Beleidsplan Jeugd Techniek
Inhoud
1 Inleiding 1.1 Het jeugdplan 1.2 Uitgangspositie
3 3 3
2 Doelstellingen
4
3 Teams 3.1 Samenstelling 3.2 KNVB-visie 3.3 Leeftijdtypische kenmerken 3.4 Meisjesvoetbal is jeugdvoetbal 3.5 Richtlijnen voor het samenstellen en selecteren van teams
6 6 6 8 12 12
4 Wedstrijden 4.1 Opleiden en winnen. 4.2 Gedrag tijdens en rond een wedstrijd 4.3 De taken en functies in het team 4.4 De speelwijze (de veldbezetting) 4.5 Teamorganisatie zeven tegen zeven 4.6 Teamtaken en uitgangspunten bij 11 tegen 11 4.7 Snel omschakelen 4.8 Taken per linie 4.9 Basistaak per individu 4.10 Algemene wedstrijd- en trainingselementen 4.11 Rouleren van posities bij de jeugd 4.12 Wedstrijdbespreking
14 14 14 14 14 14 16 16 17 18 22 22 22
5 Trainingen 5.1 Trainers 5.2 Trainingen 5.3 Eisen waaraan een training moet voldoen 5.4 Inhoud van de training (algemeen) 5.5 Trainersbijscholing 5.6 Jaarplanning 5.7 Trainingsaccenten uitgewerkt per leeftijdscategorie
25 25 25 25 26 28 28 28
6 6.
33
2
Nabeschouwing
1 Inleiding 1.1 Het jeugdplan Waarom een ‘Beleidsplan jeugd – techniek’? De belangrijkste motivering voor het maken van een jeugdplan is de wens binnen DEV Doorn om het niveau van de jeugdopleiding naar een hoger niveau te brengen. Als hoger niveau zien wij het beter ontwikkelen van voetbalvaardigheden op een manier dat kinderen daar zo veel mogelijk plezier aan beleven. In dit jeugdplan wordt eerst de uitgangspositie beschreven, gevolgd door de doelstellingen en de wijze waarop deze kunnen worden bereikt.
Dit jeugdplan is geschreven voor zowel het bestuur, het jeugdkader (technisch jeugdcoördinator, trainers en leiders) de jeugdleden, maar ook voor de ouders en dient als leidraad waarlangs de jeugdactiviteiten binnen DEV Doorn zich zullen bewegen. Voor het maken van het jeugdplan is zoveel mogelijk overlegd met de verschillende betrokken partijen om draagvlak te creëren binnen DEV Doorn. Het is de bedoeling dat het jeugdplan jaarlijks aan het einde van het seizoen wordt geëvalueerd en geactualiseerd. De eindverantwoording ligt bij de technisch jeugdcoördinator.
Aanvankelijk is uitgegaan van een technisch jeugdplan. Omdat erg moeilijk te omschrijven is wat nu precies ‘techniek’ is en welk deel organisatie, is er besloten het DEV Doorn jeugdplan in te delen in twee plannen: het organisatorisch jeugdplan en het voetbaltechnisch jeugdplan. We willen alles behandelen wat te maken kan hebben met het beter functioneren van jeugdspelers en de totale begeleiding. Het eerste stuk handelt dan voornamelijk over organisatorische zaken. Bij het plan wat u nu leest ligt het accent op technische zaken of “Hoe handelt het kader in relatie tot het voetbal zelf.” Het organisatorische gedeelte zal in een apart gedeelte omschreven worden. Basis voor ons handelen is de z.g. “KNVB” visie. Deze gaat ervan uit dat een kind recht heeft op de ontwikkeling van zijn aanleg. Los daarvan staat of het nu wel of niet veel talent heeft. De noodzakelijke opleiding gebeurt zoveel mogelijk met voetbaleigen vormen met behoud van het spelplezier. 1.2 Uitgangspositie Tijdens het maken van de eerste versie van dit jeugdplan (seizoen 2007 / 2008) zat DEV Doorn in een behoorlijke groei bij met name de jongste jeugd t.w. de minivrienden, F- en E pupillen. Het ontbreken van eenduidige afspraken, een zgn. “rode draad” in de vereniging, was één van de belangrijkste motivaties voor het maken van een jeugdplan. Vastgesteld kan worden, dat DEV Doorn ook kwalitatief bij de jeugd met vrijwel al zijn jeugdelftallen hoger speelt, doordat er een begin is gemaakt met het opleiden van het kader. Naast het bieden van plezier aan de jeugd door middel van voetbal, willen we ook met nadruk werken aan het ontwikkelen van talent. Daarin zal afhankelijk van de vorderingen, de lat steeds hoger gelegd kunnen worden.
3
2 Doelstellingen De vereniging DEV Doorn streeft naar zo veel mogelijk plezier voor ieder lid door middel van het beoefenen van de voetbalsport. DEV Doorn zal met toepassing van training en coaching spelers beïnvloeden naar maximale voetbalvaardigheid. Daarbij wil de vereniging bijdragen aan een goede sociale omgang met elkaar en met anderen. Een verdere groei van de vereniging wordt beoogd, maar wel uitsluitend met leden die het doel van de vereniging onderschrijven en naar dat doel handelen. DEV Doorn probeert die leden zo lang mogelijk aan zich te binden. Anders gezegd en aangevuld: een klimaat creëren en in stand houden om het kwalitatief hoogst mogelijk voetbalniveau te bereiken voor ieder individu en als gevolg daarvan voor de vereniging. In de komende jaren streeft DEV ernaar om al zijn hoogste jeugdelftallen in elke leeftijdscategorie in de 1e klasse te laten uitkomen. Daarnaast willen we onze talenten behouden en klaarstomen voor het eerste elftal (dat minimaal structureel in de 2e klasse speelt). Zoveel mogelijk gelegenheid geven tot het spelen van voetbal, waarbij plezier in het spel voorop staat. Dit houdt in, dat een voetbalvereniging verantwoordelijk is voor de volgende zaken: •
• •
Opleiding. Het verbeteren van de voetbalkunde tot een door de speler gewenst niveau. Uiteraard mag die wens beïnvloed worden door en in het belang van de vereniging. In de prestatiesfeer is het gewenste niveau altijd het maximaal haalbare voor het individu. Begeleiding. Dit dient te gebeuren op een positieve kindvriendelijke manier. Dit kan op het niveau van bestuurder, trainer coach, leider of ouder plaatsvinden. Persoonlijke voetbal ontwikkeling. Zowel op gebied van vaardigheden als die van inzicht en van communicatie.
Als subdoelstellingen vloeien hieruit voort: • • • • • • • • •
het ontwikkelen van complete voetballers het behouden van de jeugd voor de vereniging een sportieve bijdrage leveren aan de opvoeding het bijbrengen van discipline en regels het bijbrengen van respect voor scheidsrechters, tegenstanders, leiders, medespelers en publiek eenheid creëren in het voetbalbeleid betere aansluiting bewerkstelligen tussen pupillen, junioren en senioren het opleiden van jeugdkader grotere betrokkenheid verkrijgen van spelers, ouders en jeugdkader
Omdat kinderen niet alleen voor het spelletje naar de voetbal komen, zullen we hen nevenactiviteiten aan moeten bieden, die het lidmaatschap meer waardevol maken. Zaken vooral, die te maken hebben met het scheppen van een band. Hierin speelt ook mee wat de spelers willen. Omdat wij prestatief en recreatief bezig willen zijn zullen we voldoende spelers in elke leeftijdscategorie dienen te hebben om elke doelstelling te halen. Het is dus een must om spelers binnen te halen en te behouden. Het ontwikkelen van het sociale gedrag kan als afgeleide doelstelling worden gezien van het bedrijven van een teamsport. Men heeft n.l. steeds te maken met die ander en men zal moeten leren met hem/haar rekening te houden. Wanneer we naar opleiding van de jeugdige kijken, kunnen we niet iedereen over een kam scheren. We zullen hen op de beste manier voor hun leeftijdsgroep dienen te benaderen. Voor een opsomming hoe jeugdigen gemiddeld handelen en denken en hoe de coach daarop in kan spelen is te lezen in de KNVB documentatie. 4
Uiteraard is elk kind uniek en zijn er vele overlappingen in wat van een bepaalde leeftijd beschreven staat. Daarom zullen we door middel van leiders/trainersavonden iedere keer weer evalueren, welke oplossingen voor specifieke gevallen in gang gezet kunnen worden. Hoofdzaak is dat u waarneemt en op grond daarvan de onder uw hoede gestelde kinderen met kennis van zaken en op een positieve manier traint, coacht en begeleidt. Van een ieder die betrokken is bij het jeugdvoetbal van DEV Doorn zal inzet gevraagd worden om deze doelstellingen te kunnen realiseren. Dit geldt dus voor zowel het bestuur, trainers, leiders, clubscheidsrechters, spelers als ook voor ouders enz.
5
3 Teams 3.1 Samenstelling Het bestuur, meer in het bijzonder de Technisch jeugdcoördinator, (TJC) bepaalt de samenstelling van de jeugdteams. Hij doet dit na overleg met leiders en trainers en bij juniorenteams ook met spelers. De teams bestaan bij voorkeur uit jongens en meisjes Spelers worden in de passende leeftijdsgroep geplaatst door de KNVB gehanteerd. Afhankelijk van de voetbalkwaliteit van de speler kan deze in een hoger of lager team gezet worden. Indien mogelijk zal rekening worden gehouden met de wens van de speler. De A1- , B1- en C1-junioren, evenals de D1- ,E1- en F1-pupillen worden geacht in hun leeftijdscategorie voor wat betreft de voetbalvaardigheden en instelling de beste spelers te hebben. Bij voldoende aanbod van teams kan bij de E- en F-pupillen ook nog gekozen worden voor selecteren van de beste 1e jaars spelers in het beste 1e jaars team. 3.2 KNVB-visie Wat is nu precies die KNVB-visie waar iedereen het steeds over heeft? Letterlijk staat in de documentatie dat spelers de bedoeling van het spel ‘winnen’ beter leren realiseren. Als leiding zijn we dus bezig om kinderen te leren winnen. Kernpunten daarbij zijn: • • •
Wordt het spel gespeeld. Voetbal is dus een spel. Wordt het spel geleerd. Dat is dus op weg naar leren winnen. Wordt er plezier beleefd aan het spelen van het spel.
Het spelen van voetbal gaat altijd uit van welzijn. Voetballers moeten zich kunnen ontplooien rekening houdend met: • • • • •
Leeftijd. Talent, Aanleg. Emotionele ontwikkeling. Interesse, motieven ambitie. Andere persoonlijke omstandigheden.
De leiders en trainers zullen aandacht en zorg moeten hebben voor alle kinderen die aan hen zijn toevertrouwd. Ze zijn bezig met het aanleren van voetbalvaardigheden, spelregels en sociale aspecten zoals: • • • • • • •
Relativeren van winst en verlies. Accepteren van leiding. Omgaan met regels. Omgaan met medespelers en tegenstanders. Zichzelf ontwikkelen tijdens training en wedstrijd. Dragen van medeverantwoordelijkheid. Bewust maken van waarden en normen.
Voetbalkader is altijd bezig met het werken naar optimale sportprestaties met behoud van spelplezier. Iedereen, ook de minder getalenteerden, hebben een zeker niveau. Het gaat er dus om ieders sportprestatie te verhogen. Wat betekent dit nu concreet voor onze trainers en leiders in en rondom de wedstrijden en trainingen.
6
Wedstrijd • •
• •
• •
Werk met de jouw aangewezen spelers. Een betere speler van een ander elftal mee laten doen, terwijl je eigen spelers op de bank zitten is geen goede oplossing. Alle spelers hebben recht op voldoende speelminuten. Natuurlijk kun je daarmee als coach spelen. Afhankelijk van de tegenstander en de omstandigheden kun je een opstelling maken en wisselen. Als aan het einde van de rit iedereen maar voldoende speelminuten heeft gehad. Verliezen is voor niemand een ramp. Zeker niet wanneer er voldoende voorwaarden zijn gecreëerd voor een beter resultaat. Probeer de spelers zelf oplossingen aan te laten dragen bij problemen. Het stellen van open vragen “ Wie, wat, wanneer welke enz.” is een goed hulpmiddel om dit in de praktijk toe te passen. Spelers zelf informatie verstrekken is natuurlijk niet verkeerd. Coach de wedstrijd echter niet dood. Laat spelers vooral spelen. Demonstreer altijd een positieve houding. Leiding geven is voorbeeld geven.
Training Een training is voetbaleigen. De training wordt van de wedstrijd afgeleid. Het gaat dus om winnen. • • • •
Doelpunten maken/voorkomen Opbouwen tot/samenwerken om…. Tegenstanders/medespelers Spelplezier
Veel herhalingen • • • • •
Veel beurten. Veel balcontacten. Herhalen van situaties. Geen lange wachttijden. Goed planning. Voldoende ballen/ materiaal. Een goede training staat en valt met een goede organisatie.
Rekening houden met de groep • • •
Leeftijd. Een F-pupil krijgt niet dezelfde training als een A-junior. Vaardigheid. De training van de F8 zal er anders uitzien dan van de F1. Beleving. Er zijn spelers die komen om gezellig een partijtje te voetballen en er zijn er die zich absoluut willen verbeteren.
Juiste coaching • • • • • • •
Spelbedoelingen verduidelijken Spelers beïnvloeden/laten leren door: Ingrijpen/stopzetten/aanwijzingen geven Vragen stellen. Oplossingen laten aandragen door het gebruik van open vragen Voorbeeld geven. Voordoen Een goede coach (leider/trainer) geeft het goede voorbeeld
Er wordt wel eens geschreven dat het voor de coach niet om winnen gaat. Daarmee wordt bedoeld dat een coach verder moet kijken dan het winnen van een wedstrijd. De coach wordt geacht op te leiden om de individuele speler beter te maken. Beter maken betekent niet alleen dat een speler alles met een bal kan. Dan kan hij in een circus gaan werken. Het gaat er uiteindelijk om dat de coach alle facetten aan de spelers aanreikt die de kans op het winnen van de wedstrijd vergroten. Dit alles binnen de hierboven omschreven methode.
7
3.3 Leeftijdtypische kenmerken Om jeugd goed te kunnen begeleiden, moet men goed weten wie men voor zich heeft. Elke leeftijd heeft zijn specifieke mogelijkheden en onmogelijkheden. ‘Leeftijd’ is in dit verband als volgt te verdelen: Kalenderleeftijd. Biologische leeftijd (lichamelijk). Psychologische leeftijd (mentaal).
• • •
Dat wil zeggen dat: De fysieke ontwikkeling per kind, maar ook per leeftijdsfase verschilt. Iedere leeftijd heeft z’n eigen karakteristieke motorische en psychologische kenmerken. De motivatie om te voetballen (om te presteren in het voetballen) per kind en per leeftijdsfase verschilt. In 12 jaar jeugdvoetbal (van F naar A) vindt een ontwikkeling plaats van spelen (“ik” gericht, plezier) naar sporten (lees presteren).
• • • •
Steeds dient men (trainer, leider enz.) zich af te vragen: Met wie ben ik bezig. Met welke leeftijdscategorie heb ik te maken. Welke fysieke\motorische\psychologische kenmerken heeft die leeftijdscategorie. Hoe is de belevingswereld in die leeftijdsfase.
• • • •
De beleving staat bij de jeugd centraal. Beleving moet gezien worden als een product van talent, aanleg en ontwikkeling (o.a. leeftijd). In de volgende gedeeltes wordt per leeftijdscategorie bekeken welke specifieke kenmerken er globaal en gemiddeld (Zo verschilt een en ander van individu tot individu) zijn aan te geven, wat daarvan afgeleid de doelstelling per leeftijdscategorie is en wat deze specifieke kenmerken betekenen voor de accenten die in de training gelegd worden.
3.3.1 F-pupillen (5-9 jarigen)
Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motivat ie
Gunstig
langzame ontwikkeling van coördinatie
bewegingsdrang
geen/weinig wedijver met anderen
geen concentratie, snel afgeleid
spel als avontuur
individueel gericht
speels/fantasie
harmonische indruk geen lichamelijke verhouding als volwassenen weinig kracht Toelichting
Kinderen van 5 t/m 9 jaar zijn tot behoorlijk wat arbeid in staat. Weliswaar zijn ze snel vermoeid, ze herstellen toch ook weer vrij snel. Dit vereist een voortdurende afwisseling van oefeningen met inspanningen en wat rustiger oefeningen.
8
Er is een overgang van weinig naar wat meer coördinatie. Het moment om te starten met de technische ontwikkeling in zijn meest eenvoudige vormen. Niet erg sociaal waardoor het bijna onmogelijkheid is om samen te spelen en te combineren. Hieruit volgt dat zo individueel mogelijk gewerkt moet worden (iedereen een bal, oefenstofgericht op het individu). Deze leeftijdscategorie kan niet al te lang geconcentreerd zijn op één en hetzelfde onderdeel, waardoor er kort geoefend moet worden met veel variaties. Om de kinderen wel de kans te geven de oefenstof onder de knie te krijgen moet men de oefenstof veel herhalen in bijv. andere trainingen en/of andere organisaties zoals het circuitmodel. Speels, avontuurlijk, fantasierijk. Dus oefenstof en begeleiding gericht op deze eigenschappen. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van F pupillen? De bal is voor kinderen van deze leeftijd de belangrijkste weerstand. Het gaat er in deze fase dan ook om “baas over de bal te worden”. Dus bewegingsopdrachten en spelvormen waarbij veel individueel gewerkt moet worden. Dus bijv. schietvormen (“mikken/scoren”), dribbelen/drijven (“wie brengt de bal het snelste daar en daar”), 1:1 kleine partijtjes: 2:2, 3:3 en 4:4 met/zonder keepers, als lijnvoetbal. Grotere partijvormen zijn minder zinvol omdat de kinderen dan te weinig balcontacten opdoen. Gevarieerde oefenstof, kort oefenen, veel herhalen. Een en ander speels en fantasierijk inkleden en begeleiden en ruimte laten voor eigen ontdekkingen. Samengevat is de doelstelling voor de F-pupillen : wennen door spelen. 3.3.2 E-pupillen (9-11 jarigen) Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
groei naar verdere harmonie
meer coördinatie balgevoel begint erop te lijken
leergierig: toenemend bewust zijn voor opgaven; sommigen leren snel
rivaliteit begint toe te nemen, maar er is nog geen naijver
nog snel afgeleid
gaan verschil zien tussen wie goed kan voetballen en wie minder
al wat meer bereid deel uit te maken van het team
meer geldingsdrang (presteren wordt belangrijker) het blijft een spel
Toelichting Dit is de fase van “het begint te komen”. Ervaringen, observaties en wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat deze fase de start vormt van een ontwikkelingsperiode (8-12 jaar) welke een hoogtepunt is qua ontwikkelingsmogelijkheden. Daarom dient het aanleren van basistechnieken (waar mogelijk in combinatie met de eerste individuele tactische aanwijzingen) juist in deze fase plaats te vinden. Aan de andere kant, voor het kind blijft het bovenal nog een avontuur, in min of mindere mate gelden de psychische en motiveringsaspecten van de F pupillen nog steeds. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van E pupillen? Centraal staat de balbeheersing. Dat is het leren omgaan met de bal met alle delen van de voet in alle richtingen. 9
Technische basisvaardigheden als dribbelen/drijven, passen/trappen en aan- en meenemen van de bal, individueel, maar ook al met 2 a 3 tallen. Oefenen in wedstrijdvormen (estafettes, tik- en overloopspelen). Hou partijvormen vooral klein (bijv. 4 tegen 4) zodat het aantal balcontacten per individu groot is. Samengevat is de doelstelling voor E pupillen: (veel) leren door spelen. 3.3.3 D-pupillen (11-13 jarigen)
Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motiv atie
goed gebouwd
ideale verhoudingen
leert(heel) snel
Bewust bezig met prestatie en vergelijking
Toename krachtgevoel
goede coördinatie
groeiende concentratie
wedijver, geldingsdrang
groeiend sociaal besef
idolen/na-apen
kritischer Toelichting Dit is de fase waarin het kind zich snel en goed verder kan ontwikkelen. De goede coördinatie en de (ideale) verhoudingen van het lichaam zijn uitermate geschikt in het leerproces. In deze fasen zijn basistechnieken en individuele tactische elementen (“breed, diep, lang, aanbieden, opendraaien, vasthouden, aansluiten”) goed te leren. Het zijn echter nog kinderen. Dit betekent dat speelse en gevarieerde oefenstof voor veel spelplezier moet zorgen. Zeer Het eigen voorbeeld van de trainer is belangrijk. Ze doen ze alles na (verwijzen naar de sterren op TV), durven alles en hebben weinig faalangst. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van D pupillen? Verder eigen maken/perfectioneren van de balbeheersing in alle basistechnieken. Naast individuele acties ook accenten op samenspel leggen. Ontwikkelen van inzicht (eerste individuele tactische scholing) door (kleine) positie/partijspelen in variabele ruimtes. Samengevat is de doelstelling voor D pupillen: (verder) leren door spelen. 3.3.4 C-junioren (13-15 jarigen) Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
ontwikkeling van goed gebouwd tot “wanverhouding” t.g.v. groeispurt
ontwikkeling van goede concentratie/leert snel tot “stilstand”
ontwikkeling redelijk sociaal besef naar kritische houding naar conflictsituaties
ontwikkeling van toenemende prestatiedrang en wedijver naar “eigenwijs” gedrag en geen zin meer
beginnende ontwikkeling schaambeharing Beginnende schaam- en okselbeharing 10
wedijver, geldingsdrang
Toelichting Deze fase wordt de (pre)-puberteit genoemd. Er dient nadrukkelijk rekening mee te worden gehouden dat de ontwikkeling per kind enorm kan verschillen. Sommigen zijn de D- pupillen nog nauwelijks ontgroeid, anderen willen al helemaal voor “vol” worden aangezien. Bij die laatste categorie zie je al een lichte teruggang en gelden de leeftijdstypische kenmerken van de B junioren. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van C junioren? Technische basisvormen in wedstrijdsituatie plaatsen. Aanleren van tactische basisprincipes voor balbezit (BB) en (balbezit tegenstander) BBT en veldbezetting (+ bijbehorende taken) d.m.v. kleine en grote positie- en partijspelen. Conditietraining volgens de bestaande opvattingen. Samengevat is de doelstelling voor C junioren: benaderen van de wedstrijd. 3.3.5 B-junioren (15-17 jaar) Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
toename lengtegroei (“slungels”)
stilstand of achteruitgang: lompe/slungela chtige indruk
de periode van conflicten (met ouders, trainers, leerkrachten); afzetten tegen gezag
enorm per individu en in de tijd: “waar maken” enorme prestatiedrang, maar ook stoppen met sport
kenmerken van puberteit: lusteloosheid, onredelijkheid en humeurigheid
op zoek naar eigen grenzen
verregaande ontwikkeling geslachtsdelen
Ontwikkeling oksel- en schaambeharin g; verlaging van de stem Toelichting Deze fase wordt als de puberteit aangeduid. Het is een periode vol problematiek, die berust op het optreden van grote veranderingen in de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Het belangrijkste probleem daarbij is de tegenstelling van de groei van de inwendige organen en het spierstelsel t.o.v. de skeletgroei. De spieren kunnen de versnelde lengtegroei van de botten nauwelijks bijhouden. Ze worden als het ware opgerekt en komen onder grote spanning te staan. Bij chronische overbelasting van de spieren bestaat de kans op ontstekingachtige reacties bij de aanhechting van de spieren aan het bot. De lichamelijke ontwikkelingen vinden haar weerslag nogal eens in het psychische gedeelte: op deze leeftijd zijn de spelers mentaal vaak uiterst labiel en kwetsbaar. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van B junioren? Technische basisvorming in wedstrijdsituaties. Positie- en partijspelen met aandacht voor balbezit (BB) en balbezit tegenstander (BBT). Tactische oefenstof op individu en linie/as richten. Conditionele training met accent op lenigheid- en vaardigheidsoefeningen. In combinatie met deze oefeningen ook training van specifieke kracht (loopscholing naar starten, sprinten, koppen). Duurtraining en extensieve interval zoveel mogelijk met de bal. 11
Samengevat is de doelstelling voor B junioren: behouden voor het voetbal en presteren in de wedstrijd. 3.3.6 A-junioren (17-19 jaar) Fysisch
motorisch
psychisch
prestatie/motivatie
lengtegroei naar voltooiing
toenemende precisie van de bewegingen
bewuster, evenwichtiger
op deze leeftijd wordt meestal de keuze gemaakt tussen prestatief en recreatief
beter benaderbaar in de coaching
wedijver
gewichtstoename blijft toenemende harmonie van de lichaamsbouw
streven naar erkenning. geldingsdrang (naar 1e elftal
Toelichting Na de puberteit tendeert deze fase naar stabilisatie in alle opzichten, bij de een wat eerder/sneller dan de ander. Hoewel risico-elementen in deze fase en de eerste fase van de senioren nog nadrukkelijk voorkomen (denk aan “verkeerde vrienden”, schoolkeuzes, uitgaan, drank, drugs, andere interesses) wordt nu de weg ingeslagen naar een “volwassen” voetballer. De training en coaching en verdere begeleiding gaat dan ook steeds meer dit “volwassen” niveau benaderen. In deze fase moet het rendement van de spelers verhoogd worden, om spelers klaar te stomen voor de hoogste selecties. Wat betekenen deze kenmerken voor de training van A junioren? Technische basisvorming in wedstrijdsituaties. Trainen op de tekortkomingen die in de wedstrijd blijken. Alle aanwezige individuele kwaliteiten dienen tot een goede teamorganisatie gesmeed te worden. Men moet leren in de taak te spelen. Samengevat is de doelstelling voor A junioren: streven naar de optimale prestatie. 3.4 Meisjesvoetbal is jeugdvoetbal KNVB regels laten toe dat tot en met het 18e jaar, meisjes tegen en met jongens mogen voetballen. Binnen DEV Doorn zijn we dan ook grote voorstander van het gemengd voetballen en zullen we er ook naar streven dit voor elkaar te krijgen. Uit onderzoeken is gebleken dat er geen verschillen in aanleg en talent zijn tussen jongens en meisjes, mannen en vrouwen. Bij pupillen tot 13 jaar zijn geen verschillen in fysieke/motorische, mentale en sociale mogelijkheden. Met en tegen elkaar spelen heeft een positieve uitwerking op een completer en gevarieerder opgroeien. Meisjes die gemengd voetballen zijn zelfbewuster. Zij weten beter wat ze wel en niet kunnen en wel en niet willen. Jongens en meisjes kijken met een reëlere blik naar elkaar. Het blijkt dat vooroordelen doorbroken worden. Ze beoordelen elkaar op voetbalvermogen en niet op geslacht. Uiteraard is het een en ander afhankelijk van het aanbod aan jongens en meisjes in een bepaalde leeftijdcategorie.
3.5 Richtlijnen voor het samenstellen en selecteren van teams Het samenstellen en selecteren van de teams voor het nieuwe seizoen gebeurt aan het einde van het seizoen (april). Tijdens het seizoen kan er om diverse redenen, wijzigingen in de teamindeling worden aangebracht. Het is echter niet de bedoeling dat deze wijzigingen structureel voorkomen. 12
Leeftijd De kinderen horen door hun geboortejaar (leeftijd) in een bepaalde leeftijdscategorie. Uitgangspunt is dat de oudste kinderen (2e jaars) van een lichting in de hoogste teams spelen. De jongste kinderen (1e jaars) spelen in de laagste teams. Als een bepaalde speler over dermate kwaliteiten beschikt, dat het voor zijn/haar ontwikkeling beter is dat hij/zij in een hogere c.q. lagere categorie speelt, kan er van de standaardprocedure worden afgeweken. Dit wordt bepaald door de TJC. Technische en tactische kwaliteit Van de spelers uit hetzelfde geboortejaar, spelen de kwalitatief betere spelers in de hoogste teams. Dit geldt voor zowel de 1e jaars als de 2e jaars. In de regel komen de hogere teams ook in zwaardere competities uit. Per leeftijdscategorie dient er wel rekening gehouden te worden met de doelgroep. Bij de F pupillen weegt de categorie vriendjes/vriendinnetjes vrijwel net zo zwaar als die van kwaliteit. In deze lichting mag dit criterium in principe geen leden kosten. Bij de E pupillen is het criterium kwaliteit leidend. Als het overplaatsen naar een hoger team in deze leeftijd leidt tot problemen kan nog met een schuin oog naar de vriendjes en/of vriendinnetjes gekeken worden. Vanaf de D pupillen is het criterium kwaliteit ook leidend. Uiteraard is het wel van belang dat er in een bepaalde lichting wel een dermate aanbod van spelers moet zijn dat er meerdere teams kunnen worden samengesteld. Sociale kwaliteiten (vrienden/vriendinnen) Wanneer spelers in de categorieën 1 en 2, geen verschil maken, wordt er gekeken in welk team de vrienden en/of vriendinnen zitten. Leiders/trainers/bereidwillige ouders Wanneer spelers in de categorieën 1, 2 en 3, geen verschil maken wordt er gekeken naar een goede en praktische spreiding van leiders, trainers en/of bereidwillige ouders (vervoer bij uitwedstrijden, invalleiders, grensrechters enz.) Voor de teamindeling is de technisch jeugdcoördinator (tjc) verantwoordelijk. Allereerst wordt er door de TJC in samenwerking/overleg met de jeugdtrainers een voorlopige teamindeling gemaakt. Deze indeling wordt vervolgens voorgelegd aan de leiders van de betrokken teams. Na het verwerken van de diverse relevante opmerkingen, wordt de teamindeling openbaar gemaakt.
13
4 Wedstrijden 4.1 Opleiden en winnen. De kern van een sport is dat er sprake is van winst en verlies. Spelers zullen dus altijd willen winnen. Voor de begeleiding van een team ligt dat genuanceerder. Zij zijn in de eerste plaats bezig met opleiden. Een wedstrijd is voor een leider naast het verschaffen van spelplezier, een middel om de ontwikkeling van spelers te stimuleren en te beoordelen. Het onmiddellijk resultaat is voor hem van belang om te zien, waar aan gewerkt moet worden De ontwikkeling naar een niveau die de kans op beter spelen en uiteindelijk op winnen groter maakt, binnen de waarden en normen die DEV Doorn hanteert. Iedere speler dient in een team tot zijn recht te komen en iedereen speelt daarom per seizoen even lang, zelfs als het resultaat daardoor mogelijk minder is. Dit is alleen anders, wanneer een speler afspraken niet nakomt of niet in het belang van het team handelt. 4.2 Gedrag tijdens en rond een wedstrijd Spelers, leiders en supporters van DEV Doorn dragen bij aan een zo prettig mogelijk verloop van een wedstrijd. Zij onthouden zich van negatieve uitlatingen over de tegenstanders, scheidsrechter en zijn assistenten en de eigen spelers. Grof taalgebruik wordt niet op prijs gesteld. 4.3 De taken en functies in het team Om de spelers verder te helpen in hun voetbalontwikkeling (zeker vanaf de D-jeugd) dient de trainer/coach kennis te hebben van de taken en functies in het team om deze vervolgens over te dragen (=coachen) aan de spelers. Achtereenvolgens zijn aan de orde: • • •
taken voor het team als geheel; taken per linie; taken per positie. De taken voor het gehele team moeten vanaf de D-pupillen worden getraind en toegepast. De taken algemeen per linie moeten vanaf de C-junioren worden getraind en toegepast.
4.4 De speelwijze (de veldbezetting) Welke speelwijze passen we in de wedstrijd toe: 4:3:3, 3:4:3, 4:4:2, 4:5:1? We praten dan over de veldbezetting. Vanaf de D-jeugd wordt er bij DEV Doorn een mix van 4:3:3 en 3:4:3 gespeeld. Dit is in de opleiding van voetballers het beste en meest te begrijpen bezetting van de ruimte. 4.5 Teamorganisatie zeven tegen zeven 4.5.1 Inleiding De F- en E-jeugd spelen zeven tegen zeven. Bij de F-jeugd kan er van een strakke veldbezetting nog geen sprake zijn. Het is bekend dat bij deze kinderen de drang en de gerichtheid op de bal zeer groot is. In deze leeftijd proberen we toe te groeien naar de eerste contouren van een taak- of rolverdeling van de 7 teamleden. Posities en opstelling worden benaderd als grof raamwerk om stap voor stap het “kluitjesvoetbal” vaarwel te zeggen. Het coachen in deze situatie beperkt zich vooral tot het handelen met de bal en de doelgerichtheid.
14
Bij de E-jeugd kan men voorzichtig beginnen met een veldbezetting. Bij DEV Doorn houden we dan 1:3:3 aan. Dit is de voorloper van het 1:4:3:3, die in de volgende leeftijdscategorie de veldbezetting is. 4.5.2 Basistaken bij 7:7 Om enig inzicht te hebben welke taken de spelers op de verschillende posities in het team hebben te vervullen, zijn de globale “taakgebieden” nader uitgewerkt per positie. Geen keurslijf, maar meer een kader van waaruit de coach de diverse basistaken kan ontwikkelen. 4.5.3 Basistaak binnen het aanvallen Doelverdediger nr.1 • • •
positie kiezen t.o.v. de verdedigers. voortzetting d.m.v. rollen, passen of trappen fungeren als centrale opbouwer (vliegende kiep)
Vleugelverdedigers nr.2/4 • • • •
positie kiezen (uit elkaar, veld groot maken). aanspelen van de aanvallers. wanneer er ruimte is de bal naar voren dribbelen/drijven. meedoen met de aanval.
Centrale verdediger nr.3 • • • • • •
positie kiezen (tussen aanvallers en vleugelverdedigers in). aanspelen van de aanvallers/verdedigers die meedoen aan de aanval. wanneer er ruimte is, zelf met de bal naar voren dribbelen/drijven. meedoen met de bal. doelpogingen, indien de gelegenheid zich voordoet. veld lang maken.
Vleugelaanvaller nr. 5/7 • • •
met de bal zo snel mogelijk richting doel: alleen (individuele aktie) of met teammaatje zelf positie kiezen voor het doel (aanspeelbaar zijn om te kunnen scoren doelpoging
Centrale aanvaller nr. 6 • • •
zo diep mogelijk positie kiezen (veld zo lang maken, dat je nog bereikbaar bent) doelpogingen (individuele acties of combinaties met maatjes) doelgericht zijn
4.5.4 Basistaak binnen het verdedigen Doelverdediger nr.1 • •
doelpunten voorkomen positie kiezen t.o.v. de bal, tegenstander(s) en medespeler(s)
Vleugelverdedigers nr.2/4 • • • • •
15
Niet laten uitspelen, voorkomen van doelpunten dekken centrum aanvaller. teammaatjes helpen (rugdekking) veld klein maken bal afpakken
Centrale verdediger nr.3 • • • • •
Niet laten uitspelen, voorkomen van doelpunten. dekken centrale aanvaller teammaatjes helpen (rugdekking) veld klein maken bal afpakken
Vleugelaanvallers nr. 5/7 • • • • •
‘storen’ van de opbouw van de tegenstander(s) bal afpakken teammaatjes helpen (rugdekking) veld klein maken Niet laten uitspelen.
Centrale aanvaller nr.6 • • • • • •
dekken van de centrale verdediger van de tegenpartij. ‘storen’ van de opbouw van de tegenstander(s), voorkomen dieptepass. bal afpakken teammaatjes helpen (rugdekking) veld klein maken Niet laten uitspelen
4.6 Teamtaken en uitgangspunten bij 11 tegen 11 4.6.1 Verdedigen Samenwerken om doelpunten te voorkomen en de bal te veroveren • • • • • •
speelruimte zo klein mogelijk maken: - naar bal toe (pressen), - naar eigen doel (inzakken), - naar zijkanten (knijpen); druk balbezittende speler houden; scherp dekken in de omgeving van de bal; rug- /ruimtedekking geven verder van de bal af; zo lang mogelijk nuttig blijven; geen overtreding maken.
4.7 Snel omschakelen Na balverlies: • •
counter voorkomen, door direct druk te zetten op de speler met de bal en/of anticiperen op een mogelijke lange bal rest van het team komt snel in positie (geen treurmoment)
Na balverovering kijken of: • •
direct een kans creëren door de bal snel diep te spelen balbezit houden en komen tot een goede opbouw
4.7.1 Aanvallen Opbouwen om kansen te creëren, doelpunten te maken • • • • •
16
speelruimte zo groot mogelijk maken: - breedte; - diepte diep denken en zo snel mogelijk diep spelen balbezit houden principe: breedtespel dient als voorbereiding/inleiding voor dieptespel/dieptepass optimale veldbezetting
4.8 Taken per linie 4.8.1 Taken verdediging (1), (2), (3), (4) en (5) Verdedigen • • • • • • • •
afschermen/verdedigen gevaarlijke ruimte tussen keeper en de laatste linie ruimte klein maken en houden (niet te snel inzakken) herkennen van moment lange bal tegenpartij hoe dichter bij de eigen goal, hoe scherper 2, 4 en 5 moeten dekken (onderlinge) rugdekking (m.n. 3) slim verdedigen, geen overtredingen elkaar coachen kiezen van juiste moment om duel aan te gaan
Omschakelen na balverlies • • •
zo snel mogelijk omschakelen speler dicht bij de bal, zo snel mogelijk dieptebal voorkomen, druk op de bal knijpen, pressen op de bal, niet uitgespeeld worden
Omschakelen naar balverovering • • • •
direct dieptebal mogelijk? diepgaande spelers, buitenspel? uitwaaieren, positiespel spelen ook andere spelers dan balbezitter moeten initiatief tonen
Aanvallen • • • • • •
keuze opbouw lang / laatste linie mede afhankelijk van tegenpartij foutloos in de opbouw spelen: - geen onnodig balverlies positioneel goed spelen, ruimte optimaal benutten hoge balsnelheid steeds bedoeling hebben speler(s) vrij te spelen elkaar coachen
4.8.2 Taken middenveld (6), (8) en (10) Verdedigen • • • • • • • •
linies kort op elkaar: (- afstand middenveld / spitsen, - afstand middenveld/verdediging); positie kiezen tussen middenvelders van de tegenpartij en eigen doel; druk op de bal houden / agressief, maar met het verstand; scherp (juiste moment) en sterk (juiste manier) in de duels; tweede bal winnen; naar de kant van de bal toe, rugdekking geven en ruimte wegnemen (knijpen); slim verdedigen, geen overtredingen; elkaar coachen.
Omschakelen na balverlies: • • •
zo snel mogelijk omschakelen; speler dicht bij de bal, dieptepass voorkomen, druk op de bal; knijpen, pressen op de bal, niet uitgespeeld worden.
Omschakelen na balverovering: • • • • 17
direct dieptepass mogelijk? diepgaande spelers, buitenspel? uitwaaieren, positiespel spelen; andere spelers dan balbezitter moeten initiatief tonen.
Aanvallen: • • • • • • •
schakel tussen verdediging en aanval (dienende rol) alles gericht op het creëren van scoringskansen één of twee middenvelders ondersteunen de spitsen, de andere middenvelder(s) bewaken de restverdediging (controlerend) geen onnodig balverlies, niet onnodig lopen met de bal positioneel goed spelen, ruimte optimaal benutten hoge balsnelheid elkaar coachen
4.8.3 Taken aanval (7), (9) en (11) Verdedigen: • • • • • • • •
bij opbouw tegenpartij, terugzakken tot tegen het middenveld aan (ruimte met elkaar klein maken): mogelijkheden zijn: - inzakken eigen helft; - inzakken tot kop cirkel; - druk vooruit zetten positie kiezen tussen de verdedigers van de tegenpartij en eigen doel – verantwoordelijk voor de vier verdedigers opbouw tegenstander afschermen en dieptebal voorkomen juiste moment kiezen om jagen op de bal in te zetten druk op de bal houden / agressief, maar met het verstand naar kant van de bal toe, rugdekking geven en ruimte wegnemen (knijpen) elkaar coachen
Omschakelen na balverlies: • • •
zo snel mogelijk omschakelen speler dicht bij de bal, dieptepass voorkomen, druk op de bal knijpen, pressen op de bal, niet uitgespeeld worden
Omschakelen na balverovering: • • • •
direct scoren indien mogelijk een medespeler direct laten scoren loopacties in de diepte (let op buitenspel) uitwaaieren, positiespel spelen
Aanvallen: • • • • • •
veldbezetting optimaal houden (veld zo groot mogelijk houden) variatie in de wijze van vrijlopen (afwisselend in de diepte of juist in de bal) (steeds) aanspeelbaar zijn voor de dieptepass of pass in de voeten (lezen van de opbouw) creëren van kansen door het maken van een individuele actie, een (korte) combinatie en/of het geven van een voorzet bij voorzetten van de (andere) zijkant opduiken in de 16 meter maken van doelpunten
4.9 Basistaak per individu 4.9.1 Keeper (1) Verdedigen: • • •
18
positie kiezen bij schoten, voorzetten 1 tegen 1 duels verwerken van de bal (handelingen met de bal: vangen, stompen, vallen enz.) organiseren van de verdediging (coachen) in het algemeen en specifiek bij de spelhervattingen
Omschakelen na balverlies: • •
snel in positie komen om het doel weer te kunnen verdedigen anticiperen op de bal die direct diep wordt gespeeld (rugdekking, doel verkleinen)
Na verovering kijken of: • •
direct dieptepass mogelijk? goede voortzetting
Aanvallen: • • •
diep denken, diep spelen (meedoen in het positiespel) goede voortzetting d.m.v. pass, uittrap, worp of doeltrap, geen risico’s nemen organiseren en bewaken van de restverdediging (coachen)
4.9.2 Vrije verdediger (3) Verdedigen: • • • •
rugdekking verzorgen centraal en aan de zijkanten oppakken doorkomende middenvelders scherp (juiste moment) en sterk in de duels organiseren van de verdediging (coachen)
Omschakelen na balverlies: • •
snel in positie komen om weer de rugdekking te kunnen verzorgen anticiperen op de bal die direct diep wordt gespeeld (rugdekking / doel verkleinen)
Na verovering kijken of: • •
direct dieptepass mogelijk? goede voortzetting d.m.v. (diepte)pass of indribbelen
Aanvallen: • • • • • •
zorgen voor een man extra om tot een goede opbouw te komen inspelen (over de grond / door de lucht) van de spitsen, middenvelder of verdedigers op het moment dat de lange bal wordt gespeeld, aansluiten (op het juiste moment) inschuiven op het middenveld aanspeelbaar zijn om de terugpass mogelijk te maken coachen van medespelers
4.9.3 Rechtervleugelverdediger (2), voorstopper (4), linkervleugelverdediger (5) Verdedigen: • • • • • •
directe tegenstander dekken (binnenkant, tussen tegenstander en doel) dicht bij eigen doel kort dekken scherp (juiste moment) en sterk (juiste manier) in de duels schoten op doel blokkeren gevaarlijkste tegenstander overnemen knijpen/rugdekking geven
Omschakelen na balverlies: • •
snel in positie komen en directe tegenstander dekken anticiperen op bal die direct diep wordt gespeeld
Na verovering kijken of: • 19
direct dieptepass mogelijk is
•
goede voortzetting d.m.v. (diepte)pass of indribbelen
Aanvallen: • • • • • •
positie kiezen (vrijlopen, aanbieden) met de juiste snelheid inspelen van medespelers (diep denken / diep doen) verplaatsen van het spel terugpass mogelijk maken mee aansluiten aan de middenlijn, bij lange bal van de keeper geen risico’s nemen
4.9.4 Rechtermiddenvelder (6), linkermiddenvelder (8) Verdedigen: • • • • • • •
in de eigen zone spelen en positie kiezen tussen tegenstander en eigen doel kort dekken in de omgeving van de bal druk op de balbezittende tegenstander, dieptepass voorkomen en niet laten uitspelen scherp (juiste moment) en sterk (juiste manier) in de duels naar kant van de bal toe, rugdekking geven en ruimte wegnemen gevaarlijkste tegenstander overnemen als op de bal gejaagd wordt, geen ontsnappingsmogelijkheden bieden
Omschakelen na balverlies: • • • •
zo snel mogelijk omschakelen speler dicht bij de bal dieptepass voorkomen, druk op de bal snel in positie komen en directe tegenstander afdekken snel rugdekking geven en ruimte wegnemen
Na verovering kijken of: • • • •
directe dieptepass mogelijk is? diepgaande spelers, buitenspel? eventueel zelf loopactie in de diepte (buitenspel omzeilen) uitwaaieren, positiespel spelen
Aanvallen: • • • • • •
controlerende taak, balans ruimte creëren om tot goed positiespel te komen niet lopen met de bal (balverlies) geen risico’s (breedtepasses) niet steeds voor de linker- en rechterspits de ruimte dicht lopen bij aanval aan de andere kant, opduiken in het strafschopgebied of positiekiezen voor afvallende bal (kopkracht / schieten van afstand)
4.9.5 Centrale middenvelder (10) Verdedigen: • • • • • • •
in de eigen zone spelen en positie kiezen tussen tegenstander en eigen doel kort dekken in de omgeving van de bal druk op de balbezittende tegenstander, dieptepass voorkomen en niet laten uitspelen scherp (juiste moment) en sterk (juiste manier) in de duels naar kant van de bal toe rugdekking geven en ruimte wegnemen opvangen inschuivende centrale verdediger tegenpartij als op de bal gejaagd wordt, geen ontsnappingsmogelijkheid bieden
Omschakelen na balverlies: • • • 20
zo snel mogelijk omschakelen indien dicht bij de bal, dieptepass voorkomen, druk op de bal snel in positie komen en directe tegenstander dekken
•
snel rugdekking geven en ruimte wegnemen
Na verovering kijken of: • • • • •
direct dieptepass mogelijk? diepgaande spelers, buitenspel? evt. zelf loopactie in de diepte (omzeilen buitenspel) loopacties in de diepte (let op buitenspel) uitwaaieren, positiespel spelen
Aanvallen • • • • • •
kiezen van de juiste positie, niet te diep spelen, dienend t.o.v. de centrale spits ruimte creëren om tot goed positiespel te komen niet lopen met de bal (balverlies) geen risico’s (breedtepass) komen in scoringspositie. Opduiken in het strafschopgebied of positie kiezen voor de afvallende bal maken van doelpunten
4.9.6 Rechtervleugelspits (7), linkervleugelspits (11) Verdedigen: • • • • • • •
veldbezetting: ruimte klein maken (naar binnen knijpen) niet alleen verantwoordelijk voor directe tegenstander ruimte op het middenveld verdedigen (knijpen) dieptepass voorkomen (dwingen tot breedtepass) niet laten uitspelen, tijd winnen, zodat medespelers kunnen herstellen overnemen andere (gevaarlijkere) tegenstander bal veroveren, doelpunten voorkomen
Omschakelen na balverlies: • • •
zo snel mogelijk omschakelen dicht bij de bal, dieptepass voorkomen, druk op de bal knijpen, pressen op de bal, niet uitgespeeld worden
Na verovering kijken of: • • • •
je direct kan scoren je een medespeler kan laten scoren loopacties in de diepte (breed of binnendoor) let op buitenspel ruimte zo snel mogelijk groot maken (uitwaaieren)
Aanvallen: • • • • •
positie kiezen / ruimte creëren vrijlopen, aanbieden breed en diep (lezen van de opbouw) individuele actie / 1-2 combinatie voorzetten geven bij voorzetten van de andere kant erbij komen
4.9.7 Centrumspits (9) Verdedigen: • • • • •
21
veld klein maken en i.s.m. de vleugelspitsen opbouw tegenpartij storen / voorkomen dwingen tot breedtepass / dieptepass voorkomen niet laten uitspelen druk op balbezitter, juiste moment aanval op de bal opvangen van opkomende verdediger
Omschakelen na balverlies: • • •
zo snel mogelijk omschakelen dicht bij de bal dieptepass voorkomen, druk op de bal niet uitgespeeld worden
Na verovering kijken of: • • • •
je direct kunt scoren je een medespeler kan laten scoren loopacties in de diepte (let op buitenspel) ruimte zo snel mogelijk groot maken
Aanvallen: • • • • • •
vrijlopen, aanbieden (lezen van de opbouw) alert zijn op de dieptepass individuele actie, 1-2 combinatie in scoringspositie komen scoren van doelpunten ruimte creëren voor opkomende middenvelders en vleugelspitsen
4.10 Algemene wedstrijd- en trainingselementen Zowel bij de teamfuncties aanvallen, omschakelen en verdedigen als wel bij de teamtaken opbouwen, scoren, storen en doelpunten voorkomen gelden de volgende elementen: • • • •
Positie. In alle gevallen is de positie die je inneemt van grote waarde. Moment. Het gaat altijd over het juiste moment van verdedigen, omschakelen en aanvallen. Richting. Bij de teamfuncties en teamtaken zijn de richting van lopen, passen, schieten, wegdrijven enz. vaak van doorslaggevende betekenis. Snelheid. Handelingssnelheid, loopsnelheid, snelheid van denken maken het verschil.
Alles wat hier onder 4 beschreven staat is onder te brengen in deze vier punten. 4.11 Rouleren van posities bij de jeugd Voor de ontwikkeling van de spelers is het van belang de veldbezetting te leren kennen vanuit diverse posities. Het rouleren van posities is een belangrijk uitgangspunt bij de jeugd. Het huidige voetbal vereist veelzijdige spelers. Alle spelers moeten tenminste goed kunnen passen en passeren, maar zullen ook moeten kunnen verdedigen. Een voorbeeld kan veel verduidelijken. Plaats een linksbuiten eens twee maanden linkshalf. En andersom. Wellicht zal die “nieuwe” linksbuiten 30 meter terugsprinten om een back terug te verdedigen terwijl hij met goed positioneel verdedigen maar 5 a 6 meter hoeft terug te verdedigen. En de ‘nieuwe’ linkshalf voelt aan den lijve wat het betekent als de linksbuiten niet of niet goed terugverdedigt.
Ook in balbezit kan men zo het positiespel, het combinatiespel of de individuele actie verbeteren. Het wisselen moet uiteraard niet “om het wisselen” zijn en het moet geen duiventil worden. 4.12 Wedstrijdbespreking 4.12.1 Voor de wedstrijd Bij de D-pupillen, C-, B- en A junioren wordt het allemaal wat serieuzer. Pas je taal aan bij de leeftijd van de spelers, maak het niet te lang en wees duidelijk. Maak gebruik van een bord en zorg voor een goede indeling en opbouw van “het praatje”. Stel open vragen (wie, wat, waar, wanneer, welke, hoe). Daarmee wordt het voetbalprobleem wat je wilt bespreken veel beter dat van de spelers. 22
a) inleiding: • • • • •
stand op de ranglijst vorige wedstrijd waar op de training en of nabespreking aandacht aan is besteed tegenstander andere zaken
b) balbezit DEV Doorn: • • •
geef aan wat er van de spelers verwacht wordt bij balbezit, begin bij de keeper en werk per linie naar voren vorige wedstrijd geef aan de spelers, van wie dat nodig geacht wordt aan, wat er moet gebeuren, dit is afhankelijk van voorgaande wedstrijden en trainingen. Hierbij komt dus de speelwijze aan bod zoals die is afgesproken, dit is ook goed op het bord aan te geven.
c) balbezit tegenstander: • •
• • • •
geef aan wat er verwacht wordt van de spelers, wanneer de tegenpartij de bal heeft. Doe dat per linie, per zijkant of per speler. geef aan hoe we proberen vooruit te verdedigen, zetten we alles vast?, laten we de keeper de bal op de back aanspelen en gaan we vervolgens pressen? Zo ja, wat moet iedereen dan doen? geef aan dat er kort gedekt moet worden op eigen helft, laat de tegenstander niet draaien, want dan heeft hij het spel ineens voor zich. geef aan dat er geen onnodige overtredingen gemaakt dienen te worden rond het eigen 16 meter gebied. bal aan onze linkerkant dan rechterkant “knijpen”, en andersom praat over de dingen die niet goed gaan bij het team, maar geef ook aan wat wel goed gaat.
d) omschakeling van balbezit naar balverlies en omgekeerd: Bij het verliezen van de bal: • • • •
dichtst bijzijnde speler moet druk op de bal geven; voorkom de dieptepass; snel weer in de verdedigende organisatie komen; “knijpen”.
Bij het veroveren van de bal: • • •
altijd eerst diep kijken (de verdediging nog niet georganiseerd) bal uit de drukte halen balbezit houden
e) afsluiting • •
spelhervattingen; respect voor de tegenstander en scheidsrechter.
4.12.2 Rustbespreking • • •
• 23
geef iedereen even de rust om rustig de thee te drinken en wat tegen elkaar te zeggen. pak het daarna op, iedereen is stil en luistert. geef aan wat er goed gaat en wat er niet goed gaat. Worden de afspraken nagekomen? Ook hier geldt weer het gebruik van de methode van het stellen van open vragen. Wie, wat, waar, wanneer, welke, hoe. Als de spelers zelf kunnen verwoorden hoe er gespeeld moet worden, leren ze zelf nadenken en onthouden ze veel beter. spreek spelers (zeker bij de B-en A-junioren) aan op hun verantwoordelijkheden
• •
hebben spelers wat te zeggen, sta daar in principe voor open, maar ga geen ellenlange discussie met ze aan. gebruik indien nodig het bord om situaties te verduidelijken
4.12.3 Nabespreking Bij de F- en E-pupillen stelt de nabespreking niet zoveel voor. De te stellen vragen zijn: • •
wat ging er vandaag goed? Wat ging er vandaag niet zo goed? wat vonden jullie zelf van de wedstrijd?
Bij de D-pupillen en C-junioren wordt een nabespreking al veel belangrijker. Een vraag die gesteld kan worden is: •
hoe vonden jullie dat het ging?
Kort de voor de wedstrijd gemaakte afspraken achteraf nalopen • • •
hoe ging de opbouw van achteruit? waren we op het middenveld en in de voorhoede aanspeelbaar? werd er goed breed gehouden? Was de passing goed verzorgd?
Andere vragen die met de speelwijze te maken hebben: • • • • • • •
hoe kwamen de doelpunten tot stand (voor en tegen)? hebben we als team gespeeld? heb je jouw taak uitgevoerd? waar we op getraind hebben, ging dat goed? hoe was de onderlinge coaching? was ons gedrag naar medespelers, scheidsrechter en tegenstanders goed? hoe was de inzet?
Bij de A- en B-junioren is de nabespreking een belangrijk onderdeel van de tactiek. Vragen die gesteld kunnen worden zijn de vragen die bij de D-pupillen en C-junioren staan. Daarnaast zijn er vragen als: • • • • •
zijn de afspraken die we gemaakt hadden ook nagekomen? wat is er in de wedstrijd naar voren gekomen, waar we op trainen? speelden we vanuit de organisatie? hoe vond je de wedstrijdinstelling (team/jou zelf)? wat deden we goed bij de omschakeling? Wat moet er beter?
Bij deze groep zullen m.n. tactische aspecten belangrijk zijn! Bij het houden van een nabespreking zal de trainer/leider ook enkele wedstrijdsituaties naar voren moeten halen op het bord. Aan de hand daarvan kunnen er vragen aan de groep worden gesteld. Denk dan aan zowel goede als minder goede momenten. Omdat spelers, trainers en leider na een wedstrijd emotioneel kunnen zijn gaat de voorkeur uit om de nabespreking op de eerste trainingsavond na de wedstrijd te houden (maximaal een half uur).
24
5 Trainingen 5.1 Trainers De trainers, zowel bij de seniorenselectie als bij de jeugd, vormen een voor de vereniging belangrijke, zo niet de belangrijkste groep. Zij zijn het immers die als geen ander de spelers moeten opleiden en begeleiden. De trainers worden dan ook met zorg geselecteerd. De trainingen, zowel bij de seniorenselectie als bij alle jeugdteams, staan onder leiding van bij voorkeur gediplomeerde trainers. De trainers van de A-, B- en C-junioren, alsmede de trainers van de seniorenselectie zijn zonder uitzondering gediplomeerd.
Het streven van DEV Doorn is om jeugdspelers die tenminste zestien jaar zijn tot jeugdtrainer op te leiden. Zo fungeren elk seizoen junioren als trainer van een E- of Fpupillenteam. DEV Doorn biedt alle trainers een vergoeding, gebaseerd op diploma's en/of licenties. Daarnaast vergoedt DEV Doorn alle kosten die verband houden met opleidingen op trainingsgebied.
5.2 Trainingen Elk team heeft recht op twee trainingen per week van tenminste 1 uur. De F-pupillen hebben recht op één training per week. De trainingen worden op een door de trainer aan te geven wijze georganiseerd, en wel aan de hand van aanwijzingen namens het bestuur. Het bestuur neemt daarbij de KNVBvisie als uitgangspunt. De trainer kan spelers die hem toegewezen zijn uitsluiten van de training als daar aanleiding toe is. De trainer volgt de training intensief en voorkomt zoveel mogelijk irritaties tussen spelers onderling. Een trainer kleedt trainingen zodanig in dat spelers graag komen trainen. Een goede en afwisselende training is daarvoor een voorwaarde. De leeftijdtypische kenmerken en de daaruit voortvloeiende accenten voor de training zijn nu in kaart gebracht. Ook de voorgeschreven speelwijze/veldbezetting met de daarbij behorende taken is nu bekend. Nu kunnen we verder uitwerken aan welke voorwaarden een goede training in z’n algemeenheid moet voldoen en welke specifieke trainingsvormen per leeftijdsgroep beoefend moeten worden. 5.3 Eisen waaraan een training moet voldoen Samenvattend behoort een goede training aan de volgende criteria te voldoen: Voetbaleigen bedoelingen: • • • • •
doelpunten maken/voorkomen opbouwen tot/samenwerken om doelgerichtheid snelle omschakeling balbezit/ -verlies en andersom. spelen om te winnen
Veel herhalingen: • • • • 25
veel beurten; geen lange wachttijden; goede planning, organisatie; voldoende ballen/materiaal
Rekening houden met de groep: • • • •
leeftijd; vaardigheid; beleving (top of recreatie); let op arbeid/rust-verhouding.
Juiste coaching: • •
spelbedoelingen verduidelijken; spelers beïnvloeden/laten leren door: • • • • •
ingrijpen/stopzetten aanwijzingen geven vragen stellen oplossingen laten aandragen voorbeeld geven/voordoen
5.4 Inhoud van de training (algemeen) Er wordt getraind volgens de KNVB-visie. Voor de F-pupillen houden we het circuitsysteem aan. Indien een elftal in die leeftijdsgroep al rijp daarvoor is kan er ook een training gegeven worden vanuit vaste doelstellingen. Bij de E-pupillen werkt men merendeels met vaste doelstellingen. Het circuitsysteem kan met name voor minder vaardige teams ook gebruikt worden. Bij de D-pupillen kan als afwisseling ook gebruik gemaakt worden van het circuit, maar er zal toch in de regel gewerkt worden met vaste doelstellingen per training. Bij de C-, B- en A-junioren wordt getraind met vaste doestellingen gebaseerd op de tekortkomingen die tijdens de wedstrijden worden geconstateerd. Uiteraard is het toegestaan om zo nu en dan ook een circuit te doen met de oudere leeftijdsgroepen. Het principe van het circuitmodel is: err wordt een gezamenlijke warming-up afgewerkt in een spelvorm. Vervolgens heeft men 2 a 3 oefenvormen klaarliggen met pupillen oefenstof die groepjes afwerken. Dit circuit dient altijd te bestaan uit: • • •
1 oefening met mikken/scoren 1 oefening met pingelen/afpakken 1 oefening met samenspelen/afpakken (indien van toepassing op de leeftijd)
De training wordt altijd afgesloten met een partijspel. Wanneer men traint volgens tekortkomingen die voortkomen uit de wedstrijden dan handelt men als volgt: Elke training heeft dan een globale indeling: Warming up (WU) Dit betekent dat het lichaam en de geest worden voorbereid c.q. in de juiste sfeer komen. Zonder maar liever met bal waarbij de intensiteit wordt opgevoerd. Duur ongeveer 10 a 15 minuten. Ideaal is het als de groep zelfstandig de warming-up doet voorafgaand aan de training. Hierdoor blijft er meer tijd over voor het voetbalgedeelte.
26
Oriëntatiefase Hierin wordt op methodische wijze aan het doel van de training gewerkt. Veelal zal vanuit technische/tactische accenten gewerkt worden aan tactische/technische vormen. Duur ongeveer 25 – 40 minuten. Oefen/leerfase Hierin gaan we een stap verder met het gedeelte waarin situatief gecoacht kan worden. Stilleggen, maar niet te veel. Toepassingsfase Hierin wordt “het geleerde” in de praktijk gebracht. De partij is het middel om het resultaat van de training te testen. Dit mag partijvormen in allerlei vormen in verband met de beleving eigenlijk nimmer ontbreken. Duur kan variëren van 15 - 40 minuten. Ook wordt wel gewerkt met: • • • •
WU Fase 1 Fase 2 Partij
De indeling is nagenoeg hetzelfde als bij de vorige omschrijving, alleen worden de oriëntatiefase en de oefen/leerfase samengevoegd. Bij de E-pupillen wordt tegenwoordig met de volgende indeling gewerkt: • •
• •
•
Warming up. 5 minuten. Onderdeel aanvallen. Oefen/leerfase. Hierin worden correcties gegeven. Situatief ( stopzetten en kinderen via open vragen mee laten denken) en begeleidend. Alleen aanvallende elementen coachen 15 minuten 4 tegen 4. Alleen aanvallende elementen coachen. Begeleidend. 15 minuten. Onderdeel verdedigen. Oefen/leerfase. Hierin worden correcties gegeven. Situatief (stopzetten en kinderen via open vragen mee laten denken) en begeleidend. Alleen verdedigende elementen coachen. 15 minuten. 4 tegen 4. Alleen verdedigende elementen coachen. Begeleidend. 15 minuten.
Wanneer de leider niet ook de trainer is, geeft de leider per wedstrijd door aan de trainer wat de tekortkomingen zijn. Wanneer tijdens de wedstrijd een probleem is geconstateerd, moet de trainer nier de illusie hebben dat hij dit in een training wegwerkt. Gebruik daarvoor meerdere trainingen. Dat hoeft niet per definitie steeds een andere training zijn. Geadviseerd wordt om tijdens de WU gebruik te maken van vormen die de balcontrole stimuleren. Voorheen sprak men hier over techniek. De DVD van Cock van Dijk is hier een goede leidraad. Het is geen bezwaar daar zo nu en dan een gehele training aan te besteden.
Trainers en leiders kunnen in eerste instantie bij onduidelijkheden terugvallen op de coördinator van de betreffende groep. Hij zal de spreekbuis van die groep zijn. Het is goed mogelijk dat hij deze werkzaamheden delegeert. De technisch jeugdcoördinator heeft dan weer een overkoepelende taak over de overige coördinatoren. Als ondersteuning voor de TJC is er een coördinator opleidingen. Deze bewaakt de kwaliteit van het trainen en begeleiden.
Iedereen die met een jeugdige te maken krijgt in de trainings/coachings situatie moet zich realiseren, dat een kind geen kleine volwassene is. Men kan een coaching en training, die men als volwassene heeft ervaren dus niet zonder meer projecteren op een kind. 27
Je mag best duidelijk zijn naar kinderen; je mag best zeggen, wanneer iets niet goed is. Je moet corrigeren. Maar je moet ook nooit vergeten te prijzen wanneer ze iets wel goed doen al is dat soms nog zo gering. Laat dus niet over je kant gaan, wanneer men zich bijvoorbeeld niet concentreert met passen, waardoor alles verkeerd gaat. Blijf echter altijd positief.
5.5 Trainersbijscholing Binnen de KNVB bestaan er voor elke leeftijdsgroep boekjes en CD’s. Deze zijn via de KNVB verkrijgbaar. Zoals u hiervoor al heeft kunnen lezen gaan we er eigenlijk vanuit dat alle trainers de betreffende opleidingen gevolgd hebben. De Technisch Jeugd coördinator zal e.e.a. bewaken. Iedereen die zich (verder) wil scholen in het trainen en begeleiden van jeugd kan daarvoor cursussen volgen, die onder bepaalde voorwaarden door de vereniging betaald worden. 5.6 Jaarplanning Voor elke leeftijdscategorie zal in overleg tussen de TJC en de betrokken trainer een jaarplanning worden opgezet. Hierop wordt het voetbalseizoen verdeeld in periodes van elk ongeveer 6 weken. Bij de circuittraining wordt er een planning gemaakt met uitgewerkte trainingen voor 6 weken. In elke training komen de onderdelen mikken/scoren, pingelen/afpakken en samenspelen/afpakken voor. Bij de junioren wordt er een planning gemaakt waarbij er elke 6 weken een ander facet uit de wedstrijd wordt genomen waarop de trainingen worden afgesteld. Bijv. een periode met oefeningen gericht op positiespel, een periode met oefeningen gericht op omschakelen enz. Een jaar- of periodeplanning is een leidraad en niet meer dan dat. Voorts worden voor elke training de trainingen klaargemaakt op papier met daarbij de doelstelling van die dag en aan het eind worden de bijzonderheden genoteerd. Uiteraard heeft de trainer de vrijheid op eigen oefenvormen te kiezen. Het is de bedoeling dat op de website allerlei oefenstof komt te staan die gebruikt kan worden. 5.7 Trainingsaccenten uitgewerkt per leeftijdscategorie Voor de overzichtelijkheid is hier gekozen voor een nadere uitwerking d.m.v. de volgende driedeling: technisch/tactisch; tactisch/technisch; conditioneel.
• • •
De technisch/tactische en tactisch/technische trainingsvormen zijn uitgewerkt in de vorm van een matrix. Deze is ook te gebruiken als checklist, zodat de gestelde eisen in de trainingsplanning van een jaar voorkomen. Ze moeten zo vaak en zo goed zijn uitgevoerd dat in ieder geval door de selectieteams (A t/m F) aanwijsbare resultaten behaald worden. Nogmaals wordt opgemerkt dat het technische/tactische en tactisch/technische zeer nauw in elkaars verlengde liggen c.q. in elkaar overlopen. De splitsing is vooral op methodische gronden uitgevoerd.
5.7.1 Technisch / Tactisch OEFENINGSDOEL/METHODIEK
A
B
C
D
E
F
balgevoel en snel voetenwerk
Oefenstof Cock van Dijk (dvd)
in stilstand
x
x
in beweging
x
x
x
(x)
28
OEFENSTOF
in verbinding met afwerken
x
x
x
(x)
basisbewegingen
x
zonder weerstand, langzaam
x
x
zonder weerstand, snellere uitvoering
x
x
x
met weerstand
x
x
in verbinding met afwerken
x
x
x
(x)
schijnbewegingen
Oefenstof Cock van Dijk (dvd)
Oefenstof Cock van Dijk (dvd)
zonder weerstand, langzaam
x
zonder weerstand, snellere uitvoering
x
x
(x)
in verbinding met duel 1:1 passeerbewegingen
x
x
x
x
x
(x)
(x) Oefenstof Cock van Dijk (dvd)
zonder weerstand, langzaam
x
(x)
zonder weerstand, snellere uitvoering
x
x
(x)
in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
(x)
binnenkant voet over de grond (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x2
binnenkant voet door de lucht (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
wreef over de grond (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
- parcours-/circuittraining
wreef door de lucht (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
- in rondlooporganisatie
buitenkant voet over de grond (1/2)
x2
x2
x1
x1
- in omgangsbaan
buitenkant voet door de lucht (1/2)
x2
x2
x1
x1
- zonder goals
volley (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
dropkick (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
passen/trappen * alle vormen van passen en trappen
- met goals * tijdens positiespelen
koppen voorfase: vertrouwd raken
x
techniek van het koppen
x
x
x
x
x
x
afwerken op het doel schieten
* afwerkvormen
vanuit stilstand
o
o
o
o
x2
x1
vanuit korte voortbeweging (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
vanuit dribbel (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
oefeningsdoel/methodiek
A
B
C
D
* in automatismen (1/2)
x2
x2
x2
x1
* vanuit stilstand (1/2)
0
0
x2
x1
E
F
oefenstof
voorzetten
29
* alle vormen met afwerken op doel
met op bouw over de zijkant en afgesloten met een voorzet; zonder en met verdedigers * vanuit korte voortbeweging (1/2)
x2
x2
x2
x1
* via parcourstraining
* vanuit dribbelen
x2
x2
x2
x1
* via positiespelen met afwerken en partijspel en met zones
* vanuit aangegeven pass (1/2)
x2
x2
x2
x1
* zonder weerstand (1/2)
x2
x2
x2
x2
x
x
* voorbereidende (spel) vormen voor het duel 1:1
* in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
x
* alle vormen van duel 1:1/2:2 * lijnvoetbal
* met binnenkant voet (1/2)
x2
x2
x2
x2
x2
x1
* alle vormen van passen en * trappen met meertallen
* met buitenkant voet (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* met accent op aan- en meenemen
* met de wreef
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* met afwerken op doel
* hak/zool (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
x1
* in rondlooporganisatie
* knie (1/2)
x2
x2
x2
x2
x1
(x)
* in omgangsbaan
* borst
x
x
x
x
x
* duels 1:1
* hoofd
x
x
x
x
x
* positie- en partijspelen
* in verbinding met afwerken op doel
x
x
x
x
x
x
* in verbinding met duel 1:1
x
x
x
x
x
x
* schijnacties op de bal
x
x
x
x
* duel 1:1: bal veroveren
x
x
x
x
x
* blocktacle (1/2)
x2
x2
x2
x
(x)
* sliding (1/2)
x2
x2
x
x
(x)
dribbelen/drijven
aan- en meenemen van de bal
verdedigende acties * alle vormen van duel 1:1, in spelvorm en wedstrijdvorm x * zonder/met tegenstander
x = moet aan voldaan worden (x) = misschien in deze fase (betere groepen) x1 = moet aan voldaan worden met “goede been” x2 = moet aan voldaan worden, tweebenig = met extra aandacht voor handelingssnelheid en zuiverheid 0 = niet (meer) van toepassing niets ingevuld = niet in deze fase
5.7.2 Tactisch / Technisch oefeningsdoel/methodiek
A
B
C
x
x
D
E
F
oefenstof
Balbezit in de opbouw = spel met de bal * duel 1:1 om in balbezit te blijven
30
x
x
(x)
* duel 1:1/2 : 2/3 :3 als positie-
(afschermen van de bal)
spel, als aanval /afwerkvorm en als partijspel (met goals/als lijn voetbal)
* over de bal kijken
x
x
x
x
* vasthouden of spelen of actie maken
x
x
x
x
* snel en zuiver aanspelen (naar voren) op het goede been van de medespeler, zodat de balsnelheid hoog blijft (inclusief spel verplaatsen)
x
* passen/trappen * positie- en partijspelen * 1:2, 2:1, 2:2, 3:1, 3:2, 2:3, * 4:2, 4:3, 3:4, 4:4, 5:4, 4:5 (ook als lijnvoetbal); * positiespel met aanspelen van de spitsen + bijsluiten
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
(x)
* “goed staan”/”opendraaien” (om bal direct te verwerken of door te spelen)
x
x
x
x
(x)
* aanbieden als derde man in de combinatie: HOE en WANNEER?
x
x
x
* aanbieden als kaatser (1-2 combinaties): HOE en WANNEER?
x
x
x
(x)
* positiespelen 2:1/3:3/4:4/5:5 met 1, 2, 3 of 4 kaatsers * afwerkvormen 2:1/3:2/4:3/5:4
* aanbieden in de diepte (om aangespeeld te worden dan wel om ruimte groot te houden): HOE en WANNEER?
x
x
x
x
* afwerkvormen (automatismen) * positie/partijspelen
* buitenom komen
x
x
x
(x)
* afwerkvormen (automatismen)
x x x
x
* duel 1:1 aanvallend om te passeren
x
* afwerkvormen/automatismen training positie- en partijspelen (inclusief lijn voetbal)
Balbezit in de opbouw = spel zonder bal * vrijlopen naar de bal toe (om in balbezit te komen, dan wel om ruimte voor anderen te creëren): HOE en WANNEER
* passen en trappen in beweging * kleine/grote positiespelen * (zie boven) * passen en trappen met meertallen in beweging; * positie- en partijspelen (inclusief lijnvoetbal * automatisering
* passen en trappen (automatismen) * alle positie- en partijspelen
Balbezit in de aanval = kansen creëren en scoren * spel in de 16m met accent op: * zelf scoren * ruimte maken voor een ander * terugleggen en laten scoren
oefeningsdoel/methodiek
x x x
x x x
x
* afwerkvormen/aanvalsvormen (automatiseringstraining) met numerieke voordelen voor de aanvallers (0 tot 3 verd.)
x
A
B
C
D
E
F
oefenstof
het niet laten uitspelen/het voorkomen van dieptepasses
x
x
x
x
(x)
* duels 1:1/2:2 met aandacht voor verdedigende technieken
het dekken van de tegenstander (binnenste lijn)
x
x
x
x
(x)
* positiespelen * positiespelen richting doel met overal aanvallers
knijpen (rugdekking en ruimtedekking)
x
x
x
(x)
het duel 1:1 verdedigend
x
x
x
x
het vastzetten en opjagen
x
x
(x)
(x)
Balverlies
31
x
x
* als lijnvoetbal * partijspel 2:2 / 8:8
buitenspel kunnen openzetten
x
x
(x)
(x)
het overnemen van de positie/tegenstander
x
x
x
x
teamverdedigen: schuiven in lengte- en breedte - as
x
(x)
x
x
Omschakeling balverlies balbezit en omgekeerd Alle bovengenoemde vormen x = moet aan voldaan worden (x) = misschien in deze fase (betere groepen) x1 = moet aan voldaan worden met “goede been” x2 = moet aan voldaan worden, tweebenig = met extra aandacht voor handelingssnelheid en zuiverheid 0 = niet (meer) van toepassing niets ingevuld = niet in deze fase
32
* aanval - verdediging
6 6. Nabeschouwing In dit plan bent u heel wat opsommingen en nader uitgelegde voetbalzaken tegengekomen. Als dit in zijn geheel gelezen wordt dan is men aan het eind het begin alweer vergeten. De samenstellers zien dit plan dan ook als een naslagwerk, waarbij betrokkenen kunnen worden geïnformeerd hoe DEV Doorn de voetbalzaken voor die persoon en in die specifieke functie geregeld wil hebben. Zij worden in hun functioneren verwezen naar dat gedeelte van het plan, wat voor hen relevant is Dit geeft de vereniging de verplichting om dit plan up to date te houden.
33