BELEID ACTUEEL
Het informatieblad van I&O Research
V Nummer 2 - 2010
www.ioresearch.nl
INHOUDSOPGAVE Onderzoek koopstromen Oost-Nederland Effectiviteit van inburgering S&O Ede vertrouwt op detachering Koopgedrag in Oost-Nederland is veranderd Imago-onderzoek Fryslân Een greep uit recente onderzoeken
COLOFON I&O Research Postbus 563 7500 AN Enschede Telefoon: (053) 48 25 000 E-mail:
[email protected]
Vr a g e n e n l u i ste r e n .
Vr a g e n e n l u i ste r e n .
I&O Research onderzocht koopstromen Oost-Nederland
V
René Mos: “De consument heeft altijd gelijk” I&O Research voerde het afgelopen jaar het koopstromenonderzoek OostNederland uit. Het onderzoek is een initiatief van de Kamer van Koophandel en geeft inzicht in consumentenstromen naar winkelgebieden. Een gesprek over verrassende uitkomsten en nieuwe ontwikkelingen met René Mos, voorzitter van de begeleidingscommissie van het onderzoek, en Thijs Lenderink, de nieuwe account manager Economie & Ruimte van I&O Research. René Mos is adjunct-directeur van het kennis- en adviescentrum van de Kamer van Koophandel Oost-Nederland. Dit unieke onderzoekscentrum, alleen de Kamer in het Oosten beschikt over een eigen onderzoeksafdeling, moet bij alle onderzoeken die de Kamer laat uitvoeren betrokken worden. Zo ook bij het koopstromenonderzoek. Dat leverde weer vele nuttige resultaten op, maar de belangrijkste uitkomst daarvan ontdekte hij eigenlijk pas tijdens zijn ‘roadshow’ langs
aan het onderzoek deelnemende gemeenten. Daar presenteerde hij de onderzoeksuitkomsten ook aan plaatselijke detailhandelaren.
Kooplekken Mos: “Een ondernemer in Hengelo wees me terecht op het bestaan van een aantal ‘kooplekken’. Wanneer je de consumentenstroom binnen een kern en de toevloeiing van buitenaf bij elkaar optelt, krijg je het consumentendraagvlak voor die winkelkern. (vervolg op pagina 2)
Beleid Actueel is een uitgave van I&O Research en verschijnt drie keer per jaar
V
(vervolg van pagina 1)
Als je nu kijkt naar de ontwikkelingen in het totale onderzoeksgebied, dan blijkt dat heel veel kernen een lager draagvlak hebben dan tien jaar geleden. Daar staan niet evenredig veel kernen tegenover die daar de winst vandaan hebben gehaald. Dat verschil is dus ergens anders naartoe gegaan. Redenerend vanuit winkelcentra, is er dus sprake van een kooplek. Het is zeer waarschijnlijk dat deze consumenten hun heil op internet hebben gezocht.” Thijs Lenderink beaamt dit: “I&O Research heeft een vraag over internetaankopen toegevoegd. Daaruit blijkt dat internet langzamerhand een steeds belangrijkere factor wordt, ten koste van winkelcentra.” Het koopstromenonderzoek is een van de eerste opdrachten waar Lenderink binnen I&O Research aan mee kon werken. “Na dik twintig jaar
www.koopstromen.nl Al vijfentwintig jaar initieert de Kamer van Koophandel Oost-Nederland samen met de provincie Overijssel en de betrokken gemeenten het koopstromenonderzoek. Dit onderzoek wordt iedere vijf jaar uitgevoerd en geeft een beeld van het economische draagvlak voor winkelgebieden. Ook in 2010 is er weer een koopstromenonderzoek gedaan, uitgevoerd door I&O Research. Inzicht in de koopstromen biedt beleidsmakers handvaten voor detailhandelsvisies. De binding die een winkelgebied met de eigen kern heeft en de toevloeiing vanuit andere kernen vormen een belangrijk aspect. Het feit dat deze aspecten al jarenlang worden gemonitord maakt het koopstromenonderzoek tot een rijke bron van kennis. I&O Research accountmanager Thijs Lenderink: “Dit onderzoek is in Oost-Nederland een unieke traditie en veel deelnemende gemeentes doen elke keer weer mee. Hierdoor zijn de resultaten tussen gemeenten onderling goed in beeld te brengen en in de tijd te plaatsen.” Voor meer informatie en de resultaten: www.koopstromen.nl
overheidservaring, tot voor kort was ik hoofd Onderzoek en Statistiek bij de gemeente Arnhem, is het goed om nu eens aan de marktkant van een onderzoeksbureau te zitten”, zegt hij. “De gerichte focus op onderzoek en advies bij I&O Research bevalt me tot nu toe erg goed.”
Internetondernemers Volgens Lenderink zijn er vanwege e-commerce tal van bewegingen aan de gang in de detailhandelsector: “Wij hebben eerder een onderzoek uitgevoerd naar de nieuwe ‘kleine winkel’. We zagen dat die ondernemers van het begin af aan zowel fysiek als online actief zijn. Soms beginnen ze zelfs alleen op internet, dan komt er later pas een fysieke winkel of showroom bij”. Mos staaft die waarneming aan zijn databestanden. “Wij kunnen dat in ons handelsregister ook zien”, stelt hij. “Het aantal fysieke winkels neemt af, maar de hoeveelheid detailhandel neemt rap toe. Dat zijn allemaal webwinkels, die vaak gewoon vanuit huis opereren. Daar moeten gemeenten in hun detailhandelsvisie ook rekening mee gaan houden, bijvoorbeeld als het gaat om het faciliteren van webwinkels aan huis of om het creëren van distributieruimte voor webwinkels op bedrijventerreinen. Bij zulke visies wordt nu nog teveel gedacht vanuit enkel de verhouding winkels in stadscentra versus perifere winkellocaties.”
Goed onderzoek Een belangrijke waarde van onderzoeken zoals dit koopstromenonderzoek is, dat het overheden en ondernemers dwingt om verder te kijken dan de neus lang is. Volgens Mos blijkt uit zijn gesprekken dat veel winkeliers dan ontdekken dat cijfers echt niet liegen. “Locatus heeft vorig jaar wat onrust gezaaid door bij hun passantentellingen te constateren dat eigenlijk alle winkelgebieden veel minder bezoekers ontvangen. De winkeliers schreeuwden toen moord en brand, want hun omzetcijfers bleven gelijk. Ik ben er nu van overtuigd dat Locatus gelijk heeft: mensen gaan thuis op internet kijken en vervolgens heel gericht hun aankoop doen. Consumenten gaan niet meer de ene winkel in en de andere uit”, aldus Mos. “Ook bij het koopstromenonderzoek kom ik wel vaker winkeliers tegen die 2
zich niet herkennen in de onderzoeksresultaten. Ik wijs er dan op dat het onderzoek kwalitatief goed is uitgevoerd en dat je sommige dingen anders kunt zien, maar: de consument heeft altijd gelijk.”
“Consumenten gaan niet meer de ene winkel in en de andere uit” 80-20 Het koopstromenonderzoek is slechts één van vele onderzoeken die het KvK kennis en adviescentrum ontwikkelt. In feite beschikt het centrum over een ‘gouden berg’ aan gegevens. Via databases kunnen KvK-woordvoerders tachtig procent van de vragen rechtstreeks beantwoorden. Mos: “De overige twintig procent is net even wat ingewikkelder, die lossen wij persoonlijk op. Bij de helft daarvan weten we het niet direct, maar de wereld is mijn bibliotheek. Voor ogenschijnlijk onmogelijke vragen hebben wij een levertijd van twee weken.”
Z(Z)P’er trends Het onderzoekscentrum komt eraan te pas bij vragen van overheden, pers en ondernemers. Gemeenten die vrezen voor verborgen werkloosheid onder ZZP’ers willen bijvoorbeeld weten hoe ze daar beleid op kunnen maken. Volgens Mos is het nog maar de vraag of je dat moet doen: “De jonge generatie wil werken wanneer en voor wie het haar uitkomt. Daardoor groeit het aantal ZZP’ers. Ook de ZP’er zie je steeds vaker, de zelfstandige professional. Die is heel goed in een specifiek werkterrein en verhuurt zichzelf aan bazen als een soort zelfstandige ondernemer. Deze mensen zijn niet werkloos maar zelfstandige. Als ze klappen hebben gehad, zoeken ze weer een baan of zien we ze bij het UWV terug. Dus over de ZZP’ers en ZP’ers die je niet ziet hoeven we ons helemaal niet druk te maken. Die redden zich wel.”
Effectiviteit van inburgering: gemeenten vs inburgeraars Wanneer is iemand ingeburgerd? Als men aan alle Nederlandse tradities meedoet? Of (accentloos) de Nederlandse taal spreekt? Vrijwilligerswerk doet, naar school gaat of werkt? Er is nog geen eenduidige definitie voor het begrip ‘ingeburgerd’.
Om hier enig houvast in te krijgen zijn er eisen opgesteld voor het taalniveau. De inburgeraar voldoet aan de inburgeringsverplichting als men op alle examenonderdelen van het inburgeringstraject minstens het A2-niveau haalt. Gemeenten leggen vast hoeveel inburgeringstrajecten zij jaarlijks willen faciliteren en het slagingspercentage. Om deze beleidsdoelstellingen te evalueren, kan dus gemakkelijk naar de registratiegegevens gekeken worden. Maar dit is maar één kant van het verhaal. Taal is een hulpmiddel om te kunnen participeren in de maatschappij. Dan is het inburgeringsbeleid pas echt effectief, aldus verschillende gemeenten. De inzet is om inburgeraars aan het (vrijwilligers)werk of aan een studie te krijgen. Om dit te bereiken bieden steeds meer gemeenten duale trajecten aan, waarin het leren van de taal gecombineerd wordt met de praktijk. Ook heeft de rijksoverheid het inburgeringsexamen
hier meer op afgestemd, door middel van de cruciale praktijksituaties en het portfolio.
met de inburgeraars zelf. Inzicht in de ervaringen van de inburgeraars zorgt voor praktische verbeterpunten voor bijvoorbeeld de schoollocatie, lestijden, aansluiting naar werk en stages en het taalniveau na slagen. Met deze informatie kunnen gemeenten hun inburgeringbeleid waar nodig bijschaven en (verder) optimaliseren of gebruiken in het aanbestedingstraject.
Om dit in kaart te krijgen, kunnen onder meer de volgende vragen gesteld worden: Wat zijn de verwachtingen van inburgeraars over ‘inburgering’? In hoeverre hebben zij na afloop van het traject ook het gevoel ‘ingeburgerd’ te zijn? Vinden zij dat ze voldoende de Nederlands taal beheersen om te gaan werken of studeren? Hoe ervaren zij de begeleiding vanuit de gemeente en van de trajectaanbieder? En werken deze duale trajecten wel? Zorgt dit voor een versnelde participatie?
I&O Research heeft voor verschillende gemeenten een evaluatie uitgevoerd van het inburgeringsbeleid. Uit deze onderzoeken bleek dat inburgeraars die aan de inburgeringsplicht voldoen, vinden dat ze nog onvoldoende Nederlands spreken om te kunnen gaan werken of studeren. Ze missen het zelfvertrouwen om contacten te leggen met Nederlands sprekenden. De behoefte aan een vervolgtaalcursus is groot. Ze willen graag, maar weten niet hoe ze dit moeten oppakken. En ze hebben het gevoel dat de gemeente hen hierbij niet helpt. Hoe is dat geregeld in uw gemeente? En heeft uw gemeente inzicht in de wensen en behoefte van inburgeraars? Kortom: onderzoek is van belang.
Naast de registratiecijfers is het daarom van groot belang om in gesprek te gaan
Marion Holzmann senior-onderzoeker
Participeren in de samenleving is een mooi streven, maar hoe ervaren inburgeraars dit zelf?
3
S&O Ede vertrouwt op detachering Per 1 juli heeft I&O Research STOGO Onderzoek + Advies overgenomen. STOGO detacheert onderzoekers, adviseurs en projectmedewerkers vanuit een hoogwaardig en actueel bestand van ervaren academici en starters, die direct inzetbaar zijn.
De afdeling Strategie & Onderzoek van de gemeente Ede heeft regelmatig behoefte aan extra ondersteunend personeel. Vooral als er meerdere onderzoeken tegelijk lopen beschikt de gemeente niet altijd over de noodzakelijke capaciteit. Senior-onderzoeker Saskia Heins schakelt daarom regelmatig jonge sociaal geografen van STOGO in. Saskia Heins kent STOGO al vanuit de tijd dat ze zelf promoveerde aan de Universiteit Utrecht. “Als AIO liet ik het veldwerk over aan mensen van STOGO”, herinnert ze zich. “Het viel me toen al op dat het een overzichtelijk bureau was met een gemoedelijke sfeer. STOGO werkt graag met jonge mensen en de samenwerking is prettig, heeft iets warms. Dan zoek je elkaar natuurlijk vaker op, zeker als je erop kunt vertrouwen dat het werk ook grondig en gedegen wordt verricht.”
Behoefte De jeugdmonitor, een citymarketingonderzoek, de veiligheidsmonitor, een omnibusenquête: Een vijf man sterk team, waaronder coördinator Heins, krijgt het elk jaar weer voor elkaar om de meest uiteenlopende rapporten te presenteren. “Kennis is een belangrijke
productiefactor voor een overheid. We willen daarom proactiever zijn”, zegt Heins. “We zullen de beleidsafdelingen steeds vaker uit eigen beweging opzoeken met kennis, gegevens en daaruit voortvloeiend beleidsaanbevelingen. Zo hebben we nu een economische monitor opgezet, een soort trendrapportage. Dat sluit echt aan bij een behoefte.”
Terugvallen Een deel van dit onderzoek is mede uitgevoerd met behulp van STOGO-gedetacheerden. “We hebben het vaak erg druk, dus dan is het een hele geruststelling als je voor een aantal zaken kunt terugvallen op goede externe ondersteuning. Meestal kunnen gedetacheerden al binnen drie tot vier weken bij ons aan de slag gaan. We schakelen de meeste mensen uit de STOGO-pool voor een kortere tijd hier in, of voor één of twee dagen in de week. Ze helpen ons met het veldwerk. Van het rondbrengen en ophalen van enquêtes, tot het invoeren van gegevens in SPSS, het verrichten van deskresearch op internet en het uitvoeren van analyses. Onlangs hadden we ook de beschikking over een kracht die bijna een jaar lang vrijwel full time bij ons aan de slag ging. Die maakte dan ook echt deel uit van ons team. Ze hielp mee bij verschillende onderzoeken, bijvoorbeeld het in kaart brengen van de capaciteit van begraafplaatsen in onze gemeente.” 4
Veel jong talent in de STOGOpool Al decennia lang detacheert STOGO Onderzoek + Advies jonge sociaal geografen en planologen bij diverse organisaties. De STOGOpool bestaat voornamelijk uit net-afgestudeerden en studenten die via STOGO werkervaring opdoen als (junior) onderzoeker, adviseur of projectmedewerker. Ze voeren ondersteunende taken uit en kunnen uit de voeten met SPSS en Geografische Informatiesystemen (GIS). Tijdens hun werk zijn ze in dienst van STOGO. Dat scheelt klanten veel rompslomp. Volgens coördinator detachering Maike Brokken kunnen klanten nu ook terugvallen op meer ervaren onderzoekskrachten. “We hebben momenteel ruim honderd sociaal geografen en planologen in ons bestand. Het aandeel dat al één of twee jaar werkervaring heeft, is groeiende. Zo kunnen we onze klantenkring nog beter van dienst zijn.” Contact:
[email protected]
Koopgedrag in Oost-Nederland is veranderd Waar kopen mensen doorgaans hun dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen? Maakt het daarbij uit of ze in een kleine plaats of in een grote stad wonen? En verandert het koopgedrag de laatste jaren? Vragen die worden beantwoord in het Koopstromenonderzoek Oost-Nederland 2010. De resultaten van dit onderzoek naar koopgedrag, waaraan 32.000 inwoners van Oost-Nederland en het Duitse grensgebied meededen, zijn nu beschikbaar. Het onderzoek is een initiatief van Kamer van Koophandel Oost-Nederland en Provincie Overijssel en wordt elke vijf jaar gehouden. Koopstromenonderzoek brengt in beeld waar consumenten aankopen doen, hoe winkelcentra qua omzet functioneren en hoe het winkelend publiek ze waardeert. De mate waarin inwoners aankopen doen in de eigen woonplaats neemt toe naarmate er meer inwoners zijn. Grote steden zijn met hun winkelaanbod het best in staat de koopkracht van de eigen inwoners aan zich te binden. Kleine plaatsen hebben met uitzondering van de dagelijkse aankopen een lage koopkrachtbinding. Inwoners van kleine plaatsen doen ook minder vaak boodschappen en gebruiken daarvoor juist vaker de auto. Zij kopen ook bovengemiddeld vaak via internet. Voor plaatsen met meer dan 5.000 inwoners geldt in het algemeen dat de zogenaamde toevloeiing (klanten die van buiten komen) voor dagelijkse boodschappen gemiddeld groter is dan de zogenaamde afvloeiing (eigen inwoners die elders kopen). Voor de niet-dagelijkse boodschappen is dat saldo positief bij plaatsen met meer dan 20.000 inwoners.
In de grote steden van Oost-Nederland is in elke branche, maar vooral in het modische segment (kleding en schoenen), de toevloeiing groter dan de afvloeiing. Maar juist de middelgrote plaatsen hebben gemiddeld de meeste klanten per 1.000 inwoners. Ook de waardering van de klanten voor de winkelgebieden is in middelgrote plaatsen het hoogst. Koopstromen veranderen en ook het klantenbereik van de steden is geen absoluut gegeven. Zo heeft de ontwikkeling van Plein Westermaat in Hengelo zowel effecten gehad op het verzorgingsgebied van Hengelo zelf als op dat van de omliggende steden. Naast Hengelo doet ook Zwolle het relatief goed als het gaat om niet-dagelijkse artikelen. De overige grote steden verliezen hier wat terrein, Enschede onder andere aan Duitsland. Overigens is er een aantal branchespecifieke ‘lokale helden’ in kleinere plaatsen, die beschikken over opvallend grote verzorgingsgebieden. Vergeleken met het voorlaatste onderzoek uit 2005 is er in alle plaatsen sprake van omzetgroei. De omzetstijging is het grootst in Zwolle en Zutphen en het kleinst in Emmen en Kampen. Verreweg de meeste omzet wordt in winkels gehaald. Alternatieve aankoopkanalen (zoals de markt) zijn minder belangrijk, al groeit internet wel verder, met name bij elektronica en kleding. Als de consument in Oost-Nederland gaat winkelen, krijgen nabijgelegen winkelgebieden de voorkeur. Dit betekent lang niet altijd het ook qua afstand dichtstbijzijnde winkelgebied. De consument blijft tenslotte kritisch en kiest een winkelgebied dat aan de wensen voldoet, bijvoorbeeld qua winkelaanbod maar ook qua bereikbaarheid en parkeermogelijkheden.
5
Aan het onderzoek hebben 38 gemeenten in Overijssel en delen van Gelderland en Drenthe deelgenomen. Het koopstromenonderzoek is een initiatief van de Kamer van Koophandel Oost-Nederland en de Provincie Overijssel en is uitgevoerd door onderzoeksbureau I&O Research.
Meer informatie over het onderzoek is te lezen op www.koopstromen.nl
Imago-onderzoek Fryslân Onder de noemer ‘Merk Fryslân’ is door de provincie Fryslân een project gestart dat als doel heeft een breder, bewuster en eigentijdser beeld te creëren van Fryslân, bij zowel de Friezen zelf als daarbuiten, dan dat er (waarschijnlijk) nu bestaat. Het onderzoek moet de vraag beantwoorden hoe bekend de naam Fryslân is, welke beelden en associaties er over/bij Fryslân en de Friezen bestaan en het in kaart brengen hoe het gebied Fryslân wordt gewaardeerd. I&O Research heeft, om deze beeldvorming in kaart te brengen, een imago-onderzoek uitgevoerd onder Nederlandse en Vlaamse respondenten en onder respondenten uit het Duitse grensgebied.
uiteraard water zelf. Ook de Elfstedentocht wordt vaak genoemd. De Duitsers zien Fryslân als een vakantiegebied: zee, strand en vakantie zijn de vaakst genoemde associaties. De Belgen hebben vooral associaties met de Friese taal, water en de Elfstedentocht.
Elfstedentocht
Trots
Uit het onderzoek komt naar voren dat 51 procent van de Nederlanders bekend is met de naam Fryslân. Onder de Belgen en de Duitsers is dit respectievelijk 5 en 8 procent. Een kwart van de Nederlandse respondenten is ook wel eens in Fryslân geweest.
Drievijfde van de Nederlandse respondenten oordeelt (zeer) positief over Fryslân. Onder de Belgen en de Duitsers is dit in beide gevallen 38 procent. Ruim een kwart van de Nederlanders is trots op Fryslân, een vijfde voelt zich verbonden met Fryslân. Veel respondenten zien Fryslân vooral als een bezoeklocatie (rond de 75 procent). Verder valt op dat de Duitse respondenten Fryslân aantrekkelijker vinden om te wonen en
Nederlandse respondenten associëren Fryslân vooral met watergerelateerde aspecten: zeilen, meren, watersport en
De Friezen worden door de Nederlandse respondenten vooral als stug gezien (deels vanuit een positieve beleving). De Duitse respondenten zijn positiever: vriendelijk en gezellig worden vaak genoemd. Mogelijk associëren de Duitsers Fryslân en de Duitse regio Oost-Friesland met elkaar. De Belgen associëren de Friezen vooral met de taal.
6
te werken dan de Belgen en de Nederlanders. In vergelijking met een aantal andere provincies is Fryslân volgens de Nederlanders relatief aantrekkelijk om te bezoeken. Hier staat tegenover dat Fryslân als relatief minder aantrekkelijk wordt gezien om te ondernemen.
Follow-up Het onderzoek is een onderdeel van een bredere merkcampagne voor Fryslân. Een onderdeel van deze campagne is de meertalige slogan Fan Fryslân. Die kan aangeven dat mensen, bedrijven of producten uit Fryslân komen of dat mensen of bedrijven liefhebber zijn van de provincie. Het doel van de campagne is kort gezegd: meer inwoners, bedrijven, studenten en toeristen. En duidelijk maken dat Fryslân meer biedt dan ‘meren, schaatsen en kaatsen’. Waarschijnlijk wordt volgend jaar bekeken wat de eerste effecten van de campagne zijn. Gijs Jan Visser onderzoeker
Een greep uit recente onderzoeken Henry de Vaan Nieuwe senior onderzoeker Economie & Ruimte
Evaluatie woonbeleid Ridderkerk 2000-2009 Gemeenten vrezen dat starters en jonge gezinnen met een koopwens de gemeente verlaten om hun woonwens binnen een nabijgelegen gemeente te realiseren. Het wegtrekken van jongeren zet de leefbaarheid in de kernen en wijken onder druk. Hiervan ondervinden het voorzieningenniveau en het verenigingsleven de effecten. De gemeente Ridderkerk is hierin niet anders en heeft in haar meerjarenprogramma vastgelegd dat zij streeft naar een evenwichtige en gedifferentieerde bevolkingssamenstelling, mede in het licht van de ontgroening en vergrijzing van de bevolking. De gemeente zag in haar woonbeleid een van de belangrijkste mogelijkheden om hierin in te grijpen. I&O Research is door de Rekenkamer Ridderkerk gevraagd om onderzoek te doen naar de doelmatigheid, rechtmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde woonbeleid. Allereerst is een theoretisch causaal model opgezet om de invloed van woonbeleid op bevolkingssamenstelling inzichtelijk te maken. Aan de hand van dit model is voor Ridderkerk geïnventariseerd welke mogelijke sturingsinstrumenten daadwerkelijk zijn ingezet. Vervolgens is de effectiviteit van deze instrumenten geanalyseerd met deelonderzoeken. Zo is een verhuisketenonderzoek uitgevoerd om te bepalen of het woningbouwprogramma de gewenste doorstroming tot stand heeft gebracht. Daarnaast is de startersregeling geëvalueerd door middel van een analyse van de regeling en de gebruikers.
Kiezen of delen!? Onderzoek naar bezuinigingsopties in Hof van Twente De gemeente Hof van Twente moet net als veel andere overheden de komende jaren noodgedwongen bezuinigen. Er ligt van de gemeenteraad een opdracht om te korten op onder andere de subsidies voor welzijnsorganisaties. I&O Research is gevraagd om onderzoek uit te voeren naar het draagvlak voor deze bezuinigingen en de mogelijkheden van de ontvangers om bezuinigingen op te vangen. Alle welzijnsorganisaties die van de gemeente Hof van Twente een subsidie ontvangen, zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een online enquête. Gevraagd is naar de gevolgen van een subsidieverlaging of -beëindiging voor de organisatie en naar een oordeel over vier mogelijke manieren van bezuinigen. Ook is dit onderwerp voorgelegd aan het digitale burgerpanel om zo de mening te peilen van de eindgebruikers. Voor veel organisaties zal een subsidieverlaging ingrijpende gevolgen hebben met als uiterste consequentie dat de activiteiten moeten worden gestaakt. Organisaties met leden hebben de meeste veerkracht om bezuinigingen op te vangen. Er is veel draagvlak om doelgroepen te ontzien, zowel onder de organisaties als de eindgebruikers. En men heeft liever dat de gemeente duidelijke keuzes maakt dan dat de kaasschaafmethode wordt gehanteerd. Vervolg op achterzijde.
7
Henry de Vaan is per september j.l. aan de slag gegaan als senior onderzoeker bij STOGO onderzoek + advies dat in juli van dit jaar is overgenomen door I&O Research. Na zijn studie Algemene economie aan de Universiteit van Tilburg waarbij hij zich specialiseerde in de regionale economie werkte Henry ruim een jaar aan de Vakgroep Sociale Geografie van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Van 2000 tot en met 2006 was hij werkzaam als specialist economisch onderzoek en bedrijventerreinen en regioadviseur voor de regio Arnhem, Liemers en West-Veluwe bij de Kamer van Koophandel Centraal Gelderland. In april 2006 trad hij in dienst bij ETIN Adviseurs waar hij als (senior) adviseur de rol van projectleider vervulde voor tal van opdrachten op de beleidsvelden economische visie- en beleidsvorming, bedrijventerreinplanning, herstructurering van bedrijventerreinen, vestigingenregisters, sector- en clusteranalyses en arbeidsmarktonderzoek. Henry de Vaan zal op bovengenoemde beleidsvelden zijn kennis en expertise inzetten voor zowel STOGO onderzoek + advies als voor I&O Research.
Vervolg van pagina 7
Een greep uit recente onderzoeken Twentse Vastgoedrapportage Recentelijk is de 8e editie van de Vastgoedrapportage Twente gepresenteerd. In deze rapportage worden de ontwikkelingen van de Twentse vastgoedmarkt in beeld gebracht. Sinds enkele jaren levert I&O Research als vorm van sponsoring ook haar bijdrage aan deze rapportage. In de meest recente Vastgoedrapportage hebben wij relevante gegevens aangeleverd met betrekking tot infrastructuur en sociaal-economische ontwikkelingen; beide van invloed op de vastgoedmarkt. Met betrekking tot infrastructuur hebben we de filedruk in het Oosten van Nederland in kaart gebracht. Inzicht in deze cijfers is belangrijk omdat een goede bereikbaarheid noodzakelijk is om de concurrentiekracht van Twente in Nederland en in Europa te versterken. Verder hebben wij ten aanzien van het thema infrastructuur gegevens over het aantal reizen (van binnenschepen) met lading en/of lossing in Twente aangeleverd. Op het gebied van sociaal-economische ontwikkelingen zijn door ons gegevens over het aantal vestigingen en werkzame personen per sector vermeld. Verder heeft I&O Research de grijze en groene druk voor de Twentse gemeenten in beeld gebracht. Dit is de verhouding van het aantal personen van respectievelijk 65 jaar en ouder en jonger dan 20 jaar ten opzichte van de personen in de zogenaamde ‘productieve leeftijdsgroep van 20-64 jaar.
Werken in de wijk De gemeente Enschede heeft behoefte aan meer informatie over bedrijvigheid in de Enschedese wijken. Hierbij gaat het
om inzicht in het economisch profiel, de huisvestingsbehoefte van ondernemers, hoe deze ondernemers het vestigingsklimaat beoordelen en wat eventuele wensen voor de toekomst zijn. De informatiebehoefte sluit aan bij het groeiend aantal vestigingen en werkzame personen (onder andere ZZP’ers) in woonwijken, waardoor de bedrijvigheid op buiten-formele bedrijfslocaties van toenemend belang is voor de wijk- en stadseconomie. De gemeente Enschede heeft I&O Research de opdracht gegeven een ondernemersenquête uit te voeren onder ondernemers op buiten-formele bedrijfslocaties. In totaal hebben 916 onderzeeërs aan het onderzoek meegedaan. De uitkomsten van het onderzoek geven een breed beeld van de sociaaleconomische positie en de wensen van de ondernemers. Verder kwamen er interessante gegevens naar boven over onder andere het belang van de fase (starter, groei, afbouwen) waarin de ondernemer zich bevindt en over het toenemend gebruik van sociale media.
Datacollectie-projecten Ook dit najaar voert I&O Research weer een aantal grootschalige inwoners enquêtes uit voor VSO gemeenten. Voor de gemeente ‘s-Hertogenbosch wordt een regionaal WMO-onderzoek uitgevoerd en vindt een onderzoek plaats naar Sport en Welzijn.Voor Bestuursinformatie van gemeente Utrecht wordt de inwonersenquête uitgevoerd en binnenkort wordt gestart met het verwerken van de Stadsenquête van Amersfoort en Haarlem. Voor de gemeente Almere voeren wij het veldwerk uit voor ‘Almere in de Peiling’.
ontwikkelingen, onderzoeken en publicaties. Vr agen en luist er en.
tielijst, het bestellen van publicaties of als u opnemen met I&O Research.
Evaluatie Jongerenloket Holland Rijnland In juli 2008 is het Jongerenloket Holland Rijnland van start gegaan. Het Jongerenloket heeft als opdracht jongeren te begeleiden naar scholing en/of werk, die dat niet op eigen kracht kunnen. Basis voor het loket is een samenwerkingsovereenkomst tussen 12 gemeenten, een drietal ROC’s, het RMC, het CWI en de werkgeversorganisaties VNO-NCW West en MKB Nederland. I&O Research heeft de opdracht gekregen om de resultaten van het Jongerenloket te evalueren. Dit mede in verband met de komst van de Wet Investeren in Jongeren en de uitvoering van het Actieplan Jeugd werkloosheid.
Vestiging Enschede Postbus 563, 7500 AN Enschede Telefoon: (053) 48 25 000
wij belangstellenden op de hoogte van actuele
Beleid Actueel wilt ontvangen, kunt u contact
Eind 2011 moet in elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn gerealiseerd, waar jeugdigen en ouders met alle mogelijke vragen over opvoeden, opgroeien én voor hulp terecht kunnen. Inmiddels hebben 185 gemeenten een CJG geopend. Dat betekent dat veel gemeenten zich nog in de oriëntatieen ontwerpfase bevinden. Het op de juiste wijze positioneren en introduceren van het CJG vergt een gedegen marktkennis. I&O Research ondersteunt met haar CJG Dashboard momenteel 14 gemeenten met een CJG-behoeftenonderzoek, aanbodanalyse van instellingen, klanttevredenheidsonderzoek, bevordering van participatie en de evaluatie van beleid, processen en methoden.
Vr agen en luist er en.
Via deze uitgave van Beleid Actueel houden
Voor meer informatie, een complete publica-
CJG-onderzoeken in 14 gemeenten
E-mail:
[email protected] Internet: www.ioresearch.nl
Vestiging Hoorn Van Dedemstraat 6C, 1624 NN Hoorn (nh) Telefoon: (0229) 28 25 55 Vestiging Nieuwegein (STOGO) Villawal 19, 3432 NX Nieuwegein Telefoon: (030) 233 43 42