Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Vast te stellen in de gemeenteraad van Breda in februari 2007
> Inhoud 1
Aanleiding, doel en status
3
2
Vigerend beleidskader
5
2.1
Gemeentelijk beleidskader
5
2.2
Provinciaal beleidskader
6
3.
Het nieuwe beleid op hoofdlijnen
9
4
Toetsingscriteria
4.1
Algemene toetsingscriteria 13
4.2
Specifieke toetsingscriteria 14
4.3
Landschapsversterkende maatregelen 15
5
Implementatie
17
6
Hardheidsclausule
19
13
Bijlagen Bijlage 1. samenvatting provinciale beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004)
20
Bijlage 2. kaart functieverruimingsgebieden
23
Bijlage 3. begrippenlijst
24
Bijlage 4. bedrijfsoverzicht VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’
25
Bijlage 5. motie verbrede landbouw
37
Bijlage 6. interimbeleid 2 december 2003
38
foto’s: W.J. Keizer, gemeente Breda
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Aanleiding, doel en status
1
Op 10 juli 2003 is door de gemeenteraad van Breda de motie Verbrede Landbouw aangenomen. In de motie wordt het college gevraagd om ‘te onderzoeken welke mogelijkheden voor verbrede vormen van landbouw kunnen dienen als nieuwe economische dragers.’ De motie (zie bijlage 5) was voor het college aanleiding om de verbrede landbouw in het buitengebied nader te bekijken en de eventuele knelpunten te inventariseren. Uit de inventarisatie bleek dat er niet veel behoefte is aan verruiming van de mogelijkheden, maar ook dat functieverruiming in incidentele gevallen wel degelijk een belangrijke oplossing kan zijn. Nieuw beleid is dus gewenst. Er dienen nieuwe, strikte kaders te worden opgesteld voor de nieuwe functies die mogelijk zijn in het buitengebied en de voorwaarden waaronder zij kunnen worden toe gestaan. Op 2 december 2003 besloot het college tot de introductie van interimbeleid voor de functieverruiming in het buitengebied. De hoofdlijnen van dit interimbeleid is opgenomen als bijlage 6. Op 20 juli 2004 stelde het college van Gedeputeerde Staten van Noord Brabant de notitie Buitengebied in ontwikkeling vast. Daarmee werd de weg vrijgemaakt voor het formuleren van definitieve beleidskaders ten aanzien de functieverruiming in het buitengebied. Met de voorliggende beleidsnotitie wordt een dubbelslag beoogd. Enerzijds wil de gemeente mogelijkheden bieden voor nieuwe economische activiteiten in het buitengebied door het bieden van verruimde hergebruiksmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Er wordt ruimte geboden aan niet-agrarische bestemmingen in het buitengebied. Anderzijds wil de gemeente een positieve impuls geven aan de kwaliteit van het buitengebied door de initiatiefnemers van de nieuwe niet-agrarische activiteiten te laten investeren in het landschap. Hier is dus het motto ‘voor wat hoort wat’ van toepassing. De hierboven beschreven dubbelslag komt overeen met de uitgangspunten van de provinciale beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004). De voorliggende beleidsnotitie fungeert als toetsingskader bij de aanvragen van artikel 19 procedures en als beleidskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. De beleidsnotitie is vastgesteld door de gemeenteraad in februari 2007. De inhoud is afgestemd op het beleid van de provincie Noord-Brabant. Daarmee voldoet het beleidskader aan de randvoorwaarden die zijn geformuleerd in de provinciale nota Buitengebied in Ontwikkeling, vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 26 juni 2004.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Vigerend beleidskader
2
Uitgangspunt van deze notitie is het vigerende gemeentelijke beleid op het gebied van wonen, zorg, horeca, recreatie en toerisme en detailhandel. Een korte samenvatting van de bestuurlijk vastgestelde beleidskaders is hieronder opgenomen.
Relevant is tevens het provinciale ruimtelijke beleid, vastgelegd in het streekplan ‘Brabant in balans’ (2002) en de beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004). Ook hiervan is de essentie kort weergegeven. Omdat de gemeentelijke mogelijkheden voor functieverruiming in het buitengebied met name zijn bepaald in de provinciale beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling is hiervan een uitvoeriger samenvatting opgenomen in bijlage 1. 2.1
Gemeentelijk beleidskader De uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen, zorg en welzijn zijn door het college vastgelegd in de beleidsnota Geschikt wonen voor iedereen (2003). ‘Geschikt wonen voor iedereen’ (GWI) gaat ervan uit dat de woon-zorgvraag daar waar mogelijk binnenstedelijk opgevangen wordt. GWI hanteert daarbij in principe het gelijkheidsbeginsel. Dit houdt in dat voor mensen die zorg afhankelijk zijn dezelfde uitgangspunten gelden als voor andere woningzoekenden/ initiatiefnemers. Uitzondering hierop vormt een aantal specifieke doelgroepen waarvoor geldt dat het niet wenselijk is voor henzelf of voor hun woon omgeving dat zij in een woonwijk wonen. Het gemeentelijke horecabeleid is vastgelegd in de beleidsnotitie ‘actualisering horecabeleid 2005.’ Voor het buitengebied zijn hierin geen aparte regels opgenomen. De beperkingen en voorwaarden voor de binnenstedelijke horeca gelden ook in het buitengebied. Dat uitgangspunt is belangrijk uit oogpunt van de concurrentiepositie. Binnenstedelijke horeca-ondernemers moeten hoge kosten maken om overlast te voorkomen en rekenen op vergelijkbare regel geving in het buitengebied. Het vastgestelde toeristisch/recreatief beleid biedt weinig aanknopingspunten voor het buitengebied. In 1998 is een toeristisch-recreatief ontwikkelingsplan vastgesteld wat betrekking had op de binnenstad. Een onderzoek naar verblijfsaccommodaties in de stadsregio Breda werd gepresenteerd in 2003 - daarin wordt aandacht gevraagd voor de ontwikkelingsmogelijk
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
heden van de drie bestaande Bredase campings. Minicampings (kamperen bij de boer) worden in economisch opzicht van ondergeschikt belang geacht. In Beleef Breda!, het toeristischrecreatief actieplan 2004-2005 wordt gesteld dat het aantrekkelijke buitengebied van Breda van groot belang is voor de natuur- en waterrecreatie van de stad. In de Ontwikkelingsvisie Breda 2020 (2005, in ontwikkeling) worden enkele locaties aan geduid voor recreatie en toerisme onder de naam ‘stedelijke en landelijke vrijetijdscentra.’ De realisatie van de vrijetijdscentra zal plaatsvinden aan de hand van nog op te stellen uitwerkings plannen. Of en zo ja hoe het voorliggende beleid ten aanzien van functieverruiming daarbij een rol kan spelen zal in de uitwerkingsplannen nader worden bezien. Het gemeentelijke detailhandelsbeleid is vastgelegd in de detailhandelsnota (februari 2002). Belangrijk uitgangspunt is een detailhandelsstructuur met een sterke binnenstad voor voor namelijk recreatief winkelen en een goede verzorging op het gebied van dagelijkse artikelen op buurt- en wijkniveau. Detailhandelsbranches voor doelgerichte aankopen die door de benodigde schaal minder goed passen in de binnenstad of buurt-wijkwinkelcentra worden toegestaan in de grote winkelconcentraties zoals de woonboulevard en Steenakker, en op enkele bedrijverterreinen. Voor detailhandel buiten de winkelgebieden en/of op onlogische plaatsen wordt gestreefd naar zoveel mogelijk afbouw via de zogenaamde koude sanering. Het milieubeleid kent een eigen vergunningenspoor, dat los staat van het ruimtelijke beleid. Milieuvergunningen hebben uiteraard wel ruimtelijke consequenties. Met een gemeentelijke verordening kan het in reconstructiegebieden in principe mogelijk geworden gemaakt om kleinschalige nevenactiviteiten dezelfde bescherming te geven voor stankhinder als woningen van intensieve veehouders. Ze vormen daarmee geen extra belemmering voor omliggende veehouderijbedrijven met uitbreidingsplannen. Uit een inventarisatie is gebleken dat een dergelijke verordening voor de Bredase intensieve veehouderijen niet relevant is. Voorlopig zal een dergelijke verordening daarom niet worden opgesteld. 2.2.
Provinciaal beleidskader Streekplan ‘Brabant in balans’ (2002, partiele herziening 2004) In het Streekplan is het ruimtelijke beleid van de provincie verwoord. In het kader van de functieverruiming zijn de volgende zaken van belang. In het Streekplan zijn de vijf leidende principes van het ruimtelijk beleid van de provincie aangegeven. Deze zijn: de lagenbenadering, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. Met deze vijf principes zal bij de beoordeling van het beleid in het kader van de functieverruiming rekening worden gehouden. Daarnaast zal ook rekening moeten worden gehouden met de met deze principes samenhangende aspecten zoals onder meer het tegengaan van verstening, behoud en versterking van natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische sector. In het Streekplan zijn verder ook mogelijkheden verwoord voor hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties (VAB’s) voor niet aan het buitengebied gebonden functies.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat de voormalige locatie niet meer voor agrarische doeleinden kan worden gebruikt dan wel sanering niet kan worden geëist. Reconstructieplan De Baronie, gebiedsplan Wijde Biesbosch en gebiedsplan Brabantse Delta (2005) Op 22 april 2005 hebben de Provinciale Staten de 9 reconstructie- en gebiedsplannen van Noord Brabant vastgesteld. In deze plannen is een ontwikkelingsvisie vastgelegd voor de fysieke omgevingskwaliteit en de sociaal-economische vitaliteit van het Brabantse buitengebied. Voor Breda zijn van belang het reconstructieplan De Baronie, het gebiedsplan Wijde Biesbosch en het gebiedsplan Brabantse Delta. Ontwikkelingen in het buitengebied dienen te worden getoetst aan de beschreven visies in deze plannen. Dat geldt ook voor ontwikkelingen die voortvloeien uit de voorliggende beleidsnotitie. Beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004) Met de beleidsnotitie beoogt de provincie een verruiming van de mogelijkheden in de bebouwingsconcentraties en in de vrijkomende agrarische bebouwing in het overige buitengebied. De nota biedt ontwikkelingsruimte op drie onderdelen. Als eerste geldt dat in concreet aan te wijzen bebouwingsconcentraties ook niet-agrarische en zelfs stedelijke functies mogelijk zijn mits deze passen binnen de gebiedsvisie en op voorwaarde dat een bijdrage wordt geleverd aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Bebouwingsconcentraties buiten het stedelijk gebied worden niet langer meer beschouwd als buiten gebied, maar als overgangszone tussen stad en land. Ten tweede wordt een verruiming beoogd van de hergebruikmogelijkheden van VAB’s in het buitengebied (buiten de bebouwingsconcentraties). De hergebruikmogelijkheden zijn met name verruimd voor gebruik ten behoeve van recreatie en opslag. Ook zijn de mogelijkheden verruimd om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te gebruiken voor woonfuncties. In alle gevallen geldt dat de nieuwe mogelijkheden moeten leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Ten derde is een duidelijke beleidslijn ontwikkeld ten aanzien van paardenhouderijen, verbrede landbouw en nevenfuncties van agrarische bedrijven. De provincie beoogt met de beleidsnotitie een versterking van zowel de sociaal-economische vitaliteit van het buitengebied als van de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied. Aan de nieuw geboden ontwikkelingsmogelijkheden zijn derhalve strikte voorwaarden verbonden. Ondanks de verruiming van de gebruiksmogelijkheden van VAB’s krijgt sanering van niet meer in gebruik zijnde agrarische opstallen dan ook prioriteit, overigens met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
Het nieuwe beleid op hoofdlijnen
3
In deze paragraaf worden de hoofdlijnen van het nieuwe gemeentelijke beleid toegelicht. Ruimtelijke afwegingen domineren in het nieuwe beleid. Daarnaast spelen ook enkele sectorale beleidsoverwegingen een rol. De voorliggende beleidsnotitie heeft betrekking op het buitengebied met een agrarische hoofdfunctie. Onder buitengebied wordt hier verstaan: alle gebieden die zijn opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen buitengebied. In bijlage 2 staan deze gebieden op kaart aangegeven. Conform het provinciale beleid wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten gebieden. Allereerst zijn er bebouwingsconcentraties (linten, kernrandzones en bebouwingsclusters) waarin functieverruiming mogelijk is gemaakt. Deze gebieden zijn ‘functieverruimingsgebieden’ genoemd. Zij zijn afgebeeld in bijlage 2. Met de term ‘ het overige buitengebied’ worden alle agrarische gebieden bedoeld buiten de functieverruimingsgebieden. De beleidsregels zijn niet van toepassing op natuur- en bosgebieden. Op bestaande (agrarische) bouwblokken in gebieden met een natuur- of bosbestemming is functieverruiming echter niet per definitie uitgesloten. Voor initiatieven in natuurgebieden is echter maatwerk vereist. Per initiatief zal worden bekeken of en hoe het kan worden ondersteund. Twee belangrijke toetsingscriteria zijn bepalend bij de afweging: 1. Leidt het initiatief op korte termijn tot een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en 2. Is aantasting van de kwaliteit van het betreffende natuurgebied ook op de lange termijn uit te sluiten.
Functieverruimingsgebieden In een groot aantal bebouwingsconcentraties worden in de toekomst ook niet aan het buitengebied gebonden functies toegestaan. Het gaat om gebieden met bebouwingsconcentraties waarin de stedelijke invloedsfeer nu reeds merkbaar is door de aanwezigheid van meerdere niet-agrarische functies en stedelijke vormen van bedrijvigheid. De bebouwingsconcentraties
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
in gebieden met grote landschappelijke en natuurlijke waarden (grootschalige openheid, kleinschalige verkaveling, cultuurhistorisch waardevol gebied) of en de agrarische gebieden met natuurlijke waarden komen niet in aanmerking als functieverruimingsgebied. De Groene Hoofdstructuur is op grond van provinciaal beleid uitgesloten.
De functieverruimingsgebieden worden niet langer beschouwd als buitengebied maar als overgangsgebied tussen stad en land. Naast de klassieke functies van het buitengebied (landbouw, natuur, waterberging en extensieve recreatie) gelden in de functieverruimingsgebieden verruimde hergebruiksmogelijkheden voor stedelijke functies. Hier is het in principe mogelijk om bedrijven uit de milieuhindercategorieen 1 en 2 te vestigen, mits deze voldoen aan een aantal randvoorwaarden. Randvoorwaarden zijn bijvoorbeeld dat de functieverruiming plaats vindt in de bestaande (agrarische en niet-agrarische) bebouwing en dat deze gepaard gaat met een versterking van de landschappelijke kwaliteit. Overigens zal het in de praktijk voor enkele soorten bedrijven uit deze categorieën 1 en 2 onmogelijk zijn om zich in het buiten gebied te vestigen omdat dit strijdig is met het vigerend gemeentelijk of provinciaal beleid. Bijvoorbeeld de (zelfstandige) detailhandel en de groothandelbedrijven zijn in de randvoorwaarden uitgesloten. Het overige buitengebied In het overige buitengebied blijven landbouw, natuur, extensieve recreatie en waterberging de belangrijkste functies. Functieverruiming blijft hier een bijzaak. Er zijn beperkt aanvullende mogelijkheden geschapen voor statische opslag van goederen (caravans en boten), voor paardenhouderijen, voor hergebruik van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing voor wonen en voor extensieve recreatieve functies. Voor alle nieuwe initiatieven gelden enkele randvoorwaarden. Zo mag de nieuwe activiteit geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben en mag geen hinder ontstaan voor de omliggende agrarische bedrijven. Ook komt uitsluitend bestaande bebouwing in aanmerking voor functieverruiming. Verder wordt een bijdrage verplicht gesteld ter versterking van het landschap. Voor alle ontwikkelingen geldt immers dat de verruiming van de mogelijkheden gepaard moet gaan met een positieve bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De concrete randvoorwaarden zijn opgenomen in hoofdstuk 4.
______________ 1 zie bijlage 4, VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
10
Nevenactiviteiten Nevenactiviteiten zijn activiteiten op een agrarisch bouwblok die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen. De voornaamste spelregel is dat nevenactiviteiten worden beoordeeld als vervolgactiviteiten, oftewel als toekomstige hoofdactiviteiten. De praktijk leert namelijk dat het opstarten van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf vaak de eerste stap is richting beëindiging van het agrarische bedrijf. De (succesvolle) nevenactiviteit blijft dan als hoofdfunctie achter.
Mogelijkheden voor nevenactiviteiten kunnen zijn extensieve recreatieve functies, agrarisch verwante functies, agrarisch technische hulpfuncties en statische binnenopslag. Bij het bepalen van het maximaal toegestane oppervlakte zal maatwerk worden verricht, afhankelijk van de nevenfunctie en de omgevingsomstandigheden. Horeca wordt in het buitengebied toegestaan als ondersteunende functie (bijvoorbeeld bij een manege of camping, of een boerenterras bij boerenbedrijf), indien deze niet strijdig is met de horecaregelgeving. Daarmee is horeca in strikte zin geen nevenfunctie. De horeca kan namelijk niet worden omgezet van ondersteunende functie in (nieuwe) hoofdfunctie bij beëindiging van de huidige hoofdfunctie. Verbrede landbouw Onder verbrede landbouw wordt verstaan: niet-agrarische activiteiten op een agrarisch bouwblok die verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering. Voorbeelden zijn minicampings, agrarisch natuurbeheer, zorgboerderijen, verkoop streekproducten, bewerking van eigen geproduceerde goederen. Onder voorwaarden zijn alle vormen van verbrede landbouw toegestaan. Voor minicampings is in de meeste bestemmingsplannen al een regeling opgenomen. Aan die regeling wordt nu (onder voorwaarden) een mogelijkheid toegevoegd voor minicampings aangrenzend aan het agrarisch bouwblok. Per initiatief zal een maximale maat worden bepaald, afhankelijk van de aard van de verbrede landbouwactiviteit en de omgevingsomstandigheden Stopt echter het agrarisch bedrijf, dan is ook de verbrede landbouwactiviteit niet langer toegestaan. Als men de activiteit zou willen voortzetten, dan dient een bestemmingsplanwijzigingsprocedure te worden gestart. Daarbij dient te worden getoetst of de voormalige verbrede landbouwactiviteit als hoofdfunctie op de betreffende locatie mogelijk als ook beleidsmatig gewenst is.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
11
Paardenhouderijen Paardenhouderijen kennen een grote verscheidenheid aan bedrijfsvormen. Zo zijn er onder meer paardenpensions, maneges, paardentrainbedrijven. Vaak komen de verschillende bedrijfsvormen gecombineerd voor, waardoor het onmogelijk is om hierin een duidelijke categorisering aan te brengen. Onderscheidend voor de verschillende bedrijfsvormen zijn echter de omvang van de bebouwing, in het bijzonder de rijhallen, en de verkeersaantrekkende werking. Maneges, meestal met grote rijhallen, horen thuis in de functieverruimingsgebieden. Buiten de functieverruimingsgebieden, in de agrarische gebieden met waarden, zijn nieuwe paardenhouderijen toegestaan in bestaande agrarische bebouwing.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing Cultuurhistorische bebouwing (niet alleen boerderijen maar ook stallen en schuren) kan worden hergebruikt voor wonen. Woningsplitsing is eveneens mogelijk, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Voorwaarde is dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw duurzaam wordt gegarandeerd. Verdere hoofdpunten van beleid Verdere, veelal sectorale uitgangspunten die bij de functieverruiming zijn gehanteerd: - Zorgactiviteiten zonder woonfunctie, zoals zorgboerderijen, zijn in principe mogelijk in het gehele buitengebied. Hiervoor hoeft geen bestemmingsplanwijziging te worden door gevoerd. - Nieuwe detailhandel en groothandel is van provinciewege niet toegestaan in het buitengebied. Wel toegestaan is de verkoop aan huis (‘huisverkoop’) van eigen geproduceerde en bewerkte producten, zoals asperges en aardbeien. Hiervoor is een maximale maat in de bestemmingsplannen opgenomen. - Horeca wordt in het buitengebied toegestaan als nevenactiviteit (bv bij manege, camping, minicamping, boerenterras bij boerenbedrijf), mits niet strijdig met de horecaregelgeving. Bij het beëindigen van de hoofdactiviteit vervalt de horecafunctie. - De gemeente is voorstander van kleinschalig plattelandstoerisme in het gehele buiten gebied. Ook kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie, zoals pensions en ‘bed and breakfast’ zijn gewenst in vrijwel het gehele buitengebied. Natuurlijk gelden hierbij wel randvoorwaarden. Intensieve vormen van recreatie kunnen een belangrijke nieuwe economische drager zijn voor het buitengebied. Zij hebben echter een publieksaantrekkende werking en kunnen daarmee de verkeersdruk vergroten. Zij concurreren bovendien met de binnenstedelijke recreatieve bedrijven, die grote kosten moeten maken om overlast te vermijden. Doorgroei van intensieve recreatieve bedrijven kan leiden tot overlast situaties en handhavingsproblemen. Daarom zal per initiatief bekeken worden of en zo ja, onder welke voorwaarden medewerking kan worden verleend aan nieuwe initiatieven. Intensieve vormen van recreatie zijn op grond van provinciaal beleid beperkt tot functieverruimingsgebieden in de stedelijke regio.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
12
Toetsingscriteria
4
Naast de hierboven beschreven hoofdlijnen van het nieuwe beleid gelden de hieronder beschreven algemene toetsingscriteria voor alle in de tabel 1 opgenomen functies. Onder de tabel zijn specifieke toetsingscriteria opgenomen, die variëren per functie en per gebied. In een aantal gevallen betreft het criteria die rechtstreeks zijn overgenomen uit het provinciale beleidskader. 4.1.
Algemene toetsingscriteria A. De activiteiten passen binnen de vigerende gebiedsvisies, gebiedsplannen, landinrichtingsplannen en reconstructieplannen. De activiteiten zijn niet strijdig met de overige rechts regels, zoals de milieu- horeca- en stankwetgeving. B. In A en Al-gebieden geldt dat Agrarisch hergebruik van de bebouwing niet meer mogelijk is C. Er vindt geen beperking plaats van bestaande agrarische bedrijven. Belangrijke (toekomstige) agrarische ontwikkelingen worden niet gehinderd.
D. De activiteiten hebben geen onevenredige verkeersaantrekkende werking. Getoetst wordt op de verkeersintensiteit en het vrachtverkeer in relatie tot het wegennet, de veiligheid, de overlast voor mens en natuur en de parkeerdruk, gebaseerd op de verkeersindices. E. De overtollige bebouwing wordt gesloopt. De maximale omvang van de bijgebouwen is afhankelijk van de nieuwe functie. In paragraaf 4.2 specifieke toetsingscriteria wordt dit criterium nader uitgewerkt. Bij de positieve beoordeling van een aanvraag voor nevenfuncties en van vormen van verbrede landbouw zal een bij de functie passende maximale maatvoering worden opgenomen. Hier is maatwerk vereist.
Bestaande bebouwing mag worden vervangen door nieuwe bebouwing mits het totale bedrijfsvloer oppervlakte (BVO) niet wordt vergroot.
Alleen voor cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt in deze een uitzondering gemaakt; cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt niet meegerekend bij het bepalen van het toegestane oppervlakte bijgebouwen.
Het oppervlakte bijgebouwen mag niet worden vergroot; ook niet indien het oppervlakte bijgebouwen kleiner is dan het maximaal toelaatbare oppervlakte.
F. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (naast boerderijen ook schuren en dergelijke) mag worden hergebruikt voor woondoeleinden. Indien sprake is van meerdere cultuurhistorische waardevolle gebouwen op een bouwblok zijn maximaal 3 woningen per ensemble toegestaan.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
13
G.. Er vindt geen aantasting plaats van (potentiële) landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden. Ook de effecten op de waarden in de wijdere omgeving wordt hierbij meegewogen. H. De bebouwing wordt aan de hand van een beeldkwaliteitplan landschappelijk ingepast met behulp van gebiedseigen beplanting. Dit criterium is nader uitgewerkt in paragraaf 4.3. landschapsversterkende maatregelen. I. Buitenopslag is niet toegestaan. J. Parkeergelegenheid bevindt zich op het eigen erf. De parkeergelegenheid wordt landschappelijk ingepast met behulp van gebiedseigen beplanting. K. Detailhandel of groothandel is niet toegestaan, uitgezonderd huisverkoop van eigen geproduceerde waren (als vorm van verbrede landbouw of als kleinschalig artistiek en/of ambachtelijk product). Huisverkoop dient plaats te vinden in de bestaande agrarische bebouwing en betreft maximaal 100m2. 4.2.
Specifieke toetsingscriteria Specifieke toetsingscriteria gelden voor bepaalde categorieën en voor bepaalde gebieden (bestemmingen) Tabel 1: Specifieke toetsingscriteria, gerelateerd aan functies en gebieden. - betekent: geen mogelijkheden.
de nummers verwijzen naar de specifieke toetsingscriteria. Categorie
subtype2
Bedrijven
Statische
Paarden-
Agrarisch Technische
Recreatie
Woon-zorg
Cat 1 en 2,
opslag
houderijen
hulpbedrijven,
Bedrijven
boerderijen
agrarisch verwante bedrijven Functieverruimings
A
1
2
4, 5, 6, 9
8
9, 10, 11, 12
9, 10, 14
gebieden
Al
1
3
4, 5, 7, 9
8
9, 10, 11, 12
9, 10, 14
Overig buitengebied
A
-
2
4, 5, 7
8
9, 10, 11, 13
-
Al
-
3
4, 5, 7
8
9, 10, 11, 13
-
An, Aln
-
-
4, 7
-
10
-
B, N
-
-
-
-
-
-
1. Bij de omzetting naar een niet-agrarisch of een recreatief bedrijf geldt dat de bedrijfsvloeroppervlakte (BVO) van de bedrijfsgebouwen maximaal 400m2 mag bedragen. De overige bebouwing dient te worden gesloopt. 2. Voor statische opslag mogen bijgebouwen in agrarisch gebied zonder waarden blijven staan tot maximaal 1000m2. 3. Voor statische opslag mogen bijgebouwen in agrarisch gebied met waarden (Al, An en Aln) blijven staan tot maximaal 750m2. 4. Nieuwvestiging van paardenhouderijen is toegestaan in de bestaande bebouwing in alle gebieden, met uitzondering van percelen waar gebruik is gemaakt van de regeling beëindiging veehouderijen (RBV) of van de Ruimte voor ruimte-regeling. 5. In geval van vestiging in A en Al-gebieden en in functieverruimingsgebieden kan bij gebleken noodzaak het bouwblok voor een paardenhouderij uitgebreid worden tot een maximum van 1,5 ha. 6. In functieverruimingsgebieden zonder waarden (A) zijn rijhallen toegestaan die groter zijn dan 1000 m2. In het algemeen betreft dit paardehouderijen met een publieks- en verkeersaantrekkende werking, zoals maneges. De maximale maat is afhankelijk van de bestaande situatie en van de omgevingsfactoren. ______________ 2 in sommige oude bestemmingsplannen worden andere subtypes gebruikt voor het agrarisch gebied, zoals agrarisch gebied met cultuurhistorische waarden of archeologische waarden (Ac of Aarch). Voor deze subtypes gelden dezelfde criteria als hierboven beschreven onder Al. Veel vormen van functieverruiming zijn uitgesloten in de provinciale GHS. Voor de gehele provinciale GHS die op de bestemmingsplankaarten niet is bestemd als natuur- of bosgebied gelden de criteria zoals beschreven onder de overige gebieden met landschappelijke en natuurlijke waarden.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
14
7. In functieverruimingsgebieden met landschappelijke waarden (Al) en in de ‘overige gebieden’ mag de omvang van rijhallen van paardehouderijen in bestaande bebouwing maximaal 1000m2 bedragen. 8. Agrarisch technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zijn toegestaan in de bestaande bebouwing in gebieden zonder natuurwaarden (toegestaan in A en Al) tot maximaal 400 m2 BVO. 9. Horeca is toegestaan als ondersteunende functie mits wordt voldaan aan de regelgeving. Omzetting naar een Horeca als nieuwe hoofdfunctie is echter niet mogelijk. Voor nieuwe, ondersteunde horeca geldt een maximum van 100m2 BVO. 10. Kleinschalig plattelandstoerisme is toegestaan als vorm van verbrede landbouw in het gehele agrarische gebied met uitzondering van het agrarische gebied met natuurlijke waarden (An en Aln). Kleinschalig plattelandstoerisme betreft een dagrecreatieve voorziening van maximaal 200m2 BVO. 11. Het oprichten van minicampings is toegestaan als vorm van verbrede landbouw op en direct aangrenzend aan het agrarisch bouwblok. Buiten het bouwblok geldt hiervoor een maximale maat van 2000m2. De mogelijkheden voor minicampings zijn beperkt tot de agrarische gebieden en de agrarische gebieden met landschappelijke waarden (A- en Algebieden). Een minicamping omvat maximaal 15 toeristische standplaatsen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober. 12. Pensions en ‘Bed and breakfast’ –gelegenheden zijn in functieverruimingsgebieden toegestaan tot maximaal 15 bedden in bestaande bebouwing. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de brandveiligheid, de horeca-wetgeving en de parkeervoorzieningen. 13. Pensions en ‘Bed and breakfast’ –gelegenheden zijn in het overige buitengebied zonder natuurlijke waarden (A- en Al-gebied) toegestaan tot maximaal 6 bedden in bestaande bebouwing. Speciale aandacht wordt gevraagd voor de brandveiligheid, de horeca-wetgeving en de parkeervoorzieningen. 14. De aantallen woonzorgboerderijen zijn afgestemd op de omvang van de zorgvraag binnen de gemeente en op het gemeentelijk zorgbeleid. 4.3.
Landschapsversterkende maatregelen Met de voorliggende beleidsnotitie wordt een dubbelslag beoogd. Enerzijds wil de gemeente mogelijkheden bieden voor nieuwe economische activiteiten in het buitengebied door functie verruiming. Anderzijds wil de gemeente een positieve impuls geven aan de kwaliteit van het buitengebied door de medewerking aan functieverruiming te koppelen aan de voorwaarde dat de initiatiefnemers investeren in het landschap. In deze paragraaf zijn de landschaps versterkende maatregelen verder uitgewerkt. Bij landschapsversterkende maatregelen wordt gedacht aan landschappelijke inpassing (het afschermen van schuren en stallen en andere bebouwing door het aanbrengen van gebieds eigen beplanting), de aanleg van poelen en het aanbrengen van houtwallen en hagen. De omvang van de gewenste landschapsversterkende maatregelen is afhankelijk van de omvang van de gevraagde functieverruiming. Als richtgetal geldt een factor 1,5: voor elke m2 functieverruiming wordt 1,5 m2 beplanting aangebracht voor de landschappelijke inpassing. Er dient gebruik te worden gemaakt van gebiedseigen beplanting. Hiervoor is overigens in veel gevallen subsidie verkrijgbaar. In principe dienen de landschapsversterkende maatregelen te worden gerealiseerd op het eigen erf of bouwblok. Als dat niet mogelijk is kunnen ook gelijkwaardige alternatieven worden gezocht, bijvoorbeeld door het aanbrengen van nieuwe landschapselementen in de directe omgeving. De aanvraag voor functieverruiming dient gepaard te gaan met een door de gemeente goed te keuren landschapsplan. In dit landschapsplan worden de ruimtelijke kenmerken beschreven van het landschap en de bebouwing. Ook wordt omschreven welke landschappelijke kwaliteit wordt nagestreefd en welke landschapsversterkende maatregelen worden uitgevoerd. Waar mogelijk wordt aangesloten op bestaande landschapsbeleidsplannen of een eventuele regeling agrarisch natuurbeheer.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
15
Na goedkeuring van het landschapsplan wordt een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten waarin de realisatie van de landschapsversterkende maatregelen is vastgelegd en het beheer voor 10 jaar wordt geregeld. Bij de eerstvolgende (integrale) bestemmingsplanherziening worden de nieuwe landschapselementen op kaart gezet, zodat het behoud van deze elementen ook voor de langere termijn is vastgelegd.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
16
Implementatie
5
De implementatie van het voorliggend beleid verloopt via twee sporen. De hier beschreven beleidslijn is richtinggevend voor nieuwe bestemmingsplannen buiten gebied. De mogelijkheden voor functieverruiming zullen worden opgenomen middels de flexibiliteitsbepalingen conform artikelen 11 en 15 van de WRO (wijzigingen en vrijstelling). In de nieuwe bestemmingsplannen wordt concreet geformuleerd aan welke criteria een aanvraag dient te voldoen om gehonoreerd te kunnen worden. Ook voor de kwaliteitswinst in het buitengebied zullen concrete normen worden vastgelegd. Voor de vigerende bestemmingsplannen buitengebied fungeert deze beleidsnotitie als toetsingskader voor artikel 19 procedures. (zelfstandige project procedures). Deze procedure is echter bewerkelijker en duurt dus (veel) langer dan afhandeling van flexibiliteitsbepalingen conform artikel 11 en 15. Het is om praktische redenen wenselijk om de voorliggende beleidslijn dan ook zo snel mogelijk op te nemen in de nieuwe bestemmingsplannen buitengebied.
Overigens zijn er ontwikkelingen denkbaar waarbij wordt afgeweken van het hier geformuleerde toetsingskader voor artikel 19 procedures. Zo biedt het toetsingskader geen mogelijkheid voor nieuwe, bezoekersintensieve (dag)recreatiebedrijven. De mogelijkheden voor nieuwvestiging van maneges en kleine ambachtelijke bedrijven zijn beperkt. Dergelijke initiatieven kunnen zo ingrijpend zijn dat een algemeen toetsingskader niet voldoet. Maatwerk kan een oplossing bieden. In dat geval treedt de hardheidsclausule (hoofdstuk 6) in werking.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
17
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
18
Hardheidsclausule
6
B en W zijn bevoegd in uitzonderingssituaties van bovenstaande beleidsregels af te wijken, indien het hierin geformuleerde generieke beleid onredelijke gevolgen met zich brengt voor gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en mits een dergelijke ontwikkeling past binnen de doelstellingen van deze beleidsnota, zoals een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit (waaronder het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing). Het dient te gaan om kleinschalige, extensieve functies die passen binnen het reconstructieplan De Baronie en/of de gebiedsplannen Wijde Biesbosch en Brabantse Delta. Om gebruik te maken van deze hardheidsclausule moet een aanvraag ingediend worden. De aanvraag dient inzichtelijk te maken waarom het de initiatiefnemer voldoet aan de hoofdlijnen van deze beleidsnota, terwijl het voorliggend beleid geen passende oplossing kan bieden.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
19
Bijlage 1:
Samenvatting provinciale beleidsnotitie ‘buitengebied in ontwikkeling’ (2004)
De beleidsnotitie “Buitengebied in Ontwikkeling” is een nadere invulling van het Streekplan 2002. De beleidsnotitie beoogt gemeenten de mogelijkheid te bieden om hun eigen beleidsruimte gebiedsspecifiek in te vullen op basis van een visie die past binnen de streekplandoelen en randvoorwaarden. Het streekplan is gebaseerd op de lagenbenadering, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. Deze principes zijn leidend in de beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling en dienen dit ook te zijn bij de vertaling van de beleidsnota naar een gemeentelijk beleidskader. Belangrijke uitgangspunten zijn het tegengaan van verstening, behoud en versterking van natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden alsmede de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische sector. Het doel is het versterken van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteit alsmede de verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving waaronder de sanering van storende bebouwing. Ondanks het feit dat de beleidsnota meer ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor hergebruik, heeft sanering van niet meer in gebruik zijnde agrarische opstallen de prioriteit. Uitzondering hierop is cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Beleidslijn bebouwingsconcentraties Het begrip bebouwingsconcentraties is in de beleidsnota aangepast ten opzichte van het Streekplan 2002. Het is een verzamelbegrip, waaronder linten, bebouwingsclusters en kernrandzones worden begrepen. Kernrandzones worden in de beleidsnota aangeduid als overgangszones tussen stad (rood) en land (groen) waarvoor specifiek daarop gericht beleid noodzakelijk is. Het is echter niet de bedoeling dat kernrandzones beschouwd worden als gebieden voor stedelijke ontwikkeling. De beleidsnota biedt mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen in de bebouwingsconcentraties. Uitgangspunt daarbij is dat er sprake moet zijn van versterking van de ruimtelijke kwaliteit door middel van rood-voor-groen constructies. In principe worden er vanuit provinciaal beleid geen beperkingen gesteld aan functies of maximaal toelaatbare oppervlakten. Gemeenten dienen beleid te formuleren en aan te geven welke functies, en tot welke omvang, passend geacht worden binnen de bebouwingsconcentraties. Indien voormalige agrarische bedrijfslocaties worden ontwikkeld dienen overtollige gebouwen en bouwwerken te worden gesaneerd, voorzover er geen sprake is van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Gemeenten dienen in de op te stellen visie duidelijke grenzen te stellen aan het toe te laten bouwvolume afhankelijk van de aard, schaal en functie van het gebied. Gedeputeerde Staten heeft in de beleidsnota neergelegd dat op een locatie waar in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken of regeling Ruimte-voor-Ruimte stallen zijn gesloopt geen nieuwe bebouwing mag worden toegelaten. Het toevoegen van burgerwoningen in het buitengebied in het kader van rood-voor-groen constructies is alleen mogelijk met gebruikmaking van de regeling Ruimte-voor-ruimte. Gedeputeerde Staten vraagt de gemeenten de bebouwingsconcentraties te begrenzen en in een integrale visie op te nemen. Deze visie kan worden geformuleerd in de vorm van een beleidsnota, maar kan ook onderdeel uitmaken van een bestemmingsplan. De visie dient ter beoordeling voorgelegd te worden aan GS. Voor bebouwingsconcentraties waarvoor geen visie is opgesteld, blijft het huidige streekplanbeleid geldend. De op te stellen gemeentelijke visie dient vergezeld te worden door een ruimtelijke onderbouwing die in elk geval bestaat uit de volgende aspecten: een gebiedsprofiel, een projectprofiel, een beeldkwaliteitsplan en een uitvoeringsparagraaf. De provincie gaat er daarbij van uit dat de gemeente relevante aspecten in de ruimtelijke onderbouwing betrekt en dat de ontwikkelingen passen in overige relevante wet- en regelgeving.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
20
Beleidslijn Voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied Deze beleidslijn betreft de locaties die niet zijn opgenomen binnen de vastgestelde bebouwings concentraties. De beleidsnota noemt een drietal ontwikkelingen die mogelijk dienen te zijn op voormalige agrarische bedrijfslocaties. Naast de ontwikkeling van aan het buitengebied gebonden toerisme en recreatie, is her gebruik van VAB’s toegestaan voor overige recreatieve voorzieningen. Een recreatieve ont wikkeling dient wel te passen binnen de visie die is neergelegd in de reconstructie- en gebiedsplannen. Bovendien mogen de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt en dienen de aanwezige waarden niet worden aangetast en worden versterkt. Tenslotte dient de te ontwikkelen activiteit te passen binnen de uitgangspunten van het streekplan. In de landelijke regio zijn mogelijkheden voor voorzieningen die bezoekersextensief, kleinschalig en vermengbaar zijn met de overige functies. Ingevolge het streven om cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te behouden, is het toe gestaan cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsbebouwing te benutten voor wonen. Uitgangspunt daarbij is dat slechts 1 woonfunctie is toegestaan binnen de bebouwing. Splitsing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in maximaal 2 woningen is enkel toegestaan als behoud anders niet haalbaar is. Omzetting naar een woonfunctie is alleen mogelijk indien een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Bovendien mogen de ontwikkelings mogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt en mag er geen afbreuk worden gedaan aan de cultuurhistorische waarden. VAB’s mogen worden gebruikt voor de opslag van statische goederen onder de volgende voorwaarden: • de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd en er wordt geen afbreuk gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten; • de VAB is niet gelegen in de GHS-natuur; • opslag die ten dienste staat van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is uitgesloten; • alleen opslag van naar hun aard statische goederen is toegestaan; • de opslag blijft beperkt tot maximaal 1000m2 per (voormalig) bouwblok; • er mag geen buitenopslag plaatsvinden; • de effecten op de mobiliteit zijn beperkt; • detailhandel is uitgesloten; • de overige niet cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt gesloopt. Beleidslijn paardenhouderijen Steeds vaker is er sprake van paardenhouderijen in het buitengebied. Enerzijds kan dit een belangrijke bijdrage leveren aan de vitaliteit van het buitengebied. Anderzijds kleven er nadelen aan deze ontwikkeling vanwege de noodzaak van het oprichten van grote rijhallen die een bepaalde uitstraling van de landelijke omgeving met zich meebrengen. Niet alleen de visuele uitstraling van de grote rijhallen speelt een rol bij de planologische beoordeling, ook de publieks- en verkeersaantrekkende werking van sommige paardenhouderijen. De paardenhouderij kent een grote verscheidenheid aan bedrijfsvormen, al dan niet gemengd. Zo wordt een paardenhouderij beschouwd als een agrarisch bedrijf indien fokken en africhten de voornaamste activiteit is. Een manege daarentegen dient gezien te worden als een recreatieve activiteit. Gelet op de grote diversiteit van de verschillende bedrijfs- en mengvormen, heeft GS er niet voor gekozen om de paardenhouderij onder te verdelen in categorieën. Sturing en toetsing dient dan ook plaats te vinden op grond van de onderscheidende kenmerken omvang van de bebouwing en de publieks- en verkeersaantrekkende werking. Of de vestiging van een paardenhouderij tot de mogelijkheden behoort dient te blijken uit de omgevingskenmerken en de mate waarin deze mogen worden beïnvloed. De oprichting van grote rijhallen in de Groene Hoofd Structuur is daarom uitgesloten. Een beperkte rijhal in de GHS zou wel mogelijk zijn, mits er geen publieks- of verkeersaantrekkende activiteiten worden uitgevoerd. Paardenhouderijen met een publieks- en verkeersaantrekkende werking,
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
21
zoals maneges, dienen zich dan ook primair binnen bebouwingsconcentraties te vestigen. Nieuwvestiging is onder voorwaarden eveneens mogelijk in de daartoe volgens het reconstructieplan en de gebiedsplannen geschikte gebieden. Ook hier geldt het principe dat de omliggende agrarische bedrijven niet mogen worden beperkt in de bedrijfsvoering en dat de functie niet ten koste gaat van natuur en landschap. Samengevat is het mogelijk om paardenhouderijen te vestigen op VAB’s, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: • vestiging in GHS-natuur is uitgesloten; • vestiging in de GHS-landbouw is toegestaan, mits het hergebruik zich beperkt tot de voormalige agrarische bedrijfslocatie, de rijhal een maximale oppervlakte heeft van 1000m2 en er geen publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen worden gerealiseerd; • in geval van vestiging in de AHS en in bebouwingsconcentraties kan bij gebleken noodzaak de voormalige agrarische bedrijfslocatie worden uitgebreid tot 1,5 hectare; • de vestiging van paardenhouderijen met publieks- en/of verkeersaantrekkende voorzieningen (maneges en dergelijke) dient bij voorkeur plaats te vinden binnen
bebouwingsconcentraties;
• paardenbakken moeten binnen het bouwblok worden aangelegd; • bij afweging van een voorgenomen vestiging dienen zich geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodem huishoudkundige of milieuhygiënische aard voor te doen; • er wordt zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing; • overtollige bebouwing wordt gesloopt, tenzij het cultuurhistorisch waardevolle bebouwing betreft. Beleidslijn Nevenfuncties en Verbrede landbouw Momenteel is er in de agrarische sector een tendens waar te nemen dat agrariërs nevenfuncties willen gaan uitoefenen naast het agrarisch bedrijf. De provincie beoordeelt dergelijke nevenfuncties als zijnde vervolgfuncties. Dit gezien het feit dat in de praktijk is gebleken dat eenmaal opgestarte nevenfuncties op termijn de plaats innemen van de agrarische hoofdfunctie. Alleen functies die ingevolge het Streekplan en deze beleidsnota als vervolgfunctie kunnen worden toegelaten, kunnen zodoende ook als nevenfunctie worden ontplooid. Voorbeelden hiervan zijn: recreatieve functies, binnenopslag, agrarisch verwante functies en agrarischtechnische hulpfuncties. Uiteraard is er enkel sprake van een nevenfunctie zolang het agrarische bedrijf als hoofdfunctie wordt uitgeoefend. Voor verbrede landbouw geldt dit principe niet. Dit is een specifieke vorm van nevenfuncties, waarbij de nevenfunctie direct gerelateerd is aan het verder in stand houden van het agrarisch bedrijf. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om agro-toerisme (minicampings), agrarisch natuur beheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen. Het toelaten van verbrede landbouw is afhankelijk van de locatie en de invloed op de waarden en kwaliteiten van de omgeving. Zo mogen de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt. Om te voorkomen dat de verbrede landbouw de hoofdfunctie wordt dienen bouwvoorschriften te worden vastgesteld. Gesteld wordt dat voor de verkoop van ter plaatse vervaardigde producten een maximale bedrijfsvloeroppervlakte van circa 100m2 in het algemeen voldoende is. Bij de afweging of een activiteit wordt toegestaan dient in elk geval aandacht te worden besteed aan de principes van zuinig ruimtegebruik en het tegengaan van verstening.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
22
Bijage 2.
Kaart functieverruimingsgebieden (kaartnr RO-OVZ-GRN-)
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
23
Bijlage 3.
Begrippenlijst
• Bebouwingsconcentratie: Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster. • Bebouwingslint: Een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en nietbuitengebiedfuncties. • Bebouwingscluster: Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied. • Beeldkwaliteitsplan: een plan dat de na te streven beeldkwaliteit beschrijft. Dat gebeurt onder meer door aan te geven op welke ruimtelijke kenmerken van de landschappelijke structuren, landschappelijke elementen en bebouwing moet worden ingespeeld en welke kwaliteiten daarbij gelden. • Cultuurhistorisch waardevol: De als zodanig aangeduide waarden opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW), alsmede gemeentelijke- en rijksmonumenten en de in de vigerende bestemmingsplannen aangeduide beeldbepalende panden. • Extensieve recreatie: Recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen en natuurkamperen. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten (per tijdseenheid of oppervlakte-eenheid) is beperkt. • Functieverruimingsgebied: concreet begrenste bebouwingsconcentratie in het buiten gebied waarin de stedelijke invloedsfeer merkbaar is door de aanwezigheid van meerdere niet-agrarische functies en stedelijke vormen van bedrijvigheid. • Intensieve recreatie: alle vormen van recreatie die niet onder de extensieve recreatie vallen. • Kernrandzone: Een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie. • Landschappelijke inpassing: een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten • Nevenfuncties: Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen. • Rood-voor-groenconstructie: In ruil voor het toelaten van stedelijke (rode) functies in het buitengebied, wordt geïnvesteerd in een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied (groene kwaliteiten). • Ruimtelijke kwaliteit: Het behoud en de versterking van de natuurlijke-, landschappelijkeen cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten, maar ook een verbetering van de kwaliteit van de bebouwde omgeving. • Verbrede landbouw: Het ontplooien van activiteiten op een agrarisch bouwblok, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering. • Voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB): Een agrarisch of niet-agrarisch bouwblok waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, en waarvan de bedrijfs gebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
24
Bijlage 4.
Bedrijfsoverzicht VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’
Agrarische bedrijven en bedrijven uit de categorie 1 en 2 komen in aanmerking voor vestiging in de functieverruimingsgebieden SBI
OMSCHRIJVING
01
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
CAT
0111, 0113
Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen)
0112
Tuinbouw:
0112
- bedrijfsgebouwen
2
0112
- kassen zonder verwarming
2
0112
- kassen met gasverwarming
2
0112
- champignonkwekerijen (algemeen)
2
0112
- champignonkwekerijen met mestfermentatie
3
0112
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven
2
0121
Fokken en houden van rundvee
3
0122
Fokken en houden van overige graasdieren:
0122
- paardenfokkerijen
3
0122
- overige graasdieren
3
0123
Fokken en houden van varkens
4
0124
Fokken en houden van pluimvee:
0124
- legkippen
4
0124
- opfokkippen en mestkuikens
4
0124
- eenden en ganzen
4
0124
- overig pluimvee
3
0125
Fokken en houden van overige dieren:
0125
- nertsen en vossen
4
0125
- konijnen
3
0125
- huisdieren
3
0125
- maden, wormen e.d.
3
0125
- bijen
2
0125
- overige dieren
2
014
Dienstverlening t.b.v. de landbouw
3
0141.1
hoveniersbedrijven
1
0142
KI-stations
3
02
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020
Bosbouwbedrijven
05
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
3
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
3
0502
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
3
0502
- visteeltbedrijven
3
10
TURFWINNING
103
Turfwinningbedrijven
11
AARDOLIE- EN AARDGASWINNING
111
Aardolie- en aardgaswinning:
111
- aardoliewinputten
111
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 100.000 N m /d
5
111
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 100.000 N m3/d
5
14
WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D.
1421
Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht):
1421
- algemeen
4
1421
- steenbrekerijen
5
144
Zoutwinningbedrijven
3
145
Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven
5
2
3
3
4 3
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
25
SBI
OMSCHRIJVING
15
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
- slachterijen en pluimveeslachterijen
3
151
- vetsmelterijen
5
151
- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
4
151
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken
3
151
- loonslachterijen
3
152
Visverwerkingsbedrijven:
152
- drogen
5
152
- conserveren
4
152
- roken
4
152
- verwerken anderszins
4
1531
Aardappelprodukten fabrieken
4
1532, 1533
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
- jam
3
1532, 1533
- groente algemeen
3
1532, 1533
- met koolsoorten
4
1532, 1533
- met drogerijen
4
1532, 1533
- met uienconservering (zoutinleggerij)
4
1541
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
- p.c. < 250.000 t/j
4
1541
- p.c. >= 250.000 t/j
4
1542
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
- p.c. < 250.000 t/j
4
1542
- p.c. >= 250.000 t/j
4
1543
Margarinefabrieken:
1543
- p.c. < 250.000 t/j
4
1543
- p.c. >= 250.000 t/j
4
1551
Zuivelprodukten fabrieken:
1551
- gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u
5
1551
- geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=
5
1551
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j
3
1551
- melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j
4
1551
- overige zuivelprodukten fabrieken
4
1552
Consumptie-ijsfabrieken
3
1561
Grutterswarenfabrieken
4
1561
Meelfabrieken:
1561
- p.c. < 500 t/u
4
1561
- p.c. >= 500 t/u
4
1562
Zetmeelfabrieken:
1562
- p.c. < 10 t/u
4
1562
- p.c. >= 10 t/u
4
1571
Veevoerfabrieken:
1571
- destructiebedrijven
5
1571
- beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
5
1571
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoed
4
1571
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoed
5
1571
- mengvoeder, p.c. < 100 t/u
4
1571
- mengvoeder, p.c. >= 100 t/u
4
1572
Vervaardiging van voer voor huisdieren
4
1581
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
- v.c. < 2500 kg meel/week
2
1581
- Brood- en beschuitfabrieken
3
1582
Banket, biscuit- en koekfabrieken
3
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
26
SBI
OMSCHRIJVING
1583
Suikerfabrieken:
1583
- v.c. < 2.500 t/j
5
1583
- v.c. >= 2.500 t/j
5
1584
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
- Cacao- en chocoladefabrieken
5
1584
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden
3
1584
- Suikerwerkfabrieken met suiker branden
4
1585
Deegwarenfabrieken
3
1586
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
- koffiebranderijen
5
1586
- theepakkerijen
3
1587
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
4
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
4
1589.1
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
4
1589.2
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
4
1589.2
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
- zonder poederdrogen
3
1589.2
- met poederdrogen
4
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
4
1592
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592
- p.c. < 5.000 t/j
4
1592
- p.c. >= 5.000 t/j
4
1593 t/m 1595
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
2
1596
Bierbrouwerijen
4
1597
Mouterijen
4
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
3
16
VERWERKING VAN TABAK
160
Tabakverwerkende industrie
17
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171
Bewerken en spinnen van textielvezels
172
Weven van textiel:
172
- aantal weefgetouwen < 50
3
172
- aantal weefgetouwen >= 50
4
173
Textielveredelingsbedrijven
3
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
3
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
4
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
3
18
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
3
182
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
2
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
3
19
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191
Lederfabrieken
4
192
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)
3
193
Schoenenfabrieken
3
20
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1
Houtzagerijen
2010.2
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
- met creosootolie
4
2010.2
- met zoutoplossingen
3
202
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken
3
203, 204
Timmerwerkfabrieken
3
205
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
2
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
4 3
3
27
SBI
OMSCHRIJVING
21
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111
Vervaardiging van pulp
2112
Papier- en kartonfabrieken:
2112
- p.c. < 3 t/u
3
2112
- p.c. 3 - 15 t/u
4
2112
- p.c. >= 15 t/u
4
212
Papier- en kartonwarenfabrieken
3
2121.2
Golfkartonfabrieken:
2121.2
- p.c. < 3 t/u
3
2121.2
- p.c. >= 3 t/u
4
22
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221
Uitgeverijen (kantoren)
1
2221
Drukkerijen van dagbladen
3
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
3
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2
2223
Grafische afwerking
1
2223
Binderijen
2
2224
Grafische reproduktie en zetten
2
2225
Overige grafische aktiviteiten
2
223
Reproduktiebedrijven opgenomen media
1
23
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
231
Cokesfabrieken
5
2320.2
Smeeroliën- en vettenfabrieken
3
2320.2
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
4
2320.2
Aardolieproduktenfabrieken n.e.g.
4
24
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
- luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht
5
2411
- overige gassenfabrieken, niet explosief
5
2411
- overige gassenfabrieken, explosief
5
2412
Kleur- en verfstoffenfabrieken
4
2413
Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
2413
- niet vallend onder “post-Seveso-richtlijn”
4
2413
- vallend onder “post-Seveso-richtlijn”
5
2414.1
Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
- niet vallend onder “post-Seveso-richtlijn”
4
2414.1
- vallend onder “post-Seveso-richtlijn”
5
2414.1
Methanolfabrieken:
2414.1
- p.c. < 100.000 t/j
4
2414.1
- p.c. >= 100.000 t/j
4
2414.2
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
2414.2
- p.c. < 50.000 t/j
4
2414.2
- p.c. >= 50.000 t/j
5
2415
Kunstmeststoffenfabrieken
5
2416
Kunstharsenfabrieken e.d.
5
242
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
- fabricage
5
242
- formulering en afvullen
5
243
Verf, lak en vernisfabrieken
4
2441
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
- p.c. < 1.000 t/j
4
2441
- p.c. >= 1.000 t/j
5
2442
Farmaceutische produktenfabrieken:
2442
- formulering en afvullen geneesmiddelen
3
2442
- verbandmiddelenfabrieken
2
2451
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
4
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT 4
28
SBI
OMSCHRIJVING
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
4
2461
Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken
5
2462
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
- zonder dierlijke grondstoffen
3
2462
- met dierlijke grondstoffen
5
2464
Fotochemische produktenfabrieken
3
2466
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
3
2466
Overige chemische produktenfabrieken n.e.g.
4
247
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
4
25
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511
Rubberbandenfabrieken
2512
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
- vloeropp. < 100m2
3
2512
- vloeropp. >= 100m2
4
2513
Rubber-artikelenfabrieken
3
252
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
- zonder fenolharsen
4
252
- met fenolharsen
4
26
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261
Glasfabrieken:
261
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j
3
261
- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j
4
261
- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j
4
261
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j
5
2615
Glasbewerkingsbedrijven
3
262, 263
Aardewerkfabrieken:
262, 263
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
3
262, 263
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
3
264
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
4
264
Dakpannenfabrieken
4
2651
Cementfabrieken:
2651
- p.c. < 100.000 t/j
5
2651
- p.c. >= 100.000 t/j
5
2652
Kalkfabrieken:
2652
- p.c. < 100.000 t/j
4
2652
- p.c. >= 100.000 t/j
5
2653
Gipsfabrieken:
2653
- p.c. < 100.000 t/j
4
2653
- p.c. >= 100.000 t/j
5
2661.1
Betonwarenfabrieken:
2661.1
- zonder persen, triltafels en bekistingtrille
4
2661.1
- met persen, triltafels of bekistingtrillers,
4
2661.1
- met persen, triltafels of bekistingtrillers,
5
2661.2
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
- p.c. < 100.000 t/j
3
2661.2
- p.c. >= 100.000 t/j
4
2662
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
3
2663, 2664
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
- p.c. < 100 t/u
3
2663, 2664
- p.c. >= 100 t/u
4
2665, 2666
Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
- p.c. < 100 t/d
3
2665, 2666
- p.c. >= 100 t/d
4
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
4
29
SBI
OMSCHRIJVING
267
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
CAT
267
- zonder breken, zeven en drogen
3
267
- met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j
4
267
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j
5
2681
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken
3
2682
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
- p.c. < 100 t/u
4
2682
- p.c. >= 100 t/u
5
2682
Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682
- steenwol, p.c. >= 5.000 t/j
4
2682
- overige isolatiematerialen
4
2682
Minerale produktenfabrieken n.e.g.
3
2682
Asfaltcentrales
4
27
VERVAARDIGING VAN METALEN
271
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
- p.c. < 1.000 t/j
272
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
272
- p.o. < 2.000m2
5
272
- p.o. >= 2.000m2
5
273
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
- p.o. < 2.000m2
4
273
- p.o. >= 2.000m2
5
274
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
- p.c. < 1.000 t/j
4
274
- p.c. >= 1.000 t/j
5
274
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
274
- p.o. < 2.000m2
5
274
- p.o. >= 2.000m2
5
2751, 2752
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752
- p.c. < 4.000 t/j
4
2751, 2752
- p.c. >= 4.000 t/j
5
2753, 2754
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754
- p.c. < 4.000 t/j
4
2753, 2754
- p.c. >= 4.000 t/j
5
28
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281
Constructiewerkplaatsen:
281
- gesloten gebouw
3
281
- in open lucht, p.o. < 2.000m2
4
281
- in open lucht, p.o. >= 2.000m2
4
2821
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
- p.o. < 2.000m2
2821
- p.o. >= 2.000m
5
2822, 2830
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
4
284
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
4
284
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.
3
2851
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
- algemeen
3
2851
- scoperen (opspuiten van zink)
3
2851
- thermisch verzinken
3
2851
- thermisch vertinnen
3
2851
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
3
2851
- anodiseren, eloxeren
3
2851
- chemische oppervlaktebehandeling
3
2851
- emailleren
3
2851
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)
3
5
4 2
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
30
SBI
OMSCHRIJVING
2851
- stralen
CAT 4
2851
- metaalharden
3
2851
- lakspuiten en moffelen
3
2852
Overige metaalbewerkende industrie
3
287
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
- p.o. < 2.000m2
4
287
- p.o. >= 2.000m2
5
287
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
3
29
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
Machine- en apparatenfabrieken:
29
- p.o. < 2.000m2
3
29
- p.o. >= 2.000m2
4
29
- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW
4
30
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
Kantoormachines- en computerfabrieken
31
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken
4
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
4
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
4
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
3
315
Lampenfabrieken
4
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
3
32
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.
3
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
3
33
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
34
VERVAARDIGING VAN AUTO’S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341
Autofabrieken en assemblagebedrijven
341
- p.o. < 10.000m2
4
341
- p.o. >= 10.000m2
4
3420.1
Carrosseriefabrieken
4
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
4
343
Auto-onderdelenfabrieken
3
3
2
35 351
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
- houten schepen
3
351
- kunststof schepen
3
351
- metalen schepen < 25m
4
351
- metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
5
3511
Scheepssloperijen
5
352
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
- algemeen
3
352
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
4
353
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
- zonder proefdraaien motoren
4
353
- met proefdraaien motoren
5
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
3
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
3
36
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361
Meubelfabrieken
3
362
Fabricage van munten, sieraden e.d.
2
363
Muziekinstrumentenfabrieken
2
364
Sportartikelenfabrieken
3
365
Speelgoedartikelenfabrieken
3
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
31
SBI
OMSCHRIJVING
366
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
37
VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371
Metaal- en autoschredders
372
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
- v.c. < 100.000 t/j
4
372
- v.c. >= 100.000 t/j
5
372
Rubberregeneratiebedrijven
4
372
Afvalscheidingsinstallaties
4
40
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
Elektriciteitsproduktiebedrijven (vermogen >= 50 MW)
40
- kolengestookt
5
40
- oliegestookt
5
40
- gasgestookt
5
40
- warmte-kracht-installaties (gas)
5
40
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
- < 10 MVA
2
40
- 10 - 100 MVA
3
40
- 100 - 200 MVA
3
40
- 200 - 1000 MVA
4
40
- >= 1000 MVA
5
40
Gasdistributiebedrijven:
40
- gascompressorstations vermogen < 100 MW
4
40
- gascompressorstations vermogen >= 100 MW
5
40
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
2
40
- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D
3
40
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
- stadsverwarming
3
40
- blokverwarming
2
41
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41
Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
41
- met chloorgas
5
41
- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of s
3
41
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
- < 1 MW
2
41
- 1 - 15 MW
3
41
- >= 15 MW
4
45
BOUWNIJVERHEID
45
Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats
50
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO’S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
Handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
5020.4
Autoplaatwerkerijen
3
5020.4
Autobeklederijen
1
5020.4
Autospuitinrichtingen
3
5020.5
Autowasserijen
2
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
2
505
Benzineservisestations:
505
- met LPG
3
505
- zonder LPG
2
51
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511
Handelsbemiddeling (kantoren)
1
5121
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders
2
5122
Grth in bloemen en planten
2
5123
Grth in levende dieren
3
5124
Grth in huiden, vellen en leder
3
5125, 5131
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
2
5132, 5133
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën
2
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT 3 5
3
32
SBI
OMSCHRIJVING
5134
Grth in dranken
2
5135
Grth in tabaksprodukten
2
5136
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk
2
5137
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen
2
5138, 5139
Grth in overige voedings- en genotmiddelen
2
514
Grth in overige consumentenartikelen
2
5148.7
Grth in vuurwerk:
5148.7
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag tot 50 ton
2
5148.7
- consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag tot 2 ton
2
5148.7
- consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag 2 - 5 ton
3
5148.7
- professioneel vuurwerk, opslag tot 6 ton
5
5151.1
Grth in vaste brandstoffen:
5151.1
- klein, lokaal verzorgingsgebied
3
5151.1
- kolenterminal, opslag opp. >= 2.000m2
5
5151.2
Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2
- vloeistoffen, o.c. < 100.000m3
4
5151.2
- vloeistoffen, o.c. >= 100.000m3
5
5151.2
- tot vloeistof verdichte gassen
4
5151.3
Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)
3
5152.1
Grth in metaalertsen:
5152.1
- opslag opp. < 2.000m2
4
5152.1
- opslag opp. >= 2.000m2
5
5152.2 /.3
Grth in metalen en -halffabrikaten
3
5153
Grth in hout en bouwmaterialen
3
5154
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur
3
5155.1
Grth in chemische produkten
3
5156
Grth in overige intermediaire goederen
2
5157
Autosloperijen
3
5157.2 /.3
Overige groothandel in afval en schroot
3
5162
Grth in machines en apparaten
2
517
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
2
52
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52
Detailhandel voor zover n.e.g.
1
5211/2,5246/9
Supermarkten, warenhuizen, hypermarkten, bouwmarkten, tuincentra
2
5222, 5223
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken
2
5224
Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel
2
5231, 5232
Apotheken en drogisterijen
1
5249
Detailhandel in vuurwerk
1
527
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto’s en motorfietsen)
1
55
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512
Hotels en pensions met keuken
2
552
Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)
3
553
Restaurants, cafetaria’s, snackbars, viskramen e.d.
2
554
Café’s, bars, discotheken
3
5551
Kantines
2
5552
Cateringbedrijven
2
60
VERVOER OVER LAND
601
Spoorwegen:
601
- stations
3
601
- rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel)
4
6021.1
Bus-, tram- en metrostations en -remises
3
6022
Taxibedrijven, taxistandplaatsen
2
6023
Touringcarbedrijven
3
6024
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks)
3
603
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
3
61, 62
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
33
SBI
OMSCHRIJVING
61, 62
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
CAT
63
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
6311.1
- containers
5
6311.1
- stukgoederen
4
6311.1
- ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000m2
5
6311.1
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u
5
6311.1
- steenkool, opslagopp. >= 2.000m2
5
6311.1
- olie, LPG, e.d.
5
6311.1
- tankercleaning
4
6311.2
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2
- containers
4
6311.2
- stukgoederen
3
6311.2
- ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000
4
6311.2
- ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000
5
6311.2
- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u
4
6311.2
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u
5
6311.2
- steenkool, opslagopp. < 2.000m2
4
6311.2
- steenkool, opslagopp. >= 2.000m2
5
6311.2
- olie, LPG, e.d.
5
6311.2
- tankercleaning
4
6312
Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen
3
6321
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
2
6322, 6323
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
1
633
Reisorganisaties
1
634
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
1
64
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
Post- en koeriersdiensten
2
642
Telecommunicatiebedrijven
1
642
TV- en radiozenders (zie ook tabel 2: zendinstallaties)
2
65, 66, 67
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
70
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70
Verhuur van en handel in onroerend goed
1
711
Personenautoverhuurbedrijven
2
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto’s)
3
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
3
714
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
2
72
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
Computerservice- en informatietechnologie-bureau’s e.d.
73
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
732
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
1
74
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
1
747
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
3
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
2
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten
4
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
1
75
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75
Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
2
7522
Defensie-inrichtingen
4
7525
Brandweerkazernes
3
1
2
71
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
1
34
SBI
OMSCHRIJVING
80
ONDERWIJS
801, 802
Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs
2
803, 804
Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs
2
85
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8511
Ziekenhuizen
2
8512, 8513
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
1
8514, 8515
Consultatiebureaus
1
853
Verpleeghuizen
2
90
MILIEUDIENSTVERLENING
9000.1
RWZI’s en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9000.1
- < 100.000 i.e.
4
9000.1
- 100.000 - 300.000 i.e.
4
9000.1
- >= 300.000 i.e.
5
9000.2
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.
3
9000.2
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
3
9000.3
Afvalverwerkingsbedrijven:
9000.3
- mestverwerking/korrelfabrieken
5
9000.3
- kabelbranderijen
3
9000.3
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
3
9000.3
- oplosmiddelterugwinning
3
9000.3
- afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
4
9000.3
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
2
9000.3
Vuilstortplaatsen
4
9000.3
Vuiloverslagstations
4
9000.3
Composteerbedrijven:
9000.3
- open
5
9000.3
- gesloten
3
91
DIVERSE ORGANISATIES
9111
Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
2
9131
Kerkgebouwen e.d.
2
9133.1
Buurt- en clubhuizen
3
9133.1
Hondendressuurterreinen
3
92
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922
Studio’s (film, TV, radio, geluid)
2
9213
Bioscopen
2
9232
Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen
2
9233
Recreatiecentra, vaste kermis e.d.
4
9234
Muziek- en balletscholen
2
9234.1
Dansscholen
2
9251, 9252
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.
1
9253.1
Dierentuinen
3
9261.1
Zwembaden:
9261.1
- overdekt
3
9261.1
- niet overdekt
4
9261.2
Sporthallen
3
9261.2
Bowlingcentra
2
9261.2
Overdekte kunstijsbanen
3
9261.2
Stadions en open-lucht-ijsbanen
4
9261.2
Maneges
3
9261.2
Tennisbanen (met verlichting)
3
9261.2
Veldsportcomplex (met verlichting)
3
9261.2
Golfbanen
1
9261.2
Kunstskibanen
2
9262
Schietinrichtingen:
9262
- binnenbanen: geweer- en pistoolbanen
4
9262
- binnenbanen: boogbanen
1
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
35
SBI
OMSCHRIJVING
9262
- vrije buitenbanen: kleiduiven
4
9262
- vrije buitenbanen: schietbomen
5
9262
- vrije buitenbanen: boogbanen
4
9262
- buitenbanen met voorzieningen: schietbomen
5
9262
- buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen
5
9262
- buitenbanen met voorzieningen: boogbanen
2
9262
Skelterbanen, < 8 uur/week in gebruik
5
9262
Skelterbanen, >=8 uur/week in gebruik
5
9262
Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik
5
9262
Sportscholen, gymnastiekzalen
2
9262
Jachthavens met diverse voorzieningen
3
9271
Casino’s
2
9272.1
Amusementshallen
2
9272.2
Modelvliegtuig-velden
4
93
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1
Wasserijen en strijkinrichtingen
3
9301.1
Tapijtreinigingsbedrijven
3
9301.2
Chemische wasserijen en ververijen
2
9301.3
Wasverzendinrichtingen
2
9301.3
Wasserettes, wassalons
1
9302
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
1
9303
Begrafenisondernemingen:
9303
- uitvaartcentra
1
9303
- begraafplaatsen
1
9303
- crematoria
3
9304
Badhuizen en sauna-baden
2
9305
Dierenasiels en -pensions
3
9305
Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
1
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
CAT
36
Bijlage 5.
Motie verbrede landbouw
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
37
Bijlage 6.
Interimbeleid 2 december 2003
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
38
Beleidsnotitie Functieverruiming buitengebied
39