Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
2005 / 21 Naam
Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand (2004) Publicatiedatum
28 december 2004 Opmerkingen
-
Vaststelling van de beleidsregels bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 16 december 2003 (Agendapuntnr. 1.39 - Registratienr. 3.71368). Hoewel formeel pas geldend na bekendmaking, zijn de regels informeel conform het besluit en het daaraan voorafgaande voorstel gehanteerd ingaande 1 januari 2004.
Aantal bladzijden / verkoopprijs
13 / € 0,65
gb05-021.doc
Beleidsregels verhaal Wet werk en bijstand Rechtsregels: Art. 81, 82, 89 t/m 105 Abw B&W-besluit no. 2.2, d.d. 20 april 1999. Art 13 van de Invoeringswet Wwb Art 61 en 62 Wwb B&W besluit no 1.39 d.d. 16 december 2003 Inleiding De verplichting tot verhaal, zoals in de Abw opgenomen, wordt in de Wwb een bevoegdheid. Het is de bedoeling dat er in een nieuw stelsel van (kinder)alimentatie van kracht wordt. Dit heeft gevolgen voor verhaal en met name voor verhaal onderhoudsplicht. Tot bekend is wat deze gevolgen exact inhouden wordt vanaf het jaar 2004 van de bevoegdheid ,die de Wwb biedt, om tot verhaal over te gaan, gebruik gemaakt als ware het een verplichting. De tekst van deze richtlijn is als beleidsregel vastgesteld. Dit geldt ook voor de bepalingen omtrent het afzien van verhaal. Kosten van verleende bijstand kunnen in een aantal gevallen worden verhaald. De in de Wwb genoemde derden waarop kosten van bijstand kunnen worden verhaald zijn: -
de onderhoudsplichtige; de begiftigde van een schenking; de nalatenschap van de overleden bijstandsgerechtigde;
Verhaal van IOAW/IOAZ-uitkering is niet mogelijk. De wetgever maakt een onderscheid tussen verhaal en terugvordering. Van terugvordering wordt gesproken in de gevallen waarin een ten onrechte of te veel betaalde uitkering wordt teruggevorderd van een cliënt of een ex-cliënt en/of diens partner. Verhaal van bijstand vindt plaats op personen die zelf niet direct met de verlening van bijstand te maken hebben (gehad), dus op derden, zoals de onderhoudsplichtige, de begiftigde en de nalatenschap. Op hen wordt bijstand verhaald, omdat zij in een bepaalde relatie staan tot degene aan wie bijstand is of wordt verstrekt. De gemeente verplicht zich, behoudens dringende redenen, om in gevallen zoals vermeld in de Wwb bijstand te verhalen. Personen op wie de bijstand wordt verhaald zijn: a) b) c)
de onderhoudsplichtige; de begiftigde van een schenking; de nalatenschap van de overleden bijstandsgerechtigde.
Verhaal op de onderhoudsplichtige dient plaats te vinden als er: a) b)
2
onderhoudsplicht naar burgerlijk recht bestaat; deze verplichting tot het verschaffen van levensonderhoud niet of niet behoorlijk wordt nagekomen.
Onderhoudsplichtig ten opzichte van elkaar zijn: a) b)
c) d) e)
de de -
echtgenoten of geregistreerde partners; ex-echtgenoten of degenen die een geregistreerd partnerschap waren aangegaan: als er door de rechtbank alimentatie is opgelegd; als door de gemeente, bij het ontbreken van een rechterlijke uitspraak, zelfstandig verhaal is ingesteld; de ouder ten opzichte van het minderjarige kind; de ouder ten opzichte van het jong-meerderjarige kind (het kind van 18 tot 21 jaar); het minderjarige kind ten opzichte van de ouder.
Bijstand wordt verhaald op degene aan wie een schenking is gedaan door: a) b)
de bijstandsgerechtigde of gewezen bijstandsgerechtigde; de persoon die redelijkerwijze kon voorzien op bijstand aangewezen te raken.
Bijstand wordt verhaald op de nalatenschap van de overleden bijstandsgerechtigde wanneer er reeds een vordering bestond op de bijstandsgerechtigde voor het overlijden. Indien er geen rechterlijke uitspraak bestaat waarin alimentatie is vastgesteld, zal de gemeente een zelfstandige verhaalsactie starten. In alle gevallen vindt verhaal plaats door het nemen van een verhaalsbesluit. Het besluit vermeldt de verhaalsgrond, het te verhalen bedrag, alsmede de termijn waarbinnen moet worden betaald. Indien degene op wie verhaal wordt gezocht, niet tot betaling overgaat, wordt verhaal in rechte ingesteld bij de Rechtbank. Als uit de draagkrachtberekening blijkt dat het totaal te verhalen bedrag onder de € 50 per maand ligt, wordt afgezien van verhaal zolang de draagkracht op hetzelfde niveau blijft. Is op voorhand duidelijk dat de bijstandsperiode dermate kort zal zijn dat het minimumverhaalsbedrag op jaarbasis, te weten € 600, niet zal worden overschreden, dan wordt eveneens niet verhaald. De verplichting tot verhaal De gemeente verplicht zich om in de in de Wwb genoemde gevallen de kosten van bijstand te verhalen. Uitzondering vormt het bestaan van een "dringende reden". Tevens kan de gemeente afzien van verhaal bij het bestaan van een problematische schuldensituatie. Ook bij het verhaal is de gemeente gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De wetgever is uitermate terughoudend geweest bij het geven van voorbeelden van dringende redenen om van verhaal af te zien. De wetgeving biedt de gemeente dus in principe weinig mogelijkheden om nog een herkenbaar eigen beleid te voeren: elk geval dient individueel te worden onderzocht, zonder daarbij uit te gaan van categoriale uitzonderingen. Slechts in geval daartoe dringende redenen gelegen in de persoon van de bijstandsgerechtigde dan wel in de persoon van degene op wie bijstand wordt verhaald, aanwezig zijn, kan worden afgezien van verhaal.
3
Dringende redenen Een dringende reden wordt aanwezig geacht in de volgende gevallen:
•
De persoon op wie verhaal wordt gezocht heeft een niet-Nederlandse nationaliteit en woont in het buitenland. In deze gevallen is er -bij betalingsonwil- in de praktijk geen enkele mogelijkheid tot invordering. Betrokkene kan zelden worden getraceerd, maar al lukt dat wel, dan nog zijn er geen gegevens met betrekking tot zijn inkomen te verkrijgen. Om bedrijfseconomische redenen dient in deze gevallen te worden afgezien van nader onderzoek met betrekking tot verhaal.
•
De persoon op wie verhaal wordt gezocht is een Nederlander die in het buitenland woont en werkt. Ook hier zijn de invorderingsmogelijkheden zeer beperkt en afhankelijk van het feit of er een in Nederland gevestigde werkgever of inkomstenbron in het spel is. Woont betrokkene in een land waarmee historisch of anderszins speciale banden bestaan, dan kan een invorderingspoging zin hebben. (te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan de Nederlandse Antillen, België en Duitsland.) In alle andere gevallen heeft een nader onderzoek naar verhaalsmogelijkheden om bedrijfseconomische redenen geen zin.
•
Agressief gedrag van de onderhoudsplichtige ten opzichte van de bijstandsgerechtigde. De aangevoerde redenen dienen geobjectiveerd te worden, oftewel geverifieerd en bevestigd door derden zoals politie (vertrouwens)arts, psycholoog en maatschappelijk werkende Uiteraard dient dit onderzoek met de nodige prudentie te worden uitgevoerd. Veelal betreft het hier verhaal op onderhoudsplichtige mannen wier vrouw enige (vaak korte) tijd heeft doorgebracht in een Hera huis. In deze gevallen dient de actuele houding van de onderhoudsplichtige van doorslaggevend belang te zijn. Derhalve is een periodiek heronderzoek in deze gevallen aangewezen. Indien uit het (voor)onderzoek blijkt dat de bedreigende situatie niet meer aanwezig is, kan een normaal draagkrachtonderzoek plaatsvinden.
•
Suïcidaal gedrag van de onderhoudsplichtige/-gerechtigde. Voor deze gevallen geldt in wezen hetzelfde als voor gewelddadig gedrag van een onderhoudsplichtige tegenover de bijstandsgerechtigde. Prudentie is ook hier aangewezen.
•
De onderhoudsplichtige heeft een inkomen op minimumniveau na een uitkeringsperiode. Uitvoering van de verhaalsbepalingen kan in een aantal gevallen op gespannen voet komen te staan met het gemeentelijk uitstroombeleid. Om het gemeentelijk uitstroombeleid maximaal te ondersteunen dient een onderhoudsplichtige ex-cliënt met een minimuminkomen gedurende enige tijd na de werkaanvaarding te worden ontzien om zodoende een extra stimulans te bieden om structureel in het arbeidsproces te blijven. Elk geval zal individualiserend moeten worden bezien. Als richtsnoer wordt aangehouden dat bij werkaanvaarding op minimumniveau na een uitkeringsperiode de gemeente gedurende een periode van twee jaren afziet van het opleggen van een onderhoudsbijdrage.
Verjaring van verhaal Kosten van bijstand die meer dan vijf jaar voor de datum van verzending van de verhaalsbeschikking zijn gemaakt, kunnen niet worden verhaald (art 61 lid 3 Wwb).. Op deze regel bestaat een uitzondering: deze verjaringstermijn geldt niet als er een vordering is op een nalatenschap wegens geldlening of borgtocht, bijvoorbeeld als er bedrijfskapitaal in de vorm van een geldlening is verschaft. De in de Wwb genoemde termijn van vijf jaar staat niet in de weg aan latere tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak.
4
Verhaal op onderhoudsplichtigen De kring van onderhoudsplichtigen Onderhoudsplichtig zijn: -
de echtgenoot ten opzichte van de andere echtgenoot (geregistreerde partner); de ex-echtgenoot (na echtscheiding of scheiding van tafel en bed) ten opzichte van de andere ex-echtgenoot (geregistreerde partner); de ouder ten opzichte van het minderjarige kind; de ouder ten opzichte van het jong-meerderjarige kind (kinderen van 18 tot 21 jaar); het minderjarige kind ten opzichte van de ouders.
Verhaald wordt de aan de onderhoudsgerechtigde verstrekte bijstand en wel tot de grens van de onderhoudsplicht. Die grens is gelegen in de draagkracht van de tot onderhoud verplichte persoon conform de Trema-normen. Bijstand wordt verhaald vanaf het moment waarop de onderhoudsplichtige voor de eerste keer is aangeschreven of vanaf het moment waarop de betalingsverplichting door de rechter werd vastgesteld. Burgerrechtelijke onderhoudsplicht is uitgangspunt Bepalend voor het antwoord op de vraag of de gemeente bijstand moet verhalen is het bestaan van een onderhoudsverplichting naar burgerlijk recht. Ontbreekt deze dan bestaat er geen ruimte voor bijstandsverhaal. Bijstandsverhaal komt voorts pas aan de orde wanneer de onderhoudsplichtige zijn verplichtingen tot het verschaffen van levensonderhoud (alimentatie) niet nakomt. Hieronder volgt een uiteenzetting met betrekking tot de factoren welke bepalen of er onderhoudsplicht naar burgerlijk recht bestaat. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële factoren. Tussen echtgenoten/geregistreerde partners Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat echtgenoten over en weer verplicht zijn elkaar het nodige te verschaffen. Bedoeld wordt het beschikbaar stellen van financiële middelen voor de kosten van de huishouding, levensonderhoud van henzelf en van de kinderen. Het betreft een gemeenschappelijke verplichting en wel naar rato van ieders inkomen. Wanneer één van beide echtgenoten geen inkomsten heeft, rust bovenvermelde verplichting op degene die het gezinsinkomen verdient. Zolang het huwelijk bestaat en betrokkenen samenwonen geldt deze verplichting altijd. Wonen betrokkenen niet langer samen en is daarmee het gezinsverband verbroken, dan blijft de verplichting van kracht. Op deze regel bestaat een uitzondering, nl. als het feit dat partijen niet meer samenwonen te wijten is aan onredelijk gedrag van één van hen. Indien tijdens het huwelijk bijstand wordt verstrekt aan de partner die verlaten is, zal de gemeente de verstrekte bijstand moeten verhalen. De situatie van niet meer samenwonen in verband met onredelijk gedrag van een betrokkene kan verhaal in de weg staan. Eén en ander zal echter door de onderhoudsplichtige moeten worden gesteld. Tussen ex-echtgenoten of gewezen geregistreerde partners De onderhoudsverplichtingen zoals die tijdens het huwelijk bestaan, blijven in principe voortbestaan na beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of scheiding van tafel en 5
bed. De onderhoudsverplichting ontstaat echter niet automatisch. De onderhoudsgerechtigde moet alimentatie verzoeken of vorderen bij de rechtbank. Voorwaarde voor het bestaan van onderhoudsplicht is dat de onderhoudsgerechtigde tijdens het huwelijk geheel of in belangrijke mate financieel afhankelijk was van de onderhoudsplichtige en dus na de scheiding behoefte heeft aan alimentatie. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de vrouw het huishouden heeft gedaan en de kinderen heeft verzorgd, terwijl de man het gezinsinkomen verdiende. Deze financiële afhankelijkheid ontbreekt wanneer de partner die alimentatie verzoekt in staat is in het eigen onderhoud te voorzien (bijvoorbeeld: de huidige bijstandsgerechtigde heeft kort voor en/of tijdens het huwelijk nog gewerkt). Het enkele feit dat de gemeente aan de partner die geen inkomen heeft, bijstand verstrekt, is onvoldoende om eerdergenoemde financiële afhankelijkheid aan te nemen. Het feit dat bijstand wordt verstrekt kan immers een gevolg zijn van andere factoren dan de scheiding (bij werkloosheid als gevolg van arbeidsmarktomstandigheden). Wanneer aangetoond kan worden dat de bijstandsbehoeftigheid geen verband houdt met het huwelijk, bestaat er geen onderhoudsplicht naar burgerlijk recht en dus ook geen verhaalsmogelijkheid. De onderhoudsplicht kan, desgevraagd, door de rechter in duur worden beperkt. De redenen daarvan kunnen gelegen zijn in de persoon van de onderhoudsgerechtigde (bijvoorbeeld als deze op termijn in staat moet worden geacht in het eigen onderhoud te voorzien) of in de duur van het huwelijk (bij kortdurende huwelijken wordt het in het algemeen niet redelijk geacht een alimentatie op te leggen welke onbeperkt van duur is). Samengevat zijn de volgende criteria van belang:
• • • • • • •
financiële afhankelijkheid ten opzichte van de onderhoudsplichtige tijdens en ten gevolge van het huwelijk; de duur van het huwelijk; de leeftijd van de onderhoudsgerechtigde; de scholingsgraad van betrokkenen bij het aangaan en ontbinden van het huwelijk; het al dan niet verricht hebben van betaalde arbeid door de onderhoudsgerechtigde; de mogelijkheid van de onderhoudsgerechtigde om door het verrichten van arbeid in eigen onderhoud te voorzien; de aanwezigheid van kinderen die zijn geboren uit de relatie en de leeftijd van de kinderen.
Wanneer bijvoorbeeld de bijstandsgerechtigde gedurende langere tijd (langer dan één jaar) in staat is geweest volledig in eigen onderhoud te voorzien en daar redelijkerwijs nog steeds toe in staat moet worden geacht, dient geen verhaalsactie ingesteld te worden. De onderhoudsplicht ten opzichte van de ex-echtgenoot eindigt wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt of gaat samenwonen op een wijze als ware men gehuwd. De onderhoudsplicht eindigt automatisch en herleeft niet wanneer de samenwoning weer wordt verbroken, tenzij dit binnen drie maanden na aanvang gebeurt. De inhoud van het begrip "samenwonen als ware men gehuwd" is nagenoeg identiek aan het begrip gezamenlijke huishouding als bedoeld in de Wwb. Ook samenwonen van partners van gelijk geslacht valt hier onder en doet de onderhoudsplicht dus automatisch eindigen. De Wwb biedt de gemeente de mogelijkheid bij de toekenning van bijstand aan degene die deze in verband met een echtscheiding heeft aangevraagd, de voorwaarde op te leggen dat men alimentatie verzoekt ten laste van de ex-partner. De Gemeente Nijmegen legt deze voorwaarde niet op.
6
In de Wwb is het opleggen van de verplichting tot het instellen van een verzoek tot toekenning van kinderalimentatie als mogelijkheid opgenomen. Na invoering van de nieuwe (kinder)alimentatie wetgeving zal worden beoordeeld of en zo ja in welke situatie, deze verplichting aan de bijstandsverlening wordt verbonden De ouder ten opzichte van het minderjarig kind Ouders zijn verplicht hun minderjarige kinderen financieel te onderhouden. Deze verplichting bestaat: -
tijdens het huwelijk en na ontbinding van het huwelijk (wettige kinderen); buiten het huwelijk ten opzichte van erkende kinderen (natuurlijke kinderen); buiten het huwelijk ten aanzien van kinderen waarvan het biologisch vaderschap is vastgesteld.
Indien de gemeente bijstand verstrekt ingeval van een verlating/echtscheiding aan de (ex-)echtgenoot, wordt die bijstand - wanneer de (ex-)echtgenoot de kinderen verzorgt- verleend als gezinsbijstand en strekt dus mede ten behoeve van de kinderen. Verhaal vindt dan ook plaats zowel wegens onderhoudsplicht ten opzichte van de (ex-)echtgenoot als wegens onderhoudsplicht ten opzichte van de minderjarige kinderen. Wanneer bijvoorbeeld het verhaal wegens bijstandsverlening aan de ex-echtgenoot eindigt vanwege huwelijk of samenwoning, wordt verder verhaald wegens bijstand verstrekt ten behoeve van de kinderen. Wanneer bijstand wordt verstrekt aan minderjarigen die buiten het ouderlijk huis verblijven (weglopers), zal die bijstand in principe eveneens moeten worden verhaald. De gemeente zal in dat geval wel moeten aantonen dat de onderhoudsplichtige ouder de onderhoudsplicht niet nakomt. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de ouder het kind de toegang tot het ouderlijk huis ontzegt. Echter, wanneer de ouder stelt dat het kind te allen tijde weer thuis kan komen wonen en niet anderszins blijkt dat zulks volstrekt onmogelijk is, zal er van verzaking van de onderhoudsplicht geen sprake zijn. In dat geval wordt geen bijstandsverhaal ingesteld. De ouder ten opzichte van het jong-meerderjarige kind Ouders zijn onderhoudsplichtig totdat hun kinderen de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. Wanneer aan kinderen in de leeftijd van 18 tot 21 jaar (de zogenaamde jong-meerderjarigen) bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt verstrekt, moet de gemeente die bijstand op de onderhoudsplichtige ouder verhalen. Bijzondere bijstand voor levensonderhoud wordt alleen verleend als het kind uitwonend is en voldoet aan de voorwaarde dat het uitwonend zijn noodzakelijk is. Dit laatste is het geval als: -
7
De ouders overleden zijn of in het buitenland wonen; De jongere op grond van de Wet op de Jeugdhulpverlening uit huis geplaatst is geweest; De jongere twaalf maanden onafgebroken zelfstandig heeft gewoond; Het niet verantwoord en/of mogelijk is dat de jongere thuis blijft wonen.
Een dringende reden om af te zien van verhaal is aanwezig als het aanspreken van de ouders het kind schaadt. Dit kan het geval zijn als de relatie tussen ouders en kind ernstig verstoord is of als er (in het verleden) sprake is (geweest) van mishandeling of ernstige verwaarlozing. Het minderjarige kind ten opzichte van de ouder(s) Ingevolge het Burgerlijk Wetboek is het minderjarige kind ten opzichte van de ouder(s) onderhoudsplichtig. In beginsel kan de bijstand die aan de ouders wordt verstrekt, op het kind worden verhaald. Hierbij moet gedacht worden aan verhaal op vermogen van de minderjarige waarmee bij de bijstandsverlening aan de ouders geen rekening is gehouden. Inkomsten uit of in verband met arbeid van minderjarigen zijn vrijgesteld van verhaal. Limitering van de verhaalsplicht De duur van de verhaalsplicht van de gemeente is beperkt tot twaalf jaar, te rekenen vanaf de datum van inschrijving van het echtscheidingsvonnis of gelijk aan de duur van het huwelijk als het huwelijk 5 jaar of korter heeft geduurd en er geen kinderen uit geboren zijn. De limiteringsbepaling geldt alleen ten aanzien van bijdragen die zijn opgelegd ten behoeve van de ex-partner en niet voor bijdragen die zijn opgelegd ten behoeve van de minderjarige dan wel jong-meerderjarige kinderen. De onderhoudsbijdrage die door de gemeente wordt opgelegd, strekt echter altijd ten behoeve van het gezin van de onderhoudsgerechtigde, dat wil zeggen voor ex-partner én kinderen. Reden hiervan is dat bijstand als gezinsbijstand wordt uitgekeerd en -volgens constante jurisprudentie- niet splitsbaar is. Wanneer nu als gevolg van de toepassing van de limiteringsbepaling de onderhoudsbijdrage voor de ex-partner komt te vervallen, zal de gemeente verder verhaal moeten zoeken voor het onderhoud van de kinderen. Omdat de draagkracht van de onderhoudsplichtige bepalend is voor de hoogte van de bijdrage, zal die hoogte in beginsel geen wijziging ondergaan. Met andere woorden, het bedrag dat eerst werd verhaald voor ex-partner en kinderen moet worden geacht dan alleen ten behoeve van de kinderen te strekken. Het meerdere dat voorheen aan onderhoudsbijdrage werd betaald, komt dan te vervallen. Minimumverhaalsbedrag Van verhaal kan worden afgezien om bedrijfseconomische redenen. Als uit de draagkrachtberekening blijkt dat het totaal te verhalen bedrag onder de € 50 per maand ligt, wordt van verhaal afgezien tot er een wijziging van omstandigheden optreedt die tot een grotere draagkracht leidt. Ook wordt afgezien van verhaal als op voorhand duidelijk is dat de bijstandsperiode dermate kort zal zijn dat het minimum verhaalsbedrag op jaarbasis, te weten € 600, niet zal worden overschreden. Deze minimumbedragen gelden ook bij verhaal in der minne.
8
Verhaal wegens schenking Bijstand wordt verhaald op degene aan wie de bijstandsontvanger een schenking heeft gedaan. Het moet hierbij gaan om een schenking door een bijstandsgerechtigde of door iemand die de noodzaak van bijstandsverlening ten tijde van het doen van de schenking redelijkerwijs kon voorzien. Verhaald wordt voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden. Alleen het bedrag boven het bescheiden vrij te laten vermogen kan worden verhaald, maximaal tot het bedrag van de verstrekte bijstand. Onder schenking moet worden verstaan iedere bevoordeling uit vrijgevigheid waardoor de eigen vermogenspositie van de schenker vermindert. Indien de vermogensverschuiving een andere reden heeft (bijvoorbeeld een beloning voor bewezen diensten) is er geen sprake van een schenking en bestaat er geen verhaalsgrond. Dit geldt evenzeer wanneer de schenker zich ernstig verplicht voelt tot degene aan wie hij een schenking doet. In dat geval wordt door de schenker voldaan aan een dringende verplichting van moraal of fatsoen (een natuurlijke verbintenis). Er is dan geen sprake van een schenking. De schenking kan plaatsvinden in geld, maar ook in een andere vorm. De schenking kan eveneens bestaan uit: -
goederen; het verkopen van goederen tegen een prijs welke in geen verhouding staat tot de marktwaarde (bijvoorbeeld de verkoop van een huis tegen een te lage prijs); het afzien van aanspraken op middelen (bijvoorbeeld het verwerpen van een (aandeel in een) nalatenschap of het afzien van een overwaarde bij boedelscheiding).
Er behoeft geen formele overeenkomst tot schenking of een notariële akte aanwezig te zijn. Verhaal op de nalatenschap De gemeente verhaalt in een aantal gevallen kosten van verleende bijstand op de nalatenschap van de (overleden) bijstandsgerechtigde. Er wordt verhaald wanneer de vordering ter zake waarvan verhaal wordt ingesteld reeds bestond voor het overlijden en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden. Dit kan het geval zijn wanneer er tijdens het leven: onverschuldigd bijstand is betaald -
een vordering wegens geldlening of borgtocht bestond; sprake is van naderhand ontvangen middelen die betrekking hebben op een periode waarover bijstand is verleend; sprake was van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan voor zover de betreffende handelwijze heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
De Gemeente Nijmegen ziet af van verhaal (op de nalatenschap) wanneer dat kennelijke hardheid ten opzichte van de langstlevende echtgenoot of familieleden zou betekenen. Dit kan als een dringende reden om van verhaal af te zien worden beschouwd. Wanneer een besluit wordt genome inzake verhaal op de nalatenschap, zal dit moeten zijn gericht aan de langstlevende echtgenoot of aan degene die geacht wordt bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.
9
Om praktische redenen zal verhaal moeten plaatsvinden binnen één jaar na overlijden, aangezien anders -zo er verhaal in rechte moet worden ingesteld- alle erfgenamen moeten worden opgeroepen. Als het te verhalen bedrag €272,27 of minder is wordt afgezien van verhaal De procedure tot verhaal Alvorens wordt overgegaan tot het nemen van een besluit inzake verhaal, is veelal een onderzoek naar het bestaan van een rechtsgrond voor verhaal noodzakelijk. Is vastgesteld dat een rechtsgrond aanwezig is, dan moet de hoogte van het te verhalen bedrag worden vastgesteld. De persoon op wie wordt verhaald wordt verzocht inlichtingen te verstrekken die daarvoor noodzakelijk zijn. Worden inlichtingen bij derden ingewonnen, dan wordt betrokkene op de hoogte gesteld van het voornemen derden te benaderen.. Vaststelling onderhoudsplicht bij ex-echtgenoten De gemeente is gebonden aan een uitspraak van de burgerlijke rechter inzake alimentatie. Wanneer de rechter bijvoorbeeld in een echtscheidingsprocedure een bedrag aan alimentatie heeft opgelegd zal de gemeente overeenkomstig deze uitspraak moeten verhalen door middel van een verhaalsbesluit. In dat geval hoeft de gemeente de vraag of er een onderhoudsverplichting bestaat dus niet zelf meer te beantwoorden. Wel zal het bedrag dat de rechter heeft opgelegd moeten worden getoetst aan de Trema-normen. Indien de uitspraak van de Rechtbank door de onderhoudsplichtige niet wordt nagekomen, zal de gemeente conform het bepaalde in die uitspraak moeten verhalen en wel met uitsluiting van de onderhoudsgerechtigde. De gemeente is zowel qua hoogte, als qua duur aan de uitspraak gebonden. De gemeente zal de uitspraak in een verhaalsbesluit moeten formuleren en dit aan de onderhoudsplichtige toezenden. De onderhoudsplichtige krijgt gedurende 30 dagen de tijd om tegen de beschikking in verzet te gaan bij de Rechtbank. In de verzetsprocedure staat het bestaan en de omvang van de onderhoudsplicht niet meer ter discussie. Het verzet kan slechts gericht zijn tegen procedurele fouten van de gemeente, zoals het reeds betaald hebben van termijnen of een foutief in het besluit opgenomen verhaalsbedrag. Wanneer het verzet gegrond wordt verklaard zal de Rechtbank de gemeente opdracht geven een nieuw verhaalsbesluit te formuleren. Knelpunt bij het verhaal op grond van het Burgerlijk Wetboek kan zijn, dat de alimentatieuitspraak niet meer wordt nagekomen, omdat deze door tijdsverloop niet meer in overeenstemming is met de reële situatie (bijvoorbeeld: de onderhoudsgerechtigde maakt niet langer aanspraak op de alimentatie omdat men op de hoogte is van de verslechterde financiële situatie van de onderhoudsplichtige). De onderhoudsplichtige zal in dat geval de gemeente ter zake moeten informeren en tevens een wijzigingsverzoek moeten indienen bij de Rechtbank. De gemeente doet er verstandig aan tijdens de wijzigingsprocedure een afwachtende houding aan te nemen met betrekking tot het verhaal.
10
Gewijzigde omstandigheden Zowel de gemeente als de onderhoudsplichtige kunnen wijziging van de rechterlijke uitspraak verzoeken. Wijziging kan enkel worden verzocht van uitspraken betreffende periodieke betalingen wanneer zulks op grond van gewijzigde omstandigheden geïndiceerd is. Met gewijzigde omstandigheden wordt gelijk gesteld het geval waarin bij de oorspronkelijke uitspraak is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. Deze wijzigingsbevoegdheid is echter beperkt tot de hoogte van het te verhalen bedrag. Niet bedoeld is opnieuw de vraag aan de orde te stellen in hoeverre de gemeente tot verhaal gerechtigd is. De gemeente is bevoegd de Rechtbank te verzoeken een verhaalsbedrag vast te stellen in afwijking van een bestaande alimentatie-uitspraak. Dit zal aan de orde zijn wanneer: -
de rechterlijke uitspraak door wijziging van de omstandigheden niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven; de rechterlijke uitspraak vanaf de aanvang niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan, doordat bij de uitspraak van onjuiste dan wel onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze bepaling ziet met name op de situatie dat door de onderhoudsplichtige bepaalde relevante inkomensgegevens zijn verzwegen.
De gemeente kan zich in de verhaalsprocedure op deze omstandigheden beroepen. Bovenvermelde bepalingen bieden geen uitkomst voor het geval waarin partijen in onderling overleg een lagere alimentatie hebben bepaald en deze aan de rechter hebben voorgelegd. Op deze wijze wordt een alimentatie-uitspraak verkregen die in veel gevallen niet zal zijn gebaseerd op de Trema-normen. Aangezien de rechter lijdelijk is, is hij gebonden aan het door partijen overeengekomen of aan de te lage alimentatievordering. De wet geeft de gemeente de mogelijkheid in deze gevallen de Rechtbank te verzoeken in afwijking van de eerder gedane uitspraak een verhaalsbedrag vast te stellen. De gemeente zal derhalve zelf alle relevante gegevens moeten verzamelen en deze aan de Trema-normen moeten toetsen. Knelpunt hierbij kan zijn het gegeven dat de Trema-normen ruimte laten voor interpretatieverschillen, waardoor de bijdrage kan variëren. Voorts is het niet zo dat elke afwijking van de wettelijke maatstaven grond oplevert voor een verzoek een afwijkend verhaalsbedrag vast te stellen. Een wijzigingsverzoek blijft achterwege als de door de gemeente te vorderen verhoging van de onderhoudsbijdrage minder dan € 45,38 per maand bedraagt. Reden voor een verhaalsverzoek op grond van het van meet af aan niet voldoen aan de wettelijke maatstaven zou kunnen zijn dat de onderhoudsplichtige nihilstelling van de alimentatie vraagt en de onderhoudsgerechtigde zich daar niet tegen verweert. De voor een dergelijk verzoek noodzakelijke informatie zal de gemeente kunnen krijgen door middel van opvragen van de echtscheidingsstukken bij de betrokkenen of bij de griffie van de Rechtbank die het vonnis heeft gewezen. Voorts is de onderhoudsplichtige verplicht de nodige inlichtingen te verstrekken aan de gemeente inzake zijn financiële situatie.
11
Er is geen rechterlijke uitspraak inzake alimentatie Wanneer er geen rechterlijke uitspraak bestaat waarin alimentatie is vastgesteld, zal de gemeente een zelfstandige verhaalsactie moeten starten. Dat er geen alimentatie (voor de exechtgenoot) is vastgesteld kan gelegen zijn in het feit dat de ex-echtgenoten zijn overeengekomen dat zij elkaar geen alimentatie verschuldigd zullen zijn. Een dergelijke overeenkomst wordt een nihil-beding genoemd. Het feit dat een nihilbeding is gesloten staat aan bijstandsverhaal niet in de weg. De gemeente kan aan het beding voorbijgaan en zelfstandig een verhaalsactie tegen de onderhoudsplichtige beginnen. In het geval er geen alimentatie-uitspraak aanwezig is vindt verhaal plaats door het nemen van een verhaalsbeschikking. De beschikking vermeldt de verhaalsgrond en het te verhalen bedrag, alsmede de termijn waarbinnen moet worden betaald. Indien de onderhoudsplichtige/begiftigde/nalatenschap/garant niet tot betaling overgaat, wordt verhaal in rechte ingesteld. Zie voor de procedure paragraaf 8. Verzoek om informatie van (potentieel) onderhoudsplichtigen Op grond van rechterlijke uitspraken in het kader van WOB-procedures (Wet Openbaarheid van Bestuur) is de Gemeente Nijmegen verplicht verzoeken van (potentiële) onderhoudsplichtigen om informatie opgenomen in het bijstandsdossier van de onderhoudsgerechtigde in overweging te nemen. Vanwege het grote gewicht dat de Gemeente Nijmegen toekent aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van cliënten worden verzoeken van (potentieel) onderhoudsplichtigen om informatie uit dossiers met de grootst mogelijke terughoudendheid behandeld. Behandeling verzoek Een verzoek van de (potentieel) onderhoudsplichtige tot het verstrekken van informatie die is opgenomen in het bijstandsdossier van de onderhoudsgerechtigde wordt slechts in overweging genomen als is voldaan aan de volgende voorwaarden: -
Het bestaan van een (potentiële) onderhoudsplicht is vastgesteld; en De gevraagde informatie is rechtstreeks van belang voor de vaststelling van de onderhoudsplicht en/of de hoogte van de onderhoudsbijdrage; en Het verzoek is schriftelijk ingediend en voorzien van een kopie van een geldig legitimatiebewijs. Laat verzoeker zich vertegenwoordigen door een gemachtigde dan dient deze naast de machtiging een kopie van een geldig legitimatiebewijs mee te sturen. Voor een advocaat is een schriftelijke machtiging niet vereist.
De onderhoudsgerechtigde cliënt wordt op de hoogte gesteld van het voornemen de onderhoudsplichtige te informeren. De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit waarin dit voornemen is aangekondigd. Inwilliging verzoek Het verzoek om informatie wordt ingewilligd als: -
12
de bezwaartermijn is verstreken zonder dat er een bezwaarschrift is ingediend; de bezwaarschriftenprocedure en de eventueel daaropvolgende beroepsprocedure is afgehandeld en de cliënt in het ongelijk is gesteld.
De WOB schrijft voor dat de Gemeente Nijmegen de gevraagde informatie verstrekt in de vorm van een uittreksel of samenvatting van de inhoud van relevante documenten of door het verschaffen van inlichtingen uit die documenten. De Gemeente Nijmegen maakt gebruik van een standaardformulier waarop een aantal punten staan vermeld die een samenvatting vormen van de dossierinformatie. Afwijzing verzoek De Gemeente Nijmegen kan negatief besluiten op een verzoek tot informatieverstrekking van een (potentieel) onderhoudsplichtige. Bijvoorbeeld omdat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of de Gemeente Nijmegen over zal gaan tot het instellen van verhaal of omdat de cliënt in het gelijk is gesteld in de bezwaar- of beroepsprocedure. In dat geval ontvangt de verzoeker een schriftelijke afwijzing in de vorm van een gemotiveerd besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat.
De procedure tot verhaal in rechte De procedure tot verhaal in rechte en tot verzet wordt gevoerd voor de Rechtbank. Op de procedure zijn de wettelijke bepalingen inzake vorderingen tot levensonderhoud van toepassing. Bevoegd is de Rechtbank van het arrondissement waar de verzoekster woonplaats heeft. Zowel de gemeente, als de verweerder kunnen van de uitspraak (tot vaststelling van een verhaalsbijdrage) in hoger beroep komen bij het Gerechtshof en wel binnen 2 maanden na de uitspraak. Het is niet van belang of er in eerste aanleg verweer is gevoerd. Cassatie kan worden ingesteld bij de Hoge Raad binnen 2 maanden nadat het Hof uitspraak heeft gedaan. De gemeente kan in eerste aanleg en in hoger beroep optreden zonder inschakeling van een procureur. De gemeente hoeft geen griffierecht te betalen. Zowel de gemeente als de wederpartij kunnen de rechter verzoeken de verliezende partij te veroordelen in de proceskosten.
13