Beleidsnotitie
Senioren
Beleidsnotitie Auteur(s) Datum Advies/instemming Managementteam Centrale verwantenraad Centrale cliëntenraad Ondernemingsraad Vaststelling Bestuurder Informatie en Communicatie
Senioren A.Trienekens September 2009 22 september 2009 26 januari 2010 29 maart 2010 12 mei 2010
Seniorenbeleid Inleiding In het jaar 2003 heeft een werkgroep voor het eerst, met het oog op de toename van het aantal senioren, richtlijnen op schrift gesteld voor het ouderenbeleid. Na het op schrift stellen van de richtlijnen is er binnen De Lichtenvoorde nog geen beleid gemaakt op de senioren. Wel zijn er een aantal initiatieven genomen voor de ouderen zoals senioren +, gezamenlijk woonproject met SZMK voor ouderen, aanpassingen op het gebied van ondersteunende technologie. Nederland vergrijst. Mensen worden steeds ouder. Op oudere leeftijd neemt het aantal zorgvragen toe en ook het karakter van de zorgvragen verandert; dit vraagt van de medewerkers een andere begeleiding en bejegening. Ook mensen met een verstandelijke beperking worden steeds ouder, waardoor de problemen, die te maken hebben met de ouder wordende mens, ook bij deze mensen steeds vaker voorkomen. Gezien de nog grotere toename van de ouderen is deze notitie geschreven over het seniorenbeleid. De notitie is als volgt opgebouwd: Na de begripsomschrijving wordt de visie op het seniorenbeleid geschetst. Vervolgens is beschreven de wijze waarop het huidige seniorenbeleid is vormgegeven en in de toekomst. Als bijlage 1: Als bijlage 2: Als bijlage 3:
De werkwijze voor het vaststellen van de diagnose ‘Ziekte van Alzheimer’ bij mensen met het Downsyndroom. Voorbeeld van het testmateriaal. Voedingstips bij dementie.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
2
Begripsomschrijving De term “oudere” heeft niet zozeer te maken met leeftijd zoals de term “bejaarde”, maar vooral met het begin van een nieuwe, laatste levensfase, waarin het arbeidzame leven wordt afgerond, nieuwe doelen worden geformuleerd en de balans van het leven wordt opgemaakt. Het moment waarop de laatste levensfase ingaat, is afhankelijk van het arbeidsleven, opleidingsniveau, sociale klasse enzovoort. (bron: Wikipedia) Tot de doelgroep senioren behoren: -
alle cliënten van 40 jaar en ouder met het syndroom van Down alle cliënten van 50 jaar en ouder
waarbij sprake is van een verhoogd risico tot vermindering van het lichamelijk en psychisch functioneren, achteruitgang van de zelfredzaamheid en afnemende vitaliteit. De lichamelijke achteruitgang wordt gekenmerkt door: • • • • • •
Problemen op het gebied van mobiliteit; Minder goed zien en horen; Problemen met de temperatuur en vochthuishouding; Smaakverandering; Slechter slapen; Een grotere vatbaarheid voor ziektes.
De psychische veranderingen worden gekenmerkt door: • • • • •
Minder snel reageren; Minder goed geheugen; Trager denken en informatie opnemen; Veranderende wijze van communiceren; Dementie.
De behoefte aan rust, een aangepaste dagindeling en vertrouwde begeleiders en familie om zich heen, neemt toe. Eenzaamheid neemt vaak toe, omdat mensen uit het eigen netwerk wegvallen. Verder kunnen er specifieke zorgen voorkomen zoals angst voor verdere achteruitgang en voor de dood. De veroudering begint bij de verstandelijk beperkte gemiddeld op jongere leeftijd, voornamelijk voor cliënten met een ernstige handicap; bij cliënten met het syndroom van Down is er een grotere kans op dementie. Visie met betrekking tot seniorenbeleid De Lichtenvoorde wil bevorderen dat mensen met een verstandelijke beperking zoveel mogelijk zelf richting en inhoud kunnen geven aan hun eigen leven. De Lichtenvoorde werkt vanuit een houding van respect voor de eigenheid van de cliënten. De vraag van de cliënt staat centraal.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
3
Specifiek uitgangspunt voor de zorg aan de senioren is: •
• •
• • • • • • • • •
Behoud van een zo groot mogelijke autonomie staat centraal in de benadering van de ouderwordende verstandelijk beperkte, ondanks de toenemende afhankelijkheid van de zorg- en dienstverlening Zolang als mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven wonen en werken; Pas de dagbesteding aan op de behoefte van de ouderwordende cliënt; dit houdt in dat de cliënt de dag thuis of in nabijheid van de woning moet kunnen doorbrengen; Maximale inzet om de vaardigheden van de cliënt zolang mogelijk in stand te houden met inachtneming van het welbevinden van de cliënt; Met de grootst mogelijk zorgvuldigheid wordt het doorgaans kleiner wordende sociale netwerk van de cliënt in stand gehouden; De veiligheid van de cliënt krijgt extra aandacht; De levensgeschiedenis is vastgelegd in een levensboek en er staat vermeld in het zorgplan dat er een levensboek is; Dit levensboek is gemaakt door de familie; De uitvoering van de zorg is in handen van medewerkers die geschoold zijn in deze specifieke doelgroep; De mogelijkheden benutten voor technische aanpassingen in de eigen omgeving; De wensen m.b.t. het overlijden en na het overlijden zijn kenbaar gemaakt in het wensenboek en er staat vermeld in het zorgplan dat er een wensenboek is; Samen met de cliënt stilstaan bij de dood en tijd nemen voor de dood.
Toekomstige vormgeving van het seniorenbeleid Door de verbeterde medische zorg en de stijging van het welvaartspeil in zijn algemeenheid is ook de gemiddelde levensverwachting van mensen met een de verstandelijke beperking (dubbele vergrijzing) toegenomen. Het RIVM (Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu) verwacht dat de groei van het aantal 65plussers met een verstandelijke beperking in Nederland de komende jaren drie keer zo groot is dan de groei van het aantal 65-plussers in de gehele Nederlandse bevolking. Met betrekking tot cliënt: • •
• • • • • •
Gebruik gaan maken van gedragsobservatieschalen en observatielijsten die de veroudering of dementieprocessen signaleren; Ondersteunende begeleiding vanuit de belevingsgerichte methode; deze methode gaat uit van het begrijpen/verstaan van de cliënt, je inleven in de cliënt en hem/haar volgen in zijn/haar behoeftes en eigenaardigheden op methodische wijze. In deze benadering is veel aandacht voor sfeer, rust, psychisch en lichamelijk welbevinden; Gebruik gaat maken van het levensboek; Individuele wensen van senioren vermelden in het zorgplan; Bij een veranderende hulpvraag moet de cliënt in zijn/haar eigen omgeving kunnen blijven. Visus en het gehoor screenen; Periodiek overleg om het proces te volgen; Eventueel een cursus voor de cliënt: omgaan met het ouder worden.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
4
Met betrekking tot personeel: • • •
Alle medewerkers die met deze doelgroep werken scholen op de belevingsgerichte methode; Cursussen op het gebied van: tiltechniek, verpleegkundige scholing (handelingen en signaleren aandoeningen), verzorgingstechnieken, voeding/slikadvies, dementie, stervensbegeleiding; Bij werving en selectie is extra aandacht nodig voor medewerkers met ervaring op het gebied van verzorging en verpleging.
Met betrekking tot huisvesting: • • • • • • •
Bij de bouw van woon/verzorgingsruimtes genoeg ruimte plannen zodat er Arbo verantwoorde transfers verricht kunnen worden; Brede gangen; Sanitaire voorziening met ruimte voor douche brancard, beugels, verhoogd toilet; Gelijkvloers of ruime lift; Aandacht voor veiligheid; Lichtinval en kleuren; Ondersteunende technologie; sensoren, matten deurbelsignalering, dwaallicht enz.
Met betrekking tot hulpmiddelen: • • • •
Genoeg informatie op het gebied van allerlei hulpmiddelen; Tilliftsystemen aan plafond; Rolstoel gebruik; Genoeg informatie op het gebied van de ouderwordende cliënt.
Met betrekking op voeding: De voeding voor de ouderwordende cliënt heeft speciale aandacht nodig: • Minder of juist meer calorieën; • Kleinere porties; • Kleurrijk aanbieden; • Gemalen i.v.m. slikproblemen. (komen altijd voor); • Aandacht voor sfeer, rust tijdens maaltijd. Met betrekking specialistische zorg: • • • • • • •
In samenspraak met de gedragsdeskundige diagnostische lijsten hanteren; Waar nodig een AVG arts inschakelen; Fysiotherapeut inschakelen voor doorbewegen (i.v.m. stijfheid); Diëtist(e) voor voedingsadvies; Logopedie voor slikproblemen; Ergotherapie voor aanpassingen; Vrijwillige palliatieve terminale zorg.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
5
Met betrekking tot ouders/verwanten: De participatie van ouders/verwanten bij de ouderwordende cliënt verdient extra aandacht; immers eigen ouders vallen weg en veelal zullen broers en zussen de plaats innemen als verantwoordelijke contactpersoon. Bij een toenemende lichamelijke en psychische achteruitgang van de cliënt nemen zij een steeds belangrijkere plaats in. Er dient dus aandacht te zijn voor het volgende: • Een goede vertegenwoordiging van de cliënt; indien er geen vertegenwoordiging meer is zal De Lichtenvoorde zich extra inspannen om goede alternatieven te zoeken; • Aandacht voor het steeds kleiner wordende netwerk van de cliënt. Met betrekking tot dagbesteding: Op het moment dat er geen reguliere dagbesteding meer bezocht kan worden is het wenselijk dat de ouderwordende cliënt naar Senioren+ kan.Het zou wenselijk zijn dat Senioren+ in de nabijheid van zijn/haar woonomgeving of in zijn/haar woonomgeving gegeven kan worden. Belangrijke elementen in het dagprogramma van senioren zijn: • • • • • • • • •
Voldoende rustmomenten; Bewegingsactiviteiten (wandelen, gymnastiek); Dagelijkse bezigheden ADL (verzorging, koken/bakken, boodschappen doen); Geheugentrainingactiviteiten; Seizoensgebonden activiteiten; Belevingsactiviteiten o.a. gebaseerd op de achtergrond van de cliënt, zijn vroegere ervaringen, zijn levensbeschouwelijke achtergrond; Recreatieve activiteiten (spellen, kaarten, muziek beluisteren, feestjes, breien, etc.); Snoezelen (veelal gericht op zintuiglijke prikkels), massage (haptonomie); Deelname aan activiteiten bijv. in ouderencentrum.
Met betrekking tot samenwerking andere organisaties: De samenwerking bestaat uit gebruik maken van elkaars producten en programma’s en eventueel gezamenlijke activiteiten. Belangrijk in deze is dat er sprake is van een echte uitwisseling wederzijds. • • • •
Ouderenzorg; Vrijwilligerscentrale; Thuiszorg; VPTZ (Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg).
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
6
Bijlage 1
Wanneer spreek je van dementie Om een goed onderzoek te kunnen doen is er kennis nodig van het normale verouderingsproces. Niet alleen kennis van de lichamelijke veroudering, maar ook kennis van aspecten als ouderdomsvergeetachtigheid, het minder flexibel om kunnen gaan met veranderingen of het sneller vermoeid zijn. Het is ook belangrijk om te weten vanaf welke leeftijd verouderingsverschijnselen kunnen optreden. Bij mensen met een verstandelijke beperking is dit 50 jaar; dit is afhankelijk van het niveau van functioneren. Bij mensen met een hoger niveau is het te vergelijken met het normale proces qua aanvangsleeftijd, maar bij mensen met een ernstige verstandelijke beperking of mensen met het syndroom van Down kan veroudering al vanaf 40 jaar zichtbaar zijn. Bij mensen met het syndroom van Down komt dementie vaak en al op jonge leeftijd voor. Bij een derde van de 40 plussers is het proces al zichtbaar. Om een goede diagnose te kunnen maken is het belangrijk dat er een vergelijking gemaakt kan worden tussen het huidige en het oorspronkelijke niveau van functioneren. Als er geen basismeting is geweest, is het vaak onduidelijk of bepaalde kennis of vaardigheden wel of niet aanwezig waren voor de veranderingen. Het diagnosticeren van dementie bij mensen met een verstandelijke beperking is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken arts en psycholoog/orthopedagoog. • • •
•
•
•
Bij cliënten met het syndroom van Down of ernstige verstandelijke beperking vanaf 40 jaar is een basismeting gedaan. Er wordt gebruik gemaakt van gedragsobservatieschalen en observatielijsten die de veroudering of dementieprocessen signaleren; Bij cliënten met het syndroom van Down is het belangrijk om al met deze schalen een voormeting te doen. Daarmee kunnen latere beoordelingen op dezelfde schaal worden vergeleken en kan de mogelijke achteruitgang beter in kaart gebracht worden; In deze fase is het belangrijk om het levensverhaal van de cliënt zo gedetailleerd mogelijk vast te leggen. In het levensverhaal wordt vooral aandacht besteed aan eventuele traumatische ervaringen en depressieve reacties van de cliënt in het verleden en de beleving van de cliënt hiervan. Dit is nodig om later goede begeleiding te kunnen bieden en om zicht te krijgen op factoren die van invloed zijn op huidig en later functioneren; Tevens belangrijk is het schrijven van een levensboek met de cliënt en diens belangenbehartigers, zodat in de toekomst middels dit boek met de cliënt gecommuniceerd kan worden; Het dossier van de cliënt kan eventueel aangevuld worden met video-opnames van de cliënt in geval van ernstig en zeer ernstig beperkt niveau.
Stap 1 Bij mensen met het syndroom van Down wordt deze basislijn op 40-jarige leeftijd gemaakt. De volgende (observatie)lijsten worden ingevuld door persoonlijk begeleider, eventueel samen met belangenbehartiger: • De SRZ of SRZ-P; • De DVZ en; • DSDS (interview door gedragsdeskundige); • Zie bijlage 2.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
7
Stap 2 Bij mensen met het syndroom van Down vanaf 45 jaar, worden om het jaar ingevuld: • De SRZ of SRZ-P; • De DVZ; • DSDS (door gedragsdeskundige). De scores worden door een gedragsdeskundige vergeleken met vorige scores. Advies over vervolg en tijdstip invullen vervolg schalen. Stap 3 Bij een vermoeden van achteruitgang in functioneren worden de volgende stappen gezet: In een multidisciplinaire bespreking (woonbegeleiding, begeleiding dagbesteding, belangenbehartigers, gedragsdeskundige) wordt de vermeende achteruitgang besproken en beschreven. De (persoonlijk) begeleider vult in: • De SRZ of SRZ-P; • De DVZ; • DSDS (door gedragsdeskundige). De scores worden door de gedragsdeskundige vergeleken met eerdere scores. Via de DSDS kan worden bekeken hoe lang er sprake is van achteruitgang in functioneren. Om een voorlopige diagnose dementie te kunnen vaststellen is een gedragsverandering van minimaal 6 maanden nodig. •
Er wordt medisch onderzoek verricht door de huisarts om uit te sluiten dat er sprake is van: - Een schildklierprobleem; - Voedseldeficienties; - Interne aandoeningen; - Een delier; - Medicijnbijwerkingen of toxicaties; - Visusproblemen; - Gehoorproblemen. Bovenstaande medische aandoeningen kunnen tot symptomen van dementie leiden. Wanneer een medische oorzaak wordt gevonden, wordt deze behandeld.
•
Er wordt nagegaan of er sprake kan zijn van een depressie (huisarts en gedragsdeskundige) en zo nodig behandeling ingezet, eventueel in samenwerking met een psychiater.
•
De onderzoeksresultaten worden multidisciplinair besproken.
Stap 4 Bij uitsluiting van een medische oorzaak voor de achteruitgang in functioneren en wanneer er geen sprake is van depressie, is met meer zekerheid te stellen dat er sprake kan zijn van Alzheimer. Belangrijk in deze fase is om multidisciplinair te bespreken of er overeenstemming is over de diagnose ziekte van Alzheimer. De rol van de huisarts is belangrijk in deze. Bij overeenstemming: •
Is het goed om de ondersteuning aan de cliënt onder de loep te nemen: - Is er voldoende evenwicht tussen rust en activiteit? - Kan de cliënt de afgesproken taken nog aan?
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
8
-
•
Zijn er middelen te bedenken om de cliënt te helpen zich makkelijker te oriënteren (bijv. foto bij de deur)? - Is niet iedere zorgkundige bezig de cliënt te testen zodat deze continu geconfronteerd wordt met diens beperkingen? Vanaf nu wordt overgestapt op speciale ondersteuning en training (ROT – Realiteits Oriëntatie Training, belevingsgerichte zorg, motorische activiteiten etc.). De gedragsdeskundige is bekend met deze vormen van ondersteunen.
Het perspectief van de cliënt wordt herschreven en het heeft de voorkeur het gehele zorgplan te herschrijven. Stap 5 Volgen van de cliënt en fase van dementie. Vanaf nu wordt ieder half jaar ingevuld: • De DVZ; • DSDS (door gedragsdeskundige).
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
9
Bijlage 2
De SRZ en de SRZ-P De SRZ en de SRZ-P meten de sociale redzaamheid in kwalitatief en kwantitatief opzicht. Het met enige regelmaat vastleggen van het sociaal redzaam functioneren kan een sluipende achteruitgang in kaart brengen. De zwaarte van de gevolgen van Alzheimer kan gepeild worden. De samenhang tussen de SRZ en de SRZ-P en de DVZ of OOB is groot. De DVZ: Dementie Vragenlijst voor mensen met een verstandelijke bepreking Deze lijst meet achteruitgang van functionele en cognitieve functies. Belangrijk zijn de uitslagen van de eerste drie subschalen (som van cognitieve scores) en de uitslag van de laatste vijf subschalen (som van sociale scores). Som van de acht subschalen is de totaalscore. Een eerdere schaalafname is vereist om conclusies te mogen trekken. Als bij een tweede of latere schaalafname de som van de cognitieve scores tenminste zeven punten gestegen is en de som van de sociale scores tenminste vijf punten gestegen is, is er sprake van een sterk verhoogde kans op een vorm van dementie. De totaalscore speelt in een latere afname geen rol meer. De DSDS. Dit is een gedragsbeoordelingslijst die dient als hulpmiddel bij de diagnostiek en dementie van volwassenen met een verstandelijke beperking. Middels een interview door de gedragsdeskundige met de begeleider en belangenbehartiger wordt de duur van de achteruitgang in kaart gebracht.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
10
Score overzicht vragenlijsten Naam Geboortedatum Dementie Vragenlijst voor mensen met en verstandelijke beperking (DVZ) De DVZ-vragenlijst is een screeningsinstrument voor diagnostiek van dementie bij volwassenen met een verstandelijke beperking. De scores op de eerste drie subschalen (kort geheugen, lang geheugen en oriëntatie in plaats en tijd) vormen bij elkaar het cognitieve domein. De overige scores (spreken, praktische vaardigheden, stemming, activiteit en belangstelling, storend gedrag) vormen samen het sociale domein. Evenals bij de OOB scores geven de scores van de DVZ lijst de beste betekenis wanneer zij vergeleken worden met eerdere metingen. Het is daarom van belang dat de lijst een aantal malen wordt ingevuld om een goede vergelijking te maken tussen het huidige functioneren en het vroegere functioneren. Datum invullen 1. Kort geheugen (max. 14) 2. Lang geheugen (max. 16) 3. Oriëntatie in tijd en plaats (max. 14) 3. Oriëntatie in tijd en plaats (max. 14) Subtotaal (max. 44) 4. Spreken (max. 8) 5. Praktische vaardigheden (max.16) 6. Stemming (max. 12) 7. Activiteit en belangstelling (max. 12) 8. Storend gedrag (max. 12) Subtotaal (max. 60)
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
11
Overzicht SRZ-P scores De Sociale Zelfredzaamheidschaal–P is een vragenlijst voor ‘mensen met een licht verstandelijke beperking’. De lijst omvat 63 items die allen een deelgebiedje omvatten van de sociale zelfredzaamheid. Er zijn drie subschalen te onderscheiden: Zelfredzaamheid I (ZI) Hierbij gaat het om de primaire zorg voor zichzelf (aankleden, tanden poetsen, nagels knippen e.d.) en zijn/haar directe omgeving (de vaat doen, kamer schoonhouden e.d.). Zelfredzaamheid II (ZII) Meervoudige vorm van zelfredzaamheid (bijvoorbeeld de verantwoording kunnen dragen rondom het bereiden van een maaltijd) en ook de redzaamheid binnen een grotere wereld (op het verkeer letten, gebruik maken van het openbaar vervoer) en de omgang met anderen (een vriendschappelijke en/of seksuele relatie aankunnen). Verbaal-Numeriek (VN) Deze subschaal heeft voornamelijk betrekking op zaken uit de samenleving waarbij beelden, getallen, taal of symbolen gebruikt worden (geld en prijzen, lezen en schrijven, klokkijken en tijdsbesef, ook belangstelling hebben voor via de media overgebrachte informatie). Datum ZI Z II VN Totaal Voorz. Norm POP-plus
Overzicht SRZ scores Doel van het instrument is om de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking te bepalen. Daarbij komen algemene dagelijkse vaardigheden, taalgebruik, taakgerichtheid en sociale gerichtheid naar voren. De SRZ bestaat uit de subschalen zelfredzaamheid, taalgebruik, taakgerichtheid en sociale gerichtheid. Datum Zelfredzaamheid Taalgebruik Taakgerichtheid Sociale gerichtheid Totaal Voorz. Norm POP-plus
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
12
Bijlage 3
Voedingstips voor mensen met dementie Mensen met dementie verbruiken door hun ziekte meer voedingsstoffen en energie dan gezonde ouderen. Hierdoor vallen zij vaak flink af. Hun eetpatroon is ook vaak verstoord doordat mensen met dementie niet meer weten hoe zij moeten koken, of simpelweg vergeten te eten. Hieronder wat suggesties om ervoor te zorgen dat een dementerende goed, gezond en op tijd eet. • • • • • • • •
• •
• • • • • • • • • • •
Herinner degene eraan dat hij moet eten. Bel hem b.v. vlak voor etenstijd op; Hang in de keuken een briefje op met duidelijke stapsgewijze instructie voor het bereiden van een gezonde en eenvoudige maaltijd; Betrek hem bij de voorbereiding van de maaltijd of het tafeldekken; Serveer het eten op een aantrekkelijk gedekte tafel en maak daarbij gebruik van verschillende kleuren en materialen. Dat nodigt uit om te eten; Laat hem een keuze maken over wat hij wil eten (laat het eten zien, of picto’s). Houd het wel overzichtelijk. Zet niet meerdere gangen tegelijk op tafel; Bied voedingsmiddelen aan met allerlei kleuren, smaken en samenstelling. Houd het wel bij bekende lievelingsgerechten; Blijf tijdens de maaltijd bij hem; Laat hem stap voor stap zien hoe hij moet eten. U kunt hem ook bij iedere handeling eenvoudige aanwijzingen geven.;Neem de tijd voor de maaltijd. Ga niet pushen (schiet eens op), dat heeft vaak een averechts effect; Als het niet meteen lukt probeer het dan op een later tijdstip. Een andere smaak of juist warme of koude producten kan ook helpen; Als hij niet meer weet hoe hij het bestek moet gebruiken, geef hem dan iets eenvoudigs te eten waarvoor hij geen bestek hoeft te gebruiken, bijvoorbeeld soep uit een beker. Of maak van brood een sandwich; Soms helpt het om een boterham in de hand te geven, waardoor mensen vanzelf gaan eten; Zorg voor voldoende fruit en schaaltjes met bijvoorbeeld gepelde noten of stukjes kaas, zodat hij de hele dag iets te eten kan nemen. Zet het wel binnen handbereik; Probeer een aantal kleinere maaltijden over de dag verspreid te geven. Maak gebruik van tussendoortjes zoals een vlaflip, een kwarktoetje of een slaatje; Zet de radio of televisie uit, dan wordt hij niet afgeleid door achtergrondgeluiden. Haal ook overbodige zaken van tafel; Vraag hem niet teveel tijdens de maaltijd, geef hem de rust om te eten; Als hij graag snoept, neem hem dat dan niet af, tenzij het problemen oplevert voor zijn gezondheid; Als iemand teveel eet zet dan geen pannen op tafel maar doe het eten op borden; Als iemand kauw- en slikproblemen heeft, prak of maal het eten dan; Of probeer zachtere voeding. Vermijd harde of taaie delen van het voedsel, bijvoorbeeld door de korst van het brood te snijden; Vloeibare voedingsvervangers krijgen wat meer smaak als er vers fruit doorheen wordt gemengd; Soms is iemand smaak veranderd. Probeer verschillende producten uit. Algemeen hebben warme gerechten een meer uitgesproken smaak dan koude. Ook kruiden en specerijen kunnen gerechten smaakvoller maken;
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
13
•
• • •
Per dag moeten mensen zeker anderhalve liter vocht gebruiken ( zo’n twaalf of meer kopjes per dag). Geef drinken verdeeld over de dag. Zorg dat er altijd iets te drinken in de buurt staat; Soms zegt iemand na het eten: ik heb nog niets gegeten.Geef hem dan iets, ook al is het maar iets kleins; Als hij weigert voedsel te eten dat hij nodig heeft, dan kan de huisarts voedingssupplementen en extra vitamines voorschrijven; Blijf niet te lang proberen, vraag de huisarts een verwijzing naar de diëtist. Die kan een voedseladvies op maat geven. Soms is het nuttig dat een logopedist kauw-slikproblemen onderzoekt.
Beleidsnotitie Senioren\versie 1\ATr\07052010
14