen. De toekomstige situatie wordt in onderstaande figuur 6 weergegeven; hierin zijn tevens de 5 parkeerplaatsen ingetekend.

16


Figuur 6. Toekomstige situatie Leeuwarderweg 61 (Bron: A3bouwadvies)

4.3

Bedrijven en (milieu)hinder Bedrijven kunnen voor woningen en andere kwetsbare functies als scholen in

WET- EN REGELGEVING

de omgeving (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid en gevaar veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen noodzakelijk. Hiervoor is een uitgebreide wet- en regelgeving ontwikkeld. Deze wetgeving is, behalve in de Wro, opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm). De VNG-brochu-


17

re Bedrijven en milieuzonering (2009) geeft op systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van bedrijfsactiviteiten. Onderdeel hiervan zijn de te hanteren richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën. ONDERZOEK

Volgens de VNG brochure Bedrijven en milieuhinder (2009) valt een huisartsenpraktijk in milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter. In de directe omgeving van de huisartsenpraktijk staan enkele woningen. Het gaat hierbij om de huisnummers 37 tot en met 45 die met de achtertuin grenzen aan perceel Leeuwarderweg 61. De afstand tussen de praktijk en de dichtstbijzijnde woning bedraagt 9 meter. Deze afstand voldoet daarmee niet aan de richtafstand. Het gaat hier echter om een bestaande situatie die in het verleden niet voor hinder heeft gezorgd. Daarom kan worden aangenomen dat de situatie aanvaardbaar is. Met de uitvoering van de voorgenomen plannen, waarin de praktijk aan de achterzijde wordt uitgebreid, blijft de afstand tussen de praktijk en de woningen gehandhaafd. Er vindt geen verslechtering van de situatie plaats.

CONCLUSIE

De uitvoering van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door onaanvaardbare (milieu)hinder als gevolg van de huisartsenpraktijk.

4.4

Luchtkwaliteit WET- EN REGELGEVING

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.

18


Door de milieuadviesdienst is in 2007 onderzoek naar de luchtkwaliteit gedaan voor de gemeente Boarnsterhim. Hieruit is gebleken dat in de gemeente geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden, zoals genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Voorliggend plan voorziet in de uitbouw van een praktijkruimte. Er worden

ONDERZOEK

geen andere functies mogelijk gemaakt. De uitbreiding zal waarschijnlijk een geringe verkeersaantrekkende werking hebben. Pas bij een gemiddelde toename van ruim 1500 personenauto’s per dag is sprake van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van meer dan 1,2 µg/m3 NO2 of PM10 ). De huisartsenpraktijk zal per dag “worst-case” een verkeersstroom van maximaal 240 auto’s naar en 240 autobewegingen van de Leeuwarderweg 61 genereren op basis van 10 uur behandeling met 12 patiënten per uur en het bezoek aan de apotheek van een even groot aantal bezoekers. Dit aantal ligt aanzienlijk lager dan de hiervoor genoemde 1500. Geconcludeerd mag worden dat het plan daarmee kan worden beschouwd als NIBM-project. Het plan mag wat betreft luchtkwaliteit uitvoerbaar worden geacht en voldoet

CONCLUSIE

aan het gestelde in de Wet milieubeheer.

4.5

Externe veiligheid Op 13 juni 2001 is door de regering het vierde Nationale milieubeleidsplan

WET- EN REGELGEVING

(NMP4) vastgesteld. Hierin zet zij haar externe veiligheidsbeleid uiteen. Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door: -

het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);

-

het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, (water)wegen en spoorwegen);

-

het gebruik van luchthavens.

Het externe veiligheidbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn de risico’s gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon over-

PLAATSGEBONDEN RISICO

lijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met

GROEPSRISICO

gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.


19

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving. Voor voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende besluiten relevant: -

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

-

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS);

-

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

VERANTWOORDINGS-

In bovenstaande besluiten en de circulaire is de verantwoordingsplicht groeps-

PLICHT

risico opgenomen. Deze verantwoording houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen risicobronnen gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen binnen het plangebied. De aanwezige risicobronnen, een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en een gasdrukmeet- en regelstation hebben een invloedsgebied van respectievelijk 465 en 15 meter. Het plangebied ligt buiten deze invloedsgebieden. In figuur 7 is een uitsnede van de Risicokaart Fryslân opgenomen.

Figuur 7. Uitsnede Risicokaart Fryslân CONCLUSIE

De uitvoering van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door risico’s vanwege het gebruik, de opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen.

4.6

Milieuhygiënische kwaliteit van de bodem WET- EN REGELGEVING

Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de Bouwverordening regels moe-

20


ten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in kwaliteit van de bodem. Op de kaart van Bodemloket geeft de overheid inzicht in maatregelen die de

ONDERZOEK

afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsanering). Ook laat de kaart zien waar vroeger (verdachte) activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 8 wordt een fragment van de kaart van het bodemloket weergegeven ter plaatse van perceel Leeuwarderweg 61. Het plangebied is hierin met een rode lijn aangegeven. Op het fragment van de bodemkaart van het bodemloket is te zien dat in de omgeving van het plangebied verschillende locaties zijn waar bodemonderzoek nog in procedure is. Verder zijn ten noordwesten en ten zuidoosten van het plangebied gesaneerde locaties. Ten oosten van het plangebied ligt een locatie waar historische activiteiten bekend zijn die een negatieve invloed gehad kunnen hebben op de bodemkwaliteit. Op het fragment van de bodemkaart van het bodemloket is te zien dat in het plangebied geen locaties zijn waar de bodem is gesaneerd, bodemonderzoek is afgerond of nog in procedure is. Ook zijn binnen het plangebied geen historische activiteiten bekend die een negatief effect gehad kunnen hebben op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in het plangebied onvoldoende zou zijn.


21

Figuur 8. Fragment kaart Bodemloket (Bron: Bodemloket.nl) CONCLUSIE

De uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

4.7

Waterhuishouding WET- EN REGELGEVING

In onder andere de Europese Kaderrichtlijn water, de vierde Nota Waterhuishouding en de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water. Dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota Anders omgaan met water is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in ruimtelijke plannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor de ontwikkeling op perceel Leeuwarderweg 61 is een wateradvies gevraagd aan Wetterskip Fryslân via de Digitale watertoets (www.dewatertoets.nl). Hiermee is bepaald dat het plan een zodanige invloed heeft op de waterhuishouding en de afvalwaterketen dat kan worden volstaan met een standaard wateradvies. In dit advies staan de maatregelen die Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Het is een standaard advies dat voor alle kleine plannen wordt gegeven. Hierdoor kan het voorkomen dat niet alle punten gelden voor het plan Bestemmingsplan Leeuwarderweg 61 te Wergea.

22


Samengevat omvat het advies van het Wetterskip de volgende punten: -

Probeer regenwater langzaam weg te laten lopen.

-

Loos regenwater direct op een sloot en niet op het vuilwaterriool.

-

Voorkom watervervuiling door geen uitlogende bouwmaterialen zoals zink, koper en lood te gebruiken. Ook adviseren wij om geen chemische middelen voor onkruidbestrijding te gebruiken.

-

Leg het vloerpeil (bovenkant vloer) van woningen en andere bouwwerken minimaal een meter boven het grondwaterpeil aan.

-

Voor sommige werkzaamheden of activiteiten is een watervergunning van het waterschap nodig of moet een melding worden gedaan. Bijvoorbeeld: -

het onttrekken en/of lozen van grondwater;

-

het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater;

-

het toepassen van grond in een watergang;

-

het graven of dempen van sloten;

-

de aanleg van dammen of duikers.

Het volledige advies van Wetterskip Fryslân is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De adviezen van het Wetterskip zullen zoveel mogelijk worden opgevolgd; de

CONCLUSIE

uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd door nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.

4.8

Ecologische waarden De Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van de Flora-

WET- EN REGELGEVING

en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende planten diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere de zorgplicht opgenomen die bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te handelen nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in redelijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.


23

De Nbw is gericht op het beschermen van (natuur)gebieden. Deze natuurgebieden betreffen onder andere de zogenoemde Speciale Beschermingzones op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Samen worden deze gebieden aangeduid als het Natura 2000-netwerk. ONDERZOEK

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologisch bureauonderzoek van de natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Relevante wetgeving op het gebied van de soortenbescherming is de Flora- en faunawet en op het gebied van de gebiedsbescherming de Natuurbeschermingswet 1998 en het Streekplan Fryslân 2007. Het doel van de ecologische inventarisatie is om na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de ligging van het plangebied is een bureauonderzoek uitgevoerd waarbij foto’s van het plangebied (genomen op 18 juli 2011) zijn betrokken.

Figuur 9. Voorzijde huisartsenpraktijk (18 juli 2011)

Soortbescherming FLORA- EN FAUNAWET

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992) van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Floraen faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Beschermde soorten worden opgesomd in de ‘lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten’. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten (licht beschermd, middelzwaar beschermd en streng beschermd). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime (vallen zowel onder het middelzware als strenge beschermingsregime).

24


De locatie van de uitbreiding bestaat uit een bijgebouw, een schuurtje, bestra-

INVENTARISATIE

ting en een deel van de tuin. Het bijgebouw is één bouwlaag hoog (voornamelijk baksteen) en heeft een platdak (bitumen). Het schuurtje is van hout en heeft een puntdak met dakpannen. In het betreffende deel van de tuin staan enkele struiken. In deze struiken alsmede in het groen in de omgeving kunnen tijdens het broedseizoen vogels tot broeden komen. Eveneens zouden vogels onder het pannendak van het woonhuis tot broeden kunnen komen. Het pannendak van het woonhuis wordt echter niet gewijzigd. De bebouwing op de locatie van de uitbreiding is niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Op grond van de soortgegevens die beschikbaar zijn bij het Natuurloket1 voor het kilometerhok waarvan het plangebied deel uitmaakt, mag worden geconcludeerd dat andere beschermde planten- en diersoorten ook niet op de uitbreidingslocatie verwacht mogen worden. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen

EFFECTEN

nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels te vernietigen of te verstoren. Ontheffing voor het vernielen en verstoren van bewoonde nesten van vogels (artikel 11) kan in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen niet worden verleend. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en/of uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. Men kan er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als voor het broedseizoen wordt begonnen en de werkzaamheden continu voortduren. Als de werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustiger broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. Gebiedsbescherming Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden.

NATUURBESCHERMINGS-

Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurge-

WET 1998

bieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-

ECOLOGISCHE HOOFD-

staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en

STRUCTUUR

vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Nota Ruimte en uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007. 1

Het Natuurloket geeft toegang tot de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Het Natuurloket is een gezamenlijk initiatief van Stichting Gegevensautoriteit Natuur (GaN) en Stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna (VOFF).


25

INVENTARISATIE

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied Alde Feanen, dat op ruim 3,5 kilometer afstand van het plangebied ligt. Ten noorden van het plangebied ligt op een kleine kilometer afstand de Hempensermeerpolder die in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur is aangewezen.

EFFECTEN

Gezien de aard van de plannen, de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom en het feit dat er nu ook al bebouwing aanwezig is, worden er geen negatieve effecten op beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur verwacht.

CONCLUSIE

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar. Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren.

4.9

Archeologische en cultuurhistorische waarden WET- EN REGELGEVING

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Met deze inwerkingtreding werd het Verdrag van Malta, dat op 16 april 1992 onder andere door Nederland is ondertekend, in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt. Het Verdrag van Malta is gericht op het behouden van archeologische waarden in de bodem. Uitgangspunt hierbij is onder andere het uitvoeren van een onderzoek naar archeologische waarden in het plangebied voor het vaststellen van een bestemmingsplan. Ook het zogenoemde veroorzakerprincipe is een uitgangspunt van het Verdrag van Malta. Dit betekent dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoort financieel verantwoordelijk is voor een voldoende onderzoek naar en het behoud van die archeologische waarden. Met de inwerkingtreding van de Wamz werd ook de Monumentenwet 1988 (Monw) gewijzigd. Op grond van de Monw moet in een bestemmingsplan de aanwezigheid van (mogelijke) archeologische waarden in de bodem van het plangebied overwogen worden. Gegevens over mogelijke archeologische waarden kunnen worden herleid uit de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE).

ONDERZOEK

In figuur 10 is een uitsnede van de FAMKE-advieskaart steentijd-bronstijd weergegeven. Hieruit blijkt dat wat betreft archeologische waarden uit de Steentijd het plangebied aan de Leeuwarderweg in een gebied valt waar geen onderzoek noodzakelijk is. Dit houdt in dat op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of dat

26


de archeologische verwachting op gefundeerde gronden zeer laag is. Eventuele resten uit de steentijd bevinden zich vermoedelijk zodanig diep onder het maaiveld dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is. Mochten er bij ingrepen in deze zone toch bodemvondsten worden gedaan, dan dienen die gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog.

Figuur 10. Uitsnede FAMKE-advieskaart steentijd-bronstijd

In figuur 11 wordt een uitsnede van de FAMKE-advieskaart ijzertijd-middeleeuwen getoond. Hierin is te zien dat het perceel valt binnen het gebied dat is aangeduid met ‘karterend onderzoek 1’. In dit gebied zouden zich archeologische resten kunnen bevinden uit de periode midden-bronstijd–vroege middeleeuwen. Bij ingrepen vanaf 500 m² dient een karterend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. De uitbreiding van de huisartsenpraktijk beslaat ongeveer 100 m². Verder archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Mochten er bij ingrepen in deze zone toch bodem vondsten worden gedaan, dan dienen die gemeld te worden bij de provinciaal archeoloog.

Figuur 11. Uitsnede FAMKE-advieskaart ijzertijd en middeleeuwen

De uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan wordt niet belemmerd

CONCLUSIE

door archeologische waarden.


27

4.10

Overige thema’s Gezien de schaalgrootte en functie van de uitbreiding spelen de thema’s trillingen, licht, geur, hoogspanningsleidingen en energie in voorliggend bestemmingsplan geen rol van betekenis.

28


5

J u r i d i s c h e

t o e l i c h t i n g

5.1

Bestemmingsplanprocedure De invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft op 1 juli 2008 plaatsgevonden. Voor het digitale bestemmingsplan gelden de RO-standaarden. De RO-standaarden bestaan uit: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke instrumenten 2008 (STRI2008) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2008 (PRBP2008). De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt in de nieuwe systematiek de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een GML. De digitale verplichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is ingegaan op 1 januari 2010. Vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan. De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn verschillende fasen te onderscheiden: Voorbereidingsprocedure Voor het opstellen van een voorontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het voorontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 van het Bro genoemde instanties. Bovendien kan het ontwerp ter inzage worden gelegd als de gemeentelijke inspraakverordening dat vereist. De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en eventueel de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakte open aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt. Vaststellingsprocedure Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de


29

terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken na de termijn van terinzagelegging vast. Beroepsprocedure Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, vindt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling plaats. Gedurende 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling be-kend gemaakt en ter inzage gelegd. Juridische vormgeving Op grond van artikel 3.1.3 Bro moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1.

een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;

2.

bestemmingen die bij of krachtens de wet kunnen worden voorgeschreven;

3.

regels die bij of krachtens de wet kunnen worden voorgeschreven;

4.

voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.

Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting ex artikel 3.1.6 Bro, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak zijn vermeld. In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidswerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoering van de Wabo en het Bor heeft grote gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat nu geldt op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo.

30


In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld. In de omgevingsvergunning worden de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd, waarbij sprake zal zijn van een samenloop met andere locatiegebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook de ontheffingen die in een bestemmingsplan zijn geregeld, worden na 1 oktober 2010 vervangen door de omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor de aanlegvergunning. Het algemene gebruiksverbod dat nu is opgenomen in artikel 7.10 Wro komt te vervallen en wordt vervangen door het algemene gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 2.1 Wabo. Voor een gebruik in strijd met een bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist. Door de komst van de Wabo en het Bor vervallen een aantal begrippen uit de Wro (onder andere ontheffing en aanlegvergunning); deze begrippen worden ook in de RO-standaard SVBP2008 gebruikt. In september 2010 zijn er werkafspraken met betrekking tot de SVBP2008 gepubliceerd. Het voorliggende plan is aangepast aan de werkafspraak september 2010 SVBP2008. Zo wordt er niet meer gesproken over ontheffingen, maar over afwijkingen. De in het overgangsrecht genoemde bouwvergunning is vervangen door een omgevingsvergunning voor het bouwen.

5.2

Toelichting op de bestemmingen In deze paragraaf wordt in het kort ingegaan op de bestemming van de gronden en de toegestane doeleinden en maatvoering binnen de bestemmingen. De gronden met de bestemming ‘Wonen’ zijn bedoeld voor wonen. Voor zover de gronden zijn aangegeven met ‘specifieke vorm van wonen – huisartsenpraktijk’ mogen de gronden tevens worden gebruikt voor medische dienstverlening. Het hoofdgebouw en de ondergeschikte gebouwen binnen de bestemming zijn opgenomen in een bouwvlak. Voor de toegestane maatvoering van gebouwen is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding “erf” mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. In de bouwregels zijn voor deze gebouwen maatvoeringsvereisten opgenomen. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat alleen de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.


31

6

U i t v o e r b a a r h e i d

6.1

Economische uitvoerbaarheid Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een initiatief van een private partij. De kosten die samenhangen met het opstellen en de onderzoeken van het bestemmingsplan, de uitvoering van het plan en eventuele planschadekosten op grond van artikel 6.1 van de Wro zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. De noodzakelijke kosten van de gemeente bestaan uit de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding die bij de initiatiefnemer in rekening zijn gebracht. Door de herziening van het voor de betreffende gronden geldende bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied, bij de gemeente op grond van artikel 6.1 van de Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Hiervoor is tussen de gemeente Boarnsterhim en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst gesloten. Op basis van deze overweging mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht.

6.2

Maatschappelijke uitvoerbaarheid Nadat overleg en inspraak ex artikel 3.1.1 Bro heeft plaatsgevonden, zullen de binnengekomen reacties hier opgenomen en beantwoord worden.


33

Colofon Opdrachtgever Huisartsenpraktijk Warga Contactpersoon de heer A. Boerma

Bestemmingsplan de heer S. Matahelumual BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding De heer D. Terpstra BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 025.79.17.44.01

BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort

Bestemmingsplan Leeuwarderweg 61 te Wergea V O O R O N T W E R P

Recommend Documents