Beleidsnotitie
Energievoorziening op recreatieparken
Driebergen 22 augustus 2011
1
Inhoudopgave
Inleiding
3
1. Achtergrond
3
2. Torenhoge kosten en extreme stijging regeldruk
4
2.1 Administratieve lastenverzwaring en regeldrukvermeerdering
5
2.2 Aantasting concurrentiepositie Nederlandse recreatiesector
5
2.3 Onnodige nationale kop op Europese wetgeving
5
3. Het alternatief van RECRON
6
3.1 Energielevering zonder vergunning
6
3.2 Het netbeheer
7
3.3 Aanleg van nieuwe netten
10
3.4 Elektriciteit en gas
10
4. Conclusie
10
2
Inleiding De branchevereniging van recreatieondernemers (RECRON) vraagt met deze beleidsnotitie aandacht voor de problematiek ten aanzien van de energievoorziening op recreatieparken. Ongeveer een jaar geleden heeft het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) ons een conceptwetsvoorstel voorgelegd, waarmee is beoogd de (eisen van) het Derde Energiepakket (de derde elektriciteitsrichtlijn 2009/72/EG en de derde Gasrichtlijn 2009/73/EG) in Nederland te implementeren. RECRON maakt zich ernstige zorgen over de onwenselijke effecten voor de verblijfsrecreatie die de implementatiewetgeving met zich mee zou kunnen brengen. Het ministerie van EL&I heeft getracht een goede specifieke regeling voor de recreatiebranche te ontwerpen. Het uiteindelijk ingediende wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2010-2011, 31 814, nr. 2) veroorzaakt echter ernstige nadelige gevolgen voor het voortbestaan van de sector. Tijdens de laatste bespreking met een vertegenwoordiging van RECRON hierover op uw ministerie d.d. 5 juli 2011, is RECRON in de gelegenheid gesteld beleidsvoorstellen te doen voor verbetering van de regeling voor de recreatiebranche. Van deze gelegenheid maakt RECRON met deze beleidsnotie graag gebruik. 1. Achtergrond De Europese regelgeving stelt vele eisen aan landelijke en regionale netbeheerders en nationaal en internationaal opererende energieleveranciers en als gevolg van de in Nederland gekozen definities zijn die eisen ook van toepassing op recreatieondernemers, hetgeen naar onze overtuiging als een onbedoeld en ongewenst neveneffect moet worden beschouwd. Recreatiebedrijven worden reeds op dit moment geconfronteerd met een tweetal regels waaraan zij onmogelijk kunnen voldoen, te weten:
het verbod aan energiebedrijven om elektriciteit te leveren aan kleinverbruikers zonder vergunning; de plicht om een externe regionale netbeheerder aan te wijzen voor het eigen net.
Met het voorgenoemde wetsvoorstel blijft het eerste punt onverkort gehandhaafd en wordt ten aanzien van het tweede punt de mogelijkheid geboden (zij het onder tal van voorwaarden) om het netbeheer zelf te blijven uitvoeren. Allereerst moet eigen beheer ook feitelijk mogelijk zijn. Echter de voorgestelde verplichtingen bestrijken een groot deel van het gereguleerde netbeheer. Een gewone netbeheerder beschikt over de kennis, capaciteit en financiën om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen. Voor de eigenaar van een recreatiepark dient de energievoorziening slechts om het gebruik van de woningen en parkfaciliteiten mogelijk te maken. Indien de eigenaar de thans voorgestelde verplichtingen moet gaan naleven, dan vergt dat enorme investeringen, niet alleen in materieel, maar ook in kennis, kunde en mankracht. Een dergelijke last is buitenproportioneel en onevenredig ten opzichte van de aard en het doel van netten en energieleveringen op recreatieparken. De bestaande en nieuwe vergunningplicht en de eisen die aan een netbeheerder worden gesteld zijn zodanig zwaar dat recreatieondernemers daar in alle redelijkheid onmogelijk invulling aan kunnen geven. Recreatieondernemers treden al tientallen jaren zonder problemen op als doorleverancier van energie aan hun gasten. Omdat reguliere netbeheerders daarin geen taak voor zichzelf zagen hebben recreatieondernemers al die jaren zelf moeten investeren in netwerken. Formeel gezien zijn daardoor allerlei eisen van kracht geworden als gevolg van de 3
inwerkingtreding van de Elektriciteits- en Gaswet. Het is dus onredelijk bezwarend en daarmee zeer ongewenst (bijna) alle eisen die gelden voor de reguliere elektriciteitsleveranciers en de regionale netbeheerders op recreatieondernemers van toepassing te verklaren. Bovendien staan de mogelijke voordelen die er voor de consument aan verbonden zouden kunnen zijn in geen verhouding tot de vele nadelen die er voor de recreatieondernemer aan verbonden zijn. Voorts ontbreekt de noodzaak tot het opleggen van de voorgestelde verplichtingen. De aard en het doel van een net voor recreatieve doeleinden en de energielevering op recreatieparken alsmede het beoogde gebruik van de recreatiewoning maakt, dat een andere benadering ten aanzien van beheer en levering noodzakelijk is. Recreatiewoningen zijn niet bestemd als woning voor permanent verblijf. Dit betekent dat aan het gebruik hiervan andere eisen (kunnen) worden gesteld, ook door de eigenaren hiervan, aan onder andere de bouwmaterialen, de inrichting en de faciliteiten van de woning zelf. Hetzelfde geldt dus ook ten aanzien van de energievoorziening. De kwaliteit van de energievoorziening is afgestemd op de gebruiksdoeleinden. Het ligt in de rede om de regulering van het beheer en de levering hierop af te stemmen. RECRON ziet de toegevoegde waarde van vele van de nieuwe en vergaande verplichtingen niet, en is er van overtuigd dat de consument er door de gestelde eisen niet op vooruit gaat. De consument zal praktisch gezien zijn energie niet tegen lagere kosten kunnen inkopen (omdat de kleinverbruikertarieven bij de individuele keuze van een leverancier hoger zijn dan de grootverbruikertarieven waar in geval van de collectiviteit van het gehele recreatiepark gebruik van kan worden gemaakt) en ook qua serviceniveau niet beter uit zijn. De totale kosten die gemoeid zouden zijn met het voldoen aan de implementatieregels zullen meer dan € 100 miljoen bedragen, ten opzichte van een totale jaarlijkse omzet van ongeveer 2 miljard euro in het gedeelte van de sector dat te maken heeft met deze problematiek en bij een gemiddeld winstpercentage in de recreatiesector van slechts enkele procenten. Als gevolg van overcapaciteit, concurrentie vanuit omringende landen en zeer sterke kostenstijgingen (onder meer ten gevolge van toenemende druk van lokale en centrale belastingen) lopen die marges overigens sterk terug in de laatste jaren. 2. Torenhoge kosten en extreme stijging regeldruk De lastenverzwaring en regeldrukvermeerdering die het huidige wetsvoorstel voor de sector is niet te overzien. RECRON zelf schat de totale eenmalige kosten voor de sector op tenminste € 121.500.000,00 en de jaarlijkse kosten op € 41.100.000,00. D-cision heeft in opdracht van uw ministerie onderzoek gedaan naar de financiële impact van het wetsvoorstel voor de recreatienetten en daarover op 6 juni 2011 gerapporteerd. D-cision is tot de conclusie gekomen dat de eenmalige kosten voor de sector EUR 32.400.000,00 bedragen en dat daar jaarlijks nog eens een bedrag van EUR 10.960.000,00 bovenop komt. Een dergelijk kostenniveau is onaanvaardbaar. Zeker gelet op afwezigheid van enige toegevoegde waarde voor de consument en voor de branche. Maar deze kosten zijn echter ook nog veel te laag ingeschat. D-cision is vergeten een aantal belangrijke kostenposten in de beschouwing te betrekken, waaronder de kosten van de verplichte leveringsvergunning voor recreatieondernemers. Ook willen wij in dit verband nog wijzen op de zeer veel voorkomende situatie dat op één net zowel afzonderlijke recreatieobjecten/WOZ-objecten zijn aangesloten alsook kampeerplaatsen voor toeristisch-, seizoens- of jaarrondgebruik (stacaravans). Een belangrijke vraag is of in dit soort situaties eveneens sprake is van de wettelijke verplichtingen rond de levering van elektriciteit en gas respectievelijk netbeheer. Als dat het geval is (en daar lijkt het wel op), dan is de
4
problematiek, en daarmee de financiële impact, nog vele malen groter dan tot dusverre in beeld is gebracht. Voldoen aan Europese wetgeving, géén onnodige toevoegingen Vanzelfsprekend begrijpt RECRON dat de te kiezen oplossingen voor de thans voorliggende problematiek moeten voldoen aan de eisen die het Derde Energiepakket stelt, onder meer ten aanzien van consumentenbescherming, transparantie en derdentoegang. RECRON accepteert dan ook een (lichte) set aan voorwaarden voor recreatieondernemers. Het huidige wetsvoorstel houdt echter eisen in die veel verder gaan dan noodzakelijk is en die voor onze branche onredelijk bezwarend zijn, zowel financieel als in administratieve lasten. 2.1 Administratieve lastenverzwaring en regeldrukvermeerdering Vermindering van regeldruk en administratieve lasten is een belangrijk thema bij de evaluatie van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. De wetswijziging die thans voorligt, brengt evenwel met zich mee dat het pakket aan regels en administratieve lasten voor mogelijk 1000 tot 2000 ondernemers/bedrijven enorm gaat toenemen. Bovendien gaat het om zeer specialistische en ingewikkelde wetgeving die voor recreatieondernemers, die primair zijn gericht op gastheerschap, onmogelijk te doorgronden is. 2.2 Aantasting concurrentiepositie Nederlandse recreatiesector Daarbij komt dat (ten opzichte van de in het buitenland geldende) verdergaande eisen de concurrentie op de communautaire recreatiemarkt ernstig zullen verstoren, omdat de Nederlandse recreatieondernemer de kosten zal moeten doorberekenen in zijn prijzen, terwijl daarvoor eigenlijk gelet op de felle internationale concurrentie rond vrijetijdsbesteding geen ruimte is. Er zal na implementatie van het thans voorliggende wetsvoorstel dan ook geen sprake meer zijn van een Europees „level playing field‟. Sterker nog, er zal een belangrijk concurrentienadeel voor de Nederlandse recreatieondernemer ontstaan, waarvoor in objectieve zin geen rechtvaardiging bestaat. 2.3 Onnodige nationale kop op Europese wetgeving Wij begrepen van onze gesprekspartners bij het ministerie en uit een rondgang onder onze collega-brancheorganisaties in de andere Europese landen (verenigd in EFCO), dat de door RECRON voorziene problematiek zich niet in de ons omringende landen voordoet. Het is de vraag of dit verband houdt met de wijze waarop het Derde Energiepakket in de nationale wet- en regelgeving is of zal worden geïmplementeerd of dat er in andere Europese landen sprake is van een minder grote aandacht voor deze problematiek in de handhavingpraktijk. Wat de oorzaak van dit verschil ook zij, RECRON ziet dat het huidige wetsvoorstel in Nederland een niet onaanzienlijk probleem zal gaan opleveren en dat hiermee forse achterstand zal gaan ontstaan ten opzichte van de buitenlandse concurrentie. RECRON stelt daarom voor dat uw ministerie een rechtsvergelijkend onderzoek doet ter vaststelling van de verschillen in implementatiewet- en regelgeving in Europa. Mogelijk kan van de wijze waarop de implementatie elders in Europa wordt vormgegeven nog iets worden geleerd, dat ook in Nederland kan worden toegepast. 3
Het alternatief van RECRON
RECRON biedt een alternatief waarbij wel wordt voldaan aan de Europese wetgeving, maar waarbij de lasten voor de sector zo laag mogelijk worden gehouden. Hieronder worden deze alternatieven voor zowel de energielevering als het netbeheer uitgewerkt.
5
3.1 Energielevering zonder vergunning De huidige situatie In Nederland levert de recreatieondernemer vaak elektriciteit door en in een aantal gevallen ook gas door aan de bungalows op het recreatiepark. Dit houdt verband met het gegeven dat reguliere leveranciers nimmer bereid zijn geweest tot levering van energie aan recreatiebungalows. De energie wordt door de recreatieondernemer veelal centraal ingekocht omdat daardoor collectief voordeel kan worden genoten van het zogenaamde grootverbruikertarief. Dit is niet alleen in het belang van de recreatieondernemer die zelf een deel van de energie gebruikt, maar ook in het belang van de consument die op het park een bungalow in bezit heeft of gebruikt en geen toptarief behoeft te betalen. De inkoop en levering van de energie is vaak geregeld in langetermijncontracten tussen de recreatieondernemer en de eigenaar van de recreatiebungalow enerzijds en tussen de recreatieondernemer en het energiebedrijf anderzijds. Deze contracten lopen vaak zo‟n 10 jaar of langer, veelal zonder de mogelijkheid van tussentijdse opzegging in verband met het behoud van solidariteit onder de gebruikers op het park. De recreatieondernemer is dan ook gedurende langere tijd aan twee kanten gebonden. De contracten tussen de recreatieondernemer en de eigenaar van een bungalow houden bovendien vaak ook nog regelingen ten aanzien van andere onderwerpen en diensten dan alleen de levering van energie in. In die gevallen kan het energiedeel niet los worden gezien van de andere afspraken en kunnen de overeenkomsten niet zonder meer worden opengebroken. De administratieve voorwaarden die op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet voor vergunninghouders gelden zijn zeer vergaand en niet toegesneden op de recreatieondernemer en voornoemde contractuele afspraken. De richtlijn eist geen vergunningstelsel; vaststellen uitgangspunten volstaat De Europese richtlijnen schrijven niet voor dat aan een (eventuele) vergunningplicht alle voorwaarden moeten zijn verbonden die de huidige Elektriciteitswet thans aan (de verlening van) de leveringsvergunning verbindt. Ons inziens kan ten aanzien van de levering in de recreatiesector dan ook goed worden volstaan met het (gezamenlijk) vaststellen van een aantal uitgangspunten bij levering, zoals de leveringsplicht, de toepassing van redelijke, objectieve en niet-discriminerende prijzen en de transparantie van prijsstelling, verbruik en afrekening van het verbruik en toetsing achteraf van de praktijk van de recreatieondernemer via de klachtenmogelijkheid bij de NMa en een onafhankelijke geschillenregeling. RECRON kan daarbij eventueel ook komen tot een soort (praktische) gedragscode voor haar leden De gezamenlijk vast te stellen uitgangspunten kunnen zo nodig in de wet worden neergelegd, waarmee kan worden voorkomen dat er onnodig bezwarende eisen en verplichtingen worden gesteld rond de doorlevering van elektriciteit door recreatieondernemers, zonder dat de rechten van de consument en de uitgangspunten van het Derde Energiepakket in geding komen. Aan de wettelijke bepalingen rondom vergunningplicht kan wat ons betreft dan ook een nieuw lid worden toegevoegd, waarin wordt bepaald dat het verbod om zonder vergunning energie te leveren aan kleinverbruikers niet geld ten aanzien van de levering aan afnemers op een net voor recreatieve doeleinden. Vrijwillige vertegenwoordiging biedt eveneens een oplossing Een alternatief voor de vergunningproblematiek is voorts het aansluiten op de ruimte die in de laatste volzin van artikel 3 lid 3 van de Derde Elektriciteitsrichtlijn wordt geboden.
6
Deze volzin luidt: “Niets in deze richtlijn mag de lidstaten er van weerhouden om de marktpositie van huishoudelijke, kleine en middelgrote consumenten te versterken door de mogelijkheden van vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor deze groep consumenten te bevorderen.” In het verlengde van deze bepaling kan de oplossing zijn om de recreatieondernemer te zien als de vrijwillige vertegenwoordiger van de kleine afnemers op het recreatiepark die er op gericht is (in samenspraak met de gasten op het bedrijf) de positie van die gasten ten aanzien van energie-inkoop zoveel mogelijk te versterken. De recreanten hebben zich in overeenkomsten vrijwillig aan deze vertegenwoordiging verbonden. De recreatieondernemer moet zijn energie ook op de markt betrekken en kan niet met de grote leveranciers concurreren. Dat is zijn bedoeling ook niet. Het gaat hem er primair om dat de bungalows op zijn park tegen zo gunstig mogelijke collectieve voorwaarden worden voorzien van energie. Daar wordt over het algemeen vanzelfsprekend een vergoeding voor gerekend. Deze vergoeding is vaak in de energietarieven berekend, maar in andere gevallen in andere servicetarieven vervat. Het zou RECRON goed lijken dat in overleg met uw ministerie wordt gekomen tot een uitgewerkte set voorwaarden waaronder deze vertegenwoordiging door de recreatieondernemer kan worden vormgegeven en waarmee dan de recreatieondernemer van de vergunningplicht kan worden vrijgesteld. Ten aanzien van de thans nog lopende contracten zou een wettelijk vermoeden van vertegenwoordiging in de zin van de richtlijn in de wet kunnen worden opgenomen. Een dergelijk stelsel sluit prima aan bij de vrijstellingsmogelijkheden die thans ook al gelden voor de zogenaamde niet-bedrijfsmatige levering. Hoewel een aan de laatste volzin van artikel 3 lid 3 Derde Elektriciteitsrichtlijn gelijkluidende bepaling niet tevens is opgenomen in de Derde Gasrichtlijn, lijkt het ons voor de hand te liggen dat ook voor een dergelijke oplossingsrichting kan worden gekozen onder de Gaswet. 3.2 Het netbeheer Grotendeels een definitieprobleem: wijziging van wettelijke definities Van belang is de constatering dat de problematiek van de recreatieondernemer als netbeheerder zich uitsluitend in Nederland lijkt voor te doen, omdat de recreatiebungalows die in eigendom van particulieren zijn in Nederland als afzonderlijke WOZ-objecten worden gezien. Op grond van artikel 1 lid 1 aanhef en onder b, c en i Elektriciteitswet 1998 is immers sprake van afzonderlijke aansluitingen, van afzonderlijke afnemers en van een „net‟, indien er sprake is van afzonderlijke WOZ-objecten. RECRON verzoekt de Minister nog eens na te gaan of er ruimte is de relevante definities in de wet te wijzigen, bijvoorbeeld door recreatienetten expliciet uit te sluiten van het begrip „net‟, zodat ten aanzien van de voorzieningen op recreatieparken geen sprake meer hoeft te zijn van een „net‟, waarvoor een netbeheerder moet worden aangewezen. Ons inziens biedt de Derde Elektriciteitsrichtlijn daarvoor de ruimte en het is aan de lidstaten om de wijze van implementatie te kiezen, vanzelfsprekend mits de keuzevrijheid voor de eindgebruiker wordt gewaarborgd. Ook kan worden gedacht aan het niet van toepassing verklaren van de aanwijsplicht door aan artikel 10 van de E-wet (artikel 2 van de Gaswet) een nieuw lid toe te voegen, waarin wordt bepaald dat de verplichting tot het aanwijzen van een netbeheerder niet van toepassing is ten aanzien van de eigenaar van een net voor recreatieve doeleinden. Voorts zou onderscheid kunnen worden gemaakt tussen de levering van elektriciteit en gas aan enerzijds bungalows die in eigendom zijn van een onderneming in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en die door de eigenaar merendeels aan derden worden verhuurd 7
en anderzijds bungalows die merendeels door de eigenaar zelf worden gebruikt. In het eerste geval kan naar RECRON meent worden gesteld dat er geen sprake is van „huishoudelijke afnemers‟ die de bescherming van de genoemde richtlijnen genieten. Op vele parken is het merendeel van de recreatiebungalows in eigendom van een „onderneming‟ als beleggingsobject en worden deze gedurende het merendeel van het jaar al dan niet door tussenkomst van een boekingsorganisatie of de recreatieondernemer aan derden verhuurd. Alsdan zou er ook wel sprake kunnen zijn van een gesloten distributiesysteem in de zin van de Derde Elektriciteitsrichtlijn, waarvoor mede gelet op artikel 28 lid 4 van die richtlijn ten dele ontheffing kan worden verleend. Dat het geenszins de bedoeling van de Europese wetgever is geweest om de systemen op recreatieparken (althans campings) als gesloten distributiesysteem te kwalificeren blijkt overigens tevens uit de preambule van de Derde Elektriciteitsrichtlijn. Daarin wordt immers overwogen: “Waar gebruik wordt gemaakt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energievoorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of waar een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden kunnen vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties kunnen een gesloten distributiesysteem hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.”[onderstreping toegevoegd]. Opmerkelijk is verder dat de verplichtingen die samenhangen met gesloten distributie distributiesystemen minder ver lijken te gaan dan de verplichtingen die in het wetsvoorstel zijn opgenomen voor recreatienetten. Alternatief. De sector kan aan bepaalde uitgangspunten voldoen; vaststellen uitgangspunten en toetsing achteraf In artikel XI lid 4 van het wetsvoorstel zijn een aantal artikelen van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing verklaard op een recreatiepark. De daaruit voortvloeiende verplichtingen behelzen onder meer de verplichting tot het verstrekken van bepaalde gegevens aan de NMa, de implementatie van een klachtprocedure en een meldingsprocedure voor storingen. Met deze verplichtingen zal de recreatieondernemer mogelijk wel kunnen leven. Hoewel een en ander wel een extra administratieve last betekent, kan naar RECRON meent wel worden gesteld dat dit de dienstverlening aan de gebruikers van de bungalows op het recreatiepark bevordert. Het lijkt RECRON gelet op de eisen van de relevante richtlijnen ook voor de hand te liggen dat de recreatieondernemer redelijke, objectieve en niet discriminerende tarieven hanteert en dat hij desgevraagd meewerkt aan het uitvoeren van een wisseling van leverancier conform een ministeriële regeling en het aansluiten van derden, maar het is nog de vraag wat de Minister daar exact onder zal verstaan en of en in hoeverre de recreatieondernemer hier vanwege zijn gebondenheid aan de bestaande overeenkomsten volledig aan kan voldoen. Dit zou ons inziens nog verder moeten worden uitgewerkt. Andere in het wetsvoorstel van toepassing verklaarde eisen zijn echter onredelijk bezwarend voor de recreatieondernemer. Het gaat daarbij om technische eisen zoals de verplichtingen tot het aanhouden van een bepaalde reservecapaciteit, het ter beschikking stellen van een meter (die op afstand uitleesbaar moet zijn), maar ook om het berekenen van een tarief voor de teruglevering van elektriciteit aan het net, het bijhouden van een afzonderlijke 8
boekhouding en de veelheid van regels waar de recreatieondernemer aan zal moeten voldoen op grond van de Regeling afnemers en monitoring Elektriciteitswet 1998 en Gaswet. Kortom, ook met betrekking tot netbeheer zou kunnen worden volstaan met het vaststellen van een zeer beperkte set aan voorwaarden en verplichtingen, zoals die zijn genoemd in de eerste alinea van dit onderdeel, en voorts in het vaststellen van een aantal uitgangspunten rond de transportverplichting, de wijze van bepalen van de transporttarieven c.a., het in werking hebben en houden van het net, de veiligheid van het net en de transparantie in afrekening. Ook op deze punten kan toetsing van de ondernemerspraktijk achteraf plaatsvinden via de NMa-klachtenmogelijkheid en een onafhankelijke geschillenregeling. Wij kunnen voor de aansluit- en transportcontracten eventueel standaarden ontwikkelen en ook op dit onderdeel tot een soort gedragscode voor aangesloten leden komen, een en ander in nauw overleg met het Ministerie. Zo nodig dwingen van regionale netbeheerders om netten tegen redelijke prijs over te nemen Hoewel de recreatieondernemer er in beginsel voor zou kunnen kiezen om zijn net niet langer zelf te beheren en het net aan een regionale netbeheerder over te dragen, is het RECRON bekend dat de regionale netbeheerders niet staan te popelen om een dergelijk net over te nemen. RECRON verwacht op basis van enkele gesprekken die al door recreatieondernemers met regionale netbeheerders zijn gevoerd dat men niet of slechts tegen voor de recreatieondernemer zeer ongunstige voorwaarden bereid zal zijn een recreatienet in beheer (over) te nemen. De recreatieondernemer staat dan voor de keuze om het netbeheer in overeenstemming met de veelheid van (nieuwe) eisen zelf in beheer te nemen of afstand van het net te doen tegen een prijs die mogelijk negatief is en in geen verhouding staat tot de boekwaarde van het net. Voorts geldt dat ook de boekwaarde nog niet eens relevant is voor de recreatieondernemer, omdat het net, hoewel op enig moment mogelijk in fiscale zin afgeschreven, nog decennia lang dienst kan doen voor de distributie van elektriciteit op het recreatiepark zonder al te hoge kosten. Indien de recreatieondernemer er voor zou kiezen afstand te doen van het door hem tegen hoge kosten aangelegde en tot dusver beheerde recreatienet, dan zou de regelgeving die (private) overdracht de facto mogelijk moeten maken door te bepalen dat de regionale netbeheerder daartoe kan worden verplicht tegen een redelijke prijs, indien de recreatieondernemer dat wenst. Een marktfaciliteringsregeling is een alternatieve oplossing RECRON ziet tevens mogelijkheden door de technische eisen die worden gesteld aan een net op een recreatiepark te enten op de gangbare technische eisen van elektrische systemen (NEN 1010). Indien deze en geen andere technische eisen aan het net worden gesteld, zullen de netten (in het kader van een eventuele overdracht of anderszins) veelal niet hoeven te worden aangepast. Zonodig zou daartoe een afzonderlijke regeling kunnen worden gemaakt. Het lijkt RECRON ook voor de hand te liggen dat in het geval van een wijziging van leverancier op verzoek van de individuele eigenaar van het recreatieobject, de nieuwe leverancier op grond van de wet wordt verplicht tot aanwijzing van een EAN-code en tot het plaatsen van de meter (die door hem op afstand afleesbaar is). Eventueel zou daarbij kunnen worden geregeld dat de recreatieondernemer verplicht is de nieuwe leverancier op het recreatiepark toe te laten en de aanwezigheid van de meter te dulden. Dit kan worden opgenomen in een zogenoemde marktfaciliteringsregeling (zie uw brief ter zake aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, met kenmerk ETM/EM/11100879, p.3). Voor het verschaffen van eventuele derdentoegang zou ook een redelijke kostenverdelingsregeling moeten worden ontworpen.
9
3.3 Aanleg van nieuwe netten Het wetsvoorstel geeft aan dat de infrastructuur op nieuwe recreatieparken die worden aangelegd niet zijn aan te merken als recreatienetten, die door recreatieondernemers zelf beheerd kunnen worden. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is de veelvoorkomende doorontwikkeling van recreatiebedrijven, waarbij afzonderlijke recreatiebungalows worden gerealiseerd (al dan niet voor de verhuur danwel eigen gebruik door de eigenaar) en die op bestaande netten worden aangesloten, danwel waarbij het bestaande net wordt uitgebreid of aangepast. Daarbij ontstaat in feite een nieuwe bedrijfsvoering die zoveel mogelijk zal aansluiten op bestaande infrastructuur. De vraag is dan of het betreffende netwerk daardoor de kwalificatie van recreatienet verliest. Positieve beantwoording van deze vraag impliceert dat in de toekomst zeer lastige vraagstukken rond de overdracht van netten aan regionale netbeheerders, inclusief de financiële compensatie die daarmee samenhangt, zullen plaatsvinden. Opgemerkt wordt dan ook dat een bijzondere regeling voor recreatieparken moet gelden voor alle recreatieparken, ongeacht het tijdstip van de aanleg van het net. Dit dus in tegenstelling tot het huidige wetsvoorstel. Een eenduidige regeling voor recreatieparken waar sprake is van een net in de zin van de E-&Gwet zorgt voor duidelijkheid richting neteigenaren en aangeslotenen. Dit bevordert de naleving en voorkomt dat eigenaren van meerdere parken verschillende systemen qua beheer en levering moeten gaan hanteren. 3.4 Elektriciteit en gas De Derde Gasrichtlijn houdt ten aanzien van de levering en distributie merendeels regelingen van vergelijkbare aard in als die van de Derde Elektriciteitsrichtlijn. Hetgeen hiervoor ten aanzien van de leveringsvergunning en het netbeheer voor elektriciteit door RECRON naar voren is gebracht moet dan ook tevens worden beschouwd als opmerkingen op de implementatieregelgeving tot wijziging van de Gaswet. Hierover kan nog nader overleg met uw ministerie worden gevoerd. 4
Conclusie
Het nu voorliggende wetsvoorstel stuit bij de recreatiebranche nog altijd op belangrijke bezwaren. Het zorgt in de praktijk voor zowel de energielevering als het netbeheer voor torenhoge kosten en regeldrukvermeerdering. Deze beleidsnotitie omschrijft hoe deze problemen kunnen worden weggenomen zonder hierbij het belang van de consument aan te tasten. RECRON hoopt dat de beleidsnotitie voldoende helder is en dat haar voorstellen ook daadwerkelijk worden overgenomen door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. RECRON biedt verder aan samen met het Ministerie uitgangspunten verder uit te werken in algemene voorwaarden, gedragsprotocollen, formats en modellen, teneinde op die wijze de belangen van alle betrokkenen optimaal te dienen.
10