BELLEN BLAZEN OF HET GELIJK VAN NET-NIET
NET NIET
In een wereld waarin alles gericht is op meer, beter en mooier, valt ‘net niet’ steeds meer op. En het ‘net niet’ heeft veel kanten. Het is tragikomisch. De hardloopster die jaren heeft getraind, het geweldig doet op de baan en bij de laatste passen plots de bocht uit vliegt. De grote kolonel die na de bevrijding van Antwerpen in het Brabantse kleine dorp over een kogel struikelt. ‘Net niet’ is komisch. De jonge vamp die wankelend haar hoge hakken onder de knie probeert te krijgen. De in het pak gestoken manager, die in een kleine bedrijfskantine bij de bitterballenborrel zijn maidenspeech houdt. Het ‘net niet’ heeft schoonheid. Het ontroert en maakt dingen echter. Dat ene eigenwijze en ongerijmde ding dat de zo gestileerde kamer karakter geeft. Het is het roestige busje tussen een batterij glimmende campers. ‘Net niet’ is de nostalgie van de toekomst, zoals airconditioning door het schuifje in de 2CV.
Ergens net niet bijhoren of iets net niet kunnen is het grote verdriet. Bijna binnen handbereik, maar het net niet kunnen aanraken. Ook mensen onderscheiden zich in de - op het eerste oog - zo geslaagden en de net-nieters. Een uitzondering omringd door succes, zo lijkt het wel. Een belofte die is blijven hangen in bijna. Gewoon, net niet. Maar we lijken veel meer op elkaar dan het eerste oog doet vermoeden. We bewegen ons immers allemaal in een wereld met succes en welbehagen als norm. Geluk staat gelijk aan welvaart, rijkom en succes, is het beeld. Alles lijkt maakbaar en iedereen wordt door de samenleving opgestuwd om succesvol te zijn. Daarbij is het begrip ‘succesvol’ wel erg eenzijdig belicht. Naarmate je geluk en slagen exacter definieert en afbakent, vallen er ook meer mensen buiten. Op een rare manier werkt het maakbaarheidideaal zichzelf tegen en is het de suikeroom van het ‘wij’ tegen ‘zij’. Het verdeelt de wereld in de happy few en de anderen. Het gaat voorbij aan pech, toeval en geluk. Zo gaat het op steeds meer terreinen in ons leven. De media, de politiek, de arbeidsmarkt en de commercie bepalen vanaf de
ontwerptafel hoe de werkelijkheid eruit zou moeten zien. Vervolgens is het hard werken om dit in de praktijk te realiseren. En omdat dat nou eenmaal niet altijd helemaal lukt, worden de kleine twijfel en vlekjes verhuld. Hoog tijd voor een herwaardering van ‘net niet’. Leve de lulligheid van een morsige Jack Frost en het vakantiegevoel door een wat muizige lucht in een oude stacaravan. Lach je scheve tand weer bloot, vertel zonder gêne wat je nog niet kunt en wacht met de aanschaf van een nieuwe inrichting tot dat ene bankje weer lekker retro wordt. Hoera voor de ‘net-nieters’. We zijn met meer, we zijn echter en we verdienen beter!
BELLEN BLAZEN Een zeepbel is een wonderlijk ding: fragiel, glanzend en verbazingwekkend flexibel en sterk. Iedereen kan er een maken. Zonder moeite gaat ie naar ongekende hoogte en vliegt met de stroming mee. Bedrieglijk is ie ook. Alle omstandigheden moeten perfect zijn om de zeepbel in de lucht te houden. Hij kan op elk onvoorzien moment uiteenspatten. Kleine aanleiding, grote knal. Veel dingen die niet goed genoeg functioneren, maar wel de schijn hebben prima georganiseerd te zijn, blijken zeepbellen. Als de zeepbel zwak dreigt te worden, blazen we er gewoon nog wat lucht bij. En hup daar gaat ie weer. Op hoop van zegen. Er zijn veel zaken doorgeschoten en opgeblazen. In het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de media en in de regelgeving. Het is er heel geleidelijk, bijna ongemerkt, ingeslopen. Het is een proces, waar we allemaal in meer of mindere mate wel aan mee
hebben moeten doen. Onze welvaart gericht op groei, rijkdom en uitblinken is een autonoom proces. Het gaat steeds harder, raakt steeds meer mensen en kent geen rem. De laatste tijd zijn al de nodige zeepbellen uiteengespat: de huizenmarkt, de banken en misschien de euro. Stuk voor stuk zaken die goed en eerlijk geregeld waren, totdat…. We gingen bouwen in de naoorlogse jaren en groeien in de jaren ‘60 en ‘70. In enkele generaties tijd is de welvaart enorm toegenomen. Vanaf de jaren 90 beklommen we de ladder: succes, financiële zekerheid en status. Hoger, hoger, hoger! Een eigen woning, rijk, onafhankelijk, succesvol en bekend. Allemaal ‘druk’, slim, gelukkig, mooi en jong. Allemaal even uniek en iedereen geniet. En inmiddels elk op onze eigen luchtbel. Nu het windje in de rug zich langzaam tegen ons keert, realiseren we hoe kwetsbaar alles is.
De mantra van meer, maakt dat we inmiddels veel te verliezen hebben. De prijs voor het prachtige opstijgen en de vergezichten, is dat de grond wel heel ver weg, onder ons vandaan, is gegleden. Het is dalen of neerstorten en de zeepbel zelf bepaalt hoe onze landing gaat worden. De economen en politici sussen en stellen gerust. Het zal allemaal wel weer goed komen. Meer mensen aan het werk, meer geld uitgeven en meer vertrouwen, is de oplossing. De ene bel is nog niet doorgeprikt of de nieuwe blaast zich weer de lucht in. De arbeidsmarkt en welvaartsdroom komen evenals veel andere dingen uit hetzelfde potje bellenblaas. Een mengsel van overwaardering, blind vertrouwen en een statusgerichte samenleving die terloops steeds meer vertelt hoe geluk en succes eruit zouden moeten zien. Pfff,p pfffff, pfffff, pffffffffff…………
COMPLEX Complexiteit blaast dingen op die eigenlijk helemaal niet zo bijzonder zijn. Het is het echtpaar dat samen discussieert in welk jaar, op welke plek en met wie ze een bijzondere ervaring hebben opgedaan, waardoor je nauwelijks nog meekrijgt welke ervaring dat nou was. In een wens alles zo goed mogelijk te gaan organiseren of uit angst om fouten te maken, breidt de complexiteit zich ongegeneerd uit. In detail wordt alles goed en zorgvuldig geregeld, maar al deze goed geregelde, kleine dingen groeien samen tot een verwarrende kluwen. Het is allemaal vastgelegd, geregeld en dichtgetimmerd. De copy-paste mogelijkheden van het digitale tijdperk dragen daar blijmoedig aan bij. Het herhaalt zich en draait in kringetjes. De gedetailleerde correctheid en zorgvuldigheid van de complexiteit verstikt en remt. Het versnippert, leidt af en verhindert realisatie. Alles transparant, maar met zoveel transparante zaken, is het zicht toch belemmerd. Het wordt steeds moeilijker om hoofd- van bijzaken, echt van onecht en het goede van het minder goede te onderscheiden.
Complexiteit heeft de schijn van correctheid, maar het voedt het onbehagen. Het suggereert dat zaken goed geregeld zijn. Hoe groter de polis hoe zekerder de veiligheid, of toch niet? Eenvoud lijkt makkelijk en complexiteit moeilijk. Complex is dan gewichtig en moeilijk, dus heel belangrijk. In onze samenleving wordt deze zelfbenoemde gewichtigheid beloond. Hoe complexer het bedrijf, het product of de werkzaamheden, hoe hoger de beloning. De complexiteit van woekerpolissen, van de huidige crisis en van de beveiliging van computersystemen, niet zelden is de complexiteit een versluiering van winstbejag . De roep om eenvoud klinkt steeds vaker. Kleiner wonen, minder verplichtingen, minder regels, niet meer volledig afhankelijk van de commercie, duurzamer omgaan met grondstoffen en dichterbij wonen en werken. Mindfullness, buurtmoestuinen en stadsjungles. De uitwerking van deze nieuwe idealen zal in de praktijk voor velen tegenvallen. Dromend van een zelfvoorzienend leven, hoef je niet handmatig een haasje te slachten, kip te plukken of poep te scheppen. De dromen zijn misschien niet zo heel realistisch maar wel een uiting
van de groeiende wens om een en ander terug te brengen tot normale proporties. Eenvoudiger, simpeler, directer en eerlijker. Iets vereenvoudigen is verschrikkelijk moeilijk. Het is veel makkelijker zaken te laten groeien en woekeren, dan het eenvoudig te houden. Het vraagt kennis om terug te gaan naar de kern. Het vraagt lef, om het niet weer opnieuw in detail te willen gaan regelen. En vertrouwen dat we ons niet alleen laten leiden door regels en beperkingen, maar ook door het gemeenschappelijk belang en het goede. Het stille verlangen van velen naar minder ruis, minder herrie en drukte, maakt nog geen decibellen.
TOVENAARSLEERLING Elk kind is meestal zichzelf en heeft zijn eigen kwaliteiten. Het kan sommige dingen heel goed en andere weer niet. Simpel feit, komt geen falen of slagen bij aan te pas. In de ideale situatie leren ze elk hun diverse talent benutten en vormen ze een grote grabbelton vol vaardigheden en kennis waar iedereen profijt van heeft. Leerdoelen, rugzakjes, onderzoeken, leerbegeleiding, Cito-toetsen en weerbaarheidtrainingen. Nog voor het veterdiploma, zit een kind al op de lopende band om te worden opgepoetst, gerepareerd en klaargestoomd. Na de middelbare school begint – als je geluk hebt – de studietijd. In aanvulling op de kans om te studeren krijgt de student een paar jaar de tijd om te ontdekken, fouten te maken en zijn weg te zoeken. Het carnaval van het leven. Nog even voor het vasten, voor het keurige burgerschap, mag alles wat later niet meer mag. Sterker nog, zonder ongedierte en kratjesmuren in het studentenhuis, geen echte student. Bieren en brallen in de juiste sociëteit als basis
voor een stevig netwerk van vrindjes. Naïeve kuikentjes blazen zichzelf op als haantjes en spreken zonder gêne over feuten en andere dingen die ze eigenlijk nog niet helemaal snappen. Dus hup, de student slikt de vernedering van de ontgroening en de vieze smaak van het waterige bier snel weg en doet gewoon mee. In de waan van succes en resultaatmeting worden studies steeds verder uitgekleed. “Snel afstuderen, meetbare resultaten en werkervaring opdoen” is het adagium van degenen die zelf zich jarenlang vrijblijvend hebben kunnen verdiepen in hun wetenschappelijke studie. Onder financiële tijdsdruk combineren studenten nu een studie met bijbaan, stage en andere manieren om hun cv op te bouwen. Een vrijblijvende verkenning van hun toekomst is er niet langer bij. Voor de kinderen met vakonderwijs of middelbaar onderwijs worden de carnavalsjaren helemaal overgeslagen. Jonge kapsters, monteurs en boekhouders moeten meteen aan de bak. Geen staatssubsidie om de overgang van thuis naar eigen huis via een studentenkamer te laten verlopen. Meteen de volle verantwoordelijkheid van werken en sparen voor de toekomst.
Het onderscheid tussen hoger en lager onderwijs lijkt inmiddels wel achterhaald. Maar degenen zonder kans op HBO en universitair onderwijs, hebben structureel een lager inkomen. En dit verschil stapelt zich in de loop er jaren op. Geen wonder dat elke ouder zijn of haar kind graag op het HBO of de universiteit ziet. Het papiertje regeert, we leven in een diplomacratie. De Nederlandse politieke, bestuurlijke en economische top bestaat voor het overgrote deel uit mensen met een academische opleiding. Het papiertje is belangrijker dan kennis of ervaring. En om te bewijzen dat we kunnen wat we zeggen dat we kunnen, komen er steeds meer papiertjes bij. Papieren veiligheid. Hoog tijd voor herwaardering van diploma’s op basis van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en de relevantie van het werk in plaats van de fictieve “hoogte” van een onderwijspapiertje. Waarna iedereen kan genieten van de uitkomsten van goed wetenschappelijk onderzoek, deskundige hulp van een medicus, lekker brood van de bakker, de zorgzame hulp van een verzorgende en een vakkundige oplossing bij een storing.
KLEREN VAN DE KEIZER Daar staan ze dan, titel op zak, klaar voor de sprong naar de arbeidsmarkt. Een beetje geholpen door een restje studentenovermoed, het vertrouwen in de waarde van het papiertje en het applaus van de ouders springen sommigen meteen zo hoog mogelijk op de ladder. De gouden mantel van de keizer losjes om de schouder geslagen. Ze noemen zichzelf high potential, ambitieus en deskundig. Zonder twijfel stappen ze op hun doel af, onderhandelen een goede positie en gaan aan de slag. Je kent wie je bent. De leidinggevende herkent zichzelf al snel in de jonge geestdriftige sollicitant. Zijn jonge overmoed en enthousiasme is ook aanstekelijk. Hij wordt opgeleid, ingewerkt en daarna in het diepe gegooid. En het mooie is dat hij vanzelf hard en goed gaat zwemmen. Kwaliteit bewijst zichzelf. Iedereen blij en trots. De basis is gelegd en het succes wordt gedeeld.
Op naar de volgende golf en nieuwe uitdagende stroomversnelling. Gesterkt door een positieve ervaring en met het recente succes nog in de benen. Mocht het zwemmen in een enkel geval niet lukken, dan zal de organisatie proberen om de nieuwe aanwinst niet te laten verdrinken of teleurgesteld de kant op te laten klimmen. Ach, met de hoogspringer komt het eigenlijk altijd wel goed. Maar niet iedereen is altijd een hoogspringer. Door ontslag, economische omstandigheden of botte pech wil het ook wel eens niet lukken. Dan volgt een heel andere route. Degenen zonder het windje in de rug van zelfvertrouwen nemen de vacature-eisen heel serieus. Waar het bluffen, het ‘merk ik’ en het opblazen van je eigen cv een noodzakelijk kwaad en gemeengoed is geworden, wordt onzekerheid of twijfel gewantrouwd. Afwijzingen en de vele selectieprocedures zijn een aanslag op het zelfvertrouwen. Als het dan gelukt is de baan te krijgen, is het een eerste succesje na vele teleurstellingen. De glans is er dan wel vanaf. En zo wordt de opklimmer zijn eigen selffulfilling prophecy.
Elke vervolgstap in de carrière is gebaseerd op de startpositie. Opleiding, motivatie en competenties zijn niet langer de graadmeter voor een nieuwe kans, de meest recente werkervaring is dat wel. De wind in de rug voor de hoogspringer is wind tegen voor de opklimmer. Veel hoogspringers zijn na verloop van tijd gaan geloven dat ze het volledig op eigen kunnen en wilskracht hebben bereikt. Het juiste moment, het windje mee, wordt voor het gemak weggelaten en alleen de eigen prestatie blijft staan. De anderen gaan mee in die gedachtegang en zien daarin het bewijs van eigen falen. De kleren van de keizer hangen niet al lange tijd tussen de mottenballen. De gouden weefsels zijn gemaakt van goede wil en inzet, zelfvertrouwen en wat mazzel. Alleen de succesvolle, geslaagde mensen dragen ‘m met nonchalance als bewijs van hun kunnen. Jammer, want de kleren van de keizer, passen ons allemaal.
TEKENTAFELSTRATEGIE We zien onszelf graag als zelfstandig opererend en unieke denkers. Helaas, ideeën zijn zelden uniek, volledig vernieuwend of grote vergezichten. Wat ons bij meerderheid individueel bezighoudt, uit zich collectief in de samenleving en de producten die we ontwikkelen. Burgers en politici stellen elkaar voor een onmogelijke opgave. Om op een succesvolle manier aandacht te vragen voor een probleem, moet het probleem zo urgent en groot mogelijk gepresenteerd worden. Een oplossing moet weer zo pakkend, helder en eenvoudig mogelijk zijn om haalbaar over te komen. De burger wil het probleem opgelost zien, de politicus wil de oplossing geven die binnen zijn macht ligt. Hieruit volgt de overtuiging van politici dat de oplossing door hen gegeven kan en moet worden. En de politieke oplossing begint met andere formuleringen in het beleid en nieuwe motto’s. Semantiek. Meer respect voor mensen in de hulpverlening of onderwijs? Nieuwe wet ! Wens om betere resultaten? Wetswijziging! Politieke jeuk? Amendement of motie!
Het aantal wetswijzigingen, amendementen, moties, Kamervragen en spoeddebatten als graadmeter voor het functioneren van de politicus. Het middel wordt een doel op zich. Veel tijd, inzet en geld voor een letter op papier die weliswaar de naam van de initiatiefnemer of partij op de politieke kaart heeft gezet, maar geen oplossing is of al weer snel door de actualiteit wordt ingehaald. Papieren beleid komt nauwelijks nog van de grond. Het lijkt wel of wetsvoorstellen en wetswijzigingen ons eigenlijk niet zo veel kosten. Maar in werkelijkheid zijn de kosten enorm en is er voor heel veel mensen heel veel tijd mee gemoeid. Nadat een wetswijziging is geschreven, buigen eerst de leden van de Tweede Kamercommissie, de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zich erover. Meestal betreft het wetgeving die lokaal uitgevoerd wordt. Alle gemeenten moeten vervolgens de eigen gemeentelijke verordeningen aanpassen en herschrijven. Enige honderden gemeenteambtenaren zijn hier enkele weken mee bezig. Dan gaan de verordeningen via inspraakorganen naar het college, de commissie en de gemeenteraden. Honderden lokale politici buigen zich erover en stemmen erover. En dan is het – na enige maanden - op papier geregeld. Waarna de uitvoeringspraktijk erop kan
worden aangepast, de klanten worden geïnformeerd en de informatie op de websites en in richtlijnen worden geactualiseerd.. Een wettelijk kader of richtinggevend beleid werkt alleen als het een breed, algemeen kader is dat jaren meegaat en ruimte laat voor de uitvoeringspraktijk. Door de wet en het beleid telkens weer opnieuw te formuleren, wordt de ontwikkeling keer op keer gestagneerd. Zo gooit de politiek een frame van een fiets elke keer onder een metaalwals als de fiets een nieuwe bel of verlichting nodig heeft. Plannen zijn statisch. Het suggereert een vast ijkpunt, terwijl in werkelijkheid alles in beweging is. Alles wordt tot in detail op papier vastgelegd in de hoop dat alle eventueel voorkomende problemen of oneerlijkheden op voorhand al kunnen worden ondervangen. En als een wet er eenmaal is, wordt die zelden weer ingetrokken. Wel uitgebreid, aangevuld, gewijzigd… Zonder plan of route wordt de bestemming niet bereikt. Maar doorlopend beleidswijzigingen doorvoeren is zoiets als dagelijks de hoogte van de golven meten om de zee te bedwingen. Goed verhaal, punt eronder en in de la. Opgelost!
TIJGERMENNEN Als beleid niet van de grond komt, wordt het een papieren tijger. Het streven naar regulering, professionalisering en opschaling is voer voor de papieren tijger. Onze samenleving blijkt minder maakbaar dan ooit gedroomd. In een poging grip te blijven houden, is het antwoord van de overheid een steeds verder doorgevoerde regulering, op steeds meer terreinen. Condoomgebruik, ouderparticipatie op scholen, eetpatronen, noem maar op. De overheid als goedbedoelende bemoeial en wijzend vingertje om onze zelfredzaamheid en gedrag in goede banen te leiden. Decentralisering, professionalisering en digitalisering, de overheid als diensverlener en zorgaanbieder trekt zich steeds verder terug. Zaken worden overgeheveld aan de lokale overheid of de private markt. De overheid houdt daarbij wel vast aan de controlerende en toezichthoudende taak. Waar de dienstverlening steeds verder afneemt, groeit het toezicht en de controle. Dreigen met de zweep in de verwachting dat de tijger dan zijn beste kunstje doet.
Sinds 1980 is het aantal wetten bijna verdubbeld, we hebben er nu ongeveer 2000. Vanaf de jaren 90 kwam de wettenregen echt op gang: voor elk onderwerp een nieuwe wet. Elke wet voorzien van voorschriften over hetgeen tot in de details wettelijk verplicht geregeld moest worden in verordeningen, beleidsregels, uitvoeringsbesluiten en richtlijnen. Met de wettenzwelling kwam ook de privatisering. Naast een middel om zo goedkoop mogelijk in te kopen, is de aanbestedingsplicht ook een kostbare, rituele dans. De opdrachtgever beschrijft op papier zo goed mogelijk wat hij wil hebben onder welke voorwaarden. En dan maar hopen dat bij de offertes er een dienstverlener is die daadwerkelijk levert wat hij in zijn offerte belooft en er uit deze procedure inderdaad de beste dienstverlener uit de bus komt. Met de privatisering kwam ook het contractbeheer. Veel tijd gaat op aan het controleren en checken van de managementinformatie en het gelijkstellen van de verschillende administraties. Schaven, corrigeren en aanvullen tot de administratie bewijst dat de administratieve werkelijkheid van beide partijen klopt.
De opdrachtgever en opdrachtnemer in de ijzeren greep van de overheidsstrateeg. Beleid heeft de neiging te woekeren en zich ongebreideld te vermenigvuldigen. Het is een autonoom zwellingproces zonder rem. Voor elk nieuw probleem een wet of regelgeving. Elke oplossing vastgelegd en geformuleerd. Werkt de oplossing toch niet? Wetswijziging, nadere regelgeving of aanvullend beleid. De letter regeert. Gelukkig herkent ook Den Haag dit gevaar. Er kwam een taskforce tegengaan regeldruk, geldelijke steun voor de Kafka-brigade en nog vele andere initiatieven. Elk weer met een website, procedures, werkprocessen en nieuwsbrieven… Het vak van beleidsmedewerker veranderde in een paar jaar tijd geleidelijk tot dossierbewaker, letterzetter, knoppendrukker en papieren tijgertemmer.
ETIKETTEN PLAKKEN In de jaren ’90 werkte een groepje jongeren voor de sociale dienst. Ze werden dagelijks opgehaald door een wat strenge en vaderlijke begeleider. Als je niet uit je bed kwam, haalde hij je er wel uit. Onder duidelijke instructies werkten ze samen aan projecten. Ook individueel werd laagdrempelig hulp geboden. Mensen met een verstoord dag- en nachtritme werden ’s ochtends wakker gebeld. De jongere die geen initiatief nam, werd even meegenomen naar het dichtstbijzijnde uitzendbureau. Iemand kon op basis van goede afspraken met behoud van uitkering tijdelijk aan de slag bij een potentieel werkgever. En als het verwaarloosde gebit het krijgen van een baan in de weg stond, kon bijzondere bijstand verstrekt worden. Kortom, de klantmanager kreeg de ruimte en de tijd om mensen maatwerk te bieden en de klant kreeg hulp op maat. Met de komst van de methodiek werd de dienstverlening geïnstrumentaliseerd en gecommercialiseerd. ICT-systemen werden ontwikkeld om met diagnostische methoden de afstand tot de arbeidsmarkt te bepalen.
Is ook een beetje het meten van de golven natuurlijk. Op papier kan een mopperige, onverzorgde en ongeïnteresseerde vrouw een vrij kansloze kandidaat voor een datingsite zijn. Maar zodra zij haar wederhelft tegen het lijf loopt en de vonk overslaat, blijkt de zinloosheid van een statische kansberekening en het etiketje. De groeiende systematisering laat steeds minder ruimte voor het toeval, de individuele insteek en de kansen voor werkzoekenden. De sociale dienstverlening wordt steeds meer “bedrijfsmatig” gerund, maar in plaats van de energie, tijd en geld te steken in het bedrijfskapitaal (werkzoekenden) en productverbetering (reintegratie) of de afzetmarkt (creëren van mogelijkheden op de arbeidsmarkt), gaat het geld op aan bedrijfsvoering en administratie (verordeningen, resultaatmening en het uitbetalen van de uitkering). De nadruk ligt op controle en toezicht, niet op de kwaliteit van dienstverlening. Werk boven inkomen, een uitkering alleen zolang je nog geen werk hebt. Prima uitgangspunten. Mits werk daadwerkelijk voor iedereen beschikbaar is en elk individu dit kan bereiken.
De meeste mensen met een uitkering zouden gaan werken als voor hen concreet een baan beschikbaar is. Een deel van hen wil zielsgraag werken en heeft er alles voor over en slechts een kleine minderheid heeft niet zo’n zin in werk en vindt het wel best zo. Het beleid is vooral gericht op deze minderheid. De beleidsmedewerkers en de klantmanagers zijn gebonden aan de eisen van papier (beleid schrijven, rapporteren en vastleggen). Met jeukende handen zijn ze gebonden aan het toetsenbord. Tijd en middelen om lokale initiatieven te ontplooien zijn beperkt. Degenen die werken in een baan die hen zelfontplooiing en verwezenlijking biedt, verplichten anderen genoegen te nemen met een inperkende positie met weinig speelruimte en mogelijkheden. De verplichting om te werken enkel in het publieke economische belang. De verwachting dat je eenmaal aan het werk in een startpositie je makkelijker op zoek kan gaan naar een baan die wel bij je past, is vooral een papieren belofte. Rechts gilt dat “ze” makkelijk aan de slag kunnen en moeten, links huilt dat “ze” wel willen maar dat ze buitengesloten worden. En de werkzoekende? Hij hoort het schelden van rechts, troosten van links en zit nog steeds op de bank.
@-KAFKA In de ideale situatie schept de politiek randvoorwaarden, bewaakt de grenzen van de democratie en creëert zo de spelregels en ruimte waarbinnen wij met elkaar onze samenleving vorm geven. De politiek kent geen slimme oplossingen, doorsteekjes en bezweringsformules. Toch wordt dat in de laatste decennia in toenemende mate van de politiek verwacht. En let op met wat je vraagt, want je kunt het krijgen! Als iemand struikelt, zal een omstander die roept dat ie niet wil helpen, geen vrienden maken. Maar hard roepen dat je geholpen hebt terwijl je gewoon bent doorgelopen is misschien wel erger. Toch is dat wat er steeds meer gebeurt. Organisaties en bedrijven beloven steeds meer, maar de hulp blijft steeds vaker hangen in kretologie. De dienstverlening wordt steeds meer vormgegeven in een aanbod van websites. Dat merkt ook de werkzoekende die bij de overheid aanklopt. Op de website www.werk.nl krijg je “hulp” bij het vinden van een baan. Ondermeer door een overzicht van competenties bij
verschillende banen. Een woordenbrij vlotte vacaturetaal die zich uitstort over het computerscherm. Op de website www.ervaringscertificaat.nl wordt de bezoeker begroet door stereotype werknemers. Je ziet ondermeer een verpleegkundige met fleurige crocs en een stoere bouwvakker die al kronkelend proberen uit een te kleine bekisting te komen. Deze site belooft dat je door het in kaart brengen van competenties meer kansen op werk hebt. De kosten van het ervaringscertificaat variëren tussen de 700 en 1.500 euro. Voor een papiertje dat bewijst dat je kunt wat je zegt dat je kunt. Het ministerie van sociale zaken heeft de website www.ikkan.nl gelanceerd. Voor deze campagne is een bedrag van 6 miljoen euro uitgetrokken. De website belooft: “ik kan je helpen. Iedereen kan iets wat nuttig is. Veel mensen hebben al laten zien hoe belangrijk het is om je talenten in te zetten in een zoektocht naar een baan. En daarbij verder te kijken dan je opleiding of laatste beroep.” De site helpt bijvoorbeeld met de campagne Loos Momentje: “Jongeren tot 27 jaar krijgen niet zomaar een uitkering. In deze campagne wordt die druk juist weggehaald. En worden de jongeren gewezen op momenten waarop ze zelf over hun keuze kunnen nadenken.”
Dan is er de site www.talentenvertaler.nl . “Voer in wat je kan en laat je talenten vertalen in allerlei suggesties voor beroepen die daarbij passen. De Talentenvertaler is geen vacaturebank, maar vergroot wel je kans op een baan die bij je past.” Voorbeelden van de talenten die je kunt kiezen zijn ondermeer: Lesgeven (inspanningsfysiologie), muskusratten vangen/bestrijden, hakken met elektrische hamers, pannenkoeken bereiden, trainen (zeedieren), sportattributen testen, titelapparatuur bedienen, vliegen (nationaal) en luchtfoto’s maken. Naast de logische opties, bestaat de uitkomst uit een eindeloze reeks banen waar een specifieke opleiding voor nodig is of waarvoor een bevoegdheid nodig is, waaronder polemoloog. Polemoloog? Een polemoloog “onderzoekt de oorzaken van oorlog en de voorwaarden voor het verzekeren van vrede.” Wat een opbrengst. De bezoeker staat, met een beleefde glimlach nog op de lippen, met lege handen. De commercialisering en digitalisering van dienstverlening als hogesnelheidstrein naar de wereld van Kafka.
PAALZITTEN De arbeidsmarkt is het speelveld van werkenden en voor enkelen zelfs een prettig park vol mogelijkheden. Voor anderen wordt het steeds vaker een onneembare veste. Een baan waar je in de loop van jaren in gegroeid bent door hard te werken, functioneert bijna ongemerkt als een bewijs van je kunnen. Hierdoor wordt onbewust de redenering gevoed dat mensen met minder gewaardeerde banen minder kunnen. Pas als je zelf weer in de situatie komt dat je weer gemeten, gewogen en gekeurd wordt op de arbeidsmarkt, ervaar je de problemen. Het blinde vertrouwen dat de arbeidsmarkt voor iedereen even toegankelijk is en dezelfde kansen biedt, is een mythe. In Den Haag wordt dan ook gesproken over een versoepeling van de arbeidsmarkt. Werkgevers kunnen op deze manier meer personeel aannemen en makkelijker mensen ontslaan. De achterdeur wordt op een kier gezet maar de voordeur zit nog potdicht. Het hoge hekwerk van functie-eisen houdt deze markt star. In de wens om zo goed mogelijk personeel te kunnen vinden, worden steeds
hogere eisen opgesteld. Door deze groeiende en steeds meer vergelijkbare voorwaarden, worden we allemaal gedwongen om zo goed mogelijk naar deze eisen toe te schrijven. Of je nou schoonmaker of manager wilt worden, je bent natúúrlijk enthousiast, besluitvaardig en een teamspeler met eigen initiatief. Elk bedrijf, elke vacature en elk profiel van de kandidaat lijken zo langzamerhand op elkaar. Zo wordt de fictie werkelijkheid en de arbeidsmarkt een toneelspel. Er zijn heel veel mensen die na verloop van tijd in hun werk uit hun jasje groeien of ander werk willen doen. Minder dan de helft van de mensen is uiteindelijk het beroep gaan uitoefenen dat aansluit op hun opleiding. Desondanks staan er nog steeds specifieke opleidingseisen in de vacatures. Ook bij beroepen die gewoon in de praktijk te leren zijn of waarvoor vooral bepaalde vaardigheden en interesses nodig zijn. Opvallende uitzondering op de regel vormen mensen in de top van de politiek, media en commercie. We zien mensen switchen van bioloog, hoogleraar, columnist, minister van cultuur tot financieel adviseur in
crisistijd. Vakbondsmannen worden bestuurder en boegbeeld van de ‘tegenpartij’. Je bent wie jij kent en wie jou kent. De opleidingseisen, ervaringseisen en opgezwollen functiebeschrijvingen maken dat we allemaal paalzitter zijn geworden. Volhouden, vasthouden en niet bewegen. Je mag er best bij, maar dan moet je eerst even klimmen…
ERIN GEROLD.. Shakespeare schreef het al, de hele wereld is een toneel. Op het toneel wisselen de decors en verhaallijnen snel. Kinderen switchen nog makkelijk, op de eigen verjaardag lopen ze trots rond met een papieren kroon en voelen zij zich even heel bijzonder en speciaal. Ze genieten ervan, maar hechten er niet aan. De volgende dag wordt de hoofdrol met even veel plezier gegund aan een ander kind en is er weer het plezier in de bijrol. Ze weten dat ze even belangrijk zijn door de feestmuts. Een kind verliest zichzelf niet in één rol. Voor volwassenen lijkt dat moeilijker. We zijn gaan geloven dat de rol de kwaliteit van de acteur bepaalt en daarmee een verworven recht is. De held heeft immers altijd de hoofdrol. Als gevolg daarvan leeft de angst van een gevierde acteur die niet langer de hoofdrollen krijgt en zich compleet afgewezen voelt. Ons statusgeoriënteerde maakbaarheidsdenken doet ons geloven dat alleen wijzelf onze positie of rol bepalen en we beoordelen de acteur vervolgens aan de hand van zijn rol.
“Wat doe je?”. Ons beroep bepaalt wat we doen, het bepaalt in welke regio we wonen en de hoogte van het inkomen bepaalt de rest: de wijk de woning, de kringen waar we ons in begeven. Je beroep definieert voor een groot deel je maatschappelijke positie. Het bepaalt hoe we ons ten opzichte van anderen voelen, gedragen en hoe we ons positioneren. In die zin spelen we elk een rol in het grote rollenspel. We worden ons beroep. Bij de analist denken we meteen aan een analytisch persoon, de socioloog is een warm en sociaal mens en de financieel specialist zal wel wat zuinig of berekenend zijn. De betweterige docent, de regelende officemanager, de creatieve schrijver en de klussende monteur. Je beroep is de context geworden waarbinnen al je kwaliteiten, eigenaardigheden en vaardigheden worden beoordeeld. De context bepaalt de waarde. Een dun persoon geniet van een patatje, een dikkerd vreet zich weer eens ongegeneerd vet. De magere vrouw is nerveus, de dikkerd is gezellig. De artistiekeling is wars van de burgermoraal, de eenling verwaarloost zichzelf.
De mooie dame bij ons in de PC gunt zichzelf een heerlijk proseccootje, de huisvrouw in joggingpak drinkt haar verdriet weg met pleegzusterbloedwijn. De BN ‘er is zo lekker zichzelf, de bijstandsmoeder moet wat van zichzelf maken. Tussen jonge mensen ben je al snel oud, in het bejaardenhuis een jonkie. In de hot spot is het vrijzinnige homostel een verrijking, in de winkelstraat een provocatie. Natuurlijk herkennen we zelf die context ook, dus gaan we toneelspelen. De dikkerd eet het patatje stiekem. De kunstenaar doet snel de TROS tune op tv uit als er mensen aanbellen. Vrouwen spelen steeds vaker hun meisjesrol om maar niet als bejaarde, oude vrouw te worden afgeschreven. En zo worden we langzaamaan acteur en, soms zelfs, een karikatuur.
VIRTUOOS
Na de plek van de wieg, geloven we nu heilig in de mogelijkheden van elk individu. Iedereen kan wat van zichzelf maken, sterker nog: dat is geworden tot een plicht. En wat je van jezelf moet maken wordt steeds meer voorgeschreven. De talenten woekeren. The voice of Holland, Hollands next topmodel, chef-kok, topontwerper, hairguru; elke beroepsgroep en elk talent wordt in competitie ontstoken en er kan er maar één de beste zijn. Specifieke talenten of vaardigheden worden de voorgeschreven norm en daardoor bloedsaai. Ons venster op de wereld wordt steeds vaker een eenzijdige belichting van de werkelijkheid. Het woeden der ego’s wordt zo langzamerhand slaapverwekkend. We zijn gaan geloven dat de culturele ontwikkeling zich alleen in positieve richting beweegt. De kunst wordt steeds beter! We hebben ons eindelijk vrijgemaakt van de wetmatigheden van de kunst. Door de bril van het nu, verblind door de momentopname, wordt alles gemeten en beoordeeld.
Klakkeloos herhalen we dat Mona Lisa een geheimzinnige glimlach heeft, roemen we Caravaggio die via verborgen symboliek uit de kast komt of smullen van de wellustige fantasie van Rubens en de banaliteiten van Jeroen Bosch. Elke kunstenaar in elk tijdvak wordt beoordeeld aan de mate waarin hij of zij zich artistiek vrij heeft gemaakt van de traditie. Het kunstenaarsbeeld van de creatieve, artistieke en buitenissige kunstenaar, is een wensgedachte van romantische schrijvers en psychoanalytici. De schilder was tot de 19e eeuw vooral in dienst van het lokale bestuur of de kerk, om diens boodschap te verwoorden. Zeg maar, de reclamemakers en voorlichters van die tijd. Toch blijven we hun werken beoordelen in de context van artistieke waarde en persoonlijke kleuring van de kunstenaar. Sinds de 20e eeuw is kunst paradoxaal en controversieel. Kunst heeft daarmee aan vrijheid ingeboet. Kunst is niet meer vrij in haar streven (schoonheid, verbeelden, verwoorden, vermaken, onderhouden, creëren of choqueren). Kunst móet inmiddels schuren, irriteren, tot nadenken aanzetten of provoceren. De kunstenaar als hofnar. Binnen het hof wordt deze buitenstaander uitgenodigd om de waarheid te vertellen. En dat was destijds nodig.
Een frisse blik en doorgeefluik van hetgeen er buiten het hof echt leefde. De hofnar die in zijn rol niet serieus wordt genomen en daardoor de waarheid kan, mag en moet vertellen. De hofnarren van onze tijd zijn geen outsiders meer. Ze zitten aan de dis bij de keizer. Zonder hofnarrenpak zijn het wat zeurende, irritante, uitgezakte mee-eters geworden die met volle mond bij elke hap het eten becommentariëren. Alles is al gedaan, geen heilige huisjes meer kapot te krijgen, dus ook hier woekeren de extremen. Het beeld van concentratiekampen dat gebruikt wordt als artistieke decoratie, de verkoop van eetproblemen en het daardoor aftakelende lijf als kunstvorm en kabouter buttplug. Het verhaal, het kunstenaarsbeeld en de commerciële waarde legitimeren de kunst. De hofnar die de keizer uitlachte doet nu zelf de mantel om en eist dat niemand hem uit zal lachen. Om de keizer lachen we samen, OM KUNST NIET!
MEISJESMANTRA EN POWERVROUWEN Van larf naar pop, rups tot vlinder, elk stadium met zijn eigen voordeel. En toch blijft de meisjesmantra rondzingen. Bijna ongemerkt wordt ons een steeds eenzijdiger beeld voorgehouden van de ideale vrouw. Slank, jong, rimpelloos, mooie haren, glanzende oksels, spiegelwitte tanden en een glad geschoren meisjesgeslacht. Ons lichaam als drager van onze eeuwige zelfgekozen identiteit. De commercie biedt het hele pakket. Iedereen slank, mooi en jong. Allemaal aan de naald, het mes en de wonderpillen. De plastificatieindustrie kent geen grenzen. Een industrie die repareert wat niet stuk is, repareert wat misschien ooit stuk zou kunnen gaan en de eigen reparaties ook weer herstelt. ‘Mooi zijn’ verwordt tot een keuze, het ‘lelijk blijven’ wordt dan je eigen schuld. We smullen bij programma’s met “obscene” lichamen, als heerlijke spiegel om te bewijzen dat wij niet zo slap, lui, mateloos en lusteloos zijn. En met het verliezen van de kilo’s spiegelen we ons aan hun heldenmoed, dadendrang, doorzettingsvermogen en karakter.
De tijd is lief voor ons. De spiegel laat ons geleidelijk wennen aan het voortschrijden van de tijd. Ons lichaam draagt ons door de cyclus van het leven. Nu alles mogelijk is om je lichaam te vormen naar een tijdsbeeld, kunnen we op elk gewenst moment de klok stilzetten en ons uiterlijk fixeren. Altijd lente! Het hoofd als schim van je verleden op een moe, geleefd lijf in de steunkousen van de actualiteit. Voor de spijtoptanten zal de industrie tegen die tijd vast wel een aanbod ‘natuurlijk oud’ in de schappen leggen. De maakbaarheid voorbij. Goed, beter, jammer. Ook de vrouwenemancipatie krijgt langzaamaan een dwingend karakter. Meer vrouwen aan de top is het eenzijdige credo. Het is een roep aan alle vrouwen om het glazen plafond te doorbreken en haar plek in de directie- of bestuurskamer op te eisen. De top wordt verkocht als een uitdagende positie waarin macht, geld, onderhandelen, invloed uitoefenen en status geboden wordt. Plaatsnemen aan een vergadertafel met vooral mannen in pak die aan de hand van targets beslissen over harde resultaten, ontslagen en bedrijfsdoelen.
Het is de dwingend voorgeschreven uitnodiging om mee te gaan in de mantra van meer, mooier en meedraaien in de bedrijfshiërarchie zoals die enkele decennia geleden door onze vaders is vormgegeven. Vrouwen die parttime werken in verband met de zorg voor hun kinderen of omdat zij tevreden zijn met een lager inkomen in ruil voor meer tijd, worden opgeroepen meer te gaan werken onder het motto emancipatie. Het heeft natuurlijk niks met emancipatie te maken en alles met de dwang van economische groei in het publiek belang. Elk emancipatiepad heeft een uniek vertrekpunt dus ook een eigen route. Wat emancipatie is voor de een, is de knechting van de ander. Echte emancipatie is het recht van het individu om zich vrij te maken van afhankelijkheid, zelf in staat te zijn het leven zin en vorm te geven en het rollenpatroon te doorbreken. Vrij van de dwang je te vormen naar het ideaal vaneen ander of van de meerderheid, zien we weer het onderscheid tussen meisjes, vrouwen, moeders en mantelpakken.
MANAGEMENTMIST We leven in een managementmist. Een grenzeloos geloof dat resultaten bereikt worden door middel van management. Regelen, leiden, verzorgen, organiseren, fiksen. Dat is wat managers doen. Het is geen beroep, het is een roeping. De managers die volgzaam en vol overgave geloven, zijn het meest aansprekend. Grappig hoe ze alles, ook zichzelf, tot een product benoemen. “Ik ben conceptueel, strategisch en thinking out of the box!” schreeuwt de een. “Ik ben een package deal!”: zegt de ander. Een echte topper heet niet langer manager, maar noemt zich tegenwoordig minimaal ‘strategist’ of ‘mindsetter’. Superlatieven buitelen over elkaar. Ze pitchen, zijn in control, ze knallen en levelen. Ze doen hun ding, zijn teamplayer, vegen de aap van hun schouder, werken een stukje, zijn stakeholder, proactief, streven naar acen en blijven allemaal heel dicht bij zichzelf.
Het management is het blinde geloof van de keizer. Het is een religie. Sommige stromingen of inzichten staan haaks op elkaar, toch werken ze allemaal. Het is nog nooit gemeten of onderzocht welke methode wel werkte en welke niet. Het is een wonderpil voor alle kwalen of een voorspelling die altijd uitkomt. Alleen als je erin gelooft, dan werkt het en als het niet blijkt te werken, heb je er blijkbaar niet genoeg in geloofd. Het is de mantel van de keizer. Nog nooit heeft een stroming in een periode van pakweg honderd jaar zoveel volgelingen aan zich weten te binden. Geen wonder. Het is een eenvoudige leer zonder traditie en vereist weinig kennis. Het is niet moeilijk om je op dit terrein te ontpoppen tot verlichte voorganger of metamanager. Door deze belofte met rijkelijke beloning, is de aantrekkingskracht enorm. Een hippe beweging, een trendsetter in nieuwe verpakkingen. Een beetje bedrijfskunde, beetje psychologie en een beetje spiritualiteit op smaak gebracht met de laatste trends en modes. De methodes, adviezen en nieuwe inzichten volgen elkaar dan ook in rap tempo op. Dezelfde oude prak opnieuw opgediend met een fris sausje. Een lucratieve windhandel, de restjes gaan terug naar de keuken en worden nogmaals en weer duurder verkocht.
De roep om eenvoud klinkt inmiddels ook in organisaties. Al lange tijd en steeds vaker klinkt ook de vraag om “één A4-tje”. Alsof een journalist gevraagd wordt zich voortaan te beperken tot de koppen. Vereenvoudiging heet dan ineens heel gewichtig “complexity reduction” : de geboorte van een nieuwe, prijzige managementtool. Het lijkt onschuldig en vermakelijk. Maar woorden bepalen uiteindelijk wel wat er gebeurt en waar de prioriteiten worden gelegd. De manager stuurt op het organisatiedoel, maar dit doel moet vervolgens wel passen als meetbaar resultaat in de rapportages, verantwoording en managementinformatie. Alleen al daarom wordt het werkelijke doel niet makkelijk bereikt, waarna weer managementtechnieken worden ingezet om er opnieuw sturing aan te geven. Management omwille van het management. En zo draaien we als een wervelstorm steeds verder van de kern. Doordat managementtaal steeds meer gemeengoed wordt, wordt het steeds lastiger om iemand met werkelijke leidinggevende kwaliteiten te onderscheiden van de fiksers, wolkentrappers en blufbazen. Managers, mindsetters, strategisten: de kleermakers van de keizer spinnen gouden garen.
BONUSBUBBELS Geld maakt niet gelukkig, schijnt. Maar in onze maatschappij waarin alles is gebaseerd op geld, is geld het enige middel waarmee je keuzevrijheid koopt. De mogelijkheden om prettig te wonen, je kinderen zelf op te voeden, een eigen bedrijf te starten, de wereld verder te ontdekken, je verder te ontwikkelen of je meer terug te trekken in de natuur worden fors groter als je geld hebt om die keuzes ook daadwerkelijk te kunnen maken. De CAO ‘s, salarisafspraken en regels met betrekking tot beloning zijn tot in detail vastgelegd. Op papier is alles goed en democratisch geregeld met wetgeving, richtlijnen, inspraak en onderhandelingen. Zelfverrijking lijkt slechts een klein mankement in het voor de rest goed georganiseerde totaalplaatje. Als er wordt geklaagd over de bonussen, het grote graaien en zelfverrijking wordt dat wat badinerend afgedaan als borrelpraat of wordt verwezen naar de onderbuik.
De luchtbel van een schijnbaar eerlijke verdeling van welvaart wordt steeds groter. Ook op dit vlak regeert de fictie van lager en hoger. De medewerker van de jeugdzorg, politieagent, de arts of de buschauffeur draagt een verantwoordelijkheid voor de veiligheid en welzijn van de burger, patiënt of klant. De directeur van deze instellingen heeft deze verantwoordelijkheid inderdaad in meervoud, maar wel alleen op papier. Andersom werkt het ook. Als we weten dat iemand heel veel geld verdient, denken we dat deze persoon hele belangrijke zaken voor ons kan en moet oplossen. Als dat dan niet lukt, wordt hij of zij verwijtend nagewezen. Een bestuurder verdient pakweg vijf keer zoveel als zijn werknemer en dat verschil loopt in individuele gevallen op tot 20 a 35 keer, schrijft het FNV. Daar komt dan nog een bonus bij die niet zelden een jaarsalaris bedraagt. De scheefgroei werkt door op alle terreinen. De salariskloof met exorbitant hoge vergoedingen die een kleine groep zichzelf toebedeelt is een belediging voor elke werknemer die elke zondagavond over de drempel stapt en zich ook klaarmaakt voor de
nieuwe werkweek. Als we alles in toenemende mate waarderen in geld, gaat de verontwaardiging over de onevenredige beloning niet om afgunst over de hoeveelheid geld van een ander. Het raakt het gevoel van eigenwaarde van degenen die zien hoe enkelen zich verrijken met de boodschap dat zij het wel en de anderen niet verdienen. Waar het geld in essentie slechts een middel is, is het steeds vaker een doel, drijfveer en motief geworden. Onze rijkdom verdeeld op basis van de verdeling van arbeid. Geen loon naar werken, maar loon naar de toevallige lucratieve positie. Uiteindelijk zijn we allemaal volwassen geworden kinderen. We blijven geloven in samenwerking en teamgeest, vinden het prima als sommige kinderen meer speelgoed hebben of meer snoep krijgen dan anderen. Maar als een kind zelf tien snoepjes pakt en de andere kinderen maar één snoepje geeft, maakt ie geen vriendjes. Zegt ie daarna dat hij voortaan bepaalt wat er gebeurt omdat hij de meeste snoepjes heeft, dan is dat gewoon oneerlijk. De bonus- en graaicultuur is niet een klein manco of een uitwas. Het is de vlek die de appel rot maakt.
ALCHEMIE De alchemisten zochten naar mogelijkheden om goud te maken uit minder hoogwaardige grondstoffen. Hun zoektocht naar innerlijke verandering en de steen der wijzen was vooral gericht op het geloof dat ruwe materialen konden worden omgevormd tot edel materiaal. Door van ruwe materialen goud te maken kon het goddelijke aantoonbaar gemaakt worden. Wat de alchemisten niet is gelukt, goud maken, heeft onze economie inmiddels wel gerealiseerd. We zijn geld gaan maken uit het niets. En zonder het ideaal van de alchemisten. Gewoon goud, om het blinkende goud zelf. Geld groeit door meer geld te maken. Meer geld wordt gemaakt door geld uit te lenen. Geld lenen is geld maken. Een bank hoeft niet het hele bedrag te bezitten om het uit te lenen. De bank geeft op papier geld aan meerdere leners en schrijft het ook meteen bij de eigen tegoeden in haar boekhoudschriftje. Het is immers geld dat de bank op termijn en met rente terugkrijgt. De lener krijgt een schuld, de uitlener krijgt het geld.
Schulden worden publiek, de winsten blijven privaat. En zo krijgen burger en overheden steeds meer schulden en worden de banken steeds meer de achilleshiel van het systeem. Of je nou weinig of veel geld hebt, wel of geen leningen of schulden, we zijn allemaal in steeds grotere mate afhankelijk van het bankwezen en de economie. Veroorzaker en laatste strohalm ineen. Onze bezittingen blijken schulden en worden steeds meer een belasting. Een preoccupatie die ons het zicht ontneemt op het echte bezit. We leven zonder oorlog en zonder dreiging, we hebben steeds meer tijd, lijden geen absolute honger meer en hebben veel meer mogelijkheden dan generaties voor ons. Maar aan de leiband van de groei en de welvaartseconomie, wordt onze vrijheid behoorlijk ingeperkt. Nu het sprookje door de banken luidruchtig is omvergeblazen, is het effect omgekeerd evenredig. Waar het vertrouwen het systeem in de lucht hield, voedt het wantrouwen nu de onheilstijding en crisis. Het euro-ideaal van de eenheidsmunt die conflicten in Europa voorkomt, blijkt nu de aanstichter van wantrouwen en het afnemen van de onderlinge loyaliteit.
De jonge pup is groot geworden en moet inmiddels aan de ketting omdat we hem eigenlijk niet meer de baas kunnen. De luchtbel staat al op knappen, maar uit angst dat het explodeert blijven we angstvallig lucht erbij pompen. De banken zijn de alchemisten van onze tijd. Maar ze weten dit keer geen maat te houden. De bezweringsformules, de productie en hun eigenwaan is in ons gezicht ontploft. Goud voor de alchemist, crisis voor de rest en ook daar slaan zij weer goud uit. De bedenkers van de formules worden nu ingezet om de dreiging af te wenden en de door hen in gang gezette crisis te bezweren. Repelsteeltje maakte op verzoek van de wanhopige molenaarsdochter goud uit stro. In ruil ervoor kreeg hij haar juwelen en, toen ze hem niet meer kon betalen, vroeg hij de eerstgeborene van de molenaarsdochter. Gratis goud, gratis schuld, af te betalen met iets van werkelijke waarde, je leven. Tot zij de betovering verbrak door zijn naam uit te spreken en hem te ontmaskeren. " Wat een geluk dat niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet."
KOENE RIDDERS Er wordt in Nederland ontzettend veel tussen de bloemkool en vanillevla beslist. Voor een kleine kring bestuurders uit het old boys network openen de deuren naar allerlei lucratieve commissariaten. Met een gemiddelde tijdsbesteding van 14 uur per maand wordt een vergoeding verkregen van gemiddeld €18.560 per jaar, becijferde de Volkskrant in 2011. Daarbij geldt dat een bestuurder gemiddeld 3,3 commissariaten heeft en er zijn uitschieters van tientallen commissariaten. Kassa! Elke organisatie of bedrijf wordt aangestuurd door een directie die vervolgens managers aansturen die medewerkers aansturen en controleren. De organisatie zelf – of eigenlijk alleen de papieren weerslag hiervan - wordt ook weer geleid, geregeld en gecontroleerd door een bestuur. En als het bestuur het niet goed doet, komt er een extern adviesbureau dat controleert of het bestuur de organisatie goed heeft gecontroleerd. De controleur controleert de controleur, controleert….
Als een spinnenweb weven de bestuurders dwarsverbanden tussen bedrijfsleven, politiek en de media. Het gebeurt niet zelden dat een commissaris toezicht moet houden op collega-commissieleden bij andere commissariaten. Toezichthouders zijn onderdeel van het systeem, dus heel vaak per definitie onderdeel van de beperkingen, waarden en normen van dat systeem. Het toezicht ziet er altijd op toe of het doel, zoals het door het bedrijf of de organisatie geformuleerd is gerealiseerd wordt. Niks mis met de intentie van het toezicht, maar het heilige geloof in dat systeem begint te rafelen. Het bestuur is als de kleine lettertjes op de polis die ons troosten dat een uitslaande brand verzekerd is. Toezicht, toezien dat iets of iemand goed functioneert of goed doet. Toezicht is altijd achteraf of een papieren controle. Ook zonder slechte intenties, na een goede controle van brandblussers, een blusdeken en het uitzetten van de stand-by knoppen, kan een brand uitbreken. En als die brand uitbreekt kun je maar beter hopen op een brandweerman en niet blijven vertrouwen in een preventiemannetje.
Een systeem dat zichzelf in stand houdt, zichzelf controleert , eigenlijk nooit echt wordt afgerekend en alleen pas reageert nadat de brand is uitgeslagen. En dat bestuur noemen we dan toezicht: de koene ridder in crisistijd. Riddertjes op hun stokpaardje. Ze rijden hard, halen elkaar nooit in, draaien steeds in rondjes en verwachten als eerste over de meedraaiende finish te komen. En zolang de omstanders hen toejuichen, zwaaien en hun ritprijsje betalen, zitten ze trots in het zadel.
GELUKSINDUSTRIE
We zijn kinderen van een door marketing bedachte en doordrenkte wereld. De belevingseconomie regeert. Producten en diensten worden verkocht met de suggestieve belofte van een positieve beleving, waardeverhoging van het ik of de belofte dat je in ieder geval meedoet met de happy few. In de winkel van Sinkel is alles te koop. Je koopt, traint en leest jezelf tot een kleurrijke persoonlijkheid, een bezielend en inspirerend mens of schatrijk en gelukkig. Groothandelaars in plastic dromen. Onze samenleving is ingericht op deze door marketing gecreëerde welvaartsillusie. We streven massaal naar een ruime woning, luxe auto en professionele keuken en luxe badkamer. De prijzen voor zo’n 140 m2 lucht, een berg stenen en de valse lucht van design en kwaliteit zijn steeds verder opgedreven. Kleine, goedkope woningen met alleen basisvoorzieningen zijn nauwelijks meer voorhanden en worden meegezogen in de
luchtinflatie. Kleiner wonen en leven op een zelfgekozen plek, is voor de meeste mensen niet te realiseren. Waar de eerste babyboomers nog met één kostwinner een gezin konden onderhouden, lukt het nu nog met moeite door twee kostwinners. We betalen de vooruitgang met onze tijd en zelfbeschikking en worden betaald met wegwerpartikelen. Kleding, meubels, elektronica en hebbedingetjes worden in een steeds extremer tempo ingehaald door hun modieuze opvolgers. Nieuwe aanschaffen verliezen steeds sneller hun waarde. Als meeuwen boven de vuilnisbelt graaien we steeds opnieuw in de koopwaar. De lopende band draait steeds sneller en de omlooptijd heeft steeds grotere haast. Spullen maken, spullen verbeteren, spullen kapotmaken, alles in dienst van het winstoogmerk. Onze natuurlijke leefomgeving wordt structureel afgebroken ten behoeve van de welvaartsindustrie. Meer asfalt, meer vinex en de ongebreidelde vermenigvuldiging van leegstaande bedrijfsruimten als stille getuigen van een treurige geldzucht. Als compensatie verkopen ze het surrogaat. Een weekendje buiten in een recreatiepark met open haard, wegduiken in het gefotografeerde buitenleven in de bladen, een dagje tuinbeurs of naar de winterfair.
Buitenkamers, binnentuinen: de natuur halen we gewoon in huis. De natuur als woonasseccoire. Meer mooi, meer geld, meer hebben, meer zijn, meer weten, meer kunnen, meer doen en bovenal meer kopen. Wil je minder? Dat verkopen ze ook. Genoeg van exquise, kostbare liflafjes in een restaurant vol goud en glitter? En het etiket van een chique Boeuf Bourgignon wordt omgetoverd in een rustieke Belgische stoofpot. Hekel aan zelfingenomen banken? En de bank verandert van spannende grote speler op de globale wereldmarkt in een lokale betrouwbare goeierd voor de kleine spaarders. De burgemeester van Hamelen wilde niet betalen voor het vangen van de ratten en betaalde uiteindelijk een veel te hoge prijs. De betoverende verleiding van de muziek verhult waar we werkelijk voor betalen. “Wie leert ziet gewis, wie of dit is: de rattenvanger...”
WOEKERWOORDEN Iedereen die wat wil neerzetten of realiseren, moet prikkelen, sympathie wekken en uitdagen. Zo vernieuwt alles zich steeds meer in extremen. De enige weg in dit proces is naar meer, groter, harder of sneller. De rem is er niet. In een tijd van soundbytes en scoren, groeien de woekerwoorden. Ze zijn uitdagend, spannend, glimmen en glanzen, maar verliezen aan betekenis. Luchtbellen, die decibellen. Woekerwoorden delen de wereld op en maken een selectie op basis van uitersten. De meeste en minste, de beste en slechtste en de mooiste en de lelijkste. Alleen de uitersten krijgen de aandacht. Adembenemend, gruwelijk, toonaangevend, betoverend, innovatief, afgrijselijk, duizelingwekkend, vreselijk, fantastisch, schrijnend, hilarisch, dodelijk, magnifiek! Te veel gebruikte superlatieven nivelleren: als alles al fantastisch is, is er niks meer gewoon leuk. Leuk vervalt tot lullig omdat het net niet meer voldoet. Als zielig niet meer afdoende is worden vervelende dingen of situaties ook schrijnend.
Slachtofferschap wordt aangemoedigd en is soms nog de enige manier om gehoord te worden. En als iedere persoon met een probleem neergezet wordt als slachtoffer, moeten nieuwe slachtoffers daar weer overheen. En ja, zonder slachtoffers geen redders met heldenstatus. Door het uitvergroten van leed, slachtoffers of heldendaden wordt hulp steeds vaker in alleen extreme gevallen bereikbaar. Het kikvorsperspectief vertekent de werkelijkheid. Voor afgewezen asielzoekers kan alleen de beeldvorming nog redding bieden. Dit vraagt van de betrokken asielzoeker een bereidheid zich volledig en alleen als slachtoffer te positioneren. En de media en hulpverlening smullen van de laatste categorie. De asielzoeker wordt overgeleverd aan iedereen met een mening. En de discussies worden steeds meer verhit, , alles wordt uitvergroot. Geen cliché of gevaarlijke vergelijking met de Tweede Wereldoorlog wordt gemeden. De media-aandacht en de moed om het gevecht voor de camera’s aan te gaan, bepalen of iemand wel of niet, alsnog geholpen wordt. De asielzoeker als inzet voor partijpolitiek en pion voor advocaten, belangenbehartigers en de asielindustrie. De asielzoeker wordt de
polemiek in geduwd om de onvrede met het beleid te beslechten of het morele gelijk van anderen te tonen. Als later blijkt dat de betreffende persoon toch geen perfect Nederlands spreekt, nog niet werkt of gewoon niet langer slachtoffer is van een schrijnende situatie, valt hij of zij weer even hard van de sokkel die voor hem of haar is opgericht. Waarna voor de tegenstanders het beeld van hun vooroordeel over asielzoekers bevestigd wordt: dat ze allemaal de boel belazeren. Hoe groter de woorden, hoe harder het beleid, hoe groter het etiket van weerloos slachtoffer of harteloze dader, hoe harder de redders willen helpen, hoe groter het verschil tussen beeldvorming en werkelijkheid, hoe groter de bevestiging van het vooroordeel van tegenstanders, hoe harder de roep om een strenger beleid…… En garde!
GEVANGEN DROMEN Heerlijk even wegdromen, luchtkastelen bouwen en je fantasie los laten gaan. Zonder doel en regels lekker dwalen door de vertrekken van je eigen fantasie. Groots dromen, genieten van het moment zonder de dwingende eis dat je die droom moet waarmaken. De laatste tijd zijn dromen aan inflatie onderhevig. Om ons heen worden droomhuizen gebouwd, droombanen aangeboden en gaan mensen op zoek naar hun droomprins en als we dat allemaal gedaan hebben gaan we in een sabbatical of pensioen onze droom achterna. De droomhuizen, droombanen en droomprinsen lijken steeds meer op elkaar. Blijkbaar liggen dromen binnen handbereik en zo worden ze onderhevig aan succes en falen. De droom is voorgevormd, voorgeschreven, vastgelegd en ingeslepen. Dromen zijn schijnbaar te koop. De verbeelding van enkelen voor de massa, ontworpen, vermarkt en gepromoot. Dromen van vooruitgang zijn geworteld in ons verleden. Ook heimwee en nostalgie kennen hetzelfde verlangen als dromen .
Kritiek op vooruitgang lijkt oubollig. Nostalgie is een tijdverdrijf voor ouderen en weggelegd voor mensen die niet meegaan met de tijd, lijkt het wel. Voor degenen die niet meer mee willen doen en alsmaar roepen dat alles vroeger beter was, zonder zich te realiseren dat ‘het vroeger’ gekleurd wordt door de mooie herinneringen aan een tijd dat je nog jong was en de wereld nog voor je open lag. Een kritiekloos geloof in vooruitgang is net zo’n tunnelvisie. Klakkeloos doorgaan op de ingeslagen weg. De weg die is ingezet richting de groei van welvaart, zonder te zien wat we onderweg overhoop halen en weggooien. Blind vooruit mis je wel eens de goede afslag of mooie doorkijkjes. Verandering gebaseerd op de vorige stap zonder je af te vragen of deze eerste stap wel de goede richting uitging. Meer van het zelfde maakt het nog niet beter. Kansen liggen tussen het blind omarmen van de vooruitgang en een nostalgisch verlangen naar een periode van herinneringen. Koesteren wat mooi is en het lelijke of de last loslaten. Uit kleine dromen kan iets groots groeien. Uit dromen ontstaan wensen en wensen verklappen welke mogelijkheden we diep van binnen hebben. John Mc Carthy droomde de hit Hey jude, Steve Job’s imperium begon bij zijn droom van de digitale mogelijkheden in
combinatie met vormgeving en lifestyle. Dromen zijn geen garantie voor succes maar wel noodzakelijk om iets enige kans van slagen te geven. Met zoveel harde waarheden die door instanties over ons worden uitgestort, is er weinig ruimte voor dromen. Dromen is het loslaten van beperkingen van tijd, plaats en de dagelijkse werkelijkheid. Het is een begin. Een start van een wens, een eerste stap in een plan om iets mogelijk te maken. Dromen is dus minder duf dan je zou denken. Dromen laten ruimte voor opnieuw beginnen, verliezen, doorstarten, loslaten en winnen zonder winst. Dromen laten zich niet begrenzen. Niet door het verleden, niet door de stand van zaken, niet door toekomstdenken, niet door het ideaalbeeld van de meerderheid. Droom je eigen droom, die van een ander is bloedsaai.
BOOS En de kat zat met een dikke staart achter de bank. Een beetje angstig, zit ie op zijn veilige stek met de boosheid en teleurstelling nog samengebald in zijn dikke staart. Om ons heen groeit de boosheid en teleurstelling. Boze burger, boze baas, boze bank, boze buur, boze brieven, boze berichten en boze hakken. Wat ons individueel allemaal bezighoudt, uit zich collectief in de samenleving. De boosheid en teleurstelling uit zich overal. Kleine incidenten worden breed uitgemeten in pers en media. Persoonlijke conflicten en egogevechten voor de camera’s. Over alles een mening of standpunt en daarna reageren, reaguren en roeptoeteren. De kat blaast boos van zich af. Boosheid - gekanaliseerde en gedeelde boosheid - is goed, boos is het begin van verandering, het begin van idealen, het begin van oprechtheid: functioneel boos! Niet blazen, niet met bolle rug dreigen,
niet vals gaan uithalen, niet bevend achter de bank: maar gewoon kenbaar maken dat het nu genoeg is. Ongenoegen op internet bundelt zich niet, elk onze eigen mening of frustratie uiten in de eigen etalage maakt nog geen podium. Boos op alleen een ander of alleen voor jezelf is een truttig beschuldigend vingertje. Gebundeld boos is niet langer persoonlijk geweeklaag maar een beweging die vraagt om verandering. Gebundeld boos zonder beschuldiging is krachtig, het nodigt uit tot verandering, het nodigt anderen uit tot inzicht in plaats van verdediging. Zonder boze stiefmoeder, boze wolf of boze heks, geen sprookje, geen heldendaden en geen verrassende wending. De teleurstelling of boosheid in onze samenleving is verklaarbaar. Steeds meer zaken waar we ons vertrouwen aan hebben gegeven vallen weg. We zitten vast in de golf vooruit, de versnellende draaikolk van de welvaart en vooruitgang. Volle kracht vooruit!
Maar, we zijn niet de hamster die het rad in beweging brengt, maar de hamster die rent omdat het rad nou eenmaal draait. En uit angst om het rad stil te laten vallen, rennen we allemaal mee en zwepen we het rad ongemerkt naar grotere hoogten. Er als eerste uitspringen vergt moed. Dus lopen we allemaal ons rondje mee. Als we eruit springen, kunnen we zelf weer de koers bepalen, zijpaden verkennen en eigen richting geven. Veel dwarsliggers laten het spoor recht lopen. Met heel veel voetafdrukken, maken we samen een olifantenpaadje.
UITRAZEN Schommelen is heerlijk. Langzaam wiegend in een leunstoel of hangmat, vaart maken op een schommel en met je voeten de lucht in. Een schommel kan zich langzaamaan om de as draaien. Rondje voor rondje, je zet alleen je voeten om en de touwen krullen om elkaar heen. Tot je niet verder kunt. Loslaten maar, tijd om terug te draaien. Maar de rondjes gaan steeds sneller, het draait steeds harder en op het laatst lijkt het of de hele wereld om je heen draait. Het wordt wat licht in je hoofd, een beetje duizelig. Je handen grijpen het touw stevig vast, er is weinig controle over je hoofd en voeten en je draait met een duizelingwekkende snelheid. In een mengeling van paniek en een beetje sensatie is het enige wat je kan doen, de rondjes uitzingen. Je bewust worden dat de wereld niet aan het tollen is, maar dat je jezelf vastgedraaid hebt, om vervolgens opgelucht te constateren dat je langzamer gaat draaien en de grond weer onder je voeten komt. Hier zitten we nu. Vastgedraaid in de welvaartsdroom en de dans om de groeiende economie. Net als de schommeldraai is de welvaart,
onze economie en statusgerichte samenleving een autonoom, zichzelf versnellend proces geweest. Nu dit proces tot stilstand aan het komen is, draaien we als een waan om onze as. Paniek alom. Bang dat we van de schommel vallen. Maar nog heel even en de schommel draait minder hard. Onze handen omknellen het touw niet langer en de ontspanning komt langzaam tevoorschijn. Onze blik niet langer op de gedraaide touwen gericht, we kunnen weer rustig om ons heen kijken. Zien waar we ons werkelijk bevinden. Onze tijdgeest ontwikkelde zich bijna ongemerkt tot een juk, een glanzende verpakking die wezenlijke zaken bedekt, buitenkanten overbelicht, wezenlijke dingen onderbelicht, zaken vervormt en accenten verplaatst. Dan zien we dat onze samenleving bijna mediageniek, reactief, oppervlakkig en onecht is geworden. De mogelijkheden die we zo zochten en die we iedereen gunden, bleken een dwangbuis van succes en tijdgeest. De crisis die onze ogen opent. Nu deze illusie doorzichtig is geworden, is de verbeelding niet langer begrensd. De verbeelding verkent de grenzen van de werkelijkheid en heeft kans deze te overstijgen.
Langzaamaan zal ook de rampspoedovervloed aan inflatie onderhevig worden. Met de recessie en stop van de ongebreidelde groei, kunnen we ons niet langer vasthouden aan de welvaart met de gedachte dat ‘minder’ alleen maar verlies is. Er komt ook weer ruimte om te fantaseren en over de angst heen echte mogelijkheden te gaan verkennen. Zonder het voorgeschreven en alom aanwezige welvaartsideaal komt er meer ruimte voor alles wat gratis is en vrijblijvend. We kijken weer verder dan onze portemonnee. We mogen weer mislukken zonder falen en kunnen slagen zonder gewin. Je jong voelen in het bejaardenhuis, je zinvol voelen- ook als je geen stralende loopbaan hebt -, je ook gelukkig voelen als het even tegenzit en minder opgezogen zijn in de waan van de dag, de media en het beperkte uitzicht van 17 inch. De luchtbellen waren heerlijk, zolang ze de goede thermiek hadden. Na een hopelijk niet te harde landing, zijn we weer heerlijk met de voeten in het gras en blij met de stappen die we weer zelf gaan zetten.
SPROOKJES We zijn ervan overtuigd dat we in de huidige samenleving vooral rationeel denken. Sprookjes zijn iets van vroeger, toen er nog veel zaken waren die we niet begrepen of toen we nog geen gelijke kansen hadden. Nee, anno nu leven we niet in een sprookje maar hebben we enkel te maken met de feitelijkheden van vandaag. Schijnrationalisme. Sprookjesfiguren veranderen alleen van gedaante, het wezen van de slechterik, onschuld, held en gewiekstheid is niet anders. Sprookjes en oude vertellingen bevatten waarheden uit ons collectief onderbewustzijn. Los van de kleuring van de tijd en setting, overstijgen ze de waan van de dag. De prins op het witte paard rijdt tegenwoordig een snelle wagen, Assepoester werkt in de telemarketing en Hans en Grietje zitten opgesloten in de verplichtingen van hun nieuwbouwwoning. De bankiers vertonen akelig veel overeenkomsten met Repelsteeltje. Net zoals de tovenaarsleerling geen controle had over de bezems, zo hebben wij de neveneffecten van de digitale vooruitgang ook niet helemaal in de hand. De keizerlijke hoogmoed groeit als we in een
positie van aanzien komen en de betoverende verleiding van reclame is nog net zo misleidend als de muziek ten tijde van de rattenvanger. Ons leven lijkt verre van een sprookje, maar net als in sprookjes zoeken we in ons leven de alles verklarende moraal. In levensverhalen vertellen we de zin van ons leven. “En toen, en toen en toen”. . Iedereen zijn levensverhaal gepubliceerd of als slachtoffer of held in een aflevering van emo-tv. Het leven lijkt aan bestaansrecht of waarde te winnen als het eenmaal in de etalage is gezet of als we onszelf eenmaal hebben kenbaar gemaakt door grote daden, emoties of met bewijzen van ons kunnen. Ons profiel op sociaal netwerk als bewijs van ons bestaansrecht. De wolf en heks zijn bedwongen, maar angsten zijn van alle tijden. Veel gebeitelde waarheden en instituten vallen als dominosteentjes om: het primaat van de politiek, regelgeving als waarborg tegen misstanden, de “werkelijkheid”van de economie, de waarheid van de wetenschap, de toenemende kennis en de technische ontwikkeling slechts als dragers van vooruitgang.
Alleen als we ons realiseren dat we in ons zelfbedachte hedendaags sprookje leven, kunnen we er sturing aan geven en kan ook dit sprookje goed aflopen. Bevecht de draak, kus Sneeuwwitje, droom als het meisje met de zwavelstokjes, bevrijd jezelf als Rapunzeltje en verzin een list! En we leven , in elk geval, vrijer.
Inez van der Bijl – Kuijpers www.allegorie.nl
[email protected]