Gebruiksaanwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Het apparaat aansluiten
2
Systeeminstellingen
3
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
4
Faxeigenschappen
5
Printereigenschappen
6
Scannereigenschappen
7
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
8
Andere gebruikersinstellingen
9
Bijlage
Lees deze handleiding aandachtig door voor u deze machine in gebruik neemt en bewaar de handleiding op een handige plaats voor latere naslag. Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat eerst de Veiligheidsinformatie in ’Over dit apparaat’.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen over de bediening en opmerkingen over het gebruik van deze machine. Voor uw veiligheid en ter ondersteuning raden wij aan deze handleiding goed door te lezen voordat u de machine gebruikt. Bewaar deze handleiding op een handige plaats zodat u snel gegevens kunt opzoeken. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving worden veranderd. In geen geval is de producent/leverancier aansprakelijk voor directe, indirecte, speciale, incidentele schade of bedrijfsschade als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat.
Opmerkingen: Sommige illustraties wijken mogelijk iets af van hetgeen u op uw apparaat ziet. Bepaalde opties zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen. Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor meer informatie. Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt, kunnen sommige units optioneel zijn. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier.
Opmerkingen: De modelnamen van de apparaten staan niet vermeld op de volgende pagina’s. Controleer het type van uw apparaat voordat u deze handleiding leest. •
Type 1: 25 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
•
Type 2: 30 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
Bepaalde types zijn mogelijk niet beschikbaar in bepaalde landen. Neem contact op met uw plaatselijke dealer voor meer informatie. Deze gebruiksaanwijzing voorziet in twee maatsystemen. Gebruik de metrische maten voor dit apparaat.
Handleidingen voor dit apparaat Verwijzen naar de handleidingen die betrekking hebben op hetgene dat u met het apparaat wilt doen.
❖ Over dit apparaat Lees de veiligheidsinformatie in deze handleiding voordat u het apparaat gaat gebruiken. Deze handleiding geeft een inleiding op de functies van het apparaat. Het geeft tevens uitleg over het bedieningspaneel, voorbereidende procedures voor het gebruik van het apparaat, hoe u tekst kunt invoeren en hoe u de meegeleverde cd-roms moet installeren. ❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Geeft uitleg over gebruikersinstellingen en adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. Wij verwijzen u tevens naar deze handleiding voor uitleg over het aansluiten van het apparaat. ❖ Problemen oplossen Geeft aanwijzingen over hoe u algemene problemen kunt oplossen en legt uit hoe u papier, toner, nietjes en andere verbruiksartikelen kunt vervangen. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van het apparaat. In de handleiding worden de beveiligingsfuncties uitgelegd die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of om het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. Raadpleeg deze handleiding ook voor procedures voor het registreren van beheerders en het instellen van gebruikers- en beheerderstoegang. ❖ Kopieer-/Documentserverhandleiding Geeft uitleg over functies en bewerkingen van het Kopieerapparaat en de Documentserver. Wij verwijzen u tevens naar deze handleiding voor uitleg over het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding Geeft uitleg over Faxfuncties en -bewerkingen. ❖ Printerhandleiding Geeft uitleg over Printerfuncties en -bewerkingen. ❖ Scannerhandleiding Geeft uitleg over Scannerfuncties en -bewerkingen.
i
❖ Netwerkhandleiding Geeft uitleg over hoe u het apparaat in een netwerkomgeving configureert en bedient en hoe u de meegeleverde software moet gebruiken. Deze handleiding beslaat alle modellen en bevat beschrijvingen van functies en instellingen die mogelijk niet op dit apparaat beschikbaar zijn. Afbeeldingen, illustraties en informatie over bedieningssystemen die worden ondersteund kunnen enigszins afwijken van die van dit apparaat. ❖ Overige handleidingen • Handleidingen voor dit apparaat • Veiligheidsinformatie • Verkorte Kopieerhandleiding • Verkorte Faxhandleiding • Verkorte Printerhandleiding • Verkorte Scanhandleiding • PostScript3 Supplement • UNIX Supplement • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen zijn specifiek voor alle apparaattypes. ❒ U moet Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader op uw pc geïnstalleerd hebben om de handleidingen in PDF-formaat te kunnen bekijken.
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Gebruik van deze handleiding .............................................................................. 1 Symbolen ................................................................................................................... 1 Bedieningspaneel .................................................................................................. 2 Gebruikersinstellingen openen ............................................................................ 3 Standaardinstellingen wijzigen................................................................................... 3 Gebruikersinstellingen verlaten.................................................................................. 5 Menu beveiligen ......................................................................................................... 5
1. Het apparaat aansluiten Aansluiten op de interfaces .................................................................................. 7 Aansluiten op de Ethernet-interface...........................................................................8 Aansluiten op de USB-interface ................................................................................. 9 Aansluiten op de IEEE 1394-interface .....................................................................10 Aansluiten op de IEEE 1284-interface .....................................................................11 Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface .....................................12 Netwerkinstellingen ............................................................................................. 16 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax.........................16 Vereiste instellingen voor het gebruik van internetfax..............................................20 Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie .....................................26 Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken .............................31 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner ..............34 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner ..................38 Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver..............................42 Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken ....................................45 Het apparaat aansluiten op een telefoonlijn en telefoon ................................. 57 De telefoonlijn aansluiten .........................................................................................57 Het lijntype selecteren..............................................................................................57
2. Systeeminstellingen Algemene functies ............................................................................................... 59 Instellingen voor uitvoerlade ....................................................................................63 Papierlade-instellingen........................................................................................ 64 Timer instellingen ................................................................................................ 69 Interface-instellingen........................................................................................... 72 Netwerk ....................................................................................................................72 Parallelle interface....................................................................................................76 IEEE 1394 ................................................................................................................77 IEEE 802.11b ...........................................................................................................79 Lijst afdrukken ..........................................................................................................81 Bestandsoverdracht ............................................................................................ 82 Beheerderinstellingen ......................................................................................... 89 LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen...................................................98 De LDAP-server programmeren ..............................................................................99
iii
3. Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Algemene functies ............................................................................................. 105 Reproductiefactor .............................................................................................. 110 Bewerken ............................................................................................................ 114 Stempel ............................................................................................................... 120 Achtergrondnummering.......................................................................................... 120 Vooraf ingestelde stempel...................................................................................... 121 Gebr.stempel.......................................................................................................... 123 Datumstempel ........................................................................................................ 125 Paginanummering .................................................................................................. 127 Invoer/uitvoer ..................................................................................................... 130 Kleurafbeelding aanpassen .............................................................................. 133 Instellingen voor Document Server ................................................................. 134
4. Faxeigenschappen
iv
Algemene functies ............................................................................................. 135 Scaninstellingen ................................................................................................138 Verzendinstellingen ........................................................................................... 139 Ontvangstmodus ............................................................................................... 142 Oorspronkelijke instellingen............................................................................. 148 Instellingen ontvangstbestanden..................................................................... 154 Ontvangstrapport e-mail......................................................................................... 155 Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen................................................ 156 Een scanformaat verwijderen................................................................................. 157 Faxinformatie registreren.................................................................................. 158 Faxinformatie registreren ....................................................................................... 159 Faxinformatie verwijderen ...................................................................................... 161 Doorzenden ........................................................................................................ 162 Een eindontvanger programmeren ........................................................................ 163 De doorzendfunctie verlaten .................................................................................. 165 Doorzendteken....................................................................................................... 165 Parameterinstell. ................................................................................................166 De gebruikersparameters wijzigen......................................................................... 173 Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld ......................... 174 Geautoriseerde ontvangst...................................................................................... 176 Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid.................................................................... 176 Doorzenden............................................................................................................ 177 2-zijdig afdrukken ...................................................................................................177 Geheugenbeveiliging ............................................................................................. 178 Papierlade .............................................................................................................. 178 Bijzondere afzender programmeren/wijzigen......................................................... 179 Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst).................................................... 181 Afdrukkwaliteit ontvangstbestand........................................................................... 181 Doorzenden............................................................................................................ 182 2-zijdig afdrukken ...................................................................................................183 Geheugenbeveiliging ............................................................................................. 183 Papierlade .............................................................................................................. 183 Aanvankelijke set-up van een bijzondere afzender programmeren ....................... 184 Een bijzondere afzender verwijderen..................................................................... 187
Boxinstellingen .................................................................................................. 188 Persoonlijke boxen programmeren/wijzigen .......................................................... 188 Persoonlijke boxen verwijderen ............................................................................. 191 Informatieboxen programmeren/wijzigen ............................................................... 193 Informatieboxen verwijderen .................................................................................. 195 Doorzendboxen programmeren/wijzigen ............................................................... 196 Doorzendboxen verwijderen .................................................................................. 200 De boxlijst afdrukken.............................................................................................. 201
5. Printereigenschappen Proefafdruk......................................................................................................... 203 De configuratiepagina afdrukken ........................................................................... 204 De configuratiepagina interpreteren.......................................................................204 Onderhoud.......................................................................................................... 206 Systeem .............................................................................................................. 207 Host Interface ..................................................................................................... 212 PCL-menu ...........................................................................................................213 PS Menu.............................................................................................................. 215 PDF Menu ...........................................................................................................216
6. Scannereigenschappen Algemene instellingen....................................................................................... 217 Scaninstellingen ................................................................................................219 Verzendinstellingen ........................................................................................... 221
7. Addressen en gebruikers registreren voor fax- / scannerfuncties Adresboek .......................................................................................................... 225 Namen beheren in het adresboek.......................................................................... 228 Fax verzenden met snelkiezen .............................................................................. 228 E-mail verzenden met snelkiezen .......................................................................... 229 Gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map verzenden................ 229 Voorkomen dat een niet-geautoriseerde gebruiker toegang heeft tot gedeelde mappen van het apparaat .................................................................... 229 Gebruikers en het gebruik van het apparaat beheren............................................ 230 Namen registreren ............................................................................................. 231 Namen registreren ................................................................................................. 231 Een geregistreerde naam wijzigen......................................................................... 233 Een geregistreerde naam verwijderen ................................................................... 234 Verificatie-informatie ......................................................................................... 235 Een gebruikerscode registreren ............................................................................. 236 Een gebruikerscode wijzigen ................................................................................. 237 Een gebruikerscode verwijderen............................................................................ 239 De teller weergeven voor elke gebruiker................................................................ 240 De teller afdrukken voor elke gebruiker ................................................................. 241 De teller voor alle gebruikers afdrukken................................................................. 242 Het aantal afdrukken wissen .................................................................................. 243
v
Faxbestemming.................................................................................................. 245 Faxbestemming...................................................................................................... 247 IP-faxbestemming .................................................................................................. 253 E-mailbestemming ............................................................................................. 258 Een e-mailbestemming registreren ........................................................................ 258 Een e-mailbestemming wijzigen............................................................................. 260 Een e-mailbestemming verwijderen .......................................................................261 Mappen registreren............................................................................................ 263 SMB gebruiken om verbinding te maken ............................................................... 263 FTP gebruiken om verbinding te maken ................................................................ 270 NCP gebruiken voor het verbinden ........................................................................ 276 Namen in een groep registreren....................................................................... 282 Een groep registreren ............................................................................................ 282 Namen in een groep registreren ............................................................................ 284 Een groep toevoegen aan een andere groep ........................................................ 285 Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd.......................................... 286 Een naam verwijderen uit een groep ..................................................................... 287 Een groep in een andere groep verwijderen .......................................................... 288 Een Groepsnaam wijzigen ..................................................................................... 290 Een groep verwijderen ........................................................................................... 291 Een beveiligingscode registreren .................................................................... 292 Een beveiligingscode voor een enkele gebruiker registreren ................................ 292 Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren ................................ 294 SMTP en LDAP verificatie registreren ............................................................. 295 SMTP-verificatie..................................................................................................... 295 LDAP-verificatie ..................................................................................................... 297
8. Andere gebruikersinstellingen Onderhoud.......................................................................................................... 299 De taal van het display wijzigen ....................................................................... 300 Informatie............................................................................................................ 301 Teller ................................................................................................................... 303 De teller voor Totaal weergegeven ........................................................................ 303
9. Bijlage Specificaties voor de hoofdeenheid ................................................................ 305 Automatische documentinvoer............................................................................... 309 Specificaties voor opties................................................................................... 310 Informatie over geïnstalleerde Software.......................................................... 315 expat ...................................................................................................................... 315 NetBSD .................................................................................................................. 316 Sablotron................................................................................................................ 318 JPEG LIBRARY ..................................................................................................... 318 SASL ...................................................................................................................... 319 MD4........................................................................................................................ 320 MD5........................................................................................................................ 320 Samba(Ver 3.0.4)...................................................................................................321 RSA BSAFE® ......................................................................................................... 321 Open SSL............................................................................................................... 322 Open LDAP ............................................................................................................ 327
vi
INDEX....................................................................................................... 329
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot ernstige verwondingen of overlijden. Lees altijd de voorschriften. Ze staan in het hoofdstuk ’Veiligheidsinformatie’ van ’Over dit apparaat’. Duidt belangrijke veiligheidsvoorschriften aan. Het negeren van deze voorschriften kan leiden tot middelmatige of lichte verwondingen, of schade aan het apparaat of eigendommen. Lees altijd de voorschriften. Ze staan in het hoofdstuk ’Veiligheidsinformatie’ van ’Over dit apparaat’. Duidt aan dat u moet opletten als u het apparaat gebruikt, en signaleert waarschijnlijke oorzaken voor papierstoringen, schade aan originelen, of verlies van gegevens. Lees altijd deze uitleg. Geeft extra uitleg over de apparaatfuncties en instructies voor het oplossen van gebruikersfouten. Dit symbool staat aan het einde van secties. Het geeft aan waar u verdere relevante informatie kunt vinden. [] Geeft de namen van toetsen aan die verschijnen op het bedieningspaneel van het apparaat. {} Geeft de namen van toetsen aan op het bedieningspaneel van het apparaat.
1
Bedieningspaneel Op het display worden de status van het apparaat, foutberichten en functiemenu’s weergegeven. De weergegeven functie-items dienen als keuzetoetsen. U kunt deze items kiezen of selecteren door kort op uw keuze te drukken. Als u een item op het display kiest of selecteert, wordt het als volgt gemarkeerd . Toetsen die er als volgt uitzien , kunnen niet worden gebruikt. Belangrijk ❒ Een schok of stoot van meer dan 30 N (ca. 3 kgf) kan het display beschadigen.
Om het volgende scherm weer te geven drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om het menu Gebruikersinstellingen en daarna op [Systeeminstellingen]. Met het menuscherm Systeeminstellingen als voorbeeld geeft dit gedeelte uitleg over hoe u het bedieningspaneel van het apparaat moet gebruiken.
NL AMC001S
1. De menutabbladen voor diverse
2. Een lijst met instellingen ver-
instellingen verschijnt. Om de instelling weer te geven die u wilt opgeven of wijzigen, drukt u op het betreffende menutabblad.
schijnt. Om een instelling op te geven of te wijzigen drukt u op de betreffende toets in de lijst.
3. Druk hierop om het menu Gebruikersinstellingen af te sluiten.
2
Gebruikersinstellingen openen Dit gedeelte is bedoeld voor Beheerders die verantwoordelijk zijn voor dit apparaat. Met Gebruikersinstellingen kunt u standaardwaarden wijzigen of instellen. Opmerking ❒ Bewerkingen voor de systeeminstellingen wijken af van de gewone bewerkingen. Verlaat Gebruikersinstellingen altijd als u klaar bent.
❒ Elke wijziging die u aanbrengt met Gebruikersinstellingen blijft effectief, zelfs als de hoofdschakelaar of de bedrijfsschakelaar wordt uitgeschakeld of als u op de toets {Energiespaarstand} of {Instellingen verwijderen} drukt. ❒ Standaardinstellingen worden vetgedrukt getoond. Verwijzing Pag.5 “Gebruikersinstellingen verlaten”
Standaardinstellingen wijzigen Dit gedeelte beschrijft hoe u de instellingen van Gebruikersinstellingen kunt wijzigen. Belangrijk ❒ Als Beheerderverificatiebeheer is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL AMG003S
3
B Selecteer het menu. Om de Systeeminstellingen te wijzigen, drukt u op [Systeeminstellingen]. Om de Kopieer-/Documentservereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.]. Om de Faxeigenschappen te wijzigen, drukt u op [Faxeigenschappen]. Om de Printereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Printereigensch.]. Om de Scannereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Scannereigensch.]. Om de kleurregistratie of -gradatie aan te passen, drukt u op [Onderhoud]. Om de taal te wijzigen die op het display wordt gebruikt, drukt u op [Engels]. Om de telefoonnummers te controleren die u moet bellen voor reparaties of voor het bestellen van verbruiksartikelen, drukt u op [Informatie]. Om de teller te controleren, drukt u op [Teller].
C Selecteer de gebruikerseigenschap die u wilt wijzigen. D Wijzig de instellingen door de instructies op het display te volgen en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ Als u de wijzigingen in de instellingen ongedaan wilt maken en wilt terugkeren naar het beginscherm, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.59 “Systeeminstellingen”
Pag.105 “Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver” Pag.135 “Faxeigenschappen” Pag.203 “Printereigenschappen” Pag.217 “Scannereigenschappen” Pag.299 “Andere gebruikersinstellingen”
4
Gebruikersinstellingen verlaten Dit gedeelte beschrijft hoe u Gebruikersinstellingen kunt afsluiten.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL AMG003S
Opmerking ❒ U kunt Gebruikersinstellingen ook afsluiten door op [Afsluiten] te drukken.
Menu beveiligen Met Menu beveiligen kunt u voorkomen dat niet-geverifieerde gebruikers de Gebruikersinstellingen kunnen wijzigen. Menu beveiligen kan worden ingesteld voor ieder onderstaand gebruikersinstellingenmenu. • Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver • Faxeigenschappen • Printereigenschappen • Scannereigenschappen Neem voor meer informatie contact op met uw beheerder.
5
6
1. Het apparaat aansluiten Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het apparaat moet aansluiten op het netwerk en hoe u de netwerkinstellingen moet instellen.
Aansluiten op de interfaces Dit gedeelte legt uit hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en hoe u het apparaat aansluit volgens de netwerkomgeving.
1. IEEE 1394-poorten (optioneel)
4. IEEE 1284-poort (optioneel)
Poorten voor het aansluiten van de IEEE 1394-interfacekabel
Poort voor het aansluiten van de IEEE 1284-interfacekabel
2. USB2.0-poort
5. Draadloos LAN-poort (optioneel)
Poort voor het aansluiten van de USB2.0interfacekabel
Poort voor het gebruik van het draadloos LAN
3. 10BASE-T/100BASE-TX-poort P o o r t v o o r h e t a a n s l u i te n v a n d e 10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel
Opmerking ❒ Het is onmogelijk twee of meer van de onderstaande opties te installeren: IEEE 1394-interfacekaart, IEEE 1284interfacekaart, IEEE 802.11b draadloos LAN.
7
Het apparaat aansluiten
Aansluiten op de Ethernet-interface Sluit 10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel aan op de Ethernet-interface.
1
Belangrijk ❒ Als de hoofdstroom is ingeschakeld, schakel deze dan uit.
A Een ferrieten kern voor de Ethernet-kabel wordt bij dit apparaat geleverd.
Maak een lus in de kabel van circa 15cm (5,9 inch) (A) van het apparaateinde van de kabel. Sluit de ferrieten kern aan.
AEV047S
B Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar van het apparaat is uitgeschakeld.
C Sluit de Ethernet-interfacekabel aan op de 10BASE-T/100BASE-TX-poort.
AMB016S
D Sluit het andere uiteinde van de Ethernetkabel aan op een aansluitapparaat van het netwerk, bijvoorbeeld een hub.
8
Aansluiten op de interfaces
E Schakel de hoofdschakelaar van het apparaat in.
1 AME005S
A B
Lampje (groen) Groen licht brandt als het apparaat correct op het netwerk is aangesloten. Lampje (geel) Geel licht brandt wanneer 100 BASE-TX in bedrijf is. Gaat uit wanneer 10 BASE-T in bedrijf is.
Opmerking ❒ Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma verwijzen wij u naar Printerhandleiding. Verwijzing Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de USB-interface Sluit de USB2.0-interfacekabel aan op de USB2.0-poort.
A Sluit de USB2.0-interfacekabel aan op de USB2.0-poort.
AMB013S
9
Het apparaat aansluiten
B Sluit het andere uiteinde aan op de USB2.0-poort van de hostcomputer. Opmerking ❒ Dit apparaat wordt niet geleverd met een USB-interfacekabel. Zorg ervoor dat u de juiste kabel koopt voor het apparaat en uw computer.
1
❒ De USB2.0-interfacekaart wordt ondersteund door Windows Me / 2000 / XP, Windows Server 2003, Mac OS X10.3.3 of hoger. • Voor Windows Me: Installeer ’USB-afdruksupport’. In combinatie met Windows 98SE / Me is alleen een snelheid mogelijk die gelijk is aan die van USB1.1. • Voor Mac OS: Om Macintosh te kunnen gebruiken, moet het apparaat zijn uitgerust met de optionele PostScript 3-eenheid. In combinatie met Mac OS X 10.3.3 of hoger wordt een overdrachtssnelheid van USB2.0 ondersteund. ❒ Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma verwijzen wij u naar Printerhandleiding. Verwijzing Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 1394-interface De IEEE 1394-interfacekabel op de IEEE 1394-interfacekaart aansluiten.
A De IEEE 1394-interfacekabel op de IEEE 1394-poort aansluiten.
AMB014S
10
Aansluiten op de interfaces
B Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de interfaceconnector op de hostcomputer. Controleer de vorm van de connector met de computer. Sluit de kabel goed aan.
1
Opmerking ❒ Gebruik de interfacekabel aan die wordt geleverd bij de IEEE 1394-interfacekaart.
❒ Er zijn twee interfacepoorten beschikbaar voor het aansluiten van de IEEE 1394-interfacekabel. Beide zijn geschikt. ❒ Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma verwijzen wij u naar Printerhandleiding. Verwijzing Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 1284-interface De IEEE 1284-interfacekabel op de IEEE 1284-interfacekaart aansluiten.
A Zorg ervoor dat de hoofdstroomschakelaar op het apparaat is uitgeschakeld. Als de hoofdstroom is ingeschakeld, schakel deze dan uit.
B Schakel de hoofdstroomschakelaar van de hostcomputer uit. C De IEEE 1284-interfacekabel op de IEEE 1284-poort aansluiten.
AMB015S
Gebruik de conversieconnector (1) die bij de IEEE 1284-interfacekaart wordt geleverd.
D Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de interfaceconnector op de hostcomputer. Controleer de vorm van de connector met de computer. Sluit de kabel goed aan.
11
Het apparaat aansluiten
E Schakel de hoofdschakelaar van het apparaat in. F Schakel de hostcomputer in. In combinatie met Windows 95/98/Me/2000/XP en Windows Server 2003 kan er een installatiescherm voor het printerstuurprogramma verschijnen bij het inschakelen van de computer. Als dit gebeurt, klik dan op [Annuleren] in het scherm.
1
Opmerking ❒ Voor meer informatie over het installeren van het printerstuurprogramma verwijzen wij u naar Printerhandleiding. Verwijzing Over dit apparaat
Printerhandleiding
Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface. Opmerking ❒ Controleer de instellingen van het IPv4-adres en het subnetmasker van dit apparaat. ❒ Voor informatie over het instellen van het IPv4-adres en subnetmasker van het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’Interface-instellingen’. Verwijzing Pag.72 “Netwerk”
12
Aansluiten op de interfaces
Installatieprocedure Installeer IEEE 802.11b (draadloos LAN) volgens de onderstaande procedure:
1
Opmerking ❒ Selecteer [802.11 Ad-hoc modus]-modus wanneer u Windows XP als een draadloze LAN-client aansluit met het standaardstuurprogramma of de voorzieningen van Windows XP, of als u de infrastructuurmodus niet gebruikt. ❒ Voor informatie over het opgeven van draadloze LAN-instellingen van het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’IEEE 802.11b’. ❒ Voor informatie over het opgeven van draadloze LAN-instellingen anders dan die van het bedieningspaneel van het apparaat, raadpleegt u ’Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken’. ❒ Voor informatie over de instellingsitems, raadpleegt u ’IEEE 802.11b’. Verwijzing Pag.79 “IEEE 802.11b”
Pag.45 “Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken”
13
Het apparaat aansluiten
Controleer de verbinding Controleer de draadloze LAN-verbinding. Zorg ervoor dat de LED van de IEEE 802.11b-interface-eenheid brandt.
1
❖ Bij gebruik van infrastructuurmodus
1 2
ZGDH600J
1. Als [Type LAN] op het [Interface in-
2. Als het correct is aangesloten op
stellingen] / [Netwerk]-scherm niet is ingesteld op [IEEE 802.11b], dan brandt het niet, zelfs niet als de hoofdspanning is ingeschakeld.
het netwerk, dan brandt de LED groen in infrastructuurmodus. Als de LED knippert, dan zoekt het apparaat naar apparaten.
❖ Bij gebruik van adhoc-modus / 802.11 ad-hoc-modus
1 2
ZGDH600J
1. Als de IEEE 802.11b-interfaceeenheid werkt, dan brandt de LED oranje.
2. Als het correct is aangesloten op
het netwerk, dan brandt de LED groen in ad-hoc- of 802.11 ad-hocmodus. Als de LED knippert, dan zoekt het apparaat naar apparaten. De LED gaat na een paar seconden branden. Druk de configuratiepagina af om instellingen te controleren.
14
Aansluiten op de interfaces
Opmerking ❒ Voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina, zie ’Afdruklijst’.
1
Verwijzing Pag.204 “De configuratiepagina afdrukken”
Het signaal controleren Bij het gebruik in infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het apparaat controleren met behulp van het bedieningspaneel. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Interface instellingen]. C Druk op [IEEE 802.11b]. D Druk op [Signaal wireless LAN]. De radiogolvenstatus van het apparaat verschijnt. E Na de controle van de radiogolvenstatus drukt u op [Afsluiten]. F Druk op de {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets om terug te keren naar het menu Gebruikersinstellingen/Teller/Informatie. Opmerking ❒ Om de radiogolvenstatus te controleren, drukt u op [IEEE 802.11b] onder [Type LAN] in Netwerkmenu van Interface-instelling. Verwijzing Pag.45 “Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken”
Pag.79 “IEEE 802.11b”
15
Het apparaat aansluiten
Netwerkinstellingen Dit gedeelte beschrijft de netwerkinstellingen die u kunt wijzigen met Gebruikersinstellingen (systeeminstellingen). Maak instellingen al naargelang functies die u wilt gebruiken en de interface die moet worden aangesloten.
1
Belangrijk ❒ Deze instellingen zouden moet worden gemaakt door de systeembeheerder of met advies van de systeembeheerder.
Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printerof LAN-faxfunctie.
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printerof LAN-faxfunctie met een Ethernet-verbinding. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
16
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Apparaat IPv6 adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv6 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
NCP-bezorgingsprotocol
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
NW-frametype
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SMB-computernaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SMB-werkgroep
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Apparaatnaam
Als vereist
1
Noodzakelijk
Opmerking ❒ IPv6 kan alleen worden gebruikt voor de printerfunctie.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. Als Ethernet en IEEE 802.11b (draadloos LAN) beide zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
17
Het apparaat aansluiten
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printerof LAN-faxfunctie met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’.
1
Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Opmerking ❒ [IEEE1394] verschijnt als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
18
Netwerkinstellingen
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de printerof LAN-faxfunctie met een IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
Gebruikersinstellingen
1
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Apparaat IPv6 adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv6 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Interface-instellingen/ Netwerk
NCP-bezorgingsprotocol
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
NW-frametype
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SMB-computernaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SMB-werkgroep
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Noodzakelijk
Noodzakelijk
19
Het apparaat aansluiten Menu
1
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
Apparaatnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Noodzakelijk
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Vereiste instellingen voor het gebruik van internetfax Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van internetfax.
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van internetfax. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
20
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Bestandsoverdracht
Ontvangstinterval e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
Max. ontvangstgrootte e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailopslag in server
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailaccount faxen
1
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Noodzakelijk
21
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ [SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [E-mailadres beheerder]. ❒ [E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de ontvangstfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort].
1
Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van internetfax met IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
22
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Bestandsoverdracht
Ontvangstinterval e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
Max. ontvangstgrootte e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailopslag in server
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailaccount faxen
1
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [E-mailadres beheerder]. ❒ [E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de ontvangstfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
23
Het apparaat aansluiten
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van internetfax met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’.
1
Menu
24
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Noodzakelijk
Noodzakelijk Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Bestandsoverdracht
Ontvangstinterval e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
Max. ontvangstgrootte e-mail
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailopslag in server
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailaccount faxen
1
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ [SMTP Server] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de verzendfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer [SMTP verificatie] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [E-mailadres beheerder]. ❒ [E-mail communicatiepoort] en [Fax E-mail Account] moet zijn ingesteld om de ontvangstfunctie te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
25
Het apparaat aansluiten
Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail.
1
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail met een Ethernetkabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
26
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
1
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van e-mail met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
27
Het apparaat aansluiten Menu
1
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
28
Netwerkinstellingen
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor verzenden van e-mail met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
Gebruikersinstellingen
1
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Bestandsoverdracht
SMTP-server
Bestandsoverdracht
SMTP-verificatie
Noodzakelijk
Noodzakelijk Als vereist
29
Het apparaat aansluiten Menu
1
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Bestandsoverdracht
POP voor SMTP
Als vereist
Bestandsoverdracht
Ontvangstprotocol
Als vereist
Bestandsoverdracht
POP3 / IMAP4-instellingen
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailadres beheerder
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mail communicatiepoort
Als vereist
Bestandsoverdracht
E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Wanneer [POP voor SMTP] is ingesteld op [Aan], maak dan ook een instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen]. ❒ Wanneer u [POP voor SMTP] instelt op [Aan], controleer dan het poortnummer van [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
30
Netwerkinstellingen
Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestanden.
1
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestanden met een ethernetkabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Noodzakelijk
31
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het verzenden van bestanden met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
32
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Netwerkinstellingen
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
1
Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor verzenden van bestanden met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Noodzakelijk
33
Het apparaat aansluiten Menu
1
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het bezorgen van gegevens aan het netwerk.
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het bezorgen van gegevens aan het netwerk met een ethernetkabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
34
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Bestandsoverdracht
Bezorgingsoptie
Als vereist
Bestandsoverdracht
Bestandsdoorzending Fax RX
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
1
Noodzakelijk
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is ingesteld. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
35
Het apparaat aansluiten
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen de vereist zijn voor het bezorgen van gegevens aan het netwerk met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’.
1
Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Bestandsoverdracht
Bezorgingsoptie
Als vereist
Bestandsoverdracht
Bestandsdoorzending Fax RX
Als vereist
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
Noodzakelijk
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is ingesteld. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
36
Netwerkinstellingen
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het bezorgen van gegevens aan het netwerk met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’. Menu
Gebruikersinstellingen
1
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Bestandsoverdracht
Bezorgingsoptie
Als vereist
Bestandsoverdracht
Bestandsdoorzending Fax RX
Als vereist
Noodzakelijk
37
Het apparaat aansluiten Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Bestandsoverdracht
Intervaltijd opn.verz. scanner
Als vereist
Bestandsoverdracht
Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw
Als vereist
1
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleer dan of het IPv4-adres is ingesteld. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Pag.82 “Bestandsoverdracht”
Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAINscanner Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de TWAIN-scanner in de netwerkomgeving.
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner met een Ethernetkabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
38
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
1
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
39
Het apparaat aansluiten
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instelling’ en ’Bestandsoverdracht’.
1
Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Noodzakelijk
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd. ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
40
Netwerkinstellingen
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van netwerk-TWAIN-scanner met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
Gebruikersinstellingen
1
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
Noodzakelijk
41
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Documentserver-functie in de netwerkomgeving.
Ethernet Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Documentserver-functie met een Ethernetkabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
42
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
Ethernet-snelheid
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Noodzakelijk Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
1
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
IEEE 1394 (IPv4 boven 1394) Dit gedeelte geeft de instellingen die vereist zijn voor het gebruik van de Documentserver-functie met een IEEE 1394-interfacekabel. Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ IEEE 1394
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 1394
IPv4 over 1394
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Noodzakelijk
43
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ [IEEE1394] wordt weergegeven wanneer de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd.
❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief].
1
Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) Dit gedeelte geeft de instellingen die nodig zijn voor het gebruik maken van Documentserver-functie met IEEE 802.11b (draadloos LAN). Voor details over hoe u de functie moet gebruiken, zie ’Interface-instellingen’. Menu
44
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4-adres apparaat
Noodzakelijk
Interface-instellingen/ Netwerk
IPv4 Gateway-adres
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
DDNS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Domeinnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
WINS-configuratie
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Effectief protocol
Interface-instellingen/ Netwerk
Type LAN
Interface-instellingen/ Netwerk
SNMPv3-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
SSL- / TLS-communicatie toestaan
Als vereist
Interface-instellingen/ Netwerk
Hostnaam
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Communicatiemodus
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
SSID-instelling
Noodzakelijk Als vereist/Noodzakelijk
Noodzakelijk Als vereist
Netwerkinstellingen Menu
Gebruikersinstellingen
Instellingsvereisten
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Kanaal
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Beveiligingsmethode
Als vereist
Interface-instellingen/ IEEE 802.11b
Transmissiesnelheid
Als vereist
1
Opmerking ❒ In [Effectief protocol] moet u controleren of het protocol dat u wilt gebruiken, staat ingesteld op [Actief]. ❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloos LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel Ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.72 “Interface-instellingen”
Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken U kunt tevens netwerkinstellingen opgevens met voorzieningen zoals Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin en telnet. Opmerking ❒ Meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor vindt u in de Netwerkhandleiding.
❒ Meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin vindt u in de Netwerkhandleiding. ❒ Meer informatie over het gebruik van telnet vindt u in de Netwerkhandleiding. Verwijzing Netwerkhandleiding
45
Het apparaat aansluiten
Interface-instellingen Instellingen wijzigen met Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin en telnet.
1
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeer] → [IPv4-adres] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeer] → [Sub-net Mask] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [IPv4 Gateway adres] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv6-adres] → [Handmatige configuratie-adres] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
46
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Netwerk] → [DNS Configuratie] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [DNS Configuratie] → [Specificeer] → [DNS Server 1-3] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [DDNS Configuratie] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Domein naam] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Domein naam] → [Specificeer] → [Domein naam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
47
Het apparaat aansluiten
❖ [Netwerk] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Eerste WINS server] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Netwerk] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Tweede WINS server] • Webafbeeldingsmonitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Scope ID] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [IPv4] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de TCP/IP-instellingen als SmartDeviceMonitor for Admin communiceert met het apparaat met behulp van IPX/SPX. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [IPv6] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [NetWare] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de IPX/SPX-instellingen als SmartDeviceMonitor for Admin communiceert met het apparaat met behulp van TCP/IP. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. 48
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [SMB] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [AppleTalk] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [NCP Bezorgingsprotocol] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Autom. sel.] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet II] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet 802.2] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
49
Het apparaat aansluiten
❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet 802.3] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet SNAP] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [SMB Computernaam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [SMB Werkgroep] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Ethernet snelheid] • Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Type LAN] → [Ethernet] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
50
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [Type LAN] → [IEEE 802.11b] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Netwerk] → [Host naam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Netwerk] → [Apparaatnaam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [IPv4-adres] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [IPv4-adres] → [Specificeer] → [Apparaat IPv4-adres] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [IPv4-adres] → [Specificeer] → [Sub-net Mask] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
51
Het apparaat aansluiten
❖ [IEEE1394] → [DDNS Configuratie] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [IEEE1394] → [IPv4 over 1394] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Eerste WINS server] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Tweede WINS server] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [WINS configuratie] → [Aan] → [Scope ID] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE1394] → [Host naam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
52
Netwerkinstellingen
❖ [IEEE1394] → [Domein naam] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [IEEE 802.11b] → [Communicatiemodus] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE 802.11b] → [SSID-instelling] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE 802.11b] → [Kanaal] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE 802.11b] → [Beveiligingsmethode] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [IEEE 802.11b] → [Verzendsnelheid] • Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
53
Het apparaat aansluiten
❖ [Bestand doorzenden] → [SMTP Server] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Bestand doorzenden] → [SMTP verificatie] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [POP voor SMTP] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [Ontvangstprotocol] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [POP3 / IMAP4 Instellingen] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [E-mailadres beheerder] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
54
Netwerkinstellingen
❖ [Bestand doorzenden] → [E-mail communicatiepoort] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Bestand doorzenden] → [E-mail ontvangstinterval] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [Max.ontvangstformaat e-mail] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [E-mailopslag in server] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]] • Web Image Monitor: Kan worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. ❖ [Bestand doorzenden] → [Fax E-mail Account] • Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
55
Het apparaat aansluiten
❖ [Bestand doorzenden] → [Intervaltijd Scanner opnieuw zenden] • Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
1
❖ [Bestand doorzenden] → [Aant.keren opn.verz. Scan.] • Web Image Monitor: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • SmartDeviceMonitor for Admin: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling. • telnet: Kan niet worden gebruikt voor het opgeven van de instelling.
56
Het apparaat aansluiten op een telefoonlijn en telefoon
Het apparaat aansluiten op een telefoonlijn en telefoon 1
Dit gedeelte beschrijft hoe u het apparaat moet aansluiten op de telefoonlijnen en hoe u het lijntype selecteert.
De telefoonlijn aansluiten Om het apparaat op een telefoonlijn aan te sluiten gebruikt u een modulaire snap-in-connector. Belangrijk ❒ Zorg ervoor dat u het juiste connectortype heeft, voordat u start.
1 2
3
AMC025S
1. Externe telefoonconnector 2. G3-interface-eenheidsconnector
3. Extra G3-interface-eenheidsconnector
Het lijntype selecteren Selecteer het lijntype waarop het apparaat is aangesloten. Er zijn twee types: toon- en pulskieslijn. Selecteer het lijntype met ’Beheerderstoepassingen’. Opmerking ❒ Deze functie is in sommige gebieden niet beschikbaar. Verwijzing Pag.149 “Selecteer tel. met kiesschijf/druktoetsen”
57
Het apparaat aansluiten
1
58
2. Systeeminstellingen Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Systeeminstellingen. Voor informatie over het openen van [Systeeminstellingen] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies onder Systeeminstellingen.
❖ Gebruikerstekst programmeren/wijzigen/verwijderen U kunt tekstconstructies registreren die u vaak gebruikt bij het opgeven van instellingen, zoals “.com’ en ’Vriendelijke groet’. U kunt maximaal 40 items invoeren. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd. C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen]. D Druk op [Programmeren/Wijzigen] E Selecteer de gebruikerstekst die u wilt wijzigen. Om een nieuwe gebruikerstekst te programmeren drukt u op [Niet geprogr.]. F Druk op [OK]. G Druk op [Afsluiten]. • Verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd. C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de gebruikerstekst die u wilt verwijderen. F Druk op [Wissen]. G Druk op [Afsluiten].
59
Systeeminstellingen
❖ Geluid Touch Screen Er klinkt een geluidssignaal wanneer u een toets indrukt. • Aan • Uit ❖ Melding opwarmen (kopieerapparaat/Documentserver) U kunt opgeven dat er een geluidssignaal moet worden gegeven als het apparaat gereed is voor kopiëren nadat de Energiespaarstand wordt uitgeschakeld of het apparaat wordt ingeschakeld. • Aan • Uit
2
❖ Weergave aantal kopieën (kopieerapparaat/Documentserver) U kunt de teller instellen om of het aantal gemaakte kopieën weer te geven (optellen) of het aantal kopieën dat nog moet worden gemaakt (aftellen). • Optellen • Omlaag ❖ Functieprioriteit Stel de modus in die moet worden weergegeven nadat de bedrijfsschakelaar of de modus Systeemreset is ingeschakeld. • Kopieerapparaat • Document Server • Fax • Printer • Scanner ❖ Afdrukprioriteit De geselecteerde modus krijgt afdrukprioriteit. • Weergavemodus • Kopieerapparaat/Documentserver • Fax • Printer • Onderbreken • Taakbevel Wanneer [Interleave] is geselecteerd, wordt de huidige afdruktaak onderbroken na maximaal vijf pagina’s.
60
Algemene functies
❖ Functie reset timer U kunt instellen hoe lang het duurt voordat het apparaat van modus wisselt als de functie Multi-Access is ingeschakeld. Dit is handig als u veel kopieën moet maken en iedere kopie een andere instelling heeft. Als u een langere resettijd invoert, voorkomt u onderbrekingen door andere functies. • Tijd instellen • Onmiddellijk Wanneer u [Tijd instellen] selecteert, voer dan de tijd in (3–30 seconden, in stappen van 1 seconde) met behulp van de cijfertoetsen. De standaardinstelling is 3 seconden.
2
❖ Uitvoer: kopieermachine (kopieermachine) Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
AMC002S
1. Finisher staffellade 2. Finisher bovenuitvoer 3. Finisher staffellade 4. Boekje Finisher uitvoer • • • •
5. Finisher bovenuitvoer 6. Finisher staffellade 7. Interne uitvoer 1 8. Interne uitvoer 2
Interne lade 1 Interne uitvoer 2 Finisher bovenuitvoer Finisher staffellade
61
Systeeminstellingen
❖ Uitvoer: Document Server (Document Server) Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. • Interne lade 1 • Interne uitvoer 2 • Finisher bovenuitvoer • Finisher staffellade
2
❖ Uitvoer: fax (fax) Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. • Interne lade 1 • Interne uitvoer 2 • Finisher bovenuitvoer • Finisher staffellade ❖ Uitvoer: Printer (printer) Instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. De uitvoerlades die in het printerstuurprogramma zijn ingesteld, hebben prioriteit over de uitvoerlades die hieronder zijn opgegeven. • Interne lade 1 • Interne uitvoer 2 • Finisher bovenuitvoer • Finisher staffellade ❖ Systeemstatus/Taaklijst tijdsweergave Geef op hoe lang u de Systeemstatus en Taaklijst wilt weergeven. • Aan: 15 seconde(n) • Uit Door [Aan] te selecteren kunt u een weergavetijd opgeven tussen 10 en 999 seconden. ❖ Toetsherhaling U kunt herhaling van een bewerking in- of uitschakelen als een toets op het scherm of het bedieningspaneel voortdurend wordt ingedrukt. • Uit • Normaal • Herhalingstijd: Medium • Herhalingstijd: Lang
62
Algemene functies
Opmerking ❒ Als de instelling voor paneelsignaal is ingesteld op [Uit], klinkt er geen geluidssignaal ongeacht de instelling voor Melding Opwarmen.
❒ De instelling Functieresettijd wordt genegeerd als Onderbreken is ingesteld voor Afdrukprioriteit. Verwijzing Kopieer-/Documentserverhandleiding
2
Instellingen voor uitvoerlade Belangrijk ❒ U kunt de huidige nietopdracht niet onderbreken, zelfs niet als u de nietopdracht met een andere functie heeft opgegeven.
❒ Wanneer de 500-vel finisher, 1000-vel finisher of boekjesfinisher is geïnstalleerd en Nieten of Afwisselend sorteren is ingesteld voor een taak, dan zal de taak worden afgeleverd aan de finisher-staffeluitvoer, ongeacht de uitvoerlade die is opgegeven.
63
Systeeminstellingen
Papierlade-instellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het instellingenmenu Papierlade onder Systeeminstellingen. Belangrijk ❒ Als u een ander papierformaat in de lade plaatst dan u heeft opgegeven, kan er een papierstoring optreden omdat het papierformaat dan niet correct kan worden vastgesteld.
2
❖ Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat (kopieerapparaat/Documentserver) Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd. • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optioneel) • Lade 4 (optioneel) Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3] en [Lade 4] weergegeven. Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven. ❖ Papierlade prioriteit: fax (fax) Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd. • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optioneel) • Lade 4 (optioneel) Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3] en [Lade 4] weergegeven. Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven. ❖ Papierlade prioriteit: printer (printer) Geef de lade op waaruit papier voor uitvoer moet worden geleverd. • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optioneel) • Lade 4 (optioneel) Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd, worden [Lade 3] en [Lade 4] weergegeven. Als een optionele LCT is geïnstalleerd, wordt [Lade 3] weergegeven.
64
Papierlade-instellingen
❖ Lade papierformaat: lade 2-4 Selecteer het formaat van het papier dat in de papierlade is geplaatst. ❖ De papierformaten die u kunt instellen voor lade 2 zijn als volgt: "Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL", "A5K", "11×17L", "81/2×14L", "81/2×11K", "81/2×11L", "81/4×14L", "7 1/ 4×10 1/2K", "71/ 4×101/ 2L", "8×13L", "81/ 2×13L", "81/ 4×13L", "8KL", "16KK", "16KL"
2
❖ De papierformaten die u kunt instellen voor lade 3 zijn als volgt: • Wanneer een optionele papierlade-eenheid is geïnstalleerd: "Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL", "A5K", "11×17L", "81/2×14L", "81/2×11K", "81/2×11L", "81/4×14L", "71/4×101/2K", "71/4×101/2L", "8×13L", "81/2×13L", "81/4×13L", "8KL", "16KK", "16KL" • Wanneer optionele LCT is geïnstalleerd: "A4K", "81/2×11K" ❖ De papierformaten die u kunt instellen voor lade 4 zijn als volgt: "Autodetectie", "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL", "A5K", "11×17L", "81/2×14L", "81/2×11K", "81/2×11L", "81/4×14L, "7 1/ 4×10 1/2K", "71/ 4×101/ 2L", "8×13L", "81/ 2×13L", "81/ 4×13L", "8KL", "16KK", "16KL" ❖ Papierformaat handinvoer printer Geef het papierformaat op in de handinvoerlade wanneer u gegevens vanaf de computer afdrukt. ❖ De papierformaten die u in de handinvoer kunt plaatsen, zijn: "A3L", "B4JISL", "A4K", "A4L", "B5JISK", "B5JISL", "A5K", "A5L", "B6JISL", "A6L", "12×18L", "11×17L", "8 1 / 2 ×14L", "8 1 / 2 ×11K", "81/2×11L", "51/2×81/2L", "71/4×101/2K", "71/4×101/2L", "8×13L", "81/2×13L", "81/4×13L", "41/8×91/2K", "37/8×71/2K", "C6K", "C5K", "DLEnvK", "8KL", "16KK", "16KL" Geef een aangepast formaat op tussen 90,0 en -305,0mm (3,55"-12,00") verticaal, en tussen 148,0 en -600,0mm (5,83"-23,62) horizontaal.
65
Systeeminstellingen
❖ Papierformaat: handinvoerlade Hiermee stelt u het display in zodat u kunt zien welk papiertype in de handinvoer is geplaatst. • Papiersoort • Geen weergave • Kringlooppapier • Gekleurd papier • Briefhoofd • Etiketten • OHP (Transparant) • Speciaal papier 1-3 • Karton • Voorbedrukt papier • Bankpost • Papierdikte • Dun papier • Normaal (60-81g/m2, 16-22lb.) • Medium dik (82-105g/m2, 22-28lb.) • Dik 1 (106-169g/m2, 28,5-44,9lb.) • Dik 2 (170-219g/m2, 45-58lb.) • Dik 3 (220-253g/m2, 58,5-67lb.)
2
❖ Papiersoort: lade 1-4 Hiermee stelt u het display in zodat u kunt zien welk papiertype in elke papierlade is geplaatst. De informatie wordt door de printer gebruikt om automatisch de lade met het geschikte papier te kiezen. • Papiersoort • Geen weergave • Kringlooppapier • Gekleurd papier • Briefhoofd • Etiketten • Speciaal papier 1-3 • Karton • Voorbedrukt papier • Bankpost
66
Papierlade-instellingen
• Papierdikte • Dun papier • Normaal (60-81g/m2, 16-22lb.) • Medium dik (82-105g/m2, 22-28lb.) • Dik 1 (106-169g/m2, 28,5-44,9lb.) • Dik 2 (170-219g/m2, 45-58lb.) • Kopieermethode in Duplex • 2-zijdige kopie • 1-zijdige kopie • Autopapierselectie aan • Ja • Nee
2
❖ Voorbladlade Hiermee kunt u opgeven en weergeven vanuit welke lade u voorbladen invoegt. Nadat u de papierlade heeft geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen. • Lade te programmeren • Uit • Handinvoer • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optioneel) • Lade 4 (optioneel) • Kopieermethode in Duplex • 2-zijdige kopie • 1-zijdige kopie • Displaytijd • In geselecteerde modus • Volledige tijd
67
Systeeminstellingen
❖ Tussenbladlade Hiermee kunt u opgeven en weergeven vanuit welke lade u tussenbladen invoegt. Nadat u de papierlade heeft geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen. • Lade te programmeren • Uit • Handinvoerlade • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optioneel) • Lade 4 (optioneel) • Kopieermethode in Duplex • 2-zijdige kopie • 1-zijdige kopie • Displaytijd • In geselecteerde modus • Volledige tijd
2
Opmerking ❒ De papiergeleider voor de optionele LCT is vast voor A4K, 81/2×11"K-papierformaat. Als u een ander papierformaat nodig heeft, dient u contact op te nemen met uw servicevertegenwoordiger. ❒ Wanneer hetzelfde soort en formaat papier in verschillende papierladen wordt geladen en u een lade wilt gebruiken voor dubbelzijdig kopiëren en de andere voor enkelzijdige kopiëren, gebruikt u dan de bovenste lade voor dubbelzijdig kopiëren. Als één van de laden is opgegeven als de standaardlade in Papierladeprioriteit, wijst u 2-zijdig kopiëren toe aan die lade. ❒ Er verschijnt een -merkteken naast de papierlade als u [Uit] heeft geselecteerd in [Autom.pap.sel]. ❒ [Autom.pap.sel] kan alleen worden geselecteerd voor de kopieerfunctie wanneer [Geen weergave] en [Gerecycl.pap.] geselecteerd zijn. Als [Nee] geselecteerd is, is Auto. papierselectie niet geldig voor de lade. ❒ De functies die de instellingen voor de voorbladlade gebruiken, zijn de voorblad-functie en voor/achterblad-functie. ❒ Als u “Weergavetijd” instelt op “In modus geselecteerd” in “Voorbladlade” en “Tussenbladlade”, dan worden de lades die zijn geselecteerd voor de voorbladen en tussenbladen alleen aangegeven als u het gebruik van voorbladen en tussenbladen heeft ingeschakeld. Verwijzing Kopieer-/Documentserverhandleiding
68
Timer instellingen
Timer instellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het timerinstellingenmenu onder Systeeminstellingen.
❖ Automatische timer Uit Nadat er een bepaalde tijd is verstreken na de laatst voltooide opdracht, wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. Deze functie wordt "Automatisch uit" genoemd. Naar de status van het apparaat na de bewerking Automatisch uit wordt verwezen met ’Uit-stand’ of ’Slaapstand’. Geef voor Timer automatisch uit, de tijd op voordat Automatisch uit wordt geactiveerd. De standaardinstelling is 60min.. Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 1 seconde en 240 minuten opgeven. Automatisch uit werkt wellicht niet wanneer fouten worden weergegeven.
2
❖ Timer energiespaarstand Geef op hoeveel tijd er moet verstrijken nadat de laatste kopieeropdracht is voltooid of nadat de laatste bewerking is uitgevoerd voordat de modus laag energieverbruik wordt ingeschakeld. Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 1 seconde en 240 minuten opgeven. De standaardinstelling is 15min.. ❖ Display timer Geef op hoeveel tijd er moet verstrijken nadat de laatste kopieeropdracht is voltooid of nadat de laatste bewerking is uitgevoerd voordat het display wordt uitgeschakeld. De opwarmperiode voor het maken van een kopie vanuit de standby-modus is 3 seconden voor Weergave uit niveau 1 en 15 seconden voor Weergave uit niveau 2. Voer een tijdsinterval tussen 10 seconden en 240 minuten in met behulp van de cijfertoetsen. De standaardinstelling is 1min.. ❖ Timer automatische systeemreset De systeemresetinstelling kiest automatisch het scherm van de functie die werd ingesteld in Functieprioriteit, wanneer er geen bewerkingen in uitvoering zijn, of wanneer een onderbroken taak wordt gewist. Deze instelling bepaalt het interval voor de systeemreset. • Aan • Uit Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden opgeven De standaardinstelling is 60seconde(n). 69
Systeeminstellingen
❖ Automatische reset timer kopieerapparaat/Document Server (kopieerapparaat/Documentserver) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat het kopieerapparaat en de Document Server worden gereset. • Aan • Uit Als [Uit] geselecteerd is, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm van de gebruikerscode. Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden opgeven. De standaardinstelling is 60seconde(n).
2
❖ Automatische resettijd voor de fax (fax) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de faxmodus wordt gereset. Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 30 en 999 seconden opgeven. De standaardinstelling is 30seconde(n). ❖ Timer automatische printerreset (printer) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de printerfunctie wordt gereset. • Aan • Uit Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden opgeven. De standaardinstelling is 60seconde(n). ❖ Automatische resettijd voor de scanner (scanner) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannerfunctie wordt gereset. • Aan • Uit Als [Uit] geselecteerd is, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm van de gebruikerscode. Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijd tussen 10 en 999 seconden opgeven. De standaardinstelling is 60seconde(n). ❖ Datum instellen Hiermee stelt u met de cijfertoetsen de datum in voor de interne klok van het kopieerapparaat. Druk op [ ← ] en [ → ] om het jaar, de maand en de dag te wijzigen.
70
Timer instellingen
❖ Tijd instellen Hiermee stelt u met de cijfertoetsen de tijd in van de interne klok van het kopieerapparaat. Voer de tijd in volgens het 24–uur-systeem (in stappen van 1 seconde). Druk op [ ← ] en [ → ] om tussen uren, minuten en de seconden te schakelen. ❖ Timer automatisch afmelden Geef op of een gebruiker automatisch moet worden uitgelogd, als de gebruiker het apparaat niet gebruikt voor een bepaalde periode na het inloggen. • Aan • Uit Wanneer [Aan] is geselecteerd, kan met behulp van de cijfertoetsen een tijd tussen 60 en 999 seconden worden opgeven. De standaardinstelling is 180seconde(n).
2
71
Systeeminstellingen
Interface-instellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Interface-instellingenmenu onder Systeeminstellingen.
Netwerk
2
Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Netwerkmenu onder Systeeminstellingen.
❖ IPv4-adres apparaat Voordat u dit apparaat in de netwerkomgeving gaat gebruiken, moet u het IPv4-adres en het subnetmasker opgeven. Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net Mask] in als ’xxx.xxx.xxx.xxx’(’x’ geeft een getal aan). Als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd en u gebruikt de IEEE 1394interface, dan moet u het adres van het domein instellen, maar dit moet anders zijn dan [IPv4-adres] van [IEEE1394]. Als u het adres voor hetzelfde domein instelt, stelt u dan een andere waarde in voor [Sub-net Mask]. Wanneer u [Specificeer] selecteert, zorg er dan voor dat [Apparaat IPv4-adres] anders is dan die van een ander apparaat op het netwerk. Het fysieke adres (MAC-adres) verschijnt ook. Als u tegelijkertijd Ethernet- en IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)-interfaces gebruikt, dan moeten instellingen zorgvuldig worden gemaakt. • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer • Apparaat IPv4-adres: 011.022.033.044 • Subnetmasker: 000.000.000.000 ❖ IPv4 Gateway-adres Een gateway is een verbinding of een uitwisselingspunt tussen twee netwerken. Geef het gateway-adres op voor de router of hostcomputer die als gateway wordt gebruikt. • IPv4 Gateway-adres: 000.000.000.000 ❖ Apparaat IPv6 adres Geef het IPv6-netwerkadres van het apparaat op. • Link lokaal adres Het opgegeven link-lokaal adres van het apparaat verschijnt. • Handmatig configuratieadres Het handmatige configuratieadres van het apparaat verschijnt. • Statusloos adres: 1-5 Het opgegeven staatloze adres verschijnt. ❖ IPv6 Gateway-adres Toont het IPv6-gatewayadres van het apparaat. 72
Interface-instellingen
❖ IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie instellen. • Actief • Inactief ❖ DNS-configuratie Maak instellingen voor de DNS-server. Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan het IPv4-address van de DNS-server in als “xxx.xxx.xxx.xxx“ (’x’ geeft een getal aan). • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer • DNS-server 1: 000.000.000.000 • DNS-server 2: 000.000.000.000 • DNS-server 3: 000.000.000.000
2
❖ DDNS-configuratie Geef de DDNS-instellingen op. • Actief • Inactief ❖ Domeinnaam Geef de domeinnaam op. • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer ❖ WINS-configuratie Geef de instellingen voor de WINS-server op. Als [Aan] is geselecteerd, voer dan het IPv4-adres van de DNS-server in als “xxx.xxx.xxx.xxx“ (’x’ geeft een getal aan). Als DHCP in gebruik is, geef dan de [Scope ID] op. Voer een [Scope ID] in van maximaal 31 tekens. • Aan • Primaire WINS-server:000.000.000.000 • Secundaire WINS-server:000.000.000.000 • Bereik-ID • Uit ❖ Effectief protocol Selecteer het protocol dat in het netwerk moet worden gebruikt. • IPv4: Actief/ Inactief • IPv6: Actief /Niet actief • NetWare: Actief / Inactief • SMB: Actief / Inactief • AppleTalk: Actief/ Inactief
73
Systeeminstellingen
❖ NCP-bezorgingsprotocol Selecteer het protocol voor NCP-bezorging. • IPX-prioriteit • TCP/ IP Prioriteit • Alleen IPX • Alleen TCP/IP Als u “’Alleen IPX” of “Alleen TCP/IP” selecteert, dan kunt u niet naar het protocol overschakelen, zelfs als u er geen verbinding mee kunt maken. Als “NetWare” in [Effectief protocol] is ingesteld op “Ongeldig”, dan kunt u alleen TCP/IP gebruiken.
2
❖ NW-frametype Selecteer het frametype wanneer u NetWare gebruikt. • Autom. sel. • Ethernet II • Ethernet 802,2 • Ethernet 802.3 • Ethernet SNAP ❖ SMB-computernaam Geef de SMB-computernaam op. Voer de computernaam in met maximaal 15 tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd. Stel geen computernaam in die begint met RNP en rnp. Gebruik hoofdletters voor alfabetten. ❖ SMB-werkgroep Geef de SMB-werkgroep op. Voer de computernaam in met maximaal 15 tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties mogen niet worden ingevoerd. Gebruik hoofdletters voor alfabetten. ❖ Ethernet-snelheid Stel de toegangssnelheid voor netwerken in. Selecteer een snelheid die overeenstemt met uw netwerkomgeving. [Autom. sel.] moet normaal worden geselecteerd. • Autom. sel. • 10Mbps Full Duplex • 10Mbps Half Duplex • 100Mbps Full Duplex • 10Mbps Half Duplex
74
Interface-instellingen
❖ Type LAN Wanneer u de IEEE 802.11b-interface-eenheid heeft geïnstalleerd, selecteer dan de verbindingsmethode. • Ethernet • IEEE 802.11b [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. Als Ethernet en IEEE 802.11b (draadloos LAN) zijn aangesloten, dan heeft de geselecteerde interface voorrang.
2
❖ Ping-opdracht Controleer de netwerkverbinding met ping-opdracht die het opgegeven IPv4-adres gebruikt. Als u geen verbinding met het netwerk kunt maken, controleer dan het volgende en probeer de ping-opdracht opnieuw. • Zorg ervoor dat “IPv4” in [Effectief protocol] is ingesteld op “Actief”. • Controleer of het apparaat met het toegewezen IPv4-adres is verbonden met het netwerk. • Het is mogelijk dat hetzelfde IPv4-adres wordt gebruikt voor de opgegeven apparatuur. ❖ SNMPv3-communicatie toestaan Stel de gecodeerde communicatie van SNMPv3 in. • Alleen codering • Codering/Tekst wissen Als u selecteert om [Alleen codering], dan moet u een coderingswachtwoord voor het apparaat instellen. ❖ SSL- / TLS-communicatie toestaan Stel de gecodeerde communicatie van SSL/TLS in. • Alleen cijfertekst • Cijfertekst-prioriteit • Cf.tkst/Tkst wis. Als u [Alleen Cijfertekst] instelt, dan moet u het SSL-certificaat voor het apparaat installeren. ❖ Hostnaam Geef de hostnaam op. Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens. ❖ Apparaatnaam Geef de apparaatnaam op. Voer de apparaatnaam in met maximaal 31 tekens.
75
Systeeminstellingen
Parallelle interface Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Parallelle interface onder Interface-instellingen. [Paral. interf.] wordt weergegeven als dit apparaat is geïnstalleerd met de IEEE 1284-interfacekaart.
2
❖ Parallelle Timing Stelt de timing in voor het controlesignaal van de parallelle interface. • ACK buitenzijde • ACK binnen • STB omlaag ❖ Parallelle communicatiesnelheid Stelt de communicatiesnelheid voor de parallelle interface in. • Hoge snelheid • Standaard ❖ Status signaalselectie Stelt het niveau in voor het selectiesignaal van de parallelle interface. • Hoog • Laag ❖ Invoeraccent Stelt in of het invoersignaal bij ontvangst moet worden in- of uitgeschakeld. • Actief • Niet actief ❖ Bidirectionele communicatie Stelt de antwoordmodus van de printer in op een statusverwervingsverzoek bij gebruik van een parallelle interface. • Aan • Uit Wanneer ingesteld op [Uit] dan zal de bidirectionele communicatiefunctie worden uitgeschakeld en zal het printerstuurprogramma niet worden geïnstalleerd onder Automatische detectiefunctie van Windows. ❖ Signaalcontrole Geef op hoe fouten tijdens het afdrukken of verzenden van faxen van de computer moeten worden behandeld. • Prior. taakacceptatie • Printerprioriteit
76
Interface-instellingen
IEEE 1394 Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het IEEE 1394-menu onder Interface-instellingen. [IEEE1394] wordt weergegeven als dit apparaat is geïnstalleerd met de IEEE 1394-interfacekaart.
2
❖ IPv4-adres Voordat u dit apparaat in de netwerkomgeving gaat gebruiken, moet u het IPv4-adres en het subnetmasker opgeven. Wanneer u [Specificeer] selecteert, voer dan [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net Mask] in als ’xxx.xxx.xxx.xxx’(’x’ geeft een getal aan). Als de IEEE 1394-interfacekaart is geïnstalleerd en u gebruikt de IEEE 1394interface, dan moet u het adres van het domein instellen, maar dit moet anders zijn dan [IPv4-adres] van [IEEE1394]. Als u het adres voor hetzelfde domein instelt, stelt dan een andere waarde in voor [Sub-net Mask]. Wanneer u [Specificeer] selecteert, zorg er dan voor dat [Apparaat IPv4-adres] anders is dan die van een ander apparaat op het netwerk. Het fysieke adres (MAC-adres) verschijnt ook. Als u tegelijkertijd Ethernet- en IEEE 1394 (IPv4 boven 1394)-interfaces gebruikt, dan moeten instellingen zorgvuldig worden gemaakt. • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer • Apparaat IPv4-adres: 011.022.033.044 • Subnetmasker: 000.000.000.000 ❖ DDNS-configuratie Geef de DDNS-instellingen op. • Actief • Inactief ❖ Hostnaam Geef de hostnaam op. Voer de hostnaam in met maximaal 63 tekens.
77
Systeeminstellingen
❖ Domeinnaam Maak instellingen voor de domeinnaam. • Autom. verkrijgen (DHCP) • Specificeer Voer de domeinnaam in met maximaal 63 tekens. ❖ WINS-configuratie Geef de instellingen voor de WINS-server op. Als [Aan] is geselecteerd, stel dan het IPv4-address van de WINS-server in als “xxx.xxx.xxx.xxx“ (’xxx’ geeft een getal aan). Als DHCP in gebruik is, geef dan de [Scope ID] op. Voer [Scope ID] in met maximaal 31 tekens. • Aan • Primaire WINS-server:000.000.000.000 • Secundaire WINS-server:000.000.000.000 • Bereik-ID • Uit
2
❖ IPv4 over 1394 Wanneer u de IPv4 boven 1394-functie van de IEEE 1394-interface gebruikt om het apparaat aan te sluiten op het netwerk, of als u afdrukt vanaf de computer met het stuurprogramma IPv4 boven 1394, dan moet u [Actief] opgeven voor [IPv4 over 1394]. • Actief • Inactief Afdrukken met IPv4 boven 1394 is mogelijk onder Windows Me/XP en Windows Server 2003. ❖ SCSI-afdruk (SBP-2) Wanneer u afdrukt met de functie SCSI-afdrukclient die wordt ondersteund door Windows 2000/XP of Windows Server 2003, dan moet u [SCSI-afdruk (SBP-2)] instellen. • Actief • Inactief ❖ Bidirectionele SCSI-afdruk Geeft de antwoordmodus van de printer etc. op voor statusverzoeken bij gebruik van de IEEE 1394-interface. • Aan • Uit Als dit is ingesteld op [Uit], dan zal bidirectionele communicatie niet werken.
78
Interface-instellingen
IEEE 802.11b Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het IEEE 802.11b-menu onder Interface-instellingen. [IEEE 802.11b] wordt weergegeven wanneer op het apparaat de draadloos LANinterfacekaart is geïnstalleerd. Maak alle instellingen tegelijkertijd.
2
❖ Communicatiemodus Geeft de communicatiemodus van het draadloze LAN op. • 802.11 Ad-hoc modus • Ad-hoc-modus • Infrastructuurmodus ❖ SSID-instelling Geeft SSID op om het toegangspunt vast te leggen in infrastructuurmodus of 802.11 ad-hoc-modus. De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes). Als blanco is opgegeven in 802.11b ad-hoc-modus of ad-hoc-modus, dan verschijnt “ASSID’. ❖ Kanaal Geeft een kanaal op als u 802.11b-ad-hoc-modus of ad-hoc-modus selecteert. De standaardinstelling is 11. Er is keuze uit de volgende kanalen: • Metrische versie: 1-14 • Inch-versie: 1-11 ❖ Beveiligingsmethode Geeft de codering van de IEEE 802.11b op (draadloos LAN). Als de instelling staat op [WEP], voer dan altijd een WEP-sleutel in. Als de instelling staat op [WPA], de coderings- en verificatiemethodes. Geef “WPA” op, wanneer [Communicatiemodus] is ingesteld op [Infrastructuurmodus]. • Uit • WEP • WPA • WPA-coderingsmethode Selecteer ’TKIP’ of ’CCMP(AES)’. • WPA-authent. Methode Selecteer ’WPA-PSK’ of ’WPA802.1X)’. Als u “WPA-PSK” heeft geselecteerd, voer dan de vooraf gedeelde sleutel (PSK) in met 8-63 tekens in ASCII-code. 79
Systeeminstellingen
❖ Draadloos LAN-signaal Bij het gebruik in infrastructuurmodus kunt u de radiogolvenstatus van het apparaat controleren met behulp van het bedieningspaneel. Radiogolvenstatus wordt weergegeven als u drukt op [Signaal wireless LAN]. ❖ Transmissiesnelheid Geeft de communicatiesnelheid van de IEEE 802.11b op (draadloos LAN). • Autom. sel. • 11 Mbps vast • 5.5 Mbps vast • 2Mbps vast • 1 Mbps vast
2
❖ Fabrieksinstellingen herstellen U kunt de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-instellingen terugzetten naar hun standaardwaarden. • Nee • Ja
80
Interface-instellingen
Lijst afdrukken U kunt items controleren die met de netwerkomgeving te maken hebben. De configuratiepagina toont de huidige netwerkinstellingen en netwerkinformatie.
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Interface instellingen].
2
C Druk op [Lijst afdrukken].
D Druk op de toets {Start}. De configuratiepagina wordt afgedrukt.
E Druk op [Afsluiten]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt ook afsluiten door te drukken op [Afsluiten] op het hoofdmenu Gebruikersinstellingen.
81
Systeeminstellingen
Bestandsoverdracht Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Bestandsoverdracht onder Systeeminstellingen.
❖ Bezorgingsoptie Schakelt het verzenden van opgeslagen of gescande documenten naar de ScanRouter-bezorgingsserver in of uit. • Aan • IPv4-adres hoofdbezorgingsserver • IPv4-adres subbezorgingsserver • Uit Geef deze optie op wanneer u wilt selecteren of u de ScanRouter-bezorgingssoftware al dan niet wilt gebruiken. Doet u dit, dan zult u I/O-apparaten eerst moeten registereren in de ScanRouter-bezorgingssoftware.
2
❖ Capture IP-adres van de server Geef het IPv4-adres van de captureserver op. Deze instelling verschijnt als het medialinkbord is geïnstalleerd en de capture-functie wordt gebruikt door de ScanRouter-bezorgingssoftware. ❖ Bestandsdoorzending Fax RX Geef op hoe u faxbestanden wilt bezorgen die binnenkomen via de verschillende lijnen. • Instelling per lijn • Lijn 1 • Lijn 2 • Lijn 3 • E-mail • IP-Fax De lijnen verschijnen afhankelijk van de bedieningsomgeving. • RX-bestandsbezorging Geef op of faxdocumenten moeten worden verzonden naar de ScanRouter-bezorgingssoftware voor elke faxlijn. • Bezorgen aan server • Niet bezorgen • Afdrukken bij ontvangst Geef op of ontvangen faxdocumenten die zijn verzonden naar de ScanRouter-bezorgingssoftware al dan niet tegelijkertijd moeten worden afgedrukt. • Afdrukken • Niet afdrukken 82
Bestandsoverdracht
• Te bezorgen bestand Geef op of alle ontvangen faxdocumenten of alleen ontvangen faxdocumenten met bezorgingscodes (ID of SUB/SEP-codes) naar de ScanRouterbezorgingssoftware worden verzonden. • Bestand met bezorgingscode • Bestand afdrukken • Bezorgingsfout bestand Als een ontvangen faxdocument niet kan worden verzonden naar de ScanRouter-bezorgingssoftware, dan wordt het opgeslagen in het geheugen. Om een opgeslagen bestand af te drukken selecteert u [Bestand afdrukken]; om het te verwijderen selecteert u [Bestand verwijderen]. Als het apparaat de gegevens naar de ScanRouter-bezorgingssoftware kan verzenden, dan doet het dit automatisch. Als u gegevens wist, dan zult u ze niet kunnen verspreiden of afdrukken. • Bestand afdrukken • Bestand verwijderen
2
❖ SMTP-server Wanneer u DNS gebruikt, voer dan de hostnaam in. Wanneer u DNS niet gebruikt, voer dan het IPv4-adres in van de SMTP-server. • Servernaam • Poortnummer: 25 Voer de servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. Voer poortnummer in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {q}-toets. ❖ SMTP-verificatie Geef SMTP-verificatie op (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5, DIGEST-MD5). Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, dan kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen met verificatie waarvoor u de gebruikersnaam en het wachtwoord moet invoeren. Als de SMTP-server verificatie vereist, stel dan [SMTP verificatie] in op [Aan] en geef vervolgens de gebruikersnaam, het wachtwoord en de codering op. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het e-mailadres van de Beheerder bij gebruik van Internetfax.
83
Systeeminstellingen
• SMTP AUTH • Aan Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam in met maximaal 191 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. Afhankelijk van het SMTP-servertype, moet ’domein’ worden opgegeven. Voeg ’@’ toe na de gebruikersnaam, zoals in ’gebruikersnaam@domein’. E-mailadres Wachtwoord Voer het wachtwoord in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. Codering: Autom. / Aan / Uit [Codering]-[Autom.]: Gebruiken als de verificatiemethode PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 is. [Codering]-[Aan]: Gebruiken als de verificatiemethode CRAMMD5 of DIGEST-MD5 is. [Codering]-[Uit]: Gebruiken als de verificatiemethode PLAIN of LOGIN is. • Uit
2
❖ POP voor SMTP Geef POP-verificatie op (POP voor SMTP). Wanneer u e-mail verzendt naar een SMTP-server, dan kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door voor verificatie verbinding te maken met de POP-server. Om POP-serververificatie in te schakelen voor het verzenden van e-mail via de SMTP-server, moet u [POP voor SMTP] instellen op [Aan]. E-mail wordt verzonden naar de SMTP-server nadat de tijd die is ingesteld voor [Wachttijd na aut.] is verstreken. Als u [Aan] selecteert, voer dan [Servernaam] in in [POP3 / IMAP4 Instellingen]. Controleer ook het poortnummer voor [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. • Aan • Wachttijd na authent.: 300 msec. Geef [Wachttijd na aut.] op van nul tot 10.000 milliseconden, in stappen van een milliseconde. • Gebruikersnaam Voer de gebruikersnaam in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. • E-mailadres • Wachtwoord Voer het wachtwoord in met maximaal 63 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. • Uit
84
Bestandsoverdracht
❖ Ontvangstprotocol Geef ontvangstprotocol op voor het ontvangen van Internetfax. • POP3 • IMAP4 • SMTP ❖ POP3 / IMAP4-instellingen Geef de POP3/IMAP4-servernaam op voor het ontvangen van Internetfaxen. De opgegeven POP3/IMAP4-servernaam wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. • Servernaam Als DNS wordt gebruikt, voer dan de hostnaam in. Als DNS niet wordt gebruikt, voer dan het IPv4-adres van de POP3/IMAP4 of server in. Voer POP3/IMAP4-servernaam in met maximaal 127 tekens. Spaties mogen niet worden ingevoerd. • Codering • Autom. Wachtwoordcodering wordt automatisch ingesteld in overeenstemming met de POP-serverinstellingen. • Aan Wachtwoord coderen. • Uit Wachtwoord niet coderen.
2
❖ E-mailadres beheerder Dit verschijnt als het afzenderaders op gemailde, gescande documenten, als de afzender niet is opgegeven. Wanneer u e-mail verzendt onder de Internetfax-functie, dan zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen als het afzenderadres onder de volgende omstandigheden: • De afzender is niet ingesteld en het e-mailadres van het apparaat is niet geregistreerd. • De opgegeven afzender is niet geregistreerd in het adresboek van het apparaat en het e-mailadres van het apparaat is niet geregistreerd. Wanneer u SMTP-verificatie uitvoert voor de bestanden die zijn verzondern met de Internetfax-functie, dan zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het “vakje ’Van:’. Als u de gebruikersnaam en het e-mailadres heeft opgegeven in [SMTP verificatie], zorg er dan voor deze instelling op te geven. Voer maximaal 128 tekens in. Specificeer afzender op gemailde, gescande documenten, als [Naam afzender autom. specificeren] is [Uit].
85
Systeeminstellingen
❖ E-mail communicatiepoort Geef de poortnummers op voor het ontvangen van Internetfaxen. Het opgegeven POP3-poortnummer wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. • POP3: 110 • IMAP4: 143 • SMTP: 25 Voer een poortnummer in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {q}-toets.
2
❖ Ontvangstinterval e-mail Geef in minuten het tijdsinterval op voor het ontvangen van Internetfaxen via POP3- of IMAP4-server. • Aan: 15 min. • Uit Als [Aan] is geselecteerd, dan kan het tijdsinterval worden ingesteld van 2 tot 1440 in stappen van één minuut. ❖ Max. ontvangstgrootte e-mail Geeft het maximaal ontvangen e-mailformaat op voor het ontvangen van Internetfaxen. • 2MB Voer een formaat in van één tot 50 MB in stappen van één megabyte. ❖ E-mailopslag in server Geef op of u de per Internetfax ontvangen e-mails wilt opslaan op de POP3of IMAP4-server. • Uit • Alles • Alleen fouten ❖ Stand Gebr./Wachtwoord (Verzenden) Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor verzending van een scanbestand direct naar een gedeelde map op een computer die loopt onder Windows, naar een FTP-server of naar een NetWare-server. • SMB-gebruikersnaam • SMB-wachtwoord • FTP-gebruikersnaam • FTP-wachtwoord • NCP-gebruikersnaam • NCP-wachtwoord Voer maximaal 64 tekens in.
86
Bestandsoverdracht
❖ E-mailbericht programmeren/wijzigen/wissen U kunt het e-mailbericht programmeren, wijzigen of verwijderen dat gebruikt is voor het verzenden van een Internetfax of een scanbestand als bijlage. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Bestand doorzenden]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]. E Druk op [Programmeren/Wijzigen]. F Druk op [Niet geprogr.]. G Druk op [Wijzigen]. H Voer een naam in en druk vervolgens op [OK]. Voer de naam in met maximaal 20 tekens. I Druk op [Bewerken]. Om een nieuwe regel te starten drukt u op [OK] om terug te keren naar het e-mailberichtenscherm en vervolgens drukt u op [T] in ’Regel voor bewerking selecteren:’. J Voer de tekst in en druk vervolgens op [OK]. Voer maximaal vijf regels tekst in. Elke regel mag bestaan uit maximaal 80 tekens. K Druk op [OK]. L Druk op [Afsluiten]. • Verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Bestand doorzenden]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]. E Druk op [Verwijderen]. F Selecteer het e-mailbericht dat u wilt verwijderen. Het bevestigingsbericht over het verwijderen verschijnt. G Druk op [Ja].
2
87
Systeeminstellingen
❖ Naam afzender autom. specificeren Stel in of u de naam van de afzender wilt specificeren wanneer u e-mail verzendt. • Aan Als u [Aan] selecteert, dan verschijnt het opgegeven e-mailadres in het vakje “Van:’. Als u het adres van de afzender niet opgeeft, dan zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het vakje “Van:’. Als u de afzender niet opgeeft wanneer een bestand wordt verzonden onder de faxfunctie of als het opgegeven e-mailadres niet is geregistreerd in het adresboek van het apparaat, e-mailadres van het apparaat zal in het vakje “Van:” verschijnen. Als het apparaat geen e-mailadres heeft, dan zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het vakje “Van:”. • Uit Als u [Uit] selecteert, dan zal het opgegeven e-mailadres verschijnen in het vakje “Van:’, maar zult u geen e-mail kunnen verzenden zonder het e-mailadres van de afzender op te geven. Onder de faxfunctie kunt u geen e-mail verzenden als het opgegeven e-mailadres niet is geregistreerd in het adresboek van het apparaat.
2
❖ E-mailaccount faxen Geef e-mailadres, gebruikersnaam en wachtwoord op voor het ontvangen van Internetfaxen. • Ontvangen • E-mailadres Voer een e-mailadres in met maximaal 128 tekens. • Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in met maximaal 64 tekens. • Wachtwoord Voer een wachtwoord in met maximaal 64 tekens. • Niet ontvangen ❖ Intervaltijd opn.verz. scanner Geef het interval op dat het apparaat wacht voordat het een scanbestand opnieuw verzendt, als bestanden niet kunnen worden verzonden naar de bezorgingsserver of mailserver. De standaardinstelling is 300seconde(n). U kunt met behulp van de cijfertoetsen een intervaltijd opgeven tussen 60 en 999 seconden in stappen van een seconde. Deze instelling is voor de scannerfunctie. ❖ Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw Stelt een maximum aantal keren in dat een scanbestand opnieuw wordt verzonden naar de bezorgingsserver of de mailserver. • Aan: 3 ke(e)r(en) • Uit Als [Aan] is geselecteerd, dan kan het aantal keren worden ingesteld van 1 tot 99. Deze instelling is voor de scannerfunctie. 88
Beheerderinstellingen
Beheerderinstellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Beheerdertoepassingen onder Systeeminstellingen. Beheerdersinstellingen worden door de beheerder gebruikt. Neem contact op met de beheerder indien u deze instellingen wilt wijzigen. Wij raden aan om beheerderverificatie in te stellen voordat u beheerderinstellingen maakt.
2
❖ Adresboekbeheer U kunt informatie toevoegen, wijzigen of verwijderen dat in het adresboek is opgeslagen. Voor meer informatie, zie “Adresboek”. • Programmeren/Wijzigen U kunt zowel namen als gebruikerscodes invoeren en wijzigen. • Namen Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, en titel selectie te registreren. • Verif. info Het is mogelijk een gebruikerscode te registreren en de functies toe te wijzen die voor elke gebruikerscode beschikbaar zijn. Het is ook mogelijk gebruikersnamen en wachtwoorden te registreren die worden gebruikt voor het versturen van e-mail en het versturen van bestanden naar mappen of voor toegang tot een LDAP-server. • Beveiliging Het is mogelijk een beveiligingscode te registreren. • Faxbest. U kunt het volgende registreren: faxnummer, internationale TX-modus, fax koptekst, het invoegen van een label, IP-Faxbestemming en protocol. • E-mail Het is mogelijk een e-mailadres te registreren. • Map U kunt het protocol, pad, poortnummer en de servernaam registreren. • Toevoegen aan groep Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen in een groep worden geplaatst. • Verwijderen U kunt een naam uit het adresboek verwijderen. U kunt max. 2000 namen registreren. U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren. U kunt ook namen in het adresboek registreren en beheren met behulp van Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin.
89
Systeeminstellingen
❖ Adresboek: groep programmeren/wijzigen/wissen Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen aan een groep worden toegevoegd. Hiermee kunt u eenvoudig de namen beheren die in elke groep zijn geregistreerd. • Programmeren/Wijzigen U kunt groepen registreren en wijzigen. • Namen Het is mogelijk een naam, toetsweergave, registratienummer, en titel selectie te registreren. • Geprogrammeerde gebruiker/groep U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren. • Beveiliging Het is mogelijk een beveiligingscode te registreren. • Toevoegen aan groep U kunt groepen die zijn geregistreerd in het Adresboek in een groep plaatsen. • Verwijderen U kunt een groep uit het Adresboek verwijderen. U kunt maximaal 100 groepen registreren. U kunt ook groepen in het adresboek registreren en beheren met behulp van Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Gebruik de SmartDeviceMonitor for Admin die wordt geleverd bij de printerscanner-eenheid.
2
❖ Adresboek: volgorde wijzigen Hiermee wijzigt u de volgorde van de geregistreerde namen. U kunt de volgorde van items wijzigen als ze op dezelfde pagina staan. Het is niet mogelijk om items naar een andere pagina te verplaatsen. U kunt bijvoorbeeld een item uit “PLANNING” ([OPQ]) niet naar “DAILY” ([CD]) verplaatsen. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Volgorde wijzigen].
90
Beheerderinstellingen D
Druk op de naamtoets die moet worden verschoven.
2 E
U kunt een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen. Druk op de naamtoets op de plaats die u wilt verplaatsen.
De gebruikerstoets wordt verplaatst naar de geselecteerde positie en de gebruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde positie staat, wordt naar voren of naar achteren verplaatst. Als u de geselecteerde gebruikerstoets vooruit beweegt, dan wordt de gebruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde plaats staat, achteruit bewogen. Als u de geselecteerde gebruikerstoets achteruit beweegt, dan wordt de gebruikerstoets die op dat moment op de geselecteerde plaats staat, vooruit bewogen.
U kunt ook een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen.
91
Systeeminstellingen
❖ Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst U kunt de bestemmingslijst die in het adresboek is geregistreerd, afdrukken. • Afdrukken op titel 1 volgorde Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 1 afgedrukt. • Afdrukken op titel 2 volgorde Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 2 afgedrukt. • Afdrukken op titel 3 volgorde Hiermee wordt het adresboek in de volgorde titel 3 afgedrukt. • Bellijst groep afdrukken Hiermee wordt het groepsadresboek afgedrukt. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst]. D Selecteer de afdrukindeling. E Om de lijst op dubbelzijdige pagina’s af te drukken, selecteert u [Afdrukken op2 zijden]. F Druk op de toets {Start}. De lijst wordt afgedrukt.
2
❖ Adresboek: titel bewerken U kunt de titel bewerken om een gebruiker gemakkelijk te vinden. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Titel bewerken].
92
Beheerderinstellingen D
Druk op het titeltoets die u wilt wijzigen.
2 E F
Typ de nieuwe naam en druk vervolgens op [OK]. Druk op [OK].
❖ Adresboek: Titel omschakelen Hiermee geeft u de titel op om een naam te selecteren. • Titel 1 • Titel 2 • Titel 3 ❖ Reservekopie / Adresboek herstellen U kunt op externe opslagruimte een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat of de reservekopie vanuit de externe opslagruimte terugzetten. • Reservekopie U kunt een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat op een externe opslagplaats. • Terugzetten U kunt de reservekopie van het adresboek terugzetten vanuit de externe opslagruimte. • Indeling U kunt de externe opslagruimte formatteren. • Media-info ophalen De vrije ruimte en bezette ruimte van de externe opslagruimte worden weergegeven. ❖ Teller Weergeven/Afdrukken Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken. • Teller Weergeven/Afdrukken Hiermee wordt het aantal afdrukken voor elke functie weergegeven (Totaal, Kopiëren, Fax , Printer, A3/DLT, Duplex en Nieten). • Tellerlijst afdrukken Hiermee kunt u een lijst afdrukken met het aantal afdrukken voor elk functie. 93
Systeeminstellingen
❖ Weergeven/Wissen/Afdrukken teller per gebruiker Hiermee kunt u de aantallen afdrukken die met een gebruikerscode zijn geopend bekijken, afdrukken en terugzetten op 0. Druk op [UVorige] en [TVolg.] om alle aantallen afdrukken te tonen. Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerwaarde in Teller Weergeven/Afdrukken. • Teller afdrukken voor alle gebruikers Drukt de tellerwaarden af voor alle gebruikers. • Teller wissen voor alle gebruikers Stelt het aantal gemaakte afdrukken voor alle gebruikercodes in op 0. • Teller afdrukken per gebruiker Drukt de tellerwaarden af voor iedere gebruiker. • Teller wissen per gebruiker Stelt het aantal gemaakte afdrukken voor een gebruikercode in op 0.
2
❖ Beheer gebruikersverificatie • Gebruikerscodeverificatie Met Gebruikerscode-verificatie, kunt u beschikbare functies beperken en op hun gebruik toezien. Wanneer u Gebruikerscode-verificatie gebruikt, registreer dan de gebruikerscode. Met de Printer PC-controlefunctie kunt u een logboek met afdrukken krijgen die overeenstemmen met de codes die zijn ingevoerd tijdens het gebruik van het printerstuurprogramma. Wanneer gebruikerscodeverificatie is ingesteld kan de functie Automatisch kleur selecteren niet worden gebruikt. Voor informatie over Basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie en Integratieserver-verificatie moet u contact opnemen met uw beheerder. • Kopieermachine • Printer • Andere functies • Taakverificatie voor printer • Basisauth. • Windows-verificatie • LDAP-verificatie • Auth. integratieserver • Uit ❖ Verbeterd verificatiebeheer Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
94
Beheerderinstellingen
❖ Beheer beheerdersverificatie Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Beheerder programmeren/wijzigen Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Tellertoets beheer Geef die functies op die u wilt beheren met de sleutelteller. • Kopieerapparaat: Kleuren-/Zwart-wit • Printer: zwart-wit • Andere functies: Documentserver / Fax / Scanner
2
❖ Uitgebreide beveiligingsfunctie Geef op of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken of niet. Neem voor meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties contact op met uw beheerder. ❖ Aut. best.verw. in Documentserver Geef op of de documenten die op de Document Server zijn opgeslagen na een bepaalde tijd moeten worden verwijderd of niet. • Aan: 3 dag(en) • Uit Als u [Aan] selecteert, dan worden documenten opgeslagen en vervolgens verwijderd na de opgegeven periode. Als u [Uit] selecteert, dan worden de documenten niet automatisch verwijderd. Als u [Aan] selecteert, voert u het aantal dagen in van 1180 (in stappen van 1 dag). De fabrieksinstelling is 3 dagen, dit betekent dat documenten 3 dagen (72 uur) nadat ze zijn opgeslagen, worden verwijderd. ❖ Verw. alle best. in Documentserver U kunt verwijderde bestanden verwijderen die zijn opgeslagen in de Documentserver, inclusief bestanden die zijn opgeslagen voor Test afdruk, Beveiligde afdruk, Wa ch ten met afdruk en Opgeslagen afdruk o nder printerfunctie. • Nee • Ja Ook als er altijd een wachtwoord is ingesteld, worden alle documenten verwijderd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Als u alle documenten wilt verwijderen, selecteert u [Ja].
95
Systeeminstellingen
❖ LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen Programmeer de LDAP-server om e-mailbestemming direct op te zoeken in het adresboek van de LDAP-server. Deze functie is mogelijk wanneer u scanbestanden verzendt per e-mail met de scanner- of faxfunctie. • Naam • Servernaam • Zoekbasis • Poortnummer • SSL • Verificatie • Gebruikersnaam • Wachtwoord • Zoekvoorwaarden • Zoekopties Om een LDAP-zoekopdracht te starten moet u de hieronder opgesomde items instellen. Voor andere items controleert u uw omgeving en maakt u de nodige wijzigingen. • Servernaam • Zoekbasis • Poortnummer • Zoekvoorwaarden • Selectie verificatiemethode Om de LDAP-server in Beheerderseigenschappen selecteert u [Aan] onder LDAP-server. Deze functie ondersteunt LDAP-versie 2.0 en 3.0. Ver 2.0 ondersteunt geen verificatie met hoge beveiliging.
2
❖ LDAP zoeken Geef op of u de LDAP-server voor zoeken wilt gebruiken of niet. • Aan • Uit Als u [Uit] selecteert, dan zal de LDAP-serverlijst niet verschijnen op het zoekdisplay. ❖ AOF (altijd Aan) Hiermee wordt opgegeven of u Automatisch Uit wilt gebruiken of niet. • Aan • Uit ❖ Firmware versie U kunt de versie controleren van de software die is geïnstalleerd op dit apparaat.
96
Beheerderinstellingen
❖ Niveau netwerkbeveiliging Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Geheugeninstelling automatisch wissen Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Hele geheugen wissen Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder.
2
❖ Alle logboeken verwijderen Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Logboekinstelling verzenden Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. ❖ Gegevensbeveiliging voor kopiëren Neem voor meer informatie over deze functie contact op met uw beheerder. Verwijzing Pag.225 “Adresboek”
Pag.241 “De teller afdrukken voor elke gebruiker” Pag.303 “Teller”
97
Systeeminstellingen
LDAP-server programmeren/wijzigen/verwijderen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft.
De LDAP-server programmeren/wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de LDAP-server die u wilt programmeren of wijzigen.
2
Wanneer u de server programmeert, selecteer dan [Niet geprogr.].
F Stel elk item in zoals vereist is. G Druk op [OK] na het instellen van elk item. Voor details over LDAP-server, zie ’De LDAP-server programmeren’.
H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.99 “De LDAP-server programmeren”
De geprogrammeerde LDAP-server verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de LDAP-server die u wilt wissen. F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
98
Beheerderinstellingen
De LDAP-server programmeren In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de LDAP-serverinstellingen opgeeft.
Een identificatienaam invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Naam”.
2
Registreer een naam voor de LDAP-server die verschijnt op het serverkeuzescherm van de LDAP-zoekbewerking.
B Voer de identificatienaam van de server in. C Druk op [OK]. Een servernaam invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Servernaam”. Registreer de LDAP-serverhostnaam of -IPv4-adres.
B Voer de LDAP-servernaam in. C Druk op [OK]. De zoekbasis invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Zoekbasis”. Selecteer een routemap te starten met zoeken naar e-mailadressen die zijn geregistreerd in de geselecteerd en die zoekbestemmingen zijn.
B Voer de zoekbasis in. Bijvoorbeeld, als het zoekdoel de verkoopafdeling van bedrijf ABC is, dan voert u “dc=verkoopafdeling, o=ABC” in. (In dit voorbeeld is de beschrijving voor een actieve directory. “dc” is voor de organisatie-eenheid en “o” is voor het bedrijf.) Zoekbasisregistratie kan vereist zijn, afhankelijk van uw serveromgeving. Wanneer registratie vereist is, dan zullen niet-gespecificeerde zoekopdrachten resulteren in foutberichten. Controleer uw serveromgeving en voer de nodige specificaties in.
C Druk op [OK].
99
Systeeminstellingen
Een poortnummer invoeren
A Druk op [Wijzigen] onder “Poortnummer”. Geef het poortnummer op voor communicatie met de LDAP-server. Geef een poort op die overeenstemt met uw omgeving.
B Voer het nieuwe poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens
2
op de toets{#}. Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automatisch in “636”.
SSL-communicatie starten
A Druk op [Aan]. Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server. Om SSL te kunnen gebruiken, moet de LDAP-server SSL ondersteunen. Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], dan verandert het poortnummer automatisch in “689”. SSL-instelling moet op dit apparaat zijn ingeschakeld. Neem voor meer informatie contact op met uw netwerkbeheerder.
Verificatie instellen
A Druk op [TVolg.]. B Druk op [Aan] onder [Hge beveiliging] of “Verificatie”. Om een zoekverzoek aan de LDAP-server te doen gebruikt u de beheerdersaccount voor verificatie. Verificatie-instellingen moet voldoen aan de instellingen van uw serververificatie. Controleer uw serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt. [Hge beveiliging] is alleen beschikbaar met LDAP-versie 3.0. Wanneer [Hge beveiliging] is geselecteerd, dan wordt het beheerderswachtwoord gecodeerd voordat het wordt verzonden naar het netwerk. Wanneer [Aan] is gelesecteerd, dan wordt het wachtwoord verzonden zonder codering.
100
Beheerderinstellingen
De gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren
A Druk op [TVolg.]. B Druk op [Wijzigen] onder “Gebruikersnaam”. Wanneer [Aan] of [Hge beveiliging] is geselecteerd voor de verificatie-instelling, gebruik dan de accountnaam en en het wachtwoord van de beheerder. Voer de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder niet in als u verificatie gebruikt voor elk individu of voor elke zoekopdracht.
2
C Voer de gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. Procedures voor het instellen van de gebruikersnaam verschillen per serveromgeving. Controleer uw serveromgeving voordat u de instelling maakt. Voorbeeld: Domeinnaam\Gebruikersnaam, Gebruikersnaam@Domeinnaam, CN=Naam, OU=Afdelingsnaam, DC=Servernaam
D Druk op [Wijzigen] onder het “wachtwoord”. E Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor de beheerdersverificatie voor toegang tot de LDAP-server. U kunt opgeven dat de gebruikersnaam en het wachtwoord in het adresboek van dit apparaat individuele verificatietoegang tot de LDAP-server toestaan. Gebruik Beheerderstoepassingen voor de selectie van de gebruikersnaam en het wachtwoord die/dat u wilt gebruiken.
De verbinding testen
A Druk op [Verbindingstest]. Open de LDAP-server om te controleren of de juiste verbinding tot stand is gebracht. Controleer of de verificatie werkt volgens de verificatie-instellingen. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd.
B Druk op [Afsluiten]. Als de verbindingstest mislukt, controleer dan uw instellingen en probeer het opnieuw. Deze functie controleert niet de zoekvoorwaarden of de zoekbasis.
101
Systeeminstellingen
Zoekvoorwaarden instellen
A Druk twee keer op [TVolg.]. B Druk op [Wijzigen] voor items die u wilt gebruiken als zoekvoorwaarden
van het volgende: [Naam], [E-mailadres], [Faxnummer], [Bedrijfsnaam] en [Afdelingsnaam]. U kunt een eigenschap als een specifiek zoekwoord invoeren. Met de ingevoerde eigenschap doorzoekt de functie het Adresboek van de LDAP-server.
2
C Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-mailadressen en druk vervolgens op [OK]. De eigenschapswaarde mag variëren, afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of de eigenschapswaarde voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt. U kunt items blanco laten, maar u kunt geen eigenschappen blanco laten als u zoekt naar e-mailadressen in het Adresboek van de LDAP-server.
Zoekopties instellen
A Druk drie maal op [TVolg.]. B Druk op [Wijzigen] onder ’Eigenschap’. C Voer de eigenschap in die u wilt gebruiken wanneer u zoekt naar e-maila-
dressen en druk vervolgens op [OK]. Om de LDAP-servergegevens te doorzoeken met een sleutelwoord dat anders is dan de voorbereide zoekwoorden zoals Naam, E-mailadres, FAX-nummer, Bedrijfsnaam en Afdelingsnaam, geef dan de eigenschap op voor het sleutelwoord dat is geregistreerd in uw LDAP-server en de naam die moet worden weergegeven op het bedieningspaneel tijdens de zoekopdracht. Bijvoorbeeld: om e-mailadressen te doorzoeken op werknemernummer, voert u “werknemer nr.” in in het veld Eigenschappen en “Werknemer nr.” in het toetsweergaveveld. De eigenschapswaarde mag variëren, afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of de eigenschap voldoet aan de serveromgeving voordat u deze instelt.
D Druk op [Wijzigen] onder ’Toetsendisplay’.
102
Beheerderinstellingen
E Voer de toetsweergave in en druk vervolgens op [OK]. De geregistreerde “toetsweergave” verschijnt als een sleutelwoord voor het doorzoeken van de LDAP. • Zonder toetsendisplayregistratie
2
• Met toetsendisplayregistratie
De toets verschijnt niet op het zoekscherm, tenzij zowel “Eigenschap” als “Toetsendisplay” zijn geregistreerd. Registreer beide items om de optionele zoekopdracht te kunnen gebruiken.
103
Systeeminstellingen
2
104
3. Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Kopieereigenschappen / Documentserver. Voor informatie over het openen van [Kopieerapp./Doc. Server-eigensch.] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
❖ Automatische densiteitprioriteit U kunt instellen of Automatische afbeeldingsdichtheid “Aan” of “Uit” staat wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, reset of als modi worden gewist. • Alle kleuren • Aan • Uit • Zwart-wit • Aan • Uit ❖ Prioriteit origineeltype U kunt actieve origineeltype selecteren wanneer de spanning wordt ingeschakeld of als modi worden gewist. • Kleur • Tekst • Tekst/Foto • Foto • Licht • Generatiekopie • Folder • Zwart-wit • Tekst • Tekst/Foto • Foto • Licht • Generatiekopie • Folder 105
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Prioriteit origineel fototype Wanneer u “Tekst / Foto” of “Foto” in “Prioriteit origineeltype” selecteert, dan kunt u de instellingen van het geselecteerde origineeltype wijzigen. • Glanzende foto • Gedrukte foto • Gekopieerde foto ❖ Origineeltype-display U kunt de origineeltypen op het basisdisplay weergeven. • Weergeven • Verbergen Indien u [Verbergen] selecteert, wordt het display zoals hieronder weergegeven getoond.
3
❖ Papierdisplay U kunt instellen dat de beschikbare papierladen en -formaten in het basisdisplay worden weergegeven. • Weergeven • Verbergen Indien u [Verbergen] selecteert, wordt het display zoals hieronder weergegeven getoond. Druk op [Autom.pap.sel] om papierformaten weer te geven.
❖ Origineelrichting in duplexmodus Bij het dubbelzijdig kopiëren kunt u de kopieerrichting instellen. • Bov. naar Bov. • Van boven naar onder 106
Algemene functies
❖ Kopieerrichting in duplexmodus U kunt de kopieerrichting instellen bij het dubbelzijdig kopiëren. • Bov. naar Bov. • Van boven naar onder ❖ Max. kopieerhoeveelheid Het maximale aantal kopieën kan worden ingesteld tussen 1 en 999. De standaardinstelling is 999 vellen. ❖ Automatische ladewissel Indien u papier van hetzelfde formaat in twee of meer laden plaatst, zal het apparaat automatisch naar de andere lade wisselen indien het papier in de eerste lade die in gebruik is, op is (als Automatische papierselectie is geselecteerd.) Deze functie wordt “Automatisch ladewisselen” genoemd. Deze instelling geeft aan of u de functie Automatische ladewisseling moet gebruiken of niet. • Met beeldrotatie Gebruiken voor kopiëren wanneer u de functie Automatische ladewissel gebruikt. • Zonder afbeeldingsrotatie Kopieert alleen met Automatische ladewissel indien u papier met hetzelfde formaat in twee of meerdere laden plaatst in dezelfde richting. Als het papier niet hetzelfde formaat of niet dezelfde richting heeft, wordt het kopiëren onderbroken met de melding “Papier plaatsen”. • Uit Als het papier in een lade op is, wordt het kopiëren onderbroken en wordt de melding “Papier laden.” weergegeven.
3
❖ Geluidsignaal: origineel aanwezig Er klinkt een pieptoon wanneer u vergeet de originelen te verwijderen na het kopiëren. • Aan • Uit Als paneelsignaal van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Uit] staat, dan klinkt het geluidssignaal niet, ongeacht signaalinstelling: Origineel aanwezig. ❖ Toon taakeinde U kunt aangeven of u de pieptoon wilt laten klinken wanneer het kopiëren is voltooid. Als paneelsignaal van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Aan] is, dan klinkt een pieptoon om u op de hoogte te stellen dat het apparaat een opdracht niet heeft voltooid, bijvoorbeeld omdat het papier in de lade op is of omdat er papier is vastgelopen. • Aan • Uit 107
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Aanpassen: toets kopieerfunctie U kunt de zes meest gebruikte functies toewijzen aan toetsen van de kopieerfunctie.
3 • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
108
Uit 2 originelen → 2-zijdig: van boven tot boven 2 originelen → 2-zijdig: van boven tot onder 2-zijdig →2-zijdig 2-zijdig: van boven tot boven → 2 originelen 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 2 originelen 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 4 originelen 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 8 originelen 4 originelen → 2-zijdig combineren: van boven tot boven 4 originelen → 2-zijdig combineren: van boven tot onder 1-zijdig → tijdschrift 2-zijdig → tijdschrift Marge creëren Orig. invoerrichting Batch Nieten: Bovenste diagonaal/Links Nieten: Onderste diagonaal/Links Nieten: Links 2 Nieten: Bovenkant 2 Nieten: Bovenkant Nieten: Onderkant Zadelsteek 2 gaatjes links 2 gaatjes bovenkant 3 gaatjes links 3 gaatjes bovenkant
Algemene functies
• 4 gaatjes links • 4 gaatjes bovenkant • Positief/Negatief
❖ Aanpassen: Documentserver-opslagtoets U kunt de zes meest gebruikte functies toewijzen aan toetsen van de Documentserver-opslag.
3
• • • • • • • • • • • • • • • •
Uit 2-zijdig origineel: Boven/Boven 2-zijdig origineel: Boven tot onder 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 2 originelen 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 4 originelen 1-zijdig → 1-zijdig combineren: 8 originelen 2-zijdig: van boven tot boven → 1-zijdig combineren: 2 originelen 2-zijdig: van boven tot onder → 1-zijdig combineren: 2 originelen 2-zijdig: van boven tot boven → 1-zijdig combineren: 4 originelen 2-zijdig: van boven tot onder → 1-zijdig combineren: 4 originelen 2-zijdig: van boven tot boven → 1-zijdig combineren: 8 originelen 2-zijdig: van boven tot onder → 1-zijdig combineren: 8 originelen Marge creëren Origineelrichting Batch Positief/Negatief
Verwijzing Pag.60 “Geluid Touch Screen”
Kopieer-/Documentserverhandleiding
109
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Reproductiefactor Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Reproductiefactor onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
❖ Snelkoppeling R/E U kunt maximaal 3 vaak gebruikte ratio’s Verkleinen / Vergroten programmeren die anders zijn dan de vaste ratio’s voor Verkleinen / Vergroten en kunnen weergegeven worden op het basisdisplay. U kunt de geregistreerde ratio’s Verkleinen / Vergroten ook wijzigen. • Metrische versie • 25% • A3 → A5, F → A5 (50%) • A3 → F (65%) • A3 → A4, A4 → A5 (71%) • B4 → F4 (75%) • F → A4, B4 → A4 (82%) • 93% • B4 → A3 (115%) • F → A3, A4 → B4 (122%) • A4 → A3, A5 → A4 (141%) • A5 → A3 (200%) • 400% • Gebruiker R/E-factor (25-400%) • Uit Standaardinstelling: • F1: 71% • F2: 141% • F3: 93% • Inch-versie • 25% • 11”×17” → 51/2”×81/2” (50%) • 11”×17” → 81/2”×11” (65%) • 11”×15” → 81/2”×11” (73%) • 81/2”×14” → 81/2”×11” (78%) • F → 81/2”×11” (85%) • 93% • 81/2”×14” → 11”×17” (121%)
3
110
Reproductiefactor
• 81/2”×11” → 11”×17” (129%) • 81/2”×81/2” → 81/2”×14” (155%) • 51/2"×81/2" → 11"×17" (200%) • 400% • Gebruiker R/E-factor (25-400%) • Uit Standaardinstelling: • F1: 73% • F2: 155% • F3: 93%
3
❖ Reproductiefactor Geef de factoren voor het vergroten en verkleinen op die moeten verschijnen als [Verkleinen/Vergroten] wordt ingedrukt op het kopieerscherm.
• Metrische versie • 25% • A3 → A5, F → A5 (50%) • A3 → F (65%) • A3 → A4, A4 → A5 (71%) • B4 → F4 (75%) • F → A4, B4 → A4 (82%) • 93% • B4 → A3 (115%) • F → A3, A4 → B4 (122%) • A4 → A3, A5 → A4 (141%) • A5 → A3 (200%) • 400% • Gebruiker R/E-factor (25-400%)
111
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
• Inch-versie • 25% • 11”×17” → 51/2”×81/2” (50%) • 11”×17” → 81/2”×11” (65%) • 11”×15” → 81/2”×11” (73%) • 81/2”×14” → 81/2”×11” (78%) • F → 81/2”×11” (85%) • 93% • 81/2”×14” → 11”×17” (121%) • 81/2”×11” → 11”×17” (129%) • 81/2”×81/2” → 81/2”×14” (155%) • 51/2"×81/2" → 11"×17" (200%) • 400% • Gebruiker R/E-factor (25-400%)
3
❖ R/E-factorprioriteit U kunt de factor met prioriteit instellen wanneer [Verkleinen/Vergroten] wordt ingedrukt. • Metrische versie • 400% • 200% • 141% • 122% • 115% • 93% • 82% • 75% • 71% • 65% • 50% • 25%
112
Reproductiefactor
• Inch-versie • 400% • 200% • 155% • 129% • 121% • 93% • 85% • 78% • 73% • 65% • 50% • 25%
3
❖ Factor voor marge creëren U kunt een ratio Verkleinen / Vergroten instellen wanneer u Marge creëren onder een snelkiestoets registreert. Voer een factor in met de cijfertoetsen (binnen het bereik van 90 tot 99%). De standaardinstelling is 93%.
113
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Bewerken Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Bewerken onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver. Voer met behulp van de cijfertoetsen de breedte van de bindmarge als volgt in: • Metrische versie: 0–30 mm (in stappen van 1 mm) • Inch-versie: 0"-1,2" (in stappen van 0,1 inch) Voer met behulp van de cijfertoetsen de breedte van de wismarge als volgt in: • Metrische versie: 2–99 mm (in stappen van 1 mm) • Inch-versie: 0,1"-3,9" (in stappen van 0,1 inch) Een afbeelding van ongeveer 1,5 mm (0,06”) wordt niet weergegeven als de breedte van de scheidingslijn wanneer een volle lijn of stippellijn wordt gespecificeerd.
3
❖ Marge lettertype: Links/Rechts Geef linker- en rechtermarges op de voorzijde van kopieën op in de modus Marge-aanpassing. • Links • Rechts Standaardinstelling: • Metrische versie: Links5 mm • Inch-versie: Links0,2" ❖ Marge achterzijde: Links/Rechts Geef linker- en rechtermarges op de achterzijde van kopieën op in de modus Marge-aanpassing. • Links • Rechts Standaardinstelling: • Metrische versie: Links5 mm • Inch-versie: Links0,2" ❖ Marge voorkant: Bovenkant/Onderkant Geef boven- en ondermarges op de voorzijde van kopieën op in de modus Marge-aanpassing. • Bovenaan • Onder Standaardinstelling: • Metrische versie: B / O:0mm • Inch-versie: B / O:0,0"
114
Bewerken
❖ Marge achterkant: Bovenkant/Onderkant Geef boven- en ondermarges op de achterzijde van kopieën op in de modus Marge-aanpassing. • Bovenaan • Onder Standaardinstelling: • Metrische versie: B / O:0mm • Inch-versie: B / O:0,0" ❖ 1-zijdige → 2-zijdige auto-marge: BtotB In de 1-zijdige naar 2-zijdige duplexmodus kunt u de marges op de achterzijde opgeven. De marge is ingesteld op dezelfde waar van “Marge achterkant: Links/Rechts’. • Links • Rechts Standaardinstelling: • Metrische versie: Rechts5 mm • Inch-versie: Rechts0,2"
3
❖ 1-zijdige → 2-zijdige auto-marge: OtotB In de 1-zijdige naar 2-zijdige duplexmodus kunt u de marges op de achterzijde opgeven. De waarde voor ’Marge achterkant: Boven/Onder’ wordt gebruikt. • Bovenaan • Onder Standaardinstelling: • Metrische versie: B / O:0mm • Inch-versie: B / O:0,0" ❖ Randbreedte wissen Boven/onder 0mm Standaardinstelling: • Metrische versie: 10mm • Inch-versie: 0,4" ❖ Origineelschaduw wissen in combimodus In de modus Combineren kunt u opgeven of u een randmarge van 3 mm, 0,1" langs alle vier de randen van het origineel wilt wissen. • Aan • Uit
115
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Middenbreedte wissen Met deze functie kunt u de breedte opgeven van de te wissen middenmarges. Standaardinstelling: • Metrische versie: 10 mm • Inch-versie: 0,4" ❖ Voorbladkopie in combimodus U kunt een gecombineerde kopie op het voorblad maken door de Voorbladmodus te selecteren. Combineren
3
Niet gecombineerd
NL GCST019E
• Combineren • Niet gecombineerd
❖ Kopieervolgorde in combimodus U kunt de kopieervolgorde in de modus Combineren op links of rechts of Van boven tot onder instellen. Van links naar rechts
Van boven naar onderen
NL GCAH090E
• • • •
Links nr rechts Van rechts naar links Linksonder Van boven naar onder van rechts
❖ Richting: Boekje, Tijdschrift U kunt de richting van kopieën selecteren waarmee begonnen moet worden wanneer u de modus Boekje of Tijdschrift gebruikt. • Links openmaken • Naar rechts openen
116
Bewerken
❖ Kopiëren op tussenblad in combinatie Opgeven of u een gecombineerde kopie op de ingevoegde tussenbladen wilt laten afdrukken in de modus Tussenbl./Hoofdstuk. • Combineren • Niet gecombineerd ❖ Scheidingslijn van afbeeldingherhaling U kunt een scheidingslijn en kleur selecteren met de functie Afbeelding herhalen van: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens. • Geen
3 • Doorlopend
• Stippellijn A
• Stippellijn B
• Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren): • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt. In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart. Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellijnen opgeeft.
117
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Scheidingslijn van dubbele kopie U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Dubbelzijdig kopiëren: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens. • Geen
• Doorlopend
3 • Stippellijn A
• Stippellijn B
• Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren): • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt. In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart. Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellijnen opgeeft.
118
Bewerken
❖ Scheidingslijn in combimodus U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Combineren: Geen, Doorlopend, Stippellijn A, Stippellijn B of Snijtekens. • Geen
• Doorlopend
3 • Stippellijn A
• Stippellijn B
• Snijtekens
Lijnkleur (alle kleuren): • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart Scheidingslijnen kunnen niet worden opgegeven wanneer u [Geen] gebruikt. In “Zwart-wit” worden afgedrukt in zwart. Een afbeelding met een breedte van circa 1,5 mm (0,06") op de scheidingslijn wordt wellicht niet gekopieerd, wanneer u doorlopende lijnen of stippellijnen opgeeft. Verwijzing Kopieer-/Documentserverhandleiding
119
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Stempel Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Stempelen onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
Achtergrondnummering Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Achtergrond nummeren onder Stempelen.
3
❖ Formaat U kunt de grootte van de nummers instellen. • Klein • Normaal • Groot ❖ Densiteit U kunt de densiteit van de nummers instellen. • Licht • Normaal • Donker • Zeer donker ❖ Stempelkleur U kunt de kleur van de nummers instellen. • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart
120
Stempel
Vooraf ingestelde stempel Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Vooraf ingestelde stempel onder Stempelen.
❖ Stempeltaal U kunt de taal selecteren voor de melding die in de Stempelmodus wordt afgedrukt. • Engels • Duits • Frans • Italiaans • Spaans • Nederlands • Portugees • Pools • Tsjechisch • Zweeds • Fins • Hongaars • Noors • Deens • Russisch • Japans • Chinees (vereen. karak.) • Traditioneel Chinees • Koreaans
3
❖ Stempelprioriteit Als u [Voor.ingest. st.] indrukt, kunt u het stempeltype selecteren waaraan prioriteit wordt verleend. • Kopie • SPOED • PRIORITEIT • Voor uw informatie. • VOORLOPIG • Alleen voor intern gebruik • VERTROUWELIJK • ONTWERP 121
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Stempelindeling Geef op hoe iedere stempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie Geef op waar de stempel moet worden afgedrukt. • Linksboven • Bovenaan in het midden • Rechtsbov. • Links in het midden • In het midden • Rechts in het midden • Linksonder • Onderaan in het midden • Rechtsonder • Stempelpositie U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven. • Metrische versie: ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm ’Midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm ’Rechts in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm ’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • Inch-versie: ’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Links in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" ’Midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechts in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" ’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Formaat U kunt het formaat van de stempel instellen. • 1X • 2X
3
122
Stempel
• Densiteit U kunt het patroon instellen dat wordt gebruikt bij het afdrukken van de stempel. • Normaal De stempel wordt afgedrukt op de afbeelding. U kunt niet controleren welke delen overlappen. • Lichter De afbeelding is zichtbaar door de stempel. • Lichtst De afbeelding verschijnt nog lichter dan in de instelling Lichter. • Te stempelen pagina U kunt de stempel op de eerste pagina of op alle pagina’s laten stempelen. • Alle pagina's • Alleen 1e pagina
3
❖ Stempelkleur Stelt de afdrukkleur van de stempel in. • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart Verwijzing Kopieer-/Documentserverhandleiding
Gebr.stempel Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Gebruikersstempel onder Stempelen.
❖ Stempel programmeren/verwijderen U kunt deze ontwerpen registreren, wijzigen of verwijderen als gebruikersstempels. U kunt maximaal vier stempels vastleggen met uw favoriete ontwerpen.
123
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Stempelindeling:1-4 Geef op hoe elke van de geregistreerde Gebruikersstempels 1 tot 4 wordt afgedrukt. • Stempelpositie Geef op waar de Gebruikersstempel moet worden afgedrukt. • Linksboven • Bovenaan in het midden • Rechtsbov. • Links in het midden • In het midden • Rechts in het midden • Linksonder • Onderaan in het midden • Rechtsonder • Stempelpositie U kunt de positie van de Gebruikersstempel aanpassen binnen het beschikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven. • Metrische versie: ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm ’Midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 72-72mm ’Rechts in het midden’…T/O: 72-72mm, L/R: 4-144mm ’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • Inch-versie: ’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Links in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" ’Midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechts in het midden’…T/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" ’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Te stempelen pagina Hier stelt u in of de stempel op elke pagina wordt afgedrukt of alleen op de eerste pagina. • Alle pagina's • Alleen 1e pagina
3
124
Stempel
❖ Stempelkleur:1-4 Stelt de kleur in de is geregistreerd in Gebruikersstempelkleur (1 tot 4). • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart
3
Verwijzing Kopieer-/Documentserverhandleiding
Datumstempel Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Datumstempel onder Stempelen.
❖ Indeling U kunt de datumnotatie selecteren in de modus Datumstempel. • DD / MM / JJJJ • MM.DD.JJJJ • DD / MM / JJJJ • DD.MM.JJJJ • JJJJ.MM.DD Standaardinstelling: • Metrische versie: DD/MM/JJJJ • Inch-versie: DD/MM/JJJJ ❖ Lettertype U kunt het lettertype van de Datumstempel selecteren. • Lettertype 1 • Lettertype 2 • Lettertype 3 ❖ Formaat U kunt het formaat van de Datumstempel instellen. • Automatisch • Groot • Midden • Klein 125
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Opleggen U kunt de Datumstempel in wit laten afdrukken wanneer het zwarte delen van de afbeelding overlapt. • Aan • Uit ❖ Stempelkleur U kunt de geselecteerde prioriteitskleur instellen wanneer u de datum afdrukt. • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart
3
❖ Stempelinstelling Geef op hoe de Datumstempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie Geef op waar de Datumstempel moet worden afgedrukt. • Linksboven • Bovenaan in het midden • Rechtsboven • Linksonder • Onderaan in het midden • Rechtsonder • Stempelpositie U kunt de positie van de Datumstempel aanpassen binnen het beschikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven. • Metrische versie: ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • Inch-versie: ’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" 126
Stempel
• Te stempelen pagina Hier stelt u in of de stempel op elke pagina wordt afgedrukt of alleen op de eerste pagina. • Alle pagina's • Alleen 1e pagina
Paginanummering Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Paginanummering onder Stempelen.
3
❖ Stempelindeling Als u [Paginanummering] indrukt, kunt u het type paginanummering selecteren waaraan prioriteit wordt verleend. • P1,P2… • 1/5,2/5… • -1-,-2-… • P.1,P.2… • 1,2… • 1-1,1-2… ❖ Lettertype U kunt de af te drukken paginanummering selecteren in de modus Paginanummering. • Lettertype 1 • Lettertype 2 • Lettertype 3 ❖ Formaat U kunt het formaat instellen van de stempel die wordt afgedrukt in de modus Paginanummering. • Automatisch • Groot • Midden • Klein ❖ Stempelpositie achterzijde duplexkopie U kunt de positie instellen van het paginanummer dat wordt afgedrukt op de achterzijde van een dubbele pagina in de Duplexmodus. • Teg.gest.pos. • Zelfde positie
127
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Paginanummering in combinatie U kunt de paginanummering instellen wanneer u de functie Combineren en de functie Paginanummering samen gebruikt. • Per origineel • Per kopie ❖ Stempelpositie op tussenblad U kunt selecteren om de paginanummers op de tussenbladen af te drukken wanneer u de functie Toewijzen gebruikt, die ingesteld is op [Kopie] in combinatie met de functie Paginanummering. • Aan • Uit
3
❖ Stempelpositie Geef op hoe iedere stempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie Geef op waar de stempel moet worden afgedrukt. • Linksboven • Bovenaan in het midden • Rechtsbov. • Linksonder • Onderaan in het midden • Rechtsonder • Stempelpositie U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik dat hieronder wordt weergegeven. • Metrische versie: ’Linksboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Links in het midden’…B/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsboven’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Linksonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm ’Middenonder’…T/O: 4-144mm, L/R: 72-72mm ’Rechtsonder’…B/O: 4-144mm, L/R: 4-144mm • Inch-versie: ’Linksboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Bovenaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsboven’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Linksonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" ’Onderaan in het midden’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" ’Rechtsonder’…T/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
128
Stempel
❖ Opleggen U kunt de paginanummers in wit laten afdrukken indien de nummers zwarte delen van de afbeelding overlappen. • Aan • Uit ❖ Stempelkleur U kunt de geselecteerde prioriteitskleur instellen wanneer u de datum afdrukt. • Geel • Rood • Cyaan • Magenta • Groen • Blauw • Zwart
3
❖ Paginanummering eerste brief U kunt de beginletter van het paginanummer selecteren tussen ’P1, P2.../P.1, P.2...’ en ’S1, S2.../S.1, S.2...’. • P1, P2.../P.1, P.2... • S1, S2.../S.1, S.2...
129
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Invoer/uitvoer Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Invoer/Uitvoer onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
❖ Activeer Batch U kunt selecteren of Batch-modus SADF-modus moet worden weergegeven wanneer u drukt op de toets [Speciaal origineel]. • Batch • SADF
3
❖ SADF automatische resettijd In SADF-modus moet een origineel zijn ingesteld binnen een opgegeven tijd nadat het vorige origineel is ingevoerd. U kunt deze tijd aanpassen van 3 tot 99 seconden, in stappen van 1 seconde. De standaardinstelling is 5seconde(n). ❖ Ger. sort.: Autom. papier doorgaan Opgeven of u wilt doorgaan met kopiëren als papier met de vereiste richting is opgeraakt bij het Geroteerd sorteren. • Aan Het kopiëren gaat door met gebruik van papier met een andere richting. De opdracht zal worden voltooid, zelfs als u niet bij het apparaat staat. • Uit Als papier met de vereiste richting op is, stopt het apparaat met kopiëren en wordt u gevraagd kopieerpapier toe te voegen. Nadat u papier hebt geplaatst gaat het apparaat door met kopiëren. ❖ Geheugen vol automatisch scannen herstarten Indien het geheugen tijdens het scannen van originelen vol raakt, kan het kopieerapparaat eerst kopieën maken van de al gescande pagina’s en daarna automatisch verder gaan met het scannen van de resterende pagina’s. • Aan U kunt het apparaat onbeheerd achterlaten voor het maken van kopieën, maar de gesorteerde pagina’s zullen niet op volgorde liggen. • Uit Indien het geheugen vol raakt stopt het apparaat de handeling en geeft u de kans de afgeleverde kopieën van de uitvoerlade te verwijderen.
130
Invoer/uitvoer
❖ Briefpapierinstelling Als u bij deze functie [Ja] selecteert, draait het apparaat de afbeelding correct. • Ja • Nee Papier met een vaste richting (van boven naar onder) of 2-zijdig papier wordt mogelijk onjuist afgedrukt, afhankelijk van hoe de originelen en het papier worden geplaatst. ❖ Nietpositie selecteren Geef op of nietjes Bovenkant 2 of Onderaan met prioriteit op het basisdisplay wordt weergegeven. Om deze functie te kunnen gebruiken, is de optionele 500-vel finisher, 1000vel finisher of de boekjefinisher vereist. • Bovenste diagonaal/Links • Onderste diagonaal/Links • Links 2 • Boven 2 • Bovenaan • Onder • Zadelsteek • Uit
3
❖ Selecteer perforatietype Geef op welk perforatietype (2 gaatjes of 3 gaatjes) met prioriteit op het basisdisplay wordt weergegeven. Om deze functie te kunnen gebruiken, is de optionele 500-vel finisher, 1000vel finisher of de boekjefinisher vereist. • 2 gaatjes links • 2 gaatjes bovenkant • 3 gaatjes links • 3 gaatjes bovenkant • 4 gaatjes links • 4 gaatjes bovenkant • Uit
131
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
❖ Vereenvoudigd scherm: Finishingsoorten U kunt selecteren welke toets wordt weergegeven met hogere prioriteit voor “Finishingsoorten” op het Vereenvoudigde scherm. • Stapelen • Nieten: Bovenkant • Nieten: Schuin • Nieten: Onderkant • Nieten: Links 2 • 2 gaatjes links • 3 gaatjes links • 4 gaatjes links • Niet weergeven
3
Verwijzing Problemen oplossen
Kopieer-/Documentserverhandleiding
132
Kleurafbeelding aanpassen
Kleurafbeelding aanpassen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Kleurafbeelding aanpassen onder Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver.
❖ Achtergrond ADS (Kleur) ’De achtergronddensiteit wordt aangepast zodat de textuur en kopiëren wordt overgeslagen. U kunt de achtergronddensiteit aanpassen tot maximaal 5 niveaus wanneer u Kleur gebruikt. Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld.
3
❖ Kleurgevoeligheid U kunt de kleur aanpassen die is ingesteld voor het converteren in “Kleur converteren” en de kleur die is ingesteld voor “Kleur wissen”, in 5 niveaus. Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld. Wanneer de kleurbreedte is ingesteld op “Breder” en de kleur die verwijderd dient te worden is bijvoorbeeld rood, dan worden alle kleuren dichtbij magenta en oranje verwijderd. Als het is ingesteld op “Smaller” dan zal de kleur rood worden verwijderd. ❖ A.C.S.-gevoeligheid Deze 5-stappeninstelling bepaalt het niveau van de standaard die moet worden gebruikt voor het maken van onderscheid tussen originelen in zwart-wit en originelen in kleur wanneer “Automatische kleurselectie” is geselecteerd. Aanpassing middelpunt van de 5 niveaus is standaard ingesteld. ❖ A.C.S.-prioriteit Deze instelling bepaalt de kopieerprioriteit tussen “Zwart-wit” en “Alle kleuren” wanneer “Automatische kleurselectie” is geselecteerd. • Kleur • Zwart-wit
133
Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
Instellingen voor Document Server Voor meer informatie raadpleegt u ’Systeeminstellingen’ en ’Eigenschappen Kopieerapparaat / Documentserver’.
❖ Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver
3
Koptekst
items
Standaard
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
2-zijdig origineel
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
1-zijd → Cmb 2 orig
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
1-zijd → Cmb 4 orig
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
1-zijd → Cmb 8 orig
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
Marge creëren
Algemene functies
Documentserver-opslagtoets
Uit
❖ Systeeminstellingen Koptekst
Item
Standaard
Algemene functies
Melding Opwarmen
Aan
Algemene functies
Weergave kopie-aantal
Optellen
Algemene functies
Uitvoer: Document Server
Interne lade 1
Papierlade-instellingen
Papierlade prioriteit: Kopieermachine
Lade 1
Papierlade-instellingen
Voorbladlade
Uit
Papierlade-instellingen
Tussenbladlade
Uit
Timer instellingen
Automatische reset timer kopieermachine/Document Server
60 seconde(n)
Beheerderinstellingen
Aut. best.verw. in Documentserver
3 dag(en)
Beheerderinstellingen
Verw. alle best. in Documentserver
-
Verwijzing Pag.105 “Eigenschappen Kopieerapparaat/Documentserver”
Pag.59 “Systeeminstellingen”
134
4. Faxeigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Faxeigenschappen. Voor informatie over het openen van [Faxeigenschappen] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene functies Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene functies onder Faxinstellingen.
❖ Snelbedieningstoets (1-3) Veel gebruikte functies die zijn geprogrammeerd als Snelbedieningstoetsen worden direct op het menu weergegeven nadat de spanning wordt ingeschakeld. Als [Aan] is geselecteerd, dan kunnen de Snelbedieningstoetsen worden geprogrammeerd met de volgende items: • Aan • Handm. e-mail RX • PIN Code TX • Later verzenden • Onderwerp • Tekst • Ontvangstmelding • Std.bericht • Faxkoptekst afdrukken • Label invoegen • Gesloten netwerk • E-mail TX-resultaten • Geheugenbeveiliging afdrukken • Stempel • Status TX-bestand • Status RX-bestand • Journaal • Opgeslagen RX-bestand opslaan • TX-statusrapport • Doorzenden • Wijzig RX-modus
135
Faxeigenschappen
• SUB Code TX • SEP-codeontvangst • BCC-verzending • Uit Maximaal drie functies kunnen worden geprogrammeerd met Snelbedieningstoetsen. Functies die in het grijs verschijnen, zijn al ingesteld.
❖ Titel van snelkiestabel omschakelen Selecteer de titel die moet worden getoond op de bestemmingslijst. • Titel 1 • Titel 2 • Titel 3
4
❖ Zoek bestemming Selecteer een bestemmingslijst die moet worden gebruikt in ’Zoek bestemming’. U kunt deze selecteren vanuit adresboek of van de geregistreerde LDAP-server. ❖ Communicatie paginateller Controleert de verzending en ontvangt en totalen op het display. • Verzendingen: Totaal aantal verzonden pagina’s • Ontvangsten: Totaal aantal ontvangen pagina’s A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Teller communicatie pagina's]. D Nadat u het display heeft gecontroleerd, drukt u op [Afsluiten]. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. ❖ Geluidsniveau aanpassen Pas het geluidsniveau aan tijdens Kiezen met hoorn op haak en Onmiddellijke verzending. • Kiezen met hoorn op haak • Bij verzending • Bij ontvangst • Bij bellen • Bij afdrukken
136
Algemene functies
❖ Boxinstelling De volgende functies zijn voor het bezorgen en verzenden van documenten: • Persoonlijke box • Informatiebox • Doorzendbox Voor details over Boxinstellingen raadpleegt u ’Boxinstellingen’ ❖ Boxinstelling: lijst afdrukken U kunt een lijst afdrukken of de Persoonlijke boxen, Informatieboxen en Doorzendboxen die op dit moment zijn geprogrammeerd. ❖ Direct kiezen tijd Gebruik deze functie om een tijd op te geven voor het annuleren van de modus Kiezen met hoorn op de haak nadat u heeft verzonden met Kiezen met hoorn op de haak. • 1 minuut • 3 minuten • 5 minuten • 10 minuten
4
Verwijzing Pag.188 “Boxinstellingen”
Problemen oplossen Faxhandleiding
137
Faxeigenschappen
Scaninstellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Scaninstellingen onder Faxeigenschappen.
❖ Scanformaat programmeren/wijzigen/wissen U kunt veelgebruikte scanformaten programmeren, wijzigen of annuleren. Voor details over het programmeren van Scanformaat, zie ’Scanformaat programmeren / wijzigen / wissen’. Verwijzing Pag.156 “Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen”
4
138
Verzendinstellingen
Verzendinstellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Verzendinstellingen onder Faxeigenschappen.
❖ Max. e-mailformaat Indien de tegenpartij te maken heeft met een beperkte grootte van e-mailberichten die ontvangen kunnen worden, kan een groot bericht problemen veroorzaken kunt met een instelling aangeven om de grootte van te verzenden e-mail te beperken. • Aan • Uit Wanneer e-mail groter is dan het maximale bestandsformaat, dan wordt er een Foutbericht uitgegeven en het e-mailbericht verwijderd. Zelfs als een e-mail de formaatlimiet niet overschrijdt, dan kan hij nog worden verworpen als hij niet voldoet aan de eisen van de serverinstellingen. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Max. E-mailform.]. D Druk op [Aan].
E
Voer het maximale e-mailformaat in met de cijfertoetsen.
F
Maximaal e-mailformaat ligt tussen 128 en 102.400 kB. Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voert u de waarde opnieuw in. Druk op [OK].
4
139
Faxeigenschappen
❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder Standaardbericht Programmeer standaardberichten die moeten worden afgedrukt bovenaan de eerste pagina van het origineel van de tegenpartij. Het is handig voor het personaliseren van berichten zoals het verzenden van begroetingen. U kunt drie standaardberichten programmeren. U kunt de berichten “Vertrouwelijk’, “Dringend’, “Bel me a.u.b.’ of “Naar betr. gedeelte kopiëren’ niet wijzigen. De procedure is hetzelfde voor programmeren en wijzigen. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Progr/Wijz/Verw stand.bericht]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. Om het geregistreerde bericht te verwijderen, drukt u op [Verwijderen].
4
E
F G H I
140
Selecteer het bericht dat u wilt programmeren of wijzigen. Om het geregistreerde bericht te verwijderen, selecteert u het bericht dat u wilt verwijderen en drukt u vervolgens op [Ja]. Voer een nieuw bericht in. Raadpleeg Over dit apparaat voor meer details over het invoeren van tekst. Druk op [OK]. Om een registratienummer te annuleren drukt u op [Annuleren]. Druk op [Afsluiten]. Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verzendinstellingen
❖ Reservebestand TX-instelling U kunt opgeven of u naar een geselecteerde map de reservekopie wilt verzenden van een bestand dat is verzonden met Geheugenverzending. Door [Kopiebestand TX-instelling] op [Aan] in te stellen en de bestemmingsmap te selecteren kunt u automatisch naar de geselecteerde map de reservekopie verzenden van een bestand dat is verzonden met Geheugenverzending op het bedieningspaneel van het apparaat, Web Image Monitor, DeskTopBinder of LAN-fax. Selecteer de bestemmingsmap van de reservekopie van het adresboek. • Aan • Uit Als u [Kopiebestand TX-instelling] instelt op [Aan] maar de TX-reservekopie ontbreekt, dan drukt het apparaat automatisch een reservekopie van het foutenrapport TX-communicatie af. Voor details over het communicatiefoutrapport, zie Faxhandleiding. Met de parameterinstellingen (schakelaar 04, bit 1) geeft u op of u een communicatiefoutrapport wilt afdrukken. De bestandsindeling van de reservekopie zal hetzelfde zijn als die van de bestanden die zijn verzonden per Scan to Folder. Met de parameterinstellingen (schakelaar: 21, bit: 3) selecteert u TIFF of PDF als de bestandsindeling voor het verzenden van een bestand. De fabriekinstelling voor de indeling is TIFF. Met de parameterinstellingen kunt u het interval voor opnieuw kiezen instellen (schakelaar 35, bits 0-7) en het maximum aantal voor herkiespogingen (schakelaar 36, bits 0-7). Het herkiesinterval is in de fabriek ingesteld op 15 minuten; het maximum aantal herkiespogingen op192. Met de parameterinstellingen (schakelaar 37, bit 0) kunt u opgeven of u het verzenden van een reservekopie wilt stopzetten als de bestemmingsmap vol raakt, terwijl het apparaat wacht om een fax of de reservekopie te verzenden of verzendt. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Kopiebestand TX-instelling]. D Druk op [Aan]. Als er al een map is geprogrammeerd, dan wordt de mapnaam getoond. Als u de map wilt wijzigen drukt u op [Map] en gaat u door naar stap E. E Geef een map op voor de reservekopie en druk dan op [OK]. De mapnaam wordt getoond aan de rechterkant van [Map]. F Druk op [OK]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.” Over dit apparaat Faxhandleiding
141
Faxeigenschappen
Ontvangstmodus Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Ontvangstinstellingen onder Faxeigenschappen
❖ Omschakelen naar ontvangstmodus Geef de methode op voor het ontvangen van faxdocumenten. • Handmatige ontvangst • Automatische ontvangst ❖ Speciale afzender programmeren Door bepaalde ontvangers vooraf als Bijzondere afzender te programmeren kunt u ervoor zorgen dat Bijzondere afzenders anders worden behandeld. Voor details over het programmeren van een Bijzondere afzender raadpleegt u ’Bijzondere afzenders die anders moeten worden behandeld’.
4
❖ Bijzondere afzender programmeren: lijst afdrukken U kunt de lijst met Bijzondere afzenders programmeren. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Spec. afz. progr.: Lijst afdr.]. D Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets indrukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. ❖ Doorzenden Geef op uw ontvangen faxdocumenten wilt doorzenden naar een geprogrammeerde ontvanger. • Aan • Uit ❖ Instellingen ontvangstbestanden Selecteert of ontvangen documenten worden opgeslagen op de harde schijf om later te worden afgedrukt of direct te worden afgedrukt zonder te worden opgeslagen. Voor details over Instellingen ontvangstbestand raadpleegt u ’Instellingen ontvangstbestand’.
142
Ontvangstmodus
❖ Opgeslagen ontvangstbestand gebruikersinstelling De beheerder kan worden opgegeven voor het beheer van documenten die worden opgeslagen op het apparaat nadat faxdocumenten zijn ontvangen. Om de beheerder op te geven voert u de gebruikerscode van de beheerder in voor het beheer van documenten met Web Image Monitor of DeskTopBinder. U moet vooraf de Gebruikerscode van de beheerder registreren in de bestemmingslijst. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer [Opslaan] is geselecteerd in ’Instelling ontvangstbestand’. Wij raden u aan een Web Image Monitor te gebruiken wanneer u werkt onder dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders gaat de Webbrowser wellicht niet open en kan er een fout optreden. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Opgesl. ontv.best. gebr.inst.]. D Als u een gebruikerscode wilt gebruiken, druk dan op [Aan]. E Druk op de Bestemmingstoets van de gebruiker die u wilt instellen en druk dan op [OK]. F Controleer de geselecteerde gebruiker en druk vervolgens op [OK]. Wanneer een geprogrammeerde gebruiker wordt verwijderd uit de bestemmingslijst, dan wordt het bericht “Verwijderd uit het adresboek” weergegeven. Voer de gebruiker opnieuw in. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Als de geprogrammeerde gebruikerscode is verwijderd met de functie Adresboekbeheer onder Systeeminstellingen, dan kunt u ontvangen en opgeslagen documenten niet bekijken met een Web Image Monitor. Selecteer [Uit] in stap D of programmeer de gebruikerscode opnieuw.
4
❖ Bezorgingsinstellingen SMTP RX-bestand Deze functie is beschikbaar op systemen voor routing van e-mail die is ontvangen via SMTP. • Aan • Uit Wanneer een geautoriseerde e-mailadres is ingesteld, dan wordt e-mail die is ontvangen van adressen die niet overeenstemmen met het geautoriseerde adres, verworpen en wordt er een foutbericht geretourneerd aan de SMTPserver. Het geautoriseerde e-mailadres wordt vergeleken met het adres van e-mailafzenders, zoals geïllustreerd door de volgende voorbeelden. • Wanneer het geautoriseerde e-mailadres is ingesteld op ’@aaa.abcd.com’:
[email protected] - geaccepteerd
[email protected] - niet geaccepteerd
[email protected] - niet geaccepteerd Er wordt geen Foutbericht uitgegeven wanneer e-mail wordt verworpen. 143
Faxeigenschappen A
Druk op [Aan].
B
Druk op [Wijzigen] en voer dan het e-mailadres voor verzending in waarvoor toestemming moet worden gevraagd.
4
C
Als u een fout maakt, druk dan op [Backspace] of [Wissen] en voer het opnieuw in. Druk twee keer op [OK].
❖ 2-zijdig afdrukken Geef op of ontvangen faxdocumenten moeten worden afgedrukt op beide zijden van het papier. • Aan • Uit ❖ Geruit merkteken Geef op of een geruit merkteken moet worden afgedrukt op de eerste pagina van ontvangen faxdocumenten. • Aan • Uit ❖ Centreerteken Geef op of er een centreerteken moet worden afgedrukt linksonder en bovenaan in het midden van elke ontvangen pagina. • Aan • Uit
144
Ontvangstmodus
❖ Ontvangsttijd afdrukken Geef op of ontvangen datum, tijd en bestandsnummer moeten worden afgedrukt onderaan ontvangen faxdocumenten. • Aan • Uit ❖ Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid Geef het aantal kopieën op dat moet worden afgedrukt voor elk ontvangen faxdocument. • 1 tot 10 set(s) ❖ Papierlade Gebruik deze functie om faxdocumenten af te drukken die worden ontvangen van geprogrammeerde afzenders en faxdocumenten van andere afzenders, met gebruik van verschillende papierlades. Weergave van ladenamen kan variëren naargelang de opties die zijn geïnstalleerd. • Lade 1 • Lade 2 • Lade 3 (optie) • Lade 4 (optie) • LCT (optie) • Automatische selectie
4
❖ Specificeer lade voor regels Geef een papierlade op voor elke lijn (telefoon, Internetfax, IP-fax). • Uit • Aan A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Specificeer lade voor regels.] en druk vervolgens op [TVolg.].
145
Faxeigenschappen
4
D
Druk op [Aan].
E
Als u [Uit] selecteert dan wordt de ontvangen fax bezorgd aan een standaardlade. Selecteer het lijntype.
F
Selecteer lade voor het bezorgen van het ontvangen papier en druk vervolgens op [OK]. Als u andere lijn wilt opgeven, herhaal dan de procedure vanaf stap E.
❖ Map verzendresultaatrapport U kunt instellen of de map verzendresultaatrapport wordt verzonden naar het opgegeven e-mailadres, wanneer er mappen zijn geprogrammeerd als de doorzendbestemmingen waarnaar documenten worden verzonden van alle afzenders of Bijzondere afzenders. U moet eerst de bestemming registreren voor de map verzendresultaatrapport in de bestemmingslijst. Zie ’Een faxbestemming vastleggen’. Geef een groepsbestemming op voor het verzenden van documenten naar meerdere bestemmingen. Maximaal 500 mensen kunnen worden opgegeven in een groep. Zie ’Namen in een groep registreren’. Zelfs als de map verzendresultaatrapport niet succesvol is verzonden, dan wordt het rapport niet op dit apparaat afgedrukt. • E-mail • Niet e-mailen A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [TVolg.]. 146
Ontvangstmodus D E
F G H I
Druk op [Map Transfer-resultatenrapport]. Om de map verzendresultaatrapport te verzenden drukt u op [E-mail]. Om de map verzendresultaatrapport niet te verzenden drukt u op [Niet emailen] en vervolgens op [OK]. Druk op [Bestem. om te inform.]. Druk op de Bestemmingstoets van het e-mailadres voor berichtgeving en vervolgens op [OK]. Controleer de geselecteerde bestemming en druk vervolgens op [OK]. Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
❖ Ontvangst met geheugenslot Wanneer u overschakelt naar Geheugenbeveiliging aan, dan worden ontvangen documenten opgeslagen in het geheugen en niet automatisch afgedrukt. Wanneer een document wordt ontvangen in de Geheugenbeveiligingsmodus, dan knippert het lampje Vertrouwelijk bestand. Om dit document af te drukken moet u de ID voor geheugenbeveiliging invoeren. Een gebruiker zonder de ID kan het document niet afdrukken. Dit voorkomt dat niet-geoorloofde gebruikers het document kunnen openen. Om Geheugenbeveiliging te gebruiken, moet u de ID voor geheugenbeveiliging programmeren en vervolgens Geheugenbeveiliging inschakelen. Om inkomende documenten van Bijzondere afzenders alleen in Geheugenbeveiliging op te slaan, moet u elke afzender programmeren met “Bijzondere afzenders die anders moeten worden behandeld’. Deze functie is niet beschikbaar met Internetfax. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.] en druk vervolgens op [TVolg.]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Geheugenbeveiliging ontvangst]. E Selecteer [Aan] of [Uit] en druk vervolgens op [OK]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
Verwijzing Pag.154 “Instellingen ontvangstbestanden”
Pag.62 “Uitvoer: fax (fax)” Pag.174 “Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld” Pag.149 “Geheugenslot-ID registreren” Pag.247 “Een faxbestemming vastleggen” Pag.282 “Namen in een groep registreren”
147
Faxeigenschappen
Oorspronkelijke instellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Oorspronkelijk instellingen onder Faxeigenschappen.
❖ Parameterinstelling Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen aan uw behoeften aanpassen. Voor details over Parameterinstellingen raadpleegt u ’Parameterinstellingen’. ❖ Parameterinstelling: lijst afdrukken U kunt de lijst met parameterinstellingen afdrukken. Druk deze lijst af om de huidige instellingen Gebruikersparameters te bekijken. Alle parameterinstellingen worden echter niet afgedrukt. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Parameterinstelling: Lijst afdrukken]. D Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets indrukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
❖ Programma gesloten netwerkcode Registreer een ID dat is vereist voor communicatie met een Gesloten netwerk. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Progr. Gesloten Netwerk code]. D Voer een ID in met de cijfertoetsen en [A] tot [F] en druk vervolgens op [OK]. Registreer een viercijferig nummer met 0 tot 9 en A tot F (behalve 0000 en FFFF).
E
148
Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Oorspronkelijke instellingen
❖ Geheugenslot-ID registreren Programmeer een Geheugenslot-ID dat moet worden ingevoerd voor het afdrukken van documenten, wanneer de functie Geheugenslot is ingeschakeld. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Geheug.beveil.-ID progr.]. D Gebruik de cijfertoetsen om een ID in te voeren en druk vervolgens op [OK]. Een Geheugenslot-ID kan om het even welk viercijferig getal zijn, behalve 0000.
4
E
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw. Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
❖ Internet faxinstellingen U kunt opgeven of het pictogram internetfax wilt weergeven. Wanneer u een Internetfax wilt verzenden, stel ’Aan’ in om het pictogram weer te geven. • Aan • Uit ❖ Selecteer tel. met kiesschijf/druktoetsen Gebruik deze functie om een lijnsoort te selecteren wanneer het apparaat is aangesloten op een analoge G3-lijn. Lijnen met kiesschijf en druktoetsen zijn beschikbaar voor selectie. Als de optionele extra G3-interface-eenheid is geïnstalleerd dan verschijnen er instellingen voor de extra G3-lijnen. Deze functie is in sommige gebieden niet beschikbaar. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Sel. tel. met kiessch./dr.toets]. D Druk op [Sel. tel. met dr.ts] of [Tel. kiessch. (10PPS)] om de lijn te selecteren en druk vervolgens op [OK]. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
149
Faxeigenschappen
❖ Faxinformatie programmeren Programmeer informatie die moet worden weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan worden geprogrammeerd. • Faxkoptekst • Eigennaam • Eigen faxnummer Voor details over het programmeren van Faxinformatie raadpleegt u ’Faxinformatie registreren’ ❖ H.323 inschakelen Geef op of H.323 wordt gebruikt voor IP-faxverzending. • Aan • Uit
4
❖ SIP inschakelen Geef op of SIP wordt gebruikt voor IP-faxverzending. • Aan • Uit ❖ H.323-instellingen Stel het IPv4-adres of hostnaam en het alternatieve telefoonnummer van de gatekeeper in. Als u [Aan] selecteert met de Gebruikersparameters, dan kunt u de gatekeeperserver gebruiken. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 34, bit 0). U kunt cijfers gebruiken en symbolen (“#” en “*”) voor de registratie van het alternatieve telefoonnummer in de H.323-instellingen. Zorg ervoor dat u deze tekens correct invoert. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [H.323 instellingen]. D Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap. E Voer het IPv4-adres of hostnaam en het alternatieve telefoonnummer van de gatekeeper in en druk op [OK]. F Druk op [OK].
150
Oorspronkelijke instellingen
❖ SIP-instellingen Stel het IPv4-adres van de SIP-server of hostnaam in en de SIP-gebruikersnaam. Als u [Aan] selecteert met de Gebruikersparameters, dan kunt u de SIP-server gebruiken. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 34, bit 1). U kunt alfanumerieke symbolen gebruiken (kleine letters en hoofdletters) en symbolen (’;’, ’?’, ’:’, ’&’, ’=’, ’+’, ’$’, ’,’, ’-’, ’_’, ’.’, ’!’, ’~’, ’*’, ’#’, ’‘’, ’(’, ’)’, ’%’, ’/’ en ’@’) voor registratie van de SIP-gebruikersnaam in SIP-instellingen. Zorg ervoor dat u deze tekens correct invoert. Gebruik nummers en punten (“.”) voor de invoer van het correcte IPv-adres voor de gatekeeper, SIP-server en gateway. Voor het correcte IPv4-adres neemt u contact op met de beheerder. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [SIP instellingen]. D Druk op [Wijzigen] voor elke eigenschap. Een proxyserver brengt belverzoeken en antwoorden over. Een redirect-server (opnieuw toewijzen) verwerkt verzoeken voor bestemmingsinlichtingen. Een registerserver registreert locatie-informatie van gebruikers (die overeenstemmen met telefoons of faxen op openbare telefoonlijnen) op een IPnetwerk. E Voer het IPv4-adres of hostnaam en de SIP-gebruikersnaam in en druk op [OK]. F Geef op of u de SIP-verificatieopname wilt uitvoeren. Als u [Aan] selecteert, voer dan het wachtwoord in met maximaal 128 tekens. G Druk op [OK].
4
❖ Gateway programmeren/wijzigen/verwijderen Registreer, wijzig of verwijder de gateway die wordt gebruikt voor overdracht aan IP-fax. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Gateway progr/wijz/verw]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd.
151
Faxeigenschappen E
Druk op een gateway om deze te registreren. Wanneer u een nieuwe gateway registreert, druk dan op [Niet geprogr.].
F
Druk op [Wijzigen] voor “Kengetal”. Voer het kengetal in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Om het bestaande kengetal te veranderen drukt u op [Wissen], waarna u een nieuw kengetal invoert. Kengetallen kunnen worden gebruikt voor documenten die per gateway naar G3-fax zijn verzonden. Als de eerste paar cijfers van IP-faxnummer en het kengetal dat specifiek is voor de gateway identiek zijn, dan kunnen documenten worden verzonden met de geregistreerde cijfers van de gateway. Bijvoorbeeld, als zowel 03 als 04 zijn geregistreerd als gatewaynummer terwijl 0312345678 ook is ingesteld, dan kunnen documenten worden verzonden via een gateway waarvoor 03 is gebruikt als kengetal. Wanneer u de gateways toch wilt gebruiken ongeacht de bestemmingsnummers van de IP-fax, registreer dan alleen het gatewayadres zonder het kengetal op te geven. Selecteer een protocol.
G
4
H
I J K
152
Druk op [Wijzigen] voor Gatewayadres. Voer het gatewayadres in en druk vervolgens op [OK]. Druk op [OK].
Oorspronkelijke instellingen
• Verwijderen A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Gateway progr/wijz/verw]. D Druk op [Verwijderen] en selecteer een gateway die moet worden verwijderd. E Druk op [Ja] op het bevestigingsbericht. Als u de gateway die u heeft geselecteerd niet wilt verwijderen, druk dan op [Nee]. F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.147 “Ontvangst met geheugenslot”
4
Pag.158 “Faxinformatie registreren” Pag.166 “Parameterinstell.” Pag.178 “Geheugenbeveiliging”
153
Faxeigenschappen
Instellingen ontvangstbestanden Geef op of ontvangen documenten moeten worden opgeslagen op de harde schijf of direct moeten worden afgedrukt zonder te worden opgeslagen. U kunt opgeslagen documenten herhaald afdrukken of downloaden als afbeeldingen naar een computer met een Web Image Monitor of DeskTopBinder. Als u afdrukken zonder opslaan selecteert, dan worden documenten telkens afgedrukt als ze worden ontvangen. Als u Systeeminstellingen heeft gebruikt voor het instellen van de optie: ontvangen faxen laten verspreiden naar de bezorgingsserver, dan kunnen de documenten niet worden opgeslagen op de harde schijf. Belangrijk ❒ De optionele printer/scannereenheid is vereist.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Ontvangst bestanden instellingen]. D Druk op [Afdrukken] of [Opslaan] en dan op [OK].
Om uw selectie te annuleren drukt u op [Annuleren]. Het display keert terug naar dat van stap C. Wanneer [Opslaan] is geselecteerd, dan kunt u selecteren of er een ontvangstbericht aan een bepaald e-mailadres moet worden verzonden. Voor een ontvangstbericht drukt u op [Bestem. om te inform.] en selecteert u een e-mailadres van de internetfaxbestemmingen die in het adresboek zijn geprogrammeerd. Daarnaast kunt u een groepsbestemming registreren. Er kunnen echter in een dergelijk geval maximaal 500 bestemmingen per groep worden opgegeven.
154
Instellingen ontvangstbestanden
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt “Parameterinstellingen” gebruiken (schakelaar 10, bit 5) om te selecteren of opgeslagen ontvangen documenten moeten worden afgedrukt. Zie “Parameterinstellingen”.
❒ Als [Opslaan] is geselecteerd en er is een bestemming voor berichtgeving ingesteld, dan kan er een berichtgeving of documentontvangst naar het ingestelde e-mailadres worden verzonden. ❒ Documenten die zijn opgeslagen op de harde schijf, worden opgedeeld in ontvangen en opgeslagen documenten. ❒ U kunt niet schakelen naar een andere instelling als ontvangen bestanden zijn opgeslagen op de harde schijf. Om te schakelen naar een andere instelling, drukt u indien nodig documenten af die op de harde schijf zijn opgeslagen en vervolgens verwijdert u ze. ❒ Ontvangen vertrouwelijke documenten worden in het geheugen opgeslagen. Gebruik de functie Vertrouwelijk RX-bestand afdrukken om ze af te drukken. ❒ Als [Opslaan] is geselecteerd, dan wordt er geheugenruimte gebruikt als het aantal opgeslagen documenten toeneemt. Als er eenmaal onvoldoende geheugenruimte is, dan worden er geen documenten meer op de harde schijf opgeslagen. Wanneer dit gebeurt, dan start het apparaat met afdrukken en vervolgens met overschrijven van oude documenten. ❒ U kunt circa een maximum van 320 pagina’s of 2240 pagina’s A4-formaat standaard
aan ontvangen documenten opslaan. ❒ U kunt geen ontvangen documenten verzenden. ❒ U kunt geen opgeslagen documenten beheren vanaf het display van de Documentserver. ❒ Wij raden u aan Web Image Monitor te gebruiken wanneer u werkt onder dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders gaat de Webbrowser wellicht niet open en kan er een fout optreden.
4
Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Ontvangstrapport e-mail Wanneer een ontvangen document wordt opgeslagen, dan wordt dit rapport verzonden aan het e-mailadres dat is ingesteld als bestemming voor de berichtgeving.
155
Faxeigenschappen
Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen Veelgebruikte scanformaten programmeren. Belangrijk ❒ Wanneer u een scanformaat programmeert of wijzigt, dan raden wij u aan het nieuwe formaat te noteren.
Wanneer u een scanformaat selecteert voor het scannen een aangepast origineelformaat, dan zijn er twee aangepaste formaten beschikbaar (Programmeer formaat 1 en Programmeer formaat 2). Gebruik deze functies voor het vooraf programmeren van een aangepast formaat. De procedure is hetzelfde voor programmeren en wijzigen. U kunt maximaal twee formaten programmeren. Geef een horizontale lengte op van 128 tot 1200 mm of van 5,5 tot 47 inches.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Scaninstellingen]. C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw]. D Selecteer [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
E Voer een horizontaal formaat op met de cijfertoetsen. Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen “mm’ en “inch’. Als u een lengte invoert en drukt op [mm] of [inch], dan wordt de lengte automatisch geconverteerd naar de eenheid (gebroken getallen worden afgerond). Als u bijvoorbeeld {2}, {2} en {0} in millimeters invoert en omschakelt naar “inch’, dan wordt de lengte “8,7 inch’ op het display weergegeven. Als u weer op [mm] of [inch] drukt, dan wordt “221 mm’ weergegeven. Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Om een scanformaat te annuleren drukt u op [Annuleren].
156
Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen
F Selecteer een verticaal formaat en druk vervolgens op [OK].
Het getoonde verticale formaat varieert afhankelijk van de geselecteerde eenheid. Wanneer [mm] is geselecteerd, dan worden [Autodetectie], [210 mm (A4)], [257 mm (B4 JIS)], [297 mm (A3)], [216 mm (8 1/2)] en [279 mm (11)] getoond. Wanneer [inch] is geselecteerd, dan worden [Autodetectie], [8.3 inch (A4)], [10.1 inch (B4 JIS)], [11.7 inch (A3)], [8.5 inch] en [11.0 inch] getoond. Om een scanformaat te annuleren drukt u op [Annuleren].
4
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Een scanformaat verwijderen Een geprogrammeerd scanformaat verwijderen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Scaninstellingen]. C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw]. D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
E Druk op [Ja].
Druk op [Nee] voor annuleren. Het display keert terug naar dat van stap D.
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
157
Faxeigenschappen
Faxinformatie registreren U kunt informatie naar de andere partij verzenden wanneer u een faxdocument verzendt of ontvangt. Deze informatie wordt weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt als een rapport. De volgende informatie kan worden verzonden. Belangrijk ❒ U kunt geprogrammeerde instellingen bevestigen vanuit de lijst met Gebruikersparameters. Wij raden u aan om de ’Lijst met parameterinstellingen’ af te drukken en de Gebruikersparameterlijst te bewaren wanneer u instellingen programmeert of wijzigt. Zie “Parameterlijst”.
❖ Faxkoptekst De Faxkoptekst wordt afgedrukt als koptekst van elke fax die u verzendt. U moet uw naam aan de Faxkoptekst toevoegen. U kunt Faxkoptekst 1 of Faxkoptekst 2 programmeren. Wanneer u originelen verzendt met de bestemmingslijst, dan kunt u selecteren welke faxkoptekst wordt afgedrukt op het document dat door de andere partij wordt ontvangen. U kunt een “Faxkoptekst” registreren met maximaal 32 alfanumerieke tekens en symbolen. U kunt tekens, symbolen, getallen en spaties gebruiken. U kunt instellen of een Faxkoptekst moet worden afgedrukt met [Faxkoptekst] onder Opties. Zie Faxhandleiding
4
❖ Eigennaam De Eigennaam wordt verzonden naar de andere partij als u een fax verzendt of ontvangt. Deze naam moet uw naam bevatten. De Eigennaam wordt weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt in een rapport. Eigennaam kan alleen worden gebruikt als het andere apparaat van dezelfde fabrikant is en de Eigennaam-functie heeft. U kunt “Eigennaam” registreren met maximaal 20 alfanumerieke tekens en symbolen. ❖ Eigen faxnummer (faxnummer of afzender) Het Eigen nummer van de afzender wordt verzonden naar de ander partij bij het verzenden van een fax. Het ontvangen faxnummer wordt weergegeven op het display van het andere apparaat en afgedrukt in een rapport. Deze functie is beschikbaar, ongeacht de fabrikant van het apparaat van de andere partij. U kunt “Eigen faxnummer” registreren met maximaal 20 getallen, spaties en het “+”-teken. Verwijzing Faxhandleiding
158
Faxinformatie registreren
Faxinformatie registreren
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Fax-informatie programmeren]. D Selecteer de Faxinformatie die u wilt registreren of wijzigen.
4
E Registreer de naam en het faxnummer. F Druk op [Afsluiten]. Een faxkoptekst vastleggen
A Controleer of [Faxkoptekst] is geselecteerd. B Druk op [Naam 1] of [Naam 2].
C Voer een faxkoptekst in en druk vervolgens op [OK].
159
Faxeigenschappen
Een eigennaam vastleggen
A Druk op [Eigen Naam]. B Druk op [Eigen Naam].
4 C Voer uw naam in en druk vervolgens op [OK]. Registratie van telefaxnummer
A Druk op [Faxnr.]. B Selecteer een lijntype om te programmeren.
Het display varieert afhankelijk van de optionele eenheden die op het apparaat zijn geïnstalleerd.
C Voer uw eigen faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Om een +-teken of een spatie in te voeren, drukt u op [+] of [Spatie].
160
Faxinformatie registreren
Faxinformatie verwijderen
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Fax-informatie programmeren]. D Druk op [Faxkoptekst], [Eigen Naam] of [Eigen Faxnr.] om te verwijderen. E Druk op het item dat u wilt verwijderen. F Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] en dan op [OK]. Wanneer u uw eigen faxnummer verwijdert, druk dan op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en vervolgens op [OK].
4
G [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
161
Faxeigenschappen
Doorzenden Ontvangen documenten afdrukken en doorzenden naar een opgegeven Eindontvanger. Dit is nuttig als u bijvoorbeeld een bezoek brengt aan een ander kantoor en een kopie van uw documenten wilt laten verzenden naar dat kantoor. U kunt ook een “map’ opgeven als een bestemming voor het doorzenden. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken, stelt u Doorzenden onder Ontvangstinstellingen in op Aan (inschakelen).
❒ U kunt eindontvangers alleen selecteren uit bestemmingen die zijn geprogrammeerd in het Adresboek. U kunt geen geprogrammeerde overdrachtsstations selecteren als eindontvangers. Een faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map kunnen worden ingesteld als de bestemming voor de verzending. Zelfs wanneer [Aan] is geselecteerd voor “Doorzenden’ in “Ontvangstinstellingen’ en [Uit] is geselecteerd voor de doorzendbestemming in deze functie, dan nog wordt alleen afdrukken uitgevoerd en niet doorzenden. Wanneer u de eindontvangers wilt wijzigen afhankelijk van de afzenders, stel dan de eindontvangers in bij de afzender, onder “Bijzondere afzender programmeren’. Documenten die niet zijn ontvangen van bijzondere afzenders worden verzonden naar de bestemming die is opgegeven in deze functie. Geef op of doorgezonden documenten moeten worden afgedrukt. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 11, bit 6). Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbestemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document verzonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0). U kunt een van de Snelbewerkingstoetsen programmeren met bewerkingen voor deze functie. Als u een map voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestandsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 21, bit 3).
4
Verwijzing Pag.135 “Algemene functies”
Pag.166 “Parameterinstell.” Pag.142 “Ontvangstmodus” Pag.174 “Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld”
162
Doorzenden
Een eindontvanger programmeren Belangrijk ❒ Er kan een eindontvanger worden geregistreerd voor iedere bijzondere afzender. Om twee of meer eindontvangers te registreren moet u een groepsbestemming gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmingen per groep worden opgegeven.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Doorzenden]. D Druk op [Aan].
4
Als er al een Eindontvanger is geprogrammeerd, dan wordt een ontvangernaam getoond. Als u de ontvanger wilt wijzigen drukt u op [Ontvanger] en gaat u door naar stap E. Om het Doorzenden te annuleren, drukt u op [Uit] en gaat u door met stap F.
163
Faxeigenschappen
E Geef een Eindontvanger op met de bestemmingslijst en druk dan op [OK].
De ontvangernaam wordt getoond aan de rechterkant van [Ontvanger]. Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map. Stel een mapbestemming in in Adresboekbeheer onder Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen. Zie “Mappen registreren’. Als u een map voor het doorzenden heeft opgegeven, dan kunt u het bestandsformaat opgeven dat voor het doorzenden moet worden gebruikt. Zie “Parameterinstelling” (schakelaar 21, bit 3). Als u een fout maakt, druk dan op [Wissen] voordat u drukt op [OK] en probeer het opnieuw.
4
F Druk op [OK]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Pag.263 “Mappen registreren”
164
Doorzenden
De doorzendfunctie verlaten
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Doorzenden]. D Druk op [Uit] en druk vervolgens op [OK].
4
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Doorzendteken U kunt een doorzendteken afdrukken op doorgezonden documenten van de ontvanger. De ontvanger kan onderscheid maken tussen doorgezonden en normaal ontvangen documenten.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer het doorzenden van geheugen wordt uitgevoerd naar een mapbestemming. Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
165
Faxeigenschappen
Parameterinstell. Met Gebruikersparameters kunt u verschillende instellingen aan uw behoeften aanpassen. Om functie-instellingen te wijzigen, moet u de Gebruikersparameterschakelaars instellen.
❖ Schakelaars en bits Elke Gebruikersparameter heeft een aantal schakelaar en elke schakelaar bestaat uit acht bits, met de waarden “0’ of “1’. De uiterst rechtse bit is bit 0 en de uiterst linkse is bit 7. U kunt de instellingen aan uw behoeften aanpassen door de bitwaarden te schakelen tussen “0’ en “1’. • Schakelaar 02
4
0
0
1
1
1
0
1
1
↓
↓
↓
↓
↓
↓
↓
↓
7
6
5
4
3
2
1
0
❖ Gebruikersparameterlijst Gebruikersparameterschakelaar worden in de volgende tabel beschreven.
166
Schakelaar
Bit
Item
0
1
02
0
Doorzendteken
Uit
Aan
02
3
TSI-afdruk
Uit
Aan
03
0
Automatisch afdrukken van het communica- Uit tieresultatenrapport
Aan
03
2
Automatisch afdrukken van het rapport van geheugenopslag
Uit
Aan
03
3
Instellen of het RX-reserverapport SEP-code automatisch moet worden afgedrukt.
Uit
Aan
03
4
Instellen of het RX-resultatenrapport SEPcode automatisch moet worden afgedrukt.
Uit
Aan
03
5
Automatisch afdrukken van het onmiddellij- Uit ke TX-resultatenrapport
Aan
03
7
Automatisch afdrukken van het journaal
Uit
Aan
04
0
Automatisch afdrukken van het vertrouwelijke bestandsrapport
Uit
Aan
04
1
Automatisch afdrukken van communicatiefoutrapport en verzendresultaatrapport
Uit
Aan
04
4
Geeft de partijen aan
Uit
Aan
04
5
Afzendernaam in rapporten opnemen
Uit
Aan
04
7
Een deel van de afbeelding in rapporten op- Uit nemen
Aan
Parameterinstell. Schakelaar
Bit
Item
0
1
05
0
Service Call (SC)-voorwaarde ontvangen Mogelijk (Vervangende ontvangst tijdens service call) (Vervangende RX)
Niet mogelijk (Ontvangst uit)
05
2,1
Vervangt de ontvangst wanneer het appa• 00: Onraat niet kan afdrukken (omdat er een pavoorpierstoring is, alle papierladen geen papier waardel meer hebben, of alle papierladen buiten werijk ingeking zijn) schakeld (Vrij)
-
• 01: Ingeschakeld als Eigennaam / Eigen faxnummer wordt ontvangen
4
• 10: Ingeschakeld voor codematch gesloten netwerk • 11: Uitgeschakeld (Ontvangst uit) 05
5
Afdrukvel is beperkt tot hetgene met de hoogste prioriteit.
Uit
Aan
05
7
Waarschuwing lade leegmaken (Waarschuwing papier op) zelf als een papierlade leeg is
Uit
Aan
07
0
Instellen of het apparaat een signaal afgeeft als het een fax ontvangt
Signaal
Geen gesproken bericht verzenden.
167
Faxeigenschappen Schakelaar
Bit
Item
0
1
07
2
Parallelle geheugentransmissie
Uit
Aan
08
2
Geautoriseerde ontvangstsoort
Alleen van opgegeven afzenders ontvangen.
Alle documenten ontvangen behalve die van opgegeven afzenders.
10
3
Paginareductie bij afdrukken
Uit
Aan
10
5
Instellingen ontvangstbestanden
Uit
Aan
10
6
Gebruik zowel e-mailberichtgeving als afge- Uit drukte rapporten om de verzendresultaten te bevestigen
Aan
11
6
Lokale afdruk bij doorzenden
Uit
Aan
14
0
Documenten afdrukken die zijn ontvangen met Automatische spanning Aan-ontvangst (Nachtafdrukmodus)
Onmiddellijk afdrukken (Aan)
Bij het uitschakelen van de bedieningsschakelaar (Uit)
14
1
Lange documentverzending (bronlogboek)
Uit
Aan
14
3
Resetten als functie wordt gewijzigd
Uit
Aan
15
0, 1, 2
De beschikbare papierinvoerlade selecteren. 001: Lade 1
4
-
010: Lade 2 011: Lade 3 100: Lade 4 101: Bulklade (LCT)
168
15
5
De beschikbare papierinvoerlade eventueel selecteren.
Uit
Aan
17
2
Instellen of u op [Toev.] moet drukken nadat u een bestemming heeft opgegeven met de toets Bestemming tijdens het uitzenden
Niet noodzakelijk
Noodzakelijk
17
3
Opgeven of de instellingen moeten worden gereset als er een origineel wordt gescand.
Aan
Uit
17
7
Documenten ontvangen door te drukken op de {Start}-toets als originelen niet zijn ingesteld.
Uit (er worden geen documenten ontvangen nadat de toets {Start} is ingedrukt)
Aan (er worden documenten ontvangen nadat de toets {Start} is ingedrukt)
18
0
Datum met faxkoptekst afdrukken
Uit
Aan
Parameterinstell. Schakelaar
Bit
Item
0
1
18
1
Oorsprong verzender afdrukken met faxkoptekst
Uit
Aan
18
2
Bestandsnummer met faxkoptekst afdrukken
Uit
Aan
18
3
Paginanummer afdrukken met faxkoptekst
Uit
Aan
19
0
Gebruik de wisselfunctie papierbezorging (Offset afdrukken)
Uit
Aan
19
1
Journaal op lijntype sorteren
Uit
Aan
20
0
Automatisch afdrukken van het LAN-faxre- Uit sultatenrapport
Aan
20
5,4,3,2
Tijd voor opnieuw afdrukken van opgeslagen documenten in het geheugen die niet konden worden afgedrukt met het LANfaxstuurprogramma
-
0000: 0 minuten
4
0001: 1 minuut 0010: 2 minuten 0011: 3 minuten 0100: 4 minuten 0101: 5 minuten 0110: 6 minuten 0111: 7 minuten 1000: 8 minuten 1001: 9 minuten 1010: 10 minuten 1011: 11 minuten 1100: 12 minuten 1101: 13 minuten 1110: 14 minuten 1111: 15 minuten
169
Faxeigenschappen Schakelaar
Bit
Item
0
1
21
0
Afdrukresultaten van het verzenden van het verzoekbericht Ontvangstberichtgeving
Uit (alleen afdrukken als er een fout optreedt)
Aan
21
1
Antwoorden op toekennen verzoek e-mailontvangst
Uit
Aan
21
3
Bestandsformaat voor bestanden die zijn doorgezonden naar mapbestemmingen
TIFF
PDF
21
4
Logboek per e-mail verzenden
Uit
Aan
21
6
Netwerkfout weergeven
Weergeven (Aan)
Niet weergeven (Uit)
21
7
Foutmail-berichtgeving verzenden
Aan
Uit
22
0
Een kiestoon detecteren voordat faxen met de telefoonlijn worden verzonden (LIJN)
Niet detecteren (Uit)
Detecteren (Aan)
22
1
Een kiestoon detecteren voordat faxen met de telefoonlijn worden verzonden (LIJN2)
Niet detecteren (Uit)
Detecteren (Aan)
22
2
Een kiestoon detecteren voordat faxen met de telefoonlijn worden verzonden (LIJN3)
Niet detecteren (Uit)
Detecteren (Aan)
24
0
Documenten opslaan die niet konden worden verzonden in het geheugen
Uit
Aan
24
1
Tijdsduur waarin documenten die niet konden worden verzonden, worden opgeslagen in het geheugen
24 uur
72 uur
24
2
Instellen of het opgeslagen bestand permanent moet worden behouden
Nee
Ja
32
0
Selecteer welke volgorde van prioriteit moet worden gebruikt om een alternatieve bestemming te selecteren als er geen bestemming van het ingestelde type is.
Prioriteit papieruitvoer
Electronische uitvoerpriorit eit
4
1. IP-faxbestemming 2. Faxnummer
170
1. E-mailadres 2. Map
3. E-mailadres
3. IP-faxbestemming
4. Map
4. Faxnummer
Parameterinstell. Schakelaar
Bit
Item
0
1
34
0
Gebruik gatekeeperserver met IP-fax
Uit
Aan
34
1
Gebruik SIP-server met IP-fax
Uit
Aan
35
7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0
Herkiesinterval tijdens het verzenden van een reservekopie
00000000: 0 minu(u)t(en) 00000001: 1 minu(u)t(en) 00000010: 2 minu(u)t(en)
4
. . 00001111: 15 minu(u)t(en) . . 11111111: 225 minu(u)t(en) 36
7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0
Maximum aantal herkiespogingen voor het verzenden van een reservekopie
00000000: 1 ke(e)r(en) 00000001: 2 ke(e)r(en) 00000010: 3 ke(e)r(en) . . 11000000: 195 ke(e)r(en) . . 11111111: 254 ke(e)r(en)
171
Faxeigenschappen Schakelaar
Bit
Item
0
37
0
Geef op of het verzenden van een reserveko- Nee pie moet worden gestopt als de bestemmingsmap te vol raakt terwijl het apparaat bezig is met verzenden of wacht om een fax van de reservekopie te verzenden
37
3, 2
Opgeven of de reservekopie moet worden • 00: Niet afgedrukt als hij niet kan worden verzonden afdrukken • 01: Alleen eerste pagina afdrukken
4
• 10: Heel bestand afdrukken
172
1 Ja
Parameterinstell.
De gebruikersparameters wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u parameters instelt. Belangrijk ❒ Voor het openen van sommige instellingen van Gebruikersparameters heeft u opties nodig; andere instellingen moet u wellicht vooraf maken. ❒ Wij raden u aan om de ’Lijst met parameterinstellingen’ af te drukken en een Gebruikersparameterlijst te bewaren wanneer u een Gebruikersinstelling programmeert of wijzigt. ❒ Wijzig geen bitschakelaars behalve degene die op de voorgaande pagina’s zijn afgebeeld.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Parameterinstelling]. D Selecteer het schakelaarnummer dat u wilt wijzigen. E Selecteer het bitnummer dat u wilt wijzigen.
4
Wanneer het bitnummer wordt ingedrukt, schakelt de huidige waarde tussen 1 en 0. Herhaal vanaf stap E om nog een bitnummer voor dezelfde schakelaar te wijzigen.
F Druk op [OK]. Druk op [Annuleren] voor verwijderen van deze instellingen. Het display keert terug naar dat van stap D.
G Herhaal stap D tot stap E om de schakelaarinstellingen te wijzigen. H Nadat alle instellingen zijn voltooid, drukt u op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
173
Faxeigenschappen
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld Door bijzondere afzenders vooraf te programmeren kunt u de volgende functie voor elke afzender instellen: • Geautoriseerde RX • Doorzenden • Afdrukkwaliteit ontvangstbestand • 2-zijdig afdrukken • Geheugenbeveiliging • Papierlade Gebruik Eigennaam of Eigen faxnummer voor het programmeren van uw afzenders. Als de afzender een apparaat heeft van dezelfde fabrikant programmeer dan een Eigennaam die al als een afzender is geprogrammeerd. Als het apparaat niet van dezelfde fabrikant is, dan wordt Eigen faxnummer gebruikt. U kunt dezelfde instellingen toepassen op alle geprogrammeerde nummers. Vervolgens kunt u de instellingen voor individuele nummers indien nodig aanpassen met de functie Bijzondere afzenderregistratie. De volgende items kunnen worden geprogrammeerd. • Bijzondere afzenders (maximaal 30. Maximaal 20 tekens voor elke naam bij gebruik van G3.) • Volledige / Gedeeltelijke overeenkomst Wanneer u eigennamen en faxnamen voor meervoudige bestemmingen programmeert, dan kunt u een gemeenschappelijke reeks tekens programmeren om bestemmingen mee te identificeren.
4
Bestemming die moet worden geprogrammeerd (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
NEW YORK-BRANCHE
3
HONG KONG-BRANCHE SYDNEY-BRANCHE
Gedeeltelijk matchen gebruiken
174
Bestemming die moet worden geprogrammeerd (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
BRANCHE
1
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
U kunt maximaal 30 wildcards programmeren. Spaties worden genegeerd als identificaties worden vergeleken. U kunt wildcards gebruiken voor de volgende functies: • Doorzenden • Bijzondere afzenders • Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst) Wanneer u Gedeeltelijk afstemmen gebruikt, dan kunt u de eerste 24 tekens van een e-mailadres invoeren om het te gebruiken als een eigennaam of een faxnaam. Opmerking ❒ U kunt afzenders niet als Bijzondere afzenders programmeren als ze er voor hen geen Eigennaam of Eigen faxnummer is geprogrammeerd.
❒ Het apparaat kan geen onderscheid maken tussen Pollingontvangst-documenten en Vrije pollingdocumenten van Bijzondere afzenders. ❒ U kunt de volgende functies niet gebruiken met Internetfax-ontvangsten. • Geautoriseerde RX • Afdrukkwaliteit ontvangstbestand • Geheugenbeveiliging ❒ U kunt maximaal 24 tekens voor de afzender programmeren. ❒ Om gebruik te kunnen maken van Doorzenden, Dubbelzijdig afdrukken of Papierlade met Interfaxontvangst moet u het e-mailadres van de afzender programmeren. ❒ U kunt Eigennaam en Eigen faxnummer controleren met het Journaal. U kunt geprogrammeerde Bijzondere afzenders controleren met de lijst van ingestelde afzenders. ❒ Als u “Uit’ selecteert voor de functie Bijzondere afzender in “Oorspronkelijk set-up’, dan zullen de instellingen hetzelfde zijn als de Ontvangstinstellingen.
4
175
Faxeigenschappen
Geautoriseerde ontvangst Gebruik deze functie om inkomende afzenders te beperken. Het apparaat ontvangt alleen faxen van de geprogrammeerde Bijzondere afzenders en helpt u daardoor met het wegfilteren van ongewenste documenten zoals junkmail en voorkomt de verspilling van faxpapier. Opmerking ❒ Om deze functie te gebruiken moet u de functie Bijzondere afzenders programmeren en vervolgens met “Ontvangstinstellingen" in “Geautoriseerde ontvangst" de instelling “Aan" maken. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 08, bit 2). ❒ Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan zal de Geautoriseerde RX-functie niet werken, zelfs niet als u “Aan" selecteert. ❒ Als u “Uit" instelt voor “Geautoriseerde RX" in “Aanvankelijke set-up", dan zijn de instellingen gelijk aan die voor de Ontvangstinstellingen. ❒ U kunt Bijzondere afzenders wijzigen op dezelfde manier als bij het programmeren.
4
Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding
Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid Druk het opgegeven aantal kopieën af van documenten die zijn ontvangen van geprogrammeerde afzenders (Bijzondere afzenders). Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan drukt het apparaat het opgegeven aantal kopieën af voor alle ontvangen documenten Opmerking ❒ U kunt meervoudige kopieën afdrukken niet gebruiken met Geheugenbeveiliging.
❒ Geef maximaal 10 kopieën.
176
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
Doorzenden Ontvangen documenten afdrukken en ze dan verzenden naar de afzenders die vooraf zijn geprogrammeerd. Mapbestemming kan worden geregistreerd. Het is eveneens mogelijk om alleen die faxen door te zenden die afkomstig zijn van afzenders die als Bijzondere afzenders zijn geprogrammeerd. Opmerking ❒ Om deze functie te gebruiken moet u uw Bijzondere afzenders programmeren en vervolgens met “Ontvangstinstellingen" in “Doorzenden" de instelling “Aan" selecteren. ❒ Als u “Aan" opgeeft in “Doorzenden" en [Gelijk aan basisinstell.] selecteert, dan wordt het faxdocument doorgezonden naar de ontvangers die zijn geprogrammeerd in “Eindontvanger opgeven". ❒ Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan verzendt het apparaat alle inkomende documenten naar de andere eindontvangers die zijn opgegeven in “Eindontvanger opgeven’. ❒ U kunt de faxbestemming , de Internetfaxbestemming, IP-faxbestemming en mapbestemming instellen als een doorzendbestemming. ❒ Stel mapbestemmingen in met de Beheerfunctie van het adresboek onder Systeeminstellingen. Zie “Mappen registreren’.
4
Verwijzing Pag.162 “Doorzenden”
Pag.166 “Parameterinstell.” Faxhandleiding
2-zijdig afdrukken Op beide zijden van het papier afdrukken. Opmerking ❒ Als u de handinvoerlade selecteert als “Papierlade’, dan wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld.
177
Faxeigenschappen
Geheugenbeveiliging Sla inkomende documenten van geprogrammeerde afzenders (Bijzondere afzenders) op in het geheugen zonder ze af te drukken. Mensen zonder de Geheugenslot-ID kunnen de documenten niet afdrukken en daarom is deze functie handig voor het ontvangen van vertrouwelijke documenten. Als u geen afzenders programmeert, dan ontvangt het apparaat faxdocumenten van alle afzenders die Geheugenslot-ontvangst gebruiken. Belangrijk ❒ U moet de Geheugenslot-ID vooraf registreren.
❒ Als u dezelfde afzender in Geheugenslot en Doorzenden programmeert, dan wordt Doorzenden uitgeschakeld.
4
Verwijzing Pag.149 “Geheugenslot-ID registreren”
Papierlade Documenten afdrukken die zijn ontvangen van geprogrammeerde afzenders (Bijzondere afzenders) en de documenten van andere afzenders op andere papiersoorten. Als er bijvoorbeeld blauw papier zit in Lade 1 en wit papier in Lade 2, dan drukt het apparaat de documenten van Bijzondere afzenders af op het blauwe papier en de documenten van andere afzenders op het witte papier, waardoor het gemakkelijk is voor u om de twee soorten van elkaar te onderscheiden. Als u geen Bijzondere afzenders programmeert, dan voert het apparaat documenten van alle afzenders uit via de standaardpapierlade. Opmerking ❒ Als het apparaat een document ontvangt met een formaat dat verschilt van het papier in de opgegeven lade, dan drukt het apparaat dit document af nadat hij het formaat heeft opgesplitst of verkleind.
❒ Met de selectie van de handinvoerlade kunt u het papierformaat opgeven in “Scangebied". Verwijzing Faxhandleiding
178
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
Bijzondere afzender programmeren/wijzigen Programmeer en wijzig Bijzondere afzenders.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de bestemming die moet worden geprogrammeerd of gewijzigd.
4
F Typ een bestemmingsnaam en druk vervolgens op [OK]. Voer een bestemmingsnaam in met Eigennaam of Eigen faxnummer.
G Druk op [Voll. overnk.] of [Ged. overeenk.].
179
Faxeigenschappen
H Selecteer het item dat u wilt programmeren.
U moet alleen het item selecteren dat u wilt programmeren. Druk op [Annuleren] voor verwijderen van deze instellingen. Het display keert terug naar dat van stap E.
4
I Druk op [OK].
Een Bijzondere afzender wordt geprogrammeerd. Om een andere afzender te programmeren herhaalt u de procedure vanaf stap E.
J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing Pag.174 “Volledige / Gedeeltelijke overeenkomst”
Pag.181 “Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)” Pag.182 “Doorzenden” Pag.181 “Afdrukkwaliteit ontvangstbestand” Pag.183 “2-zijdig afdrukken” Pag.183 “Geheugenbeveiliging” Pag.183 “Papierlade”
180
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst) Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Geaut. ontv. per afz.]. B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK].
4
Afdrukkwaliteit ontvangstbestand Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Aant. af te dr. ontv.best. per afz.]. B Druk op [Aantal sets].
C Voer de afdrukkwaliteit in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als de instelling die is gemaakt voor “Afdrukkwaliteit RX-bestand’ van “Ontvangstinstellingen’. ❒ Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.
181
Faxeigenschappen
Doorzenden Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender. Belangrijk ❒ Er kan een doorzendbestemming worden geregistreerd voor iedere bijzondere afzender. Om twee of meer doorzendbestemmingen te registreren moet u groepsbestemmingen gebruiken. Er kunnen echter maximaal 500 bestemmingen per groep worden opgegeven.
A Druk op [Doorzenden per afzender]. B Selecteer [Aan] of [Uit].
Wanneer u [Uit] selecteert, ga dan door met stap D.
4
C Druk op de Bestemmingstoets van een doorzendbestemming en vervolgens op [OK].
D Druk op [OK]. ❒ ❒ ❒ ❒
❒
182
Opmerking Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] leidt ertoe dat dezelfde instelling worden gemaakt voor “Doorzenden’ onder “Beheerderstoepassingen’. Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map. Wanneer een map is opgegeven als de doorzendbestemming, dan kunt u een bestandsformaat voor het doorzenden instellen. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 21, bit 3). Het verwijderen uit de bestemmingslijst van een bestemming die is opgegeven als doorzendbestemming zorgt ervoor dat de instellingen van de doorzendbestemming worden verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document verzonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alternatieve bestemming. Zie "Parameterinstellingen" (schakelaar 32, bit 0). Nadat u stap J hebt uitgevoerd, stelt u “Doorzenden" van “Ontvangstinstellingen" in op “Aan". Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.” Pag.263 “Mappen registreren”
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
2-zijdig afdrukken Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [2-zijdig afdrukken per afzender]. B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK]. Opmerking ❒ Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als de instelling die is gemaakt voor “Dubbelzijdig afdrukken" van “Ontvangstinstellingen".
Geheugenbeveiliging
4
Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Ontv. met geh.bev. per afz.]. B Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK]. Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] leidt ertoe dat dezelfde instelling worden gemaakt voor “Geheugenslot-ID programmeren" onder “Beheerderstoepassingen".
Papierlade Instellen bij het programmeren van een Bijzondere afzender.
A Druk op [Papierlade per afzender]. B Selecteer de lade die u wilt gebruiken en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Door [Gelijk aan basisinstell.] te selecteren krijgt u dezelfde instellingen als de instelling die is gemaakt voor “Papierlade" van ’Ontvangstinstellingen".
183
Faxeigenschappen
Aanvankelijke set-up van een bijzondere afzender programmeren De “Aanvankelijke set-up” van een bijzondere afzender programmeren. U kunt ook het formaat van de Handinvoerlade instellen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Druk op [Oorspronkelijke setup].
4
E Selecteer de functie die u wilt programmeren.
In deze eigenschap heeft “Geautoriseerde RX” dezelfde instellingen als “Ontvangstinstellingen”.
F Voor het programmeren van Geautoriseerde RX en Bijzondere RX-functie drukt u op [Geautoriseerd ontvangst] of [Speciale ontvangstfunctie].
184
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
G Druk op [Aan] of [Uit] en dan op [OK]. De afbeelding toont het display “Geautoriseerde RX” als een voorbeeld.
H Voor het programmeren van het papierformaat Handinvoerlade drukt u op
4
[Papierform. Handinvoer]. U kunt een formaat selecteren uit [Autodetectie], [Standaardformaat] of [Aangepast formaat]. Als u [Autodetectie] selecteert, ga dan verder met stappen I en N. Als u [Standaardformaat] selecteert, ga dan verder met I, J en N. Als u [Aangepast formaat] selecteert, ga dan verder met stappen I en K tot N.
I Selecteer het formaat dat u wilt programmeren.
Als u [Standaardformaat] selecteert, selecteer dan een papierformaat dat wordt weergegeven en ga vervolgens verder met stap N. Wanneer u [Aangepast formaat] selecteert, ga dan door met stap K.
J Selecteer uit de getoonde formaten het formaat dat u wilt programmeren. K Zorg ervoor dat [Verticaal:] is geselecteerd.
185
Faxeigenschappen
L Voer de verticale afmeting van het papier met de cijfertoetsen in en druk op de toets {q}.
Geef een verticaal formaat van 210 mm (8,3") tot 297 mm (11,6") op. U kunt geen formaat invoeren dat kleiner is dan 210 mm of groter dan 297 mm. Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen “mm” en “inch”. Als u een lengte invoert en de maten verandert door op [mm] of [inch] te drukken, dan wordt deze automatisch omgezet (gebroken getallen worden afgerond).
4
M Voer de horizontale afmeting van het papier met de cijfertoetsen in en druk op de toets {q}.
Geef een horizontaal formaat van 148 mm (5,9") tot 600 mm (23,7") op. U kunt geen formaat invoeren dat kleiner is dan 148 mm of groter dan 600 mm. Telkens wanneer u drukt op [mm] of [inch], dan wisselen de eenheden tussen “mm” en “inch”. Als u een lengte invoert en de maten verandert door op [mm] of [inch] te drukken, dan wordt deze automatisch omgezet (gebroken getallen worden afgerond).
N Druk op [OK]. O Druk op [Afsluiten]. P Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Als u [Autodetectie] selecteert, dan herkent het apparaat het papierformaat automatisch. Verwijzing Faxhandleiding
186
Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld
Een bijzondere afzender verwijderen Gebruik deze functie voor het verwijderen van de “Aanvankelijke set-up” van een Bijzondere afzender. Het papierformaat Handinvoerlade kan ook worden verwijderd.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de Bijzondere afzender die u wilt verwijderen.
4
E Druk op [Ja]. Om het verwijderen van een bijzondere afzender te annuleren, drukt u op [Nee]. Het display keert terug naar dat van stap D.
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
187
Faxeigenschappen
Boxinstellingen De volgende functies zijn voor het bezorgen en verzenden van documenten: • Persoonlijke box • Informatiebox • Doorzendbox
❖ SUB-code en SEP-code SUB-code en SEP-code zijn ID’s die bestaan uit maximaal 20 cijfers en kunnen nummer, #, * en spaties bevatten. Om deze functie te kunnen gebruiken moet u vooraf een box en SUB-/SEPcode programmeren. De andere partij kan documenten verzenden naar en documenten ontvangen van deze box door de code te gebruiken.
4
Opmerking ❒ Het gecombineerde totale aantal items dat kan worden opgeslagen met de functies Persoonlijke box, Informatiebox en Doorzendbox is 150.
❒ U kunt dezelfde Boxcode niet instellen voor twee verschillende boxen. ❒ Verzenden of programmeren kan wellicht niet toegestaan zijn als er niet voldoende vrij geheugen beschikbaar is. De hoeveelheid beschikbaar vrij geheugen hangt af van het feit of de optionele apparatuur is geïnstalleerd.
Persoonlijke boxen programmeren/wijzigen Dit gedeelte beschrijft hoe u Persoonlijke boxen programmeert. U kunt de volgende items programmeren: • Boxnaam (vereist) Maximaal 20 tekens lang • SUB-code (vereist) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). • Wachtwoord (optioneel) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de Boxnaam weergegeven. • Ontvanger (optioneel) U kunt één bezorgingsbestemming voor elke Persoonlijke box programmeren. Geef een bezorgingsbestemming op die wordt geprogrammeerd in Bestemmingssleutel.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. 188
Boxinstellingen
C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer een box die moet worden geprogrammeerd. Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
4 Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u door met stap H.
F Druk op [Persoonlijke box]. G Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK]. H Voer een SUB-code in.
Om de SUB-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Om een Boxnaam te wijzigen drukt u op [Boxnaam] en herhaalt u de procedure vanaf stap G.
I Geef de nodige instellingen op.
Als u geen wachtwoord of ontvanger wilt programmeren, gaat u naar stap P.
J Druk op [Wachtwoord].
189
Faxeigenschappen
K Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.
4
L Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK]. Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw. Om het wachtwoord te wijzigen nadat u heeft gedrukt op [OK], drukt u op [Wijzigen] en herhaalt u stappen K en L of drukt u op [Annuleren] en herhaalt u de procedure vanaf stap J.
M Druk op [OK]. N Druk op [Ontvanger]. O Selecteer een bestemming met de bestemmingslijst en druk vervolgens op [OK].
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om te schakelen tussen de bestemmingen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map.
P Druk op [OK]. Q Druk op [Afsluiten].
190
Boxinstellingen
R Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de Boxnaam weergegeven.
❒ Geef een faxnummer, Internetfaxbestemming en IP-faxbestemming als de doorzendbestemming op. ❒ De Faxkoptekst wordt niet afgedrukt op bezorgde documenten. ❒ Als een document niet kan worden bezorgd, dan wordt er een Communicatiefoutrapport afgedrukt en het document wordt opgeslagen als een document van Vertrouwelijke ontvangst. ❒ U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren. Maar boxen die in gebruik zijn, die kunnen niet worden bewerkt. ❒ Als een bestemming in de bestemmingstabel is verwijderd nadat hij is geregistreerd, dan wordt bezorging niet uitgevoerd en worden de instellingen van de bezorgingsbestemming tevens verwijderd. Wanneer een bezorgingsbestemming is gewijzigd, dan wordt er ook een document verzonden naar de gewijzigde bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0).
4
Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding Over dit apparaat
Persoonlijke boxen verwijderen Dit gedeelte beschrijft hoe u Persoonlijke boxen verwijdert. Belangrijk ❒ Als er documenten in de box aanwezig zijn, dan kunt u de box niet verwijderen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling].
191
Faxeigenschappen
D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
4
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw.
F Druk op [Ja]. Druk op [Nee] voor het verwijderen van een box. Het display keert terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
192
Boxinstellingen
Informatieboxen programmeren/wijzigen Dit gedeelte beschrijft hoe u een Informatiebox installeert. U kunt de volgende items opslaan: • Boxnaam (vereist) Maximaal 20 tekens lang • SEP-code (vereist) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). • Wachtwoord (optioneel) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de Boxnaam weergegeven.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de box die moet worden geprogrammeerd. Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u door met stap H. Als een wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan het wachtwoord in, druk op [OK] en ga vervolgens door met stap H.
F Druk op [Informatiebox]. G Voer een boxnaam in en druk vervolgens op [OK].
193
Faxeigenschappen
H Voer de SEP-code in.
Om de SEP-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Als u de boxnaam wilt wijzigen, drukt u op [Boxnaam] en herhaalt u de procedure vanaf stap G.
4
I Druk op [Wachtwoord].
Als u geen wachtwoord wilt programmeren, gaat u naar stap L.
J Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.
K Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK]. Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.
L Druk op [OK]. M Druk op [Afsluiten].
194
Boxinstellingen
N Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren. Maar boxen die in gebruik zijn, die kunnen niet worden bewerkt.
❒ Als een bestemming in de bestemmingslijst is verwijderd nadat hij is geregistreerd, dan wordt bezorging niet uitgevoerd en worden de instellingen van de bezorgingsbestemming tevens verwijderd. Wanneer een bezorgingsbestemming is gewijzigd, dan wordt er ook een document verzonden naar de gewijzigde bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0).
4
Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Faxhandleiding Over dit apparaat
Informatieboxen verwijderen Dit gedeelte beschrijft hoe u Informatieboxen verwijdert. Belangrijk ❒ Als er documenten in de box aanwezig zijn, dan kunt u de box niet verwijderen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
195
Faxeigenschappen
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw.
4
F Druk op [Ja]. Druk op [Nee] voor het verwijderen van een box. Het display keert terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Doorzendboxen programmeren/wijzigen Dit gedeelte beschrijft hoe u een Doorzendbox installeert. Deze functie verandert het apparaat in een fax relay station. U ontvangt documenten die zijn verzonden met een SUB-code die overeenstemt met de SUBcode die is geprogrammeerd als een Doorzendbox, vervolgens worden deze documenten doorgegeven aan een geprogrammeerde ontvanger. Aangezien er documenten kunnen worden verzonden aan meerdere bestemmingen in een eenmalige verzendopdracht, dan kunt u besparen in uw belkosten bij verzendingen naar verre bestemmingen.
196
Boxinstellingen
• Breng de verzoekende partij op de hoogte van de SUB-code die aan de Doorzendbox is toegewezen. Wanneer zij willen dat uw apparaat een document doorzendt, vraag hun dan het document te verzenden met de SUB-codeverzending en deze SUB-code in te stellen. Als er ook een wachtwoord is geprogrammeerd, breng hen hier dan ook van op de hoogte en vraag hun dit wachtwoord als de SID-code in te voeren. U kunt de volgende items opslaan: • Boxnaam (vereist) Maximaal 20 tekens • SUB-code (vereist) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). • Eindontvanger (vereist) U kunt vijf Eindontvangers opslaan (bestemmingen waarnaar documenten worden doorgezonden) voor elke box. Geef Eindontvangers op met een enkele bestemming of groepsbestemming die vooraf in de bestemmingslijst is geprogrammeerd. • Wachtwoord (optioneel) Maximaal 20 tekens lang en kan worden samengesteld uit cijfers 0-9, “#’, “*’ en spaties (het eerste teken kan geen spatie zijn). Wanneer u een wachtwoord programmeert, dan wordt er een teken voor de Boxnaam weergegeven.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de box die moet worden geprogrammeerd. Wanneer u een nieuwe box programmeert, druk dan op [*Niet geprogr.].
Om een al geprogrammeerde box te wijzigen drukt u op deze box en gaat u door met stap H.
197
Faxeigenschappen
F Druk op [Doorzendbox]. G Voer een Boxnaam in en druk vervolgens op [OK]. H Voer een SUB-code in.
4 Om de SUB-code te wijzigen drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw. Om een Boxnaam te wijzigen drukt u op [Boxnaam] en herhaalt u de procedure vanaf stap G.
I Geef de voorwaarde voor registratie op. J Om Eindontvangers te programmeren selecteert u een Eindontvanger. U kunt vijf Eindontvangers opslaan.
K Geef Eindontvangers op met Bestemmingstoetsen en druk dan op [OK].
U kunt het display veranderen in de faxbestemming, Internetfaxbestemming and IP-faxbestemming met de toets aan de linkerkant van het display. Een ontvangststation kan ook worden geregistreerd als een groepsbestemming. Er kunnen echter in een dergelijk geval maximaal 500 partijen inclusief 1-5 Eindontvangers per groep worden opgegeven. Om nog een Eindontvanger te registreren, herhaalt u de procedure vanaf stap J.
L Om een wachtwoord te programmeren drukt u op [Wachtwoord]. Als u geen wachtwoord wilt programmeren, gaat u naar stap O.
198
Boxinstellingen
M Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw.
4
N Voer het juiste wachtwoord opnieuw in en druk vervolgens op [OK]. Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en voordat u drukt op [OK] en dan probeert u het opnieuw. Om het wachtwoord te wijzigen nadat u heeft gedrukt op [OK], drukt u op [Wijzigen] en herhaalt u stappen M en N of drukt u op [Annuleren] en herhaalt u de procedure vanaf stap L.
O Druk twee keer op [OK]. P Druk op [Afsluiten]. Q Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking ❒ Nadat documenten zijn verzonden, worden er geen Verzendresultaatrapporten naar de afzender teruggestuurd.
❒ Geef de Internetfaxbestemming en de IP-faxbestemming als een ontvangststation op. ❒ Nadat documenten zijn verzonden, worden ze verwijderd. ❒ Wanneer de functie op Aan staat, dan drukt het apparaat de ontvangen documenten af die het doorzendt en, nadat de verzending is voltooid, drukt het apparaat een Verzendresultaatrapport af. Als u dit niet wilt afdrukken, neem dan contact op met uw leverancier. ❒ Wanneer de geprogrameerde ontvanger een groepsbestemming is voor Meerstappenverzending, dan vindt Meerstappenverzending plaats. Neem voor meer informatie contact op met uw leverancier. ❒ U kunt boxen op dezelfde manier bewerken als bij het programmeren.
199
Faxeigenschappen
❒ Als u met de bestemmingslijst een bestemming verwijdert die is opgegeven als ontvangstbestemming, dan worden de instellingen van de ontvangstbestemming ook verwijderd, dus moeten deze opnieuw worden geregistreerd. Wanneer een bestemming wordt gewijzigd, dan wordt er een document verzonden naar de nieuwe bestemming. Als er geen bestemming is van het opgegeven type, dan kunt u instellen welke bestemming moet worden gebruikt als alternatieve bestemming. Zie ’Parameterinstellingen’ (schakelaar 32, bit 0). Verwijzing Pag.166 “Parameterinstell.”
Over dit apparaat
Doorzendboxen verwijderen
4
Dit gedeelte beschrijft hoe u Doorzendboxen verwijdert.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Druk op [Verwijderen] en selecteer vervolgens de box die u wilt verwijderen.
E Als het wachtwoord is geprogrammeerd, voer dan een wachtwoord in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
200
Boxinstellingen
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop} en probeert u het opnieuw.
F Druk op [Ja]. Om het verwijderen van een bijzondere afzender te annuleren, drukt u op [Nee]. Het display keert terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. De boxlijst afdrukken
Druk een lijst af met de Persoonlijke boxen, Informatieboxen en Doorzendboxen die op dit moment zijn geprogrammeerd.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Lijst afdrukken] naast [Box instelling]. D Druk op de toets {Start}. Na het afdrukken van de lijst kunt u starten vanaf stap C. Om het afdrukken van een lijst te annuleren voordat u de {Start}-toets indrukt, drukt u op [Annuleren] of de toets {Wis/Stop}. Het display keert terug naar dat van stap C. Om het afdrukken van een lijst na het indrukken van de {Start}-toets, drukt u op [Stop afdr]. Het display keert terug naar dat van stap C.
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
201
Faxeigenschappen
4
202
5. Printereigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Printereigenschappen. Voor informatie over het openen van [Printereigensch.] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Proefafdruk Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Testafdruk onder Printereigenschappen.
❖ Meerdere lijsten U kunt de configuratiepagina en het foutenlogboek afdrukken. ❖ Configuratiepagina U kunt de huidige configuratiewaarden van het apparaat afdrukken. ❖ Foutenlogboek U kunt foutenlogboeken afdrukken met alle fouten die zijn opgetreden tijdens het afdrukken. De 30 meest recente fouten worden opgeslagen in het foutenlogboek. Als er een nieuwe fout wordt toegevoegd en er zijn al 30 fouten opgeslagen, dan wordt de oudste fout verwijderd. Maar als de oudste fout behoort bij een van de volgende soorten afdruktaken, dan wordt hij niet verwijderd. In plaats daarvan zal de fout apart worden opgeslagen in foutlogboeken voor elke soort taak, tot maximaal 30 fouten voor elk logboek. U kunt al deze afdruktaken controleren op foutloggegevens. • Testafdruk • Beveiligde afdruk • Wacht met afdrukken • Opgeslagen afdrukken De gegevens van Automatiche taakannulering en handmatig geannuleerde taken vanuit het bedieningspaneel kunnen worden afgedrukt. ❖ Menulijst U kunt een Menulijst met de functiemenu’s van het apparaat afdrukken. ❖ PCL-config./Lettertypepagina U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PCL-lettertypes afdrukken.
203
Printereigenschappen
❖ PS-config./Lettertypepagina U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PostScript-lettertypes afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3eenheid is geïnstalleerd. ❖ PDF-config./Lettertypepagina U kunt de huidige configuratie en de lijst met geïnstalleerde PDF-lettertypes afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. ❖ Hex Dump U kunt afdrukken in de Hex Dump-modus.
De configuratiepagina afdrukken
A Druk op [Printereigensch.]. B Druk op [Configuratiepagina] op de [Lijst- / Proefafdruk].
5
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
C Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. De configuratiepagina interpreteren ❖ Systeemhandleiding • Eenheidnummer Toont het serienummer dat door de fabrikant is toegewezen aan de kaart. • Totaal geheugen Toont de totale hoeveelheid geheugen (SDRAM) dat op de printer is geïnstalleerd.
204
Proefafdruk
• Firmware versie • Printer Toont het versienummer van de printerfirmware. • Systeem Toont het versienummer van de systeemfirmware. • Motor Toont het versienummer van de printermotor. • LCDC Toont het versienummer van de paneeldisplay. • NIB Toont het versienummer van de Netwerkinterface. • Apparaatverbinding Dit/deze item(s) verschijnen als de apparaatoptie(s) is/zijn geïnstalleerd. • HDD: Lettertype- / Macro-download Toont de capaciteit van het harde schijfstation. • Printertaal Toont het versienummer van de printerstuurprogrammataal. • Verbindingsapparatuur Toont de geïnstalleerde optionele apparatuur.
5
❖ Papierinvoer Toont instellingen die zijn gemaakt onder het menu Papierlade-instellingen. ❖ Systeem Toont instellingen die zijn gemaakt onder het Systeemmenu. ❖ PCL-menu Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PCL-menu. ❖ PS Menu Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PS-menu. ❖ PDF Menu Toont instellingen die zijn gemaakt onder het PDF-menu. ❖ Host Interface Toont instellingen die zijn gemaakt onder het Hostinterfacemenu. Wanneer DHCP actief is op het netwerk, dan verschijnen het huidige IPv4-adres, subnetmasker en gatewayadres tussen haakjes op de configuratiepagina. ❖ Interface-informatie Toont de interface-informatie.
205
Printereigenschappen
Onderhoud Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Onderhoud onder Printereigenschappen.
❖ Lijst- / proefafdruk beveiligd U kunt het [Lijst- / Proefafdruk]-menu vergrendelen. • Aan • Uit ❖ Alle tijdelijke afdruktaken verwijderen U kunt alle afdruktaken verwijderen die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen. ❖ Alle opgeslagen afdruktaken verwijderen U kunt alle afdruktaken verwijderen die in het apparaat zijn opgeslagen.
5
❖ 4-Kleuren grafische modus • Tekst prioriteit Gebruik de optimale CMYK-tonercombinatie voor het afdrukken van tekst. • Fotoprioriteit Gebruik de optimale CMYK-tonercombinatie voor het afdrukken van foto’s. Verwijzing Pag.59 “Systeeminstellingen”
206
Systeem
Systeem Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het Systeemmenu onder Printereigenschappen.
❖ Foutenlogboek afdrukken Selecteer dit om een foutenrapport te laten afdrukken wanneer er problemen met de printer of het geheugen optreden. • Aan • Uit ❖ Automatisch doorgaan U kunt dit selecteren om Automatisch doorgaan in te schakelen. Wanneer dit op Aan staat, dan gaat het afdrukken door nadat er een systeemfout is opgetreden. • Uit • Onmiddellijk • 1 minuut • 5 minuten • 10 minuten • 15 minuten
5
❖ Geheugenoverloop Selecteer dit om een foutenbericht te laten afdrukken in geval van geheugenoverloop. • Niet afdrukken • Foutinformatie ❖ Taakscheiding U kunt Taakscheiding inschakelen. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer een finisher (optioneel) is geïnstalleerd. • Aan • Uit ❖ Tijdelijke afdruktaken automatisch verwijderen U kunt instellen dat afdruktaken die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen, automatisch worden verwijderd. • Aan • Uit Als u [Aan] selecteert, dan kunt u maximaal 200 uur instellen voor automatische bestandsverwijdering.
207
Printereigenschappen
❖ Opgeslagen afdruktaken automatisch verwijderen U kunt instellen dat afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen, automatisch worden verwijderd. • Aan: 3 dag(en) • Uit Als u [Aan] selecteert, dan kunt u maximaal 180 dagen instellen voor automatische bestandsverwijdering. ❖ Oorspronkelijke afdruktakenlijst U kunt de gewenste soort afdruktaaklijst selecteren die op het scherm verschijnt als u op [Afdruktaken] drukt. • Volledige lijst Toont de lijst met afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen. • Lijst per gebruiker-ID Toont de lijst met Gebruikers-ID’s die zijn opgeslagen in een bestand in het apparaat.
5
❖ Geheugengebruik U kunt de hoeveelheid gebruikt geheugen in Prioriteit lettertype of Prioriteit kaders selecteren afhankelijk van het papierformaat of de resolutie. • Prioriteit lettertype Deze instelling gebruikt geheugen voor het registreren van lettertypes. • Prioriteit kaders Deze instelling gebruikt kadergeheugen voor afdrukken op hoge snelheid. ❖ Duplex U kunt selecteren of er aan beide zijden van elke pagina afdrukken moeten worden gemaakt. • Uit • Binden lange zijde • Binden korte zijde ❖ Kopieën U kunt het aantal afdruksets opgeven. Deze instelling wordt ingeschakeld als het aantal pagina’s dat moet worden afgedrukt, is ingesteld met het printerstuurprogramma of een ander bevel. • 1-999 Standaardinstelling: 1
208
Systeem
❖ Blanco pagina afdrukken U kunt instellen of u blanco pagina’s wilt afdrukken. • Aan • Uit Pagina’s die overeenkomen met een van de onderstaande voorwaarden worden gezien als blanco. • Er zijn geen afbeeldingen. • Er zijn afbeeldingen, maar ze bevinden zich buiten het afdrukgebied. • Er zijn alleen blanco tekens. ❖ Wachttijd gereserveerde taak U kunt opgeven hoe het apparaat wacht op het ontvangen van een afdruktaak voordat andere functies zoals de kopieer- en scannerfunctie deze taak mogen onderbreken. • Lange wachttijd • Middelmatige wachttijd • Wachten (kort) • Uit
5
❖ Printertaal Geef de printertaal op. • Automatisch • PCL • PS • PDF Dit menu verschijnt wanneer de PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd. ❖ Sub papierformaat U kunt de eigenschap voor het Automatisch vervangende papierformaat (A4, LT) inschakelen. • Automatisch • Uit ❖ Papierformaat U kunt het standaardpapierformaat selecteren. • A3 • A4 • A5 • A6 • B4JIS • B5JIS 209
Printereigenschappen
• B6JIS • C5 Env • C6 Env • DL Env • 12×18 • 11×17 • 81/2×14 • 81/2×13 • 81/2×11 • 81/4×13 • 8×13 • 71/4×101/2 • 51/2×81/2 • 41/8×91/2 • 31/8×71/2 • 8K • 16K • Aangepast formaat Standaard: Metrische versie: A4, inchversie: 81/2×11
5
❖ Briefpapierinstelling U kunt originele afbeeldingen roteren tijdens het afdrukken. Wanneer u afdrukt, dan worden originele afbeeldingen altijd 180 graden gedraaid. Daarom kan de uitvoer anders uitvallen dan verwacht wanneer u afdrukken maakt op papier met een briefhoofd of voorbedrukt papier met een vereiste richting. Met deze functie kunt u het roteren van afbeeldingen opgeven. • Uit Wanneer deze functie staat ingesteld op Uit, worden originele afbeeldingen 180 graden gedraaid. • Automatische detectie Wanneer het staat ingesteld op Automatische detectie, dan detecteert het apparaat papier een briefhoofd of voorbedrukt papier automatisch en wordt de afbeelding niet gedraaid. • Aan (altijd) Wanneer ingesteld op Aan (altijd), dan draait het apparaat afbeeldingen niet. Deze functie verlaagt de afdruksnelheid.
210
Systeem
❖ Handinvoer instellingsprioriteit Geef op of (Printer-) Stuurprogramma / Opdracht of Apparaatinstellingen voorrang heeft voor het bepalen van het papierformaat voor de handinvoerlade. • Driver/Opdracht • Apparaatinstellingen ❖ Afdruk zonder marges U kunt instellen of u het hele vel wilt afdrukken. • Uit • Aan De marge van 5 mm langs de kanten kan wellicht niet correct worden afgedrukt. ❖ Standaardprintertaal U kunt de standaardprintertaal instellen als het apparaat de printertaal niet automatisch kan vinden. • PCL • PS • PDF Dit menu verschijnt wanneer de PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
5
❖ Lade wisselen U kunt het wisselen van de papierlade instellen. • Uit • Aan Verwijzing Problemen oplossen
211
Printereigenschappen
Host Interface Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Hostinterface onder Printereigenschappen.
❖ Inv./Uitv. buffer U kunt het formaat van de Inv./Uitv.-buffer instellen. Normaal is het niet noodzakelijk deze instelling te wijzigen. • 128KB • 256KB ❖ Inv./Uitv. Interval U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat zou moeten wachten voor het beëindigen van een afdruktaak. Als gegevens van een andere poort normaal middenin een afdruktaak binnenkomen, dan moet u de time-outperiode vergroten. • 10 seconden • 15 seconde(n) • 20 seconden • 25 seconden • 60 seconden
5
212
PCL-menu
PCL-menu Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PCL-menu onder Printereigenschappen.
❖ Afdrukstand U kunt de paginarichting instellen. • Staand • Liggend ❖ Regels per pagina U kunt het aantal regels per pagina instellen. • 5 tot 128 in hele cijfers Standaard: Metrische versie: 64, inchversie: 60 ❖ Lettertypebron U kunt de opslaglocatie van het standaardlettertype instellen. • Resident • RAM • HDD • SD RAM, HDD en SD kunnen alleen worden geselecteerd wanneer er lettertypes naar het apparaat zijn gedownload.
5
❖ Lettertypenummer U kunt de ID instellen van het standaardlettertype dat u wilt gebruiken. • 0 tot 63 in hele cijfers De standaardinstelling is 0. ❖ Tekengrootte U kunt de tekengrootte instellen die u wilt gebruiken voor het geselecteerde lettertype. • 4,00 tot 999,75 in stappen van 0,25 Deze instelling is alleen toepasbaar bij lettertypes met variabele afstanden. De standaardinstelling is 12,00. ❖ Lettertypebreedte U kunt het aantal tekens per inch instellen voor het geselecteerde lettertype. • 0,44 tot 99,99 in stappen van 0,01 Deze instelling is alleen van toepassing met lettertypes met vaste afstanden. De standaardinstelling is 10,00pitches.
213
Printereigenschappen
❖ Symbolenset Geef de set afdruktekens op voor het geselecteerde lettertype. De beschikbare opties zijn als volgt: Roman-8, ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC8-TK, Win L1, Win L2, Win L5, Desktop, PS Text, VN Intl, VN US, MS Publ, Math8, PS Math, VN Math, Pifont, Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO 21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0 ❖ Courier-lettertype U kunt een courier-lettertype selecteren. • Normaal • Donker ❖ Vergroot A4-breedte U kunt de breedte van het afdrukgebied uitbreiden (wanneer u afdrukt op A4-papier met PCL). • Uit • Aan Wanneer de instelling op Aan staat, dan zal de breedte 81/2 inch zijn.
5
❖ Van CR naar LF Wanneer dit op Aan staat, dan zal er een harde return plaatsvinden na elke regelinvoer: CR=CR, LF=CR−LF, FF=CR−FF. • Uit • Aan ❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch. • 300 dpi (zwart-wit) • 600 dpi (snel) • 600 dpi (standaard) • 600 dpi (hoge kwaliteit)
214
PS Menu
PS Menu Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PS-menu onder Printereigenschappen. Dit menu verschijnt wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
❖ Gegevensindeling U kunt een gegevensindeling selecteren. • Binaire gegevens • TBCP Deze instelling is niet van kracht wanneer u het apparaat gebruikt met een parallelle verbinding of EtherTalk-verbinding. Wanneer u het apparaat gebruikt met een parallelle verbinding, en ook als de binaire gegevens worden verzonden vanaf het printerstuurprogramma, dan wordt de afdruktaak geannuleerd. Wanneer u het apparaat gebruikt met een Ethernet-verbinding, dan wordt de afdruktaak geannuleerd onder de volgende omstandigheden; • Het bestandsformaat van het printerstuurprogramma is TBCP en het bestandsformaat dat is geselecteerd op het bedieningspaneel is Binaire gegevens. • Het bestandsformaat van het printerstuurprogramma is binair en het bestandsformaat dat is geselecteerd op het bedieningspaneel is TBCP.
5
❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch. • 600 dpi (snel) • 600 dpi (standaard) • 600 dpi (hoge kwaliteit) ❖ Kleurinstelling U kunt een RGB-instelling maken. • Uit • Fijn • Super Fijn ❖ Kleurprofiel U kunt het kleurprofiel instellen. • Automatisch • Presentatie • Vaste kleur • Fotografisch • Gebruikersinstelling 215
Printereigenschappen
PDF Menu Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het PDF-menu onder Printereigenschappen.
❖ PDF-wachtwoord wijzigen Stel het wachtwoord voor het PDF-bestand in voor het uitvoeren van PDF rechtstreeks afdrukken. • Huidig wachtwoord • Nieuw wachtwoord • Nieuw wachtwoord bevestigen Een wachtwoord kan worden ingesteld op Web Image Monitor, maar in dit geval wordt de wachtwoordinformatie via het netwerk verzonden. Als veiligheid een prioriteit is, stel dan het wachtwoord in met dit menu vanaf het Bedieningspaneel. ❖ PDF-groepswachtwoord Stel het groepswachtwoord in dat al met DeskTopBinder is opgegeven. • Huidig wachtwoord • Nieuw wachtwoord • Nieuw wachtwoord bevestigen Een wachtwoord kan worden ingesteld op Web Image Monitor, maar in dit geval wordt de wachtwoordinformatie via het netwerk verzonden. Als veiligheid een prioriteit is, stel dan het wachtwoord in met dit menu vanaf het Bedieningspaneel.
5
❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie instellen in punten per inch. • 600 dpi (snel) • 600 dpi (standaard) • 600 dpi (hoge kwaliteit) ❖ Kleurinstelling U kunt een RGB-instelling maken. • Geen • Fijn • Super Fijn ❖ Kleurprofiel U kunt het kleurprofiel instellen. • Automatisch • Presentatie • Vaste kleur • Fotografisch • Gebruikersinstelling 216
6. Scannereigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft gebruikersinstellingen in het menu Scannereigenschappen. Voor informatie over het openen van [Scannereigensch.] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Algemene instellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Algemene instellingen onder Scannereigenschappen.
❖ Titel van snelkiestabel omschakelen Selecteer de titel die moet worden getoond op de bestemmingslijst. ❖ Bestemmingslijst van bezorgingsserver bijwerken Druk op [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] om de ontvangers van de bezorgingsserver bij te werken. Om deze functie te kunnen gebruiken moet u [Bezorgingsoptie] instellen op [Aan]. ❖ Zoek bestemming Selecteer een bestemmingslijst die moet worden gebruikt in "Zoek bestemming". Om te zoeken vanaf de LDAP-server moet u de LDAP-server registreren in [Systeeminstellingen] en [LDAP zoeken] instellen op [Aan]. ❖ TWAIN-standby-tijd Wanneer het apparaat wordt gebruikt om e-mail of een bestand te verzenden, of als het functioneert als een Documentserver of een netwerkbezorgingsscanner, dan zal een scanverzoek aan het apparaat in de hoedanigheid van een TWAIN-scanner het apparaat doen overschakelen naar de functie netwerkTWAIN-scanner. Deze instelling bepaalt de vertraging totdat het apparaat overschakelt naar de functie netwerk-TWAIN-scanner. • Uit Wanneer [Uit] is geselecteerd, dan zal het apparaat onmiddellijk naar de netwerk-TWAIN-scannerfunctie schakelen. • Aan: 10 sec. Wanneer [Aan] is geselecteerd, dan kunt u de vertragingstijd invoeren met de cijfertoetsen (3-30 seconden). Het apparaat zal alleen schakelen naar de netwerk-TWAIN-scannerfunctie wanneer de tijd verloopt die hier is ingesteld na de laatste toetsbediening.
217
Scannereigenschappen
❖ Displayprioriteit bestemmingslijst 1 Selecteer een bestemmingslijst die moet worden weergegeven als het apparaat in de beginstatus is. U kunt [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren. • E-mail / Map • Bezorgingsserver ❖ Displayprioriteit bestemmingslijst 2 In het adresboek van het apparaat selecteert u welk adresboek standaard verschijnt. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren. • E-mailadres • Map ❖ Afdr. & verw. Scanlogboek Maximaal 100 overdrachts-/bezorgingsresultaten kunnen worden gecontroleerd op dit apparaat. Als de opgeslagen overdrachts-/bezorgingsresultaten de 100 bereiken, geef dan aan of u het bezorgingsjournaal wilt afdrukken. • Alles verw. en afdr Het overdrachts-/bezorgingsjournaal wordt automatisch afgedrukt. Het afgedrukte journaal wordt verwijderd. • Niet afdrukken: oudste verwijderen Overdrachts-/bezorgingsresultaten worden een voor een gewist wanneer er nieuwe resultaten worden opgeslagen. • Niet afdrukken: verzenden uitschakelen Overdracht/bezorging kan niet worden uitgevoerd als het journaal vol is. Eenmaal afgedrukt worden alle gegevens verwijderd. Wanneer ze niet worden afgedrukt, dan zullen alle gegevens boven de limiet automatisch en van oud naar nieuw worden verwijderd. Terwijl het journaal wordt afgedrukt, kunnen bestanden met de status "wachten" niet worden verzonden.
6
❖ Scanlogboek afdrukken Het scanlogboek wordt afgedrukt en verwijderd. ❖ Scanlogboek verwijderen Het scanlogboek wordt verwijderd zonder te worden afgedrukt.
218
Scaninstellingen
Scaninstellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Scaninstellingen onder Scannereigenschappen.
❖ A.C.S.-gevoeligheidsniveau Stelt het gevoeligheidsniveau in voor het beoordelen van kleur/zwart-wit voor het scannen van originelen wanneer [Scantype] is ingesteld op [Autom. kleurselectie]. ❖ Wachttijd voor volgend orig.: glasplaat Wanneer originelen worden opgesplitst en apart worden gescand op de glasplaat om een enkel bestand te vormen, selecteer dan [Constante wachtrij], [Uit] of [Stel wachttijd in] voor de wachtstatus. • Voortdurend wachten • Uit • Stel wachttijd in: 60 sec. Als u [SADF] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, dan wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat]-instelling ongeldig. Als u [Batch] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, dan wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat]-instelling ongeldig en wacht het apparaat tot er een volgend origineel wordt geplaatst. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen. Het scannen zal starten als er extra originelen worden geplaatst en er binnen deze tijd op de {Start}-toets wordt gedrukt. U kunt stoppen met scannen en starten met verzenden door binnen deze tijd de {q}-toets in te drukken. Als de ingestelde tijd eenmaal is verlopen, dan start het verzenden automatisch. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, dan zal het apparaat wachten op extra originelen, totdat de {q}-toets wordt ingedrukt. Het scannen zal starten wanneer er extra originelen worden geplaatst en er op de {Start}-toets wordt gedrukt. U kunt het scannen stoppen en het verzenden starten door de {q}toets in te drukken. Als er originelen wordt geplaatst in de automatische papierinvoer (ADF), dan zal de verzending, nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, starten zonder te wachten op extra originelen, ongeacht de opgegeven instellingen. Als er een papierstoring optreedt of een van de onderstaande bewerkingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat bezig is met wachten op extra originelen, dan zal het aftellen stoppen en niet opnieuw starten voordat de {q}toets is ingedrukt. • De instellingen wijzigen zoals de scaninstellingen • Open de bovenste klep van de ADF • Druk op de {Onderbreken}-toets om de kopieermodus te activeren
6
219
Scannereigenschappen
❖ Wachttijd voor volgend(e) origine(e)l(en): SADF Wanneer originelen worden opgesplitst en apart worden gescand met de ADF om een enkel bestand te vormen, selecteer dan [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstatus. • Voortdurend wachten • Stel wachttijd in: 60 sec. Deze instelling is geldig als [SADF] is ingesteld voor [Origin. invoertype] tijdens het scannen. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen. Het scannen zal automatisch starten als er extra originelen binnen deze tijd worden geplaatst. U kunt stoppen met scannen en starten met verzenden door binnen deze tijd de {q}-toets in te drukken. Als de ingestelde tijd eenmaal is verlopen, dan start het verzenden automatisch. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, dan zal het apparaat wachten op de extra originelen, totdat de {q}-toets wordt ingedrukt. Het scannen zal starten wanneer er extra originelen worden geplaatst en er op de {Start}-toets wordt gedrukt. U kunt het scannen stoppen en het verzenden starten door de {q}-toets in te drukken. Zelfs als er originelen worden geplaatst op de glasplaat, dan zal het apparaat werken volgens de opgegeven instellingen. Telkens wanneer er echter originelen op de glasplaat worden geplaatst, moet u de {Start}-toets indrukken om het scannen te starten. Het scannen zal starten als er extra originelen worden geplaatst en er binnen deze tijd op de {Start}-toets wordt gedrukt. U kunt stoppen met scannen en starten met verzenden door binnen deze tijd de {q}toets in te drukken. Als de ingestelde tijd eenmaal is verlopen, dan start het verzenden automatisch. Als er originelen wordt geplaatst in de automatische papierinvoer (ADF), dan zal de verzending, nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, starten zonder te wachten op extra originelen, ongeacht de opgegeven instellingen. Als er een papierstoring optreedt of een van de onderstaande bewerkingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat bezig is met wachten op extra originelen, dan zal het aftellen stoppen en niet opnieuw starten voordat de {q}toets is ingedrukt. • De instellingen wijzigen zoals de scaninstellingen • Open de bovenste klep van de ADF • Druk op de {Onderbreken}-toets om de kopieermodus te activeren
6
❖ Achtergrondverlichting van ADS (Alle kleuren) Kenmerken behorend bij de soort papier zoals niet-wit krantenpapier of transparante originelen kunnen worden verminderd door de scandensiteit te corrigeren. Verwijzing Scannerhandleiding
220
Verzendinstellingen
Verzendinstellingen Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in het menu Verzendinstellingen onder Scannereigenschappen.
❖ Compressie (Zwart/Wit) Selecteer of gescande zwart-wit bestanden moeten worden gecomprimeerd. • Aan • Uit Compressie reduceert de tijd die nodig is voor het verzenden van het scanbestand. De tijd die daadwerkelijk nodig is voor bestandsoverdracht varieert afhankelijk van het bestandsformaat en de netwerkbelasting. ❖ Compressie (grijs/kleur/alle kleuren) Geef op of scanbestanden met meerdere niveaus (grijstint/kleur) moeten worden gecomprimeerd. • Aan • Uit Als u [Aan] selecteert dan kunt u het compressieniveau instellen tussen één en vijf. De afbeeldingskwaliteit is beter voor een lagere compressie, maar de tijd die nodig is voor bestandsoverdracht neemt naar verhouding toe. De tijd die daadwerkelijk nodig is voor bestandsoverdracht varieert afhankelijk van het bestandsformaat en de netwerkbelasting.
6
❖ Hoge compressie PDF-niveau Selecteer compressie niveau wanneer u PDF-bestanden maakt met hoge compressie. • Hoger • Standaard ❖ Max. e-mailformaat Selecteer of u het formaat van een e-mail met een afbeelding in de bijlage wilt beperken. • Aan • Uit Wanneer [Aan] is geselecteerd, voer dan de formaatlimiet in (128-102400 kB) met behulp van de cijfertoetsen. Wanneer de SMTP het formaat beperkt, stem deze instelling daar dan op af.
221
Scannereigenschappen
❖ E-mail delen & verzenden Deze functie wordt alleen ingeschakeld wanneer [Aan] wordt geselecteerd in [Max. E-mailform.]. Selecteer of een afbeelding met een groter formaat dan opgegeven in [Max. Emailform.] moet worden verdeeld en verzonden met meer dan één e-mail. • Ja (per max. formaat) • Ja (per pagina) • Uit Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, voer dan het Max.aantal verdelingen in (2-500) met behulp van de cijfertoetsen. Wanneer [Mrd. pag.: TIFF] of [Mrd. Pag.: PDF] is geselecteerd voor [Bestandstype], dan zal de afbeelding niet worden verdeeld, zelfs niet als [Ja (per pagina)] is geselecteerd. Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, dan zullen sommige ontvangen bestanden niet kunnen worden hersteld, afhankelijk van de soort e-mailsoftware. Wanneer [Nee] is geselecteerd, dan wordt de e-mail niet verzonden als het formaat de limiet overschrijdt; er verschijnt dan een foutbericht. Het scanbestand wordt verworpen. Stel het maximale e-mailformaat binnen de capaciteit van de SMTP-server in.
6
❖ Taal E-mailinformatie Selecteer de taal waarin e-mailinformatie zoals titel, documentnaam en afzendernaam wordt verzonden. Selecteer van de volgende 20 talen: Brits Engels, Amerikaans Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Portugees, Pools, Tsjechisch, Zweeds, Fins, Hongaars, Noors, Deens, Japans, Vereenvoudigd Chinees, Traditioneel Chinees, Russisch en Hangul. De e-mailtekst die onderdeel uitmaakt van een sjabloon kan niet worden gewijzigd. ❖ Aant. cijfers voor bestanden met één pagina Stelt cijferaantal in voor serienummer dat aan bestanden met één pagina wordt verbonden. • 4 Cijfers • 8 cijfers
222
Verzendinstellingen
❖ Opgeslagen e-mailbestand methode Geeft de e-mailinstelling in voor het verzenden van opgeslagen bestanden. U kunt [Bestand verzenden] of [URL link verzenden] selecteren. Deze instellingen kan voor het volgende worden gebruikt: • Bestand verzenden Opgeslagen bestanden per e-mail verzenden • URL-link verzenden Simultaan opslaan en verzenden per e-mail Als u [Bestand verzenden] selecteert dan worden huidige bestanden aan emails toegevoegd. Als u [URL link verzenden] selecteert, dan worden URL-links met bestandslocaties aan e-mails toegevoegd.
6
223
Scannereigenschappen
6
224
7. Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties Dit hoofdstuk beschrijft hoe u bestemmingen en gebruikers registreert in het Adresboek. Voor informatie over het openen van [Systeeminstellingen] raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Adresboek Het registreren van informatie in het adresboek, zoals de namen van gebruikers en hun e-mailadressen, maakt het mogelijk deze gemakkelijk te beheren. Belangrijk ❒ De gegevens van het adresboek worden op de harde schijf opgeslagen. Als er een storing van de harde schijf plaatsvindt, kunnen deze gegevens verloren gaan. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die optreedt als gevolg van het verlies van gegevens.
U kunt de volgende items in het adresboek opslaan en beheren:
❖ Namen Het is mogelijk de naam van een gebruiker te registreren en de toetsweergave. Dit zijn de basisgegevens die vereist zijn voor het beheren van de gebruiker van het apparaat. Om een faxnummer of een e-mailadres in het adresboek te registreren moet u vooraf informatie zoals uw gebruikersnaam en bestemming registreren.
225
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
❖ Verif. info Het is mogelijk gebruikerscodes te registreren om de bepaalde functies voor gebruikers te beperken en te controleren hoe gebruikers iedere functie gebruiken. Het is ook mogelijk gebruikersnamen en wachtwoorden te registreren die worden gebruikt voor het versturen van e-mail en gegevens versturen naar mappen of voor toegang tot een LDAP-server.
❖ Beveiliging U kunt beschermingscodes instellen zodat een afzendernaam niet langer kan worden gebruikt of om te voorkomen dat mappen worden geopend zonder validatie.
7
❖ Faxbest. U kunt faxnummers, lijnen, faxkoptekst registreren en het invoegen van een label selecteren. Wanneer u IP-fax gebruikt, kunt u de IP-faxbestemming registreren en het protocol selecteren.
226
Adresboek
❖ E-mailadres U kunt e-mailbestemmingen in het adresboek registreren.
❖ Map U kunt een protocol, pad- en servernaam registreren. • SMB
7
• FTP
• NCP
227
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
❖ Toevoegen aan groep U kunt geregistreerde e-mail- en mapbestemmingen in een groep plaatsen voor eenvoudig beheer.
Opmerking ❒ U kunt een Web Image Monitor ook gebruiken om namen in het adresboek te registreren. Met de SmartDeviceMonitor for Admin, kunt u meerdere namen tegelijkertijd registreren.
❒ U kunt een reservekopie van de gegevens van het adresboek maken met [Adres beheer Tool] in SmartDeviceMonitor for Admin. We raden u aan een back-up te maken van de gegevens in het adresboek. ❒ Zie de Help-functie van Web Image Monitor voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor. ❒ Voor bedieningsinstructies, zie SmartDeviceMonitor for Admin Help.
7
Namen beheren in het adresboek Door vooraf een naam en toetsweergave te registreren, kunt u e-mail- en mapbestemmingen opgeven door eenvoudigweg de naamtoets te selecteren. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Fax verzenden met snelkiezen Registreer een faxnummer in het adresboek zodat u deze kunt opgeven door alleen de faxbestemming te selecteren die op het beginscherm van de fax wordt weergegeven bij het verzenden van een fax. Wanneer label invoegen is ingesteld op “Aan’, dan worden de naam van de ontvanger en standaardberichten op het faxbericht afgedrukt bij ontvangst aan het andere einde. Door IP-faxbestemmingen op te slaan in het adresboek, kunt u een bestemming opgeven door deze te selecteren uit de bestemmingen die verschijnen op het beginscherm van de fax. Geregistreerde IP-faxnummer kunnen worden gebruikt en afgedrukt als IP-faxnummers van de afzender. Verwijzing Pag.245 “Faxbestemming”
228
Adresboek
E-mail verzenden met snelkiezen Door een e-mailadres te registreren in het adresboek, kunt u e-mailbestemmingen opgeven door deze te selecteren vanaf het beginscherm van de fax bij het verzenden van een document met internetfax. U kunt ook een e-mailadres opgeven door de bestemming te selecteren die wordt weergegeven op het beginscherm van de scanner tijdens het verzenden van een document met de scannerfunctie. Een geregistreerd e-mailadres kan worden gebruikt als het adres van de afzender en het adres van de afzender wordt automatisch ingevoerd in het veld “Van" van een e-mailkoptekst. Verwijzing Pag.258 “E-mailbestemming”
Gescande bestanden rechtstreeks naar een gedeelde map verzenden Na het registreren van de naam van het pad, de gebruikersnaam en het wachtwoord, kunt u verbinding maken met een gedeelde map door eenvoudigweg de bestemming te selecteren die wordt weergegeven op het beginscherm van de scanner bij het verzenden van bestanden met de scannerfunctie naar een gedeelde map. Om de map te delen met Windows, selecteert u het SMB-protocol. Om de map te registreren voor de FTP-server, selecteert u het FTP-protocol. Om de map op de NetWare-server te registreren, moet u het NCP-protocol selecteren.
7
Verwijzing Pag.263 “Mappen registreren”
Voorkomen dat een niet-geautoriseerde gebruiker toegang heeft tot gedeelde mappen van het apparaat Nadat u een beveiligingscode heeft geregistreerd, kunt u het te beveiligen object opgeven om te voorkomen dat een e-mailbestemming zonder toestemming wordt gebruikt U kunt niet-geautoriseerde toegang tot geregistreerde mappen voorkomen. Verwijzing Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
229
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Gebruikers en het gebruik van het apparaat beheren Door gebruikerscodes te registreren kunt u de volgende functies voor gebruikers beperken en controleren hoe gebruikers iedere functie gebruiken: • Kopieermachine • Document Server • Fax • Scanner • Printer Verwijzing Pag.235 “Verificatie-informatie”
7
230
Namen registreren
Namen registreren Registreer gebruikersinformatie inclusief de namen van de gebruikers. De gebruikersnaam is handig bij het selecteren van een bestemming tijdens het verzenden van faxen of e-mail. U kunt deze ook gebruiken als mapbestemming. U kunt max. 2000 namen registreren.
Namen registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u namen registreert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op [Nieuw progr.]. F Druk op [Wijzigen] rechts van de naam. Het display Naam invoeren wordt weergegeven.
G Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].
231
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
H Druk onder Titel selecteren op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ De naam kan worden gebruikt voor documenten in de Document Server. Voor details over de Documentserver raadpleegt u de Kopieer-/Documentserverhandleiding.
❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]: Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt de [Frequent] en nog een pagina voor elke titel selecteren.
7
Verwijzing Over dit apparaat
Kopieer-/Documentserverhandleiding
232
Namen registreren
Een geregistreerde naam wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een naam wijzigt.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de geregistreerde naam die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
7
F Om de naam of toetsweergave te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] rechts van de naam of de toetsdisplay.
G Voer de naam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK]. H Om de titel te wijzigen, drukt u in Titel selecteren op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
Opmerking ❒ U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming. Verwijzing Over dit apparaat
Een registratienummer wijzigen
A Druk op [Wijzigen] rechts van het “Registratienr.” B Voer een nieuw registratienummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {q}-toets.
233
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een geregistreerde naam verwijderen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een naam verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
7
F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
234
Verificatie-informatie
Verificatie-informatie Hieronder wordt de procedure beschreven van de verificatie van een gebruikerscode. Belangrijk ❒ De beschikbare functies zijn voor iedere gebruikerscode hetzelfde. Als u gebruikerscodes wijzigt of verwijdert, worden beheergegevens en beperkingen van deze codes ongeldig. Door gebruikerscodes te registreren kunt u de volgende functies voor gebruikers beperken en controleren hoe gebruikers iedere functie gebruiken: Kopieermachine Document Server Fax Scanner Printer Opmerking ❒ U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren.
❒ Het aantal exemplaren dat van de documenten zijn gemaakt, die in de Document Server zijn opgeslagen met de faxfunctie wordt voor elke gebruikerscode geteld. Hiermee kunt u het gebruik van elke gebruiker controleren. ❒ Het aantal exemplaren dat met de scannerfunctie gescand is voor elke gebruikerscode wordt geteld. Hiermee kunt u het gebruik van elke gebruiker controleren. ❒ Om de gebruikerscode van de printer automatisch te registreren, dient u in gebruikerscodeverificatie [Printer: PC Control] te selecteren voor de printer. Om de gebruikerscode te gebruiken die is ingesteld in Gebruikersinstellingen, moet u de gebruikerscodes instellen die in Gebruikersinstellingen zijn geregistreerd voor het printerstuurprogramma. ❒ Voor meer informatie over het instellen van gebruikerscodes voor het printerstuurprogramma, raadpleegt u de Help-functie van het Printerstuurprogramma.
7
Verwijzing Pag.94 “Beheer gebruikersverificatie”
235
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een gebruikerscode registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode registreert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam waarvan de code moet worden geregistreerd of typ het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [Verif. info]. G Typ de gebruikerscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {q}toets.
Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of {Wis/Stop}.
H Druk twee keer op [TVolg.].
236
Verificatie-informatie
I Selecteer de functies die bij de gebruikerscode moeten worden gebruikt uit Beschikbare functies.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt een gebruikerscode met één tot acht cijfers invoeren. ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
7
Een gebruikerscode wijzigen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode wijzigt. Belangrijk ❒ Zelfs als u een gebruikerscode wijzigt, zal de waarde van de teller niet worden gewist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. 237
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de gebruiker waarvoor u de gebruikerscode wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Wijzigen] en typ met de cijfertoetsen de nieuwe gebruikerscode in
H Druk op de {q}-toets. I Om de beschikbare functies te wijzigen drukt u op [Verif. info] en dan twee
7
maal op [TVolg.].
J Druk op de toets om de functies te selecteren die u wilt inschakelen. Druk op de toets zodat de toets wordt gemarkeerd en de functie wordt ingeschakeld. Als u een selectie wilt annuleren, drukt u opnieuw op de gemarkeerde toets.
K Druk op [OK]. L Druk op [Afsluiten]. M Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
238
Verificatie-informatie
Een gebruikerscode verwijderen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een gebruikerscode verwijdert. Belangrijk ❒ Na het verwijderen van de gebruikerscode, wordt de teller automatisch teruggezet.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van wie de code moet worden verwijderd.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Wijzigen] om de gebruikerscode te verwijderen en druk vervolgens op {q}.
239
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Om een naam geheel uit het adresboek te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
De teller weergeven voor elke gebruiker Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor elke gebruiker kunt weergeven.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Faxteller] of [Scannerteller]. Tellers voor individueel functiegebruik voor elke gebruikerscode worden weergegeven.
240
Verificatie-informatie
De teller afdrukken voor elke gebruiker Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor elke gebruiker kunt afdrukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Kies een gebruikerscode links op het display.
7
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscodes op de pagina te selecteren.
241
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
E Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Per gebruiker.
Typ de gebruikerscode en druk op {q} als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
F Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
G Druk op [Afdrukken]. De teller voor alle gebruikers afdrukken Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller voor alle gebruikers kunt afdrukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
242
Verificatie-informatie
D Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Alle gebruikers.
Typ de gebruikerscode en druk op {q} als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
E Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
F Druk op [Afdrukken]. Het aantal afdrukken wissen Dit gedeelte beschrijft hoe u de teller wist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Selecteer de gebruikerscode die u wilt wissen.
243
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
E Om het aantal afdrukken te wissen dat is gemaakt onder een gebruikerscode selecteert u de gebruikerscode aan de linkerkant van het display.
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscodes op de pagina te selecteren.
F Druk op [Wissen] voor Per gebruikerscode. G Selecteer het functiegebruik dat u wilt verwijderen uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
H Druk op [OK]. I Om het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes wissen drukt u op [Wissen] onder Alle gebruikers.
7
J Selecteer het functiegebruik dat u wilt verwijderen uit [Teller Kopieerapparaat], [Printteller], [Faxteller], en [Scannerteller].
K Druk op [OK].
244
Faxbestemming
Faxbestemming Door een faxbestemming te registreren, hoeft u de faxnummers niet steeds opnieuw in te voeren en kunt u documenten die in de faxfunctie zijn gescand, verzenden. • U kunt gemakkelijk een faxbestemming selecteren als u “Naam" en “Toetsdisplay" registreert voor de faxbestemming. • U kunt faxbestemmingen als een groep registreren. Voor meer informatie over het registreren van een groep, zie "Namen in een groep registreren". • U kunt faxbestemmingen registreren door ze vanuit de herkiesfunctie te selecteren. • Geregistreerde faxnummers kunnen worden gebruikt als faxnummers van de afzender. Er zijn twee typen faxbestemmingen, zoals hieronder getoond: • Faxbestemming Selecteer deze optie om een fax over het telefoonnetwerk te versturen. • IP-Fax Selecteer deze optie om een fax over een TCP/IP-netwerk te versturen. U kunt de fax niet versturen naar een machine op een ander netwerk, wanneer dat netwerk is afgeschermd met een firewall. U kunt de volgende items in een faxbestemming programmeren:
7
❖ Faxnummer Registreert het faxnummer van de bestemming. Een faxnummer kan uit maximaal 128 cijfers bestaan. U dient elk cijfer in het nummer toe te voegen. ❖ SUB-code Door een SUB-code te registreren kunt u Vertrouwelijke verzending gebruiken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkbare functie ondersteunen, genaamd Faxhandleiding. ❖ SEP-code Door het registreren van een SEP-code kunt u Polling ontvangst gebruiken om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Polling ontvangst ondersteunen. Zie Faxhandleiding. ❖ Lijn Als de optionele extra G3-interface-eenheid geïnstalleerd is, kunt u per bestemming het lijntype selecteren. ❖ Internationale TX modus Wanneer de internationale TX modus wordt ingesteld op [Aan] verzendt het apparaat nauwkeuriger op een lagere transmissiesnelheid. Hierdoor nemen communicatietijden echter toe.
245
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
❖ Faxkoptekst U kunt ervoor kiezen om een faxkoptekst op faxberichten af te drukken die anderen ontvangen. De standaardinstelling is “1e naam’. ❖ Label invoegen Gebruik Label toevoegen om informatie af te drukken zoals de bestemmingsnaam op het vel dat op de bestemming wordt afgedrukt. Gegevens worden als volgt afgedrukt: • Bestemmingsnaam De bestemmingsnaam die is ingesteld in [Faxbestemming] wordt afgedrukt met “Aan" voordat hij verschijnt bovenaan het vel. • Standaardbericht Een geregistreerde zin bestaande uit twee regels wordt afgedrukt onder “Bestemmingsnaam". Om deze functie te gebruiken moet u Label toevoegen instellen op [Aan] wanneer u faxbestemmingen programmeert, en tevens op [Labels invoegen] drukken wanneer u faxdocumenten verzendt. De faxkoptekst en het label invoegen worden ook afgedrukt als wordt verzonden met e-mail met behulp van de faxfunctie. U kunt een standaardbericht programmeren dat afwijkt van de berichten die in het apparaat zijn geregistreerd. Zie Faxhandleiding U kunt de volgende items in een IP-faxbestemming programmeren: ❖ IP-Fax De IP-faxbestemming registreren. U kunt maximaal 128 tekens gebruiken voor het registreren van de naam. U moet deze instelling invoeren wanneer u een IP-fax gebruikt. Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd.
7
❖ SUB-code Door een SUB-code te registreren kunt u Vertrouwelijke verzending gebruiken om berichten naar de andere apparaten te verzenden die een vergelijkbare functie ondersteunen, genaamd Faxhandleiding. ❖ SEP-code Door het registreren van een SEP-code kunt u Polling ontvangst gebruiken om faxen van andere faxapparaten te ontvangen die Polling ontvangst ondersteunen. Zie Faxhandleiding. ❖ Protocol selecteren Selecteer het protocol voor de IP-faxverzending. Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie is geselecteerd. Verwijzing Pag.282 “Namen in een groep registreren”
Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
246
Faxbestemming
Faxbestemming In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een faxnummer registreert.
Een faxbestemming vastleggen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt registreren. Druk op de
7
naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Voer het faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK] onder Faxnr.
H Geef optionele instellingen op zoals “SUB-code”, “SEP-code” en “Internationale TX-modus”.
247
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Wanneer een groep geregistreerd is, kunt u deze faxbestemming ook aan de groep toevoegen. Voor meer informatie over het registreren van een groep, zie ’Namen in een groep registreren’.
❒ Om de naam te registreren, zie "Namen registreren”. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.249 “Een faxbestemming als een afzender gebruiken” Pag.250 “De lijn wijzigen” Pag.250 “De SUB-code wijzigen” Pag.250 “De SEP-code wijzigen” Pag.251 “De internationale TX-modus instellen” Pag.251 “De faxkoptekst selecteren” Pag.251 “Label invoegen instellen” Pag.284 “Namen in een groep registreren”
Een faxbestemming wijzigen
7
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
248
Faxbestemming
F Druk op [Faxbestemm.]. G Wijzig de instellingen. H Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Pag.249 “Het faxnummer wijzigen” Pag.250 “De lijn wijzigen” Pag.250 “De SUB-code wijzigen” Pag.250 “De SEP-code wijzigen” Pag.251 “De internationale TX-modus instellen” Pag.251 “De faxkoptekst selecteren” Pag.251 “Label invoegen instellen”
Een faxbestemming als een afzender gebruiken
7
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] rechts van Gebruikersnaam gebruiken als. Het faxnummer wijzigen
A Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer. B Voer het nieuwe faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
249
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
De lijn wijzigen
A Druk op [Select. Regel].
B Selecteer de lijn en druk vervolgens op [OK]. De SUB-code wijzigen
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code]. B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB-code. C Typ de nieuwe SUB-code in en druk vervolgens op [OK]. D Voor het wijzigen van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
7
woord (SID).
E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK]. De SEP-code wijzigen
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SEP Code]. B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP-code. C Typ de nieuwe SEP-code in en druk vervolgens op [OK]. D Voor het wijzigen van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (PWD).
E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK].
250
Faxbestemming
De internationale TX-modus instellen
A Druk op [Wijzigen] onder Internationale TX-modus. B Selecteer [Uit] of [Aan] en druk vervolgens op [OK]. De faxkoptekst selecteren U kunt de faxkoptekst registreren in Faxinformatie programmeren in de systeeminstellingen voor Faxfuncties.
A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst. B Selecteer [1e naam] of [2e naam] en druk vervolgens op [OK]. Verwijzing Pag.158 “Faxinformatie registreren”
Label invoegen instellen Wanneer Label invoegen is ingesteld op AAN, dan worden de naam van de ontvanger en standaardberichten op het faxbericht afgedrukt bij ontvangst aan het andere einde.
A Druk op [Wijzigen] onder Label invoegen. B Druk op [Aan]. C Druk op [Wijzigen] onder regel 2. D Selecteer het nieuwe standaardbericht of druk op [Handm. invoer] om het
7
nieuwe bericht in te voeren.
E Voer het nieuwe bericht in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK]. G Druk op [Wijzigen] onder regel 3. H Selecteer het nieuwe standaardbericht en druk dan op [OK]. I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
251
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een faxbestemming verwijderen Belangrijk ❒ Als u een bestemming verwijdert wat als bezorgingsbestemming is ingesteld, kunnen berichten naar het geprogrammeerde Persoonlijke vakje niet worden bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele bestemmingen verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van de faxbestemming die u wilt verwijderen.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer. H Druk op [All.verwijd.].
252
Faxbestemming
I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
IP-faxbestemming In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een IP-faxbestemming registreert. Opmerking ❒ Voor meer informatie over het verzenden van een IP-fax, zie de Faxhandleiding. Verwijzing Faxhandleiding
De IP-faxbestemming registreren.
7
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt vastleggen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [Faxbestemm.]. 253
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
G Druk op [Select. Regel] en selecteer vervolgens [H.323] of [SIP].
H Druk op [Wijzigen] onder ”Faxbestemming’. I De IP-faxbestemming invoeren. J Druk twee keer op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.236 “Een gebruikerscode registreren” Pag.282 “Namen in een groep registreren” Over dit apparaat
7
Een geregistreerde IP-faxbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. 254
Faxbestemming
E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt wijzigen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Wijzigen] onder ”Faxbestemming”.
H Typ de nieuwe bestemming en druk vervolgens op [OK]. I Druk op [OK]. J Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”.
7
Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Over dit apparaat
De IP–faxbestemming als de afzender gebruiken
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] onder [Gebruik naam als]. De IP-faxbestemming wijzigen
A Druk op [Wijzigen] onder [Gebruik naam als]. B Typ de nieuwe bestemming en druk vervolgens op [OK].
255
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een protocol selecteren
A Druk op [Select. Regel]. B Selecteer [H.323] of [SIP]. De SUB-code programmeren
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code]. B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB-code. C Typ de SUB-code in en druk vervolgens op [OK]. D Voor het invoeren van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (SID).
E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK]. De SUB-code programmeren
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code]. B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP-code. C Typ een SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. D Voor het invoeren van een wachtwoord drukt u op [Wijzigen] onder Wacht-
7
woord (PWD).
E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK].
F Druk op [OK]. De internationale TX-modus instellen
A Druk op [Wijzigen] onder Internationale TX-modus. B Selecteer [Uit] of [Aan] en druk vervolgens op [OK]. De faxkoptekst selecteren
A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst. B Selecteer [1e naam] of [2e naam] en druk vervolgens op [OK]. 256
Faxbestemming
Een geregistreerde IP-faxbestemming verwijderen Als u een bestemming verwijdert wat als bezorgingsbestemming is ingesteld, kunnen berichten naar het geprogrammeerde Persoonlijke vakje niet worden bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele bestemmingen verwijdert.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van de IP-faxbestemming die u wilt verwijderen. Druk
7
op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Wijzigen] onder “Faxbestemming”. H Druk op [All.verwijd.]. I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
257
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
E-mailbestemming Door een e-mailbestemming te registreren, hoeft u niet elke keer het e-mailadres in te voeren en kunt u gescande bestanden van de scanner of de faxfunctie per e-mail versturen. • U kunt gemakkelijk een e-mailbestemming selecteren als u een “Naam" en “Toetsweergave" registreert als de e-mailbestemming. • U kunt e-mailbestemmingen als een groep registreren. • U kunt het e-mailadres gebruiken als het afzenderadres wanneer u scanbestanden in de scannerstand vertuurt. Als u dit wilt doen, dient u een beveiligingscode op het adres van de afzender in te stellen om niet-geautoriseerde toegang te voorkomen. Opmerking ❒ U kunt een e-mailadres van een LDAP-server selecteren en deze registreren in het adresboek. Zie Scannerhandleiding. ❒ U kunt het apparaat zo instellen dat het een Verzend-resultatenrapport per email verzendt, telkens wanneer er een document verzonden is. Zie Faxhandleiding. Verwijzing Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
7
Zie Faxhandleiding.
Een e-mailbestemming registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. 258
E-mailbestemming
E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt vastleggen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Wijzigen].
H Voer het e-mailadres in.
7 I Druk op [OK]. J Selecteer [E-mail / Internet faxbestemming] of [Alleen Internet faxbestemming]. K Als u internetfax wilt gebruiken, geef dan op of u ’Verzenden via SMTPserver’ wilt gebruiken.
L Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor het e-mailadres. ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.236 “Een gebruikerscode registreren” Pag.284 “Namen in een groep registreren”
259
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een e-mailbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
H Voer het e-mailadres in en druk op [OK].
260
E-mailbestemming
I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Over dit apparaat
Het e-mailadres als afzender gebruiken.
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] onder [Gebruik naam als]. Een e-mailbestemming verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van wie u het e-mailadres wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [E-mail].
261
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres. H Druk op [All.verwijd.]. I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
7
262
Mappen registreren
Mappen registreren Door een gedeelde map te registreren, kunt u rechtstreeks bestanden daarin scannen. Er bestaan drie soorten protocollen die u kunt gebruiken: • SMB Voor het verzenden van bestanden naar gedeelde Windows-mappen. • FTP Dit wordt gebruikt indien u bestanden naar een FTP-server wilt sturen. • NCP Gebruikt u bij het verzenden van bestanden naar NetWare-server. Opmerking ❒ Voor meer informatie over protocollen, servernamen en mapniveaus kunt u contact opnemen met uw netwerkbeheerder.
❒ U kunt voorkomen dat niet-geautoriseerde gebruikers toegang hebben tot mappen op het apparaat. Zie ’Een beveiligingscode registreren’. ❒ U kunt alleen SMB, FTP of NCP selecteren. Als u een protocol wijzigt na het voltooien van uw instellingen, worden alle eerdere invoeren gewist.
SMB gebruiken om verbinding te maken
7
Opmerking ❒ Om een map in een FTP-server te registreren, zie “FTP gebruiken voor het verbinden”. ❒ Om een map in een NetWare-server te registreren, zie “NCP gebruiken voor het verbinden”. Verwijzing Pag.270 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Pag.276 “NCP gebruiken voor het verbinden”
263
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de map die u wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.].
7
G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie. H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam. I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord. K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
264
Mappen registreren
M Druk op [Map]. N Druk op [SMB].
O Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. P Druk op [Afsluiten]. Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
❒ ❒ ❒ ❒
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord. U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens. Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map te lokaliseren door op het netwerk te zoeken. ❒ Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw. ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, is het SMB-gebruikersnaam en wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in standaardinstelling gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden) voor Bestandsoverdracht. ❒ Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.
7
Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.266 “De map handmatig lokaliseren” Pag.266 “De map opsporen met In het netwerk bladeren”
265
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
De map handmatig lokaliseren
A Druk op [Wijzigen] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C Druk op [OK]. Als de notatie van het ingevoerde pad niet juist is, verschijnt er een melding. Druk op [Afsluiten], en voer dan het pad opnieuw in. Opmerking ❒ Voer het pad zo in: “\\ServerNaam\ShareNaam\PadNaam”.
❒ U kunt ook IPv4-adres invoeren. ❒ U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens.
De map opsporen met In het netwerk bladeren
A Druk op [Bladeren door netwerk]. De computers van de klant op hetzelfde netwerk als het apparaat, verschijnen. Netwerk toont alleen clientcomputers waartoe u toegang heeft.
B Selecteer een computer van de klant.
7
Hieronder worden de gedeelde mappen weergegeven.
U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
C Selecteer de map die u wilt registreren. D [OK].
266
Mappen registreren
Als een log-in scherm verschijnt Dit gedeelte beschrijft hoe u inlogt op het apparaat als het log-in scherm verschijnt terwijl u probeert een map te openen door in het netwerk te bladeren. Als u geen mapverificatie heeft opgegeven of als er een onjuiste gebruikersnaam of onjuist wachtwoord voor de mapverificatie is ingevoerd, dan verschijnt het inlogscherm.
A Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK]. Voer de log-in gebruikersnaam in die voor mapverificatie is opgegeven.
B Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Het pad naar de geselecteerde map verschijnt. Als er een bericht verschijnt, druk dan op [Afsluiten] en voer de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord opnieuw in.
Een map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de map die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map]. 267
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
G Selecteer de items die u wilt wijzigen. Wanneer u een map opgeeft, voer dan direct het pad in of selecteer het door een verwijzing naar het netwerk te maken. Voor meer informatie raadpleegt u "De map handmatig opsporen" en "De map opsporen met In het netwerk bladeren".
H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Het protocol wijzigen
A Druk op [FTP] of [NCP].
7
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in. Verwijzing Pag.270 “Een map registreren”
268
Mappen registreren
Een geregistreerde map verwijderen
A [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van de map die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
269
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
FTP gebruiken om verbinding te maken Opmerking ❒ Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfigureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden”. ❒ Om een map in een NetWare-server te registreren, zie “NCP gebruiken voor het verbinden”. Verwijzing Pag.263 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.276 “NCP gebruiken voor het verbinden”
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de map die u wilt registreren. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie. H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
270
Mappen registreren
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord. K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [Map]. N Druk op [FTP].
O Druk op [Wijzigen] onder Servernaam. P Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK]. Q Druk op [Wijzigen] onder Pad. R Voer het pad in. S Druk op [OK]. T Druk op [Wijzigen] onder “Poortnummer” U Voer poort nr. in V Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. W Druk op [Afsluiten]. X Druk op [OK]. Y Druk op [Afsluiten].
7
271
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Opmerking ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”.
❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
7 ❒
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord. U kunt een servernaam invoeren met maximaal 64 tekens. U kunt een absoluut pad invoeren met deze indeling: “/gebruiker/home/gebruikersnaam’; of een relatief pad met deze indeling: “directory/subdirectory’. Indien u het pad leeg laat, wordt aangenomen dat de login-directory de huidige werkende directory is. U kunt ook IPv4-adres invoeren. U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens. Om het poortnummer te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Poortnummer. Voer het poortnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}. U kunt 1 tot 65535 invoeren. Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw. Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, dan zijn de FTPB-gebruikersnaam en het FTP-wachtwoord van toepassing die u heeft opgegeven in Standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden) van de instellingen Bestandsoverdracht. Zie ’Bestandsoverdracht’ voor meer informatie. Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder. Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.266 “De map handmatig lokaliseren” Pag.266 “De map opsporen met In het netwerk bladeren”
272
Mappen registreren
Een map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van de map die u wilt wijzigen en druk dan op [Map]. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [Map]. G Selecteer de items die u wilt wijzigen. H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
273
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Het protocol wijzigen
A Druk op [SMB] of [NCP].
B Er verschijnt een bevestigingsbericht. Druk op [Ja]. Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in. Verwijzing Pag.264 “Een map registreren”
7
Items wijzigen onder FTP
A Druk op [Wijzigen] onder Poortnummer. B Voer het nieuwe poortnummer in en druk vervolgens op {q}. C Druk op [Wijzigen] onder Servernaam. D Typ de nieuwe servernaam en druk vervolgens op [OK]. E Druk op [Wijzigen] onder “Pad”. F Typ het nieuwe pad en druk vervolgens op [OK].
274
Mappen registreren
Een map verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de naam van de map die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om een naam geheel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
275
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
NCP gebruiken voor het verbinden Opmerking ❒ Om een map te registreren in een gedeelde folder die in Windows is geconfigureerd, zie “SMB gebruiken voor het verbinden” ❒ Om een map in een FTP-server te registreren, zie “FTP gebruiken voor het verbinden” Verwijzing Pag.263 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.270 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Een map registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van Mapverificatie. H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam. I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK].
276
Mappen registreren
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord. K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [Map]. N Druk op [NCP]. O ’Verbindingstype’ selecteren. Als u een map in een NDS-boomstructuur wilt opgeven, druk dan op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, druk dan op [Bindery].
P Geef de map op. Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten]. Opmerking Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”. U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord. Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [NDS], voer dan de gebruikersnaam in, gevolgd door de naam van de context waar het gebruikersobject zich bevindt. Als de gebruikersnaam “gebruiker" is en de contextnaam is “context", voer dan “user.context" in ❒ Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map te lokaliseren door op het netwerk te zoeken. ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd, dan zijn de NCP-gebruikersnaam en het NCP-wachtwoord van toepassing die u heeft opgegeven in Standaardgebruikersnaam/-wachtwoord (verzenden) van de instellingen Bestandsoverdracht. Zie ’Bestandsoverdracht’ voor meer informatie. ❒ Als Gebruikersverificatie is opgegeven, neem dan contact op met uw beheerder.
❒ ❒ ❒ ❒
7
Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.278 “De map handmatig lokaliseren” Pag.278 “De map opsporen met de functie In het netwerk bladeren” Over dit apparaat
277
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
De map handmatig lokaliseren
A Druk op [Wijzigen] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C [OK]. D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. E Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als u ’Verbindingstype’ instelt op [NDS], de naam van de NDS-boomstructuur is ’boomstructuur’, de naam van de context met het volume is ’context’, de volumenaam is ’volume’ en de mapnaam is ’map’, dan zal het pad zijn: ’\\boomstructuur\volume. context\map’.
❒ Als u ’Verbindingstype’ instelt op [Bindery], en als de NetWare-servernaam is ’server’, de volumenaam is ’volume’ en de mapnaam is ’map’, dan zal de padnaam zijn: ’\\server\volume\map’. ❒ U kunt het pad invoeren met maximaal 128 tekens. ❒ Als de verbindingstest mislukt, controleer dan de instellingen en probeer het opnieuw.
7
De map opsporen met de functie In het netwerk bladeren
A Druk op [Bladeren door netwerk]. B Als u ’Verbindingstype’ heeft ingesteld op [NDS], dan verschijnt een lijst
met items in de NDS-boomstructuur. Als u ’Verbindingstype’ heeft ingesteld op [Bindery], dan verschijnt een lijst met items op de NetWare-server.
C Zoek naar de bestemmingsmap in de NDS-boomstructuur of NetWare-server. U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
D Selecteer de map die u wilt registreren. E [OK]. Opmerking ❒ Alleen de mappen die u kunt openen, verschijnen in [Bladeren door netwerk].
❒ Als de talen die worden gebruikt op het apparaat en de bestemming die u wilt bekijken van elkaar verschillen, dan verschijnen de items in de lijst wellicht niet correct. ❒ Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven.
278
Mappen registreren
Een geregistreerde map wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de gebruiker van de geregistreerde map die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Druk op [Map]. G ’Verbindingstype’ selecteren. Als u een map in een NDS-boomstructuur wilt opgeven, druk dan op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, druk dan op [Bindery].
H Geef de map op. Om een map op te geven, dient u handmatig het pad in te voeren of de map te lokaliseren door op het netwerk te zoeken.
I Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad goed is ingesteld. J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om de naam, toetsweergave en titel te wijzigen, zie “Een geregistreerde naam wijzigen”. Verwijzing Pag.233 “Een geregistreerde naam wijzigen”
279
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Het protocol wijzigen
A Druk op [SMB] of [FTP]. B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Door het protocol te wijzigen worden alle instellingen die onder het vorige protocol zijn gemaakt, verwijderd.
C Voer elk item opnieuw in. Verwijzing Pag.264 “Een map registreren”
Pag.270 “Een map registreren”
Een map verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer een gebruiker van de map die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op dit moment niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
280
Mappen registreren
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J [Afsluiten]. Opmerking ❒ Om een naam geheel te verwijderen, zie “Een geregistreerde naam verwijderen”. Verwijzing Pag.234 “Een geregistreerde naam verwijderen”
7
281
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Namen in een groep registreren U kunt namen registreren in een groep voor een eenvoudig beheer van e-mailadressen en mappen voor elke groep. Om namen aan een groep toe te voegen, moeten groepen vooraf zijn geregistreerd. Belangrijk ❒ Indien u de Scan to Folder-functie gebruikt, kunt u geen gescande bestanden sturen naar een groep waarvoor meer dan 50 mappen zijn geregistreerd.
❒ Het maximumaantal bestemmingen dat in een groep kan worden geregistreerd is 500. Opmerking ❒ U kunt een beveiligingscode instellen om niet-geautoriseerde toegang tot de mappen die geregistreerd zijn in een groep, te voorkomen. Zie voor meer informatie “Een beveiligingscode registreren’. Verwijzing Pag.292 “Een beveiligingscode registreren”
Een groep registreren
7
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op [Nieuw progr.].
282
Namen in een groep registreren
F Druk op [Wijzigen] onder Groepnaam.
G Voer de groepsnaam in en druk vervolgens op [OK]. De naam op de toets wordt automatisch ingesteld.
H Druk, indien nodig, op de titeltoets onder Titel selecteren. I Als u de toetsweergave wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Toetsweergave. Voer de toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]… Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt de [Frequent] en nog een pagina voor elke titel selecteren.
7
Verwijzing Over dit apparaat
283
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Namen in een groep registreren Namen die zijn geregistreerd in het adresboek kunnen in een groep worden geplaatst. Wanneer u nieuwe namen registreert, kunt u tegelijkertijd ook groepen registreren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam die u in een groep wilt registreren.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp]. G Selecteer de groep waar u de naam aan wilt toevoegen.
284
Namen in een groep registreren
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de naam wordt hieraan toegevoegd.
H Druk op [OK]. Een groep toevoegen aan een andere groep U kunt een groep toevoegen aan een andere groep.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep die u in een andere groep wilt plaatsen. Druk op de groeptoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
285
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
G Selecteer de groep waaraan u deze wilt toevoegen.
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de groep wordt hieraan toegevoegd.
7
H Druk op [OK]. Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd U kunt de namen of groepen van iedere groep controleren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. 286
Namen in een groep registreren
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep waar de leden staan geregistreerd die u wilt controleren. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Geprogr. Gebr./Groep]. Alle namen die zijn geregistreerd zullen worden getoond.
G Druk op [OK]. Een naam verwijderen uit een groep
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam die u uit een groep wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen in. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp].
287
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
G Selecteer de groep waaruit u de naam wilt verwijderen.
De groeptoets die u heeft geselecteerd wordt gemarkeerd en de naam wordt hieraan toegevoegd.
H Druk op [OK].
7 Een groep in een andere groep verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. 288
Namen in een groep registreren
E Selecteer de groep van waaruit u wilt verwijderen. Druk op de groeptoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Toev aan grp]. De toetsen van de groepen waarin de groep is geregistreerd worden gemarkeerd.
G Selecteer de groep van waaruit u wilt verwijderen.
De groeptoets is niet meer geselecteerd en de groep is hieruit verwijderd.
H [OK].
7
289
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een Groepsnaam wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op het groepsnummer dat u wilt wijzigen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
F Om de groepsnaam en de toetsweergave te wijzigen drukt u op [Wijzigen] onder Groepsnaam of Toetsweergave.
G Voer de nieuwe groepsnaam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
H Om de titel te wijzigen drukt u op de titeltoets onder Titel selecteren. I Om het registratienummer te wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Registratienummer.
290
J Voer het nieuwe registratienummer in met de cijfertoetsen. K Druk op de toets {q}. L Druk op [OK].
Namen in een groep registreren
Een groep verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Druk op [Verwijderen]. E Druk op [Ja]. F Druk op een groepstoets die u wilt verwijderen. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
7
G Druk op [Ja].
291
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een beveiligingscode registreren U kunt het verzenden van afzendernamen of het openen van mappen stopzetten door een beveiligingscode in te stellen. U kunt deze functie gebruiken om het volgende te beveiligen: • Mappen U kunt niet-geautoriseerde toegang tot mappen voorkomen. • Afzendernamen U kunt misbruik van afzendernamen voorkomen. Verwijzing Pag.236 “Een gebruikerscode registreren”
Een beveiligingscode voor een enkele gebruiker registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam voor wie u de beveiligingscode wilt registreren. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
292
Een beveiligingscode registreren
F Druk op [Bescherming].
G Druk op [Bestemming] of [Afzender] onder Naam gebruiken als
7
Zowel [Bestemming] als [Afzender] kunnen tegelijkertijd worden geselecteerd.
H Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode. I Typ een beveiligingscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {q}. J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Geef een beveiligingscode van maximaal acht cijfers op. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode.
293
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de groeptoets die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen.
F Druk op [Bescherming]. G Druk op [Mapbestemming] onder Beveiligingsobject. H Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode. I Typ een beveiligingscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de
7
{q}-toets.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Geef een beveiligingscode van maximaal acht cijfers op. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode.
294
SMTP en LDAP verificatie registreren
SMTP en LDAP verificatie registreren SMTP-verificatie Voor elke gebruiker die in het Adresboek is geregistreerd kunt u een log-in gebruikersnaam en een log-in wachtwoord registreren voor gebruik bij het openen van een SMTP-server. Om een SMTP-server te gebruiken, moet deze vooraf zijn geprogrammeerd. Belangrijk ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor SMTP-verificatie, dan zijn de gebruikersnaam en het wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in SMTP-verificatie van de instellingen voor Bestandsoverdracht. Zie ’Bestandsoverdracht’ voor meer informatie.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van SMTP-verificatie.
295
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord. K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M [OK]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, zie "Namen registreren”. ❒ U kunt maximaal 191 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ Wanneer u POP gebruikt voor SMTP-verificatie, kunt maximaal 63 karakters invoeren. ❒ U kunt tot maximaal 64 karakters invoeren voor het wachtwoord. ❒ Om de instellingen voor de SMTP-verificatie te wijzigen, herhaalt u stap B tot M.
7
Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Pag.16 “Netwerkinstellingen” Over dit apparaat
296
SMTP en LDAP verificatie registreren
LDAP-verificatie Voor elke gebruiker die in het adresboek is opgeslagen, kunt u een gebruikersnaam en wachtwoord voor het aanmelden opslaan wat moet worden gebruikt voor toegang tot de LDAP-server. Om een LDAP-server te gebruiken, moet deze vooraf zijn geprogrammeerd. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Belangrijk ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, dan zijn de gebruikersnaam en het wachtwoord van toepassing die u in LDAP-server programmeren/wijzigen van de instellingen voor Beheerderstoepassingen hebt opgegegeven. Voor details, zie ’LDAP-serverinstellingen’.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. U kunt de gebruiker zoeken op basis van geregistreerde naam, gebruikerscode, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [Volg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] rechts van LDAP-verificatie.
297
Addressen en gebruikers registreren voor fax-/scannerfuncties
H Druk op [Wijzigen] onder het log-in gebruikersnaam.
I Voer de gebruikersnaam voor het aanmelden in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [Wijzigen] onder het log-in wachtwoord. K Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de naam te registreren, zie ’Namen registreren”. ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, zijn uw gebruikersnaam en wachtwoord van toepassing die u hebt opgegeven in LDAP-server programmeren/wijzigen van de beheerdersinstellingen. ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ Om de instellingen voor de LDAP-verificatie te wijzigen, herhaalt u stap B tot M.
7
Verwijzing Pag.231 “Namen registreren”
Over dit apparaat
298
8. Andere gebruikersinstellingen Met aanvankelijke instellingen kunt u tussen talen wisselen en het aantal afgedrukte papieren controleren door de teller weer te geven. Voor meer informatie over hoe u betreffende instellingen opent, raadpleegt u ’Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen)’. Verwijzing Pag.3 “Gebruikersinstellingen openen”
Onderhoud Dit gedeelte beschrijft de gebruikersinstellingen in Onderhoud. Met [Onderhoud] kunt u kleurafwijking en helling corrigeren.
❖ Automatische kleurkalibratie Als een bepaalde kleur overheerst of de kleur van de kopie wijkt af van die van het origineel, pas dan de balans van geel, magenta, cyaan en zwart aan. ❖ Kleurregistratie Als uit de documenten in kleur blijkt dat er een verplaatsing heeft plaatsgevonden, voer dan een automatische kleurregistratie uit. Opmerking ❒ Voor details over ’Automatische kleurkalibratie’ en ’Kleurregistratie’, zie Probleemoplossing. Verwijzing Problemen oplossen
299
Andere gebruikersinstellingen
De taal van het display wijzigen U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. De standaardinstelling is Engels.
A Druk op [Français]. De taal wordt gewijzigd in Frans.
B Druk op [Sortie].
8 Het menu wordt in het Frans weergegeven.
300
Informatie
Informatie Met de informatiefunctie kunt u telefoonnummers controleren die u gebruikt voor reparaties of het bestellen van verbruiksartikelen zoals toner. Neem contact op met uw leverancier om het volgende te verifiëren:
❖ Verbruiksartikelen • Telefoonnummer voor bestellingen • Toner • Nieten • Nieten (midden) • TX stempelnaam ❖ Onderhoud/reparatie van het apparaat • Telefoonnummer • Serienummer van de machine ❖ Verkoper • Telefoonnummer
A Druk op [Informatie].
8
De informatie wordt weergegeven.
B Druk op [Informatie afdrukken].
301
Andere gebruikersinstellingen
C Druk op de toets {Start}. De informatie wordt afgedrukt.
D Druk twee keer op [Afsluiten].
8
302
Teller
Teller De teller voor Totaal weergegeven U kunt de totale tellerwaarde weergeven die voor alle functies wordt gebruikt.
A Druk op [Teller].
B Als u de tellerlijst wilt afdrukken, drukt u op [Tellerlijst afdrukken].
8 C Druk op de toets {Start}. De tellerlijst wordt afgedrukt.
303
Andere gebruikersinstellingen
8
304
9. Bijlage Specificaties voor de hoofdeenheid ❖ Configuratie: Desktop ❖ Type beeldvormer: OPC-drum ❖ Scannen van het origineel: Solidstate scanner met CCD ❖ Kopieerproces: Droog elektrostatisch overdrachtsysteem ❖ Ontwikkeling: Droog twee-componenten ontwikkelingssysteem met magnetische borstel ❖ Fixeren: Olieloze band fuseren ❖ Resolutie: 600 dpi ❖ Glasplaat: Type stationaire belichting van originelen ❖ Referentiepositie origineel: Hoek linksboven ❖ Opwarmtijd: Type 1,2: 45 seconden of minder (23 °C) ❖ Originelen: Vel/boek/objecten ❖ Maximaal formaat origineel: A3L, 11" × 17"L ❖ Formaat kopieerpapier: • Laden: A3L-A5K, 11"×17"L-71/4"×101/2"L • Handinvoer:A3L-A6L, 11"×17"L-71/4"×101/2"L • Handinvoer (aangepast formaat): Verticaal: 90,0-305,0mm, 3,55"-12,00" Horizontaal: 148,0-600,0mm, 5,83"-23,62" • Duplexeenheid: A3L-A5K, 11"×17"L-101/2"L • LCT: A4K, 81/2" × 11"K 305
Bijlage
❖ Papiergewicht: • Papierlade: 60-216g/m2, 16-57lb. • Handinvoer: 60-257g/m2, 16-68lb. • Duplex: 64-169g/m2, 17-45lb. ❖ Niet-reproduceerbare gebieden: • Bovengrens: 4,5±1,5mm, 0,18"-0,06" • Ondergrens: 0,5-6,0mm, 0"-0,24" • Linkergrens: 0,5-4,0mm, 0"-0,16" • Rechtergrens: 0,5-4,0mm, 0"-0,16" ❖ Tijd voor eerste kopie: • Type 1, 2: • Kleur: 9,7 seconden of minder • Z&W: 6,7 seconden of minder ❖ Kopieersnelheid: (type 1) Kleur / Z&W • 12/12 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L) • 25/25 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K) ❖ Kopieersnelheid: (type 2) Kleur / Z&W • 15/15 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L) • 30/30 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K) ❖ Reproductieratio Vaste reproductieratio’s: • Vergroting
9
Metrische versie
Inch-versie
400%
400%
200%
200%
141%
155%
122%
129%
115%
121%
• Volledig formaat
306
Metrische versie
Inch-versie
100%
100%
Specificaties voor de hoofdeenheid
• Verkleining Metrische versie
Inch-versie
93%
93%
82%
85%
75%
78%
71%
73%
65%
65%
50%
50%
25%
25%
In-/uitzoomen: van 25 tot 400% in stappen van 1%
❖ Maximale continue kopieeropdracht: 999 vellen ❖ Papiercapaciteit: • Lade 1,2: 550 vellen (80g/m2, 20lb.) • Handinvoer: 100 vellen papier (80g/m2, 20lb.) ❖ Stroomverbruik: • Alleen hoofdeenheid Type 1
Type 2
Opwarmen
ongeveer 1,60 kW
ongeveer 1,60 kW
Stand-by
ongeveer 0,20 kW
ongeveer 0,20 kW
Tijdens afdrukken
ongeveer 1,10 kW
ongeveer 1,10 kW
Maximaal
ongeveer 1,60 kW
ongeveer 1,60 kW
Type 1
Type 2
Opwarmen
ongeveer 1,60 kW
ongeveer 1,60 kW
Stand-by
ongeveer 0,20 kW
ongeveer 0,20 kW
Tijdens afdrukken
ongeveer 1,10 kW
ongeveer 1,10 kW
Maximaal
ongeveer 1,60 kW
ongeveer 1,60 kW
9
• Volledig systeem
Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, boekjesfinisher, bulklade, bestandsomzetter, IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface-eenheid en USBhostinterface-eenheid.
❖ Afmetingen (B × D × H tot glasplaat): 650×659×740mm, 25,6"×26,0"×30,0" ❖ Ruimte voor de hoofdeenheid (B × D): Type 1,2: 855×659mm, 33,7"×26,0" 307
Bijlage
❖ Geluidsniveau: Niveau geluidssterkte: • Alleen hoofdeenheid Type 1
Type 2
Stand-by
minder dan 40 dB (A)
minder dan 40 dB (A)
Kopiëren
minder dan 65 dB (A)
minder dan 65 dB (A)
Type 1
Type 2
Stand-by
minder dan 40 dB (A)
minder dan 40 dB (A)
Kopiëren
minder dan 70 dB (A)
minder dan 70 dB (A)
Type 1
Type 2
Stand-by
minder dan 26 dB (A)
minder dan 26 dB (A)
Kopiëren
minder dan 51 dB (A)
minder dan 51 dB (A)
Type 1
Type 2
Stand-by
minder dan 26 dB (A)
minder dan 26 dB (A)
Kopiëren
minder dan 59 dB (A)
minder dan 60 dB (A)
• Volledig systeem
Niveau geluidsdruk: • Alleen hoofdeenheid
• Volledig systeem
• Geluidssterkteniveau en geluidsdrukniveau zijn huidige waarden gemeten in overeenstemming met ISO 7779. • Geluidssterkteniveau en geluidsdrukniveau worden gemeten vanuit de positie van de omstander. • Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, automatische papierinvoer, papiereenheid met 2 laden, verbindingseenheid, boekjesfinisher en perforatiekit voor de boekjesfinisher.
9
❖ Gewicht: Type 1, 2: ongeveer 105 kg, 231,5lb. ❖ HDD: 40 GB of meer • Capaciteit voor de Document Server 16,8 GB • Capaciteit voor geheugenopslag 3,4-8,7 GB • Capaciteit voor overige zaken 8,7 GB of meer 308
Specificaties voor de hoofdeenheid
Automatische documentinvoer Breng deze omlaag over de originelen voor het kopiëren.
❖ Modus: ADF-modus, batchmodus, SADF-modus, Gemengde formaten-modus, Originelen met een afwijkende maat modus Auto detectie (A4, 81/2" × 11") ❖ Formaat origineel: A3L-A5KL 11"×17"L-51/2"×81/2KL Verticaal: 128-297mm, 5,1"-11,7" Horizontaal: 128-1260mm, 5,1"-49,6" ❖ Maximum aantal originelen: 50 vellen (80g/m2, 9,07kg.) ❖ Afmetingen (B × D × H): 550× 491 × 120mm; 21,7" × 19,4" × 49,7" ❖ Gewicht: Ca. 10kg, 22,1lb.
9
309
Bijlage
Specificaties voor opties ❖ Deksel van de glasplaat Breng deze omlaag over de originelen voor het kopiëren. ❖ 500-vel finisher • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8 1/2"×14"L, 81/2"×11"KL, 51/2"×81/2"L • Papiergewicht: 52-128g/m2, 14-34lb. • Stapelcapaciteit: • 500 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, 81/2"×11"KL, 51/2"×81/2"L • 250 vellen: A3L, B4JISL 11"×17"L, 81/2"×14"L • Papierformaat voor nieten: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"KL • Nietcapaciteit: • 30 vellen: A3L, B4JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L (80g/m2, 20lb.) • 50 vellen: A4KL, B5JISKL, 81/2"×11"KL (80g/m2, 20lb.) • Papiergewicht voor nieten: 64-90g/m2, 17-24lb. • Nietpositie: • 1 nietje - 2 posities • 2 nietjes - 2 posities • Stroomverbruik: 50W of minder (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) • Afmetingen (B × D × H): 411× 521 × 261mm; 16,2" × 20,6" × 10,3" • Gewicht: Ca. 12kg, 26,5lb.
9
❖ 1000-vel finisher Finisher-bovenuitvoer: • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, B6JISL, A6L, 11"×17"L, 8 1 /2 "×14"L, 8 1/ 2"×13"L, 8 1/ 2"×11"KL, 8 1/ 4"×14"L, 8 1/ 4"×13"L, 8"×13"L, 51/2"×81/2"KL, 71/4"×101/2"KL • Papiergewicht: 52-260g/m2, 14-69lb.
310
Specificaties voor opties
• Stapelcapaciteit: • 250 vellen: A4KL, 81/2"×11"KL of kleiner (80g/m2, 20lb.) • 50 vellen: B4JISL, 81/2"×14"L of groter (80g/m2, 20lb) Finisher staffellade: • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8 1/2"×14"L, 8 1 / 2 "×13"L, 8 1 / 2 "×11"KL, 8 1 / 4 "×14"L, 8 1 / 4 "×13"L, 8"×13"L, 51/2"×81/2"KL, 71/4"×101/2"KL • Papiergewicht: 52-163g/m2, 14-43lb. • Stapelcapaciteit: Geen nieten: • 1.000 vellen: A4KL, 81/2"×11"KL of kleiner (80g/m2, 20lb.) • 500 vellen: B4JISL, 81/2"×14"L of groter (80g/m2, 20lb) Nieten: • 2-9 vellen: 100 sets (A4K, 81/2"×11"K) (80g/m2, 20lb.) • 10-50 vellen: 100–20 sets (A4K, 81/2"×11"K) (80g/m2, 20lb.) • 2-9 vellen: 100 sets (A4L, B5JISKL, 81/2"×11"L) (80g/m2, 20lb.) • 10-50 vellen: 50–10 sets (A4L, B5JISKL, 81/2"×11"L) (80g/m2, 20lb.) • 2-9 vellen: 50 sets (A3L, B4JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L) (80g/m2, 20lb.) • 10-30 vellen: 50-10 sets (A3L, B4JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L) (80g/m2, 20lb.) • Nietcapaciteit: • 30 vellen: B4JISL, 81/2"×14"L of groter (80g/m2, 20lb) • 50 vellen: A4KL, 81/2"×11"KL of kleiner (80g/m2, 20lb.) • Nietpapierformaat:A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, 11"×17"L, 8 1 /2 "×14"L, 8 1/ 2"×13"L, 8 1/ 2"×11"KL, 8 1/ 4"×14"L, 8 1/ 4"×13"L, 8"×13"L, 71/4"×101/2"KL • Papiergewicht voor nieten: 64-90g/m2, 17-28lb. • Nietpositie: • 1 nietje - 2 posities • 2 nietjes - 1 positie • Stroomverbruik: Ca. 50W (stroom geleverd door hoofdeenheid) • Afmetingen (B × D × H): 520× 520 × 790mm; 20,5" × 20,5" × 31,2" • Gewicht: Ca. 25kg, 55,1lb.
9
311
Bijlage
❖ Boekjefinisher Finisher-bovenuitvoer: • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"KL, 81/2"×51/2"L • Papiergewicht: 52-105g/m2, 14-28lb. • Stapelcapaciteit: • 100 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L, 81/2"×11"KL, 81/2"×51/2"L • 50 vellen: A3L, B4JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L Finisher staffellade: • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, A6L, B6JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"KL, 81/2"×51/2"L • Papiergewicht: 52-250g/m2, 14–66,5lb. • Stapelcapaciteit: Geen nieten: • 1.000 vellen: A4KL, B5JISKL, A5KL, 81/2"×11"KL (80g/m2, 20lb.) • 500 vellen: A3L, B4JISL, 81/2"×14"L, 11"×17"L (80g/m2, 20lb.) Nieten: • 2-9 vellen: 100 sets (A4KL, B5JISKL, 81/2"×11"KL) (80g/m2, 20lb.) • 10-50 vellen: 100–20 sets (A4KL, B5JISKL, 81/2"×11"KL) (80g/m2, 20lb.) • 2-9 vellen: 50 sets (A3L, B4JISL, 81/2"×14"L, 11"×17"L) (80g/m2, 20lb.) • 10–30 vellen: 50–10 sets (A3L, B4JISL, 81/2"×14"L, 11"×17"L) (80g/m2, 20lb.) • Nietcapaciteit: • 2-30 vellen: A3L B4JISL, 81/2"×14"L, 11"×17"L (80g/m2, 20lb.) • 2-50 vellen: A4KL, B5JISKL, A5JISKL, 81/2"×11"KL (80g/m2, 20lb.) • Papierformaat voor nieten: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5KL, 11"×17"L, 8 1/2"×14"L, 81/2"×11"KL • Papiergewicht voor nieten: 60-90g/m2, 17-24lb.
9
312
Specificaties voor opties
• Nietpositie • 1 nietjes - 2 posities • 2 nietjes - 2 posities • Zadelsteek • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4L, B5JISL, 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"L • Zadelsteekcapaciteit: 2-10 vellen • Stapelcapaciteit: 2-5 vellen: 20 sets 6–10 vellen: 10 sets • Vouwen: Vouwen in het midden • Papiergewicht: 64-90g/m2, 17-24lb. • Positie: 1 positie • Stroomverbruik: 60W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) • Afmetingen (B × D × H) 535× 600 × 930mm; 21" × 23,7" × 36,7" • Gewicht: Ca. 48kg, 105,9lb.
❖ Perforatiekit (boekjesfinisher) • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5K, 11"×17"L, 8 1 / 2 "×14"L, 81/2"×11"KL • Papiergewicht: 52-163g/m2, 14-43,4lb.
9
313
Bijlage
❖ 2-lade papiereenheid • Papierformaat: A3L, B4JISL, A4KL, B5JISKL, A5K, 11"×17"L, 8 1 / 2 "×14"L, 81/2"×11"KL, 81/4"×14"L, 71/4"×101/2"KL, 8"×13"L, 81/2"×13"L, 81/4"×13"L, 8KL, 16KKL • Papiergewicht: 60-216g/m2, 16-57lb. • Papiercapaciteit: 1.100 vellen (80g/m2, 20lb.) ×2 laden • Stroomverbruik: Maximaal 50W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) • Afmetingen (B × D × H): 580× 620 × 260mm; 22,9" × 24,5" × 10,3" • Gewicht: Ca. 25kg 55,2lb. ❖ Bulklade • Papierformaat: A4K, 81/2" × 11"K • Papiergewicht: 60-105g/m2, 16-28lb. • Papiercapaciteit: 2.000 vellen (80g/m2, 20lb.) • Stroomverbruik: Maximaal 50W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) • Afmetingen (B × D × H, optionele eenheid): 580× 620 × 260mm; 22,9" × 24,5" × 10,3" • Gewicht: Ca. 25kg, 55,2lb.
9
❖ Verbindingseenheid • Afmetingen: 415× 412 × 111mm; 16,4" × 16,3" × 4,4" • Gewicht: Ca. 5kg, 11lb.
314
Informatie over geïnstalleerde Software
Informatie over geïnstalleerde Software expat • De software, inclusief controller en dergelijke (hierna te noemen ’software’ die op dit product is geïnstalleerd, maakt gebruik van de expat onder de volgende voorwaarden. • De producent biedt garantie en ondersteuning voor de software van het product met inbegrip van de expat en de producent vrijwaart de oorspronkelijke ontwikkelaar en bezitter van de auteursrechten van deze verplichtingen. • Informatie over de expat is te lezen op: http://expat.sourceforge.net/ Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark Cooper. Copyright © 2001, 2002 Expat maintainers. Permission is hereby granted, free of charge, to any person obtaining a copy of this software and associated documentation files (the "Software"), to deal in the Software without restriction, including without limitation the rights to use, copy, modify, merge, publish, distribute, sublicense, and/or sell copies of the Software, and to permit persons to whom the Software is furnished to do so, subject to the following conditions: The above copyright notice and this permission notice shall be included in all copies or substantial portions of the Software. THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE AND NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE.
9
315
Bijlage
NetBSD 1. Copyright Notice of NetBSD For all users to use this product: This product contains NetBSD operating system: For the most part, the software constituting the NetBSD operating system is not in the public domain; its authors retain their copyright. The following text shows the copyright notice used for many of the NetBSD source code. For exact copyright notice applicable for each of the files/binaries, the source code tree must be consulted. A full source code can be found at http://www.netbsd.org/. Copyright © 1999, 2000 The NetBSD Foundation, Inc. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. C All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: This product includes software developed by The NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. D Neither the name of The NetBSD Foundation nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE NETBSD FOUNDATION, INC. AND CONTRIBUTORS ’’AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE FOUNDATION OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
9
316
Informatie over geïnstalleerde Software
2.Authors Name List All product names mentioned herein are trademarks of their respective owners. The following notices are required to satisfy the license terms of the software that we have mentioned in this document: • This product includes software developed by the University of California, Berkeley and its contributors. • This product includes software developed by Jonathan R. Stone for the NetBSD Project. • This product includes software developed by the NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. • This product includes software developed by Manuel Bouyer. • This product includes software developed by Charles Hannum. • This product includes software developed by Charles M. Hannum. • This product includes software developed by Christopher G. Demetriou. • This product includes software developed by TooLs GmbH. • This product includes software developed by Terrence R. Lambert. • This product includes software developed by Adam Glass and Charles Hannum. • This product includes software developed by Theo de Raadt. • This product includes software developed by Jonathan Stone and Jason R. Thorpe for the NetBSD Project. • This product includes software developed by the University of California, Lawrence Berkeley Laboratory and its contributors. • This product includes software developed by Christos Zoulas. • This product includes software developed by Christopher G. Demetriou for the NetBSD Project. • This product includes software developed by Paul Kranenburg. • This product includes software developed by Adam Glass. • This product includes software developed by Jonathan Stone. • This product includes software developed by Jonathan Stone for the NetBSD Project. • This product includes software developed by Winning Strategies, Inc. • This product includes software developed by Frank van der Linden for the NetBSD Project. • This product includes software developed for the NetBSD Project by Frank van der Linden • This product includes software developed for the NetBSD Project by Jason R. Thorpe. • The software was developed by the University of California, Berkeley. • This product includes software developed by Chris Provenzano, the University of California, Berkeley, and contributors.
9
317
Bijlage
Sablotron Sablotron (Version 0.82) Copyright © 2000 Ginger Alliance Ltd. All Rights Reserved a) The application software installed on this product includes the Sablotron software Version 0.82 (hereinafter, "Sablotron 0.82"), with modifications made by the product manufacturer. The original code of the Sablotron 0.82 is provided by Ginger Alliance Ltd., the initial developer, and the modified code of the Sablotron 0.82 has been derived from such original code provided by Ginger Alliance Ltd. b) The product manufacturer provides warranty and support to the application software of this product including the Sablotron 0.82 as modified, and the product manufacturer makes Ginger Alliance Ltd., the initial developer of the Sablotron 0.82, free from these obligations. c) The Sablotron 0.82 and the modifications thereof are made available under the terms of Mozilla Public License Version 1.1 (hereinafter, "MPL 1.1"), and the application software of this product constitutes the "Larger Work" as defined in MPL 1.1. The application software of this product except for the Sablotron 0.82 as modified is licensed by the product manufacturer under separate agreement(s). d) The source code of the modified code of the Sablotron 0.82 is available at: http://support-download.com/services/device/sablot/notice082.html e) The source code of the Sablotron software is available at: http://www.gingerall.com f) MPL 1.1 is available at: http://www.mozilla.org/MPL/MPL-1.1.html
JPEG LIBRARY
9
• The software installed on this product is based in part on the work of the Independent JPEG Group.
318
Informatie over geïnstalleerde Software
SASL CMU libsasl Tim Martin Rob Earhart Rob Siemborski Copyright (c) 2001 Carnegie Mellon University. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. C The name "Carnegie Mellon University" must not be used to endorse or promote products derived from this software without prior written permission. For permission or any other legal details, please contact: Office of Technology Transfer Carnegie Mellon University 5000 Forbes Avenue Pittsburgh, PA 15213-3890 (412) 268-4387, fax: (412) 268-7395 [email protected] D Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software developed by Computing Services at Carnegie Mellon University (http://www.cmu.edu/computing/)." CARNEGIE MELLON UNIVERSITY DISCLAIMS ALL WARRANTIES WITH REGARD TO THIS SOFTWARE, INCLUDING ALL IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS, IN NO EVENT SHALL CARNEGIE MELLON UNIVERSITY BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INDIRECT OR CONSEQUENTIAL DAMAGES OR ANY DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, NEGLIGENCE OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR PERFORMANCE OF THIS SOFTWARE.
9
319
Bijlage
MD4 Copyright (C) 1990-2, RSA Data Security, Inc. All rights reserved. License to copy and use this software is granted provided that it is identified as the "RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing this software or this function. License is also granted to make and use derivative works provided that such works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD4 MessageDigest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work. RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the merchantability of this software or the suitability of this software for any particular purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind. These notices must be retained in any copies of any part of this documentation and/or software.
MD5 Copyright (C) 1991-2, RSA Data Security, Inc. Created 1991. All rights reserved. License to copy and use this software is granted provided that it is identified as the "RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing this software or this function.
9
License is also granted to make and use derivative works provided that such works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD5 MessageDigest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work. RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the merchantability of this software or the suitability of this software for any particular purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind. These notices must be retained in any copies of any part of this documentation and/or software.
320
Informatie over geïnstalleerde Software
Samba(Ver 3.0.4) Voor SMB-transmissie gebruikt dit apparaat Samba ver 3.0.4 (hierna aangeduid als Samba 3.0.4). Copyright © Andrew Tridgell 1994-1998 This program is free software; you can redistribute it and/or modify it under the terms of the GNU General Public License as published by the Free Software Foundation; either version 2 of the License, or (at your option) any later version. This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General Public License along with this program; if not, write to the Free Software Foundation, Inc., 675 Mass Ave, Cambridge, MA 02139, USA. Opmerking ❒ De broncode voor SMB-verzending met deze machine kan van de volgende website worden gedownload:
http://support-download.com/services/scbs
RSA BSAFE®
9
• This product includes RSA BSAFE© cryptographic or security protocol software from RSA Security Inc. • RSA and BSAFE are registered trademarks of RSA Security Inc. in the United States and/or other countries. • RSA Security Inc. All rights reserved.
321
Bijlage
Open SSL Copyright (c) 1998-2004 The OpenSSL Project. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: "This product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit. (http://www.openssl.org/)" 4. The names "OpenSSL Toolkit" and "OpenSSL Project" must not be used to endorse or promote products derived from this software without prior written permission. For written permission, please contact [email protected]. 5. Products derived from this software may not be called "OpenSSL" nor may "OpenSSL" appear in their names without prior written permission of the OpenSSL Project.
9
6. Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit (http://www.openssl.org/)" THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OpenSSL PROJECT ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OpenSSL PROJECT OR ITS CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
322
Informatie over geïnstalleerde Software
This product includes cryptographic software written by Eric Young ([email protected]). This product includes software written by Tim Hudson ([email protected]). Original SSLeay License Copyright (C) 1995-1998 Eric Young ([email protected]) All rights reserved. This package is an SSL implementation written by Eric Young ([email protected]). The implementation was written so as to conform with Netscapes SSL. This library is free for commercial and non-commercial use as long as the following conditions are aheared to. The following conditions apply to all code found in this distribution, be it the RC4, RSA, lhash, DES, etc., code; not just the SSL code. The SSL documentation included with this distribution is covered by the same copyright terms except that the holder is Tim Hudson ([email protected]). Note that any information and cryptographic algorithms used in this software are publicly available on the Internet and at any major bookstore, scientific library, and patent office worldwide. More information can be found e.g. at "http://www.cs.hut.fi/crypto". The legal status of this program is some combination of all these permissions and restrictions. Use only at your own responsibility. You will be responsible for any legal consequences yourself; I am not making any claims whether possessing or using this is legal or not in your country, and I am not taking any responsibility on your behalf.
9
NO WARRANTY BECAUSE THE PROGRAM IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO WARRANTY FOR THE PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE PROGRAM "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS WITH YOU. SHOULD THE PROGRAM PROVE DEFECTIVE, YOU ASSUME THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING, REPAIR OR CORRECTION.
323
Bijlage
IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN WRITING WILL ANY COPYRIGHT HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO MAY MODIFY AND/OR REDISTRIBUTE THE PROGRAM AS PERMITTED ABOVE, BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL, INCIDENTAL OR CONSEQUENTIAL DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR INABILITY TO USE THE PROGRAM (INCLUDING BUT NOT LIMITED TO LOSS OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES SUSTAINED BY YOU OR THIRD PARTIES OR A FAILURE OF THE PROGRAM TO OPERATE WITH ANY OTHER PROGRAMS), EVEN IF SUCH HOLDER OR OTHER PARTY HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES. 2) The 32-bit CRC compensation attack detector in deattack.c was contributed by CORE SDI S.A. under a BSD-style license. Cryptographic attack detector for ssh - source code Copyright (c) 1998 CORE SDI S.A., Buenos Aires, Argentina. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that this copyright notice is retained. THIS SOFTWARE IS PROVIDED ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL CORE SDI S.A. BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY OR CONSEQUENTIAL DAMAGES RESULTING FROM THE USE OR MISUSE OF THIS SOFTWARE. Ariel Futoransky
9 3) One component of the ssh source code is under a 3-clause BSD license, held by the University of California, since we pulled these parts from original Berkeley code. Copyright (c) 1983, 1990, 1992, 1993, 1995 The Regents of the University of California. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer.
324
Informatie over geïnstalleerde Software
2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 4) Remaining components of the software are provided under a standard 2-term BSD licence with the following names as copyright holders: Markus Friedl Theo de Raadt Niels Provos Dug Song Kevin Steves Daniel Kouril Wesley Griffin Per Allansson Jason Downs Solar Designer Todd C. Miller Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
9
325
Bijlage
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE AUTHOR ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE AUTHOR BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 5) Portable OpenSSH contains the following additional licenses: c) Compatibility code (openbsd-compat) Apart from the previously mentioned licenses, various pieces of code in the openbsd-compat/ subdirectory are licensed as follows: Some code is licensed under a 3-term BSD license, to the following copyright holders: Todd C. Miller Theo de Raadt Damien Miller Eric P. Allman The Regents of the University of California
9
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission.
326
Informatie over geïnstalleerde Software
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
Open LDAP The OpenLDAP Public License Version 2.8, 17 August 2003 Redistribution and use of this software and associated documentation ("Software"), with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions in source form must retain copyright statements and notices, 2. Redistributions in binary form must reproduce applicable copyright statements and notices, this list of conditions, and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution, and
9
3. Redistributions must contain a verbatim copy of this document. The OpenLDAP Foundation may revise this license from time to time. Each revision is distinguished by a version number. You may use this Software under terms of this license revision or under the terms of any subsequent revision of the license.
327
Bijlage
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OPENLDAP FOUNDATION AND ITS CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OPENLDAP FOUNDATION, ITS CONTRIBUTORS, OR THE AUTHOR(S) OR OWNER(S) OF THE SOFTWARE BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. The names of the authors and copyright holders must not be used in advertising or otherwise to promote the sale, use or other dealing in this Software without specific, written prior permission. Title to copyright in this Software shall at all times remain with copyright holders. OpenLDAP is a registered trademark of the OpenLDAP Foundation. Copyright 1999-2003 The OpenLDAP Foundation, Redwood City, California, USA. All Rights Reserved. Permission to copy and distribute verbatim copies of this document is granted.
9
328
INDEX 1-zijdig → 2-zijdig auto-marge: BtotB, 115 1-zijdig → 2-zijdig auto-marge: OtotB, 115 2-zijdig afdrukken, 144 4-Kleuren grafische modus, 206
A Aanpassen: Documentserveropslagtoets, 109 Aanpassen: toets kopieerfunctie, 108 Aansluiten op de Ethernet-interface, 8 Aansluiten op de IEEE 1284-interface, 11 Aansluiten op de IEEE 1394-interface, 10 Aansluiten op de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface, 12 Aansluiten op de interface, 7 Aansluiten op de USB-interface, 9 Aantal scanneroproepen verzendt opnieuw, 88 Aant. cijfers voor bestanden met één pagina, 222 Aanvankelijke set-up van een bijzondere afzender programmeren, 184 Achtergrond ADS (Kleur), 133 Achtergrondnummering, 120 Achtergrondverlichting van ADS (Alle kleuren), 220 A.C.S.-gevoeligheid, 133 A.C.S.-gevoeligheidsniveau, 219 A.C.S.-prioriteit, 133 Activeer Batch, 130 Adresboek: Groep programmeren/ wijzigen/wissen, 90 Adresboek: Titel bewerken, 92 Adresboek: Titel omschakelen, 93 Adresboek: Volgorde wijzigen, 90 Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst, 92 Adresboekbeheer, 89 Afdrukken& Scannerlogboek wissen, 218 Afdrukprioriteit, 60 Afdrukstand, 213 Afdruk zonder marges, 211 Algemene eigenschappen / Faxeigenschappen, 135 Algemene eigenschappen / Kopieerapparaat / Documentservereigenschappen, 105
Algemene instellingen / Scannereigenschappen, 217 Algemene instellingen / Systeeminstellingen, 59 Alle logboeken verwijderen, 97 Alle opgeslagen afdruktaken verwijderen, 206 Alle tijdelijke afdruktaken verwijderen, 206 AOF (altijd Aan), 96 Apparaat IPv6 adres, 72 Apparaatnaam, 75 Aut. best.verw. in Documentserver, 95 Automatisch doorgaan, 207 Automatische densiteitprioriteit, 105 Automatische kleurkalibratie, 299 Automatische ladewissel, 107 Automatische reset timer kopieermachine/Document Server, 70 Automatische timer Uit, 69
B Bedieningspaneel, 2 Beheer beheerdersverificatie, 95 Beheerdereigenschappen / Systeeminstellingen, 89 Beheerder programmeren/wijzigen, 95 Beheer gebruikersverificatie, 94 Bestandsdoorzending Fax RX, 82 Bestandsoverdracht / Systeeminstellingen, 82 Bestemmingslijst van bezorgingsserver bijwerken, 217 Beveiligingsmethode, 79 Bewerken / Kopieerapparaat / Documentserver, 114 Bezorgingsinstellingen SMTP RXbestand, 143 Bezorgingsoptie, 82 Bidirectionele communicatie, 76 Bidirectionele SCSI-afdruk, 78 Bijzondere afzender die anders moeten worden behandeld, 174 Bijzondere afzender programmeren/ wijzigen, 179 Blanco pagina afdrukken, 209 Boxinstelling, 137 Boxinstelling: lijst afdrukken, 137 Boxinstellingen, 188 Briefpapierinstelling, 131, 210
329
C Capture IP-adres van de server, 82 Centreerteken, 144 Communicatiemodus, 79 Communicatie paginateller, 136 Compressie (grijs/kleur/alle kleuren), 221 Compressie (Zwart-wit), 221 Configuratiepagina, 203 Controleer de draadloze LANverbinding, 14 Courier-lettertype, 214
D
330
Datum instellen, 70 Datumstempel, 125 DDNS-configuratie, 73 DDNS-configuration (IEEE 1394), 77 De boxlijst afdrukken, 201 De configuratiepagina afdrukken, 204 De configuratiepagina interpreteren, 204 De doorzendfunctie verlaten, 165 De gebruikersnaam en het wachtwoord invoeren, 101 De gebruikersparameters wijzigen, 173 De geregistreerde SMB-mapbestemming wijzigen, 267 De LDAP-server programmeren, 99 Densiteit (achtergrondnummering), 120 De taal van het display wijzigen, 300 De telefoonlijn aansluiten, 57 De teller afdrukken voor elke gebruiker, 241 De teller op nul zetten, 243 De teller voor alle gebruikers afdrukken, 242 De teller weergeven voor elke gebruiker, 240 De verbinding testen, 101 De zoekbasis invoeren, 99 Direct kiezen tijd, 137 Displayprioriteit bestemmingslijst 1, 218 Displayprioriteit bestemmingslijst 2, 218 Display timer, 69 DNS-configuratie, 73 Document Server, 134 Domeinnaam, 73 Domeinnaam (IEEE 1394), 78 Doorzendboxen programmeren/ wijzigen, 196 Doorzendboxen verwijderen, 200 Doorzenden, 142, 162, 177 Doorzendteken, 165 Draadloos LAN-signaal, 80
E Een beveiligingscode voor een enkele gebruiker registreren, 292 Een beveiligingscode voor een groep gebruikers registreren, 294 Een bijzondere afzender verwijderen, 187 Een eindontvanger programmeren, 163 Een e-mailbestemming registreren, 258 Een e-mailbestemming verwijderen, 261 Een e-mailbestemming wijzigen, 260 Een faxbestemming als een afzender gebruiken, 249 Een faxbestemming vastleggen, 247 Een faxbestemming verwijderen, 252 Een faxbestemming wijzigen, 248 Een FTP-mapbestemming registreren, 270 Een FTP-mapbestemming verwijderen, 275 Een FTP-mapbestemming wijzigen, 273 Een gebruikerscode registreren, 236 Een gebruikerscode verwijderen, 239 Een gebruikerscode wijzigen, 237 Een geregistreerde naam verwijderen, 234 Een geregistreerde naam wijzigen, 233 Een groep in een andere groep verwijderen, 288 Een groep registreren, 282 Een Groepsnaam wijzigen, 290 Een groep verwijderen, 291 Een identificatienaam invoeren, 99 Een naam verwijderen uit een groep, 287 Een NCP-mapbestemming registreren, 276 Een NCP-mapbestemming verwijderen, 280 Een poortnummer invoeren, 100 Een scanformaat verwijderen, 157 Een servernaam invoeren, 99 Een SMB-mapbestemming registreren, 264 Effectief protocol, 73 E-mailaccount faxen, 88 E-mailadres beheerder, 85 E-mailbericht programmeren/wijzigen/ wissen, 87 E-mailbestemming, 258 E-mail communicatiepoort, 86 E-mailopslag in server, 86 Ethernet-snelheid, 74
F Fabrieksinstellingen herstellen, 80 Factor voor marge creëren, 113 Faxbestemming, 245, 247 Faxeigenschappen / Algemene eigenschappen, 135 Faxeigenschappen / Ontvangstinstellingen, 142 Faxeigenschappen / Oorspronkelijke instellingen, 148 Faxeigenschappen / Scaninstellingen, 138 Faxeigenschappen / Verzendinstellingen, 139 Faxinformatie programmeren, 150 Faxinformatie registreren, 158, 159 Faxinformatie verwijderen, 161 Faxnummer wijzigen, 249 Firmware versie, 96 Formaat (achtergrondnummering), 120 Formaat (datumstempel), 125 Formaat (paginanummering), 127 Foutenlogboek, 203 Foutenlogboek afdrukken, 207 Functieprioriteit, 60 Functie reset timer, 61
G Gateway programmeren/wijzigen/ verwijderen, 151 Geautoriseerde ontvangst, 176 Gebr.stempel, 123 Gebruikerscode, 235 Gebruikersinstellingen openen (systeeminstellingen), 3 Gebruikersnamen en bestemmingsnamen registreren, 231 Gebruikerstekst programmeren/ wijzigen/verwijderen, 59 Gegevensbeveiliging voor kopiëren, 97 Gegevensindeling, 215 Geheugenbeveiliging, 178 Geheugengebruik, 208 Geheugeninstelling automatisch wissen, 97 Geheugenoverloop, 207 Geheugenslot-ID registreren, 149 Geheugen vol automatisch scannen herstarten, 130 Geluidsignaal: origineel aanwezig, 107 Geluidsniveau aanpassen, 136 Geluid Touch Screen, 60 Ger. sort.: Autom. papier doorgaan, 130 Geruit merkteken, 144
H H.323 inschakelen, 150 H.323-instellingen, 150 Handinvoer instellingsprioriteit, 211 Hele geheugen wissen, 97 Het aantal afdrukken wissen, 243 Het telefoonlijntype selecteren, 57 Hex Dump, 204 Hoge compressie PDF-niveau, 221 Hostinterface / Printereigenschappen, 212 Hostnaam, 75 Hostnaam (IEEE 1394), 77
I IEEE 1394, 77 IEEE 802.11b, 15, 79 Indeling (datumstempel), 125 Informatie, 301 Informatieboxen programmeren/ wijzigen, 193 Informatieboxen verwijderen, 195 Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver, 42 Instellingen die nodig zijn voor gebruik van de documentserver / Ethernet, 42 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 36 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 37 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de netwerk-TWAINscanner / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 41 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax, 16 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van de Printer/LAN-fax/ Ethernet, 16 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Documentserver / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 43 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Documentserver / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 44 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van e-mailfunctie / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 27
331
Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van e-mailfunctie / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 29 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van functie Scan to Folder / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 32 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van functie Scan to Folder / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 33 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Internetfaxfax / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 22 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Internetfax / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 24 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van netwerk-TWAIN-scanner / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 40 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Printer/LAN-fax / IEEE 1394 (IPv4 boven 1394), 18 Instellingen die nodig zijn voor het gebruik van Printer/LAN-fax / IEEE 802.11b (draadloos LAN), 19 Instellingen ontvangstbestanden, 142, 154 Instellingen voor Document Server, 134 Instellingen voor uitvoerlade, 63 Interface-instellingen / Systeeminstellingen, 72 Internet faxinstellingen , 149 Intervaltijd opn.verz. scanner, 88 Invoeraccent, 76 Invoer/Uitvoer / Kopieerapparaat / Documentserver, 130 Inv./Uitv. buffer, 212 Inv./Uitv. Interval, 212 IPv4-adres apparaat, 72 IPv4-adres (IEEE 1394), 77 IPv4 Gateway-adres, 72 IPv4 over 1394, 78 IPv6 Gateway-adres, 72 IPv6 Staatloze automatische adresconfiguratie, 73
332
K Kanaal, 79 Kleurafbeelding aanpassen / Kopieerapparaat / Documentserver, 133 Kleurgevoeligheid, 133 Kleurinstelling, 215, 216 Kleurprofiel, 215, 216 Kleurregistratie, 299 Kopieerapparaat / Documentserver / Bewerken, 114 Kopieerapparaat / Documentservereigenschappen / Algemene eigenschappen, 105 Kopieerapparaat / Documentservereigenschappen / Reproductiefactor, 110 Kopieerapparaat / Documentserver / Invoer/Uitvoer, 130 Kopieerapparaat / Documentserver / Kleurafbeelding aanpassen, 133 Kopieerapparaat / Documentserver / Stempelen, 120 Kopieerrichting in duplexmodus, 107 Kopieervolgorde in combimodus, 116 Kopiëren op tussenblad in combinatie, 117
L Lade papierformaat: lade 2-4, 65 Lade wisselen, 211 LDAP-server programmeren/wijzigen/ verwijderen, 96, 98 LDAP-verificatie, 297 LDAP-verificatie registreren, 295, 297 LDAP zoeken, 96 Lettertypebreedte, 213 Lettertypebron, 213 Lettertype (datumstempel), 125 Lettertypenummer, 213 Lettertype (paginanummering), 127 Lijst afdrukken, 81 Lijst- / proefafdruk beveiligd, 206 Logboekinstelling verzenden, 97
M Mapbestemming, 263 Mappen registreren, 263 Map verzendresultaatrapport, 146 Marge achterkant: Bovenkant/ Onderkant, 115 Marge achterzijde: Links/Rechts, 114 Marge lettertype: Links/Rechts, 114 Marge voorkant: Bovenkant/ Onderkant, 114 Max. e-mailformaat, 139, 221 Max. kopieerhoeveelheid, 107 Max. Ontvangst e-mailformaat, 86 Meerdere lijsten, 203 Melding Opwarmen, 60 Menulijst, 203 Middenbreedte wissen, 116
N Naam afzender autom. specificeren, 88 Namen in een groep registreren, 284 Namen registreren, 231 Namen weergeven die in een groep zijn geregistreerd, 286 NCP-bezorgingsprotocol, 74 Netwerk, 72 Netwerkinstellingen, 16 Nietpositie selecteren, 131 Niveau netwerkbeveiliging, 97 NW-frametype, 74
O Omschakelen naar ontvangstmodus, 142 Onderhoud, 299 Onderhoud / Printereigenschappen, 206 Ontvangstbestand afdrukhoeveelheid, 145, 176 Ontvangstinstellingen / Faxeigenschappen, 142 Ontvangstinterval e-mail, 86 Ontvangst met geheugenslot, 147 Ontvangstprotocol, 85 Ontvangstrapport e-mail, 155 Ontvangsttijd afdrukken, 145 Oorspronkelijke afdruktakenlijst, 208 Oorspronkelijke instellingen / Faxeigenschappen, 148 Opgeslagen afdruktaken automatisch verwijderen, 208 Opgeslagen e-mailbestand methode, 223
Opgeslagen ontvangstbestand gebruikersinstelling, 143 Opleggen (datumstempel), 126 Opleggen (paginanummering), 129 Origineelrichting in duplexmodus, 106 Origineelschaduw wissen in combimodus, 115 Origineeltype-display, 106 Over adresboek, 225
P Paginanummering, 127 Paginanummering in Combineren (paginanummering), 128 Papierdisplay, 106 Papierformaat, 209 Papierformaat: handinvoerlade, 66 Papierformaat handinvoer printer, 65 Papierlade, 145, 178 Papierlade-instellingen / Systeeminstellingen, 64 Papierlade prioriteit: fax, 64 Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat, 64 Papierlade prioriteit: printer, 64 Papiersoort: lade 1-4, 66 Parallelle communicatiesnelheid, 76 Parallelle interface, 76 Parallelle Timing, 76 Parameterinstell., 166 Parameterinstelling, 148 Parameterinstelling: lijst afdrukken, 148 PCL-config./Lettertypepagina, 203 PCL-menu / Printereigenschappen, 213 PDF-config./Lettertypepagina, 204 PDF-groepswachtwoord, 216 PDF-menu / Printereigenschappen, 216 PDF-wachtwoord wijzigen, 216 Persoonlijke boxen programmeren/ wijzigen, 188 Persoonlijke boxen verwijderen, 191 Ping-opdracht, 75 POP3 / IMAP4-instellingen, 85 POP voor SMTP, 84 Printereigenschappen / Hostinterface, 212 Printereigenschappen / Onderhoud, 206 Printereigenschappen / PCL-menu, 213 Printereigenschappen / PDF-menu, 216 Printereigenschappen / PS-menu, 215 Printereigenschappen / Systeem, 207 Printereigenschappen / Testafdruk, 203
333
Printertaal, 209 Prioriteit origineel fototype, 106 Prioriteit origineeltype, 105 Programma gesloten netwerkcode, 148 Programmeer/Wijzig/Verwijder Standaardbericht, 140 PS-config./Lettertypepagina, 204 PS-menu / Printereigenschappen, 215
R Randbreedte wissen, 115 R/E-factorprioriteit, 112 Regels per pagina, 213 Reproductiefactor, 111 Reproductiefactor / Kopieerapparaat / Documentservereigenschappen, 110 Reservebestand TX-instelling, 141 Reservekopie / Adresboek herstellen, 93 Resolutie, 214, 215, 216 Richting: Boekje, Tijdschrift, 116
S
334
SADF automatische resettijd, 130 Scanformaat programmeren/wijzigen/ wissen, 138, 156 Scaninstellingen / Faxeigenschappen, 138 Scaninstellingen / Scannereigenschappen, 219 Scanlogboek afdrukken, 218 Scanlogboek verwijderen, 218 Scannereigenschappen / Algemene instellingen, 217 Scannereigenschappen / Scaninstellingen, 219 Scannereigenschappen / Verzendinstellingen, 221 Scheidingslijn in combimodus, 119 Scheidingslijn van afbeeldingherhaling, 117 Scheidingslijn van dubbele kopie, 118 SCSI-afdruk (SBP-2), 78 Selecteer perforatietype, 131 Setup draadloos LAN, 13 Setup IEEE 802.11b, 13 Signaalcontrole, 76 SIP inschakelen, 150 SIP-instellingen, 151 SMB-computernaam, 74 SMB gebruiken om verbinding te maken, 263 SMB-werkgroep, 74 SMTP-server, 83 SMTP-verificatie, 83, 295
SMTP-verificatie registratie, 295 Snelbedieningstoets (1-3), 135 Snelkoppeling R/E, 110 SNMPv3-communicatie toestaan, 75 Speciale afzender programmeren, 142 Specificaties, 305 Specificaties voor de hoofdeenheid, 305 Specificeer lade voor regels, 145 SSID-instelling, 79 SSL-communicatie starten, 100 SSL- / TLS-communicatie toestaan, 75 Standaardprintertaal, 211 Stand Gebr./Wachtwoord (Verzenden), 86 Status signaalselectie, 76 Stempelen / Kopieerapparaat / Documentserver, 120 Stempelformaat (paginanummering), 127 Stempelindeling:1-4 (Gebruikersstempel), 124 Stempelindeling (vooraf ingestelde stempel), 122 Stempelinstelling (datumstempel), 126 Stempelkleur:1-4 (Gebruikersstempel), 125 Stempelkleur (achtergrondnummering), 120 Stempelkleur (datumstempel), 126 Stempelkleur (vooraf ingestelde stempel), 123 Stempelpositie achterzijde duplexkopie (paginanummering), 127 Stempelpositie op tussenblad (paginanummering), 128 Stempelpositie (paginanummering), 128 Stempel Programmeren/Verwijderen (Gebruikersstempel), 123 Stempeltaal (vooraf ingestelde stempel), 121 Sub papierformaat, 209 Symbolenset, 214 Systeeminstellingen / Algemene eigenschappen, 59 Systeeminstellingen / Beheerdereigenschappen, 89 Systeeminstellingen / Bestandsoverdracht, 82 Systeeminstellingen / Papierladeinstellingen, 64 Systeeminstellingen / Timerinstellingen, 69 Systeem / Printereigenschappen, 207 Systeemstatus/Taaklijst tijdsweergave, 62
T Taakscheiding, 207 Taal E-mailinformatie, 222 Tekengrootte, 213 Teller, 303 Tellertoets beheer, 95 Teller Weergeven/Afdrukken, 93 Testafdruk / Printereigenschappen, 203 Tijdelijke afdruktaken automatisch verwijderen, 207 Tijd instellen, 71 Timer automatisch afmelden, 71 Timer automatische faxreset, 70 Timer automatische printerreset, 70 Timer automatische scannerreset, 70 Timer automatische systeemreset, 69 Timer energiespaarstand, 69 Timerinstellingen / Systeeminstellingen, 69 Titel van snelkiestabel omschakelen, 136, 217 Toetsherhaling, 62 Toon taakeinde, 107 Transmissiesnelheid, 80 Tussenbladlade, 68 TWAIN-standby-tijd, 217 Type LAN, 75
U Uitgebreide beveiligingsfunctie, 95 Uitvoer: Documentserver, 62 Uitvoer: Fax, 62 Uitvoer: kopieerapparaat, 61 Uitvoer: Printer, 62
V Van CR naar LF, 214 Verbeterd verificatiebeheer, 94 Verdelen & Verzenden e-mail, 222 Vereenvoudigd scherm: Finishingsoorten, 132 Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder / Ethernet te gebruiken, 31 Vereiste instellingen om de functie Scan to Folder te gebruiken, 31
Vereiste instellingen voor het gebruik van de e-mailfunctie / Ethernet, 26 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner, 34 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerkbezorgingsscanner / Ethernet, 34 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner, 38 Vereiste instellingen voor het gebruik van de netwerk-TWAIN-scanner / Ethernet, 38 Vereiste instellingen voor het gebruik van internetfax, 20 Vereiste instellingen voor het gebruik van Internetfax / Ethernet, 20 Vergroot A4-breedte, 214 Verificatie-informatie, 235, 295 Verificatie instellen, 100 Verw. alle best. in Documentserver, 95 Verzendinstellingen / Faxeigenschappen, 139 Verzendinstellingen / Scannereigenschappen, 221 Vooraf ingestelde stempel, 121 Voorbladkopie in combimodus, 116 Voorbladlade, 67 Voorzieningen gebruiken om netwerkinstellingen te maken, 45
W Wachttijd gereserveerde taak, 209 Wachttijd voor volgend(e) origine(e)l(en): SADF, 220 Wachttijd voor volgend orig.: glasplaat, 219 Weergave kopie-aantal, 60 Weergeven/Wissen/Afdrukken teller per gebruiker, 94 WINS-configuratie, 73 WINS-configuration (IEEE 1394), 78
Z Zoek bestemming, 136, 217 Zoekopties instellen, 102 Zoekvoorwaarden instellen, 102
335
336
DU
NL
B230-7861
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC en diens aanvullende richtlijnen en de Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC en diens aanvullende richtlijnen.” Conform IEC 60417 gebruikt dit toestel de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. b betekent STROOM UIT. c betekent STAND-BY. Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Acrobat® is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation. Alle andere productnamen die worden vermeld, worden slechts gebruikt om het product te identificeren en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende bedrijven. Wij maken geen enkele aanspraak op de rechten van de betreffende merken. De juiste benamingen voor besturingsprogramma’s van Windows zijn als volgt: •
De productnaam voor Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95
•
De productnaam voor Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98
•
De productnaam voor Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me)
•
De productnamen voor Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Professional
•
De productnamen voor Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition
•
De productnamen voor Windows Server™ 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows Server™ 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server™ 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server™ 2003 Web Edition
•
De productnamen voor Windows® NT zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0
Copyright © 2006
Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
B230-7861
NL
DU