BELVUE MUSEUM DE GESCHIEDENIS VAN BELGIË TEKSTEN VAN DE MUSEUMZALEN
INHOUDSTAFEL ZAAL 1 - 1830 : EEN NIEUWE STAAT IN EUROPA ............................................................... 2 ZAAL 2 - 1831-1884 : EEN LAND VAN TEGENSTELLINGEN ................................................ 3 ZAAL 3 - 1885-1914 : DE BELLE ÉPOQUE ............................................................................ 4 ZAAL 4 - 1885-1914: WIJ EISEN ONS RECHT!...................................................................... 5 ZAAL 5 - 1914-1918: EEN KLEIN LAND IN DE GROTE OORLOG ......................................... 6 ZAAL 6 - 1919-1939 : DE MASSA IN VERLEIDING ................................................................ 7 ZAAL 7 - 1940-1945 : OPNIEUW OORLOG! ........................................................................... 8 ZAAL 8 - 1945-1973 : VAN KONINGSKWESTIE TOT GOLDEN SIXTIES .............................. 9 ZAAL 9 - 1973-2005 : TUSSEN GLOBALISEREN EN FEDERALISERING ........................... 12 De federalisering van België .............................................................................................. 12
1
ZAAL 1 - 1830 : EEN NIEUWE STAAT IN EUROPA
Na de nederlaag van de Franse keizer Napoleon in Waterloo worden in 1815 de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden opnieuw samengevoegd. Ondanks het gemeenschappelijk verleden zijn er grote tegenstellingen gegroeid tussen het overwegend katholieke, Franstalige, industrieel en agrarisch protectionistische Zuiden en het protestantse, Nederlandssprekende, handeldrijvend liberale Noorden. Koning Willem I wil beide gebieden integreren in een eenheidsstaat. Deze politiek zal vanaf de jaren 1820 aanleiding geven tot spanningen. In het Zuiden geven twee groepen de toon aan: de katholieken willen de Kerk bevrijden van staatscontrole; de liberalen eisen meer politieke inspraak en persoonlijke vrijheden. Uit deze tegengestelde krachten ontstaat in 1828 één oppositiebeweging, unionisme of ‘monsterverbond’ genoemd. Eind augustus 1830 breken er in Brussel relletjes uit die al snel omslaan in een opstand van de lagere volksklasse. De oppositie tegen Willem I gebruikt deze sociale onrust om haar politieke eisen af te dwingen. De koning is een slecht diplomaat, schakelt in september zijn leger in en maakt een compromis onmogelijk. Daardoor mondt het streven van de oppositie naar een bestuurlijke scheiding uit in de proclamatie van de Belgische onafhankelijkheid op 4 oktober. Willem I verzet zich nog tot 1839 tegen de afscheiding, maar moet plooien voor de grote mogendheden die zich garant stellen voor de Belgische onafhankelijkheid en de nieuwe staat een eeuwige neutraliteit opleggen. Het Voorlopig Bewind, een regering van negen revolutionaire notabelen, trekt tijdelijk alle macht naar zich toe. Intussen keuren tweehonderd verkozenen uit de top- en middenklasse ‘in naam van het volk’ een nieuwe grondwet goed. België wordt een grondwettelijke parlementaire monarchie waarin vooral de belangen van de rijke en de machtige groepen in de samenleving worden beschermd: grootgrondbezitters en de economische en ambtelijke elite. De grondwet voorziet in de liberale basisprincipes zoals de scheiding der machten, de centrale rol van een gekozen parlement (met een Kamer van Volksvertegenwoordigers en een Senaat), de beperking van de koninklijke macht, de ministeriële verantwoordelijkheid, de opname van moderne vrijheden zoals meningsuiting, pers, vergadering, godsdienst, onderwijs, taal. Nu het land een grondwet heeft, begint de zoektocht naar een koning. De definitieve keuze valt op de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg die het koningschap aanvaardt en op 21 juli 1831 wordt ingezworen als eerste Koning der Belgen.
2
ZAAL 2 - 1831-1884 : EEN LAND VAN TEGENSTELLINGEN
Kort na de onafhankelijkheid doet zich in België een nieuwe revolutie voor. In 1835 wordt het startschot gegeven voor de bouw van een spoorwegennet, het eerste op het Europese vasteland. De aanleg zorgt voor een enorme economische groei. België wordt het meest geïndustrialiseerde land ter wereld, na Groot-Brittannië. Het zwaartepunt van de steenkoolmijnen en de metaalnijverheid ligt in het zuidelijke landsgedeelte, rond Luik en in Henegouwen. Brussel wordt de financiële slagader van de industrie. Daar zijn de Generale Maatschappij en de Bank van België gevestigd, twee instellingen die via de creatie van nv’s de industrie sturen en van kapitaal voorzien. In het agrarische Vlaanderen is de Gentse textielnijverheid het enige industriële eiland. België evolueert tot een land van tegenstellingen. Terwijl in de nieuwe stedelijke wereld een dynamiek van verandering en vooruitgang heerst, vindt er een ontwrichting plaats van de traditionele plattelandsgemeenschap. In tegenstelling tot de ontkerkelijking in de stad blijven de Kerk en haar rituelen op het platteland een houvast bieden voor het onzekere bestaan. Vanaf de jaren 1840 krijgt de Vlaamse boerenbevolking het steeds moeilijker om een leefbaar bestaan op te bouwen. Door de mechanisering van de textielnijverheid gaat de huisnijverheid teloor en verliezen veel gezinnen een noodzakelijk inkomen. Daarenboven maken de misoogsten in de jaren 1844-1846 de ellende ondraaglijk. De Vlaamse provincies worden ‘Arm Vlaanderen’. De migratie neemt toe, vaak naar de Waalse industriebekkens. Hoewel de werk- en levensomstandigheden van de fabrieksarbeiders erbarmelijk zijn, kunnen ze gemakkelijker in hun levensonderhoud voorzien dan de pachter of dagloner op het platteland! . Het bestuur van het land is in handen van een Franstalige elite die via het cijnskiesrecht slechts door twee procent van de bevolking wordt verkozen. Van partijen is aanvankelijk nog geen sprake. De katholieken en liberalen werken samen en vormen geen aparte homogene blokken. Aan dit unionisme komt een einde wanneer de tegenstellingen toenemen en de liberalen in 1846 een eigen partij oprichten. De katholieken gebruiken de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, vereniging en godsdienst om de invloed van de Kerk op het openbare leven fors uit te breiden. Vooral hun greep op het onderwijs is een doorn in het oog van de liberalen die reageren door de organisatie van neutraal staatsonderwijs. Er breekt een ongemeen felle strijd los om de ‘ziel van het kind’. De kloof tussen klerikalen en antiklerikalen lijkt onoverbrugbaar en zal tot diep in de 20e eeuw doorwerken.
3
ZAAL 3 - 1885-1914 : DE BELLE ÉPOQUE
Vanaf de jaren 1890 begint de Belgische economie aan een nieuwe groeifase. In deze periode van hoogkapitalisme lijken de mogelijkheden onbeperkt en onbegrensd. De wereldtentoonstellingen zijn een typisch product van het euforische geloof in de toekomst. Deze ‘feesten van de vooruitgang’ tonen de nieuwe producten die techniek en wetenschap hebben voortgebracht: fotografie, film, telefoon, auto, elektriciteit. Niet toevallig organiseert het jonge België vóór 1914 maar liefst zeven tentoonstellingen. Het Belgisch ondernemerschap trekt vol zelfvertrouwen de wereld in. Machtige groepen als Empain, Cockerill, Otlet en de Generale Maatschappij bouwen spoorwegen en leggen tramlijnen aan overal in Europa, in China, Zuid-Amerika en Centraal-Afrika. Niet alleen de industrie en het bankwezen profiteren van de nieuwe afzetmarkten, maar ook de handel. Antwerpen groeit uit tot een wereldhaven. Ondanks zijn status van economische wereldmacht is er in België weinig geestdrift voor overzeese expansie. Koning Leopold II wijst die terughoudendheid af als een gebrek aan durf en visie. In 1885 verwerft hij het Congogebied in Centraal-Afrika als zijn privé-eigendom. Vanaf het einde van de 19e eeuw levert vooral de rubberontginning gigantische winsten op dankzij de ontwikkeling van de autoindustrie. Het wrede exploitatiesysteem lokt hevige kritiek uit. In 1908 draagt Leopold II Congo aan de Belgische staat over. Een nieuwe burgerelite geniet met volle teugen van de vruchten die de industriële ontwikkeling afwerpt. Zelfgenoegzaam etaleren sommigen hun macht en welstand in een pronkerige levenswijze. Brussel is inmiddels getransformeerd tot een moderne hoofdstad, met brede lanen, statige gebouwen en weelderige parken. Leopold II, ook wel ‘koning-urbanist’ genoemd, levert een belangrijk aandeel door de winsten uit Congo te investeren in stedenbouwkundige projecten. De hoofdstad ontpopt zich tot kruispunt van culturen waar nieuwe kunstuitingen, zoals de art nouveau, ontstaan en erkenning krijgen.
4
ZAAL 4 - 1885-1914: WIJ EISEN ONS RECHT!
Dankzij de industriële ontwikkeling in de 19e eeuw kan een kleine groep mensen comfortabel leven. Zij heeft alle politieke macht, terwijl de bezitloze massa in mensonwaardige omstandigheden leeft, zonder inspraak. Mannen, vrouwen en kinderen werken elke dag meer dan 12 uur voor een hongerloon in de fabrieken. Ze leven opeengepakt in wijken, strikt gescheiden van de statige burgerhuizen. Hongeropstanden en wilde stakingen worden door politie en leger brutaal neergeslagen. De grootste revolte vindt plaats in maart 1886 bij de Waalse industriearbeiders. Het leger grijpt in, met verschillende doden tot gevolg. Pas dan schrikt de overheid wakker en komen er enkele sociale wetten. Zo geldt vanaf 1889 een tewerkstellingsverbod in de industrie voor kinderen onder de 12 jaar. In 1885 wordt een Belgische Werkliedenpartij (BWP) opgericht die het kapitalistische systeem van binnenuit wil hervormen door in het parlement politieke macht voor de arbeiders te verwerven. Via het wapen van de staking moet eerst het algemeen stemrecht worden afgedwongen. De steun van de Waalse arbeiders is daarbij onontbeerlijk: enkel de Waalse industriebekkens kunnen voldoende mankracht leveren. In Vlaanderen is het sociaal bewustzijn veel lager, behalve in de textielstad Gent. Daar bouwt de arbeidersbeweging via de coöperatieve Vooruit aan een netwerk van organisaties dat model zal staan voor de rest van België en het buitenland. Vanaf 1884 tot 1914 is de katholieke partij onafgebroken aan de macht. Ze ziet de opkomst van de socialistische partij als een grote bedreiging. Er wordt een christelijke arbeidersbeweging opgericht die moet verhinderen dat de arbeiders naar de ‘goddeloze’ socialisten overlopen. Vooral op het platteland en in de kleine steden, waar de pastoors en de katholieke notabelen nog veel invloed hebben, slaagt de partij erin de stemmen van de gelovigen te winnen. Onder druk van de straatacties van de BWP keurt het parlement in 1893 het Algemeen Meervoudig Stemrecht voor mannen goed. Voortaan kan elke man, arm of rijk, één stem uitbrengen, maar daarmee houdt de gelijkheid op. Eigenaars, houders van een diploma en gezinshoofden met een woning krijgen immers één of twee stemmen extra. Daardoor hebben zij nog steeds ruim de overhand. De verkiezingen van 1894 leveren de BWP slechts 28 van de 154 gekozenen op. De socialistische strijd voor het principe ‘een man, een stem’ duurt voort. Naast de arbeidersbeweging is er in de tweede helft van de 19e eeuw nog een andere emancipatiebeweging actief. In het noordelijk deel van België, het huidige Vlaanderen, ontstaat een taalbeweging die ijvert voor het gebruik van het Nederlands als officiële landstaal. In het bestuur, leger, onderwijs en gerecht wordt immers Frans gesproken. Het Frans is de taal van de elite en dus van de maatschappelijke promotie, maar niet van de meerderheid van de Vlamingen. De invoering van enkele taalwetten geeft de Nederlandstaligen meer rechten, maar in de praktijk blijft een grote ongelijkheid bestaan. Zo voorziet geen enkele universiteit onderwijs in het Nederlands.
5
ZAAL 5 - 1914-1918: EEN KLEIN LAND IN DE GROTE OORLOG
Op 4 augustus 1914 om 9 uur overschrijden Duitse troepen de oostgrens van het neutrale België. De verontwaardiging over de Duitse inval is groot en het land wordt overspoeld door een golf van patriottisme. De realiteit van de oorlog dringt echter snel door. Het leger is niet opgewassen tegen de Duitse oorlogsmachine. Anderhalf miljoen burgers ontvluchten het krijgsgeweld en de Duitse terreur – executies, plunderingen en brandstichting. Ze wijken uit naar Frankrijk, Groot-Brittannië en Nederland. De geallieerde propaganda gebruikt de ‘verkrachting’ van het dappere ‘poor little Belgium’ om steun voor de oorlog te werven. Het Duitse offensief stokt midden november 1914. Het Belgische leger onder aanvoering van koning Albert slaagt erin om achter de IJzer zijn positie te behouden door de vlakte blank te zetten. Franse en Britse troepen verdedigen mee de lange frontlijn. De bewegingsoorlog wordt een loopgravenoorlog die vier jaar lang aansleept. De Belgische regering vestigt zich achter het front in het Franse Sainte Adresse bij Le Havre, terwijl koning Albert en zijn legerstaf in de Belgische kustplaats De Panne verblijven. Om eensgezind het vaderland te verdedigen spreken de ministers af de politieke strijdbijl te begraven. In deze sfeer van ‘godsvrede’ wordt het vooroorlogse katholieke kabinet omgevormd tot een regering van nationale eenheid door de opname van één socialistische en twee liberale ministers. In het bezette land leggen de Duitsers een hard regime op. Ze eisen alles op wat waarde heeft: industriële uitrusting, vervoersmiddelen, landbouwproducten, metalen, hout, kolen. Daarnaast worden ook 120.000 burgers naar werkkampen in Duitsland gedeporteerd. De plundering leidt tot schaarste, honger, ziekte en kou. Een Nationaal Hulp- en Voedingscomité, geleid door vooraanstaande zakenmannen als Ernest Solvay en Emile Francqui, lenigt de hoogste nood door de bevoorrading te organiseren. Een kleine radicale groep Vlaamsgezinden werkt met de bezetter samen. Zij worden activisten genoemd en ijveren voor een eentalig Vlaanderen, los van België. Om dit doel te bereiken rekenen ze op de bezetter. Aan het front zijn de eisen van de Vlaamsgezinden anders. Daar reageren enkele duizenden tegen de Franse bevelen van het officierenkorps. Bij de legerleiding vinden ze geen gehoor. De beweging radicaliseert en eist zelfbestuur voor Vlaanderen. Wanneer op 11 november 1918 eindelijk de wapens zwijgen en Duitsland capituleert, staat België voor de loodzware taak een grotendeels verwoest land terug op te bouwen. Door de annexatie van een klein stukje Duitsland aan de oostgrens – Eupen, Malmedy en Sankt Vith – krijgen 60.000 Duitsers de Belgische nationaliteit.
6
ZAAL 6 - 1919-1939 : DE MASSA IN VERLEIDING
Op 11 november 1918 sluit koning Albert in zijn hoofdkwartier in Loppem een akkoord met vooraanstaande figuren uit de Belgische politieke en economische wereld. Enkele fundamentele hervormingen worden doorgevoerd om de arbeiders te belonen voor hun loyaliteit in de strijd tegen Duitsland: de democratisering van het kiesstelsel en de invoering van nieuwe sociale wetten. Door het algemeen enkelvoudig stemrecht krijgt elke man één stem. De vrouwen blijven uitgesloten, behalve bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het nieuwe systeem leidt tot de vorming van coalitieregeringen omdat geen enkele partij meer dan 50% van de zetels haalt. In het parlement vormen de socialisten en de katholieken de sterkste fracties. De liberalen verliezen veel aanhang, maar zijn dikwijls onmisbaar bij de regeringsvorming. De tweede belangrijke hervorming is de goedkeuring van sociale wetten die de arbeiders enige financiële zekerheid bieden tegen de dreiging van armoede door ziekte, ouderdom en werkloosheid. Ook de arbeidsduur wordt wettelijk beperkt tot 8 uur per dag, 6 dagen op 7. Economisch komt België zwaar gehavend uit de oorlog, maar vanaf 1926 doet zich een opmerkelijke groei voor. De ‘dolle jaren’ breken aan. In 1928 zijn er nauwelijks werklozen. De ondernemingen doen gouden zaken, ook in de kolonie die nu volop wordt geëxploiteerd, onder meer door de Generale Maatschappij. In Vlaanderen breidt de industrialisering zich voorzichtig uit, o.a. met de steenkoolontginning in Limburg. De mobiliteit neemt met rasse schreden toe. De auto verschijnt steeds meer in het straatbeeld en de radio wordt een massamedium. In 1929 breekt een wereldcrisis uit die de Belgische exporteconomie zwaar treft. Ook de democratie staat onder zware druk. De coalitieregeringen zoeken compromisoplossingen, maar het onderling wantrouwen blijft groot. De regeringen volgen elkaar in snel tempo op. Niet alleen de bevolking maar ook koning Leopold III reageert ontgoocheld over de werking van de democratie. De aanhang van de extremistische groeperingen zoals de Kommunistische Partij, Rex, Verdinaso en het Vlaams Nationaal Verbond groeit. De roep naar een sterke leider klinkt luider. De totalitaire regime’s van Mussolini, Hitler en Stalin inspireren. Ook de andere partijen en verenigingen raken besmet door militaristische rituelen zoals massabijeenkomsten, uniformen, ordetroepen, marsen, vlaggen. Het individu wordt ondergeschikt aan de gemeenschap van gelijkgestemden. De Vlaamse beweging komt verzwakt uit de Eerste Wereldoorlog. Door het activisme krijgt elke Vlaamsgezinde het etiquet van landverraad opgeplakt. Bovendien ontstaat er verdeeldheid. De gematigden eisen een Nederlandstalig Vlaanderen en een tweetalig Brussel binnen een democratisch België. In de jaren 1930 keurt het parlement diverse taalwetten goed die daaraan tegemoet komen. De radicale Vlaams-nationalisten daarentegen willen België vernietigen en een onafhankelijk Vlaanderen oprichten. Zij groeperen zich in 1933 in het VNV dat niet alleen België maar ook het democratische regime afwijst.
7
ZAAL 7 - 1940-1945 : OPNIEUW OORLOG!
De onafhankelijke buitenlandse koers die België vanaf 1936 vaart, kan niet beletten dat Duitsland op 10 mei 1940 andermaal het land binnenvalt. Na 18 dagen capituleert de koning-opperbevelhebber. Leopold III blijft in België als krijgsgevangene. De regering die naar Frankrijk uitwijkt, kan hem niet overtuigen mee te vluchten. Deze breuk zal nooit meer worden gelijmd. Na de Franse capitulatie beslist een aarzelende regering uiteindelijk naar Londen uit te wijken. Daar ondersteunt ze de geallieerde oorlogsinspanning en bereidt ze de naoorlogse toekomst van België voor. Het Duitse militaire bezettingsregime laat het bestuur van het land over aan de Belgische administratie. Door binnen de grenzen van de grondwet mee te werken met de bezetter denken vele verantwoordelijken erger te voorkomen, maar in feite houden de nazi’s alle touwtjes in handen. Zij vaardigen verordeningen uit die het maatschappelijk leven tot in zijn diepste wortels raken. De grootste slachtoffers zijn de joden: van de ca. 56.000 in België geregistreerde joden wordt iets minder dan de helft via de Dossinkazerne in Mechelen naar concentratie- en vernietigingskampen afgevoerd. Slechts 1291 van hen keren levend terug. De meeste Belgen proberen zich aan de omstandigheden aan te passen. Het dagelijkse leven wordt sterk bemoeilijkt. Een kleine groep Belgen kiest vol overtuiging om met het Duitse nazi-regime samen te werken. In Franstalig België gaat het om een fanatieke maar marginale groep rond Rex van Léon Degrelle. Aan Vlaamse kant collaboreert het Vlaams Nationaal Verbond van Staf de Clercq. Het VNV levert massaal bestuurders die de ‘ongehoorzame’ vooroorlogse ambtenaren vervangen en ronselt soldaten voor de Duitse strijd tegen het communisme. Aan de andere kant ontstaan er verzetsgroepen die zich bezighouden met het verzamelen inlichtingen, het verspreiden sluikpers en het evacueren neergeschoten Britse piloten. Later worden ook joden en opgeroepen mannen voor de verplichte tewerkstelling in Duitsland geholpen bij het onderduiken. Enkele verzetskernen plegen sabotagedaden en vermoorden Duitsers en collaborateurs. De bezetter drukt elke vorm van verzet genadeloos de kop in. Tienduizenden Belgen worden opgepakt en velen, ook onschuldige gijzelaars, betalen een zware tol. In september 1944 wordt België door de geallieerden bevrijd maar de oorlog duurt voort tot aan de Duitse capitulatie in mei 1945. De regering keert terug uit Londen, het verzet wordt ontwapend en de collaborateurs worden gestraft.
8
ZAAL 8 - 1945-1973 : VAN KONINGSKWESTIE TOT GOLDEN SIXTIES
Na de Tweede Wereldoorlog verandert België drastisch van uitzicht. Het moderne consumptietijdperk begint. Radio, televisie, auto en telefoon komen in het bereik van de massa. Nieuwe producten als panty’s, vespa’s, transistorradio’s en wasmachines brengen de consument in vervoering. Amerikaans aandoende torengebouwen, self-service supermarkten, nieuwe wijken en autostrades schieten overal uit de grond. Traditionele gewoonten veranderen mee. Kinderen heten niet langer Jef of Maria, maar Ronny of Peggy. Er ontstaat een autonome jeugdcultuur. Lurkend aan een flesje coca-cola ontdekken jongeren de rock & roll. Het symbool bij uitstek van deze jaren van ongebreideld vooruitgangsoptimisme is Expo 58. De wereld maakt er kennis met het moderne België en een hele generatie Belgen ontdekt er een nieuw tijdperk. België stelt zich op Expo ‘58 als een modelnatie voor. Niet ten onrechte. Het land heeft een van de meest complete sociale zekerheidsstelsels ter wereld. Al eind 1944 leggen werkgevers en vakbonden met het ‘Sociaal Pact’ de fundamenten van de huidige verzorgingsstaat. Ouderdomspensioen, steun bij ziekte en invaliditeit, werkloosheidsvergoeding, kindergeld en betaald verlof zijn voortaan zekerheden. Ook in de internationale politiek vervult België een voortrekkersrol. Het land staat mee aan de wieg van de NAVO (1949) en van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (1951), de voorloper van de huidige Europese Unie. Toch is het na de Tweede Wereldoorlog niet al rozengeur en maneschijn. De koningskwestie brengt België op de rand van een burgeroorlog en ook de schoolstrijd zorgt voor een hevige confrontatie tussen vrijzinnigen en katholieken en tussen Vlamingen en Franstaligen. De inzet is de ideologische controle over het onderwijs. Het Schoolpact van 29 mei 1959 maakt een einde aan het conflict, maar lang blijft het niet rustig. Congo wordt onafhankelijk in 1960 en in de winter van hetzelfde jaar vindt de woelige staking tegen de ‘eenheidswet’ plaats. Na enkele weken is de staking algemeen in Wallonië, maar niet in Vlaanderen. De communautaire spanningen lopen op. De economische groei, die in de jaren ’50 nog bescheiden is, boomt in de sixties. The sky is the limit. Bedrijven draaien op volle toeren. De werkloosheid is nog nooit zo laag geweest. Om de welvaart op peil te houden is er zelfs nood aan buitenlandse werkkrachten. Niettemin zijn er spanningen. De vastlegging van de taalgrens, het taalregime in Brussel en de splitsing van de Leuvense universiteit doen de communautaire gemoederen oplaaien. Ook rijst er verzet tegen het grenzeloze vooruitgangsoptimisme en de uitgangspunten van de consumptiemaatschappij. Nieuwe sociale bewegingen zien het licht. In 1968 breekt in heel Europa een hevig studentprotest los. Feministen trekken van leer tegen de sexeongelijkheid die na de invoering van het vrouwenstemrecht in 1948 is blijven bestaan. De vredesbeweging protesteert tegen het imperialisme en de koude oorlog, de milieubeweging tegen het gebruik van kernenergie.
9
ZAAL 9 - 1973-2005 : TUSSEN GLOBALISEREN EN FEDERALISERING
De economische boom van de sixties mondt uit in de wereldwijde oliecrisis van 1973. De overheid maant de burgers aan zuinig om te springen met energie. Koning auto moet tijdens de autoloze zondagen op stal blijven. Een periode van economische crisis met een torenhoge werkloosheid breekt aan. De overheid kan het tij niet keren omdat de Belgische economie almaar afhankelijker wordt van wereldwijde evoluties waar ze geen greep op heeft. Ook in andere domeinen laat de internationalisering zich voelen. Brussel wordt een begrip in de internationale politiek als hoofdstad van de Europese Unie en hoofdkwartier van de NAVO. België staat verantwoordelijkheden af aan deze internationale beslissingscentra, maar ook binnen het land zelf is er een machtsverschuiving. De unitaire staat wordt vanaf 1970 omgevormd tot een federale staat waarin de gewesten en de gemeenschappen een hele reeks bevoegdheden overnemen van de centrale overheid. Deze ingreep is bedoeld om de spanningen tussen Nederlands- en Franstaligen te ontmijnen die na de Tweede Wereldoorlog ontstaan zijn door de demografische en economische ontwikkelingen. De bevolking in Vlaanderen neemt toe terwijl die in Wallonië stagneert en het economische zwaartepunt van het land verschuift van het zuiden naar het noorden van het land. Geleidelijk raakt men aan beide zijden van de taalgrens overtuigd van de noodzaak van een federale hervorming van de staat. Aan Vlaamse kant wil men een eigen taal- en cultuurbeleid kunnen voeren, aan Waalse zijde een op maat gesneden economisch beleid om de teloorgang van de Waalse industrie te stuiten. In de hoofdstad groeit er een beweging voor de erkenning van Brussel als een aparte entiteit. Zo ontstaat door de staatshervormingen een indeling in gemeenschappen die verantwoordelijk zijn voor cultuur en persoonsgebonden kwesties, en gewesten die bevoegd zijn voor economische en territoriumgebonden aangelegenheden. Vanaf de jaren 1990 leeft de economie weer op, onder meer dankzij de hausse in de informaticasector. Vandaag is België, ondanks zijn levensbeschouwelijke, sociale en communautaire spanningen, een van de meest welvarende landen ter wereld. Het inkomen per werknemer ligt in België bijna 20% hoger dan het EU-gemiddelde. Het Bruto Binnenlands Product per inwoner is groter dan in Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Op de Human Development Index, een ranglijst van de VN van landen volgens levenskwaliteit, bekleedt België in 2004 de zesde plaats van ‘Most Livable Countries’. De uitdagingen waar België tegenwoordig mee geconfronteerd wordt, zijn dezelfde als in de hele Europese Unie: de vergrijzing van de samenleving, de betaalbaarheid van de sociale zekerheid, de strijd tegen de kansarmoede, de integratie van migranten, de vluchtelingenproblematiek en de opkomst van extreemrechts. De federalisering van België Het unitaire België is in vijf opeenvolgende grondwetsherzieningen in 1970, 1980, 1989, 1993 en 2001 omgevormd tot een federale staat met drie gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige gemeenschap) en drie gewesten (het Vlaams, Waals en Brussels hoofdstedelijke gewest). Alle hebben ze een eigen parlement en regering, behalve in Vlaanderen waar gewest en gemeenschap zijn samengesmolten.
10
De Gemeenschappen zijn bevoegd voor de zgn. persoonsgebonden materies als cultuur, onderwijs, jeugdbescherming, familiehulp en opvang van immigranten. De Vlaamse Gemeenschap oefent haar bevoegdheden uit in de Vlaamse provincies en in Brussel; de Franse Gemeenschap in Brussel en in de Waalse provincies (met uitzondering van de Duitstalige gemeenten); de Duitstalige Gemeenschap in negen gemeenten van de provincie Luik op de grens met Duitsland. De drie gewesten vormen een territoriale indeling. Zij hebben o.a. zeggenschap over economie, werkgelegenheid, landbouw, waterbeleid, huisvesting, openbare werken, energie, vervoer (met uitzondering van de NMBS), leefmilieu, natuurbehoud, ruimtelijke ordening en stedebouw.
De federale overheid heeft nog aanzienlijke bevoegdheidspakketten inzake landsverdediging, buitenlandse zaken, justitie, financiën, sociale zekerheid, overheidsbedrijven, belangrijke delen van volksgezondheid en binnenlandse zaken.
11