Beleidsuitgangspunten: trajectbegeleiding en tweedelijns zorg
Dienst onderwijs
1. Aanleiding Het beleid van het Da Vinci College is gericht op het bieden van een motiverend en activerend onderwijsconcept. De deelnemer staat centraal, leerprocessen worden vormgegeven in een uitdagende en veilige leeromgeving. De begeleiding van deelnemers heeft daarbij een belangrijke rol in het onderwijsproces. Dit beleid is de afgelopen jaren vormgegeven door de professionalisering van de trajectbegeleiding en de tweedelijnszorg in het servicecentrum. Er is gewerkt aan de organisatie en de kwaliteit van trajectbegeleiding, het werken conform het begeleidingsmodel, geïnvesteerd in zorgcoördinatie, diverse vormen van ondersteuning in het servicecentrum, de gespecialiseerde onderwijsprojecten en het opzetten van verzuimbegeleiding. Al het aanbod, initiatieven, projecten, trainingen voorzien duidelijk in een behoefte en er is een breed aanbod in de tweedelijnszorg ontwikkeld. We zien ondanks de positieve invloed van een aantal maatregelen en een bemoedigend vsv-resultaat in het afgelopen schooljaar dat er knelpunten in de organisatie blijven bestaan. Het doel van deze notitie is om de samenhang in organisatie en effectiviteit van onze zorgstructuur te verbeteren, keuzes te maken welke begeleiding en zorg we willen aanbieden binnen het Da Vinci College en aan te sluiten bij een aantal landelijke ontwikkelingen. 2. Opbouw notitie Deze notitie start met de beleidsuitgangspunten die zijn vastgesteld in het beleidskader trajectbegeleiding en de notitie zorgstructuur vanuit het servicecentrum. Vervolgens worden de belangrijkste conclusies genoemd uit de vsv-evaluatie 2010-2011 en het onderzoek over de zorgstructuur binnen het DVC. De signalen uit de praktijk zijn een samenvatting van de gesprekken die gevoerd zijn in de organisatie met o.a. domeinleiders, medewerkers van het servicecentrum en trajectbegeleiders. Het verslag van deze gesprekken geven een beeld van de knelpunten zoals die in de praktijk worden ervaren. Vervolgens worden ontwikkelingen en adviezen benoemd vanuit het inspectieonderzoek ‘aandacht voor kwetsbare studenten in het MBO’ en het ‘concept referentiekader passend onderwijs’. Tot slot heeft de dienst onderwijs een aantal adviezen geformuleerd voor de kerngroep onderwijs. Het definitieve advies wordt vervolgens voorgelegd aan het MT. 3. Beleidsuitgangspunten1
Trajectbegeleiding richt zich op de individuele deelnemer en zijn leerproces. De begeleiding werkt vanuit de visie op leren dat er een actieve betrokkenheid is van de deelnemer bij het stellen van leerdoelen, het verwerken van kennis en informatie, het verwerven van vaardigheden en het ontwikkelen van gedrag. Trajectbegeleiding stimuleert reflectie en zelfevaluatie om de deelnemer bewust te laten worden van zijn eigen leergedrag en opvattingen, van zijn ervaringen en kennis, van zijn motivatie voor het beroep en toekomstverwachtingen. Deze werkwijze is niet uniek voor trajectbegeleiders maar ook voor vakdocenten.
1
Beleidskader trajectbegeleiding, september 2009 en Notitie zorgstructuur en zorgadviesteam, maart 2008 1
Trajectbegeleiding wordt aangevuld door de tweedelijnszorg die specialistische deskundigheid aanbiedt: begeleiding of coaching bij complexe sociaal emotionele problemen, studie & handicap, loopbaan- en keuzebegeleiding, remedial teaching, trainingen, schoolmaatschappelijk werk en een vertrouwenspersoon. De basis voor een goede zorg wordt gelegd in de intake; voor een grote groep deelnemers betekent dit dat voortgebouwd wordt op de zorg die deelnemers in het voorafgaand voortgezet onderwijs kregen. De verantwoordelijkheid voor de begeleiding en zorg ligt bij het opleidingsteam; dit team kan, via de zorgcoördinator van het servicecentrum de hulp inroepen van da Vinci interne deskundigen of externe deskundigen. De zorgstructuur is ondersteunend aan het kerndoel van een MBO-instelling n.l. zo veel mogelijk jongeren een zo goed mogelijke startpositie (startkwalificatie) bieden voor hun functioneren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. 4. Evaluatie vsv2 Begin januari 2012 heeft de projectleider vsv een evaluatie gemaakt over het jaar 2010-2011. Uit dit rapport worden kort de analyse en de belangrijkste aanbevelingen genoemd. Het da Vinci college heeft in het schooljaar 2009-2010 voor het eerst een vermindering gerealiseerd in het aantal vsv’ers: een daling van 1% t.o.v. het schooljaar 2008-2009. Landelijk gezien scoort het MBO in 2009-2010 met gemiddeld 7,5% vsv’ers beter t.o.v. het da Vinci college met 11,6 %. Echter in het schooljaar 2010-2011 is op basis van de voorlopige cijfers een daling te zien van 37%, in absolute aantallen 496 vsv’ers. Deze voorlopige cijfers laten een mooi resultaat zien, maar dat ligt nog boven de ambitie van 433 vsv’ers. Analyse • • • •
• • • • • • •
2
Er zijn geen grote veranderingen in het totaal aantal deelnemers. Er is een lichte groei van 1%. Het aantal vsv´ers uit APCG/gebieden is gedaald van 23,2% naar 17%. De twee piekmomenten van uitschrijvingen ligt in januari en juni. Bijna de helft van het aantal uitschrijvingen vindt plaats in juni. Verschuiving van uitval in leeftijdscategorie. Meer uitval onder 17 jarigen en minder bij de 20+. Ook hier goed onderzoeken wat de reden van uitschrijven is en overwegen om de jongeren te blijven volgen totdat ze elders zijn aangekomen en hun startkwalificatie hebben behaald. Strakkere regie op monitoren en samenwerking met BLVS. Plan van actie op de grootste risicogroep tussen 17 en 20 jaar. Lichte stijging van het aantal vsv´ers bij de BBL-opleidingen. Op alle niveaus zien we een daling, behalve op niveau 4. Niveau 4 is gestegen van 14,9% naar 22%. De reden van uitschrijven die het meest wordt aangegeven is ´niet gemotiveerd´, nl. 31%. Onderzoeken of het hier gaat om een intrinsieke of extrinsieke reden. Voor een kwart uitvallers wordt als reden opgegeven, ´gaat werken´. Voor 12% van de uitvallers worden ´persoonlijke omstandigheden´opgevoerd. Meer BBL/ deelnemers stoppen de opleiding vanwege ´leerstagnaties´. Het aantal deelnemers van buiten de regio bedraagt 30%.
Deze evaluatie vsv 2010-2011 wordt nog toegezonden. 2
Selectie uit de aanbevelingen Zolang er geen flexibele instroom gegarandeerd is, zal er een opvang moeten zijn met onderwijs in algemene vakken zodat de deelnemer zo min mogelijk studievertraging op loopt. Geen losse projecten, maar een samenhang met bestaande trajecten waarbij structureel en volgens een vast protocol wordt gemonitord en wordt bijgestuurd. Advies orgaan dat zich verdiept in de vsv cijfers en de aanpak. Overweeg het opzetten van een zomeractieplan, waarbij in de zomerperiode actieve begeleiding doorgang vindt. Vsv aanpak meer preventief inzetten in extra begeleiding door het aanstellen van een zgn. ‘pluscoach’. Deze is een schakel tussen de trajectbegeleiders en de zorgcoördinatoren. Met de verzuimbegeleiders is een positieve ervaring opgedaan door dicht op de huid van de zorgleerling te zitten, het verzuim en het vsv zal verminderen. De pluscoach is verbonden aan teams en werkt nauw samen met trajectbegeleiders. De pluscoach blijft de deelnemer gedurende zijn schoolloopbaan volgen tot aan het behalen van zijn startkwalificatie. Zijn de problemen dermate groot dat de pluscoach deze niet meer kan opvangen, dan wordt doorverwezen naar de zorgcoördinator. Intensievere begeleiding van zorgleerlingen van vmbo naar mbo en van mbo naar werk. Intensieve samenwerking met ketenpartners en prominentere inzet van het ZAT. Uitgebreide intake zodat er een betere inschatting van de capaciteit en competenties kan worden gegeven van de deelnemer, betere risico analyse voor opleidingen. 5. Onderzoek: zorgstructuur overbelaste jongeren van het DVC3 In december 2010 is door CINOP een onderzoek afgerond naar de zorgstructuur van het DVC. Het doel van dit onderzoek was om het functioneren van de zorgstructuur en de effecten van de zorg in kaart te brengen en hoe de zorgstructuur verbeterd kan worden. Een aantal belangrijke aanbevelingen die zij in dit rapport hebben gegeven: -
-
-
3
Focus bij voortijdig schoolverlaters niet alleen op de zorgkant van de problematiek maar ook op het juiste onderwijsaanbod dat aansluit bij de behoefte van jongeren Zorg voor een gezamenlijk optrekken en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor zorgleerlingen binnen de regio, in een partnerschap van gemeente, gemeentelijke diensten, scholen en instellingen. Besteed meer aandacht aan communicatie, overdracht van gegevens en kennis over zorgleerlingen tussen de verschillende zorgniveaus. Het DVC is sterk naar binnen gericht met het ontwikkelen van de zorgstructuur. Versterk de PR en communicatie met partnerorganisaties om kennis te delen en de gezamenlijke verantwoordelijkheid op te pakken met betrekking tot de zorg. Besteed continue aandacht aan borging en kwaliteitsverbetering van zorg, evalueer na een project of pilot en neem het (onderwijs) aanbod op in de staande organisatie.
Onderzoek zorgstructuur overbelaste jongeren van het DVC voor de gemeente Dordrecht, december 2010 3
6. Signalen uit de praktijk Rond het onderwerp trajectbegeleiding en de samenhang met de tweedelijnszorg zijn met verschillende domeinleiders, docenten en medewerkers van het servicecentrum gesprekken gevoerd. Een overzicht van de meest genoemde knelpunten in de praktijk: Trajectbegeleiding We zien steeds meer deelnemers met bijzonderheden of problemen in de opleidingen en de caseload van trajectbegeleiders wordt groter. Een globale inschatting is dat 20% van de deelnemers de extra zorg nodig heeft om de opleiding goed te kunnen afronden. Van trajectbegeleiders wordt méér verwacht dan alleen het coachen op het leerproces. Het faciliteren van trajectbegeleiders in tijd is minimaal in verhouding tot het beroep wat deelnemers doen op de trajectbegeleiders, de doelgroep en de groepsgrootte. De norm van maximaal 25 deelnemers is niet altijd realiseerbaar. Het takenpakket van trajectbegeleiders wordt in de loop van de jaren steeds groter. Niet alle trajectbegeleiders beschikken over de noodzakelijke competenties, zowel ten aanzien van het didactisch (geldt ook voor docenten) als het pedagogisch handelen in de groep. Op het gebied van preventie en tijdig signaleren en doorverwijzen kan nog veel winst behaald worden bij trajectbegeleiders en zorgcoördinatoren. Het beleidskader trajectbegeleiding is nog niet in ieder domein geïmplementeerd, ook wordt nog niet in ieder domein gewerkt conform het begeleidingsmodel. De rol van ouders (het ontbreken van ouderbetrokkenheid) en de begeleiding vanuit het bedrijfsleven/organisaties wordt als probleem ervaren. Verzuimbegeleiding De verzuimbegeleiding heeft binnen verschillende domeinen een andere invulling, het blijkt lastig te zijn de vastgestelde werkprocessen te volgen. De samenwerking tussen trajectbegeleider, verzuimbegeleider en zorgcoördinator loopt niet optimaal wat tot onduidelijkheid en afstemmingsproblemen leidt. Servicecentrum Het ontbreken van de samenhang in de gehele zorgstructuur (1e, 2e en 3e lijn) en tussen vsvprojecten wordt een aantal keren benoemd. Het servicecentrum staat nog te ‘apart’ van de domeinen. Het servicecentrum heeft een sterke focus gericht op de deelnemer met een uitzondering en niet op de ondersteuning van een gemiddelde deelnemer. We hebben naar schatting 80% van de deelnemers nog niet in beeld. De werkwijze en aanpak van de zorgcoördinatoren is verschillend in de domeinen. Het gemis aan een duidelijk kader wat we wel en niet aan begeleiding willen aanbieden als onderwijsinstelling. Waar ligt de grens met de hulpverlening? De intake moet professioneler aangepakt moeten worden, het is een vak en niet iets wat je er even als taak bij doet. De samenwerking met de externe hulpverlening is nog lang niet op de rails. De samenwerking die er is vindt plaats op collegiale basis. Een uitvoeringsconvenant tussen gemeente, instanties en Da Vinci College is er nog steeds niet. Het ZAT (zorgadviesteam) functioneert nog niet zoals de bedoeling is.
Specialistische onderwijsprojecten De vraag wordt gesteld of het aanbod (werkwijze, trainingen etc.) goed aansluit bij de vraag van de domeinen. Bieden de specialistische onderwijsvoorzieningen een passend antwoord? 4
De kwaliteit van de voorzieningen en de vsv-projecten wordt niet geëvalueerd waardoor we niet in beeld hebben waarom een bepaalde aanpak wel of niet werkt.
7. Ander accent in de begeleiding en zorg De onderwijsinspectie heeft in september 2011 verslag gedaan van een onderzoek naar de zorg voor kwetsbare deelnemers in het MBO. Het onderzoek is verricht onder vijftien opleidingsteams op acht verschillende ROC’s. In dezelfde periode is ook het concept referentiekader voor passend onderwijs verschenen. Uit deze twee rapporten kunnen we de volgende veranderingen en conclusies halen die voor het aanbod van begeleiding van belang kunnen zijn: -
-
-
-
-
-
De geboden zorg wordt niet altijd gerelateerd aan onderwijsdoelen en het wegnemen van obstakels in het leerproces. Er zou een explicieter verband moeten liggen tussen de zorg en het beoogde leereffect bij deelnemers. De intake wordt nog te weinig gebruikt om aangepaste leer- of begeleidingsarrangementen te ontwikkelen Het aanbod aan zorg op het gebied van remedial teaching, bijlessen etc groeit beperkt in verhouding tot het grote aanbod van allerlei vormen van coaching. De handelingsplannen worden nog te weinig gebruikt in de begeleiding van deelnemers richting vastgestelde onderwijsresultaten. Ondanks dat begeleiding buiten het rooster van belang kan zijn, zal de leerwinst behaald moeten worden in de reguliere programmaonderdelen. Bij veel opleidingen wordt niet in eerste instantie naar de programmaonderdelen gekeken als er gesproken wordt over zorg. Dit wordt door de inspectie gezien als een ernstige lacune. Dossiervorming gebeurt nog te gefragmenteerd en de beschikbare gegevens in een volgsysteem hebben vaak nog niet de ondersteunende rol die het zou moeten hebben. In het referentiekader passend onderwijs worden de volgende samenhangende lijnen beschreven: van curatieve naar preventieve onderwijszorg, van indiceren naar het maken van arrangementen voor deelnemers, van sectoraal naar intersectoraal werken. De school heeft een onderwijszorgprofiel dat deel uitmaakt van een dekkend regionaal onderwijszorgaanbod. Het profiel voldoet tenminste aan het overeengekomen niveau van basiszorg. De school betrekt ouders bij beslissingen die hun kind betreffen en biedt ouders toegang tot informatie en tot ondersteuning bij toewijzing van extra zorg. De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijszorgprofiel en betrekt ouders en deelnemers bij de beoordeling daarvan. De school bewaakt dat de medewerkers voldoen aan de professionele functie-eisen behorend bij het onderwijszorgprofiel. De school biedt binnen de onderwijszorgstructuur ondersteuning voor deelnemers en leraren bij specialistische (ortho)pedagogische en (ortho)didactische en psychosociale problemen.
5
8. Advies aan de kerngroep onderwijs Beleid Voor de hele begeleidings- en zorgstructuur nemen we de volgende uitgangspunten als leidraad om de verbinding tussen de eerste en tweede lijn te optimaliseren: o Binnen de domeinen ondersteunen de zorgcoördinatoren, de verzuimbegeleider en de schoolmaatschappelijk werkers de trajectbegeleiders en werken samen als intern zorgteam. o Het aanbod van begeleiding is primair gericht op preventie en op het behalen van een diploma binnen een beperkte opleidingsduur. De extra begeleiding en zorg die worden ingezet hebben een duidelijke relatie met de knelpunten die de deelnemer in het volgen van onderwijs ervaart. o De begeleiding vanuit de school richt zich op het behalen van onderwijsdoelen zonder de sociaal emotionele problematiek uit het oog te verliezen. o We maken een duidelijk onderscheid tussen de expertise van de derdelijnszorg en de begeleiding die we vanuit het DVC aanbieden. Het evalueren van het beleidskader trajectbegeleiding binnen de domeinen met als doel te onderzoeken of de beleidsuitgangspunten werkbaar en geïmplementeerd zijn (o.a. de faciliteiten en de taken). Op basis van deze evaluatie kan het beleidskader aangepast en verbeterd worden. Het evalueren van de werkwijze en werkprocessen rond verzuimbegeleiding binnen de domeinen om eveneens te komen tot verbetervoorstellen. Het formuleren van een beleidskader voor de tweedelijnszorg in combinatie met de ontwikkelingen rond passend onderwijs. Een belangrijk aandachtspunt hierin is het samenwerkingsverband met de gemeente, de externe zorgketen en de versterking van het ZAT en het invoeren van casemanagement. De beleidsbrief ‘naar passend onderwijs’ en het referentiekader voor passend onderwijs4 zijn hier de basis voor. Vanaf 1 augustus 2013 treedt het referentiekader in werking. De kwaliteitsevaluatie en het monitoren van de begeleiding van de eerste en tweedelijnszorg meenemen in de borging onderwijskwaliteit. Voor de BBL-opleidingen en de kleinere locaties worden specifieke voorstellen geformuleerd hoe de nieuwe maatregelen en keuzes uitgevoerd en georganiseerd kunnen worden. Hiervoor wordt een aparte opdracht aan de dienst onderwijs gegeven.
Organisatorisch Met nadruk is er op gewezen dat de flexibele instroom nog niet overal geregeld is en dat wordt als één van de grote knelpunten gezien vanuit het servicecentrum. Het doel is om vanaf augustus 2013 te werken met 4 periodes waarin aan het begin van iedere periode nieuwe instroom mogelijk moet zijn. Als deze flexibele instroom geregeld is kunnen tussentijdse uitstromers snel op de nieuwe opleiding starten. Dit is zeker in het belang van vsv en het gemotiveerd houden van de deelnemers. Belangrijk is dat domeinen ook voor augustus 2013 meer instroommomenten aan kunnen bieden. De zorgcoördinatoren werken samen met de verzuimbegeleider en ondersteunen de trajectbegeleiders. De zorgcoördinatoren geven aan dat zij meer effect bereiken bij deelnemers als zij de trajectbegeleiders kunnen ondersteunen bij de preventie en vroegtijdige signalering van problemen. Binnen de domeinen worden met trajectbegeleiders, zorgcoördinatoren en verzuimbegeleider duidelijk afspraken gemaakt over deze werkwijze. 4
Op dit moment is er alleen een concept referentiekader dat nog uitgewerkt wordt in een MBO variant. De rode draad en de trends zijn wel gebruikt als leidraad. 6
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) doet de aanbeveling om de effectiviteit van ROC brede ZAT’s te verbeteren door te werken met interne zorgteams . Een intern zorgteam bestaat uit de zorgcoördinator, een leerplichtambtenaar, een verzuimbegeleider en eventueel andere specialisten die bij de zorg van deelnemers betrokken zijn. Deze interne zorgteams per domein kunnen veel aanmeldingen afhandelen die anders bij het brede ZAT terecht komen. Dit advies van het NJI nemen we over en sluit goed aan bij het vorige punt. Verbeteren van de kwaliteit van de intake om zoveel mogelijk een verkeerde opleidings- en beroepskeuze te voorkomen. Door kennis van het dvc opleidingsaanbod, de inzet van het intake-instrument intake insight en de versterking van de keuzebegeleiding vanuit vmbo, het opstellen van duidelijke richtlijnen over wat de intake op moet leveren voor de opleiding en het toelatingsbeleid kunnen een bijdrage leveren. Zowel de loopbaanadviseurs als de zorgcoördinatoren kunnen bij de voorbereiding van de intake een waardevolle rol spelen. Een van de aanbevelingen in de vsv-evaluatie is het inzetten van ‘pluscoaches’ omdat hier op diverse andere ROC zeer positieve ervaringen mee zijn opgedaan. In een aantal domeinen wordt al met de bijdrage van een pluscoach geëxperimenteerd. Het voordeel van een pluscoach kan zijn dat we op deze wijze differentiatie kunnen aanbrengen in de specifieke vragen van domeinen. Het advies is om de ervaringen die o.a. in het domein business en ICT zijn opgedaan te onderzoeken en op basis daarvan een voorstel te maken hoe de pluscoaches ingezet kunnen worden. Het oprichten van een adviesgroep rond de vsv projecten die de de samenhang in de begeleidingsstructuur en projecten bewaakt en monitort.
7
Aanbod begeleidings- en zorgstructuur Organiseren van een aanbod dat gericht is op interventies in het onderwijs voor deelnemers zoals huiswerkbegeleiding, studievaardigheden, plannen en organiseren, extra inzet op reparatietrajecten. Al eerder is aangegeven dat het wenselijk is dat de derdelijnsvoorzieningen hun expertise en voorzieningen op school aan gaan bieden. Vanuit het referentiekader wordt deze lijn doorgezet omdat de samenwerking met de jeugdketen wettelijk verplicht wordt voor alle onderwijssectoren. De gemeente krijgt hierin de taak om de samenwerkingsverbanden vanuit het PO en het VO te koppelen aan het MBO en Jeugdzorg. Het advies is om dit proces op korte termijn in gang te zetten om tot een samenwerkingsverband tussen gemeente, derdelijns voorzieningen en de school te komen. Vanuit de vsv-middelen een project opstarten om de betrokkenheid van ouders binnen het MBO te stimuleren. Met ouderparticipatie is binnen Educatie (piramideproject van het vormings- en ontwikkelingswerk) al ervaring opgedaan en het voorstel is om deze kennis te gebruiken voor dit project. Specialistische onderwijsvoorzieningen De specialistische onderwijs(begeleidingsvoorzieningen) werken vanuit een integrale aanpak, waarin verschillende projecten met elkaar verbonden zijn. Deze aanpak is uitgewerkt in een groeidocument waarin een bepaalde structuur en werkwijze voor de onderwijsvoorzieningen is neergezet. In onderstaand schema werd aangegeven hoe de begeleidingsdriehoek eruit zag. In het schooljaar 2011-2012 wordt vanwege verschillende redenen (aflopende projecten, bezuinigingen) een nog verdere verbetering van de samenhang tussen de diverse onderdelen van het servicecentrum nagestreefd.
Schema 2: overgenomen uit het groeidocument specialistische onderwijsvoorzieningen.
Samenhang en positionering Op dit moment zijn de verschillende projecten ondergebracht bij de specialistische onderwijsvoorzieningen waarbij deelnemers gebruik kunnen maken van de verschillende onderdelen en er een zorgarrangement wordt samengesteld. Het advies is om de onderdelen van de specialistische onderwijsvoorzieningen daar te positioneren, waar de samenhang ligt met het servicecentrum, en om de programmering zoals die is gepland wel te 8
handhaven. Op deze wijze worden de voorzieningen ingebed in de organisatie van het servicecentrum . Een andere gedachte die hieraan ten grondslag ligt is dat de begeleiding niet alleen uit het aanbod van de specialistische onderwijsvoorzieningen worden samengesteld, maar ook uit het brede aanbod van het servicecentrum en de derdelijnszorg. Een ander advies is om niet de specialistische onderwijsvoorzieningen maar het leerproces van de deelnemer en de trajectbegeleiding centraal te stellen5. Om meer samenhang te creëren kan de Avanti en de Carrousel ondergebracht worden bij het informatiecentrum opleidingen en het project voor jonge moeders een onderdeel worden van de deelnemerstrainingen. De break-out en de time-out blijven dan de specifieke specialistische onderwijsvoorzieningen. Een algemenere aanbeveling is dat nieuwe initiatieven of nieuw aanbod in de toekomst ondergebracht wordt in de bestaande structuur om te voorkomen dat er allerlei zwevende projecten ontstaan. In schema ziet de nieuwe situatie er als volgt uit:
Schema 3: nieuwe situatie en positie specialistische onderwijsvoorzieningen
Break-out plusvoorziening In het schooljaar 2010-2011 hebben 41 deelnemers gebruik gemaakt van de Break-out. Voor de break-out is het een speerpunt om de inhoud en de werkwijze van de programmering aan te laten sluiten bij de vraag van domeinen en vraaggericht te gaan werken. Voorstel is om de programmering in de toekomst te richten op het wegnemen van belemmeringen t.a.v. het succesvol volgen van een opleiding. Geadviseerd wordt om de huiskamerfunctie wel te handhaven omdat een opvangvoorziening noodzakelijk blijft, maar de openingstijden terugbrengen naar bijvoorbeeld 5 dagdelen per week. De individuele begeleiding zou beperkt kunnen worden tot een standaardnorm van maximaal 8 coachingsgesprekken per deelnemer met het oog op een resultaatgerichte aanpak. De derdelijnszorg (jeugdzorg, psychologen, schuldhulpverlening, Yulius etc) geeft specifieke begeleiding aan deelnemers die deze expertise nodig hebben. De begeleiding in kleine groepen kan meer gericht worden op het gebied van het verbeteren van houdings- en vaardigheden die gericht zijn op het vergroten van de weerbaarheid van deelnemers in het kader van hun opleiding. Deelnemerstrainingen Het aanbod van trainingen kan minder versnipperd aangeboden vanuit de diverse projecten en als algemeen aanbod gepositioneerd worden in het servicecentrum. Door het servicecentrum 5
Zie schema 3 9
wordt een trainingsaanbod vastgesteld voor de verschillende locaties. Ook voor de trainingen geldt dat er een duidelijke verbinding is tussen het aanbod en de effecten die het binnen het onderwijs moet opleveren. Jonge moeders Ten aanzien van het programma van de jonge moeders wordt geadviseerd om in het programma meer onderdelen aan te bieden die gericht zijn op het goed afronden van de opleiding of het toeleiden naar een opleiding. De uren die hiervoor besteedt kunnen worden zijn het babyzwemmen en creatieve expressie. Time-out Advies is om door te gaan met het ontwikkelen van het conceptplan facilitair medewerker voor deelnemers met multi-problematiek die niet op school opgevangen kunnen worden. Het idee is om deze deelnemers de opleiding facilitair medewerker te laten volgen in combinatie met intensieve begeleiding. De reden om te kiezen voor de opleiding facilitaire dienstverlening is omdat die opleiding breed is en het mogelijk maakt dat leerlingen op enig moment eventueel ook kunnen kiezen voor een andere opleiding. Op deze manier wordt de hulpverlening verbonden met het onderwijs en komt er een time-out in een andere vorm. De financiering voor de time-out stopt in maart 2012 en dit voorstel is gedaan om tot een structurele oplossing te komen voor deelnemers met deze problematiek.
9. Vastgestelde besluiten o o
o
o
o
o
o
De kerngroep onderwijs onderschrijft de uitgangspunten voor de begeleidings- en zorgstructuur zoals genoemd op pagina 6. De kerngroep onderwijs geeft de opdracht om het beleidskader trajectbegeleiding binnen alle domeinen (inclusief BBL-opleidingen en kleinere locaties) te evalueren voor 01-05-2012 en op basis van deze uitkomsten het beleidskader aan te passen. Eveneens geeft de kerngroep onderwijs de opdracht om de werkprocessen verzuimbegeleiding te evalueren en zo nodig aan te passen voor 01-07-2012. De kerngroep onderwijs geeft de opdracht aan de dienst onderwijs om voor de BBLopleidingen en de kleinere locaties een voorstel te maken hoe de nieuwe keuzes in de begeleidingsstructuur uitgevoerd en georganiseerd kunnen worden voor 01-01-2013. De kerngroep onderwijs geeft de opdracht aan de dienst onderwijs om het beleidskader tweedelijnszorg in combinatie met het referentiekader passend onderwijs in concept voor te bereiden voor 01-11-2012. De kerngroep onderwijs geeft de opdracht aan de dienst onderwijs om daar waar lacunes zijn in de eerste en tweedelijnszorg een advies te formuleren. Deze verbetervoorstellen zijn gebaseerd op positieve ervaringen met verschillende initiatieven in de domeinen (waaronder de pluscoach). De kerngroep onderwijs besluit tot het oprichten van een adviesgroep die de samenhang en de effecten in de begeleidingsstructuur en vsv-projecten bewaakt en monitort. De kerngroep onderwijs geeft de opdracht aan de directeur servicecentrum in samenspraak met directeur onderwijs om tot een samenwerkingsverband te komen met de gemeente en de derdelijns voorzieningen. Dit samenwerkingsverband wordt afgestemd op initiatieven zoals Route 27.
10
o
o
De kerngroep onderwijs geeft de opdracht aan het servicecentrum om: - Met een projectvoorstel te komen voor ouderparticipatie voor 01-05-2012. - Te zorgen voor een samenhangende organisatie van alle activiteiten van het servicecentrum, afgestemd op de wensen van de domeinen. Activiteiten moeten meer gericht worden op de studieresultaten van deelnemers. - Inzicht te geven in tussentijdse effecten en resultaten per kwartaal aan domeinen - Met een definitief projectvoorstel te komen voor een voorziening (opleiding facilitair medewerker incl. hulpverlening) in plaats van de huidige time-out in Dordrecht zoals hierboven beschreven De kerngroep onderwijs besluit dat deze notitie uitgangspunt is voor de in te dienen vsv-aanvraag in juni 2012.
11