Surinaams Museum
De geschiedenis van Suriname Op de plek van Fort Zeelandia / Surinaams Museum woonde reeds lang vóór het jaar 1500 een groep Arowakken. Waarom woonde deze mensen juist hier? De kustvlakte van Suriname is geologisch opgebouwd uit een stel evenwijdig aan elkaar lopende schelpritsen, die oost-west lopen. Schelpritsen zijn ontstaan door maritieme kalkafzettingen. Gaande van noord naar zuid worden deze schelpritsen afgewisseld door zwampen. De oude straten van Paramaribo volgen dan ook de loop van de ritsen en lopen dan ook allen oost-west bijvoorbeeld de Henck Arronstraat, de Herenstraat, de Dr Nassylaan en de Waterkant. Deze ritsen liggen ongeveer 60 centimeter hoger dan de zwampen. De arowakken leefden op de schelpritsen en meestal langs het water van een kreek of rivier. Toen Columbus in 1492 naar Amerika kwam, dacht hij dat hij een kortere weg naar Oost-Indië had ontdekt. Hij noemde de mensen dan ook abusievelijk, Indianen. De arowakken noemde zichzelf “Lokonos” en de plaats waar zij woonde, Permarbo of Permurbo en daar is later de naam van de huidige hoofdstad van afgeleid. Anderen beweren, dat de huidige Sommelsdijckse kreek vroeger de Paramurokreek heette en het woord “bo” in het Arowaks dorp betekent. Dus Paramaribo komt van Paramurobo, het dorp aan de Paramurokreek. De Fransen, Engelsen, Portugezen, Spanjaarden en Hollanders hadden al rond het jaar 1500 belangstelling voor de Guyana’s, op zoek naar El Dorado.
De zeelieden, die in het begin van de 16de eeuw dit ‘West-Indië’ bezochten, hadden in Europa de meest fantastische verhalen te vertellen. Zo vertelden zij, dat de mensen in Guyana’s een goudbruine kleur hadden, omdat zij elke morgen afdaalden in een meer, dat ze Parima noemde. Dit meer was heel moeilijk te bereiken, maar was bedekt met een laag stofgoud en als men uit het water kwam, bleef het goud op hun huid achter, vandaar de mooie goudbruine kleur. Natuurlijk wekte dit verhaal de drang op bij vele Europeanen op zoek te gaan naar dit Eldorado, waar dit goudmeer moest liggen. Zo kwam rond 1613 een klein schip de Surinamerivier op zeilen met aan boord twee Nederlanders, te weten Dirck van Sanen en Nicolaes Baliestel. Zij zagen deze open plek, na een paar uren de rivier te hebben opgevaren. Zij besloten een factorij (handelspost) op te zetten naast het Indianendorp. Zij bouwden er een huis, waar ze goederen konden opslaan die van het land afkomstig waren. Het huis was ter bescherming omgeven door een palissade omrastering. Zij zijn er niet al te lang gebleven, omdat de arowakken er niets voor voelden om handel te drijven. Toen in 1644 de Fransman Noailly de Surinamerivier op voer, met 50 personen aan boord, zag hij aan de linkeroever van de rivier het dorp van de Indianen. Hij ging aan land en bouwde een versterkte vesting op de plaats waar de Nederlanders hun factorij hadden gebouwd. Noailly en de zijnen hadden veel last van malaria en toen ze ook nog werden aangevallen door de Indianen, verlieten ook zij deze vesting, die ze omgeven hadden met een palissade versteviging. Op het eiland Barbados had de gouverneur Lord Willoughby of Parham, uitgebreide plantages gesticht. De Engelsen zochten echter naar expansiegebieden. Omstreeks 1650 voer een groepje Joodse planters de Surinamerivier op. Deze groep Joden vestigde zich in Thorarica, 60 km de rivier opvarend. De volgende groepen zagen het versterkte gebouw van de Fransen. Zij gingen aan land en vroegen de Indianen toestemming om zich te vestigen. Zij kregen toestemming en bouwden een huis van schelpsteen en noemden het Fort Willoughby. Reeds toen omgaven zij hun fort met een omheining van rechtopstaande palissade stammen, die in een vijfhoek waren geplaatst, met bastions, die open waren aan de landzijde. Tijdens deze Engelse bezetting begon Paramaribo al wat te groeien, maar de hoger op gelegen oude hoofdstad Thorarica was vooralsnog belangrijker Het woord Thorarica komt waarschijnlijk van het Arrowaks Toraha Hariraka, dat woonplaats van blanken betekent. Anderen beweren dat het woord afstamt van de Joodse Thora (= Heilige Rol) en rika (= Rijk). Intussen was de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) in volle gang. De Vlissingse kapitein Abraham Crijnssen kwam, in opdracht van het gewest Zeeland, met een vloot van zeven schepen naar Suriname om daar alle Engelse bezittingen voor het gewest Zeeland in bezit te nemen. Toen deze vloot van zeven schepen, met 750 matrozen en 225 soldaten voor het Fort Willoughby verscheen, gelastte Crijnssen algehele overgave. Dit werd door de Engelse commandeur William Byam geweigerd. Na een vuursalvo kwam hij op andere gedachten en het fort werd overgegeven. De naam werd toen veranderd in Fort Zeelandia ter ere van het schip waarop Abraham Crijnssen voer en het gewest waar hij vandaan kwam. De naam van de stad veranderde in Nieuw-Middelburg. Bij de vrede van Breda op 31 juli 1667 werd bepaald, dat alles wat in bezit was van een van de naties, behouden zou blijven. De datum 1667 staat aangegeven boven de ingang van het fort. Dit jaartal houdt ook in dat Nieuw Amsterdam, het tegenwoordige New York, werd geruild voor Suriname.
Het is niet duidelijk of de Nederlanders een nieuw fort bouwden of de oude contouren van het vijfpuntig fort van de Engelsen hebben gehandhaafd. Een vijfpuntig fort werd in die tijd beschouwd als een strategisch bouwwerk. Er zijn vandaag de dag drie van de vijf bastions behouden. De twee landinwaartse bastions, aanvankelijk ter weerszijden van de ingang van het fort, bestaan niet meer.
Rondgang door Fort Zeelandia Het eerste bastion heeft de naam Middelburg. De trap er naar toe is van een veel latere datum. (uit de tijd dat het fort gevangenis was), maar wie goed kijkt ziet nog de overblijfselen van de oude trap, bestaande uit schelpsteen. Overigens hebben alle bastions namen met een Zeeuwse afkomst. Ze zijn bij de restauratie in 1972 aangebracht. De naamgeving komt van de oud-directeur van het museum, Jimmy Douglas. Vroeger werden de bastions met nummers aangegeven. Bastion Middelburg was toen Bastion nr 2. Het fort bestaat uit een binnenfort, omgeven door de gebouwen en een buitenfort, dat werd begrensd door een gracht, die noord-zuid liep. Deze werd in 1878 gedempt, omdat de gracht voortdurend dichtslibde door het modderig water van de rivier, onder invloed van de Amazone-afzettingen voor de kust van Suriname. De schelpstenen waarvan het fort is gebouwd kwamen vanuit de gracht, die men rond het fort heeft gegraven. Gebouw 1 is opgetrokken uit bakstenen. Deze stenen werden als ballast meegevoerd uit
Europa om de schepen stabiliteit te geven. Gouverneur Temminck vaardigde zelf een decreet uit, dat schepen verplichtte om bakstenen mee te nemen naar Suriname. De verhoging op het bastion was bedoeld voor een reuze vlaggenmast. Een ieder, die de kolonie naderde moest al van verre, aan de vlag kunnen zien aan wie de kolonie toebehoorde. Op dit bastion moet ook een klok (bel) gestaan hebben, waarop door een soldaat de tijd werd aangegeven, middels een slag op de bel, na het leeglopen van een zandloper (ieder half uur) Dit was de enige tijdmelding in de stad. Het fort was voorbestemd om de stad Paramaribo en de plantages aan de Surinamerivier te beschermen. Zoals u hier duidelijk kunt zien ligt het fort in de bocht van de Surinamerivier. Vanuit de bastions kon de rivier met kanonvuur bestreken worden, om binnenkomende schepen te verhinderen de achterliggende stad en de plantages te bedreigen. Bij de bouw bestond het fort uit een binnen en een buitenfort. De officierswoningen aan de overkant van bastion Middelburg zijn van na de tijd van het fort. Ze werden gebouwd in 1839, zonder een verdieping. Waar nu het tijdelijk gebouw van de assemblee staat, liep een gracht, met daarachter een aarden wal tot aan de Sommelsdijcksche kreek. Dit was het buiten fort.
De overloop naar het tweede bastion, Veere, was niet overdekt. Uit de hoogte van de wering blijkt duidelijk dat het goed bescherming bood voor de manschappen als ze zich tussen de bastions bewogen. De muur van gebouw 2 eindigde dus aan deze zijde. De vloer van dit gebouw ligt aanmerkelijk lager dan die van de overloop, omdat dit gebouw maar één verdieping had en dit dus de zolder was. In dit gebouw hebben waarschijnlijk manschappen geslapen. De vloeren zijn dubbel uitgevoerd, de vloer is van hard kopiehout en het plafond van ceder. Beide houtsoorten zijn goed bestand tegen houtluizen en ander ongedierte. Het gebouw wordt nu gebruikt voor tentoonstellingen van het Surinaams Museum.
Bastion Veere was het meest strategische bastion. Je hebt vanuit dat bastion het beste overzicht over de rivier. Er zijn nog schietgaten in dit bastion te zien; die waren vroeger in alle bastions. In bastion Veere is verschil in kleur is van de schelpsteen, links en rechts van het schietgat, te zien. Dit komt omdat dit bastion in 1791 moest worden gesloopt, aangezien het door de stroming van de rivier werd ondergraven en in de rivier dreigde te vallen. Bij de restauratie werd er schelpsteen uit Saramacca gehaald, vanonder het voetbalveld te Groningen. Er zijn nieuwe steunberen aangebracht, om verdere verzakking te voorkomen. Inmiddels is begonnen, middels damwandplaten, de rivier te dwingen een andere loop te volgen, wat een gunstige invloed heeft op de stabiliteit van het bastion. In 1712, lukte het de Fransman Cassard om langs het fort te komen en zich in Meerzorg te vestigen. Hij ondernam verder een rooftocht langs de verschillende plantages. Hij eiste van gouverneur De Goyer een enorme brandschatting, die bestond uit goederen, producten, slaven, ter waarde van 750.000 florijnen, een voor die tijd enorm bedrag. Deze aanval bracht de kolonie op de rand van een bankroet. Om de betaling zo laag mogelijk te houden verborgen plantage-eigenaren, hun slaven in het bos. Deze keerden echter niet meer terug naar de plantages en sloten zich aan bij de groep marrons. Nadat in 1747 het Fort Nieuw Amsterdam, bij de samenvloeiing van de Commewijne en de Surinamerivier, in gebruik werd genomen, mede als gevolg van de inval van Cassard, kwam er op dit bastion ook een seinpost, die met de post Jagtlust aan de overkant van de rivier kon communiceren. In 1791 heeft men een deel van dit bastion afgebroken omdat dit in de rivier dreigde te vallen.
Bastion Veere is ook het gebouw waar in 1982 de ‘decembermoorden’ hebben plaats gevonden. In dat jaar werden 15 vooraanstaande personen uit Suriname in Fort Zeelandia gevangen gehouden, verdacht van samenzwering tegen het militair gezag, en vervolgens doodgeschoten, met als
argument dat zij probeerden te ontvluchten. Sommige kogels zijn uitgeboord, om als forensisch materiaal gebruikt te worden. In 2009 werd een maquette geplaatst om de slachtoffers te gedenken. Ook de overgang naar het derde bastion, Zierikzee, was niet overdekt. De tweede verdieping werd er pas in 1784 bijgebouwd. Tegen de borstweringen aan waren er diverse gebouwen. Zo heeft er een smederij gestaan. Bastion Zierikzee is een zogeheten half landinwaarts bastion. Dit bastion heeft een eigenaardige vorm, omdat delen hiervan werden gebruikt om bastion Veere te redden. Het fort heeft als verdedigingswerk niet altijd voldaan. Wellicht dat men in 1872 tot dezelfde conclusie kwam, want in dat jaar kreeg het fort de bestemming van gevangenis, mede ook omdat Fort Nieuw Amsterdam in 1747 was gebouwd. Om als gevangenis te kunnen dienen, werden er talrijke verbouwingen gepleegd. Het fort bleef de functie als gevangenis behouden tot 1967, toen er in Santo Boma een moderne penitentiaire inrichting werd gebouwd. Overigens had bastion Middelburg, reeds toen het werd gebouwd, al de bestemming als gevangenis: de onderverdieping was bestemd voor de slaven of gewone manschappen, terwijl de bovenverdieping werd gebruikt als werkplaats van hogere officieren. De gevangenen mochten echter nooit langer dan een paar dagen in dit gebouw opgesloten worden, omdat alleen door één enkel gat licht en lucht naar binnen kon komen. Toch hebben Codjo, Mentor en Present, samen met ander slaven, daar maanden opgesloten gezeten, voordat ze levend werden verbrand, beschuldigd van het stichten van de grote brand van 1832. Ook Gebouw 4 heeft de functie van gevangenis vervuld. Daar waren zes gescheiden cellen, speciaal voor ‘zware jongens’. Cel 1 is bij de restauratie behouden gebleven, en is nu een herdenkingsplaats voor alle doden, die in de loop der eeuwen zijn gevallen in Fort Zeelandia, terwijl op de muur de positie van de overige cellen is aangegeven.
In het centrum van het binnenfort staat nu een zonnewijzer. Op die binnenplaats zijn op de meest gruwelijke wijze slaven afgestraft, omdat de eigenaren van de plantages hun slaven naar het fort mochten sturen om afgestraft te worden. Een van de meest beruchte lijfstraffen was de geseling van de ‘Spaanse Bok’ (handen en voeten werden vastgebonden en er werd een stok gestoken onder de knieën en de armen. De meestal naakte slaaf werd dan tot bloedens toe afgeranseld). Ook werden hier de verminkingen uitgevoerd, zoals het afhakken van een voet van slaven die een poging waagden tot weglopen en een hand van slaven die gestolen hadden. In 1688 werd gouverneur Van Sommelsdijck er door muitende soldaten, middels 40 kogels vermoord. In december 1922 werd op de binnenplaats een galg opgericht om de Fransman Alfons Coutanceau op te hangen, die in Nickerie een Chinees had vermoord. De galg is daarna nog tweemaal gebruikt. Later is het materiaal gebruikt voor reparatie doeleinden. Officieel is de doodstraf nog niet afgeschaft, maar is na 1924 niet meer toegepast. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden twee Nederlanders, die in Indonesië zaten, naar Suriname getransporteerd, verdacht van NSB-activiteiten. De twee, Raedt van Oldenbarneveldt en Van Poelje, werden op Jodensavanne geïnterneerd. Zij probeerden te ontvluchten en werden overgebracht naar Fort Zeelandia. Hier werden ze op zeer hardhandige wijze verhoord. Toen zij uitgeput naar hun cellen werden gebracht, werden ze in de rug doodgeschoten in opdracht van luitenant Meier, die kennelijk ook NSB’er was. De officiële lezing was, dat ze een vluchtpoging waagden. Het fort werd van 1967 tot 1972 gerestaureerd en beschikbaar gesteld aan het Surinaams Museum. In april 1982 werd door de militaire machthebbers in Suriname beslag gelegd op Fort Zeelandia. Het museum was toen verplicht te verhuizen. In juli 1994 kreeg het museum weer de beschikking over het zwaar verwaarloosde fort, en op 25 november 1995 konden, na een grondige verbouwing en dankzij Nederlandse hulp, de deuren weer worden geopend voor het publiek. Hiermee eindigt deze virtuele rondleiding door Fort Zeelandia / het Surinaams Museum.
Deze tekst is een bewerking van de tekst die de heer Hugo I. Brunings in juni 2014 heeft samengesteld ten behoeve van rondleidingen door Fort Zeelandia en het Surinaams Museum. Deze werd beschikbaar gesteld door de heer Laddy van Putten, directeur van het Surinaams Museum.