Bes te m mi ngs p l an CP O O ost e rb oe ke l weg te De Wee re
VOO R ON TW E R P
Bes te m mi ngs p l an CP O O ost e rb oe ke l weg te De Wee re
VOO R ON TW E R P
Inhoud
Toelichting + bijlagen Regels + bijlage Verbeelding
15 januari 2014 Projectnummer 183.14.00.07.22
T o e l i c h t i n g
183.14.00.07.22.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
5
2
Beleid
7
2.1
Rijksbeleid
2.2
Provinciaal beleid
2.3
Gemeentelijk beleid
7 7 15
3
Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit
21
4
Milieu
23
5
4.1
Hinder van bedrijvigheid en voorzieningen
23
4.2
Geluid
25
4.3
Externe veiligheid
29
4.4
Luchtkwaliteit
32
4.5
Cultuurhistorie en archeologie
34
4.6
Natuur en ecologie
34
4.7
Waterparagraaf
35
4.8
Bodemtoets en bodemkwaliteit
38
Juridische toelichting
41
5.1
Algemeen
41
5.2
Bestemmingsplanprocedure
42
5.3
Juridische vormgeving
43
5.4
Toelichting op de bestemmingen
44
5.5
Overige aspecten
47
6
Economische uitvoerbaarheid
49
7
Maatschappelijke toetsing en kwaliteit
51
Bijlagen
183.14.00.07.22.toe
1
I n l e i d i n g
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een plan om de bouw van 14 wonin-
AANLEIDING
gen mogelijk te maken op een locatie aan de Oosterboekelweg in De Weere, gemeente Opmeer. Het gaat om de bouw van 12 starterswoningen. Het voornemen vindt plaats in het kader van een zogenaamd Collectief Particulier Opdrachtgeverschap. Het is een collectief van 12 bewoners van De Weere die een concrete en actuele wens hebben om een woning te bouwen1. Alle gewenste woningen zijn goedkope koopwoningen. 11 van de 12 bewoners zijn jongeren die in de huidige situatie bij de ouders wonen, dan wel ergens een kamer huren maar graag een zelfstandige woning zouden willen betrekken. Daarnaast voorziet het plan in de bouw van twee vrijstaande woningen die aansluitend aan het dorp in het lintbebouwingspatroon worden opgenomen. Het plan omvat tevens de gronden waar watercompensatie zoals bedoeld in paragraaf 4.7 plaatsvindt. In de plantoelichting wordt een ruimtelijke onderbouwing geleverd. Voor de landschappelijke inpassing en de beeldkwaliteitsaspecten is een separate notitie opgesteld die gekoppeld is aan het bestemmingsplan. In het juridische deel (regels en verbeelding) wordt het kader geschapen om de beoogde ruimtelijke kwaliteit ook daadwerkelijk te realiseren. Het plangebied en de exacte begrenzing daarvan is aangegeven op de over-
PLANGEBIED
zichtskaart voorafgaand aan deze toelichting. In de overige figuren in deze toelichting wordt het plangebied met een pijl aangewezen, zoals in onderstaande luchtfoto van het plangebied.
Figuur 1. Luchtfoto (Bron: Google Earth) 1
De betrokkenen hebben een vereniging opgericht met als hoofddoel het ten behoeve van de gezamenlijke leden laten ontwikkelen en bouwen van woningen.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
5
GELDEND
Het plangebied is conform het vigerend bestemmingsplan ‘Aartswoud, De Wee-
BESTEMMINGSPLAN
re en De Gouwe’ (zie figuur 2) bestemd als ‘Agrarische doeleinden’. De percelen die bestemd zijn voor watercompenserende maatregelen vallen onder het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied Opmeer (1988)’.
Figuur 2. Uitsnede vigerend bestemmingsplan DOEL
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is om een passende planologische regeling te treffen om de bouw van maximaal 14 woningen mogelijk te maken.
LEESWIJZER
In het navolgende hoofdstuk is ingegaan op het voor het plangebied relevante rijksbeleidskader, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskader. In hoofdstuk 3 komt vervolgens de planbeschrijving aan de orde. In hoofdstuk 4 zijn de planologische en milieukundige randvoorwaarden van het plan beschreven. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting op het plan gegeven. In hoofdstuk 6 is ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot vormt hoofdstuk 7 de afsluiting met de maatschappelijke toetsing en kwaliteit van het plan. In dit hoofdstuk is (p.m.) verslag gedaan van de overleg- en inspraakprocedure.
HANDBOEK
De gemeente Opmeer beschikt over een Handboek digitale bestemmingsplannen Opmeer (SVBP2008). Dit handboek dient gehanteerd te worden bij het opstellen van bestemmingsplannen. Ook bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan is aan dit handboek getoetst. Wel is daarbij een actualisering gemaakt om aan te sluiten bij de SVBP2012.
6
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
2
B e l e i d
2.1
Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Met de Structuurvisie gooit het rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts dertien nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ruimtelijke ordening komt zo dichter bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en op deze wijze komen burgers en bedrijven centraal te staan. Conclusie Het voorliggende plan is niet in strijd met één van de nationale belangen en de voorgenomen ontwikkeling past daarmee binnen het rijksbeleid.
2.2
Provinciaal beleid Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (Prvs) vastgesteld. Beide documenten zijn te vinden op RO-online. De Prvs is op 2 november 2010 in het Provinciaal Blad geplaatst en op 3 november 2010 in werking getreden. Sindsdien is de Prvs diverse keren gewijzigd, waarbij de laatste wijziging heeft plaatsgevonden op 19 maart 2013. Thema’s die tot wijzigingen hebben geleid zijn intensieve landbouw, aanpassingen die voortkomen uit de Wro, de EHS en windenergie. Structuurvisie Noord-Holland 2040 In de structuurvisie zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt tot 2040 is “kwaliteit door veelzijdigheid”. NoordHolland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
7
het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie Noord-Holland.
Figuur 3. Hoofddoelstelling ruimtelijk beleid (Bron: Provincie Noord-Holland, 2010)
De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Prvs opgesteld. Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie (2010) De in de structuurvisie gedefinieerde provinciale belangen zijn vastgelegd in de Prvs. Deze verordening kent een aantal algemene regels omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Het gaat hierbij om onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Het provinciaal belang moet de inzet van de verordening kunnen rechtvaardigen. Bij het opstellen van de verordening is het beleid uit de structuurvisie opgenomen. De verordening is opgesteld om de uitvoering van de provinciale beleidslijnen te waarborgen. Afhankelijk van de ligging van het plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Op verschillende regels die wel van belang zijn voor het plangebied wordt in het navolgende ingegaan. Bestaand Bebouwd Gebied en Land elijk Gebied In de verordening is onder artikel 9 aangegeven wat onder ‘Bestaand Bebouwd Gebied’ (BBG) moet worden verstaan. Het gaat om feitelijk bestaande bebouwing ten behoeve van alle stedelijke functies (bijvoorbeeld wonen, werken, verkeer en stedelijk groen) die op de kaart behorende bij de Prvs is aangege-
8
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
ven. Daarnaast betreft het BBG onder meer ook de bestaande of de bij een, op het moment van inwerkingtreden van de verordening, geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern.
Figuur 4. Kaartfragment plangebied Bestaand Bebouwd Gebied en Landelijk Gebied (Bron: Provincie Noord-Holland, 2011)
Figuur 4 maakt inzichtelijk dat het plangebied buiten het bestaand stedelijk bebouwd gebied ligt. Gelet op de ligging is het plan niet in overeenstemming met de provinciale verordening. Om die reden is reeds eerder een haalbaarheidsonderzoek gedaan en voorgelegd aan de provincie en aan de ARO. Het betreffende onderzoek heeft geleid tot een positief standpunt. In de planuitwerking zijn op onderdelen aanpassingen verricht. Deze zijn opnieuw voorgelegd aan de provincie en aan de ARO. De ARO heeft in de zitting van 29 mei 2013 hier positief op gereageerd. Hiernavolgend staat de conclusie zoals verwoord in het advies van de ARO: “Hoewel de ARO de stolp als beëindiging van het lint nieuwe woningen graag zag worden gerealiseerd, is er begrip voor de noodzaak van de aangebrachte wijzigingen en de daarbij gemaakte keuzes. Er is zorgvuldig en consequent ingegaan op alle randvoorwaarden en landschappelijke overwegingen. Ook constateert de ARO met genoegen dat de voorkeur voor bruggetjes in plaats van duikers is meegenomen. De ARO geeft complimenten voor het plan en adviseert positief. Daarbij wordt de suggestie meegegeven om het bouwblokje op de kop te spiegelen, zodat de uitbouw met voortuintjes aan de buitenzijde komt te liggen.”
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
9
Het plan voorziet in een kwalitatieve invulling waarvoor tevens het nut en de noodzaak is aangetoond middels een haalbaarheidsonderzoek. Conform Wro artikel 4.1, eerste lid, en op grond van de reactie van de ARO wordt de provincie verzocht om ontheffing te verlenen. Ecologie Het plangebied ligt in het Weidevogelleefgebied en nabij een deelgebied van de Ecologische Hoofdstructuur zoals weergegeven in de provinciale verordening. Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 4.6.
Figuur 5. Kaartfragment Ecologie, lichtgroen: weidevogelleefgebied, donkergroen EHS (Bron: Provincie Noord-Holland, 2013)
Aardkundige Waarden In de provincie Noord-Holland zijn verschillende aardkundige monumenten en aardkundige waardevolle gebieden. Het plangebied ligt binnen één van deze aardkundig waardevolle gebieden. Deze aardkundig waardevolle gebieden zijn niet expliciet beschermd, zoals de aardkundige monumenten dat middels de Provinciale Milieuverordening wel zijn. In artikel 8 ‘Aardkundig waardevolle gebieden’ van de Prvs, is aangegeven dat in de toelichting van een bestemmingsplan aangegeven moet worden in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied, voorkomende aardkundige waarden. De aardkundige waarden die in de gemeente Opmeer voorkomen betreffen getijinversieruggen. De bouw van woningen leidt niet tot een aantasting van deze getijinversieruggen. Er is
10
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
dan ook geen noodzaak om een regeling in het bestemmingsplan op te nemen ter bescherming van de aardkundige waarden.
Figuur
6.
Ligging
Aardkundig
waardevol
gebied
(Bron:
provincie
Noord-Holland, 2013)
Woningbouwbeleid In het eerder aangehaalde haalbaarheidsonderzoek is een onderbouwing opgenomen met betrekking tot het woningbouwbeleid. De betreffende onderbouwing is gekoppeld aan het onderhavige planvoornemen en is voorzien van een goedkeuring. Voor de volledigheid wordt hier de betreffende onderbouwing aangehaald. Gebiedsdocument Noord -Holland Noord, verstedelijkingsafspraken 2010-2020 (10-04-2009) In het Gebiedsdocument Noord-Holland Noord geven de overheden uit de regio Noord-Holland Noord (gemeenten en provincie) gezamenlijk aan wat zij als voornaamste ontwikkelingsopgaven zien voor de Kop van Noord-Holland, de Regio Alkmaar en West-Friesland en hoe zij die opgaven in grote lijnen op willen pakken. Belangrijkste uitdaging voor Noord-Holland Noord is het realiseren van een duurzame en bereikbare regio. De inzet van Noord-Holland Noord is gericht op het realiseren van een evenwichtige woon-werkbalans, zonder dat dit ten koste gaat van de unieke landschappelijke en stedelijke kwaliteiten.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
11
Noord-Holland Noord zet in op een gecoördineerde aanpak, waarbij het realiseren van de verstedelijkingsopgave wordt gecombineerd met zowel het verbeteren van de woon/werkbalans als de woon- en leefomgeving. Daartoe wordt ingezet op zes prioritaire ontwikkelingsrichtingen, waaraan allerlei concrete projecten worden gekoppeld. De zes opgaven zijn: 1.
energieneutrale regio;
2.
versterken economie;
3.
investeren in agribusiness;
4.
herstructureren in samenhang met energiezuinig renoveren;
5.
toerisme van kust tot kust;
6.
naar een vitaal platteland.
Voor het voorliggende initiatief is vooral het ontwikkelingsprogramma Naar een vitaal platteland van belang. Het open platteland met de vele karakteristieke dorpen vormt het visitekaartje van Noord-Holland Noord. De rust en ruimte vormen een groot contrast met het aangrenzende sterk verstedelijkte metropoolgebied. Door vergrijzing en het vertrek van jongeren komt de leefbaarheid van de plattelandsgebieden echter onder druk te staan. Het bevorderen van een vitaal platteland is niet alleen van belang voor de regio zelf, maar biedt ook een alternatief voor de drukte in de Metropoolregio Amsterdam. Initiatieven om het voorzieningenniveau op het platteland te verbeteren verdienen de komende jaren dan ook nadrukkelijk aandacht. Hetzelfde geldt voor het realiseren van zowel starterswoningen als van woon/zorgcombinaties. Beleid- en regelgeving dient deze ontwikkelingsrichting te faciliteren en te stimuleren, waarbij het oog vooral gericht moet zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Deze beleidsomslag houdt in dat er meer maatwerk moet worden toegepast. De focus moet daarbij gericht zijn op enerzijds het leefbaar en vitaal houden van het platteland en anderzijds op instandhouding en versterking van het landschap. Kansen liggen in het toestaan van bouwen in de plattelandskernen en aan de grenzen daarvan, dit laatste via combinaties van landschapsontwikkeling en een logische afronding van de randen van de kernen. In het voorliggende wordt met de beoogde locatie een logische afronding van de kern bereikt die inhoud geeft aan het bouwen voor starters en die jongeren in staat stelt binnen de dorpsgemeenschap te blijven wonen. Provinciale woningbouwmonitor 2011 Het woningtekort in de provincie is in 2011 gestegen naar -3,3% (41.000 woningen). Dit is de eerste echte stijging sinds 2006. Voorgaande jaren bestond het tekort op provinciaal niveau uit frictieleegstand wat problemen oplevert voor de doorstroming op de woningmarkt. Dit jaar bestaat het tekort ook uit urgente starters. Het aantal huishoudens dat een woning wenst is hiermee groter dan de woningvoorraad. Een oplopend tekort belemmert de doorstroming en
12
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
maakt voor starters de toetreding op de woningmarkt moeilijker. Bij een lage productie en het doorgaan van de demografische groei zal het tekort in de komende jaren verder oplopen. Wat voor de provincie als geheel geldt, geldt ook voor Noord-Holland Noord en voor West Friesland daar binnen. Daar tegenover staat dat binnen het gebied Noord-Holland Noord voldoende plancapaciteit aanwezig is om dit tekort af te dekken en aan de woningvraag te voldoen. Voor de regio West Friesland is het absolute tekort aan woningen in 2011 berekend op 2300 woningen. De woningbouwcapaciteit in harde plannen is berekend op 6400 woningen en in zachte plannen op 9000 woningen. Gesteld is dat een regio ten minste capaciteit moet hebben om drie jaar vooruit te kunnen. Voor West Friesland is er een resterende opgave van 4.536 woningen uit de periode 2011-2014 en een opgave van 3.700 woningen voor de periode 2015-2019. Totaal komt dit op 8.236 woningen welke voldoende afgedekt worden door uitstaande harde plannen aangevuld met een redelijk percentage van de zachte plannen die naar verwachting doorgang kunnen vinden. De provinciale monitor geeft geen aanleiding om nut en noodzaak van de locatie in De Weere ter discussie te stellen. Plan van aanpak regionale actieprogramma’s Noord-Holland 2010 Op 27 september 2010 hebben Provinciale Staten de Provinciale Woonvisie “Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020” vastgesteld. In deze visie staat als doelstelling: “in 2020 beschikken de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu”. De Regionale Actieprogramma’s (RAP’s) zijn het instrument om dit doel te bereiken. Voor Noord-Holland Noord wordt één RAP opgesteld met drie delen voor de subregio’s Kop van Noord-Holland, Alkmaar en West-Friesland. In het Plan van aanpak regionale actieprogramma’s Noord Holland uit 2010 wordt het volgende aangegeven. Het accent ligt in Noord Holland Noord op bouwen voor de eigen behoefte. Voor de realisatie van deze opgave beschikt de regio over voldoende plancapaciteit. De regio zet in op het realiseren van een vraaggericht aanbod door het ontwikkelen van uiteenlopende woonmilieus. De volgende hoofdthema’s zijn aan de orde en zullen worden betrokken bij het opstellen van de RAP: -
stagnatie van de doorstroming, met als gevolg dat sommige doelgroepen moeilijk toegang krijgen tot de woningmarkt;
-
onvoldoende betaalbare woningen;
-
onvoldoende woningen die geschikt zijn voor de bewoning van senioren;
-
leefbaarheid plattelandskernen onder druk (voorzieningenniveau);
-
stimuleren duurzaam bouwen en energiebesparing in bestaande en nieuwbouw;
-
aandacht voor transformatie van de bestaande woningvoorraad;
-
diverse gemeenten hebben duurzaamheids- en startersleningen. In het algemeen zijn deze gemeenten tevreden over de werking van dit instrument om jongeren te behouden dan wel aan te trekken.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
13
Het plan van aanpak regionale actieprogramma’s is in het concept RAP dat hierna aan de orde is. Regionaal
Actieprogramma
Wonen
Noord -Holland
Noord
2011-2015 (subregio) West-Friesland, concept (d.d. 1 juni 2011) Kwantitatief gezien blijft het uitgangspunt het voorzien in de eigen woningbehoefte van de inwoners van de regio West-Friesland, zoals dat is berekend op basis van recente prognosemodellen, eventueel aangevuld met een (relatief gering) positief migratiesaldo zoals dat de afgelopen jaren is gerealiseerd. Dit leidt tot een maximale taakstelling voor de regio van 1.020 woningen per jaar. Op beperkte schaal is daarbij het bouwen buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) noodzakelijk. De woningmarkt heeft een sterk regionaal karakter maar de concrete taakstelling wordt per gemeente ingevuld. Voor deze verdeling per gemeente geldt als uitgangspunt de bestaande verdeelsleutel. Voor de gemeente Opmeer betekent dit dat in de periode 2011-2014 50 woningen per jaar gebouwd kunnen worden (dit is 5,4% van de regionale taakstelling). De regionale woningbouwtaakstelling kan om kwalitatieve redenen niet uitsluitend binnen bestaand bebouwd gebied worden gerealiseerd. Beperkt bouwen buiten BBG is daarom noodzakelijk. Voor de eerste RAP-periode tot 2015 gaat het daarbij in totaal om 627 woningen. Concreet gaat het om geprojecteerde woningen in Drechterland (225), Koggenland (300) Medemblik (79) en Opmeer (23). Op een totale geplande maximale regionale bouwcapaciteit van 5.100 woningen betreft dit op regionaal niveau een relatief laag aantal. Bij het aangegeven aantal van 23 woningen in de gemeente Opmeer is rekening gehouden met de ontwikkeling van de starterswoningen in De Weere. De regio gaat uit van het in de nieuwbouw realiseren van 60% betaalbare woningbouw. Binnen de categorie ‘betaalbaar’ gaat het om goedkope koopwoningen, middeldure koopwoningen en betaalbare huurwoningen beneden de liberalisatiegrens op basis van de Wet op de huurtoeslag. Ook de woningen in De Weere vallen binnen de categorie betaalbaar2. Relevante uitgangspunten van het concept RAP zijn in dit kader voorts: -
De regio realiseert op beperkte schaal bereikbare koopwoningen voor starters op de woningmarkt.
-
De regio bevordert de toetreding van koopstarters tot de woningmarkt, o.a. door het beschikbaar stellen van startersleningen.
Naast de primaire taakstelling van betaalbaar bouwen bevat het concept RAP ook een primaire doelstelling voor duurzaam bouwen. Voor het bepalen van de 2
Voor het bepalen van de categorieën goedkoop en middelduur gelden de volgende grenzen: goedkope koop: € 180.000,00, middeldure koop: € 250.000,00, betaalbare huur: liberalisatiegrens op basis van de Wet op de huurtoeslag.
14
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
duurzaamheidsprestatie in de nieuwbouw kiest de regio voor het instrument GPR-Gebouw (met de onderdelen: Energie, Gezondheid, Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde). De regio kiest voor een groeimodel waarbij voor het jaar 2012 op basis van GPR-Gebouw op alle modules minimaal gemiddeld een 7 moet worden gescoord. Dit is beter dan de referentiewoning van GPR-Gebouw waarin een EPC-norm van 0,6 is verwerkt. Dit niveau is met een doordachte keuze en weinig meerkosten te realiseren. Voor het jaar 2015 ligt de ambitie hoger met een gemiddelde score van een 8 op basis van GPR-Gebouw. De effecten van de aangescherpte EPC-norm vanaf 2015 op de scores van GPRGebouw zullen nog worden onderzocht. Dit kan leiden tot een hogere minimale score op de module energie vanaf het jaar 2015. Met deze duurzaamheidsambities zal bij de uitwerking van het plan rekening worden gehouden. Tot slot zet de regio zich in voor meer consumentgerichte ontwikkelingen in de woningbouw waaronder het stimuleren van (Collectief) Particulier Opdrachtgeverschap (C)PO). De regio ziet met name kansen voor CPO omdat de voordelen van vrije kavelbouw (veel vrijheid) worden gecombineerd met het samen ontwikkelen (schaalvoordeel). Hierdoor wordt zelfbouw ook bereikbaar voor mensen met lage(re) inkomens en starters op de woningmarkt. CPO zorgt voor meer zeggenschap en keuzevrijheid om eigen woonwensen te realiseren. Daarnaast zijn er kwalitatieve voordelen: meer maatwerk, diversiteit en kansen op bijzondere uitstraling. Het voorliggende initiatief is een goed voorbeeld van een CPO project dat tevens inhoud geeft aan de uitgangspunten ten aanzien van betaalbaar bouwen en duurzaam bouwen. Voor de starterswoningen is sprake van een gemiddelde prijs van € 135.000,00 VON (inclusief grondkosten). Voor de vrijstaande woningen is de prijs nog niet bekend. Verwacht wordt dat de prijs inclusief grondkosten minimaal € 350.000,00 VON bedraagt. Bij brief van 7 februari 2012 heeft de regio ingestemd met het voornemen tot de bouw van 14 woningen zoals opgenomen in die haalbaarheidsstudie.
2.3
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Opmeer 2025 Op 6 september 2012 is de Structuurvisie Opmeer 2025 vastgesteld. Ambitie Voor Aartswoud en De Weere worden wat betreft woningbouw en bedrijfsontwikkeling geen grote nieuwe ontwikkelingen voorzien. In de komende tien jaar zal het beeld in grote lijnen hetzelfde blijven.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
15
Het is expliciet niet de bedoeling dat Aartswoud en De Weere ‘op slot’ gaan: nieuwe initiatieven zullen van geval tot geval worden beoordeeld. Uitgangspunt is dat nieuwe initiatieven niet onevenredig ten koste gaan van de cultuurhistorische waarden van de linten, de doorzichten naar het open landschap en de ontplooiingsmogelijkheden van (agrarische) bedrijven in de nabijheid van de eventuele ontwikkelingen. Als een ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid, dan wordt een dergelijk initiatief gesteund. In principe wil de gemeente particuliere initiatieven positief benaderen, mits deze passen binnen de kaders van het ruimtelijke beleid. Een voorbeeld daarvan is het CPO-project (CPO = Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) in De Weere. Het gaat daarbij om 14 woningen, waarvan 12 starterswoningen, ten noorden van de sportvelden.
Figuur 7. Ontwikkellocatie De Weere (in rood aangegeven)
Uitgangspunt – woningbouw Aartswoud en De Weere Kleinschalige initiatieven voor woningbouw in Aartswoud en De Weere worden van geval tot geval beoordeeld op basis van hun stedenbouwkundige, landschappelijke en milieutechnische inpasbaarheid en hun effecten voor de ruimtelijke kwaliteit. Gemeentelijke Erfgoedverordening (2010) In 2010 is door de gemeenteraad van Opmeer de Erfgoedverordening en de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Het is daarbij van wezenlijk belang om een beeld te hebben van de archeologische waarden die in de bodem van de gemeente al zijn aangetoond en welke nog te verwachten zijn. Ten behoeve hiervan is het bodemarchief globaal geinventariseerd op basis waarvan een archeologische beleidsadvieskaart is vervaardigd. Voor het archeologiebeleid vormt deze kaart het centrale beleidsinstrument.
16
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Figuur 8. Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart (plangebied ligt in het licht gele gebied)
Conform de archeologische beleidskaart dient er rekening gehouden te worden met archeologische waarden bij een planomvang groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm. Op verzoek van de gemeente heeft voor onderhavige locatie een archeologische quickscan plaatsgevonden. Zie daarvoor paragraaf 4.5. Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) De gemeente Opmeer heeft in het GVVP haar verkeers- en vervoerbeleid voor
DUURZAAM VEILIG
de komende 10 jaar beschreven. Daarin volgt de gemeente onder meer de Duurzaam Veilig-filosofie voor wat betreft de wegencategorisering. Het belangrijkste doel bij wegencategorisering op basis van Duurzaam Veilig is het structureel verbeteren van de verkeersveiligheid. Er zijn drie typen wegen te onderscheiden: 1.
Stroomwegen: deze zijn gericht op het verwerken van (doorgaand) verkeer met een continue ongestoorde verkeersafwikkeling en een relatief hoge snelheid. De snelheid van stroomwegen is buiten de bebouwde kom in principe 100 km/uur en binnen de bebouwde kom 50-70 km/uur.
2.
Gebiedsontsluitingswegen: deze zijn binnen de bebouwde kom gericht op het ontsluiten van de kern en het bereikbaar maken van woonwijken en het centrum.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
17
3.
Erftoegangswegen: zijn wegen die bedoeld zijn om woonwijken, natuuren recreatiegebieden, winkelcentra en dergelijke toegankelijk te maken. De snelheid is in principe 30 km/uur binnen de bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom. Deze wegen zijn niet bedoeld voor doorgaand rijverkeer maar voor bestemmingsverkeer.
SITUATIE OOSTER-
De Oosterboekelweg is momenteel ingedeeld als een erftoegangsweg buiten de
BOEKELWEG
bebouwde kom waarop 50 dan wel 60 km/uur gereden mag worden. De Driestedenweg waarlangs de meeste bebouwing van De Weere is gelegen, heeft de status van erftoegangsweg met een maximum snelheid van 50 km/u.
Figuur 9. Kaartbeeld categorisering De Weere (Bron: GVVP 2007, gemeente Opmeer)
In afstemming met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (huidige wegbeheerder van de Oosterboekelweg) wordt vanwege het voorliggende plan de komgrens opgeschoven. Op het wegvak tussen de huidige en nieuwe komgrens wordt dan uitgegaan van een 50 km/uur regime. In bovenstaande figuur uit het GVVP betekent dat een kleine verlenging van de rode lijn over de Oosterboekelweg. Binnen het plandeel voor de starterswoningen wordt een ontsluitingsweg aangelegd die via twee bruggen aansluiting geeft op de Oosterboekelweg. Op deze erftoegangsweg zal een 30 km/uur regime het maximum vormen. De ontsluitingsweg en parkeerplaatsen blijven privéterrein. PARKEREN
Het beleid ten aanzien van parkeren is in het GVVP als volgt omschreven: ‘de parkeernormen blijven vastgesteld worden conform het huidige beleid en conform de richtlijnen zoals die zijn uitgegeven door het CROW. In de desbetreffende bestemmingsplannen worden de normen opgenomen, terwijl daarnaast per geval maatwerk wordt geleverd’.
18
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
In onderhavig geval heeft de gemeente aan de initiatiefnemers opgegeven om rekening te houden met een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning. Het plan houdt daar rekening mee. Welstandsnota In de gemeentelijke welstandsnota maakt de locatie Oosterboekelweg onderdeel uit van het buitengebied (zie bijgaand kaartbeeld). Dit gebied is regulier welstandsgevoelig, waarbij de nadruk ligt op de inpassing van de bebouwing in het landschap en de bescherming van de streekeigen landelijke bebouwing.
Figuur 10. Uitsnede welstandskaart (Bron: Welstandsnota Opmeer)
De uitwerking naar gebiedsgerichte criteria richt zich vooral op bestaande situatie en erven. Indien er sprake is van een (her)ontwikkeling, dan zijn op grond van hoofdstuk 7 van de welstandsnota nieuwe criteria nodig. Het rapport ‘Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteitsplan Woningbouwlocatie Oosterboekelweg te De Weere’ werkt dit verder uit.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
19
3
L a n d s c h a p p e l i j k e i n p a s s i n g
e n
b e e l d k w a l i t e i t
Planonderbouwing Vanwege deze ontwikkeling is een zelfstandig document landschappelijk inpassing en beeldkwaliteit opgesteld. Dit rapport ‘landschappelijke onderbouwing en beeldkwaliteitsplan woningbouwlocatie Oosterboekelweg te De Weere’ vormt de plantoelichting behorend bij het onderhavige bestemmingsplan en is opgenomen als bijlage 1. In het rapport, dat is geaccordeerd door het college en de ARO, wordt aandacht besteed aan de relevante ruimtelijke beleidskaders en de ruimtelijke identiteit van het plangebied. Tegen die achtergrond zijn de ruimtelijke randvoorwaarden opgesteld op basis waarvan de inpassing en de uitwerking mogelijk wordt gemaakt. Aanvullend wordt vermeld dat de bestaande opgaande beplanting zo goed mogelijk gehandhaafd blijft. Dit bestaande groen bestaat uit een eenvoudige laanbeplanting langs de Oosterboekelweg; op het weideperceel en langs de sloot staan enkele op onregelmatige afstand geplaatste knotwilgen. In verband met in- en uitritten zullen slechts enkele bomen plaats moeten maken. Net buiten het plangebied en langs de sportvelden staat in de huidige situatie een beplantingsrand met diverse inlandse soorten. Daarvoor blijft ruimte aanwezig. Wel zal er in verband met het aanbrengen van voorzieningen mogelijk enige vervangende aanplant nodig zijn. De borging van deze kwaliteiten wordt verder uitgewerkt in het juridische deel van het bestemmingsplan. Referentiebeelden Voor de starterswoningen zijn in overleg met de initiatiefnemers de plannen verder uitgewerkt in het ‘voorlopig ontwerp CPO ‘De Weere’. Er is daarbij aandacht geschonken aan zorgvuldig materiaal- en kleurgebruik maar ook aan een passende inrichting van het erf. De betreffende beelden zijn in bijlage 2 opgenomen. In het juridische deel is een voorwaardelijke bepaling opgenomen gekoppeld aan een kaartbeeld uit deze bijlage. Conclusie Het voorliggende plan tot de bouw van 14 woningen is voor wat betreft ruimtelijke kwaliteit inpasbaar. Een bij de ruimtelijke structuur passende verkaveling
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
21
is mogelijk en de bebouwing kan in schaal en architectuur passend bij de omgeving uitgevoerd worden.
22
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
4
M i l i e u
4.1
Hinder van bedrijvigheid en voorzieningen Wet- en regelgeving Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen (of (andere) milieugevoelige gebieden) kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. Uit de geactualiseerde publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de minimale afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. Er dient te worden aangetoond dat het plan buiten de invloedssfeer van bedrijvigheid en voorzieningen in de nabije omgeving valt. Tevens dient te worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor de nabijgelegen functies. Onderzoek Sportveld Aan de zuidzijde van de bouwlocatie bevinden zich sportvelden. Belangrijke milieuaspecten ten aanzien van sportvelden zijn geluid en visuele hinder afkomstig van de lichtmasten en daarvoor geldt een richtafstand van 50 meter (SBI-code 931) op grond van de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In Bedrijven en Milieuzonering worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten: 1.
rustige woonwijk en rustig buitengebied;
2.
gemengd gebied.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
23
In een rustige woonwijk of rustig buitengebied wordt functiescheiding nagestreefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. In gemengde gebieden is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rustige woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Hiertoe mogen de aangegeven minimale richtafstanden met één afstandsstap worden verkleind (milieucategorie 1 wordt 0, 2 wordt 1, 3.1 wordt 2, etc.). Volgens deze handreiking kan lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied worden beschouwd. Hiervan uitgaande kan in de onderhavige situatie worden volstaan met een afstand van 30 meter tussen de te realiseren woningen en de nabijgelegen sportvoorzieningen. De beoogde woningen worden echter binnen een afstand van 30 meter gerealiseerd. Milieuregelgeving biedt echter de mogelijkheid gemotiveerd af te wijken van deze richtlijnen door maatwerk te verrichten door bijvoorbeeld geluid- en lichtwerende maatregelen te treffen. Door het onderzoeksbureau “DGMR industrie, verkeer en milieu B.V.” (DGMR) is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. In dit onderzoek is rekening gehouden met verschillende geluidsbronnen die een rol spelen: voertuigen van bezoekers van de sportvelden en geluid dat door de voetbalspelers, trainers, scheidsrechters en toeschouwers wordt veroorzaakt. In dit onderzoek (zie bijlage 3 van deze toelichting) wordt geconcludeerd dat van de aangegeven richtafstand van 30 meter afgeweken kan worden, door het aanbrengen van geluid- en lichtwerende voorzieningen (geluidsschermen van 1,5 meter hoog langs het wedstrijdveld en 4 meter hoog langs het trainingsveld en aanpassing van de lichtmasten) of door een afstandszone aan te houden tussen de rand van het wedstrijdveld en de te bouwen starterswoningen (langs het wedstrijdveld 15 meter en langs het trainingsveld 20 meter). De beoogde locatie is te beperkt van omvang om te voldoen aan de omschreven afstandsnorm. Om deze reden is ervoor gekozen om gebruik te maken van geluid- en lichtwerende maatregelen. De geluidwerende voorziening (geluidsschermen) komen binnen het plangebied te liggen en zijn gewaarborgd in de regels. Nadat het onderzoek van DGMR naar lichthinder uitgevoerd was, heeft de voetbalvereniging besloten de verlichting aan te passen. De situatie is naar aanleiding van deze wijziging nogmaals beoordeeld. Hierbij is geconcludeerd dat, gelet op de afstand en de conclusies op basis van het uitgevoerde lichtonderzoek en de beschikbaar gegevens van het project, aangenomen mag worden dat de grenswaarden (7.500 cd) ter plaatse van de bouwlocatie niet overschreden zullen worden. Bedrijven Op het perceel Driestedenweg 148 en op perceel Driestedenweg 138a zijn bedrijven gevestigd (V&S Roads en Dekker groothandel/garagebedrijf, SBI-code 501, 502 en 504). Deze bedrijven vallen onder milieucategorie 2 met een ge-
24
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
wenste afstand tot milieugevoelige functies van 30 meter op grond van de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De beoogde starterswoningen liggen op een grote afstand van deze bedrijven, royaal buiten deze norm. Naast de starterswoningen worden er ook twee vrijstaande woningen gerealiseerd. Deze liggen dichterbij de bedrijven en aan de afstand van 30 meter tot het perceel Driestedenweg 148 en de loods die behoort tot Driestedenweg 138a wordt hier niet voldaan. Op een afstand van circa 25 meter van de dichtst bij zijnde woning ligt de inrit van Dekker groothandel/garagebedrijf en het bij het bedrijf horende parkeerterrein. Deze onderdelen zullen naar verwachting, wegens het beperkte gebruik, niet voor milieuproblemen zorgen. Bovendien en belangrijker is het dat de omgeving aangemerkt kan worden als een zogenaamd “gemengd gebied” waar de afstand zoals deze wordt genoemd in de VNG-brochure met een niveau mag worden verlaagd tot 10 meter. Geconcludeerd kan worden dat daarmee de woningen voor wat betreft de afstand tot de in de omgeving voorkomende bedrijven uitvoerbaar mogen worden geacht. Conclusie Onderhavig bestemmingsplan mag in het kader van het aspect hinder van bedrijvigheid en voorzieningen uitvoerbaar worden geacht.
4.2
Geluid Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder (Wgh) dateert van 16 februari 1979 en is sindsdien middels verschillende wetten diverse keren gewijzigd. In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft, waarbinnen onderzoek plaats moet vinden naar de geluidbelasting aan de gevels van nieuw te bouwen woningen en gebouwen ten behoeve van andere geluidgevoelige functies. Een uitzondering geldt voor: -
wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
-
wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur.
Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder wordt voldaan. De woningen in het plangebied liggen aan de Oosterboekelweg. Hiervoor geldt op dit moment een maximumsnelheid van 60 km/uur, maar de grens van de bebouwde kom zal worden verplaatst waardoor de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/uur zal worden. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie heeft de weg daarom een zone en moet de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen worden bepaald om te zien of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden zoals die zijn bepaald in de Wet geluidhinder. Voor woningen binnen de bebouwde kom bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
25
en is ontheffing mogelijk tot 53 dB. Om de geluidbelasting te bepalen heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. De ontsluitingsroute en parkeervoorzieningen dienen louter en alleen ten behoeve van de betreffende starterswoningen. Deze voorziening blijft ook particulier bezit verbonden aan de betreffende huizen. De erfontsluiting biedt op twee punten aansluiting voor autoverkeer op de Oosterboekelweg. Bij deze aansluitingen wordt een brugelement toegepast. Geluidsonderzoek Oosterboekelweg Op de Oosterboekelweg hebben verkeerstellingen plaatsgevonden in juni 2013. Aan de hand van deze verkeersgegevens heeft een akoestische berekening plaatsgevonden. De berekening is opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. De volgende gegevens zijn als uitgangspunt voor de berekeningen aangehouden: -
Verkeersintensiteit 2013:
743 mvt/etmaal
-
Autonome toename van het verkeer:
1,0% per jaar
-
Toekomstige verkeersintensiteit 2013:
821 mvt/etmaal
-
Uurintensiteit: -
dagperiode:
6,66%
-
avondperiode:
3,62%
-
nachtperiode :
0,70%
-
Verkeerssnelheid:
-
Wegverharding:
50 km/uur dicht asfaltbeton (referentiewegdek)
Bij de gehouden tellingen is onderscheid gemaakt in voertuigcategorieën. Hieruit blijkt dat gemiddeld 91,25% gerekend kan worden tot licht verkeer, 8,19% tot de categorie middelzwaar verkeer en 0,56% tot het zware verkeer. De berekening van de geluidbelasting heeft plaatsgevonden met behulp van Standaard Rekenmethode II (SRM II). Daarbij is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g van de wet Geluidhinder. In onderstaande afbeelding en tabel zijn de waarneempunten en rekenresultaten van de berekeningen weergegeven.
26
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Waarneempunten Oosterboekelweg Geluidbelasting gevels vanwege de Oosterboekelweg waarneempunt
1e bouwlaag
2e bouwlaag
1
46 dB
47 dB
2
46 dB
47 dB
3
44 dB
44 dB
4/5
49 dB
48 dB
6
47 dB
48 dB
7
47 dB
48 dB
8
48 dB
48 dB
9
45 dB
45 dB
10
45 dB
45 dB
11
48 dB
48 dB
12
47 dB
48 dB
13/14
49 dB
48 dB
15
47 dB
48 dB
16
44 dB
44 dB
17
39 dB
42 dB
18/19
46 dB
46 dB
20
50 dB
50 dB
21
47 dB
47 dB
22
43 dB
44 dB
Voor de uitbouw van de twee westelijke woningrijen wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden met 1 dB. Het meest oostelijk gelegen woningrij kent aan de noordzijde een overschrijding van 2 dB. De overige woningen hebben een geluidbelasting die lager of gelijk aan 48 dB is. Het bevoegd gezag kan, onder bepaalde voorwaarden, een hogere waarde vaststellen voor de woningen waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt over-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
27
schreden. Een hogere waarde mag alleen worden verleend wanneer toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De ligging van de weg ligt vast en gezien de beperkte ruimte op de percelen in verband met de situering van de parkeergelegenheid en ontsluitingsweg is het niet wenselijk om het bouwvlak verder naar achteren te leggen. Om de betrekkelijk geringe overschrijding op te vangen, zal bij het beoordelen van de omgevingsvergunning voor het bouwen gekeken worden of er nog aanvullende dempende maatregelingen nodig zijn om de toelaatbare binnenwaarde te bereiken. In ieder geval wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt het niet wenselijk geacht om te werken met geluidsschermen of geluidswallen. Voor de woningen zal een hogere waarde verleend moeten worden. Wanneer er voor de locatie een hogere waarde wordt verleend, zijn er vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Geluidsonderzoek ontsluitingsweg Hoewel formeel niet nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting vanwege ontsluitingsweg. Zoals in paragraaf 4.4 wordt aangegeven moet rekening worden gehouden met een verkeersgeneratie van ongeveer 103 ritten per etmaal. Op basis van dit aantal is een geluidsberekening gemaakt van de gevelbelasting van de nieuw te realiseren woningen en de bestaande, ten oosten van het complex gelegen woningen. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 3 van deze toelichting. De berekening van de geluidbelasting heeft plaatsgevonden met behulp van Standaard Rekenmethode II (SRM II). Daarbij is rekening gehouden met een aftrek van 5 dB op grond van artikel 110g van de wet Geluidhinder. In onderstaande afbeelding en tabel zijn de waarneempunten en rekenresultaten van de berekeningen weergegeven.
28
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Waarneempunten verbindingsweg Geluidbelasting gevels vanwege de verbindingsweg waarneempunt
1e bouwlaag
2e bouwlaag
1
34 dB
34 dB
2
43 dB
43 dB
3
43 dB
43 dB
4
44 dB
43 dB
5
44 dB
43 dB
6
47 dB
46 dB
7/8
39 dB
39 dB
9
41 dB
nvt
Uit de berekening blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van de ontsluitingsweg niet wordt overschreden. Conclusie Uit oogpunt van geluid mag worden geconcludeerd dat het voorliggende plan, na het verlenen van een hogere waarde, uitvoerbaar mag worden geacht.
4.3
Externe veiligheid Wet- en regelgeving Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
29
door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (hierna PR) en een groepsrisico (hierna GR). De normen voor PR en GR hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep. Het PR is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats (nabij een bedrijf waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of langs een transportroute van gevaarlijke stoffen) verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met die gevaarlijke stoffen). Voor het PR gelden grenswaarden die niet mogen worden overschreden. In nieuwe situaties, zoals een nieuw omgevingsbesluit in het kader van de Wro, bedraagt voor kwetsbare objecten de grenswaarde van het PR 10-6/jaar. Het GR is de kans per jaar dat een groep van tien of meer personen in één keer het (dodelijke) slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het aantal personen in de nabijheid van een incident heeft invloed op de omvang van het GR. Tussen het aantal personen en de aard en de dichtheid van bebouwing bestaat een causaal verband. Bij de bepaling van de risico’s externe veiligheid is de bebouwing dientengevolge van belang. Om de verschillen in gebruik van bebouwing bij de beoordeling mee te kunnen wegen, worden voor externe veiligheid kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten onderscheiden. Kwetsbare objecten, die de zwaarste vorm van bescherming genieten, zijn bijvoorbeeld scholen, verpleeghuizen en woonwijken. Voor het GR geldt geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde van 10-2/N2, ofwel 10-4/jaar voor 10 slachtoffers, 10-6/jaar per 100 slachtoffers. Hiervan mag het bevoegd gezag gemotiveerd afwijken; een toename van het GR moet worden verantwoord. PROVINCIALE RISICOKAART
De provincie Noord-Holland heeft een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven die gevaarlijke stoffen gebruiken of produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu. De op de risicokaart getoonde kwetsbare objecten zijn woningen, gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen). Kwetsbare objecten staan op de risicokaart omdat ze extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Daarnaast bestaat er een potentieel risico bij brand of instorting. Onderzoek In verband met het voornemen tot het oprichten van woningen dient aandacht te worden besteed aan het aspect externe veiligheid.
30
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Op 27 oktober 2004 is het “Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi) in werking getreden. In dit besluit, dat is gebaseerd op een risicobenadering, zijn grenswaarden voor het plaatsgebonden risico (PR) voor zogenoemde kwetsbare objecten in de omgeving van risicovolle inrichtingen opgenomen en richtwaarden voor het PR voor zogenoemde beperkt kwetsbare objecten in de omgeving van risicovolle inrichtingen. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Er wordt nog gewerkt aan een Structuurvisie Buisleidingen. Om na te gaan of er risicobronnen in de omgeving van het plangebied voorkomen, is de Risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. In de hierna getoonde afbeelding is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-inrichtingen of andere risicobronnen voorkomen. Er is dus geen sprake van risico’s voor de nieuw te bouwen woningen als gevolg van risicovolle inrichtingen.
Figuur 11. Uitsnede van de Risicokaart; plangebied in groen kader (Bron: Provincie Noord-Holland)
Zoals uit het opgenomen kaartje blijkt, lopen er ten noorden van het plangebied vier planologisch relevante buisleidingen. Dit zijn hogedrukaardgasleidin-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
31
gen van Gasunie, waarvan de plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. De afstand tussen het plangebied en de buisleidingen bedraagt echter meer dan 450 meter. De buisleidingen hebben daardoor geen invloed op het plangebied en vormen geen risico’s voor de nieuwe invulling van het plangebied. Voor het overige bevinden zich geen transportroutes voor vervoer van gevaarlijke stoffen over (spoor)wegen of water in de omgeving van het plangebied. Voor wat betreft het aspect externe veiligheid mag het plan dan ook uitvoerbaar worden geacht. Conclusie Er mag worden vastgesteld dat er geen belemmeringen in het kader van externe veiligheid voor onderhavig bestemmingsplan zijn te verwachten.
4.4
Luchtkwaliteit Het plan dient te voldoen aan regels voor luchtkwaliteit. Aangetoond moet worden dat er geen normen worden overschreden. Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Wet- en regelgeving Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de Minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Ook projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
32
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Onderzoek Met het planvoornemen worden 14 woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen kunnen worden geclassificeerd als “landelijk wonen”3. Op basis van de CROW-publicatie nr. 256 “Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden” (oktober 2007) mag worden uitgegaan van een ritproductie van 8,2 ritten per woning per werkdagetmaal, waarbij het aandeel vrachtverkeer nihil is. Dit betekent dat het aantal motorvoertuigen per etmaal op de omliggende wegen met maximaal 115 per werkdagetmaal zal toenemen. Voor de weekdagetmaalwaarde kan een omrekeningsfactor van 0,9 worden gehanteerd. Per weekdagetmaal kunnen 103 motorvoertuigbewegingen worden verwacht. Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het voormalige ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil de “nibm-tool” (08-06-2011) ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald op basis van de verkeersgeneratie per weekdagetmaal.
Figuur 12. Worst-case berekening voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het planvoornemen op de luch tkwaliteit
Uit de berekening met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het planvoornemen kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven. Conclusie In de omgeving van het plangebied is er geen indicatie dat grenswaarden van het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer worden overschreden. Het bestemmingsplan voldoet derhalve aan het gestelde in het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer.
3
Woonplaats met minder dan 10.000 huishoudens (woningen) en meer dan 75% groenoppervlak.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
33
4.5
Cultuurhistorie en archeologie Per 1 januari 2012 geldt door wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening, dat cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van alle cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden. Onderstaand wordt dit gedaan door allereerst de archeologische waarden en daarna de overige cultuurhistorische waarden te behandelen. Archeologie Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde ‘veroorzakerprincipe’. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die op 1 september 2007 van kracht is geworden. Met name de Monumentenwet is door de Wamz aangepast en gaat concreet in op de bescherming van archeologische waarden in planologische procedures. Op verzoek van de gemeente Opmeer is voor de betrokken locatie door Archeologie West-Friesland een archeologische quickscan uitgevoerd. Uit deze quickscan blijkt dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek en dat de locatie kan worden vrijgegeven voor de beoogde ontwikkeling. Een afschrift van de quickscan is opgenomen in bijlage 5 van deze toelichting. Cultuurhistorie Het plangebied kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. Wel is de identiteit van het plangebied uitgangspunt geweest voor het plan. Op dit onderdeel wordt verwezen naar de planbeschrijving. Conclusie Het planvoornemen voor realisatie van de woningen mag uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect cultuurhistorie en archeologie.
4.6
Natuur en ecologie In het kader van de Flora- en faunawet is een ecologische inventarisatie uitgevoerd (zie bijlage 6).
34
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat geen vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet of een oriëntatiefase voor de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is. Aangezien het projectgebied in Weidevogelleefgebied ligt, waarin woningbouw alleen onder bepaalde voorwaarden en met compensatie mogelijk is, is hiernaar een aanvullende ecologische beoordeling uitgevoerd. De ecologische beoordeling van de locatie wijst uit dat vanwege de ligging van het plangebied (langs de weg, naast bebouwde erven en tussen de begroeiing van de sportvelden en de weg) de locatie niet als geschikt wordt aangemerkt voor weidevogels. Ook zal vanwege de ligging er geen wezenlijk effect op treden van de verstoringszone voor weidevogels op omliggende gronden. Conclusie Vanwege de ligging in het weidevogelleefgebied is beoordeeld of de locatie voor weidevogels geschikt is en of als gevolg van deze ontwikkeling effecten optreden voor de verstoringszone. Op basis van deze beoordeling en de overige gegevens van de ecologische inventarisatie mag het planvoornemen voor realisatie van de woningen uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect ecologie.
4.7
Waterparagraaf Wet- en regelgeving Op grond van artikel 3.1.1 uit het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. In het nationale waterbeleid, vastgelegd in onder meer de Vierde Nota Waterhuishouding (1998), de adviezen van de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw en de Europese Kaderrichtlijn water staat het duurzaam omgaan met water centraal: het waarborgen van voldoende veiligheid en het zo klein mogelijk houden van de kans op wateroverlast. Dit moet mede gezien worden in het kader van de problematiek met betrekking tot ontwikkelingen als klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Hiervoor is de trits ‘vasthouden – bergen – afvoeren’ maatgevend. Kort gezegd betekent dit dat overtollig water zo-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
35
veel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. Uitgangspunten in dit verband zijn: -
geen afwenteling van problemen naar andere compartimenten in ruimte en tijd;
-
zoveel mogelijk gebiedseigen water vasthouden en de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk beperken;
-
beperking van overlast door (grond)water of tekort aan water.
Naast de waterkwantiteit heeft duurzaam omgaan met water ook betrekking op de waterkwaliteit. Hierbij staat de trits ‘schoonhouden - scheiden - zuiveren’ centraal. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zo veel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Uitgangspunten in dit verband zijn: -
vervuiling waar mogelijk bij de bron aanpakken;
-
voorkomen van verspreiding van verontreinigingen;
-
benutten van schoon water.
Het beleidsdoel duurzaam omgaan met water dient niet alleen in waterbeheerplannen te worden uitgewerkt, maar er dient ook in de ruimtelijke ordening, waaronder de bestemmingsplannen, rekening mee te worden gehouden. Afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening kan door: -
het bieden van ruimte voor water in verband met veiligheid, wateroverlast en zoetwaterbeheer;
-
water als ordenend principe in de functietoekenning; kansen benutten die water biedt voor de vergroting van de belevingswaarde en functiecombinaties (bijvoorbeeld cultuurhistorische waarden van voormalige waterlinies);
-
randvoorwaarden aan de inrichting en het beheer op basis van water (bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen, zodat de grondwaterstand hoog kan blijven);
-
effecten op waterkwaliteit meewegen bij besluitvorming in de ruimtelijke ordening.
Onderzoek Met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is overleg geweest over de watercompensatie voor het onderhavige project en welke uitgangspunten hiervoor dienen te worden gehanteerd. De ontwikkeling kan waterneutraal worden gerealiseerd op basis van de onderstaande afspraken. -
Aangenomen wordt dat 50% van het plangebied (5.255 m²) wordt verhard. Dit komt neer op een verhardingstoename van 2.628 m².
-
Van deze verhardingstoename dient 13% aan waterberging ter compensatie te worden gerealiseerd. Dit komt neer op een hoeveelheid waterberging van 342 m² in peilgebied 6570-80 (NAP – 2,20 meter).
36
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
-
Dempingen dienen één op één te worden gecompenseerd door het realiseren van vervangende waterberging. Op basis van plangegevens wordt er 40 m² water gedempt. Totaal dient er daarom 382 m² waterberging te worden gerealiseerd.
-
De watercompensatie kan niet binnen de planontwikkeling worden gerealiseerd en wordt daarom elders gerealiseerd. Voorgesteld is de locatie aan de Tropweere 22 in de Weere, op het NAP -2,20 m peil. Daar kan 225 m Het hoogheemraadschap kan hiermee akkoord gaan.
Voor wat betreft waterkwaliteit wijst het Hoogheemraadschap op de zorgplicht van de gemeentelijke overheid voor wat betreft het hemelwater. De gemeente zal met de gegeven aanbevelingen rekening houden bij de uitvoering en toetsing van de plannen in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Tot slot wijst het Hoogheemraadschap volledigheidshalve op de noodzakelijke watervergunningen en keurontheffingen bij diverse inrichtingsmaatregelen. Uitwerking waterberging Met het Hoogheemraadschap is nauw overleg gevoerd over de uitwerking van de waterberging als gevolg van de toename van het verhard oppervlak. Daarbij is een correctie gemaakt naar 372 m² omdat er max. 30 m2 wordt gedempt. Voorts is gekeken naar geschikte locaties buiten het plangebied. Dit heeft tot resultaat gehad dat er nabij Tropweere 22 een bestaande sloot verbreed kan worden. In totaal wordt hier 225 m² water bijgevoegd. Verder zijn afspraken gemaakt om nabij Tropweere 13 de resterende watercompensatie te bereiken. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven hiermee te kunnen instemmen. De initiatiefnemers hebben met de betreffende grondeigenaren afspraken gemaakt. Ook is met het oog op de uitvoerbaarheid op verzoek van de gemeente onderzoek gedaan naar mogelijke belemmeringen vanwege de archeologische waarden en is gekeken naar de effecten voor het weidevogelleefgebied. Het uitgebrachte archeologisch advies gaf geen aanleiding tot verder onderzoek. Ten aanzien van het weidevogelleefgebied wordt duidelijk dat het verbreden van de betreffende sloot niet op gespannen voet staat met artikel 25 lid 1 van de verordening. De betreffende locaties voor waterberging als gevolg van de toename van het verhard oppervlak maken onderdeel uit van het onderhavige plan. De betreffende gronden zijn bestemd voor ‘Water’. Dit brengt met zich mee dat de gronden hoofdzakelijk worden ingericht als waterlopen en –partijen. Hiermee heeft de gemeente de watercompensatie als gevolg van de toename van het verhard oppervlak voldoende in het bestemmingsplan gewaarborgd.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
37
Conclusie Bij uitvoering van het project zal worden voldaan aan de wettelijk gestelde eisen voor wat betreft het wateraspect en wordt voldaan aan de eisen die het HHNK stelt. De watertoets is hiermee afgerond. Er zijn voor het aspect water geen belemmeringen ten aanzien van onderhavig planvoornemen. Het plan mag uitvoerbaar worden geacht.
4.8
Bodemtoets en bodemkwaliteit Wet- en regelgeving Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een beslissing op een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen. Een bepaalde mate van bodemverontreiniging hoeft in veel gevallen niet direct een probleem op te leveren. In veel gevallen zal historisch onderzoek inzake de betreffende verdachte locatie kunnen uitwijzen of er voldoende aanleiding is om ook bodemonderzoek te laten uitvoeren. Met een oriënterend bodemonderzoek en/of een nader bodemonderzoek kan worden vastgesteld of inderdaad sprake is van bodemverontreiniging, en zo ja, in welke mate en van welke omvang. BODEMLOKET
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet voorkomen worden dat gronden waarvan bekend is dat de milieuhygiënische kwaliteit onvoldoende is, worden bestemd met een bestemming die daarvoor gevoelig is.
38
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Om na te gaan of er sprake is van verdachte historische activiteiten binnen het plangebied of dat er bodemonderzoeken verricht zijn, is de kaart van het Bodemloket geraadpleegd. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in de figuur hierna. Hieruit blijkt dat er in de omgeving van het plangebied wel onderzoeken zijn gedaan op een aantal percelen, maar dat in het plangebied geen gegevens bekend zijn. Hoewel er geen belemmeringen verwacht worden, is dit met een bodemonderzoek nader onderzocht.
Figuur 13. Uitsnede kaart Bodemloket; plangebied in groen kader (Bron: Provincie Noord-Holland)
Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijla-
BODEMONDERZOEK
ge 7). De resultaten vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van een verder bodemonderzoek en geven naar het oordeel van de onderzoekers, geen belemmering voor de afgifte van een omgevingsvergunning en de beoogde bestemmingswijziging. Conclusie Op grond van deze informatie mag worden geconcludeerd dat er planologisch gezien voor onderhavig bestemmingsplan geen belemmeringen te verwachten zijn.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
39
5
J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g
5.1
Algemeen Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (in werking getreden per 1 juli 2008) en de Ruimtelijke Standaarden 2012 toegepast. Dit houdt onder andere in dat in de Wet ruimtelijke ordening de strafbepaling en de algemene gebruiksbepaling zijn neergelegd, zodat deze niet meer hoeven te worden opgenomen in de planregels. Deze bepaling wordt niet meer opgenomen in de planregels. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) is onderdeel van de Ruimtelijke Standaarden 2012. De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit onder meer dat niet meer wordt gesproken van voorschriften maar van regels. Tevens zijn er een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in het artikel aangaande begrippen. In het Besluit ruimtelijke ordening is een formulering opgenomen ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht. Deze teksten zijn neergelegd in de planregels. De nieuwe regelingen hebben als gevolg dat het bestemmingsplan wat betreft de vorm en de inhoud enigszins kan afwijken van de tot nu toe gebruikelijke wijze van opstellen. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) met
WET ALGEMENE BEPALINGEN
het bijbehorende Besluit omgevingsrecht (Bor) in werking getreden. De invoe-
OMGEVINGSRECHT
ring van de Wabo en het Bor heeft grote gevolgen voor het ruimtelijk omgevingsrecht zoals dat nu geldt op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van de Wabo is de Wro deels vervallen en opgegaan in de Wabo. In de Wabo en het Bor is de omgevingsvergunning geïntroduceerd en geregeld. In de omgevingsvergunning zijn de verschillende toestemmingen voor locatiegebonden activiteiten geïntegreerd, waarbij sprake is van een samenloop met andere locatiegebonden activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook de ontheffingen die in een bestemmingsplan zijn geregeld, zijn na 1 oktober 2010 vervangen door de omgevingsvergunning. Dit geldt ook voor de aanlegvergunning. Het algemene gebruiksverbod dat is opgenomen in artikel 7.10 Wro is komen te vervallen en is vervangen door het algemene ge-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
41
bruiksverbod dat is opgenomen in artikel 2.1 Wabo. Voor een gebruik in strijd met een bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist.
5.2
Bestemmingsplanprocedure In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden: Voorbereidingsfase De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro haar voornemen (vaak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook biedt de gemeente eventueel de mogelijkheid om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op de overleg- en inspraakreacties. De uitkomsten hiervan worden vermeld in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan en voor zover noodzakelijk verwerkt in regels en verbeelding. Terinzageleggingsfase Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en op de internetpagina van de gemeente wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend. Vaststellingsfase Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast. Beroepsfase Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de VROM inspectie een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de VROM inspectie wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling be-
42
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
kend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingplan ter inzage gelegd.
5.3
Juridische vormgeving Op grond van artikel 3.1.3 Bro en artikel 3.1.6 Bro moet een bestemmingsplan
INHOUD
worden vervat in:
BESTEMMINGSPLAN
1.
een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
2.
bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
3.
regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
4.
voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.
Daarnaast dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak zijn vermeld. Het bestemmingsplan is zodanig vorm gegeven dat er sprake is van een digitaal
DIGITAAL UITWISSELBAAR
uitwisselbaar plan, dat wil zeggen dat: -
aan alle verschillende kaartobjecten IMRO2012-coderingen zijn toegekend;
-
de digitale kaart is vertaald naar de standaardtechniek van uitwisseling GML;
-
de toelichting en regels in digitale vorm aan de kaart zijn gekoppeld.
Gebruik van de IMRO2012-coderingen zorgt er voor dat de bestemmingen in de kaart eenduidig worden geclassificeerd en dat, met behulp van een conversieprogramma, de kaart met regels ook door de ontvanger kan worden gelezen. De koppeling van de kaart, toelichting en regels (het bestemmingsplan) wordt
VORMGEVING
de verbeelding genoemd. De verbeelding is vervat in een GML. De digitale ver-
VERBEELDING
plichting, het bestemmingsplan vervat in een GML, is ingegaan op 1 januari 2010. Vanaf dat moment heeft het digitale plan voorrang op het analoge plan. Bij de vormgeving van de kaart is aangesloten bij het standaardrenvooi zoals dat is opgenomen in de SVBP2012. Het kleurgebruik in de verbeelding is gelijk aan de analoge kaart en gebaseerd op de SVBP2012. Bij de vormgeving van de regels is aangesloten bij de systematiek die is voor-
VORMGEVING REGELS
geschreven door de SVBP2012. Dit heeft tot gevolg dat er meer uniformiteit in bestemmingsplannen ontstaat. De wijze waarop de regeling is vormgegeven wordt in grote lijnen bepaald door de Wro en het Bro. Dit betekent dat het bestemmingsplan bestaat uit een ana-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
43
loog bestemmingsplan, bestaande uit een kaart, regels en toelichting en ook een digitaal bestemmingsplan, de verbeelding, bestaande uit een kaart, regels en toelichting. Het digitale bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar.
5.4
Toelichting op de bestemmingen Verkeer De bestemming ‘Verkeer’ heeft betrekking op de doorgaande weg in het plangebied. Groenvoorzieningen en water zijn ondergeschikt aan de bestemming ‘Verkeer – Verblijf’. In de bestemming mag ten hoogste 20 m² aan gebouwen worden gebouwd ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer (zoals openbare straatverlichting of bewegwijzering), geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 8 m mag bedragen. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is de bouwhoogte gemaximaliseerd op 3 m. Verkeer - Verblijf De bestemming ‘Verkeer – Verblijf’ heeft betrekking op de straten in het plangebied. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de regeling zoals die is opgenomen in de bestemming ‘Verkeer’. Ten behoeve van de realiseren woonbestemming moeten in de bestemming ‘Verkeer – verblijf’ geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd. De plaats is vastgelegd door middel van de aanduidingen: “specifieke vorm van verkeer – geluidwerende voorziening 1” en “specifieke vorm van verkeer – geluidwerende voorziening 2”. In de bouwregels is de vereiste maatvoering opgenomen. Om er zeker van te zijn dat de geluidwerende voorzieningen ook worden gebouwd, is in de specifieke gebruiksregels een voorwaardelijke bepaling opgenomen. De woningen in de woonbestemming mogen niet eerder in gebruik worden genomen, dan dat de geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd. Ook moeten de geluidwerende voorzieningen worden behouden. Water De gronden bestemd voor ‘Water’ betreft de watergang langs de Oosterboekelweg. Tevens zijn twee zones in het landelijk gebied voor ‘Water’ bestemd zodat daar de watercompensatie conform de afspraken met het Hoogheemraadschap kan worden gerealiseerd. De gronden met de bestemming ‘Water’ zijn voorts bestemd voor bermen, oevers, paden en bruggen. De bruggen zijn voorzien van een aanduiding en dienen conform de opgenomen typologie te worden uitgevoerd. Dat wil zeggen een platte tot licht gebogen brug die van oever tot oever een overspanning maakt. Qua type verwant aan bijgaande afbeelding.
44
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Figuur 14. Referentie beeld van toe te passen type brug (Bron: www.meerdinkbruggen.nl)
Openbare nutsvoorzieningen zijn als ondergeschikte functie eveneens mogelijk, waarvoor geldt dat gebouwen die hiertoe worden gebouwd een oppervlakte van ten hoogste 20 m² en een maximale hoogte van 3 m hebben. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt eveneens een maximale hoogte van 3 m. Wonen Delen van het plangebied zijn bestemd voor het wonen. Aan-huis-verbonden beroepen zijn bij deze bestemming inbegrepen, alsook kleinschalige bedrijvigheid tot en met milieucategorie 1 van de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijvigheid zijn diverse randvoorwaarden gesteld: -
de gezamenlijke vloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m²;
-
het betreft geen detailhandel of horeca;
-
er vindt geen buitenopslag van goederen plaats;
-
er mag geen onevenredige vergroting van de verkeersdruk optreden;
-
de parkeerbehoefte dient op eigen erf opgevangen te worden;
-
er wordt geen afbreuk aan het woonkarakter van de omgeving gedaan.
Het bouwen van hoofdgebouwen is mogelijk binnen het aangegeven bouwvlak. De voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gebouwd in de grens van het bouwvlak die is georiënteerd op de Oosterboekelweg. Ondergeschikte gebouwen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak en binnen het vlak dat op de verbeelding is aangegeven als wonen met de aanduiding “erf”. De toegesta-
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
45
ne maatvoering van de bebouwing is in de regels vastgelegd. Hiervan kan worden afgeweken met omgevingsvergunning. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste 1 per bouwvlak dan wel de op de plankaart aangegeven aantallen. Voorwaardelijke bepaling In de bouw- en gebruiksregels is een voorwaardelijke bepaling opgenomen om de gewenste inrichting van het plangebied te bereiken. De voorwaardelijke bepaling is er op gericht om de inrichting van de ontsluitingsweg, het parkeren en het groen uit te voeren conform bijgaande tekening en op basis van een vooraf in te dienen beplantings- en inrichtingsplan. Ook is een voorwaardelijke bepaling opgenomen voor de verplichting om een geluidswerende voorziening aan te leggen op de erfrand naar de sportvelden. Daarmee is, op basis van het uitgevoerde onderzoek naar geluid als gevolg van sportbeoefening, een aanvaardbare situatie te bereiken. De geluidswerende voorziening dient te worden opgericht conform de maatvoering zoals opgenomen in de bouwregels. Ter plaatse van de geluidswerende voorzieningen kunnen tevens ballenvangers worden aangebracht. Hierin is voorziening door in de bouwregels een hoogtebepaling voor ballenvangers op te nemen. Als een ballenvanger op een geluidwerende voorziening wordt gebouwd, mag de gezamenlijke hoogte ten hoogste 4 m mag bedragen. Ter verduidelijking is dit in de bouwregels opgenomen.
Figuur 15. Tekening voor toetsing voorwaardelijke bepaling
46
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
Figuur 16. Referentiebeelden geluidsschermen
Bij toepassing van de geluidsschermen zal worden gewerkt met een groenblijvende klimop aan de zijde van de woningen. Aan de zijde van het sportveld is dit eventueel mogelijk maar hier zal nog ruimte zijn voor opgaande beplanting. Verder zal de geluidswerende voorziening van 1,5 m worden opgehoogd met een zogenaamde ballenvanger.
5.5
Overige aspecten In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande
ADDITIONELE
voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluids-
VOORZIENINGEN
werende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
47
6
E c o n o m i s c h e
u i t v o e r b a a r h e i d
Wet- en regelgeving Op grond van de Grondexploitatiewet moet een exploitatieplan worden opgesteld wanneer er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Dit is anders wanneer de kosten bij de vaststelling van het bestemmingsplan anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De gemeenteraad moet uitdrukkelijk besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld omdat de uitvoerbaarheid anderszins verzekerd is. In het voorliggende bestemmingsplan is hiervan sprake. De kosten van dit bestemmingsplan zijn anderszins verzekerd door het sluiten van een exploitatieovereenkomst. Naast het afsluiten van deze exploitatieovereenkomst ten aanzien van de kosten wordt de economische uitvoerbaarheid ook nog op andere manieren verzekerd. Er worden leges geheven voor de herziening van het bestemmingsplan overeenkomstig de door de gemeenteraad vastgestelde tarieventabel en er wordt een planschadeovereenkomst afgesloten die het risico van eventuele planschade bij de aanvrager neerlegt. Conclusie Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
49
7
M a a t s c h a p p e l i j k e t o e t s i n g
e n
k w a l i t e i t
In de hiernavolgende paragrafen is verslag gedaan van de terinzagelegging van het voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan. Voorts komen enkele ambtelijke aanpassingen aan het voorontwerp en ontwerp bestemmingsplan aan de orde. P.m.
183.14.00.07.22.toe - Bestemmingsplan CPO Oosterboekelweg te De Weere - 15 januari 2014
51
Colofon Opdrachtgever Vereniging CPO De Weere Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 183.14.00.07.32
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort