Beleid kleine windmolens op Texel 1. Inleiding Aanleiding beleid Het gemeentebestuur van Texel heeft als doelstelling het eiland in 2020 zelfvoorzienend te laten zijn in de energiebehoefte. Deze doelstelling vereist een innovatief energiebeleid dat gebruik maakt van alternatieve, duurzame energie bronnen. Eén van de mogelijkheden om duurzame energie op te wekken is het plaatsen kleine windmolens. Deze technologie maakt het mogelijk om duurzame energie in de gebouwde omgeving op te wekken. Het zijn relatief kleine installaties die eenvoudig op een dak of naast een gebouw zijn te plaatsen. Er zijn verschillende kleine windturbines op de markt, elk met zijn eigen kenmerken. Een aantal turbines is nu al leverbaar, een aantal is nog in de ontwikkelingsfase. In de aan deze notitie gevoegde bijlage zijn enkele voorbeeld van kleine windturbines opgenomen die nu al op de markt zijn of mogelijk in de toekomst beschikbaar zullen komen. De invloed van deze windturbines op de omgeving is beperkt in vergelijking met de reeds op Texel aanwezige windturbines die een as-hoogte van minimaal 40 meter hebben. Een belangrijk verschil met de grote windturbines is verder dat een kleine windturbine niet geplaatst wordt met oogmerk energie te leveren aan energieleveranciers maar dat de opgewekte energie benut wordt voor ondersteuning van activiteiten ter plaatse. Bij de gemeente Texel zijn inmiddels de eerste verzoeken om kleine of gebouw gebonden windmolens te mogen plaatsen. Gebleken is dat niet duidelijk is welke (lokale) regelgeving op deze objecten van toepassing is. Dat maakt het lastig om op Texel tot een goede plaatsing van deze energiebronnen te komen. Randvoorwaarde De gemeente Texel heeft de ambitie om de plaatsing van kleine windmolens op het eiland in het kader van het energiebeleid sterk te stimuleren. Dit is dan ook het belangrijkste uitgangspunt van de notitie; plaatsing van kleine windmolens moet mogelijk zijn. Tegelijkertijd kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de invloed van masten, windturbines en soortgelijke bouwwerken op de omgeving in de regel aanzienlijk is. Ook kleine windmolens kunnen, afhankelijk van grootte en vormgeving, met name in een bebouwde omgeving voor visuele hinder, geluidsoverlast en slagschaduwhinder zorgen. Ook kunnen de gevolgen van een defect of ongeval van/met een windmolen in een bebouwde omgeving ernstiger zijn dan in het landelijk gebied. Bij de uitvoering van het lokale duurzame energiebeleid moet dus rekening worden gehouden met de planologische (on)mogelijkheden Het is daarom wenselijk dat er voor het plaatsen van kleine windmolens op Texel gemeentelijk beleid komt dat aangeeft op welke locaties en onder welke voorwaarden deze bouwwerken kunnen worden geplaatst.
2. Landelijke regelgeving Bij de plaatsing van windmolens moet rekening worden gehouden met de bepalingen van de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer. Woningwet Een gebouw gebonden of kleine windmolen is een bouwwerk. Zij kunnen gerekend worden te behoren tot de categorie “overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde”. Op grond van de Woningwet is voor de realisering van een bouwwerk een bouwvergunning vereist. De enige uitzondering op deze regel vormen de zogenaamde vergunningsvrije bouwwerken die zijn opgenomen in het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken. Windturbines zijn niet in dit besluit opgenomen. Dat betekent dat voor de plaatsing van een kleine of gebouw gebonden windmolen altijd een (reguliere) bouwvergunning is vereist. De Woningwet bepaalt dat een bouwaanvraag moet worden getoetst aan:
1
1) het Bouwbesluit 2) het bestemmingsplan 3) de welstandeisen Indien een bouwaanvraag niet in overeenstemming is met één of meerdere van deze drie toetsinggronden dient de aanvraag in de regel te worden geweigerd. Van deze drie gronden worden de welstandeisen en het bestemmingsplan door het gemeentebestuur vastgesteld. Dat betekent dat de inhoud hiervan (tot op zekere hoogte) lokaal kan worden aangestuurd. Het Bouwbesluit is een uniforme landelijke regeling (AMvB). Dit besluit verzet zich in beginsel echter niet tegen de plaatsing van kleine windmolens. Wet ruimtelijke ordening Op1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Op lokaal niveau is het bestemmingsplan het belangrijkste ruimtelijke ordeningsinstrument. Desalniettemin biedt artikel 3.23 van deze wet burgemeester en wethouders bepaalde mogelijkheden om ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan. Deze mogelijkheden zijn vastgelegd in het op de Wro gebaseerde Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 4.1.1, eerste lid, sub d van dit besluit bepaalt dat voor een ontheffing van het bestemmingsplan bouwwerken, geen gebouwen zijnde in aanmerking kunnen komen met een oppervlakte van niet meer dan 50 m2 en een hoogte van niet meer dan 10 m (gemeten vanaf het aansluitende terrein). Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet voldoen aan deze eisen zijn er verder geen (buitenplanse) ontheffingsmogelijkheden. Plaatsing van deze bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan is slechts mogelijk na herziening van het bestemmingsplan al dan niet in combinatie met een voorafgaand projectbesluit. Wet milieubeheer Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer bepaalt welke inrichtingen onder de Wet Milieubeheer vallen. Hierin is bepaald dat inrichtingen voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie onder de Wet milieubeheer vallen. Hierop wordt een uitzondering gemaakt voor windmolens of windturbines met een rotordiameter kleiner dan 2 meter: deze vallen niet onder de Wet milieubeheer. In het “Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer” staat verder dat windturbines met een rotordiameter groter dan 2 meter geen vergunning nodig hebben, maar dat volstaan kan worden met een melding, indien: 1. de windturbines elk afzonderlijk een vaste verbinding met de bodem of waterbodem hebben in de vorm van een mast, 2. de windturbines zijn voorzien van een horizontale draai-as van de rotor, 3. de afstand tussen een afzonderlijke windturbine en de dichtstbijzijnde woning of andere geluidgevoelige bestemmingen ten minste 4 maal de as-hoogte bedraagt (ashoogte is afstand van het plaatselijke maaiveld tot de horizontale draaias), en 4. de windturbine of het samenstel van windturbines een gezamenlijk elektrisch vermogen heeft, kleiner dan 15 MW. Het vermogen van een kleine windturbine is beperkt. Het is niet aannemelijk dat dit criterium van belang is voor kleine turbines. Indien de rotordiameter groter is dan 2 meter en de turbine niet voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden, is een milieuvergunning in het kader van de Wet milieubeheer noodzakelijk. Overigens dient de turbine, ook als alleen een melding nodig is, te voldoen aan een aantal algemene regels waarmee de invloed op de omgeving beperkt wordt. De belangrijkste aspecten hierbij zijn geluid, slagschaduw, lichtschittering en veiligheid. Aangrijpingspunten voor beleid De technische toetsing in het kader van de bouwvergunning en de toetsing in het kader van de Wet Milieubeheer zal geen problemen opleveren bij de plaatsing van kleine windmolens. In de praktijk zal de Wet milieubeheer zich niet verzetten tegen het verlenen van de (eventueel) benodigde vergunning, indien de aanvrager de benodigde informatie betreffende de hinderaspecten (geluid, trilling en gevaar) kan leveren en voldaan wordt aan de wettelijke eisen. 2
Bovendien zal waarschijnlijk voor de meeste kleine windmolens kunnen worden volstaan met een milieumelding of is op basis van de milieuregelgeving zelfs helemaal geen gemeentelijke toe- of instemming vereist. Het Bouwbesluit is een uniforme landelijke regeling (AMvB). In dit besluit staan algemene regels en voorwaarden waaraan een bouwwerk moet voldoen. Het betreft hierbij zowel eisen die gesteld worden aan de constructie en de veiligheid van het gehele bouwwerk als normen waaraan de verschillende componenten moeten voldoen. Deze toetsing levert in de praktijk geen problemen op. Indien de aanvrager de juiste informatie aanlevert, kan de aanvraag getoetst worden op de criteria die hiervoor aanwezig zijn. Dit betekent dat een lokaal (vestigings)beleid voor kleine windmolens vooral gebaseerd zal moeten zijn op het bestemmingsplan en de welstandseisen (de twee overige toetsingsgronden van de Woningwet). Het bestemmingsplan en de welstandsnota worden ook door het gemeentebestuur vastgesteld. Daardoor kan de inhoud hiervan (tot op zekere hoogte) ook lokaal worden aangestuurd.
3. Lokale regelgeving Het bestemmingsplan Voor grote windturbines zijn in de voor Texel momenteel geldende bestemmingsplannen bewust wel of geen regels opgenomen. Omdat kleine windturbines een betrekkelijk nieuw fenomeen zijn, worden deze in geen enkel voor Texel geldend bestemmingsplan specifiek genoemd. De bestemmingsplannen bevatten wel in algemene zin regels ten aanzien van de plaatsing van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waartoe de kleine windturbines kunnen worden gerekend. In dit kader kan worden getoetst aan de volgens het bestemmingsplan (a) geldende bestemming van de bewuste locatie en (b) de afmetingen die het bouwwerk binnen die bestemming maximaal mag hebben. Omdat de bestemming van de locatie door het plaatsen van een kleine windturbine niet zal veranderen, levert dit criterium geen belemmering op. Voorwaarde hiervoor is wel dat de turbine gebruikt wordt voor de energievoorziening van de locatie waar hij geplaatst wordt of anderszins ondersteunend is aan het gebruik dat volgens het bestemmingsplan voor de betreffende locatie toelaatbaar is (bijvoorbeeld het leveren van energie voor de ter plaatse binnen een bestemming wegen aanwezige verkeersverlichting). In dat geval kan de turbine gezien worden als een installatie die bij het gebouw hoort. Indien de energieproductie van de turbine(s) groter is dan het verbruik op de locatie en er energie geleverd wordt aan andere gebouwen, verandert de bestemming wel. Over het algemeen zal de energieproductie de vraag van het gebouw niet overtreffen en zal dus aan deze voorwaarde worden voldaan. De volgende vraag is dan of de turbine in overeenstemming is met de bouwvoorschriften die in het bestemmingsplan voor de betreffende bestemming zijn opgenomen. Het belangrijkste voorschrift dat hierbij een rol speelt is de maximale bouwhoogte die in het bestemmingsplan is opgenomen. In het algemeen bieden de bestemmingsplannen op Texel binnen de bebouwde kom mogelijkheden voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 6 m. In het agrarisch gebied is de maximaal toelaatbare hoogte voor deze bouwwerken (binnen agrarische bouwvlakken) 10 m. Voor woningen in het buitengebied geldt voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde een hoogtemaat van maximaal 5 m. Voor de meeste bedrijventerreinen op Texel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 8 m toelaatbaar (alleen voor het bedrijventerrein Oudeschild geldt in het bestemmingsplan een lagere hoogte, 6 m). Bovenop deze hoogtematen bevatten de bestemmingsplannen verder nog binnenplanse ontheffingsregelingen op grond waarvan voor bouwwerken, geen gebouw zijnde die hoger zijn dan de bovengenoemde bestemmingsplanvoorschriften toestaan een ontheffing kan worden verleend. Deze ontheffing is de meeste gevallen begrensd tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hoogte van maximaal 10 m. In enkele bestemmingsplannen (Den Burg, De Koog
3
en ’t Horntje) zijn de mogelijkheden voor ontheffingverlening ruimer en is deze ontheffingsgrens bepaald op 15 m. Daarentegen is in het bestemmingsplan Buitengebied het verlenen van ontheffing beperkt tot maximaal 10 % overschrijding van de in het plan opgenomen hoogtematen. Anders dan de in een bestemmingsplan bij iedere bestemming opgenomen reguliere voorschriften, creëert een binnenplanse ontheffingregeling echter geen bouwrechten. Toepassing van deze ontheffingsregeling is een bevoegdheid waar een zorgvuldige (ruimtelijke) belangenafweging aan ten grondslag moet liggen. Dat betekent dat per geval moet worden beoordeeld of voor een bouwwerk, geen bouwwerk zijnde van de in het bestemmingsplan opgenomen hoofdregels ten aanzien van de maatvoering kan worden afgeweken. Redelijke eisen van welstand De welstandscriteria waaraan getoetst wordt, zijn opgenomen in de welstandsnota van de gemeente Texel. In deze nota wordt een onderscheid gemaakt tussen twee welstandsniveau’s: (1) het bijzondere welstandsniveau en (2) het welstandsvrije niveau. Het bijzondere welstandsniveau is op een beperkt deel van Texel van toepassing. Het betreft de historische (dorps)kernen en de uitlopers. Het grootste deel van Texel is in de welstandsnota aangemerkt als welstandsvrij. Hieronder vallen de overige woongebieden, werkgebieden en het landelijk gebied. Voor de gebieden (bijzonder welstandsniveau) waarvoor het welstandstoezicht nog wel geldt, wordt ieder bouwplan getoetst aan de algemene en gebiedsgerichte criteria van de welstandsnota. Voor het welstandsvrije gebied vindt er in het algemeen geen welstandstoets meer plaats. Desalniettemin kan binnen de welstandsvrije gebieden toch sprake zijn van welstandstoetsing in het geval er thematisch beleid van toepassing is. Dit is het geval bij bouwactiviteiten aan, nabij of voor de volgende objecten: stolpboerderijen, vissers- of loodswoningen, schapenboeten, masten, windturbines en soortgelijke bouwwerken, reclameuitingen, monumenten en dorpsranden. Ook kleine windmolens worden tot deze objecten gerekend. Met betrekking tot de plaatsing van masten en windmolens wordt in de welstandsnota gesteld dat deze bouwwerken qua vormgeving en kleurstelling moeten aansluiten bij de specifieke omgevingskwaliteiten en wordt verder verwezen naar een afzonderlijk te ontwikkelen nota, waarmee feitelijk het onderhavige document wordt bedoeld. Mogelijkheden bestaande lokale regels versus ontheffing De bestaande gemeentelijke regelgeving van de gemeente Texel sluit de plaatsing van kleine windmolens op zich niet uit. Op grond van artikel 44 Woningwet zal voor een windturbine die in overeenstemming is met het bestemmingsplan en voorzien is van een positief welstandsadvies ook een bouwvergunning moeten worden verleend. Echter, sommige initiatieven om kleine windmolens te plaatsen zullen niet, of slechts na binnenplanse ontheffing, passen in het bestaande bestemmingsplan. Dit maakt het noodzakelijk om ontheffingsregels te ontwikkelen die aangeven wanneer aan een initiatief gemeentelijke medewerking kan worden verleend en wanneer niet.
4. Gemeentelijk beleid Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat het gemeentelijke beleid zich dient te richten op de ruimtelijke aspecten en de welstandseisen. Deze twee aspecten worden hieronder behandeld. Begrenzing ruimtelijke procedure Het plaatsen van kleine windmolens wordt in eerste instantie gebaseerd binnen de ruimtelijke mogelijkheden van de bestaande bestemmingsplannen (inclusief binnenplanse ontheffing) aangevuld met de ruimtelijke mogelijkheden van een artikel 3.23 Wro-ontheffing. Aan de plaatsing van kleine windturbines buiten dit kader zal geen medewerking worden verleend via projectbesluiten of bestemmingsherzieningen. Redenen hiervoor zijn ten eerste het feit dat met plaatsing van kleine windturbines eerst meer ervaring moet worden opgedaan. De risico’s en
4
effecten van deze apparaten zijn nog niet volledig bekend. Ten tweede is het praktisch niet uitvoerbaar en efficiënt om voor de plaatsing van iedere kleine windmolen een apart bestemmingsplan op te stellen. Ten derde wordt ingeschat dat het hanteren de aan artikel 3.23 Wro en binnenplanse ontheffingsregelingen verbonden begrenzingen in ieder geval reële mogelijkheden biedt om voor de korte termijn op Texel verder te experimenteren met de plaatsing van kleine windmolens. Voor de kleine windmolens die de gemeente zelf nog overweegt te plaatsen is de hoogtegrens van 10 m geen onoverkomelijk beletsel. Voor de langere termijn zal de, op zichzelf wenselijke plaatsing van kleine windmolens explicieter worden meegenomen bij de toekomstige herziening van de nu voor Texel geldende bestemmingsplannen. In de toekomstige bestemmingsplannen zal een binnenplanse ontheffingsregeling voor de plaatsing van kleine of gebouw gebonden windmolens worden opgenomen die een grotere hoogte toelaat dan de nu in de meeste bestemmingsplan geldende bebouwingsvoorschriften voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een ontheffing tot maximaal 15 m hoogte zal dan mogelijk zijn. Om de plaatsing van kleine windmolens ook op gebouwen mogelijk te maken is het hanteren van een ruimere hoogtegrens dan 10 m namelijk wel wenselijk. De 15 m zal in dit verband in voorkomende gevallen gelden voor de as-hoogte van de turbine (dat betekent dat de totale hoogte van een turbine boven de 15 m nog kan worden vermeerderd met de lengte van de wieken). De in deze notitie geformuleerde plaatsingsvoorwaarden zullen daarbij als richtsnoer voor het (kunnen) verlenen van deze ontheffingen gelden. Overigens geldt hierbij uiteraard wel het voorbehoud dat met de verlening van ontheffingen voor kleine windmolens op basis van de bestaande bestemmingsplannen en artikel 3.23 Wro opgedane ervaringen kunnen leiden tot een aanpassing of versoepeling van deze voorwaarden. Situering kleine windmolens De toelaatbaarheid van kleine windmolens is op de eerste plaats afhankelijk van het gebiedstype waarin deze worden geplaatst. Het is duidelijk dat in woongebieden strengere eisen worden gesteld aan de toepassing van turbines omdat zij hier sterker worden beleefd. In dit stuk worden de volgende gebiedstypen onderscheiden: woongebieden, recreatieterreinen, bedrijventerreinen en buitengebied. In ieder geval heeft aansluiting bij reeds bestaande masten (GSM of UMTSantennes) of andere technische voorzieningen indien mogelijk in alle gevallen de voorkeur. Omdat de plaatsing van kleine windturbines valt onder het thematische welstandsbeleid geldt dat deze windturbines qua vormgeving en kleurstelling dienen aan te sluiten bij de specifieke omgevingskwaliteiten. Dit zal door de welstandscommissie worden beoordeeld aan de hand van de criteria uit de welstandsnota. Plaatsing in woonomgeving Omdat de invloed van turbines door de draaiende delen op de omgeving groot kan zijn, dient er terughoudend omgegaan te worden met het toestaan van turbines in woonwijken. Beschermde stads- of dorpsgezichten mogen in ieder geval niet aangetast worden door de plaatsing van turbines. Hetzelfde geldt voor rijks- of gemeentelijke monumenten. Windturbines worden daarom bij voorkeur niet toegestaan in woonwijken omdat deze te nadrukkelijk aanwezig zijn. Dat betekent dat er op Texel in beginsel geen ontheffingsmogelijkheden zijn voor kleinschalige windturbines binnen de bebouwde kom (met uitzondering van bedrijventerreinen of maatschappelijke voorzieningen, zie hier onder). Wel kan in de toekomst bij herziening van bestemmingsplannen worden nader worden afgewogen in hoeverre plaatsing van kleine windmolens toch ruimtelijk aanvaarbaar is. Daarbij geldt dat geen afbreuk mag worden gedaan aan de bestaande stedenbouwkundige kwaliteit en zal de plaatsing uit oogpunt van veiligheid en geluidshinder ook mogelijk moeten zijn. Hierbij speelt de verwachting dat de voortschrijdende technologische ontwikkeling in de toekomst zal leiden tot steeds kleinere, kleine windmolens waardoor deze bouwwerken straks mogelijk geschikter zullen zijn voor plaatsing in een woonwijk. Plaatsing op bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen Op bedrijventerreinen zijn de kleine turbines breed toepasbaar. Het betreft hier situaties waar reeds van een concentratie van bedrijfsmatige activiteiten sprake is waarmee de schaal en aard
5
van de windturbines vergelijkbaar zijn. Voor zover maatschappelijke voorzieningen zich niet direct in een woonomgeving bevinden, geldt eveneens dat plaatsing van een gebouw gebonden windturbine ruimtelijk geen grote verandering brengt in de al aanwezige activiteiten. Plaatsing in buitengebied Hoewel de impact van de kleine windturbines aanmerkelijk minder is dan de impact van de grote turbines, kunnen ook deze kleine turbines storend werken. Daarom dient ook in het buitengebied met enige terughoudendheid met de plaatsing van deze kleine turbines te worden omgegaan. Vooral in een open landschap als dat van Texel vallen zaken als windturbines en masten vaak op. Kleine windmolens worden alleen toegestaan op of naast een bouwwerk, binnen het bouwblok. Voorts zijn ook in het buitengebied gevoelige locaties aanwezig waar plaatsing van windturbines niet passend is (zoals natuurgebieden). Die locaties dienen tegen de plaatsing van windmolens te worden beschermd. Plaatsing op recreatieterreinen Ook op recreatieterreinen zijn kleinschalige windmolens tot op zekere hoogte toepasbaar. De landschappelijke waarden van deze terreinen zijn over het algemeen niet zeer hoog. Recreatieterreinen kunnen worden onderscheiden in terreinen voor dagrecreatieve terreinen en terreinen voor verblijfsrecreatie. Omdat op verblijfsrecreatieterreinen door mensen wordt overnacht (recreatiewoningen/appartementen), is het vanwege de mogelijke hinder niet wenselijk dat kleine windmolens op het gehele terrein worden geplaatst. De mogelijkheid van plaatsing van kleine windmolens op terreinen voor verblijfsrecreatie dient beperkt te blijven tot plaatsing op of direct bij de op deze terreinen aanwezige centrale voorzieningen die op enige afstand van de recreatie-eenheden zijn gesitueerd en waar zich vaak ook al de overige technische voorzieningen voor het recreatieterrein bevinden. Voor zover dagrecreatieve terreinen binnen de bebouwde kom aanwezig zijn of zich overigens vlak bij een woonomgeving bevinden, geldt dat plaatsing van kleine windmolens niet in beeld is. Voor zover dagrecreatieve terreinen niet in de buurt van woningen liggen, geldt dat plaatsing van kleine windmolens net als bij de verblijfsrecreatieve terreinen binnen het bouwblok kan worden overwogen. Ontheffingenbeleid Op basis van het bovenstaande zijn de volgende voorwaarden geformuleerd waar de plaatsing van een kleine windmolen aan moet voldoen, voordat de gemeente meewerkt aan een binnen- of buitenplanse ontheffingsprocedure om de windmolen te plaatsen. 1. Ontheffing van het bestemmingsplan is in beginsel mogelijk voor de plaatsing van kleinschalige windturbines: a) buiten de bebouwde kom in landschappelijk minder gevoelige gebieden langs verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, (verkeers)knooppunten, bedrijventerreinen, recreatieterreinen en binnen de agrarische bouwvakken van bestaande agrarische bedrijven; b) binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen; c) binnen de bebouwde kom bij maatschappelijke voorzieningen die niet direct grenzen aan woonbebouwing; d) bij solitaire woonbebouwing in het buitengebied; 2. Ontheffing van het bestemmingsplan voor de plaatsing van een kleinschalige windturbine is in ieder geval niet mogelijk: a) in of nabij bossen, duinen of natuurgebieden; b) in of nabij beschermde stads- en dorpsgezichten; c) in of nabij monumenten of waardevolle kleinschalige dorpskernen en waardevolle dorps- en/of stadsrandzones; d) in een woonomgeving;
6
3. bij de plaatsing en hoogtebepaling van de turbine moet verder rekening worden gehouden met: a) een goede ruimtelijke inpassing; b) het bewaren van een voldoende afstand tot de (openbare) weg ter voorkoming van ongevallen als gevolg van een defect aan de turbine, dan wel de veiligheid van derden in het algemeen; 4. De turbine moet functioneel gebonden zijn aan het gebouw (de opgewekte energie mag het verbruik van het gebouw niet overtreffen) of de bestemming van de locatie waar de turbine wordt geplaatst (de plaatsing van de turbine dient niet primair de commerciële levering van energie aan derden); 5. De turbines dienen waar mogelijk gekoppeld te worden aan andere technische voorzieningen, zoals GSM of UMTS antennes. Bovengenoemde voorwaarden zijn beleidsregels in de zin van Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en zijn gebaseerd op de ontheffingsbevoegdheid van artikel 3.6 (binnenplanse ontheffing) en 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Bovengenoemde ontheffingregels gelden in samenhang met de gebruikelijke regels van de Woningwet en Wet milieubeheer van toepassing. Dat betekent voor de plaatsing van een kleine windmolen een bouwvergunning is vereist die pas kan worden verleend als voor bouwaanvraag ook een positief welstandadvies afgegeven en de windmolen voldoet aan de bouwtechnische voorschriften. Daarnaast dient voordat de windmolen kan worden geplaatst vooraf te worden onderzocht of de plaatsing in overeenstemming is met de geldende milieuvoorschriften.
7
Bijlage: verschillende windturbines Om een beeld van de verschillende typen te krijgen, worden in deze bijlage een aantal turbines besproken die op dit moment op de markt zijn. Dit zijn: 1. 2. 3. 4. 5.
De Turby De Windwall De Provane De Energy Ball De Don Qi
Dit zijn merknamen. Er zijn ook ander turbines op de markt. Deze zijn voor zover bekend qua verschijningsvorm allen variaties op deze types. De Turby De Turby is een verticale as-turbine, die is gebaseerd op het liftprincipe. Door het liftprincipe is de turbine haast niet te zien wanneer hij draait (enkel de mast is zichtbaar). De turbine van de Turby heeft een rotordiameter van 2 meter en een hoogte van 3 meter. De rotor staat op een (getuide) mast van 5 tot 7,5 meter. De hoogte van de mast is afhankelijk van het gebouw waar de turbine op wordt geplaatst. Een breder gebouw vereist een hogere mast. Het gewicht van de Turby, inclusief mast bedraagt 200 tot 250 kilogram. Er zijn plannen voor de toekomst om een productfamilie voor de Turby te ontwikkelen waarbij de Turby opgeschaald wordt Het starten, regelen en beveiligen van de turbine is geïntegreerd in de generator-converter combinatie. Met dit systeem kan de turbine door de generator geremd worden. Op deze manier is geen mechanische rem nodig. Tot op heden zijn er in Nederland nog maar enkele Turby’s geplaatst.
De Provane 5 De Provane 5 is een doorontwikkeling van een bestaande windturbine, de VIRYA. Het is een horizontale asturbine van het standaardtype. Visueel lijkt de Provane 5 op de grote windturbines die in het Nederlandse landschap staan. De techniek die wordt toegepast, is echter erg verschillend. De Provane 5 heeft een vaan, die ervoor zorgt dat de turbine naar de juiste windrichting draait.
8
De Provane 5 heeft een rotordiameter van 5 meter, en weegt compleet 720 kilogram. Dit is inclusief de zes meter lange dakmast waarmee de turbine op een gebouw geplaatst wordt. Deze dakmast wordt los op een gebouw geplaatst en verzwaard met grindtegels als ballast. Tussen het dak en de constructie worden rubberen tegels geplaatst om trillingen op te vangen. De turbine heeft een gelijksoortige beveiliging als de Turby en om de turbine tot stilstand te brengen, wat ook de karakteristieke manier van afremmen is voor een direct aangedreven generator. Ook bij de Provane wordt de generator kortgesloten waardoor de weerstand toeneemt en de rotor tot stilstand komt. De generator is ruim gedimensioneerd zodat deze niet doorbrandt bij het kortsluiten. Er zijn al volop proefprojecten met de Provane 5 uitgevoerd. De turbine is ook als compleet product verkocht en geplaatst. Van dit type windturbine zijn diverse andere merken op de markt. De Montana Ook de Montana windmolen lijkt sterk op de al bekende grote windmolens. De Montana heeft een rotordiameter van 5 m en wordt geplaatst op een 12 m tot 24 m lange mast. Over de gehele wereld zijn al diverse Montana’s verkocht en geplaatst. In Nederland staat er 1 in een testopstelling. Met een masthoogte van tot maximaal 24 m is de Montana onder de kleine windmolens wel één van de grootste. De fabrikant van de Montana, Fortis, heeft echter ook nog enkele soortgelijke windmolens met kleinere afmetingen in zijn assortiment.
De Windside De Windside is een verticale asturbine, die niet werkt met het liftprincipe, maar als een soort zeil . De turbine draait daarom nooit sneller dan de wind. Ook deze turbine kan wind uit alle richtingen vangen.
9
De Windside is eind jaren zeventig ontwikkeld. De turbine is oorspronkelijk ontwikkeld voor werking in zogeheten eilandbedrijf, dus voor plaatsen waar geen elektriciteitsnet is, zoals offshore en in afgelegen gebieden. Mede vanuit dit oogpunt is de robuuste, duurzame Windside ontstaan. De Windside is al sinds 1982 op de markt en wordt overal ter wereld toegepast binnen het toepassingsgebied dat door de ontwerper beoogd was: in eilandbedrijf. Naast het toepassingsgebied voor de robuuste turbine (eilandbedrijf) wordt de Windside op de markt gezet als een elektriciteitsleverend kunstobject, zowel vrijstaand als op gebouwen. De Windside is uitontwikkeld, en is er van bekend wat de opbrengsten zijn. Wat nog niet bekend is, is het gedrag van de turbine in de gebouwde omgeving, omdat hier nog geen projecten mee uitgevoerd zijn. Er bestaat een complete productfamilie van de Windside, waarbij de naamgeving aangeeft hoe groot het windvangend oppervlak van de turbine is in vierkante meter. Hieronder zullen kort de gegevens van een aantal Windside turbines weergegeven worden: • • • •
De WS 0,15C heeft een rotordiameter van 0,34 meter en een hoogte van 0,5 meter; de WS 0,3C heeft een rotordiameter van 0,3 meter en een hoogte van 1 meter; de WS 2,0B heeft een rotordiameter van 1 meter en een hoogte van 2 meter; de WS 4C heeft een rotordiameter van 1 meter en een hoogte van 4 meter.
Daarnaast zijn er op papier nog grotere turbines. De WS 4C past wat afmetingen betreft bij de turbines die in voorgaande paragrafen zijn beschreven. De WS 4C weegt 700 kilogram, en wordt geplaatst op een standaardmast van 2 of 4 meter, zowel op daken als op de grond. De Windside kent, in tegenstelling tot de andere windturbines, geen vorm van beveiliging om de turbine stop te zetten. Dit is volgens de fabrikant ook niet nodig, want de turbine draait niet snel, waardoor de turbine makkelijk met de hand stilgezet kan worden. Daarnaast hoeft de turbine niet stilgezet te worden bij zeer hoge windsnelheden, de turbine is namelijk robuust genoeg om te blijven werken. Energy Ball De Energie Ball heeft een zeer aparte vormgeving en wordt gekenmerkt door een horizontale draaiende as waaromheen boogvormige rotorbladen in de vorm van een luchtig vormgegeven bolletje draaien. Hierdoor is de rotor tijdens het draaien nagenoeg doorzichtig. De Energy Ball wordt geleverd door Home Energy en is leverbaar in 2 uitvoeringen, te weten de V100 en de V200, waarbij het getal duidt op de diameter in centimeters. De energieball wordt op een 9 tot 15 meter hoge mast geplaatst voor maximale opbrengst.
Don Qi Een vrij jonge ontwikkeling is de Don Qi, die er nog het meest uitziet als een straalmotor van een verkeersvliegtuig, met een driebladige rotor, en waarbij de maximale maat 2 meter bedraagt.
10
Dit type kan vrij dicht op de bebouwing worden geplaatst, omdat deze verschijningsvorm niet gevoelig is voor windturbulentie rondom het gebouw waaraan de turbine bevestigd is. De opbrengst wordt dus niet negatief beïnvloed door windturbulentie, wat een lagere plaatsing mogelijk maakt.
Andere kleine windturbines Naast de bovengenoemde windturbines zijn er ook andere merken en types op de markt. In grote lijnen komen deze overeen met de hierboven genoemde types.
11