Gebruiksaanwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Het apparaat aansluiten
2
Systeeminstellingen
3
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
4
Faxeigenschappen
5
Printereigenschappen
6
Scannereigenschappen
7
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
8
Overige Gebruikersinstellingen
9
Appendix
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd ze bij de hand voor eventueel toekomstig gebruik. Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat eerst de veiligheidsvoorschriften in "Over dit apparaat".
Inleiding Deze handleiding bevat uitgebreide aanwijzingen voor en aantekeningen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor een veilig en correct gebruik, deze handleiding zorgvuldig door voordat u met het apparaat gaat werken. Bewaar de handleiding in de buurt zodat u deze snel kunt raadplegen. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. In geen enkele omstandigheid kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale of toevallige schade of gevolgschade voortvloeiend uit het hanteren of de bediening van het apparaat. Opmerkingen: Sommige afbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins verschillen van het apparaat. Bepaalde opties zijn in enkele landen niet verkrijgbaar. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier. Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt, kunnen bepaalde eenheden optioneel zijn. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier. Voorzichtig: Het gebruik van de bedieningen of aanpassingen of uitvoeringen van procedures anders dan gespecificeerd in deze handleiding kan leiden tot een gevaarlijke blootstelling aan straling. Opmerkingen: De modelnamen van de apparaten staan niet vermeld op de volgende pagina’s. Controleer het type van uw apparaat voordat u deze handleiding leest. •
Type 1: 60 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
•
Type 2: 70 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
•
Type 3: 80 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
Bepaalde typen zijn in enkele landen niet verkrijgbaar. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier. Er worden in deze handleidingen twee manieren gebruikt om afmetingen aan te geven. Kijk voor dit apparaat naar de metrische versie.
Handleidingen voor dit apparaat Raadpleeg de handleidingen die betrekking hebben op datgene waarvoor u het apparaat wilt gebruiken. Belangrijk ❒ De media verschillen per handleiding. ❒ De afgedrukte en elektronische versies van een handleiding hebben dezelfde inhoud. ❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader moet zijn geïnstalleerd om de handleidingen als PDF-bestand te bekijken. ❒ Afhankelijk van het land waarin u zich bevindt, kunnen er ook HTML-handleidingen zijn. Om deze handleidingen te kunnen bekijken dient er een webbrowser geïnstalleerd te zijn.
❖ Over dit apparaat Lees voor het gebruik van het apparaat eerst de veiligheidsvoorschriften. Deze handleiding geeft een inleiding over de functies van dit apparaat. Ze geeft ook meer uitleg over het bedieningspaneel, de voorbereidingsprocedures om het apparaat te gebruiken, het invoeren van tekst en de installatie van de meegeleverde cd-roms. ❖ Problemen oplossen Geeft richtlijnen om de meest voorkomende problemen op te lossen en bevat uitleg over het vervangen van papier, toner en andere verbruiksartikelen. ❖ Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server Bevat uitleg over de functies en werking van het kopieerapparaat en de Document Server. In deze handleiding vindt u tevens de uitleg voor het plaatsen van originelen. ❖ Faxhandleiding Bevat uitleg over de functies en werking van de fax. ❖ Printerhandleiding Bevat uitleg over de functies en werking van de printer. ❖ Scannerhandleiding Bevat uitleg over de functies en werking van de scanner. ❖ Netwerkhandleiding Bevat uitleg over de configuratie en het gebruik van het apparaat in een netwerkomgeving en het gebruik van de meegeleverde software. Deze handleiding is bedoeld voor alle modellen en bevat beschrijvingen van functies en instellingen die op dit apparaat misschien niet beschikbaar zijn. Afbeeldingen, illustraties en informatie over ondersteunde besturingssystemen kunnen ook enigszins afwijken van die van dit apparaat.
i
❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Geeft uitleg over de gebruikersinstellingen en adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. In deze handleiding vindt u tevens de uitleg voor het aansluiten van het apparaat. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van het apparaat. Het legt de beveiligingsfuncties uit die u kunt gebruiken om niet-geautoriseerd gebruik van het apparaat, knoeien met gegevens of het lekken van informatie te voorkomen. Voor een geavanceerde beveiliging raden wij u aan om eerst de volgende instellingen in te stellen: • Installeer het apparaatcertificaat. • Schakel de SSL (Secure Sockets Layer) codering in. • Verander de naam en het wachtwoord van de beheerder d.m.v. Web Image Monitor. Voor meer informatie zie de Veiligheidsinformatie. Lees deze handleiding bij het instellen van de geavanceerde beveiligingsfuncties of de gebruiker- en beheerderverificatie. ❖ PostScript 3 Supplement Legt uit hoe PostScript 3 in te stellen en te gebruiken. ❖ UNIX Supplement Ga voor het “UNIX Supplement“, naar onze website of raadpleeg een geautoriseerde dealer. ❖ Andere handleidingen • Handleidingen voor DeskTopBinder Lite • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding • DeskTopBinder Introductiehandleiding • Handleiding Auto Document Link Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen horen bij een bepaald type apparaat.
❒ "PostScript3 Supplement" en "UNIX Supplement" bevatten beschrijvingen van functies en instellingen die op dit apparaat misschien niet beschikbaar zijn. ❒ Naar de volgende software producten wordt verwezen met algemene namen: Productnaam:
Algemene naam
DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional *1 ScanRouter EX Professional EX Enterprise *1 *1
ii
Optioneel
*1
en ScanRouter
DeskTopBinder De leveringssoftware van ScanRouter.
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Gebruik van deze handleiding ..............................................................................1 Symbolen ...................................................................................................................1 Display ....................................................................................................................2 Toegang verkrijgen tot gebruikerstools ..............................................................3 Standaardinstellingen wijzigen...................................................................................3 Gebruikersinstellingen afsluiten .................................................................................4 Menu bescherming.....................................................................................................4
1. Het apparaat aansluiten Verbinden met de interfaces.................................................................................5 Verbinden met de ethernetinterface...........................................................................6 Verbinden met de USB-interface ...............................................................................7 Verbinden met de IEEE 1284-interface......................................................................8 Verbinden met de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface .....................................9 Netwerkinstellingen .............................................................................................13 Instellingen vereist om de printer / LAN-fax te gebruiken ........................................13 Instellingen die nodig zijn om Internetfax te gebruiken ............................................16 Instellingen vereist om de e-mailfunctie te gebruiken ..............................................19 Instellingen vereist om de functie Scan naar map te gebruiken...............................22 Instellingen vereist om de netwerkbezorgingsscanner te gebruiken........................24 Instellingen vereist om de TWAIN-netwerkscanner te gebruiken ............................26 Instellingen vereist om Document Server te gebruiken............................................28 Hulpfuncties gebruiken om netwerkinstellingen op te geven ...................................30 Het aansluiten van het apparaat op een telefoonlijn en telefoon....................38 Het aansluiten van de telefoonlijn ............................................................................38 Het selecteren van het lijntype .................................................................................38
2. Systeeminstellingen Algemene functies ...............................................................................................39 Instellingen voor uitvoerlade ....................................................................................42 Papierlade-instellingen........................................................................................43 Timerinstellingen .................................................................................................47 Interface-instellingen...........................................................................................50 Netwerk ....................................................................................................................50 Paral. interf...............................................................................................................53 IEEE 802.11b ...........................................................................................................53 Lijst afdrukken ..........................................................................................................55 Bestandsoverdracht ............................................................................................56 Beheerdertoepassingen ......................................................................................63 Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server ...........................................................72 De LDAP-server programmeren ..............................................................................73
iii
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten.............................................78 Algemene functies....................................................................................................78 Papierlade-instellingen.............................................................................................80 Timerinstellingen ......................................................................................................82 Beheerdertoepassingen ...........................................................................................84
3. Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server Algemene functies ...............................................................................................87 Reproductiefactor ................................................................................................93 Bewerken ..............................................................................................................95 Stempel ............................................................................................................... 100 Achtergrondnummering..........................................................................................100 Vooraf ingestelde stempel......................................................................................100 Eigen stempel ........................................................................................................102 Datumstempel ........................................................................................................103 Paginanummering ..................................................................................................104 Stempeltekst ..........................................................................................................106 Invoer/uitvoer ..................................................................................................... 107 Instellingen voor de documentserver .............................................................. 109 Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten ...................................................................................................111 Algemene functies..................................................................................................111 Reproductiefactor...................................................................................................113 Bewerken ...............................................................................................................113 Stempel ..................................................................................................................116 Invoer/uitvoer .........................................................................................................119
4. Faxeigenschappen Algemene functies ............................................................................................. 121 Scaninstellingen ................................................................................................124 Verzendinst......................................................................................................... 125 Ontvangstinstellingen .......................................................................................128 Initiële instellingen............................................................................................. 134 Ontvangstbestand instelling.............................................................................139 Ontvangsrapport e-mail..........................................................................................140 Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat.................................................................141 Het wissen van een scanformaat ...........................................................................143 Het registreren van faxinformatie..................................................................... 144 Het registreren van faxinformatie ...........................................................................145 Het wijzigen van de faxinformatie ..........................................................................147 Het wissen van faxinformatie .................................................................................147 Doorsturen..........................................................................................................148 Het programmeren van een Eindontvanger ...........................................................149 Het beëindigen van de doorstuurfunctie ................................................................151 Doorstuurmarkering ...............................................................................................151 Parameter instellingen ......................................................................................152 Het veranderen van de Gebruikerparameters........................................................158
iv
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden .............................. 159 Geautoriseerde ontvangst......................................................................................160 Ontvangsttijd patroon afdrukkwantiteit ...................................................................161 Doorsturen .............................................................................................................161 Druk 2-zijdig af .......................................................................................................162 Geheugenslot.........................................................................................................162 Papierlade ..............................................................................................................162 Programmeren/Wijzigen Speciale zenders ............................................................163 Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)....................................................165 Ontvangstbestand afdrukkwantiteit ........................................................................165 Doorsturen .............................................................................................................166 Druk 2-zijdig af .......................................................................................................167 Geheugenslot.........................................................................................................167 Papierlade voor zender ..........................................................................................167 Het programmeren van de Initiële setup van een Speciale zender .......................168 Het wissen van een Speciale zender .....................................................................171 Kaderinstellingen............................................................................................... 172 Programmeren/ Wijzigen Persoonlijk kader ...........................................................172 Het wissen van persoonlijke kaders.......................................................................175 Programmeren/Wijzigen Informatiekaders.............................................................177 Het wissen van informatiekaders ...........................................................................179 Programmeren/Wijzigen Overdrachtskaders .........................................................181 Het wissen van Overdrachtskaders .......................................................................185 Het afdrukken van de kaderlijst..............................................................................186
5. Printereigenschappen Lijst-/proefafdruk ............................................................................................... 187 De configuratiepagina afdrukken ...........................................................................188 De configuratiepagina interpreteren.......................................................................189 Onderhoud..........................................................................................................191 Systeem .............................................................................................................. 192 Host interface ..................................................................................................... 197 PCL menu ...........................................................................................................198 PS Menu.............................................................................................................. 200 PDF Menu ...........................................................................................................201
6. Scannereigenschappen Algemene instellingen.......................................................................................203 Scaninstellingen ................................................................................................205 Verzendinst......................................................................................................... 207
v
7. Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/ scannerfuncties Adresboek ..........................................................................................................209 Namen in het Adresboek beheren .........................................................................212 Het versturen van een fax d.m.v. Snelkiezen.........................................................212 E-mail sturen via Snelkiezen..................................................................................213 Gescande bestanden direct naar een gedeelde map sturen .................................213 Onrechtmatige gebruikerstoegang van het apparaat tot een gedeelde map voorkomen ...........................................................................................................213 Gebruikers en het apparaatgebruik beheren .........................................................214 Namen registreren ............................................................................................. 215 Namen registreren .................................................................................................215 Een geregistreerde naam wijzigen.........................................................................217 Een geregistreerde naam verwijderen ...................................................................218 Verificatie-informatie ......................................................................................... 219 Een gebruikerscode registreren .............................................................................220 Een gebruikerscode wijzigen .................................................................................221 Een gebruikerscode verwijderen............................................................................223 De teller voor elke gebruiker weergeven................................................................224 De teller voor elke gebruiker afdrukken .................................................................224 De teller voor alle gebruikers afdrukken.................................................................225 Het aantal afdrukken wissen ..................................................................................226 Faxbestemming..................................................................................................228 Faxbestemming......................................................................................................230 IP-Fax bestemming ................................................................................................236 E-mailbestemming ............................................................................................. 241 Een e-mailbestemming registreren ........................................................................241 Een e-mailbestemming wijzigen.............................................................................243 Een e-mailbestemming verwijderen .......................................................................244 Mappen registreren............................................................................................ 245 SMB gebruiken om verbinding te maken ...............................................................245 FTP gebruiken om verbinding te maken ................................................................252 NCP gebruiken om verbinding te maken ...............................................................257 Namen registreren in een groep....................................................................... 263 Een groep registreren ............................................................................................263 Namen registreren in een groep ............................................................................264 Een groep bij een andere groep toevoegen...........................................................266 Namen weergeven die zijn geregistreerd in een groep..........................................267 Een naam verwijderen uit een groep .....................................................................268 Een groep verwijderen binnen een andere groep ..................................................269 Een groepsnaam wijzigen ......................................................................................270 Het wissen van een groep......................................................................................271 Een beveiligingscode registreren .................................................................... 272 Een beschermingscode registreren voor een enkele gebruiker.............................272 Een beschermingscode registreren voor een gebruiker in een groep ...................274 SMTP- en LDAP-verificatie registreren ............................................................ 275 SMTP-authentificatie..............................................................................................275 LDAP-authentificatie ..............................................................................................277
vi
8. Overige Gebruikersinstellingen De taal van het display wijzigen ....................................................................... 279 Informatie............................................................................................................280 Teller ................................................................................................................... 282 De teller voor Totaal weergegeven ........................................................................282
9. Appendix Informatie over geïnstalleerde software .......................................................... 283 expat ......................................................................................................................283 NetBSD ..................................................................................................................284 Sablotron................................................................................................................286 JPEG LIBRARY .....................................................................................................286 SASL ......................................................................................................................287 MD4........................................................................................................................288 MD5........................................................................................................................288 Samba(Ver 3.0.4)...................................................................................................289 RSA BSAFE® .........................................................................................................289 Open SSL...............................................................................................................290 Open SSH ..............................................................................................................292 Open LDAP ............................................................................................................297
INDEX....................................................................................................... 299
vii
viii
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Duidt belangrijke veiligheidsopmerkingen aan. Deze opmerkingen negeren kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Lees deze opmerkingen goed door. U vindt ze terug in het gedeelte "Veiligheidsvoorschriften" van Over dit apparaat. Duidt belangrijke veiligheidsopmerkingen aan. Deze opmerkingen negeren kan leiden tot lichte verwondingen, materiële schade of beschadiging van het apparaat. Lees deze opmerkingen goed door. U vindt ze terug in het gedeelte "Veiligheidsvoorschriften" van Over dit apparaat. Duidt aandachtspunten aan waarmee u rekening dient te houden tijdens het gebruik van de machine en uitleg over de meest waarschijnlijke oorzaken van vastgelopen papier, beschadigde originelen of verloren gegevens. Lees deze uitleg goed door. Duidt bijkomende uitleg aan over de functies van het apparaat en instructies over het oplossen van gebruikersfouten. Dit symbool bevindt zich op het einde van een gedeelte. Het duidt aan waar u bijkomende relevante informatie kunt vinden. [ ] Duidt de namen aan van toetsen die op het display van het apparaat worden weergegeven. { } Duidt de namen aan van toetsen die op het bedieningspaneel van het apparaat worden weergegeven.
1
Display Op het display worden de status van het apparaat, foutberichten en functiemenu’s weergegeven. De weergegeven functie-items dienen als keuzetoetsen. U kunt deze items kiezen of selecteren door kort op uw keuze te drukken. Wanneer u een onderdeel op het display selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die er als volgt uitzien , kunnen niet worden gebruikt. Belangrijk ❒ Een schok of stoot van meer dan 30 N (ca. 3 kgf) beschadigt het display. Om het volgende scherm weer te geven, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om het menu Gebruikersinstellingen weer te geven en vervolgens drukt u op [Systeeminstellingen]. Met het menuscherm Systeeminstellingen als voorbeeld, vindt u in dit gedeelte een beschrijving over het gebruik van het bedieningspaneel van het apparaat.
NL BEY001S
1. De menutabbladen voor verschillende instellingen worden weergegeven. Om de instelling die u wilt opgeven of wijzigen weer te geven, drukt u op het betreffende menutabblad.
2. Een lijst met instellingen verschijnt. Om de instelling die u wilt opgeven of wijzigen weer te geven, drukt u op de betreffende invoer in de lijst. 3. Druk hierop om het menu Gebruikersinstellingen te sluiten.
2
Toegang verkrijgen tot gebruikerstools In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u naar het Gebruikerstoolsmenu gaat. Met Gebruikersinstellingen kunt u standaardinstellingen wijzigen of opgeven. Opmerking ❒ Bewerkingen voor de systeeminstellingen zijn anders dan gewone bewerkingen. Nadat u klaar bent, moet u altijd Gebruikersinstellingen sluiten. ❒ Elke wijziging die u aanbrengt met Gebruikersinstellingen blijft effectief, zelfs als de hoofdschakelaar of de bedrijfsschakelaar wordt uitgeschakeld of als u op de toets {Energiespaarstand} of {Instellingen verwijderen} drukt. Verwijzing Pag.4 “Gebruikersinstellingen afsluiten”
Standaardinstellingen wijzigen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de instellingen van Gebruikersinstellingen kunt wijzigen. Belangrijk ❒ Als beheerdersverificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL BEY008S
B Selecteer het menu. Om de systeeminstellingen te wijzigen, drukt u op [Systeeminstellingen]. Om de eigenschappen van het kopieerapparaat/de Document Server te wijzigen, drukt u op [Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen]. Om de faxeigenschappen te wijzigen, drukt u op [Faxeigenschappen]. Om de printereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Printereigenschappen]. Om de scannereigenschappen te wijzigen, drukt u op [Scannereigenschappen]. Om de weergavetaal te wijzigen, drukt u op [Français] of [Engels]. Om erachter te komen wie u kunt contacteren voor onderhoud en waar u verbruiksartikelen kunt bestellen, drukt u op [Informatie]. Om te teller te controleren, drukt u op [Teller].
3
C Selecteer het menutabblad. D Wijzig de instellingen door de instructies op het display te volgen en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ Als u de wijzigingen in de instellingen ongedaan wilt maken en wilt terugkeren naar het beginscherm, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.39 “Systeeminstellingen”
Pag.87 “Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server” Pag.121 “Faxeigenschappen” Pag.187 “Printereigenschappen” Pag.203 “Scannereigenschappen” Pag.279 “Overige Gebruikersinstellingen”
Gebruikersinstellingen afsluiten In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u Gebruikersinstellingen afsluit.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL BEY008S
Opmerking ❒ U kunt Gebruikersinstellingen ook afsluiten door op [Afsluiten] te drukken.
Menu bescherming Door Menu bescherming te gebruiken kunt u voorkomen dat niet-geverifieerde gebruikers hun gebruikerstools wijzigen. Menu bescherming kan voor elke van de volgende menu’s gespecificeerd worden. • Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server • Faxeigenschappen • Printereigenschappen • Scannereigenschappen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over menu beveiligen.
4
1. Het apparaat aansluiten Dit hoofdstuk beschrijft hoe u het apparaat op het netwerk aan kunt sluiten en de netwerkinstellingen kunt specificeren.
Verbinden met de interfaces Deze sectie beschrijft hoe u de interface van het apparaat kunt identificeren en het apparaat volgens de netwerkomgeving kunt aansluiten. R VOORZICHTIG: • Er moet en netwerkinterfacekabel met een ferrieten kern A netwerk gebruikt worden om RF-interferentie te onderdrukken.
NL AMC004S
1. IEEE 1284-poort (optioneel)
3. USB2.0-poort
Poort om de IEEE 1284-interfacekabel aan te sluiten
Poort om de USB2.0-interfacekabel aan te sluiten
2. 10BASE-T/100BASE-TX-poort
4. Draadloos LAN-poort (optioneel)
Poort om de 100BASE-TX- of 10BASE-Tkabel aan te sluiten Poort om de 1000BASE-T-, 100BASE-TX of 10BASE-T-kabel aan te sluiten, wanneer Gigabit Ethernet (optioneel) is geïnstalleerd
Poort om draadloos LAN te gebruiken
Opmerking ❒ U kunt slechts één van de onderstaande opties installeren: IEEE 1284-interfacekaart, IEEE 802 11b draadloos LAN
5
Het apparaat aansluiten
Verbinden met de ethernetinterface Deze sectie beschrijft hoe een 10BASE-T- of 100BASE-TX-kabel op het ethernetinterface.aan te sluiten.
1
Belangrijk ❒ Als de hoofdschakelaar "Aan" is, schakelt u hem "Uit".
A Een ferrietkern voor de ethernetkabel wordt meegeleverd met dit apparaat. De lus van de ethernetkabel moet zich op ongeveer 15 cm (5,9 inch) ( het kabeluiteinde aan de apparaatzijde bevinden.
) van
AEV047S
B Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar op het apparaat "Uit" is. C Verbind de ethernetinterfacekabel met de 10BASE-T/100BASE-TX-poort.
BEY003S
D Verbind het andere uiteinde van de ethernetkabel met een netwerkaansluiting zoals een hub.
6
Verbinden met de interfaces
E Schakel de hoofdschakelaar op het apparaat in.
1 AMM008S
A B
Indicator (groen) Blijft groen wanneer het apparaat correct is aangesloten op het netwerk. Indicator (geel) Wordt geel wanneer 100 BASE-TX wordt gebruikt. Gaat uit wanneer 10 BASE-TX wordt gebruikt. Verwijzing Over dit apparaat
Printerhandleiding
Verbinden met de USB-interface Deze sectie beschrijft hoe de USB2.0 interfacekabel op de USB2.0 poort aan te sluiten.
A Verbind de USB 2.0-interfacekabel met de USB2.0-poort.
BEY004S
B Verbind het andere uiteinde met de USB-poort op de hostcomputer.
7
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ Koop een aparte USB-kabel naargelang de personal computer in gebruik.
❒ The USB 2.0-interfacekaart wordt ondersteund door Windows 2000/XP/Vista, Windows Server 2003, Mac OS X v10.3.3 of hoger. • Voor Mac OS: Om Macintosh te gebruiken, moet het apparaat zijn uitgerust met de optionele PostScript 3-eenheid. Als USB 2.0 wordt gebruikt met Mac OS X v10.3.3 of hoger, wordt een verzendsnelheid van USB 2.0 ondersteund. ❒ Raadpleeg de Printerhandleiding voor meer informatie over de installatie van het printerstuurprogramma.
1
Verwijzing Printerhandleiding
Verbinden met de IEEE 1284-interface Deze sectie beschrijft hoe de IEEE 1284-interfacekabel met de IEEE 1284-interfacekaart te verbinden.
A Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar op het apparaat "Uit" is. Als de hoofdschakelaar "Aan" is, schakelt u hem "Uit".
B Schakel de hoofdschakelaar van de hostcomputer uit. C Verbind de IEEE 1284-interfacekabel met de IEEE 1284-poort.
AMB011S
Om de verbinding te maken, gebruikt u de omvormer (1) meegeleverd met de IEEE 1284-interfacekaart.
D Steek het andere uiteinde van de kabel in de interfaceaansluiting op de
hostcomputer. Controleer de vorm van de aansluiting op de computer. Bevestig het verbindingsstuk stevig op de computer.
E Schakel de hoofdschakelaar op het apparaat "Aan". 8
Verbinden met de interfaces
F Zet de hostcomputer aan. Wanneer u Windows 2000/XP/Vista of Windows Server 2003 gebruikt, is het mogelijk dat er een installatiescherm voor het printerstuurprogramma verschijnt wanneer u de computer inschakelt. Als dit gebeurt, klikt u op [Annuleren] op het scherm.
1
Opmerking ❒ Raadpleeg de Printerhandleiding voor meer informatie over de installatie van het printerstuurprogramma. Verwijzing Over dit apparaat
Printerhandleiding
Verbinden met de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface Deze sectie beschrijft hoe de IEEE 802.11b (draadloos LAN) interface aan te sluiten. Opmerking ❒ Controleer de instelling van IPv4-adres en subnetmasker op dit apparaat. ❒ Zie "Interface instellingen" voor de manier om IPv4-adres en subnetmasker in te stellen met het bedieningspaneel van het apparaat. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
9
Het apparaat aansluiten
Instelprocedure Deze sectie beschrijft hoe de IEEE 802.11b (draadloos LAN) interface in te stellen. Stel de IEEE 802.11b (draadloos LAN) in volgens de volgende procedure:
1
Opmerking ❒ Selecteer [802.11 Ad hoc modus] bij het verbinden van Windows XP als een draadloze LAN-client met behulp van het Windows XP standaard stuurprogramma of hulpfuncties, of wanneer u de infrastructuur-modus niet gebruikt.
❒ Zie "IEEE 802.11b" voor meer informatie over het instellen van draadloos LAN met het bedieningspaneel op het apparaat. ❒ Zie "Hulpfuncties gebruiken om netwerkinstellingen op te geven" voor meer informatie over het instellen van draadloos LAN van een andere plaats dan het bedieningspaneel op het apparaat. ❒ Zie "IEEE 802.11b" voor meer informatie over de items van de instellingen. Verwijzing Pag.53 “IEEE 802.11b”
Pag.30 “Hulpfuncties gebruiken om netwerkinstellingen op te geven”
10
Verbinden met de interfaces
De aansluiting controleren Deze sectie beschrijft hoe de IEEE 802.11b (draadloos LAN) interface te controleren. Controleer de draadloze LAN-aansluiting. Controleer of de LED van de IEEE 802.11b-interface-eenheid brandt.
1
❖ In infrastructuur-modus
1 2
ZGDH600J
1. Als [Type LAN] op het [Interface in-
2. Als het apparaat correct op het
stellingen] / [Netwerk]-scherm niet is ingesteld op [IEEE 802.11b], brandt de LED niet, zelfs als de stroom is ingeschakeld.
netwerk is aangesloten, is de LED groen in de infrastructuur-modus. Als de LED knippert, is het apparaat aan het zoeken naar apparaten.
11
Het apparaat aansluiten
❖ In adhoc-modus / 802.11 adhoc-modus
1 1 2
ZGDH600J
1. Als de IEEE 802.11b-interface-
2. Als het apparaat correct op het netwerk is aangesloten, is de LED groen in de adhoc-modus of 802.11 adhoc-modus. Als de LED knippert, is het apparaat aan het zoeken naar apparaten. De LED licht op na enkele seconden. Druk de configuratiepagina af om de instellingen te controleren.
eenheid werkt, brandt hij oranje.
Opmerking ❒ Zie "Het afdrukken van de configuratiepagina" voor meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina. Verwijzing Pag.188 “De configuratiepagina afdrukken”
Het signaal controleren Deze sectie beschrijft hoe de radiogolfstatus van het apparaat te controleren. In infrastructuur-modus kunt u de radiogolftoestand van het apparaat controleren met het bedieningspaneel. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Interface instellingen]. C Druk op [IEEE 802.11b]. D Druk op [Signaal wireless LAN]. De radiogolfstatus van het apparaat wordt weergegeven. E Na het controleren van de radiogolftoestand drukt u op [Afsluiten]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om terug te keren naar het menu Gebruikerstools / Teller / Informatie. Opmerking ❒ Om de radiogolftoestand te controleren, drukt u op [IEEE 802.11b] onder [Type LAN] op het [Netwerk]-scherm.
12
Netwerkinstellingen
Netwerkinstellingen In dit gedeelte vindt u uitleg over de netwerkinstellingen die u kunt wijzigen met Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen). Geef instellingen op naargelang de functies die u wilt gebruiken en de interface die u wilt aansluiten.
1
Belangrijk ❒ Deze instellingen moeten worden opgegeven door de systeembeheerder of in overleg met de systeembeheerder.
Instellingen vereist om de printer / LAN-fax te gebruiken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de printer of LAN-faxfunctie te gebruiken.
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de printer of LAN-Fax te gebruiken met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv6-adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
IPv6 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
NCP Bezorgingsprotocol
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
NW-frametype
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SMB Computernaam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SMB Werkgroep
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
13
Het apparaat aansluiten Koptekst
1
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Apparaatnaam
Indien vereist
Opmerking ❒ IPv6 kan alleen worden gebruikt voor de afdrukfunctie.
❒ Controleer in [Effectief protocol] of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-kaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als IEEE 802.11b (draadloos LAN) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de printer of LAN-Fax te gebruiken met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
14
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv6-adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
IPv6 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
NCP Bezorgingsprotocol
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
NW-frametype
Indien vereist
Netwerkinstellingen Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
SMB Computernaam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SMB Werkgroep
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Apparaatnaam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
1
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
15
Het apparaat aansluiten
Instellingen die nodig zijn om Internetfax te gebruiken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de Internetfaxfunctie te gebruiken.
1
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de Internetfaxfunctie te gebruiken met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Menu
16
Gebruikerstool
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Bestand doorzenden
SMTP Server
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
SMTP Verificatie
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP voor SMTP
Indien vereist
Bestand doorzenden
Ontvangstprotocol
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP3 / IMAP4 Instellingen
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailadres beheerder
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mail communicatiepoort
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
E-mail ontvangstinterval
Indien vereist
Bestand doorzenden
Max.ontvangstformaat e-mail
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailopslag in server
Indien vereist
Bestand doorzenden
Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht
Indien vereist
Bestand doorzenden
Fax E-mail Account
Noodzakelijk
Netwerkinstellingen
Opmerking ❒ Controleer voor de Effectieve protocolinstelling of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ De SMTP-server en het Fax E-mailaccount moet opgegeven zijn om de Internetfax te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer de POP vóór de SMTP ingesteld is op [Aan], stel dan ook de instellingen in voor het ontvangsprotocoll en de POP/IMAP4-instellingen. ❒ Wanneer SMTP verificatie is ingesteld op [Aan], stel dan ook de instellingen in voor het e-mailadres van de Beheerder. ❒ De e-mail communicatiepoort en het Fax e-mailaccount moeten opgegeven worden om Internetfax te kunnen ontvangen. ❒ Wanneer de POP vóór de SMPT ingesteld wordt om [Aan], controleer dan het POP3-poortnummer in de E-mail communicatiepoort.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de Internetfax met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Menu
Gebruikerstool
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
17
Het apparaat aansluiten Menu
1
Gebruikerstool
Instellingsvereisten
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
Bestand doorzenden
SMTP Server
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
SMTP Verificatie
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP voor SMTP
Indien vereist
Bestand doorzenden
Ontvangstprotocol
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP3 / IMAP4 Instellingen
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailadres beheerder
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mail communicatiepoort
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
E-mail ontvangstinterval
Indien vereist
Bestand doorzenden
Max.ontvangstformaat e-mail
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailopslag in server
Indien vereist
Bestand doorzenden
Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht
Indien vereist
Bestand doorzenden
Fax E-mail Account
Noodzakelijk
Opmerking ❒ Controleer voor de Effectieve protocolinstelling of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ De SMTP-server en het Fax E-mailaccount moet opgegeven zijn om de Internetfax te kunnen gebruiken. ❒ Wanneer de POP vóór de SMTP ingesteld is op [Aan], stel dan ook de instellingen in voor het ontvangsprotocoll en de POP/IMAP4-instellingen. ❒ Wanneer SMTP verificatie is ingesteld op [Aan], stel dan ook de instellingen in voor het e-mailadres van de Beheerder. ❒ De e-mail communicatiepoort en het Fax e-mailaccount moeten opgegeven worden om Internetfax te kunnen ontvangen. ❒ Wanneer de POP vóór de SMPT ingesteld wordt om [Aan], controleer dan het POP3-poortnummer in de E-mail communicatiepoort. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
18
Netwerkinstellingen
Instellingen vereist om de e-mailfunctie te gebruiken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om email te versturen.
1
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn voor het versturen van e-mail met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Bestand doorzenden
SMTP Server
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
SMTP Verificatie
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP voor SMTP
Indien vereist
Bestand doorzenden
Ontvangstprotocol
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP3 / IMAP4 Instellingen
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailadres beheerder
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mail communicatiepoort
Indien vereist
Bestand doorzenden
Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
19
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Bij het instellen van [POP voor SMTP] op [Aan], geeft u ook de instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen] op. ❒ Bij het instellen van [POP voor SMTP] op [Aan], controleert u het [POP3]-poortnummer in [E-mail communicatiepoort].
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn voor het versturen van e-mail met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
20
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
Netwerkinstellingen Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Bestand doorzenden
SMTP Server
Noodzakelijk
Bestand doorzenden
SMTP Verificatie
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP voor SMTP
Indien vereist
Bestand doorzenden
Ontvangstprotocol
Indien vereist
Bestand doorzenden
POP3 / IMAP4 Instellingen
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mailadres beheerder
Indien vereist
Bestand doorzenden
E-mail communicatiepoort
Indien vereist
Bestand doorzenden
Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
1
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Bij het instellen van [POP voor SMTP] op [Aan], geeft u ook de instelling voor [Ontvangstprotocol] en [POP3 / IMAP4 Instellingen] op. ❒ Bij het instellen van [POP voor SMTP] op [Aan], controleert u het [POP3]-poortnummer in [E-mail communicatiepoort]. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
21
Het apparaat aansluiten
Instellingen vereist om de functie Scan naar map te gebruiken In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om bestanden te versturen.
1
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn voor het versturen van bestanden met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingenNetwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
22
Netwerkinstellingen
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn voor het versturen van bestanden met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
1
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief]. ❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
23
Het apparaat aansluiten
Instellingen vereist om de netwerkbezorgingsscanner te gebruiken
1
Deze sectie toont de vereiste instellingen voor het leveren van gegevens aan het netwerk.
Ethernet Deze sectie toont de vereiste instellingen voor het leveren van gegevens aan het netwerk.met een Ethernet-verbinding. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Bestand doorzenden
Bezorgingsoptie
Indien vereist
Bestand doorzenden
Bestandsdoorzending Fax RX
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief]. ❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleert u of het IPv4-adres is ingesteld.
24
Netwerkinstellingen
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
1
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn voor het versturen van gegevens naar het netwerk met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
Bestand doorzenden
Bezorgingsoptie
Indien vereist
Bestand doorzenden
Bestandsdoorzending Fax RX
Indien vereist
Bestand doorzenden
Intervaltijd Scanner opnieuw zenden
Indien vereist
Bestand doorzenden
Aant.keren opn.verz. Scan.
Indien vereist
25
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang. ❒ Als [Bezorgingsoptie] is ingesteld op [Aan], controleert u of het IPv4-adres is ingesteld.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
Instellingen vereist om de TWAIN-netwerkscanner te gebruiken Deze sectie toont de instellingen die vereist zijn om de TWAIN-scanner in een netwerkomgeving te gebruiken.
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de TWAIN-netwerkscanner te gebruiken met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
26
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Netwerkinstellingen
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de TWAIN-netwerkscanner met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
27
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
Instellingen vereist om Document Server te gebruiken Deze sectie toont de instellingen die vereist zijn om de Document serverfunctie in een netwerkomgeving te gebruiken.
Ethernet In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de Document serverfunctie te gebruiken met een ethernetaansluiting. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
28
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Ethernet snelheid
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Netwerkinstellingen
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [Type LAN] wordt weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
IEEE 802.11b (draadloos LAN) In dit gedeelte vindt u een overzicht van de instellingen die vereist zijn om de Document serverfunctie met een IEEE 802.11b (draadloos LAN) aansluiting te gebruiken. Zie "Interface instellingen" en "Bestandsoverdracht" voor meer informatie over het bepalen van de instellingen. Koptekst
Instelitem
Instellingsvereisten
Interface instellingen/Netwerk
Apparaat IPv4-adres
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
IPv4 Gateway adres
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
DDNS Configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Domein naam
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
WINS configuratie
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Effectief protocol
Noodzakelijk
Interface instellingen/Netwerk
Type LAN
Interface instellingen/Netwerk
SNMP V3 communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
SSL / TLS communicatie toestaan
Indien vereist
Interface instellingen/Netwerk
Host naam
Indien vereist
Indien vereist/noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b Communicatiemodus
Noodzakelijk
Interface instellingen/IEEE 802.11b SSID-instelling
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Kanaal
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Beveiligingsmethode
Indien vereist
Interface instellingen/IEEE 802.11b Verzendsnelheid
Indien vereist
29
Het apparaat aansluiten
Opmerking ❒ Indien [Effectief protocol], controleer of het protocol dat u wilt gebruiken is ingesteld op [Actief].
❒ [IEEE 802.11b] en [Type LAN] worden weergegeven wanneer de optionele draadloze LAN-interfacekaart is geïnstalleerd. Wanneer zowel ethernet als draadloos LAN (IEEE 802.11b) zijn aangesloten, heeft de geselecteerde interface voorrang.
1
Verwijzing Pag.50 “Interface-instellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht”
Hulpfuncties gebruiken om netwerkinstellingen op te geven Deze sectie legt uit hoe netwerk instellingen op te geven. U kunt ook netwerkinstellingen opgeven d.m.v. van functies zoals Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin, en telnet. Opmerking ❒ Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor.
❒ Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over het gebruik van SmartDeviceMonitor for Admin. ❒ Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over het gebruik van telnet. Verwijzing Netwerkhandleiding
Interface-instellingen Deze sectie legt uit hoe interface instellingen op te geven. Wijzig de instellingen door Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin, te gebruiken en telnet.
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeren] → [Apparaat IPv4-adres] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. 30
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv4-adres] → [Specificeren] → [Sub-net Mask] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Netwerk] → [IPv4 Gateway adres] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Apparaat IPv6-adres] → [Handmatige configuratie-adres] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [DNS Configuratie] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [DNS Configuratie] → [Specificeren] → [DNS Server 1] - [DNS Server 3] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [DDNS Configuratie] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
31
Het apparaat aansluiten
❖ [Netwerk] → [Domein naam] → [Autom. verkrijgen (DHCP)] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Netwerk] → [Domein naam] → [Specificeren] → [Domein naam] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [WINS configuratie] → [Eerste WINS server] / [Tweede WINS server] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [WINS configuratie] → [Scope ID] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [IPv4] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de TCP/IP-instellingen maken als SmartDeviceMonitor for Admin met het apparaat communiceert d.m.v. IPX/SPX. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [IPv6] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [NetWare] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin:U kunt de IPX/SPX-instellingen maken als SmartDeviceMonitor for Admin met het apparaat communiceert d.m.v. TCP/IP. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. 32
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [SMB] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Netwerk] → [Effectief protocol] → [AppleTalk] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [NCP Bezorgingsprotocol] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Autom. selecteren] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet II] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet 802.2] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet 802.3] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
33
Het apparaat aansluiten
❖ [Netwerk] → [NW-frametype] → [Ethernet SNAP] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Netwerk] → [SMB Computernaam] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [SMB Werkgroep] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Ethernet snelheid] • Web Image Monitor: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Type LAN] → [Ethernet] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Type LAN] → [IEEE 802.11b] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Netwerk] → [Host naam] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. 34
Netwerkinstellingen
❖ [Netwerk] → [Apparaatnaam] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [IEEE 802.11b] → [Communicatiemodus] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [IEEE 802.11b] → [SSID-instelling] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [IEEE 802.11b] → [Kanaal] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [IEEE 802.11b] → [Beveiligingsmethode] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [IEEE 802.11b] → [Verzendsnelheid] • Web Image Monitor: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. Bestandsoverdracht Deze sectie legt uit hoe Bestandsoverdrachtinstellingen in te sellen d.m.v. de functies. Wijzig de instellingen door Web Image Monitor, SmartDeviceMonitor for Admin, te gebruiken en telnet.
35
Het apparaat aansluiten
❖ [Bestand doorzenden] → [SMTP Server] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Bestand doorzenden] → [SMTP Verificatie] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [POP voor SMTP] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [Ontvangstprotocol] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [POP3 / IMAP4 Instellingen] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [E-mailadres beheerder] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [E-mail communicatiepoort] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven.
36
Netwerkinstellingen
❖ [Bestand doorzenden] → [E-mail ontvangstinterval] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven.
1
❖ [Bestand doorzenden] → [Max.ontvangstformaat e-mail] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [E-mailopslag in server] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden]] • Web Image Monitor: kan worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [Fax E-mail Account] • Web Image Monitor: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [Intervaltijd Scanner opnieuw zenden] • Web Image Monitor: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. ❖ [Bestand doorzenden] → [Aant.keren opn.verz. Scan.] • Web Image Monitor: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • SmartDeviceMonitor for Admin: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven. • telnet: kan niet worden gebruikt om een instelling op te geven.
37
Het apparaat aansluiten
Het aansluiten van het apparaat op een telefoonlijn en telefoon 1
Deze sectie beschrijft hoe het apparaat aan te sluiten op de telefoonlijnen en het lijntype te selecteren.
Het aansluiten van de telefoonlijn Gebruik een modulaire inklik telefoonaansluiting om het apparaat op een telefoonlijn aan te sluiten. Belangrijk ❒ Controleer of de aansluiting van het juiste type is voordat u begint.
BEY009S
1. Externe telefoonlijnaansluiting 2. G3-interface-aansluiting
3. Extra G3-interface-aansluiting
Het selecteren van het lijntype Selecteer het lijntype waarmee het apparaat verbonden is. Er zijn twee typen: kiestoon en kiespuls. Selecteer het lijntype d.m.v. de Beheerdertools. Opmerking ❒ Deze functie is niet in alle regio’s beschikbaar. Verwijzing Pag.134 “Initiële instellingen”
38
2. Systeeminstellingen Dit hoofdstuk beschrijft de gebruikerstools in het Systeeminstellingenmenu. Voor meer informatie over het betreden van de Systeeminstellingen zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Algemene functies Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het menu Algemene Functies in Systeeminstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen U kunt tekenreeksen die u regelmatig gebruikt registreren wanneer u de instellingen opgeeft, zoals “.com" en “Groeten". U kunt maximaal 40 items registreren. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd. C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de gebruikerstekst die u wilt wijzigen. Om een nieuwe gebruikerstekst te programmeren, drukt u op [Niet geprogr.]. F Druk op [OK]. G Druk op [Afsluiten]. • Verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd. C Druk op [Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen]. D Druk op [Verwijderen]. E Kies de gebruikerstekst die u wilt verwijderen. F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. ❖ Paneel toetsgeluid Er klinkt een geluidssignaal wanneer u een toets indrukt. De standaard instelling is Aan.
39
Systeeminstellingen
❖ Opwarm pieper (kopieerapparaat/Document server) U kunt een geluidssignaal laten klinken wanneer het apparaat weer gereed is voor kopiëren nadat het uit de Energiespaarstand komt, of nadat de voeding is ingeschakeld. De standaard instelling is Aan. ❖ Weergave aantal kopieën (kopieerapparaat/Document server) U kunt de teller instellen om of het aantal gemaakte kopieën weer te geven (optellen) of het aantal kopieën dat nog moet worden gemaakt (aftellen). De standaard instelling is Optellen.
2
❖ Functieprioriteit U kunt instellen welke functie moet worden weergegeven nadat de bedrijfsschakelaar of de modus Systeemreset is ingeschakeld. De standaard instelling is Kopieerapparaat. ❖ Afdrukprioriteit De geselecteerde functie krijgt de hoogste afdrukprioriteit. De standaard instelling is Weergavemodus. Wanneer [Interleave] is geselecteerd, wordt de huidige afdruktaak na maximaal vijf pagina’s onderbroken. ❖ Functie resettijd U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat naar een andere functie wordt overgeschakeld als de functie Meervoudige toegang is ingeschakeld. Dit is handig als u veel kopieën moet maken en voor elke kopie een andere instelling nodig is. Door een langere resettijd in te stellen, kunt u voorkomen dat de huidige functie door andere functies wordt onderbroken. De standaard instelling is Tijd instellen, 3 seconde(n). Wanneer u [Tijd instellen] selecteert, moet u met de cijfertoetsen de tijd opgeven (3–30 seconden in stappen van 1 seconde). ❖ Tussenblad afdrukken Stel het aantal vellen in dat u wilt afdrukken tijdens een bewerking door onderbreking. De standaard instelling is 10 Vel(len).
40
Algemene functies
❖ Uitvoer: Kopieerapparaat (kopiereerapparaat) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
2
AMM005S
1. Kopieeruitvoer 2. Finisher bovenuitvoer
3. Finisher staffeluitvoer
De standaard instelling is Uitvoerlade.
❖ Uitvoer: Document Server (Document Server) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. De standaard instelling is Uitvoerlade. ❖ Uitvoer: Fax (fax) Stel in in welke lade de documenten worden afgeleverd. De standaard instelling is Uitvoerlade. ❖ Uitvoer: Printer (printer) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. De uitvoerladen die u bij het printerstuurprogramma heeft opgegeven, hebben voorrang boven de uitvoerlade die hieronder wordt beschreven. De standaard instelling is Uitvoerlade. ❖ ADF originele platformverhoging Stel in wanneer de ADF-plaat omhoog moet worden gebracht na het plaatsen van de originelen in de Autom. Documentinvoer (ADF). De standaard instelling is Als org. is geplaatst. ❖ Sys.status/Takenl. weerg-tijd U kunt opgeven hoe lang de systeemstatus en de takenlijst moeten worden weergegeven. De standaard instellng is Aan, 15 seconde(n). Door [Aan] te selecteren, kunt u een weergavetijd tussen 10 en 999 seconden opgeven. 41
Systeeminstellingen
❖ Toetsherhaling U kunt opgeven of een bewerking wel of niet moet worden herhaald als een toets op het scherm of het bedieningspaneel ingedrukt blijft. De standaard instelling is Normaal. ❖ Z-vouw positie Als u Z-vouwen opgeeft, stelt u de terugvouwpositie in stappen van 1 mm (0,1") in. Hieronder vindt u een overzicht van het instelbereik van de vouwpositie voor elk papierformaat: • Metrische versie: • A3: 2 - 25 mm • B4 JIS: 2 - 40 mm • A4: 2 - 10 mm • 11 × 17: 2 - 20 mm • 81/2 × 14: 2 - 35 mm • Inch-versie: • A3: 0,1" - 1,0" • B4 JIS: 0,1" - 1,6" • A4: 0,1" - 0,4" • 11 × 17: 0.1" - 0.8" • 81/2 × 14: 0.1" - 1.4" De standaard instelling is 2 mm (metrische versie) / 0,1" (inch-versie).
2
Opmerking ❒ Als Paneel toetsgeluid is ingesteld op [Uit], klinkt er geen signaal, ongeacht de instelling voor Opwarm pieper. ❒ De instelling voor Functie resettijd wordt genegeerd als Interleave is ingesteld voor de afdrukprioriteit. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
Instellingen voor uitvoerlade Belangrijk ❒ U kunt de huidige niettaak niet onderbreken, zelfs als een niettaak is opgegeven door een andere functie.
❒ Als Nieten of Gestaffeld Sorteren is geselecteerd op een apparaat uitgerust met Boekje Finisher, Finisher nieten 3.000 vellen - 100 vellen of Finisher nieten 3.000 vellen - 50 vellen, dan komen kopieën terecht in de "Finisher bovenuitvoer", "Finisher staffeluitvoer" of "Boekje Finisher uitvoer", ongeacht de op dat moment ingestelde uitvoerlade.
42
Papierlade-instellingen
Papierlade-instellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Papierlademenu in Systeeminstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat (kopieerapparaat/Document server) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. De standaard instelling is Lade 1.
2
❖ Papierladeprioriteit: Fax (fax) Specificeer uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. De standaard instelling is Lade 1. Wanneer de optionele LCT geïnstalleerd is dan wordt [LCT] getoond. ❖ Papierladeprioriteit: Printer (printer) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. De standaard instelling is Lade 1. ❖ Papierformaat lade: Lade 2, Papierformaat lade: Lade 3 Selecteer het formaat van het papier dat u in de papierlade heeft geplaatst. Voor lade 2/3 kunt u de volgende papierformaten instellen: "Auto Detect", "A3L", "A4K", "A4L", "A5K", "A5L", "B4 JISL", "B5 JISK", "B5 JISL", "11×17L", "11×15L", "11×14L", "10×15L", "8 1 / 2 ×14L", "81/2×13L", "81/2×11K", "81/2×11L", "81/4×14L", "81/4×13L", "8×13L", "8×101/2L", "71/4×101/2L", "51/2×81/2K", "51/2×81/2L", "8KL", "16KK", "16KL", " 340 mm 210 mm", " 182 mm 210 mm", " 170 mm 210 mm" De standaard instelling is Autodetectie. ❖ Printer handinvoer papierformaat U kunt het formaat van het papier in de handinvoer opgeven wanneer u gegevens afdrukt vanaf de computer. Voor de handinvoer kunt u de volgende papierformaten instellen: "Auto Detect", "A3L", "A4K", "A4L", "A5K", "A5L", "A6L", "B4 JISL", "B5 JISK", "B5 JISL", "B6 JISL", "11×17L", "8 1/ 2×14L", "8 1/ 2×11K", "81/2×11L", "51/2×81/2K", "100 × 148 mmL" "Aangepast formaat" De standaard instelling is A4K. U kunt een aangepast formaat met een lengte tussen 100,0 en 305,0 mm (3,94"-12,0") en een breedte tussen 139,7 en 600,0 mm (5,5"-23,62") opgeven. Als de Finisher nieten 3.000 vellen - 100 vellen is geïnstalleerd, kan papier van de volgende afmetingen in de handinvoer worden geplaatst: een lengte tussen 100,0 en 305,0 mm (3,9"-12,0") en een breedte tussen 139,7 en 458 mm (5,5"-18,1").
43
Systeeminstellingen
❖ Papiertype: Handinvoerlade Hiermee kunt u het display zo instellen dat u kunt zien welke papiersoort in de handinvoer is geplaatst. Voor de handinvoer kunt u de volgende papierformaten instellen: • Geen weergave • Kringlooppapier • Voorbedr. pap. • Speciaal papier • Dik papier • Vrgeperf. pap. • Gekleurd papier 1 • Gekleurd papier 2 • Bankpost • Briefpapier • Doorschijnend papier • Karton • OHP (transparant) • Etiketten De standaard instelling is Geen weergave.
2
❖ Papiertype: Lade 1 Hiermee kunt u het display zo instellen dat u kunt zien welke papiersoort in elke lade is geplaatst. Deze informatie wordt door de afdrukfunctie gebruikt om automatisch de papierlade te kiezen. De papiertypen kunt u als volgt instellen: • Papiersoort • Geen weergave • Kringlooppapier • Voorbedr. pap. • Speciaal papier • Dik papier • Vrgeperf. pap. • Gekleurd papier 1 • Gekleurd papier 2 • Bankpost • Briefpapier • Doorschijnend papier De standaard instelling voor “Papiertype” is Geen weergave. De standaard instelling voor “Kopieermethode in duplex” is 2-zijdige kopie. De standaard instelling voor “Toepassen auto papierselectie” is Ja. 44
Papierlade-instellingen
❖ Papiertype: Lade 2, Papiertype: Lade 3 Hiermee kunt u het display zo instellen dat u kunt zien welke papiersoort in elke lade is geplaatst. Deze informatie wordt door de afdrukfunctie gebruikt om automatisch de papierlade te kiezen. De papiertypen kunt u als volgt instellen: • Papiersoort • Geen weergave • Kringlooppapier • Voorbedr. pap. • Speciaal papier • Dik papier • Vrgeperf. pap. • Gekleurd papier 1 • Gekleurd papier 2 • Bankpost • Doorschijnend papier • Briefpapier De standaard instelling voor “Papiertype” is Geen weergave. De standaard instelling voor “Kopieermethode in duplex” is 2-zijdige kopie. De standaard instelling voor “Toepassen auto papierselectie” is Ja.
2
❖ Voorbladlade Hiermee kunt u de lade opgeven en weergeven van waaruit de voorbladen moeten worden ingevoegd. Nadat u de papierlade hebt geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen. De standaard instelling is Uit. ❖ Achterbladlade Bepaal in welke papierlade u de achterbladen wilt plaatsen en controleer of een bevestiging van uw instelling wordt weergegeven. Wanneer u de lade heeft geselecteerd, geeft u de bevestigingstijd en de kopieermethode voor dubbelzijdig kopiëren op. De standaard instelling is Uit. ❖ Tussenbladlade Bepaal in welke papierlade u de invoegbladen wilt plaatsen en controleer of een bevestiging van uw instelling wordt weergegeven. Wanneer u de lade heeft geselecteerd, geeft u de bevestigingstijd op. De standaard instelling is Uit.
45
Systeeminstellingen
❖ Lade Tussenvoegvel 1, Lade Tussenvoegvel 2 Bepaal in welke papierlade u de scheidingsbladen voor de hoofdstukken wilt plaatsen en controleer of een bevestiging van uw instelling wordt weergegeven. Wanneer u de lade heeft geselecteerd, geeft u de bevestigingstijd en de kopieermethode voor dubbelzijdig kopiëren op. De standaard instelling is Uit. Opmerking ❒ De papiergeleider voor de bulklade (LCT) is vast ingesteld op papier met de volgende formaten: A4K, 81/2"×11"K. Als u een ander papierformaat wilt gebruiken, moet u contact opnemen met uw leverancier.
2
❒ Wanneer papier van hetzelfde soort en formaat in twee verschillende papierladen wordt geplaatst en u voor een papierlade 2-zijdige kopieën wilt opgeven. Als één van de laden is opgegeven als de standaardlade in Papierladeprioriteit, wijst u de 2-zijdige kopieën toe aan deze lade. ❒ Er wordt naast de papierlade een merkteken weergegeven als [Uit] is geselecteerd in [Autopapierselec. toepassen]. ❒ U kunt [Autopapierselec. toepassen] alleen maar selecteren voor de functie Kopieerapparaat als [Geen weergave] en [Gerecycl.pap.] zijn geselecteerd. Als [Nee] is geselecteerd, geldt de automatische papierselectie niet voor de lade. ❒ De instellingen voor de voorbladlade worden gebruikt door de voorbladfunctie en voor-/achterbladfunctie. ❒ De functie van het gebruiken van Bestemmingsblad 1 lade of Bestemmingsblad 2 lade is toewijzen. ❒ Als u Weergavetijd instelt op “Modus geselecteerd” in “Voorbladlade” en “Tussenbladlade”, worden de laden geselecteerd voor de voorbladen en tussenbladen alleen aangeduid als u het gebruik van voorbladen en tussenbladen heeft ingeschakeld. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
46
Timerinstellingen
Timerinstellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools bij Timerinstellingen in Systeeminstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Automatische timer UIT Wanneer de taak is voltooid en er vervolgens een bepaalde periode is verstreken, wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. Deze functie wordt "Automatische timer" genoemd. De status van het apparaat nadat de Energiespaarstand in werking is getreden, wordt de "Uit-stand" of de "slaapstand" genoemd. Voor de Automatische timer UIT moet u opgeven hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de functie Automatische timer UIT wordt ingeschakeld. De standaardinstelling is 1 min. (Type1, Type2) De standaardinstelling is 15 min. 10 sec. (Type3) U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 seconden en 240 minuten instellen. De functie Automatische timer werkt mogelijk niet wanneer er foutberichten worden weergegeven.
2
❖ Timer Energiebesparing Stel in hoe lang het duurt voordat het apparaat overschakelt op de energiespaarstand nadat de laatste kopieertaak is voltooid of nadat de laatste bewerking is uitgevoerd. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 1 en 240 minuten instellen. De standaard instelling is 1min.. ❖ Paneeltimer UIT Geef op hoeveel tijd er moet verstrijken na de laatste kopieertaak of na de laatste bewerking, voordat het display wordt uitgeschakeld. De opwarmtijd om een kopie te maken vanaf de stand-by modus bedraagt 3 seconden voor Display uit Niveau 1 en 15 seconden voor Display uit Niveau 2. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 seconden en 240 minuten instellen. De standaard instelling is 1min.. ❖ Automatische resettijd systeem De instelling Systeemreset wijzigt automatisch het scherm in dat van de functie ingesteld bij Functieprioriteit als er geen bewerkingen worden uitgevoerd of als een onderbroken taak wordt vrijgegeven. Met deze instelling bepaalt u het interval voor de systeemreset. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen. De standaard instellng is Aan, 60 seconde(n).
47
Systeeminstellingen
❖ Auto. resettijd Kopieerapp. / Doc. Server (kopieerapparaat/Document server) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de kopieer- en Document Serverfuncties worden gereset. Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen. De standaard instellng is Aan, 60 seconde(n).
2
❖ Automatische resettijd voor de fax (fax) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannermodus reset. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 30 en 999 seconden instellen. De standaard instelling is 30seconde(n). ❖ Autom. resettijd vr printer (printer) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de afdrukfunctie wordt gereset. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen. De standaard instellng is Aan, 60 seconde(n). ❖ Autom. res.tijd scanner (scanner) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannerfunctie wordt gereset. Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode. U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen. De standaard instellng is Aan, 60 seconde(n). ❖ Datum instellen U kunt met de cijfertoetsen de datum instellen voor de interne klok van het kopieerapparaat. Druk op [←] en [→] om het jaar, de maand of de dag te wijzigen. ❖ Tijd instellen U kunt met de cijfertoetsen de tijd instellen voor de interne klok van het kopieerapparaat. Voer de tijd in volgens het 24–uursysteem (in stappen van 1 seconde). Druk op [←] en [→] om tussen uren, minuten en seconden te schakelen. ❖ Autom. Timer log-out U kunt aangeven of een gebruiker al dan niet automatisch moet worden uitgelogd wanneer de gebruiker het apparaat voor een bepaalde tijd niet heeft gebruikt na te zijn ingelogd. Als [Aan] is ingesteld, kunt u met behulp van de cijfertoetsen een tijd opgeven tussen 60 en 999 seconden, in stappen van 1 seconde. De standaard tijdinstellng is Aan, 180 seconde(n).
48
Timerinstellingen
❖ Code wekelijkse timer Stel een wachtwoord in (maximaal acht cijfers) om de stroom in te schakelen tijdens periodes dat de "Wekelijkse timer" de stroom van het apparaat uitschakelt. Als u "Aan" heeft ingesteld, voert u het wachtwoord in. Wanneer u "Aan" instelt, kunt u het apparaat niet gebruiken, zelfs als u de stroomschakelaar op "Aan" zet, tenzij u het wachtwoord invoert. Als u "Uit" selecteert, hoeft u geen wachtwoord in te voeren om het apparaat in te schakelen, u hoeft alleen de stroomschakelaar op "Aan" te zetten. De standaard instelling is Uit.
2
❖ Wekelijkse timer: maandag - zondag Stel de tijd in wanneer de stroom wordt ingeschakeld/uitgeschakeld. • Tijd dat stroom Aan staat • Tijd dat stroom Uit staat Voer de tijd in volgens het 24-uursysteem. Voer de "uren" en de "minuten" in met de cijfertoetsen. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
49
Systeeminstellingen
Interface-instellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools bij Interface-instellingen in Systeeminstellingen.
Netwerk
2
Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Netwerkmenu in Interfaceinstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Apparaat IPv4-adres Vooraleer u dit apparaat gebruikt in een netwerkomgeving, moet u het IPadres en subnetmasker configureren. Wanneer u [Specificeren] selecteert, voert u de [Apparaat IPv4-adres] en [Sub-net Mask] in als "xxx.xxx.xxx.xxx" ("x" is een cijfer). Wanneer u [Specificeren] selecteert, zorg er dan voor dat u niet hetzelfde [Apparaat IPv4-adres] opgeeft als dat van andere apparaten op het netwerk. Het fysieke adres (MAC-adres) verschijnt ook. ❖ IPv4 Gateway adres Een gateway is een verbinding of knooppunt tussen twee netwerken. Configureer het gateway-adres voor de router of de hostcomputer die als gateway wordt gebruikt. De standaard instelling is .000.000.000.000 ❖ Apparaat IPv6-adres U kunt het IPv6-netwerkadres van het apparaat opgeven. • Link-plaatselijk adres Het gespecificeerde link-plaatselijk adres van het apparaat verschijnt. • Handmatige configuratie-adres Het handmatige configuratie-adres van het apparaat verschijnt. • Staatloos adres: 1-5 Het gespecificeerde staatloze adres verschijnt. ❖ IPv6 Gateway adres Het IPv6-gatewayadres van het apparaat verschijnt. ❖ IPv6 Staatloos adres autom. Configuratie U kunt de “IPv6 Staatloos auto. Adresconfiguratie” op “Actief” of “Inactief” zetten. De standaard instelling is Actief. ❖ DNS Configuratie Geef de instellingen voor de DNS-server op. Wanneer u [Specificeren] selecteert, voert u het IP-adres van de [DNS Server 1] - [DNS Server 3] in als “xxx.xxx.xxx.xxx” (“x” is een cijfer). De standaard instelling is Autom. verkrijgen (DHCP). 50
Interface-instellingen
❖ DDNS Configuratie U kunt de DDNS-instellingen opgeven. De standaard instelling is Actief. ❖ Domein naam U kunt de domeinnaam specificeren. De standaard instelling is Autom. verkrijgen (DHCP). Voer de domeinnaam in, bestaande uit maximaal 63 single-byte alfanumerieke tekens.
2
❖ WINS configuratie U kunt de WINS-serverinstellingen specificeren. Wanneer u [Aan] selecteert, voert u het IPv4-adres van de WINS-server in als “xxx.xxx.xxx.xxx" (“x" is een cijfer). Als DHCP wordt gebruikt, specificeert u de [Scope ID]. Voer een [Scope ID] in, bestaande uit maximaal 31 alfanumerieke tekens. De standaard instelling is Uit. ❖ Effectief protocol Selecteer het protocol dat moet worden gebruikt in het netwerk. De standaard instelling voor “Pv4” is Actief. De standaard instelling voor “IPv6” is Niet actief. De standaard instelling voor “NetWare” is Actief. De standaard instelling voor “SMB” is Actief. De standaard instelling voor “AppleTalk” is Actief. ❖ NCP Bezorgingsprotocol Selecteer het protocol voor NCP-bezorging. De standaard instelling is TCP/ IP Prioriteit. ❖ NW-frametype Selecteer het frametype wanneer u NetWare gebruikt. De standaard instelling is Autom. selecteren. ❖ SMB Computernaam Specificeer de SMB-computernaam. Voer de computernaam in, bestaande uit maximaal 15 alfanumerieke tekens. "*+,/:; <>=?[\]|. kan niet ingevoerd worden. Een computernaam invoeren die begint met RNP en rnp is niet toegestaan. Gebruik hoofdletters voor het alfabet. ❖ SMB Werkgroep Specificeer de SMB werkgroep. Voer de computernaam in, bestaande uit maximaal 15 alfanumerieke tekens. "*+,/:;<>=?[\]|. en spaties kunnen niet worden ingevoerd. Gebruik hoofdletters voor het alfabet.
51
Systeeminstellingen
❖ Ethernet snelheid Stel de toegangssnelheid voor netwerken in. Selecteer een snelheid die past bij uw netwerkomgeving. [Autom. selecteren] wordt meestal geselecteerd. De standaard instelling is Autom. selecteren. ❖ Type LAN Wanneer u de optionele IEEE 802.11b-interface-eenheid heeft geselecteerd, selecteert u de interface, IEEE 802.11b (draadloos LAN) of Ethernet. De standaard instelling is Ethernet. Verschijnt wanneer de IEEE 802.11b-interface-eenheid is geïnstalleerd. Als zowel ethernet als IEEE 802.11b (draadloos LAN) zijn aangesloten op het apparaat, heeft de geselecteerde interface voorrang.
2
❖ Ping opdracht Controleer de netwerkverbinding met ping opdracht met behulp van het opgegeven IPv4-adres. Als u geen verbinding kunt maken met het netwerk, controleert u de volgende zaken en probeer de ping opdracht opnieuw. • Controleer of TCP/IP van de printer actief is. • Controleer of het apparaat met het toegewezen IPv4-adres is aangesloten op het netwerk. • Het is mogelijk dat hetzelfde IPv4-adres wordt gebruikt voor het specifieke apparaat. ❖ SNMP V3 communicatie toestaan Stel de gecodeerde communicatie van SNMPv3 in. De standaard instelling is Codering/Tekst wissen. Als u [Alleen codering] opgeeft, moet u het wachtwoord voor het apparaat ingeven. ❖ SSL / TLS communicatie toestaan Stel de gecodeerde communicatie van SSL/TLS in. De standaard instelling is Cf.tkst/Tkst wis.. Als u [Alleen Cijfertekst] opgeeft, moet u de SSL-verificatie voor het apparaat installeren. ❖ Host naam Specificeer de hostnaam. Voer de hostnaam in, bestaande uit maximaal 63 alfanumerieke tekens. ❖ Apparaatnaam Specificeer de apparaatnaam. Voer de apparaatnaam in, bestaande uit maximaal 31 alfanumerieke tekens.
52
Interface-instellingen
Paral. interf. Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Parallelle interfacemenu in Interface-instellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Parallelle tijdsinstelling Stelt de tijd in voor het controlesignaal van de parallelle interface. De standaard instelling is ACK buitenzijde.
2
❖ Parallelle communicatiesnelheid Stelt de communicatiesnelheid voor de parallelle interface in. De standaard instelling is Hoge snelheid. ❖ Status signaalselectie Stelt het niveau in voor het selectiesignaal van de parallelle interface. De standaard instelling is Hoog. ❖ Invoeraccent Bepaalt of het invoeraccentsignaal geldig of ongeldig is bij ontvangst. De standaard instelling is Niet actief. ❖ Bidirectionele communicatie Stelt de antwoordmodus van de printer in op een ontvangstbevestiging bij gebruik van een parallelle interface. De standaard instelling is Aan. Wanneer ingesteld op [Uit], wordt de functie bidirectionele communicatie uitgeschakeld. Bovendien wordt het printerstuurprogramma niet geïnstalleerd onder de Windows-functie Autodetectie. ❖ Signaalcontrole Stelt de procedure in op fout tijdens het printen. De standaard instelling is Prior. taakacceptatie.
IEEE 802.11b Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het IEEE 802.11b menu in Interface-instellingen. [IEEE 802.11b] wordt weergegeven wanneer op dit apparaat de draadloze LANinterfacekaart (optioneel) is geïnstalleerd. Geef alle instellingen gelijktijdig op. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Communicatiemodus Specificeert de communicatiemodus van de draadloze LAN. De standaard instelling is Infrastructuur modus. 53
Systeeminstellingen
❖ SSID-instelling Specificeert SSID om het toegangspunt in infrastructuur-modus of 802.11 adhoc-modus te onderscheiden. De tekens die mogen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 bytes). Als een spatie wordt gespecificeerd in 802.11b adhoc-modus of adhoc-modus, verschijnt “ASSID”. ❖ Kanaal Specificeert een kanaal wanneer u 802.11b adhoc-modus of adhoc-modus selecteert. De standaard instelling is 11. De volgende kanalen zijn beschikbaar: • Metrische versie: 1-14 • Inch-versie: 1-11
2
❖ Beveiligingsmethode Specificeert de codering van de IEEE 802.11b (draadloos LAN). De standaard instelling is Uit. Als ingesteld op [WEP], voert u altijd de WEP-sleutel in. Als ingesteld op [WPA], stelt u de coderingsmethode en verificatiemethode in. U kunt de “WPA” specificeren als u [Communicatiemodus] instelt op [Infrastructuur modus]. • WEP • WEP-(codering) sleutel Voer de WEP-(codering) sleutel in. Als het een 64-bit WEP-(codering) sleutel is, voert u 10 hexadecimale cijfers of 5 ASCII-tekens in. Voor een 128-bit WEP-(codering) sleutel voert u 26 hexadecimale cijfers of 13 ASCII-tekens in. • WPA • WPA Coderingsmethode Selecteer "TKIP" of "CCMP(AES)". • WPA-verificatie. Methode Selecteer “WPA-PSK” of “WPA802.1X”. Als u “WPA-PSK” heeft geselecteerd, voert u de verdeelde sleutel (PSK) van 8-63 tekens in ASCII-code in. ❖ Signaal wireless LAN Toont de radiogolfstatus van het toegangspunt aangesloten in infrastructuurmodus. De radiogolfstatus wordt weergegeven wanneer u op [Signaal wireless LAN] drukt. ❖ Verzendsnelheid Specificeert de communicatiesnelheid van de IEEE 802.11b (draadloos LAN). De standaard instelling is Autom. selecteren. ❖ Fabrieksinstellingen herstellen U kunt de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-instellingen terugzetten naar de standaardinstellingen. 54
Interface-instellingen
Lijst afdrukken U kunt items met betrekking tot netwerk controleren. De configuratiepagina toont de huidige netwerkinstellingen en netwerkinformatie.
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Interface instell.].
2
C Druk op [Lijst afdrukken].
D Druk op de toets {Start}. De configuratiepagina wordt afgedrukt.
E Druk op [Afsluiten]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt ook afsluiten door op [Afsluiten] in het hoofdmenu Gebruikersinstellingen te drukken.
55
Systeeminstellingen
Bestandsoverdracht Deze sectie beschrijft de gebruikerstools bij het Bestandsoverdrachtmenu in Systeeminstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Bezorgingsoptie Schakelt het verzenden van opgeslagen of ingescande documenten naar de ScanRouter bezorgingsserver in of uit. De standaard instelling is Uit. Stel deze optie in wanneer u bepaalt of u ScanRouter leveringserver wel of niet wilt gebruiken. Als u dit wel doet, moet u de IO-apparaten opnieuw registreren in de ScanRouter leveringserver.
2
❖ Capture Server IPv4-adres Specificeer het capture IPv4-adres van de server. Deze instelling verschijnt wanneer het media linkpaneel geïnstalleerd is en de vastlegfunctie gebruikt wordt door de ScanRouter leveringserver. ❖ Bestandsdoorzending Fax RX Specificeer hoe de faxbestanden ontvangen via verschillende lijnen geleverd moeten worden. • Instellen per lijn • Lijn 1 • Lijn 2 • Lijn 3 • E-mail • IP-Fax De lijnen verschijnen op een wijze afhankelijk van het besturingsysteem. • RX-bestandlevering Specificeert of ontvangen faxdocumenten wel of niet naar de ScanRouter delivery software worden gestuurd voor iedere faxlijn. De standaard instelling is Niet bezorgen. • Afdrukken bij levering Geef wel of niet aan of ontvangen fax-documenten verstuurd naar de ScanRouter delivery software ook tegelijkertijd afgedrukt moeten worden. De standaard instelling is Niet afdrukken. • Bestand om te bezorgen Specificeer of alle ontvangen fax-documenten of alleen ontvangen faxdocumenten met afleveringscodes (ID of SUB/SEP-codes) naar de ScanRouter delivery software.verstuurd moeten worden. De standaard instelling is Bestand afdrukken.
56
Bestandsoverdracht
• Bestand bezorgen mislukt Wanneer een faxdocument niet naar de ScanRouter delivery software, verstuurd kan worden, dan wordt het in het geheugen opgeslagen. Om een opgeslagen bestand af te drukken, selecteer [Bestand afdrukken], om het te wissen, selecteer [Bestand verwijderen]. Wanneer het apparaat de gegevens naar de ScanRouter delivery software verzendt, dan doet het dat automatisch. Wanneer u gegevens wist, dan kunt u deze niet distribueren of afdrukken. • Druk bestand af • Verwijder bestand
2
❖ SMTP Server Als DNS wordt gebruikt, voert u de hostnaam in. Als DNS niet wordt gebruikt, voert u het IP-adres van de SMTP-server in. De standaard instelling voor het "Poortnr." is 25. Voer de [Servernaam] in, bestaande uit maximaal 127 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. Voer [Poortnr.] in tussen 1 en 65535 met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#}-toets. ❖ SMTP Verificatie U kunt SMTP-verificatie configureren (PLAIN, LOGIN, CRAMMD5, DIGEST-MD5). Wanneer u een e-mail naar een SMTP-server stuurt, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verificatie die een gebruikersnaam en wachtwoord vereist. Als de SMTP-server verificatie vereist, set [SMTP Verificatie] in op [Aan], en specificeert u vervolgens [Gebruikersnaam], [E-mailadres], [Wachtwoord], en [Codering]. Voor de gebruikersnaam en het wachtwoord om ingesteld te worden voor het e-mailadres van de Beheerder bij het gebruik van Internetfax. De standaard instelling is Uit. • SMTP-authentificatie • Voer [Gebruikersnaam] in, bestaande uit maximaal 191 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. Afhankelijk van het SMTP-servertype moet "bereik" worden gespecificeerd. Voeg "@" toe achter de gebruikersnaam, zoals in "gebruikersnaam@bereik". • Voer [E-mailadres] in, bestaande uit maximaal 128 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. • Voer [Wachtwoord] in, bestaande uit maximaal 128 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. • Selecteer als volgt de codering: [Codering]-[Autom.] Als de verificatiemethode PLAIN, LOGIN, CRAM-MD5 of DIGEST-MD5 is. [Codering]-[Aan] Als de verificatiemethode CRAMMD5 of DIGEST-MD5 is. [Codering]-[Uit] Als de verificatiemethode PLAIN of LOGIN is. 57
Systeeminstellingen
❖ POP voor SMTP U kunt POP-verificatie configureren (POP voor SMTP). Wanneer u een e-mail naar een SMTP-server stuurt, kunt u het beveiligingsniveau van de SMTP-server verhogen door verbinding te maken met de POPserver voor verificatie. Om POP-serververificatie in te schakelen voor het verzenden van e-mail via de SMTP-server, stelt u [POP voor SMTP] in op [Aan]. E-mail wordt verstuurd naar de SMTP-server nadat de tijd ingesteld voor [Wachttijd na aut.] verstreken is. De standaard instelling is Uit. Als u [Aan] selecteert, voert u [Servernaam] in [POP3 / IMAP4 Instellingen] in. Controleer ook het poortnummer voor [POP3] in [E-mail communicatiepoort]. • Wachttijd na verificatie: 300 msec.. Met de cijfertoetsen kunt u [Wachttijd na aut.] instellen van nul tot 10.000 milliseconden, in stappen van 1 milliseconde. • Gebruikersnaam Voer [Gebruikersnaam] in, bestaande uit maximaal 191 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. • E-mailadres Voer [E-mailadres] in, bestaande uit maximaal 128 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan. • Wachtwoord Voer [Wachtwoord] in, bestaande uit maximaal 128 alfanumerieke tekens. Spaties zijn niet toegestaan.
2
❖ Ontvangstprotocol Specificeer het ontvangstprotocol voor het ontvangen van de Internetfax. De standaard instelling is POP3. ❖ POP3 / IMAP4 Instellingen Specificeer de POP3/IMAP4-servernaam op voor het ontvangen van internetfaxen. De POP3/IMAP4-servernaam die hier is gespecificeerd, wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. De standaard instelling is Autom.. • Servernaam Als DNS wordt gebruikt, voert u de hostnaam in. Als DNS niet in gebruik is, voert u de POP3/IMAP4 of het IPv4-adres van de server in. Voer een POP3/IMAP4-servernaam in, bestaande uit maximaal 127 tekens. Spaties zijn niet toegestaan. • Selecteer als volgt de codering: • [Codering]-[Autom.] Wachtwoordcodering wordt automatisch ingesteld overeenkomstig de POP/IMAP-serverinstellingen. • [Codering]-[Aan] Wachtwoord coderen. 58
Bestandsoverdracht
• [Codering]-[Uit] Wachtwoord niet coderen.
❖ E-mailadres beheerder Voor via e-mail verzonden ingescande documenten, als de afzender niet is gespecificeerd, verschijnt dit als het adres van de afzender. Bij het versturen van e-mail onder de Internetfaxfunctie verschijnt het e-mailadres van de Beheerder als dan van de afzender onder de volgende voorwaarden: • De afzender en het e-mailadres van de van het apparaat zijn niet geregistreerd, • De opgegeven zender is niet geregistreerd in het adresboek van het apparaat en het e-mail adres van het apparaat is niet geregistreerd. Tijdens het uitvoeren van de SMTP-verificatie voor verstuurde bestanden onder de Internetfaxfunctie, verschijnt het e-mailadres van de Beheerder in “Van:”. Als u de gebruikersnaam en het e-mailadres heeft gespecificeerd in [SMTP Verificatie], zorg er dan voor dat u deze instelling specificeert. Voer maximaal 128 alfanumerieke tekens in. Voor via e-mail verzonden ingescande documenten, als [Naam afzender autom. specificeren] [Uit] is, specificeert u de afzender.
2
❖ E-mail communicatiepoort Specificeer de poortnummers voor het ontvangen van Internetfaxen. Het POP3-poortnummer dat hier is gespecificeerd, wordt gebruikt voor [POP voor SMTP]. De standaard instelling voor POP3 is 110. De standaard instelling voor IMAP4 is 143. De standaard instelling voor SMTP is 25. Voer met de cijfertoetsen een poortnummer tussen 1 en 65535 in en druk vervolgens op de {#}-toets. ❖ E-mail ontvangstinterval Geef, in minuten, aan een tijdsinterval voor het ontvangen van Internetfaxen via POP3- of IMAP4-server. De standaard instellng is Aan, 15 min.. Als [Aan] is geselecteerd, kan het tijdsinterval worden gespecificeerd van 2 tot 1.440, in stappen van 1 minuut. ❖ Max.ontvangstformaat e-mail Specificeer de maximale grote van de e-mail voor het ontvangen van Internetfaxen. De standaard instelling is 2MB. Voer een formaat van 1 tot 50 MB in, in stappen van 1 megabyte. ❖ E-mailopslag in server Specificeer of u de ontvangen Internet fax-e-mails wel of niet wilt opslaan op de POP3- of IMAP4-server. De standaard instelling is Uit. 59
Systeeminstellingen
❖ Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden] U kunt de gebruikersnaam en het wachtwoord specificeren die vereist zijn om een ingescand bestand rechtstreeks naar een gedeelde map op een computer met Windows, een FTP-server of een NetWare-server te verzenden. Voer maximaal 128 alfanumerieke tekens in. ❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht U kunt het e-mailbericht gebruikt voor het verzenden van een Internetfax of ingescand bestand in bijlage programmeren, wijzigen of verwijderen. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Bestand doorzenden]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]. E Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. F Druk op [Niet geprogr.]. G Druk op [Allocatie]. H Voer een naam in en druk vervolgens op [OK]. Voer de naam in, bestaande uit maximaal 20 alfanumerieke tekens. I Druk op [Bewerken]. Om een nieuwe regel te starten, drukt u op [OK] om terug te keren naar het scherm van het e-mailbericht en drukt u vervolgens op [T] in "Select.reg. om te bew.:". J Druk op [Bewerken]. K Voer de tekst in en druk vervolgens op [OK]. Voer maximaal vijf regels tekst in. Elke regel kan maximaal 80 alfanumerieke tekens bevatten. L Druk op [OK]. M Druk op [Afsluiten]. • Verwijderen A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Bestand doorzenden]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder e-mailbericht]. E Druk op [Verwijderen]. F Selecteer het e-mailbericht dat u wilt verwijderen. Er verschijnt een bevestigingsboodschap voor het verwijderen. G Druk op [Ja].
2
60
Bestandsoverdracht
❖ Naam afzender autom. specificeren Geef op of u de naam van de afzender wel of niet wilt specificeren bij het verzenden van e-mail. De standaard instelling is Uit. • Aan Als u [Aan] selecteert, zal het gespecificeerde e-mailadres verschijnen in het veld “Van:". Als u het adres van de afzender niet specificeert, zal het e-mailadres van de beheerder verschijnen in het veld “Van:". Als u de zender tijdens het versturen van een bestand onder de faxfunctie of wanneer het gespecificeerde e-mailadres niet geregistreerd is in het adresboek van de machine, dan zal het e-mailadres van de machine bij "Van:" verschijnen. Wanneer het apparaat geen e-mailadres heeft dan zal het e-mailaders bij "Van:" verschijnen. • Uit Als u [Uit] selecteert, zal het gespecificeerde e-mailadres verschijnen in het veld “Van:", maar u kunt geen e-mail verzenden zonder het e-mailadres van de afzender te specificeren. Onder de faxfunctie kunt u geen e-mail versturen als het e-mailadres van de afzender niet geregistreerd staat in het adresboek van het apparaat.
2
❖ Fax E-mail Account Specificeer het e-mailadres, de gebruikersnaam en het wachtwoord voor het ontvangen van Internetfaxen. • Ontvangen • E-mailadres Voer een e-mailadres in met een maximum van 128-karakters. • Gebruikersnaam Voer een gebruikersnaam in met een maximum van 191-karakters. • Wachtwoord Voer een wachtwoord bestaande uit maximaal 128 alfanumerieke tekens. • Niet ontvangen ❖ Intervaltijd Scanner opnieuw zenden Specificeer hoe lang het duurt voordat het apparaat het ingescande bestand opnieuw verzendt, als het niet naar de bezorgingsserver of mailserver kan worden verzonden. De standaard instelling is 300 seconde(n). Met behulp van de cijfertoetsen kunt u een tijdsinterval opgeven tussen 60 en 900 seconden, in stappen van 1 seconde. Deze instelling is voor de scannerfunctie.
61
Systeeminstellingen
❖ Aant.keren opn.verz. Scan. Stelt het maximaal aantal keren in dat een ingescand bestand opnieuw naar de bezorgingsserver of mailserver wordt verzonden. De standaard instellng is Aan, 3 ke(e)r(en). Als [Aan] is geselecteerd, kan het aantal keren worden ingesteld van 1 tot 99 met de cijfertoetsen. Deze instelling is voor de scannerfunctie. Opmerking ❒ Zie de Web Image Monitor voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor.
2
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
62
Beheerdertoepassingen
Beheerdertoepassingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools bij Beheerdertools in Systeeminstellingen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven. Beheerderstoepassingen worden gebruikt door de beheerder. Als u deze instellingen wilt wijzigen, neemt u contact op met de beheerder. We raden u aan beheerdersverificatie in te stellen voordat u de instellingen voor Beheerderstoepassingen opgeeft.
2
❖ Adresboekmanagement Informatie die in het Adresboek is geregistreerd kunt u toevoegen, wijzigen of verwijderen. Zie “Adresboek” voor meer informatie. • Programmeren/Wijzigen U kunt zowel namen als gebruikerscodes registreren en wijzigen. • Namen U kunt een naam, Toetsweergave, registratienummer en Titelselectie registreren. • Auth. info U kunt een gebruikerscode registreren en de functies specificeren die beschikbaar zijn voor elke gebruikerscode. U kunt ook gebruikersnamen en -wachtwoorden registreren die moeten worden gebruikt bij het verzenden van E-mail, het sturen van bestanden naar mappen of het benaderen van een LDAP-server. • Bescherming U kunt een beveiligingscode registreren. • Fax-best. U kunt een faxnummer, internationale TX-modus, faxkop, labelaanhechting, IP-fax-bestemming en protocol registreren. • E-mail U kunt een E-mailadres registreren. • Map U kunt de SMB, FTP, NCP, Pad en Verbindingstest registreren. • Toev aan grp U kunt geregistreerde namen in het Adresboek in een groep plaatsen. • Verwijderen U kunt een naam uit het Adresboek verwijderen. U kunt maximaal 2.000 namen registreren. U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren. U kunt ook namen in het Adresboek registreren en beheren d.m.v. Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin.
63
Systeeminstellingen
❖ Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen U kunt geregistreerde namen in het Adresboek aan een groep toevoegen. Het is vervolgens makkelijk om de geregistreerde namen in elke groep te beheren. • Programmeren/Wijzigen U kunt groepen registreren en wijzigen. • Namen U kunt een naam, Toetsweergave, registratienummer en Titelselectie registreren. • Geprogr. Gebr./Groep U kunt de namen of groepen in elke groep controleren. • Bescherming U kunt een beveiligingscode registreren. • Toev aan grp U kunt geregistreerde groepen in het adresboek in een groep plaatsen. • Verwijderen U kunt een groep uit het adresboek verwijderen. U kunt maximaal 100 groepen registreren. U kunt ook groepen in het Adresboek registreren en beheren d.m.v. Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin.
2
❖ Adresboek: Volgorde wijzigen Wijzigt de volgorde van geregistreerde namen. U kunt de volgorde van items wijzigen als ze op dezelfde pagina staan. Het is niet mogelijk om items naar een andere pagina te verplaatsen. U kunt bijvoorbeeld geen item verplaatsen vanuit ’PLANNING" ([OPQ]) naar "DAGELIJKS" ([CD]). A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Volgorde wijzigen].
64
Beheerdertoepassingen D
Druk op de naamtoets die u wilt verplaatsen.
2 E
U kunt een naam selecteren met behulp van de cijfertoetsen. Ga naar de plaats waarnaar u het item wilt verplaatsen en druk op de naamtoets.
De geselecteerde gebruikerstoets wordt verplaatst naar de geselecteerde plaats en de gebruikerstoets die zich op de geselecteerde plaats bevindt wordt naar voren of naar achteren verplaatst. Als u de geselecteerde gebruikerstoets naar voren verplaatst, wordt de gebruikerstoets die zich op dat moment op de geselecteerde plaats bevindt, naar achteren verplaatst. Als u de geselecteerde gebruikerstoets naar achteren verplaatst, wordt de gebruikerstoets die zich op dat moment op de geselecteerde plaats bevindt, naar voren verplaatst.
U kunt een naam ook selecteren met behulp van de cijfertoetsen.
65
Systeeminstellingen
❖ Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst De bestemmingslijst die in het adresboek is geregistreerd, kan worden afgedrukt. • Afdrukken op volgorde van titel 1 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 1. • Afdrukken op volgorde van titel 2 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 2. • Afdrukken op volgorde van titel 3 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 3. • Lijst groepkiesnrs. afdrukken Hiermee kunt u het groepsadresboek afdrukken. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst]. D Selecteer het afdrukformaat. E Als u de lijst dubbelzijdig wilt afdrukken, selecteert u [Afdrukken op 2 zijden]. F Druk op de toets {Start}. De lijst wordt afgedrukt.
2
❖ Adresboek: Titel bewerken U kunt de titel bewerken, om een bepaalde gebruiker beter te kunnen zoeken. A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Titel bewerken].
66
Beheerdertoepassingen D
Druk op de titeltoets die u wilt wijzigen.
2 E F
Voer de nieuwe naam in en druk vervolgens op [OK]. Druk op [OK].
❖ Adresboek: Titel veranderen Specificeert de titel om een naam te selecteren. De standaard instelling is Titel 1. ❖ Reservekopie / Adresboek herstellen U kunt een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat op een extern geheugen of de reservekopie van het externe geheugen herstellen. • Reservekopie U kunt een reservekopie maken van het adresboek van het apparaat op een extern geheugen. • Herstellen U kunt de reservekopie van het adresboek van het externe geheugen herstellen. • Notatie U kunt het externe geheugen formatteren. • Media-info verkrijgen De vrije ruimte en gebruikte ruimte van het externe geheugen worden weergegeven. ❖ Teller weergeven/afdrukken Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken. • Display/afdrukteller Geeft het aantal afdrukken voor elke functie weer (Totaal, Kopieerapparaat, Printer, A3/DLT, Dubbelzijdig, zenden/ TX-totaal, fax-transmissie en Scannerverzending). • [Tellerlijst afdrukken] Drukt een lijst af van het aantal afdrukken gemaakt onder elke functie.
67
Systeeminstellingen
❖ Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken dat per gebruikerscode is gemaakt, en de waarden terugzetten op 0. Druk op [UVorige] en [TVolg.] om het totaal aantal afdrukken weer te geven. Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerwaarde die wordt weergegeven in Teller weergeven/afdrukken. • Tellerlijst afdrukken voor alle gebruikers Hiermee drukt u de aantallen op de teller voor alle gebruikers af. • Afdrukteller wissen voor alle gebruikers Hiermee stelt u de aantallen op de teller in voor alle gebruikers. • Tellerlijst afdrukken per gebruiker Hiermee drukt u de aantallen op de teller voor elke gebruiker af. • Afdrukteller per gebruiker wissen Hiermee stelt u de aantallen op de teller voor elke gebruiker in.
2
❖ Gebruikersverificatie management • Gebr.code ver. Met Gebruikerscodeverificatie kunt u het gebruik van de beschikbare functies beperken en controleren. Registreer de gebruikerscode als u Gebruikerscode authentificatie wilt gebruiken. Met de functie Printer: PC Controle kunt u een logboek ophalen met afdrukken die corresponderen met de codes die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie en Integratieserver-verificatie. Functies om te beperken • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Printer • Printer: PC-controle • Scanner Authent. afdruktaak • Compleet • Eenvoudig (Bep.) • Eenvoudig (Alles) • Basisverificatie • Windows verif. • LDAP verif. • Verif. Integr. server • Uit De standaard instelling is Uit. 68
Beheerdertoepassingen
❖ Verhoogde verificatie management Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Beheerdersverificatie management Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Beheerder programmeren/wijzigen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie.
2
❖ Sleutelteller management U kunt de functies specificeren die u met de sleutelteller wilt beheren. • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Printer • Scanner ❖ Uitgebreide beveiliging U kunt opgeven of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties. ❖ Aut. best.verw. in Document server Hier kunt u opgeven of de documenten die op de documentserver zijn opgeslagen na een bepaalde tijd worden verwijderd of niet. De standaard instellng is Aan, 3 dag(en). Als u [Aan] selecteert, worden opgeslagen documenten na een bepaalde tijd automatisch verwijderd. Als u [Uit] selecteert, worden de documenten niet automatisch verwijderd. Als u [Aan] selecteert, moet u een aantal dagen tussen 1 en 180 opgeven (in stappen van 1 dag). De standaardinstelling is 3 dagen, wat betekent dat opgeslagen documenten na 3 dagen (72 uur) worden verwijderd. ❖ Verw. alle best. in Document server De bestanden die in de Document Server zijn opgeslagen, inclusief bestanden die met de afdrukfunctie als Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk zijn opgeslagen, kunnen worden verwijderd. Zelfs als u altijd een wachtwoord heeft ingesteld, worden alle documenten verwijderd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Als u alle documenten wilt verwijderen, selecteert u [Ja].
69
Systeeminstellingen
❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server Programmeer de LDAP-server om e-mailbestemmingen in het adresboek van de LDAP-server direct te vinden. Deze functie is mogelijk tijdens het verzenden van ingescande bestanden via e-mail met de scanner of de faxfunctie. • Naam • Servernaam • Zoekbasis • Poortnr. • Gebr. beveil. verbinding (SSL) • Verificatie • Gebruikersnaam • Wachtwoord • Zoekvoorwaarden • Zoekopties Om een LDAP-zoekopdracht te starten, controleert u eerst of de hieronder vermelde items zijn ingesteld. Voor andere items controleert u uw omgeving en brengt u de nodige wijzigingen aan. • Servernaam • Zoekbasis • Poortnr. • Verificatie • Zoekvoorwaarden Om de LDAP-server in Beheerdertoepas. te gebruiken, selecteert u [Aan] onder LDAP-server. Deze functie ondersteunt LDAP versie 2.0 en 3.0. Versie 2.0 ondersteunt geen Hoge beveiliging-verificatie.
2
❖ LDAP zoeken U kunt opgeven of de LDAP-server moet worden gebruikt voor zoekbewerkingen. De standaard instelling is Uit. Als u [Uit] selecteert, verschijnt [LDAP zoeken] niet op het zoekscherm. ❖ AOF (Altijd aan) Hiermee kunt u opgegeven of u de automatische timer wilt gebruiken. De standaard instelling is Aan. ❖ Firmware versie U kunt de versie controleren van de software die in dit apparaat is geïnstalleerd. ❖ Niveau netwerkbeveiliging Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. 70
Beheerdertoepassingen
❖ Inst. geh. autom. wis. Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Het geheugen wissen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Alle logboeken verwijderen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie.
2
❖ Logboekinstelling verzenden Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Gegevensbeveiliging voor kopiëren Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Print Backup:Alle bestanden verwijderen Om een reservekopie van een afdrukdocument te verwijderen, drukt u op [Ja]. ❖ Print Backup:Compressie Stel de compressiemethode in voor het document waarvan u een reservekopie wilt maken. De standaard instelling is Hoge Compressie. ❖ Print Backup: Standaard Indeling Stel het standaardformaat in voor het document waarvan u een reservekopie wilt maken. De standaard instelling is Voor Afdrukken. ❖ Print backup: Standaard Resolutie Stel de standaardresolutie in voor het document waarvan u een reservekopie wilt maken. De standaard instelling is 50 %. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.209 “Adresboek” Pag.224 “De teller voor elke gebruiker afdrukken” Pag.282 “Teller”
71
Systeeminstellingen
Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server In dit gedeelte beschrijft hoe u de LDAP-serverinstellingen specificeert.
Om de LDAP-server te programmeren / wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens tweemaal op [TVolg.]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de LDAP-server die u wilt programmeren of wijzigen.
2
Selecteer bij het programmeren van de server [Niet geprogr.].
F Stel elk item in zoals vereist. G Druk op [OK] na het instellen van elk item. Zie "De LDAP-server programmeren" voor meer informatie over LDAP-server.
H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.73 “De LDAP-server programmeren”
Om de geprogrammeerde LDAP-server te verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen]. B Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens tweemaal op [TVolg.]. C Druk op [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server]. D Druk op [Verwijderen]. E Selecteer de LDAP-server die u wilt verwijderen. F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
72
Beheerdertoepassingen
De LDAP-server programmeren In dit gedeelte beschrijft hoe u de LDAP-server programmeert.
Om een identificatienaam in te voeren
A Druk op [Allocatie] onder “Naam”.
2
Registreer voor de LDAP-server een naam die op het serverselectiescherm van de LDAP-zoekbewerking verschijnt.
B Voer de identificatienaam van de server in. C Druk op [OK]. Om een servernaam in te voeren
A Druk op [Allocatie] onder “Servernaam”. Registreer de hostnaam of het IPv4-adres van de LDAP-server.
B Voer de LDAP-servernaam in. C Druk op [OK]. Om de zoekbasis in te voeren
A Druk op [Allocatie] onder “Zoekbasis”. Selecteer een routemap om het zoeken in e-mailadressen geregistreerd in de geselecteerde map te starten.
B Voer de zoekbasis in. Als het zoekdoel bijvoorbeeld de verkoopafdeling van het bedrijf ABC is, voert u “dc=verkoopafdeling, o=ABC” in. (In dit voorbeeld is het de beschrijving van een actieve directory. "dc" staat voor de organisatie-eenheid en de “o” staat voor het bedrijf.) De registratie van de zoekbasis kan vereist zijn afhankelijk van uw serveromgeving. Wanneer registratie vereist is, zullen niet-gespecificeerde zoekopdrachten resulteren in een fout. Controleer uw serveromgeving en voer de vereiste specificaties in.
C Druk op [OK].
73
Systeeminstellingen
Om een poortnummer in te voeren
A Druk op [Allocatie] onder “Poortnr.” Specificeer het poortnummer om te communiceren met de LDAP-server. Specificeer een poort die geschikt is voor uw omgeving.
B Typ het poortnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#}-toets.
2
Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], wijzigt het poortnummer automatisch in "636".
Om SSL-communicatie te starten
A Druk op [Aan] onder “Gebruik beveiligde verbinding (SSL)". Gebruik SSL om te communiceren met de LDAP-server. Om SSL te gebruiken, moet de LDAP-server SSL ondersteunen. Wanneer SSL is ingesteld op [Aan], wijzigt het poortnummer automatisch in "636". De SSL-instelling moet ingeschakeld zijn op dit apparaat. Neem contact op met uw netwerkbeheerder voor meer informatie.
Om verificatie in te stellen
A Druk op [TVolg.]. B Druk op [Aan] of [Hge beveiliging] onder "Verificatie". Om een zoekopdracht uit te voeren op de LDAP-server, gebruikt u de beheerdersaccount voor verificatie. De verificatie-instellingen moeten voldoen aan de verificatie-instellingen van uw server. Controleer de serverinstellingen voordat u dit apparaat instelt. [Hge beveiliging] is alleen beschikbaar voor LDAP versie 3.0. Wanneer [Hge beveiliging] is geselecteerd, wordt het beheerderswachtwoord gecodeerd voordat het naar het netwerk wordt verzonden. Wanneer [Aan] is geselecteerd, wordt het wachtwood verzonden zonder codering.
74
Beheerdertoepassingen
Om de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren
A Druk op [TVolg.]. B Druk op [Allocatie] onder “Gebruikersnaam”. Wanneer [Aan] of [Hge beveiliging] is geselecteerd voor de verificatie-instelling, gebruikt u de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder. Voer de accountnaam en het wachtwoord van de beheerder niet in wanneer u verificatie voor elke individuele of elke zoekopdracht gebruikt.
2
C Voer de gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. De procedure om de gebruikersnaam in te stellen hangt af van de serveromgeving. Controleer uw serveromgeving voor u de instelling opgeeft. Voorbeeld: Domeinnaam\Gebruikersnaam, Gebruikersnaam@Domeinnaam, CN=Naam, OU=Afdelingsnaam, DC=Servernaam
D Druk op [Allocatie] onder “Wachtwoord”. E Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. De gebruikersnaam en het wachtwoord zijn vereist voor beheerdersverificatie om toegang te krijgen tot de LDAP-server. U kunt de gebruikersnaam en het wachtwoord in het adresboek van dit apparaat instellen om met individuele verificatie toegang te krijgen tot de LDAP-server. Gebruik Beheerdertoepas. om de gebruikersnaam en het wachtwoord die u wilt gebruiken te selecteren.
Om de verbinding te testen
A Druk op [TVolg.]. B Druk op [Verbindingstest]. Verkrijg toegang tot de LDAP-server om te controleren of de verbinding juist is ingesteld. Controleer de werking van de verificatie naargelang de verificatie-instellingen. Een verbindingstest wordt uitgevoerd.
C Druk op [Afsluiten]. Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens. Deze functie controleert niet de zoekvoorwaarden of de zoekbasis.
75
Systeeminstellingen
Om zoekvoorwaarden in te stellen
A Druk twee keer op [TVolg.]. B Druk op [Allocatie] voor items die u wilt gebruiken als zoekvoorwaarden; kies uit de volgende opties: "Naam", "E-mailadres", "Faxnummer", "Bedrijfsnaam" en "Afdelingsnaam". U kunt een kenmerk invoeren als een typisch zoekwoord. Met behulp van het ingevoerde kenmerk zoekt de functie in het adresboek van de LDAP-server.
2
C Voer het kenmerk in dat u wilt gebruiken om naar e-mailadressen te zoe-
ken en druk vervolgens op [OK]. De waarde van het kenmerk kan wijzigen afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of de waarde van het kenmerk geschikt is voor uw serveromgeving voor u het instelt. U kunt items leeg laten, maar u kunt geen kenmerken leeg laten wanneer u naar e-mailadressen zoekt in het adresboek van de LDAP-server.
Om zoekopties in te stellen
A Druk drie keer op [TVolg.]. B Druk op [Allocatie] onder "Kenmerk". C Voer het kenmerk in dat u wilt gebruiken om naar e-mailadressen te zoe-
ken en druk vervolgens op [OK]. Om de gegevens op de LDAP-server te doorzoeken met een ander sleutelwoord dan de vooraf ingestelde sleutelwoorden zoals Naam, E-mailadres, Faxnummer, Bedrijfsnaam en Afdelingsnaam, specificeert u het kenmerk voor het sleutelwoord geregistreerd op uw LDAP-server en de naam die moet worden weergegeven op het bedieningspaneel tijdens het zoeken. Om bijvoorbeeld e-mailadressen te doorzoeken op werknemersnummer, voert u “Werknemersnr.” in het veld Kenmerk in en “Werknemersnr.” in het veld Toetsweergave. De waarde van het kenmerk kan wijzigen afhankelijk van de serveromgeving. Controleer of het kenmerk geschikt is voor uw serveromgeving voor u het instelt.
D Druk op [Allocatie] onder "Toetsweergave".
76
Beheerdertoepassingen
E Voer het toetsendisplay in en druk vervolgens op [OK]. De geregistreerde “Toetsweergave” verschijnt als sleutelwoord voor het doorzoeken van de LDAP. • Zonder toetsweergaveregistratie
2
• Met toetsweergaveregistratie
De toets verschijnt niet op het zoekscherm tenzij zowel "Kenmerk" als "Toetsweergave" zijn geregistreerd. Registreer beide items om het optionele zoeken te gebruiken.
77
Systeeminstellingen
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten In dit gedeelte vindt u meer uitleg over de systeeminstellingen op de twee apparaten tijdens Connect Copy. Wanneer gekoppeld kopiëren wordt uitgevoerd, worden de toetsen {Gebruikersinstellingen/Teller} van de subapparaten uitgeschakeld. Om de standaardinstellingen te wijzigen, drukt u eerst op [Gekoppeld kopiëren], dat wordt gemarkeerd op het bedieningspaneel van het hoofdapparaat, vervolgens wist u de opdracht voor gekoppeld kopiëren en voert u de nodige wijzigingen door.
2
Algemene functies Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Algemene Eigenschappen van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Gebruikerstekst Programmeren/ Wijzigen / Verwijderen • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Paneel toetsgeluid • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Opwarm pieper • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Weergave aantal kopieën • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • De teller wordt altijd weergegeven als Op (optellen). ❖ Functieprioriteit • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • Wanneer de automatische resettijd van het hoofdapparaat is verstreken, zal gekoppeld kopiëren worden geannuleerd. Daarna keert het apparaat terug naar de functie geselecteerd in Functieprioriteit bij het bereiken van de tijd voor systeemreset.
78
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten
❖ Afdrukprioriteit • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • Wanneer de automatische resettijd van het hoofdapparaat is verstreken, zal gekoppeld kopiëren worden geannuleerd. Daarna keert het apparaat terug naar de functie geselecteerd in Functieprioriteit bij het bereiken van de tijd voor systeemreset.
2
❖ Functie resettijd • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Tussenblad afdrukken • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Uitvoer: Kopieerapparaat • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Uitvoer: Document Server • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Uitvoer: Fax (fax) • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Uitvoer: Printer • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ ADF originele platformverhoging • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Sys.status/Takenl. weerg-tijd • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Toetsherhaling • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe.
79
Systeeminstellingen
❖ Z-vouw positie • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. • Geef dezelfde instellingen op voor beide apparaten.
Papierlade-instellingen
2
Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Papierlade-instellingen van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Papierladeprioriteit: Fax (fax) • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Papierladeprioriteit: Printer • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Papierformaat lade: Lade 2, Papierformaat lade: Lade 3 • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. • Zowel de hoofd- als de subapparaten moeten dezelfde instellingen voor de papierlade hebben. Alleen papierlades met hetzelfde formaat, dezelfde richting en dezelfde papiersoort kunnen worden gebruikt in de functie Gekoppeld kopiëren. ❖ Printer handinvoer papierformaat • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Papiertype: Handinvoerlade • De handinvoer kan alleen worden gebruikt met de functies Voorbladen en Hoofdstuk.
80
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten
❖ Papiertype: Lade 1 • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. • De instellingen voor papierformaat, richting en soort die overeenkomen met de instellingen op hoofd- en subapparaten kunnen worden gebruikt voor gekoppeld kopiëren. Om het meeste voordeel te halen uit de functie gekoppeld kopiëren, raden we aan dat u dezelfde papierinstellingen opgeeft op de hoofd- en subapparaten.
2
❖ Papiertype: Lade 2, Papiertype: Lade 3 • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. • De instellingen voor papierformaat, richting en soort die overeenkomen met de instellingen op hoofd- en subapparaten kunnen worden gebruikt voor gekoppeld kopiëren. Om het meeste voordeel te halen uit de functie gekoppeld kopiëren, raden we aan dat u dezelfde papierinstellingen opgeeft op de hoofd- en subapparaten. ❖ Voorbladlade • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Achterbladlade • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Tussenbladlade • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Lade Tussenvoegvel 1, Lade Tussenvoegvel 2 • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe.
81
Systeeminstellingen
Timerinstellingen Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Timerinstellingen van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Automatische timer UIT • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
2
❖ Timer Energiebesparing • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • In de modus Gekoppeld kopiëren zal geen enkel apparaat overschakelen naar de energiespaarstanden (laag verbruik of energiebesparen). ❖ Paneeltimer UIT • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • In de modus Gekoppeld kopiëren zal geen enkel apparaat overschakelen naar de energiespaarstanden (laag verbruik of energiebesparen). ❖ Automatische resettijd systeem • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. Alleen subapparaten kunnen worden gebruikt voor gekoppeld kopiëren. • Wanneer de tijd voor systeemreset is verstreken, wordt de modus Onderbreken op het subapparaat geannuleerd. ❖ Auto. resettijd Kopieerapp. / Doc. Server • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Automatische resettijd voor de fax (fax) • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Autom. resettijd vr printer • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Autom. res.tijd scanner • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. 82
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten
❖ Datum instellen • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Tijd instellen • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe.
2
❖ Autom. Timer log-out • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Code wekelijkse timer • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Wekelijkse timer: maandag - zondag • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • In de modus Gekoppeld kopiëren worden de instellingen van de wekelijkse timer op het subapparaat uitgeschakeld.
83
Systeeminstellingen
Beheerdertoepassingen Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Beheerdertoepassingen van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Adresboekmanagement • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
2
❖ Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Adresboek: Volgorde wijzigen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Adresboek: Titel bewerken • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Adresboek: Titel veranderen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Reservekopie / Adresboek herstellen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Teller weergeven/afdrukken • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Gebruikersverificatie management • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. 84
Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten
❖ Verhoogde verificatie management • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Beheerdersverificatie management • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
2
❖ Beheerder programmeren/wijzigen • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Sleutelteller management • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Uitgebreide beveiliging • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Aut. best.verw. in Document server • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Verw. alle best. in Document server • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ LDAP zoeken • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ AOF (Altijd aan) • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • Tijdens Connect Copy wordt geen van de apparaten automatisch uitgeschakeld. De stroom wordt alleen uitgeschakeld wanneer u de modus Gekoppeld kopiëren afsluit.
85
Systeeminstellingen
❖ Firmware versie • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Niveau netwerkbeveiliging • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
2
❖ Inst. geh. autom. wis. • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Het geheugen wissen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Alle logboeken verwijderen • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Logboekinstelling verzenden • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Gegevensbeveiliging voor kopiëren • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Print Backup:Alle bestanden verwijderen • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Print Backup:Compressie • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Print Backup: Standaard Indeling • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Print backup: Standaard Resolutie • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
86
3. Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server Dit hoofdstuk beschrijft de gebruikerstools in het Kopieeerapparaat/Document servermenu. Voor meer informatie over het betreden van de Kopieerapparaat/Document serverfunctie, zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Algemene functies Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Algemene functiemenu onder Kopieerapparaat/Document serverfuncties. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Prioriteit automatische belichting U kunt instellen of de automatische belichting “Aan” of “Uit” is wanneer het apparaat wordt ingeschakeld, gereset of functies worden gewist. • Tekst De standaard instelling is Aan. • Tekst / foto De standaard instelling is Aan. • Foto De standaard instelling is Uit. • Licht De standaard instelling is Aan. • Generatiekopie De standaard instelling is Aan. ❖ Kopie kwaliteit U kunt het niveau van de kopieerkwaliteit aanpassen voor elk type origineel. • Tekst De standaard instelling is Normaal. • Tekst / foto De standaard instelling is Normaal. • Foto De standaard instelling is Gedrukte foto. • Licht De standaard instelling is Normaal. • Generatiekopie De standaard instelling is Normaal.
87
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Afbeeldingsbeslichting U kunt het niveau van de belichting aanpassen voor elk type origineel. • Tekst De standaard instelling is Normaal. • Tekst / foto De standaard instelling is Normaal. • Foto De standaard instelling is Normaal. • Licht De standaard instelling is Normaal. • Generatiekopie De standaard instelling is Normaal.
3
❖ Origineelrichting in Duplexmodus U kunt de origineelrichting instellen voor het maken van dubbelzijdige kopieën. De standaard instelling is Boven/Boven. ❖ Kopierichting in Duplexmodus U kunt de kopierichting instellen voor het maken van dubbelzijdige kopieën. De standaard instelling is Boven/Boven. ❖ Max. aantal kopieën Het maximum aantal kopieën kan worden ingesteld tussen 1 en 999. De standaard instelling is 999 Vel(len). ❖ Automatische ladewisseling Als u papier van hetzelfde formaat in twee of meer lades plaatst, schakelt het apparaat automatisch over naar de volgende lade wanneer het papier in de eerste lade op is (wanneer Autopapierselec. toepassen is geselecteerd.) Deze functie wordt “Automatische ladewisseling” genoemd. Deze instelling bepaalt of u Automatische ladewisseling wilt gebruiken of niet. • Met beeldrotatie Gebruik dit om te kopiëren wanneer u de functie Automatische ladewisseling gebruikt. • Zonder beeldrotatie Kopieert alleen met Automatische ladewisseling als u papier van hetzelfde formaat en in dezelfde richting in twee of meer laden plaatst. Als het papier niet hetzelfde formaat heeft of niet in dezelfde richting ligt, wordt het kopiëren onderbroken en wordt het bericht “Plaats papier”. weergegeven. • Uit Wanneer het papier in een papierlade op is, wordt het kopiëren onderbroken en wordt het bericht “Plaats papier”. weergegeven. De standaard instelling is Met beeldrotatie.
88
Algemene functies
❖ Papierweergave U kunt ervoor kiezen dat de beschikbare papierladen en papierformaten worden weergegeven op het beginscherm. De standaard instelling is Weergeven. ❖ Origineeltype weergeven U kunt de origineeltypes laten weergegeven op het beginscherm. De standaard instelling is Weergeven. ❖ Toon: Origineel op glasplaat Er klinkt een geluidssignaal wanneer u de originelen vergeet te verwijderen na het kopiëren. De standaard instelling is Aan. Als Paneel toetsgeluid van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Uit] is, klinkt het geluidssignaal niet, ongeacht de instelling Toon: Origineel op glasplaat.
3
❖ Oproepen bij taakeinde U kunt bepalen of het geluidssignaal wel of niet klinkt wanneer het kopiëren voltooid is. Als Paneel toetsgeluid van Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) [Aan] is, klinkt er een pieptoon om te laten weten dat het apparaat een taak niet heeft voltooid omwille van redenen zoals het kopiëren werd onderbroken, het papier in de papierlade is op of het papier is vastgelopen. De standaard instelling is Aan. ❖ Toetsweergave gekoppeld kopiëren U kunt opgeven of de toets voor gekoppeld kopiëren moet worden weergegeven. De standaard instelling is Aan. ❖ Teller weerg. origineel veranderen U kunt de teller weergave origineel selecteren. De standaard instelling is Teller originele vel.
89
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Aangepaste functie: Kopieerapparaat U kunt maximaal zes frequent gebruikte functies toewijzen aan functietoetsen van het kopieerapparaat.
3 De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 1” is 1zijd→2-zijd:B/B. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 2” is 2zijdig→2-zijdig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 3” is 1zijd→Cmb 2 orig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 4” is 1zijd→Cmb 4 orig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 5” is Marge creëren. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: kopieerapparaat 6” is niet ingesteld.
90
Algemene functies
❖ Aangepaste functie: Document Server opslag U kunt maximaal zes frequent gebruikte functies toewijzen aan opslagtoetsen van Document Server.
3 De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 1” is 2-zijdig org. B/B. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 2” is 1-zijd→Cmb 2 orig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 3” is 1-zijd→Cmb 4 orig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 4” is 1-zijd→Cmb 8 orig. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 5” is Marge creëren. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serveropslag 6” is niet ingesteld.
91
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Functie aanpassen: Afdrukken Document Server U kunt maximaal zes frequent gebruikte functies toewijzen aan afdruktoetsen van Document Server.
3 De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serverafdruk 1” is Duplex afdr. Bov. naar Bov.. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serverafdruk 2” is Duplex afdr. Bov. naar Ond.. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serverafdruk 3” is Boekje. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document serverafdruk 4” is Tijdschrift. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document afdruk 5” is niet ingesteld. De standaard instelling voor “Aanpassingsfunctie: document afdruk 6” is niet ingesteld. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
92
Reproductiefactor
Reproductiefactor Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Reproductiefactormenu onder Kopieerapparaat/Document serverfuncties. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Snelkoppeling Verkl./Vergr. U kunt maximaal drie frequent gebruikte ratio’s voor Verkleinen/Vergroten registreren, behalve de vaste ratio voor Verkleinen/Vergroten, en ze laten weergeven op het beginscherm. U kunt ook geregistreerde factoren voor Verkleinen/Vergroten wijzigen. De standaard instelling voor "F1" is 71% (metrische versie) / 73% (inch versie). De standaard instelling voor "F2" is 141% (metrische versie) / 155% (inch versie). De standaard instelling voor "F3" is 93%.
3
❖ Vergr./Verkl.ratio U kunt de factoren voor het vergroten en verkleinen specificeren die verschijnen wanneer u op [Verkleinen/Vergroten] drukt op het kopieerscherm.
• Metrische versie • 25% • A3 → A5, B4 → B6 (50%) • A3 → A5, A4 → B6 (61%) • A3 → A4, B4 → B5 (71%) • B4 → A4, B5 → A5 (82%) • A3 → B4, A4 → B5 (87%) • 93% • B4 → A3, B5 → A4 (115%) • A4 → B4, A5 → B5 (122%) • A4 → A3, B5 → B4 (141%) • A5 → A3, B6 → B4 (200%) • 400% • Gebruiker verk./verg. (25-400%)
93
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
• Inch-versie • 25% • 11"×17" → 51/2"×81/2" (50%) • 11"×17" → 81/2"×11" (65%) • 11"×15" → 81/2"×11" (73%) • 81/2"×14" → 81/2"×11" (78%) • 81/2"×13" → 81/2"×11" (85%) • 93% • 81/2"×14" → 11"×17" (121%) • 81/2"×11" → 11"×17" (129%) • 51/2"×81/2" → 81/2"×14" (155%) • 51/2"×81/2" → 11"×17" (200%) • 400% • Gebruiker verk./verg. (25-400%)
3
❖ Verkl./Vergr.ratio prioriteit U kunt de ratio met prioriteit instellen wanneer u op [Verkleinen/Vergroten] drukt. De standaard instelling is 71% (metrische versie) / 73% (inch versie). ❖ Ratio voor het creëren van een kantlijn U kunt de ratio voor Verkleinen/Vergroten instellen bij het registreren van Marge creëren in een sneltoets. Voer een ratio in met de cijfertoetsen (tussen 90 en 99%). De standaard instelling is 93%. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
94
Bewerken
Bewerken Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Bewerkingsmenu onder Kopieerapparaat/Document serverfuncties. Standaardinstellingen worden vet weergegeven. Voer de breedte van de inbindmarge als volgt in met de cijfertoetsen: • Metrische versie: 0–30 mm (in stappen van 1 mm) • Inch-versie: 0"-1,2" (in stappen van 0,1 inch) Voer de breedte van de gewiste marge als volgt in met de cijfertoetsen: • Metrische versie: 2–99 mm (in stappen van 1 mm) • Inch-versie: 0,1"-3,9" (in stappen van 0,1 inch) Een afbeelding van ongeveer 1,5 mm (0,06") wordt niet weergegeven als de breedte van de scheidingslijn, wanneer u vaste of onderbroken lijnen instelt.
3
❖ Marge voorzijde: Links/Rechts. U kunt de linker- en rechtermarges aan de voorzijde van kopieën specificeren in de modus Marge aanpassing. De standaard instelling is Links 5 mm (metrische versie) Links 0,2" (inch-versie). ❖ Marge achterzijde: Links/Rechts. U kunt de linker- en rechtermarges aan de achterzijde van kopieën specificeren in de modus Marge aanpassing. De standaard instelling is Rechts 5 mm (metrische versie) Rechts 0,2" (inchversie). ❖ Marge voorzijde: Boven/Onder U kunt de boven- en ondermarges aan de voorzijde van kopieën specificeren in de modus Marge aanpassing. De standaard instelling is B / O: 0 mm (metrische versie) / B / O: 0,0" (inchversie). ❖ Marge achterzijde: Boven/Onder U kunt de boven- en ondermarges aan de achterzijde van kopieën specificeren in de modus Marge aanpassing. De standaard instelling is B / O: 0 mm (metrische versie) / B / O: 0,0" (inchversie). ❖ 1-zijdig→2-zijdig automatische marge: B/B In de 1-zijdig 2-zijdig Duplexmodus kunt u de marges aan de achterzijde specificeren. De marge wordt ingesteld op dezelfde waarde als “Marge achterzijde: Links/Rechts". De standaard instelling is Rechts 5 mm (metrische versie) Rechts 0,2" (inchversie). 95
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ 1-zijdig→2-zijdig automatische marge: B/O In de 1-zijdig 2-zijdig Duplexmodus kunt u de marges aan de achterzijde specificeren. De waarde ingesteld voor "Marge achterzijde: Boven/Onder" wordt gebruikt. De standaard instelling is B / O:0 mm (metrische versie) / B / O:0,0" (inch-versie). ❖ Randbreedte wissen U kunt met deze functie de breedte van de gewiste randmarges specificeren. De standaard instelling is 10 mm (metrische versie) / 0,4" (inch-versie). ❖ Origineelschaduw wissen in combimodus In combimodus kunt u specificeren of u een grensmarge van 3 mm, 0,1" rond de vier randen van elk origineel wilt wissen. De standaard instelling is Aan.
3
❖ Middenbreedte wissen U kunt met deze functie de breedte van de gewiste middenmarges specificeren. De standaard instelling is 10 mm (metrische versie) / 0,4" (inch-versie). ❖ Kopie voorblad in combimodus U kunt een gecombineerde kopie maken van het voorblad wanneer u de voorbladmodus selecteert. Combineren
Niet gecombineerd
NL GCST019E
De standaard instelling is Combineren.
❖ Kopieervolgorde in combimodus U kunt de kopieervolgorde in combimodus instellen op Links naar Rechts of Boven naar Onder. Van links naar rechts
Van boven naar onderen
NL GCAH090E
De standaard instelling is Van links naar rechts.
96
Bewerken
❖ Richting: Boekje, Tijdschrift U kunt de richting dat kopies moeten openen selecteren in de modus Boekje of Tijdschrift. De standaard instelling is Links openmaken. ❖ Kopieren op tussenv. in Combineren U kunt specificeren of u een gecombineerde kopie wilt maken op de ingevoegde tussenbladen in de modus Tussenv./Hoofdstuk. De standaard instelling is Combineren. ❖ Scheidingslijn van afbeeldingherhaling U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Beeld herhalen uit: Geen, Dekkend, Onderbroken A, Onderbroken B of Snijlijn. • Geen
3
• Dekkend
• Onderbroken A
• Onderbroken B
• Snijlijn
De standaard instelling is Geen.
97
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Scheidingslijn van dubbele kopie U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Dubbele kopie uit: Geen, Dekkend, Onderbroken A, Onderbroken B of Snijlijn. • Geen
• Dekkend
3 • Onderbroken A
• Onderbroken B
• Snijlijn
De standaard instelling is Geen.
98
Bewerken
❖ Scheidingslijn in combimodus U kunt een scheidingslijn selecteren met de functie Combineren uit: Geen, Dekkend, Onderbroken A, Onderbroken B of Snijlijn. • Geen
• Dekkend
3 • Onderbroken A
• Onderbroken B
• Snijlijn
De standaard instelling is Geen.
❖ Kopie op achterblad Bij het kopiëren van het achterblad, kunt u specificeren of u het achterblad aan de buitenzijde (buitenpagina) of de binnenzijde (binnenpagina) wilt. De standaard instelling is Buitenzijde. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
99
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Stempel Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het stempelmenu in Eigenschappen kopieerapparaat/Document server. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Achtergrondnummering
3
Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Achtergrondnummeringmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Formaat U kunt het formaat van de cijfers instellen. De standaard instelling is Normaal. ❖ Belichting U kunt de belichting van de cijfers instellen. De standaard instelling is Normaal.
Vooraf ingestelde stempel Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Vooringestelde Stempelmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Stempeltaal U kunt de taal van het bericht afgedrukt in stempelmodus selecteren. De standaard instelling is Engels. ❖ Stempelprioriteit U kunt het stempeltype met prioriteit selecteren wanneer u op [Voor.ingest. st.] drukt. De standaard instelling is Kopie. ❖ Stempelnotatie U kunt specificeren hoe elke stempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt specificeren waar de stempel moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Rechtsboven. • Stempelpositie U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik, zoals hieronder. 100
Stempel
Metrische versie: • "Linksboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenlinks"…B/O: 72-72 mm, L/R: 4-144 mm • "Midden"…B/O: 72-72 mm, L/R: 72-72 mm • "Middenrechts"…B/O: 72-72 mm, L/R: 4-144 mm • "Linksonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenlinks"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" • "Midden"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8" • "Middenrechts"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" • "Linksonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Formaat U kunt het formaat van de stempel instellen. De standaard instelling is 1 X. • Belichting U kunt het patroon gebruikt om de stempel af te drukken instellen. • Normaal De stempel wordt afgedrukt op de afbeelding. U kunt niet controleren welke delen elkaar zullen overlappen. • Lichter De afbeelding is zichtbaar doorheen de stempel. • Lichtste De afbeelding is beter zichtbaar dan bij de instelling Lichter. De standaard instelling is Normaal. • Te stempelen pagina U kunt de stempel laten afdrukken op de eerste pagina of alle pagina’s. De standaard instelling is Alle pagina's.
3
Verwijzing Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
101
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Eigen stempel Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Eigen Stempelmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Stempel programmeren/verwijderen U kunt deze ontwerpen registreren, wijzigen of verwijderen als eigen stempels. U kunt maximaal vier eigen stempels met uw favoriete ontwerpen registreren. ❖ Stempelnotatie: 1, Stempelnotatie: 2, Stempelnotatie: 3, Stempelnotatie: 4 U kunt specificeren hoe elke stempel van de geregistreerde eigen stempels 1 tot 4 wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt specificeren waar de eigen stempel moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Rechtsboven. • Stempelpositie U kunt de positie van de eigen stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik, zoals hieronder. Metrische versie: • "Linksboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenlinks"…B/O: 72-72 mm, L/R: 4-144 mm • "Midden"…B/O: 72-72 mm, L/R: 72-72 mm • "Middenrechts"…B/O: 72-72 mm, L/R: 4-144 mm • "Linksonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenlinks"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" • "Midden"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 2,8"-2,8" • "Middenrechts"…B/O: 2,8"-2,8", L/R: 0,1"-5,7" • "Linksonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Te stempelen pagina Stelt in of de stempel op alle pagina’s of alleen op de eerste pagina moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Alle pagina's.
3
102
Stempel
Verwijzing Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
Datumstempel Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Datum Stempelmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Notatie U kunt de datumnotatie voor de modus Datumstempel selecteren. De standaard instelling is DD/MM/JJJJ (metrische versie) / DD/MM/JJJJ (inch versie).
3
❖ Lettertype U kunt het lettertype van de datumstempel selecteren. De standaard instelling is Lettertype 1. ❖ Formaat U kunt het formaat van de datumstempel selecteren. De standaard instelling is Autom.. ❖ Superimpose U kunt de datumstempel in het wit laten afdrukken als hij overlapt met zwarte gedeeltes van de afbeelding. De standaard instelling is Uit. ❖ Stempelinstelling U kunt specificeren hoe de datumstempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt specificeren waar de datumstempel moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Linksboven. • Stempelpositie U kunt de positie van de datumstempel aanpassen binnen het beschikbare bereik, zoals hieronder. Metrische versie: • "Linksboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Linksonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm
103
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Linksonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Te stempelen pagina Stelt in of de stempel op alle pagina’s of alleen op de eerste pagina moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Alle pagina's.
3
Paginanummering Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Paginanummeringmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Stempelnotatie U kunt de notatie van de paginanummering met prioriteit selecteren wanneer u op [Paginanummering] drukt. De standaard instelling is P1,P2.... ❖ Lettertype U kunt het afgedrukt paginanummer selecteren in de modus Paginanummering. De standaard instelling is Lettertype 1. ❖ Formaat U kunt het formaat van de afgedrukte stempel instellen in de modus Paginanummering. De standaard instelling is Autom.. ❖ Stempelpositie achterzijde duplexkopie U kunt de positie van het paginanummer op de achterzijde van de duplexkopie in duplexmodus instellen. De standaard instelling is Tegenoverg. pos.. ❖ Paginanummering in combinatie U kunt de paginanummering instellen wanneer u de functie Combineren en Paginanummering gelijktijdig gebruikt. De standaard instelling is Per origineel.
104
Stempel
❖ Stempel op aang. Tussenblad U kunt bepalen om de paginanummers op tussenbladen af te drukken wanneer u de functie Tussenv. ingesteld op [Kopie] en de functie Paginanummering gelijktijdig gebruikt. De standaard instelling is Uit. ❖ Stempelpositie U kunt specificeren hoe elke stempel wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt specificeren waar de stempel moet worden afgedrukt. Voor de patronen "P1, P2, ---", "1/5, 2/5,---", "P.1, P.2, ---" en "1, 2, ---" wordt het apparaat in de fabriek standaard ingesteld op "Rechtsboven". Voor de patronen "-1-, -2-, ---" en "1-1, 1-2, ---" is de positie ingesteld op "Middenonder". Het instelbereik is als volgt: • Stempelpositie U kunt de positie van de stempel aanpassen binnen het beschikbare bereik, zoals hieronder. Metrische versie: • "Linksboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Linksonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Linksonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7"
3
❖ Superimpose U kunt de paginanummers in het wit laten afdrukken als ze overlappen met zwarte gedeeltes van de afbeelding. De standaard instelling is Uit. ❖ Paginanummering eerste brief Verander de afdruktaal van de pagina. De standaard instelling is P1,P2.../P.1,P.2....
105
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Stempeltekst Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Stempeltekstmenu in Stempel. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Lettertype U kunt het lettertype van de stempeltekst selecteren. De standaard instelling is Lettertype 1. ❖ Formaat U kunt het formaat van de stempeltekst instellen. De standaard instelling is Autom..
3
❖ Superimpose U kunt de stempeltekst in het wit laten afdrukken als hij overlapt met zwarte gedeeltes van de afbeelding. De standaard instelling is Uit. ❖ Stempelinstelling U kunt specificeren hoe de stempeltekst wordt afgedrukt. • Stempelpositie U kunt specificeren waar de stempeltekst moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Rechtsboven. • Stempelpositie U kunt de positie van de stempeltekst aanpassen binnen het beschikbare bereik, zoals hieronder. Metrische versie: • "Linksboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsboven"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Linksonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm • "Middenonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 72-72 mm • "Rechtsonder"…B/O: 4-144 mm, L/R: 4-144 mm Inch-versie: • "Linksboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsboven"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Linksonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • "Middenonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 2,8"-2,8" • "Rechtsonder"…B/O: 0,1"-5,7", L/R: 0,1"-5,7" • Te stempelen pagina Stelt in of de stempel op alle pagina’s of alleen op de eerste pagina moet worden afgedrukt. De standaard instelling is Alle pagina's. 106
Invoer/uitvoer
Invoer/uitvoer Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Invoer/uitvoermenu in Eigenschappen kopieerapparaat/Document server. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Activeer Batch U kunt bepalen of de Verzamelmodus of SADF-modus wordt weergegeven wanneer u op de toets [Speciaal origineel] drukt. De standaard instelling is Batch.
3
❖ SADF automatische resettijd In SADF-modus moet een origineel worden geplaatst binnen een bepaalde tijd nadat het vorige origineel werd ingevoerd. U kunt deze tijd aanpassen van 3 tot 99 seconden in stappen van 1 seconde. De standaard instelling is 5 seconde(n). ❖ Gerot.sort: Autom. pap. doorgaan Specificeer om door te gaan met kopiëren wanneer papier met de vereiste richting op is geraakt tijdens geroteerd sorteren. De standaard instelling is Uit. • Aan Kopiëren gaat verder op kopieerpapier met een andere richting. De kopieertaak wordt voltooid, zelfs als u het apparaat heeft verlaten. • Uit Wanneer het papier met de vereiste richting op is, stopt het apparaat met kopiëren en herinnert het u eraan om kopieerpapier te plaatsen. Nadat u het papier heeft geplaatst, gaat het apparaat verder met kopiëren. ❖ Uitv. tekstzijde omh. methode in Glasmodus U kunt specificeren op welke manier kopieën worden uitgevoerd bij het kopiëren van een origineel dat op de glasplaat is geplaatst. De standaard instelling is Tekstzijde boven. ❖ Uitv. tekstzijde omh.meth. in Handinv.modus U kunt specificeren op welke manier kopieën worden uitgevoerd bij het kopiëren in Handinvoermodus. De standaard instelling is Tekstzijde boven. ❖ Autom scan. herst. na vol geh. Wanneer het geheugen vol is geraakt tijdens het scannen van originelen, maakt het apparaat eerst kopieën van de ingescande originelen en gaat het daarna automatisch verder met het scannen van de resterende originelen. De standaard instelling is Uit. • Aan U kunt het apparaat onbeheerd laten om kopieën te maken, maar de uitgevoerde pagina’s zullen niet op elkaar volgen. 107
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
• Uit Wanneer het geheugen vol is geraakt, stopt het apparaat, waardoor u de gekopieerde pagina’s uitgevoerd naar de uitvoerlade kunt verwijderen.
❖ Briefpapier instelling Als u [Ja] selecteert in deze functie, draait het apparaat de afbeelding correct. De standaard instelling is Nee. Op papier met een vaste papierrichting (boven naar onder) of 2-zijdig papier wordt mogelijk onjuist afgedrukt, afhankelijk van hoe de originelen en het papier worden geplaatst. ❖ Nietpositie Specificeer welke nieten Boven 2 of Onder met prioriteit worden weergegeven op het beginscherm. De optionele Finisher 3.000 vellen of Boekje Finisher is vereist om deze functie te gebruiken. De standaard instelling voor “Nietpositie 1” is Boven 1. De standaard instelling voor “Nietpositie 2” is Midden. De standaard instelling voor “Nietpositie 3” is Links 2. De standaard instelling voor “Nietpositie 4” is Nieten: Boven 2.
3
❖ Perforatietype Specificeer welk perforatietype (2 gaten of 3 gaten) met prioriteit wordt weergegeven op het beginscherm. De optionele Finisher 3.000 vellen of Boekje Finisher is vereist om deze functie te gebruiken. De standaard instelling voor “Perforeerpositie 1 ” is 2 gaten l. De standaard instelling voor “Perforeerpositie 2 ” is Perf: 2 gaten b. ❖ Vereenvoudigd scherm: Type afwerkmogelijkheid U kunt selecteren welke toets wordt weergegeven met hogere prioriteit voor “Type afwerkmogelijkheid” op het vereenvoudigde scherm. De standaard instelling voor “Vereenvoudigd scherm: Type afwerkmogelijkheid 1” is niet ingesteld. De standaard instelling voor “Vereenvoudigd scherm: Type afwerkmogelijkheid 2” is niet ingesteld. De standaard instelling voor “Vereenvoudigd scherm: Type afwerkmogelijkheid 3” is niet ingesteld. Verwijzing Problemen oplossen
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
108
Instellingen voor de documentserver
Instellingen voor de documentserver Deze secite beschrijft de gebruikerstool instellingen voor de Document server. Zie "Systeeminstellingen" en "Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server" voor meer informatie.
❖ Kopieerapparaat/Document Server eigenschappen Koptekst
items
Standaard
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
2-zijdig org. B/B
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
1-zijd→Cmb 2 orig
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
1-zijd→Cmb 4 orig
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
1-zijd→Cmb 8 orig
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
Marge creëren
Alg. eigensch.
Aangepaste functie: Document Server opslag
Uit
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Duplex afdr. Bov. naar Bov.
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Duplex afdr. Bov. naar Ond.
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Boekje
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Tijdschrift
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Uit
Alg. eigensch.
Functie aanpassen: Afdrukken Document Server Uit
3
❖ Systeeminstellingen Koptekst
Item
Standaard
Alg. eigensch.
Opwarm pieper
Aan
Alg. eigensch.
Weergave aantal kopieën
Optellen
Alg. eigensch.
Uitvoer: Document Server
Uitvoerlade
Instell. papierlade
Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat
Lade 1
Instell. papierlade
Voorbladlade
Uit
Instell. papierlade
Achterbladlade
Uit
Instell. papierlade
Tussenbladlade
Uit
Instell. papierlade
Lade Tussenvoegvel 1, Lade Tussenvoegvel 2
Uit
Tijdsinstellingen
Auto. resettijd Kopieerapp. / Doc. Server
60 seconde(n)
Beheerdertoepas.
Aut. best.verw. in Document server
3 dag(en)
Beheerdertoepas.
Verw. alle best. in Document server
-
109
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.39 “Systeeminstellingen” Pag.87 “Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server”
3
110
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten In dit gedeelte vindt u meer uitleg over de eigenschappen van kopieerapparaat/Document Server op de twee apparaten tijdens Connect Copy. Wanneer gekoppeld kopiëren wordt uitgevoerd, worden de toetsen {Gebruikersinstellingen/Teller} van de subapparaten uitgeschakeld. Als u de standaardinstellingen wilt veranderen, drukt u op [Gekoppeld kopiëren] dat in tegengestelde weergave verschijnt op het bedieningspaneel van het hoofdapparaat en vervolgens annuleert u het gekoppeld kopiëren voor u wijzigingen doorvoert.
3
Algemene functies Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Algemene Eigenschappen van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Prioriteit automatische belichting • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Kopie kwaliteit • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Afbeeldingsbeslichting • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Origineelrichting in Duplexmodus • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Kopierichting in Duplexmodus • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Max. aantal kopieën • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
111
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Automatische ladewisseling • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Papierweergave • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Origineeltype weergeven • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
3
❖ Toon: Origineel op glasplaat • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Oproepen bij taakeinde • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Wanneer [Aan] is geselecteerd, klinkt alleen het geluidssignaal van het hoofdapparaat. ❖ Toetsweergave gekoppeld kopiëren • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. Subapparaten passen ook hun eigen respectieve instellingen toe. ❖ Teller weerg. origineel veranderen • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Aangepaste functie: Kopieerapparaat • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Aangepaste functie: Document Server opslag • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Functie aanpassen: Afdrukken Document Server • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
112
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten
Reproductiefactor Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in de Reproductiefactor van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Snelkoppeling Verkl./Vergr. • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Vergr./Verkl.ratio • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
3
❖ Verkl./Vergr.ratio prioriteit • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Ratio voor het creëren van een kantlijn • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren.
Bewerken Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in Bewerken van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Marge voorzijde: Links/Rechts. • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. ❖ Marge achterzijde: Links/Rechts. • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. ❖ Marge voorzijde: Boven/Onder • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. 113
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Marge achterzijde: Boven/Onder • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. ❖ 1-zijdig→2-zijdig automatische marge: B/B • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast.
3
❖ 1-zijdig→2-zijdig automatische marge: B/O • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. ❖ Randbreedte wissen • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast. ❖ Origineelschaduw wissen in combimodus • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Middenbreedte wissen • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Kopie voorblad in combimodus • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Kopieervolgorde in combimodus • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
114
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten
❖ Richting: Boekje, Tijdschrift • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Kopieren op tussenv. in Combineren • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Scheidingslijn van afbeeldingherhaling • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
❖ Scheidingslijn van dubbele kopie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Scheidingslijn in combimodus • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Kopie op achterblad • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. • Instellingen opgegeven op het hoofdapparaat worden toegepast.
115
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Stempel Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in Stempel van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
Achtergrondnummering ❖ Formaat • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
❖ Belichting • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. Vooraf ingestelde stempel ❖ Stempeltaal • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelprioriteit • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelnotatie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
116
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten
Eigen stempel ❖ Stempel programmeren/verwijderen • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelnotatie: 1, Stempelnotatie: 2, Stempelnotatie: 3, Stempelnotatie: 4 • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
Datumstempel ❖ Notatie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Lettertype • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Formaat • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Superimpose • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelinstelling • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
117
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
Paginanummering ❖ Stempelnotatie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Lettertype • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
❖ Formaat • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelpositie achterzijde duplexkopie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Paginanummering in combinatie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempel op aang. Tussenblad • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelpositie • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Superimpose • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Paginanummering eerste brief • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. 118
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server op hoofd- en subapparaten
Stempeltekst ❖ Lettertype • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Formaat • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
❖ Superimpose • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Stempelinstelling • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
Invoer/uitvoer Hieronder wordt uitgelegd hoe de standaardinstellingen in Stempel van kopiëren van de hoofd- en subapparaten worden gebruikt in gekoppeld kopiëren.
❖ Activeer Batch • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ SADF automatische resettijd • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Gerot.sort: Autom. pap. doorgaan • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • Deze functie heeft effect wanneer Automatische ladewisseling in Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) is ingesteld op "Aan (Roteren)". ❖ Uitv. tekstzijde omh. methode in Glasmodus • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. 119
Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server
❖ Uitv. tekstzijde omh.meth. in Handinv.modus • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Autom scan. herst. na vol geh. • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Briefpapier instelling • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat.
3
❖ Nietpositie • Het hoofdapparaat past de instelling toe die erop is opgegeven. De instellingen van het subapparaat hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. ❖ Perforatietype • Het hoofdapparaat past de instellingen toe die erop zijn opgegeven. Subapparaten passen ook de instellingen toe die zijn opgegeven op het hoofdapparaat, ongeacht de opgegeven instellingen op het apparaat. ❖ Vereenvoudigd scherm: Type afwerkmogelijkheid • Instellingen opgegeven op de hoofd- en subapparaten hebben geen invloed op gekoppeld kopiëren. • De functie gekoppeld kopiëren is niet beschikbaar vanaf de eenvoudige weergave.
120
4. Faxeigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft de gebruikerstools in het menu Faxeigenschappen. Voor meer informatie over het betreden van de faxeigenschappen, zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Algemene functies Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Algemene functiemenu in faxeigenschappen.
❖ Snelbedieningstoets (1-3) Regelmatig gebruikte functies zoals sneltoetsen verschijnen onmiddelijk op het menu zodra de machine aangezet wordt. Wanneer [Aan] geselecteerd wordt, dan kunnen de sneltoetsen met de volgende items geprogrammeerd worden: • Aan • Handmatige e-mail RX • Later verzenden • Onderwerp • Tekst • Ontvangstbericht • E-mail TX-resultaten • BCC-transmissie • Std. bericht • Faxkopafdruk • Labelaanhechting • Gesloten netwerk • SUB-code TX • SEP-code ontvangst • Afdrukgeheugenslot • TX-bestandstatus • RX-bestandstatus • Journaal • Druk opgeslagen RX-bestand af • TX-statusrapport • Doorsturen • Wissel RX-modus • Uit 121
Faxeigenschappen
Er kunnen maximal drie functies bij de sneltoetsen geprogrammeerd worden. Functies die vaag verschijnen zijn reeds ingesteld. De standaard instelling voor Sneltoets 1 is niet ingesteld. De standaard instelling voor Sneltoets 2 is TX-bestandsstatus. De standaard instelling voor Sneltoets 3 is Status RX-bestand.
❖ Titel veranderen Selecteer de op de bestemmingslijst te tonen titel. De standaard instelling is Titel 1. ❖ Bestemming zoeken Selecteer een te gebruiken bestemmingslijst in “Zoek bestemming”. U kunt uit het Adresboek of de geregistreerde LDAP-server selecteren. De standaard instelling is Adresboek.
4
❖ Teller communicatie pagina's Controleert de transmissie, de ontvangst en de totalen op het display. • Transmissies: Het totaal aantal overgebrachte pagina’s • Ontvangsten: Totaal aantal ontvangen pagina’s A Druk op [Faxeigenschappen]. B Controleer of [Alg. eigensch.] is geselecteerd. C Druk op [Teller communicatie pagina's]. D Na het controleren van het display, drukt u op [Afsluiten]. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. ❖ Geluidsvolume aanpassen Pas het geluidsvolume aan tijdens de Op de haakmethode en de Onmiddelijke transmissie. De standaard instelling voor het geluidsvolume is niveau 2. ❖ Box instelling De volgende functies zijn er voor het leveren en overbrengen van documenten: • Persoonlijk kader • Informatiekader • Overdrachtkader Voor informatie over het instellen van het kader zie “Kader instellingen”. ❖ Box instelling: Lijst afdrukken U kunt een lijst van de huidige geregistreerde Persoonlijke kaders, Informatiekaders, en Overdrachtskaders afdrukken.
122
Algemene functies
❖ Direct kiezen tijd Gebruik deze functie om een tijd aan te geven om de Op de haakmethode te annuleren nadat u verstuurd heef d.m.v. Op de haak bellen. De standaard instelling is 3 minuten. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.172 “Kaderinstellingen” Problemen oplossen Faxhandleiding
4
123
Faxeigenschappen
Scaninstellingen Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Scaninstellingenmenu in Faxeigenschappen.
❖ Scanform. progr/wijz/verw U kunt regelmatig gebruikte scanformaten programmeren, wijzigen of annuleren. Voor meer informatie over het programmeren zie “Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat”. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
4
Pag.141 “Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat”
124
Verzendinst.
Verzendinst. Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Verzendinstellingenmenu in Faxeigenschappen.
❖ Max. E-mailform. Waaneer de andere partij een grens heeft m.b.t. de grootte van de e-mails dat ontvangen kunnen worden of het versturen van e-mails met veel gegevens problemen veroorzaakt, kunt u instellingen instellen om de grootte van de verstuurde e-mails te beperken. Wanneer deze functie ingeschakeld is, dan wordt het versturen van e-mail dat ingestelde grootte overschrijdt geannuleerd. De standaard instelling is Uit. Wanner de e-mail de maximale bestandsgrootte overschrijdt, dan wordt er een Foutrapport aangemaakt en de e-mail gewist. Zelfs als de e-mail de grootte grens niet overschrijdt, dan kan het misschien afgewezen worden omdat het niet aan de eisen voldoet van de serverinstellingen. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Max. E-mailform.]. D Druk op [Aan].
E
Voer de maximale e-mailgrootte in d.m.v. de cijfertoetsen.
F
De maximale e-mailgrootte kan tussen de 128 en 102400 kb liggen. Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en voer het dan opnieuw in. Druk op [OK].
4
125
Faxeigenschappen
❖ Progr/Wijz/Verw stand.bericht Programmeer standaard berichten die aan de bovenkant van de eerste pagina van het origineel van de ontvangende partij afgedrukt moeten worden. Het is nuttig voor persoonlijke berichten zoals groeten. U kunt drie standaardberichten inprogrammeren. U kunt de "Vertrouwelijk", "Spoed", "Bel a.u.b.", of "Kopie naar corres. sectie" berichten niet veranderen. De procedure voor het programmeren en wijzigen is dezelfde. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Progr/Wijz/Verw stand.bericht]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. Om het geregistreerde bericht te wissen, druk op [Verwijderen].
4
E
F G H I
126
Selecteer het bericht dat u wilt programmeren of wijzigen. Om het geregistreerde bericht te wissen, selecteer het bericht wat u wilt wissen en druk op [Verwijderen]. Voer een nieuw bericht in. Voor meer informatie over het invoeren van tekst zie Over dit apparaat. Druk op [OK]. Om een registratie te annuleren, druk op [Annuleren]. Druk op [Afsluiten]. Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verzendinst.
❖ Kopiebestand TX-instelling U kunt specificeren om wel of niet naar een geselecteerde map de backup van een bestand gestuurd door Geheugenoverdracht te sturen. Door [Kopiebestand TX-instelling] in te stellen op [Aan] en het selecteren van de bestemmingsmap kunt u automatisch naar de geselecteerde map de backup van een bestand gestuurd door de Geheugenoverdracht sturen d.m.v. bedieningspaneel van het apparaat, Web Image Monitor, DeskTopBinder, of de LAN-Fax. Selecteer de bestemmingsmap voor het backup bestand van het adresboek. De standaard instelling is Uit. Wanneer u [Kopiebestand TX-instelling] instelt op [Aan] maar het backup bestand TX mislukt, dan drukt het apparaat automatisch een backup bestand TX communicatie storingsrapport af. Voor meer informatie over het communicatie storingsrapport, zie de Faxhandleiding. Gebruik de parameter instelingen (switch 04, bit 1), specificeer om wel of niet een communicatie storingsrapport af te drukken. Het backup bestandsformaat zal dezelfde zijn als die gespecificeerd is voor bestanden verstuurd door Scan naar map. Gebruik de parameter instellingen (switch: 21, bit: 3), selecteer TIFF of PDF als het formaat om bestanden te sturen. Vanuit de fabriek is het formaaat ingesteld op TIFF. Gebruik parameter instellingen waarmee u de opnieuw bellen interval (switch 35, bits 0-7) en het maximale aantal opnieuw bellen (switch 36, bits 07) kunt specificeren. Het opnieuw bellen interval is in de fabriek ingesteld op 15 minuten met een maximaal aantal van 192. Gebruik de parameter instellingen (switch 37, bit 0) waarmee u kunt aangeven om het versturen van een backup bestand te stoppen als de bestemmingsmap vol raakt terwijl het apparaat verstuurt of wacht om een fax of een backup bestand te versturen. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Verzendinst.]. C Druk op [Kopiebestand TX-instelling]. D Druk op [Aan]. Wanneer er reeds een map geprogrammeerd is, dan verschijnt er een mapnaam. Als u een mapnaam wilt veranderen, druk dan op [Map] en ga verder met stap . E Specificeer een map voor backuppen en druk dan op [OK]. De map naaam wordt rechts van [Map] getoond. F Druk op [OK]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.152 “Parameter instellingen” Over dit apparaat Faxhandleiding
127
Faxeigenschappen
Ontvangstinstellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Ontvangstinstellingenmenu in Faxeigenschappen.
❖ Activeer ontvangstmodus Specificeer de methode voor het ontvangen van fax-documenten. De standaard instelling is Autom. ontvangst. ❖ Speciale afzender programmeren Bij het vooraf programmeren van speciale ontvangers zoals Speciale zenders, kunt u de Speciale zenders verschillend laten behandelen. Voor meer informatie over het programmeren zie “Speciale zenders die verschillend behandeld moeten worden”.
4
❖ Spec. afz. progr.: Lijst afdr. U kunt de Speciale zenderlijst afdrukken. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Spec. afz. progr.: Lijst afdr.]. D Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken van een lijst te annuleren vóór dat de {Start}-toets ingedrukt wordt, druk op [Annuleren] of de {Wis/Stop}-toets. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. ❖ Doorzenden Specificeer of de ontvangen faxdocumenten wel of niet doorgestuurd moeten worden naar een geprogrammeerde ontvanger. De standaard instelling is Uit. ❖ Ontvangst bestanden instellingen Selecteer of ontvangen documenten opgeslagen worden op de harde schijf om later afgedrukt te worden of onmiddelijk afgedrukt te worden zonder op te slaan. De standaard instelling is Afdrukken. Voor meer informatie over Ontvangstbestand instelling zie “Ontvangstbestand instelling”.
128
Ontvangstinstellingen
❖ Opgesl. ontv.best. gebr.inst. De beheerder voor het beheren van documenten opgeslagen op het apparaat nadat de faxdocumenten ontvangen zijn kan gespecificeerd worden. Om en beheerder de specificeren voer de beheerdercode in voor het beheren van documenten d.m.v. Web Image Monitor of DeskTopBinder. U moet van tevoeren de Gebruikerscode van de beheerder registreren bij de bestemmingslijst. Deze functie is alleen beschikaaar wanneer [Opslaan] geselecteerd in “Ontvangstbestand instelling”. Het wordt aanbevolen dat u een Web Image Monitor gebruikt, functionerend onder dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders opent de webbrowser zich misschien niet en kan er een fout plaatsvinden. De standaard instelling is Uit. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Opgesl. ontv.best. gebr.inst.]. D Als u een gebruikerscode wilt gebruiken, druk dan op [Aan]. E Druk op de bestemmingstoets van de gebruiker die u wilt specificeren en druk daarna op [OK]. F Controleer de geselecteerde gebruiker en druk daarna op [OK]. Wanneer een geprogrammeerde gebruiker gewist wordt uit de bestemmingslijst, verschijnt het bericht “Gewist uit Adresboek”. Voor de gebruiker opnieuw in. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Wanneer de geprogrammeerde gebruikerscode gewist werd d.m.v. de Adresboekbeheerfunctie in Systeeminstellingen, dan kunt u geen ontvangen en opgeslagen documenten bekijken d.m.v. Web Image Monitor. Selecteer [Uit] in stap of programmeer opnieuw de gebruikerscode.
4
129
Faxeigenschappen
❖ SMTP RX Inst. best.bez. Deze functie is geschikbaar op systemen die het routen van e-mail ontvangen via SMTP mogelijk maken. De standaard instelling is Uit. Wanneer een geautoriseerd e-mailadres ingesteld is dan zal ontvangen e-mail van adressen die niet overeenkomen met het geautoriseerde adres genegeerd worden en zal er een foutbericht verstuurd worden naar de SMTP-server. Het geautoriseerde e-mailadres wordt vergeleken met de adressen van de emailoorsprong, zoals aangegeven door de volgende voorbeelden. • Wanneer het geautoriseerde e-mail ingesteld is op"@aaa.abcd.com":
[email protected] - geaccepteerd
[email protected] – niet geaccepteerd
[email protected] – niet geaccepteerd Er wordt geen Foutrapport aangemaakt, zelfs niet als er e-mail genegeerd wordt. A Druk op [Aan].
4
B
C
Druk op [Allocatie], en voer daarna het e-mailadres van de afzender in wat geautoriseerd moet worden.
Als u een fout maakt, druk dan op [Backspace], en voer het opnieuw in. Druk twee keer op [OK].
❖ 2-zijdig afdrukken Specificeer of ontvangen faxdocumenten wel of niet tweezijdig geprint moeten worden. De standaard instelling is Uit.
130
Ontvangstinstellingen
❖ Geruit merkteken Specificeer of er wel of geen vierkantspatroon afgedrukt moet worden op de eerste pagina van de ontvangen faxdocumenten. De standaard instelling is Aan. ❖ Centreerteken Specificeer of er wel of geen midden markering halverwege beneden afgdrukt moet worden aan de linkerkant en aan bovenmidden van elke ontvangen pagina. De standaard instelling is Aan. ❖ Ontvangsttijd afdrukken Specificeer of de ontvangst datum, tijd en bestandsnummer wel of niet afgedrukt moeten worden aan de onderkant van de ontvangen faxdocumenten. De standaard instelling is Uit.
4
❖ Aantal afdruk. ontv.best. Specificeer het aantal kopiën dat afgedrukt moet worden voor elk ontvangen faxdocument. • 1 tot 10 set(s) De standaard instelling is 1 set(s). ❖ Papierlade Gebruik deze functie om faxdocumenten ontvangen van geprogrammeerde zenders en faxdocumenten van andere zenders, af te drukken, gebruik makend van verschillende papierladen. De weergave van de ladenamen kan verschillen, afhankelijk van de geïnstalleerde opties. De standaard instelling is Autom. selecteren.
131
Faxeigenschappen
❖ Specificeer lade voor regels. Specificeer de papierlade voor elke lijn (telefoon, Internet fax, IP-fax). De standaard instelling is Uit. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.] en druk vervolgens op [TVolg.]. C Druk op [Specificeer lade voor regels.]. D Druk op [Aan].
4
E
F
Wanneer u [Uit], selecteer, dan wordt de ontvangen fax bij een standaardlade bezorgd. Selecteer het lijntype.
Selecteer een lade waar het ontvangen papier geleverd moet worden en druk dan op [OK]. Als u een ander lijntype wilt specificeren, herhaal dan vanaf stap .
❖ Map Transfer-resultatenrapport U kunt instellen of het Map overdrachtsrapport verstuurd wordt naar het gespecificeerde e-mailadres wanneer de mappen geprogrammeerd zijn als de doorstuurbestemmingen waarnaar de documenten van alle zenders of speciale zender gestuurd worden. U moet eerst de bestemmingsmap voor het Mapoverdracht resultatenrapport in de bestemmingslijst registreren. Zie “Het registreren van een faxbestemming”. Specificeer een groep om documenten over te brengen naar meerdere bestemmingen. Er kunnen maximaal 500 partijen in een groep opgegeven worden. Zie “Namen registreren bij een groep”. 132
Ontvangstinstellingen
Zelfs als het Mapoverdracht resultatenrapport niet succesvol is overgebracht, dan wordt het rapport niet op dit apparaat afgedrukt. De standaard instelling is E-mail. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Map Transfer-resultatenrapport]. E Om een Mapoverdracht resultatenrapport te versturen, druk op [E-mail]. Om geen Mapoverdacht resultatenrapport te versturen, druk op [Niet emailen], en daarna op [OK]. F Druk op de bestemmingstoets van het e-mailadres voor berichtgeving en daarna op [OK]. G Controleer de geselecteerde bestemming en druk daarna op [OK]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
❖ Geheugenbeveiliging ontvangst Wanneer u het geheugenslot inschakelt, dan worden ontvangen documenten in het geheugen opgeslagen en niet automatisch afgedrukt. Wanneer er een document ontvangen wordt in de Geheugenslotmodus, dan knippert de Vertrouwelijk bestand indicator. Om dit document af te drukken voer het Geheugenslot-ID in. Een gebruiker zonder ID kan het document niet afdrukken. Dit voorkomt dat niet-geautoriseerde gebruikers het document kunnen lezen. Om het Geheugenslot te gebruiken, programmeer het Geheugenslot-ID en schakel het Geheugenslot in. Om alleen inkomende documenten van Speciale zenders in het Geheugenslot op te slaan, programmer elke zender met “Speciale zender die verschillend behandeld moeten worden”. Deze functie is niet beschikbaar onder Internetfax. De standaard instelling is Uit. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.] en druk vervolgens op [TVolg.]. C Druk op [TVolg.]. D Druk op [Geheugenbeveiliging ontvangst]. E Selecteer [Aan] of [Uit], en druk daarna op [OK]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.139 “Ontvangstbestand instelling” Pag.159 “Speciale zenders die anders behandeld moeten worden” Pag.230 “Het registreren van een faxbestemming” Pag.263 “Namen registreren in een groep”
133
Faxeigenschappen
Initiële instellingen Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Initiële instellingenmenu in Faxeigenschappen.
❖ Parameterinstelling Met Gebruikerparameters kunt u verschillende instellingen aanpassen om te voldoen aan uw behoeften. Voor informatie over parameter instelling, zie “Parameter instellingen”. ❖ Parameterinstelling: Lijst afdrukken U kunt de Parameter instellingenlijst afdrukken. Druk deze lijst af om de huidige Gebruikerparameter instellingen te zien. Echter niet alle parameter instellingen worden afgedrukt. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Parameterinstelling: Lijst afdrukken]. D Druk op de toets {Start}. Om het afdrukken van een lijst te annulleren vóór dat de {Start}-toets ingedrukt wordt, druk op [Annuleren] of de {Wis/Stop}-toets. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
❖ Progr. Gesloten Netwerk code Registreer een ID vereist voor gesloten netwerk communicatie. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Progr. Gesloten Netwerk code]. D Voer een ID in d.m.v. de cijfertoetsen en [A] tot [F], en druk daarna op [OK]. Registreer een viercijferig nummer d.m.v. 0 tot 9 en A tot F (behalve voor 0000 en FFFF).
E
134
Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Initiële instellingen
❖ Geheug.beveil.-ID progr. Programmeer een Geheugenslot ID dat ingevoerd moet worden voordat er documenten afgedrukt worden als de Geheugenslotfunctie geactiveerd is. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Geheug.beveil.-ID progr.]. D Voer een ID in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK]. Een geheugenslot-ID kan uit elk viercijferig nummer zijn behalve 0000.
4
E
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw. Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
❖ Instellingen Internetfax U kunt selecteren om het Internetfax-pictogram wel of niet weer te geven. Wanneer u een Internetfax wilt versturen, zet het dan op Aan om het pictogram weer te geven. De standaard instelling is Uit. ❖ Sel. tel. met kiessch./dr.kts Gebruik deze function om het lijntype te selecteren wanneer het apparaat verbonden is met een analoge G3-lijn. Er zijn draai- en druklijnen beschikbaar. Als de optionele G3-interface geïnstalleerd is, dan verschijnen er instellingen voor de extra G3-lijn. Deze functie is niet in alle regio’s beschikbaar. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Sel. tel. met kiessch./dr.kts]. D Druk op [Sel. tel. met dr.ts] of [Tel. kiessch. (10PPS)] om de lijn te selecteren en druk daarna op [OK]. E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
135
Faxeigenschappen
❖ Fax-informatie programmeren Programmeer informatie die getoond moet worden op het display van het andere apparaat en afgedrukt als rapport. De volgende informatie kan geprogrammeerd worden. • Faxkop • Eigennaam • Eigen faxnummer Voor informatie over hoe Fax informatie te programmeren, zie “Registreren van fax informatie”. ❖ Activeren H.323 Specificeer of H.323 wel of niet gebruikt wordt voor IP-fax transmissie. De standaard instelling is Uit.
4
❖ Activeren SIP Specificeer of SIP of niet gebruikt wordt voor IP-fax transmissie. De standaard instelling is Uit. ❖ H.323 instellingen Stel het IPv4-adres of hostnaam en alias telefoonnummer van de gatekeeper in. Als u [Aan] selecteert d.m.v. de Gebruikersparameters dan kunt u de gatekeeper server gebruiken. Zie "Parameter instellingen" ( switch 34, bit 0). U kunt cijfers en symbolen (“#”en “*”) voor het registreren van het alias telefoonnummer in de H.323 instellingen. Controleer of u de karakters correct invoerd. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [H.323 instellingen]. D Druk op [Allocatie] voor elk bezit. E Voer het IPv4-adres of hostnaam en alias telefoonnummer en druk op [OK]. F Druk op [OK]. ❖ SIP instellingen Stel het IPv4-adres of hostnaam en SIP-gebruikersnaam in. Als u [Aan] selecteert d.m.v. de Gebruikersparameters dan kunt u de SIP-server gebruiken. Zie "Parameter instellingen" ( switch 34, bit 1). U kunt alfanumeriek symbolen (hoofd- en kleine letters) en symbolen (";", "?", ":", "&", "=", "+", "$", ",", "-", "_", ".", "!", "~", "*", "#", "‘", "(", ")", "%", "/", en "@") voor het registreren van de SIP-gebruikersnaam in SIP-instellingen. Controleer of u de karakters correct invoert. Gebruik nummers en punten (“.”) om het correcte IPv4-adres voor de gatekeeper, SIP-server en gateway. Om het juiste correcte IPv4-adres te krijgen, raadpleeg de beheerder. A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [SIP instellingen]. 136
Initiële instellingen D
E F G
Druk op [Allocatie] voor elk bezit. Een proxy-server relais oproep verzoekt en reageert. Een redirect server verwerkt verzoek bestemmingsaanvragen. Een register server registreert locatie-informatie van gebruikeragents (welke overeenkomt met telefoons of faxen op de openbare telefoonlijnen) op een IP-netwerk. Voer het IPv4-addres of hostnaam en SIP-gebruikersnaam in en druk dan op [OK]. Specifieer of u de SIP-verzameling verificatie wilt uitvoeren. Als u [Aan], selecteert, voer dan het wachtwoord in tot maximaal 128 tekens. Druk op [OK].
❖ Gateway progr/wijz/verw Registreer, wijzig of wis de gateway gebruikt voor transmissie naar de IP-fax. • Programmeren/Wijzigen A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Gateway progr/wijz/verw]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op een gateway om te registreren. Druk, bij het registreren van een nieuwe gateway op [Niet geprogr.].
F G
4
Druk op [Allocatie] onder “Prefix”. Voer de Prefix in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK]. Om de bestaande prefix te wijzigen, druk op [Wissen], en voer een nieuwe prefix in. Voor verstuurde documenten d.m.v. een gateway naar G3-fax kunnen prefixen gebruikt worden. Als de eerste paar cijfers van het IP-faxnummer en de gatewayspecifieke prefix identiek zijn, dan kunnen documenten overgebracht worden d.m.v. de geregistreerde cijfers van de gateway. Als bijvoorbeeld zowel 03 en 04 als gatewaynummer geregistreerd zijn terwijl 0312345678 ook gespecificeerd is, kunnen documenten overgebracht worden via een gateway waarvoor 03 gebruikt wordt als prefix. Wanneer u gateways wilt gebruiken ondanks het IP-fax bestemmingsnummer, registreer dan alleen de gateway-adressen zonder de prefix te registreren.
137
Faxeigenschappen H
Selecteer een protocol.
I
Druk op [Allocatie] voor het gateway-adres J Voer het gateway-adres en druk vervolgens op [OK]. K Druk op [OK]. • Verwijderen A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Gateway progr/wijz/verw]. D Druk op [Verwijderen], en selecteer een gateway om te wissen. E Druk op [Verwijderen] op het bevestigingsbericht. Als u de door u geselecteerde gateway niet wilt wissen, druk dan op [Niet verwijderen]. F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.144 “Het registreren van faxinformatie” Pag.152 “Parameter instellingen” Pag.162 “Geheugenslot”
138
Ontvangstbestand instelling
Ontvangstbestand instelling Specificeer of ontvangen documenten opgeslagen worden op de harde schijf of om onmiddelijk afgedrukt worden zonder opgeslagen te worden. U kunt de opgeslagen documenten herhaaldelijk afdrukken of ze downloaden als afbeeldingen op een computer d.m.v. een Web Image Monitor of DeskTopBinder. Als u kiest voor afdrukken zonder opslaan dan worden de documenten afgedrukt elke keer dat ze ontvangen worden. Als u Systeeminstellingen gebruikt heeft om de ontvangen faxen gedistribueerd naar de bezorgingsserver te specificeren, de documenten kunnen niet opgeslagen worden op de harde schijf.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Ontvangst bestanden instellingen]. D Druk op [Afdrukken] of [Opslaan], en druk daarna op [OK].
4
Om uw selectie te annuleren, druk op [Annuleren]. Het display gaat terug naar dat van stap C. Wanneer [Opslaan] geselecteerd is, selecteer dan of u wel of geen ontvangstbericht naar een specifiek e-mailadres wilt versturen. Om over ontvangst te berichten, druk op [Bestem. om te inform.] en selecteer een e-mailadres uit de Internetfaxbestemmingen geprogrammeerd in het adresboek. Bovendien kunt u ook een groepsbestemming registreren. In dergelijke gevallen kunnen maximaal 500 bestemmingen in een groep gespecificeerd worden.
139
Faxeigenschappen
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ U kunt de “Parameter instellingen” (switch 10, bit 5) om te selecteren of opgeslagen ontvangen documenten af te drukken of niet. Zie "Parameter instellingen".
❒ Als [Opslaan] geselecteerd en er een bestemming voor berichtgeving is geselecteerd dan kan er een documentontvangstbericht gestuurd worden naar het gespecificeerde e-mailadres. ❒ Documenten die opgeslagen worden op de harde schijf worden als ontvangen opgeslagen documenten gecategoriseerd. ❒ U kunt geen andere instelling instellen als de ontvangen documenten op de harde schijf zijn opgeslagen. Om naar een andere instelling te gaan, druk de documenten opgeslagen op de harde schijf af, indien nodig en wis ze. ❒ Ontvangen vertrouwelijke documenten worden in het geheugen opgeslagen. Gebruik de fuctie Vertrouwelijk RX-bestand afdrukken om ze af te drukken. ❒ Met de [Opslaan] geselecteerd, wordt er meer geheugenruimte gebruikd als het aantal opgeslagen documenten toeneemt. Wanneer de geheugenruimte te klein wordt, dan worden er geen documenten op de harde schijf meer opgeslagen. Wanneer dit gebeurt, dan begint het apparaat met het afdrukken en overschrijft oude documenten. ❒ U kunt de ontvangen documenten opslaan met een maximum van ongeveer 320 pagina’s of 2.240 A4-formaat standaard
. ❒ U kunt ontvangen documenten niet versturen. ❒ U kunt geen opgeslagen documenten vanuit het Document Serverdisplay beheren. ❒ Het wordt aanbevolen dat u een Web Image Monitor gebruikt, functionerend onder dezelfde netwerkomgeving als dit apparaat. Anders opent de webbrowser zich misschien niet en kan er een fout plaatsvinden.
4
Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Faxhandleiding
Ontvangsrapport e-mail Wanneer een ontvangen document opgeslagen wordt, dan wordt dit rapport verstuurd naar het e-mailadres dat ingesteld is voor berichtgeving.
140
Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat
Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat Programmeer regelmatig gebruikte scanformaten. Belangrijk ❒ Bij het programmeren of wijzigen van het scanformaat wordt aanbevolen dat u een record aanmaakt van het nieuwe formaat. Wanneer u een scanformaat selecteert om een aangepast scanformaat origineel te scannen dan zijn er twee formaten beschikbaar (Programma formaat 1 en Programma formaat 2). Gebruik deze functies om vooraf een aangepast formaat te programmeren. De procedure voor het programmeren en wijzigen is dezelfde. U kunt twee formaten programmeren. Specificeer een horizontale lengte van 128 tot 1200 mm of vanaf 5,5 tot 47 inch.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Scaninstellingen]. C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw]. D Selecteer [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
141
Faxeigenschappen
E Voer een horizontaal formaat in d.m.v. de cijfertoetsen.
Elke keer dat u op [mm] of [inch], wisselt het apparaat tussen “mm” en “inch”. Als u een lengte invoert en op [mm] of [inch], drukt dan wordt de lengte automatisch geconverteerd volgens de eenheid (fracties worden afgerond). Wanneer u bijvoorbeeld {2}, {2}, invoert en {0} in millimeters en dan omschakelt naar “inch”, dan wordt de lengte “8,7 inch” op het display getoond. Als u op [mm] druk of weer op [inch] dan wordt “221 mm” getoond. Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw. Om een scanformaat te annuleren druk op [Annuleren].
4
F Selecteer een verticaal formaat en druk daarna op [OK]. Het getoonde verticale formaat verschilt afhankelijk van de geselecteerde eenheid. Wanneer [mm] geselecteerd is, [Autodetectie], [210 mm (A4)], [257 mm (B4 JIS)], [297 mm (A3)], [216 mm (8 1/2)], en [279 mm (11)] worden getoond. Wanneer [inch] geselecteerd is, [Autodetectie], [8,3 inch (A4)], [10,1 inch(B4 JIS)], [11,7 inch (A3)], [8,5 inch], en [11,0 inch] worden getoond. Om een scanformaat te annuleren druk op [Annuleren].
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
142
Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat
Het wissen van een scanformaat Het wissen van een geprogrammeerd scanformaat.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Scaninstellingen]. C Druk op [Scanform. progr/wijz/verw]. D Druk op [Verwijderen], en selecteer dan [Progr. Formaat 1] of [Progr. Formaat 2].
4
E Druk op [Verwijderen]. Om wissen te annuleren, druk op [Niet verwijderen]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
143
Faxeigenschappen
Het registreren van faxinformatie Deze sectie beschrijft de faxinformatie. U kunt informatie versturen naar de andere partij bij het verzenden of ontvangen van een faxdocument. Deze informatie wordt getoond op het display van het andere apparaat en afgedrukt als rapport. De volgende informatie kan verstuurd worden. Belangrijk ❒ U kunt de geprogrammeerde instellingen in de Gebruikersparameterlijst bevestigen. Het wordt aanbevolen dat u de Gebruikersparameterlijst afdrukt en bewaard wanneer u de instellingen verandert. Zie "Parameter instellingen".
❖ Faxkoptekst De faxkop wordt afgedrukt als de kop van elke fax die u verstuurd. U dient uw naam in de faxkop op te geven. U kunt Faxkop1 of Faxkop2 programmeren. Wanneer u de originelen verstuur d.m.v. de bestemmingslijst, dan kunt u selecteren welke Faxkop afgedrukt wordt op het document wat ontvangen wordt door de andere partij. U kunt een “Faxkop” registreren met een maximum van 32 alfanumerieke tekens en symbolen. U kunt karakters, symbolen, nummers en spaties gebruiken. U kunt instellen of u wel of geen Faxkop wilt afdrukken d.m.v. [Faxkoptekst] onder Opties. Raadpleeg de Faxhandleiding.
4
❖ Eigen Naam De Eigennaam wordt verstuurd naar de andere partij wanneer u een fax verstuurd of ontvangt. Deze naam dient uw eigennaam te bevatten. De eigennaam wordt getoond op het display van het andere apparaat en afgedrukt in een rapport. De eigennaam kan alleen gebruikt worden als het andere apparaat van dezelfde fabrikant en de Eigennaamfunctie heeft. U kunt een “Eigennaam” registreren met een maximum van 20 alfanumerieke tekens en symbolen. ❖ Eigen Faxnr. Het Eigennaam faxnummer van de zender wordt verstuurd naar de andere partij bij het versturen van een fax. Het ontvangen faxnummer wordt getoond op het display van het andere apparaat en afgedrukt in een rapport. Deze functie is beschikbaar ongeacht de fabrikant van het apparaat van de andere partij. U kunt “Eigenfaxnummer” registreren door tot 20 nummers, spatie en het "+" symbool te gebruiken. Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Faxhandleiding
144
Het registreren van faxinformatie
Het registreren van faxinformatie
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Fax-informatie programmeren]. D Selecteer de faxinformatie die u wilt registreren.
4
E Registreer de naam en het faxnummer. F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Het registreren van een faxkop
A Controleer of [Faxkoptekst] is geselecteerd. B Druk op [Naam 1] of [Naam 2].
C Voor een faxkop in waaronder u Eigennaam en faxnummer en druk daarna op [OK].
145
Faxeigenschappen
Het registreren van een Eigennaam
A Druk op [Eigen Naam]. B Druk op [Eigen Naam].
4 C Voer uw eigennaam in en druk vervolgens op [OK]. Het registreren van een Eigen faxnummer
A Druk op [Eigen Faxnr.]. B Selecteer het lijntype dat geprogrammeerd moet worden.
Het display verschilt afhankelijk van de optionele apparaten geïnstalleerd op het apparaat.
C Typ uw eigen faxnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Om een + teken of een spatie in te voeren [+] of [Spatie].
146
Het registreren van faxinformatie
Het wijzigen van de faxinformatie
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Fax-informatie programmeren]. D Selecteer de faxinformatie die u wilt wijzigen. Om een faxkop te wijzigen, zie “Het registreren van een faxkop”. Om de Eigennaam zie “Het registreren van een Eigennaam”. Om het Eigen faxnummer, zie “Het registreren van de Eigen faxnummer”.
E Druk op [Afsluiten]. F Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4
Verwijzing Pag.145 “Het registreren van een faxkop”
Pag.146 “Het registreren van een Eigennaam” Pag.146 “Het registreren van een Eigen faxnummer”
Het wissen van faxinformatie
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Fax-informatie programmeren]. D Druk op [Faxkoptekst], [Eigen Naam], of [Eigen Faxnr.] om te wissen. E Kies het item dat u wilt verwijderen. F Druk op [Backspace] of [All.verwijd.], en druk daarna op [OK]. Druk, bij het wissen van uw eigen faxnummer op [Wissen] of de {Wis/Stop} en druk daarna op [OK].
G [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
147
Faxeigenschappen
Doorsturen Druk ontvangen documenten af en stuur deze door naar een gespecificeerde Eindontvanger. Dit is nuttig als u bijvoorbeeld een ander kantoor bezoekt en u wilt dat er kopieën van uw documenten naar dat kantoor gestuurd worden. U kunt ook een “map” specificeren als de doorstuurbestemming. Belangrijk ❒ Om deze functie te gebruiken stel Doorsturen onder Ontvangstinstellingen in op Aan (inschakelen).
❒ U kunt eindontvangers alleen selecteren uit de geprogrammeerde bestemmingen in het Adresboek. U kunt geen geprogrammeerde overdrachtstations als eindontvangers opgeven. Een faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map kunnen ingesteld worden als de doorstuurbestemming. Zelfs als [Aan] geselecteerd is voor “Doorsturen” in “Ontvangstinstellingen” als [Uit] geselecteerd voor de doorstuurbestemming in deze functie wordt alleen afdrukken uitgevoerd, geen doorsturen. Wanneer u de eindontvangers die afhankelijk zijn van de zender wilt veranderen, specificeer dan de eindontvangers bij de zenders bij "Programmeer speciale zender". Documenten die niet ontvangen zijn van gespecificeerde zender worden naar de bestemming gestuurd gespecificeerd in deze functie. U kunt aangeven of u de doorgestuurde documenten wilt afdrukken of niet. Zie "Parameter instellingen" ( switch 11, bit 6). Het wissen van een bestemming gespecificeerd als een doorstuurbestemming veroorzaakt dat de instelling van de doorstuurbestemming gewist worden, deze moeten dus opnieuw geregistreerd worden. Wanneer een bestemming veranderd is, dan wordt een document overgebracht naar de nieuwe bestemming. Wanneer er geen bestemming van het gespecificeerde type is dan kunt u instellen welke bestemming gebruikt wordt als alternatieve bestemming. Zie "Parameter instellingen" ( switch 32, bit 0). U kunt één van de Sneltoetsen programmeren met de operaties voor deze functie. Wanneer u een map gespecificeerd heeft voor doorsturen dan kunt u het bestandsformaat specificeren dat gebruikt wordt voor doorsturen. Zie "Parameter instellingen" ( switch 21, bit 3).
4
Verwijzing Pag.121 “Algemene functies”
Pag.152 “Parameter instellingen” Pag.128 “Ontvangstinstellingen” Pag.159 “Speciale zenders die anders behandeld moeten worden”
148
Doorsturen
Het programmeren van een Eindontvanger Belangrijk ❒ Één eindontvanger kan geregistreerd worden voor elke speciale zender. Om twee of meer eindontvangers te registreren, gebruik groepsbestemming. Er kan echter een maximum van 500 bestemmingen gespecificeerd worden in een groep.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Doorzenden]. D Druk op [Aan].
4
Wanneer er reeds een Eindgebruiker geprogrammeerd is, dan verschijnt er een naam van een ontvanger. Als u een ontvanger wilt veranderen, druk dan op [Ontvanger] en ga verder met stap E. Om het doorsturen te annuleren druk op [Uit] en ga verder met stap F.
149
Faxeigenschappen
E Specificeer een Eindgebruiker d.m.v. de bestemmingslijst en druk daarna op [OK].
De ontvangernaam wordt rechts van [Ontvanger] getoond. Druk op de toets aan de linkerkant van het display om de bestemming tussen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map te veranderen. Stel een mapbestemming in bij Adresboekmanagement onder Beheerderstoepassingen in het menu Systeeminstellingen. Zie "Het registreren van mappen". Wanneer u een map gespecificeerd heeft voor doorsturen dan kunt u het bestandsformaat specificeren dat gebruikt wordt voor doorsturen. Zie "Parameter instellingen" ( switch 21, bit 3). Als u een fout maakt, druk dan op [Wissen], voordat u op [OK], druk en probeer het opnieuw.
4
F Druk op [OK]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Pag.245 “Mappen registreren”
150
Doorsturen
Het beëindigen van de doorstuurfunctie
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Doorzenden]. D Druk op [Uit] en druk vervolgens op [OK].
4
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Doorstuurmarkering U kunt een doorstuurmarkering op de documenten van de ontvanger afdrukken die doorgestuurd zijn. De ontvanger kan onderscheid maken tussen doorgestuurde en normaal ontvangen documenten.
Deze functie is niet beschikbaar wanneer geheugendoorsturen uitgevoerd wordt naar een mapbestemming. Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
151
Faxeigenschappen
Parameter instellingen Met Gebruikerparameters kunt u verschillende instellingen aanpassen om te voldoen aan uw behoeften. Om de functie instellingen te wijzigen, stel de Gebruikerparameter schakelaars in.
❖ Switches en Bits Elke Gebruikerparameter heeft een aantal switches en elk van de switches bestaat uit acht bytes, waarvan de waarden “0” of “1” is. Het meest rechterbit is bit 0 en de meest linker is bit 7. U kunt de instellingen aanpassen om aan uw behoeften te voldoen door de waarden vande bits tussen “0” en “1” om te schakelen. • Switch 02
4
0
0
1
1
1
0
1
1
↓
↓
↓
↓
↓
↓
↓
↓
7
6
5
4
3
2
1
0
❖ Gebruikerparameterlijst. De Gebruikerparameterswitches worden in de volgende tabel toegelicht.
152
Switch Bit
Item
0
1
02
0
Doorstuurmarkering
Uit
Aan
02
3
TSI-afdruk
Uit
Aan
03
0
Automatisch afdrukken van het communicatie resultatenrapport
Uit
Aan
03
2
Automatisch afdrukken van het geheu- Uit genopslagrapport
Aan
03
3
Het wel of niet automatisch afdrukken van de SEP-code RX-reserve rapport.
Uit
Aan
03
4
Het wel of niet automatisch afdrukken Uit van de SEP-code RX-resultatenrapport.
Aan
03
5
Automatisch afdrukken van het Tussen- Uit tijdse TX-resultatenrapport
Aan
03
7
Automatisch afdrukken van het Journaal
Uit
Aan
04
0
Automatisch afdrukken van het Vertrouwelijke bestandsrapport
Uit
Aan
04
1
Automatisch afdrukken van Communi- Uit catie storingsrapport en Overdrachtsresultatenrapport.
Aan
04
4
Geeft de partijen aan
Aan
Uit
Parameter instellingen Switch Bit
Item
0
1
04
5
Zet de naam van de zender op de rapporten.
Uit
Aan
04
7
Zet een deel van de afbeelding op de rap- Uit porten.
Aan
05
0
Ontvang onderhoudsoproep (SC) voor- Mogelijk (verwaarde (Vervangingsontvangst tijdens vang RX) het onderhoud)
Niet mogelijk (Ontvangst uit)
05
2,1
Vervang de ontvangst wanneer het apparaat niet kan afdrukken (omdat het papier vastzit, alle papierladen zijn leeg, de toner is op, of alle papierladen zijn defect).
-
00: Onvoorwaardelijk ingeschakeld (vrij) 01: Ingeschakeld wanneer de Eigennaam/Eigenfaxnummer ontvangen wordt
4
10: Ingeschakeld voor overeenstemming van de gesloten netwerkcode 11: Uitgeschakeld (ontvangst uit) 05
5
Het afdrukken van het blad is beperkt tot wat de hoogste prioriteit heeft.
Uit
Aan
05
7
Lege lade alarm (Papier op waarschuwing) zelfs als één papierlade leeg is.
Uit
Aan
07
0
Wel of geen piepgeluid produceren Beep wanneer het apparaat een fax ontvangt.
Verstuur geen voice-bericht
07
2
Parallele geheugenoverdracht
Uit
Aan
08
2
Geautoriseerd ontvangsttype
Ontvang alleen van gespecificeerde zenders
Ontvang alle documenten behalve van gespecificeerde zenders.
10
3
Paginaverkleining tijdens het afdrukken
Uit
Aan
10
5
Ontvangstbestand instelling
Uit
Aan
10
6
Gebruik zowel e-mailberichtgeving en afgedrukte rapporten om de overdrachtsresultaten te bevestigen.
Uit
Aan
153
Faxeigenschappen Switch Bit
Item
0
1
11
6
Lokale afdruk bij doorsturen
Uit
Aan
14
0
Druk documenten af ontvangen met Auto inschakelen ontvangst (Nachtafdrukmodus)
Onmiddellijk afdrukken (Aan)
Bij het aanzetten van de functioneringschakelaar (Uit)
14
1
Lange document transmissie (Well log) Uit
Aan
14
3
Reset wanneer de functie gewijzigd is.
Uit
Aan
15
0, 1, 2
Selecteer de beschikbare papierinvoerlade.
001. Lade 1
-
010: Lade 2 011: Lade 3 100: Lade 4
4
101: Bulklade (LCT)
154
15
5
Het wel of niet selecteren van de beschikbare papierinvoerlade.
Uit
Aan
17
2
Bepaalt of u op [Toev.] moet drukken na Niet nodig het opgeven van een bestemming met de bestemmingstoets bij het uitzenden.
Noodzakelijk
17
3
Bepaalt of de instellingen wel of niet ge- Aan reset moeten worden wanneer het origineel gescand wordt.
Uit
17
7
Ontvang documenten door op de Uit (er worden {Start} toets te drukken wanneer de ori- geen docuginelen niet ingesteld zijn. menten ontvangen na het indrukken van de {Start} toets)
Aan (er worden documenten ontvangen na het indrukken van de {Start} toets)
18
0
Druk de datum af met de faxkop
Uit
Aan
18
1
Druk de transmitter oorsprong af met de faxkop
Uit
Aan
18
2
Druk het bestandsnummer af met de faxkop
Uit
Aan
18
3
Druk de paginanummer af met de faxkop
Uit
Aan
19
0
Gebruik de papierleveringsstaffelfunctie (Offset afdruk)
Uit
Aan
19
1
Sorteer Journaal op lijntype
Uit
Aan
20
0
Automatisch afdrukken van het LANfaxresultatenrapport
Uit
Aan
Parameter instellingen Switch Bit
Item
0
20
Herafdruktijd van opgeslagen documenten in het geheugen die niet afgedrukt konden worden d.m.v. de LANFax-driver.
0000;0 minuten -
5,4,3,2
1
0001:1 minuut 0001:2 minuten 0011:3 minuten 0001:4 minuten 0101:5 minuten 0110:6 minuten 0111:7 minuten 1000:8 minuten 1001:9 minuten 1010:10 minuten
4
1011:11 minuten 1100:12 minuten 1101:13 minuten 1110:14 minuten 1111:15 minuten 21
0
Druk de resultaten af van het versturen Uit (druk het van Ontvangstbericht verzoekbericht alleen af wanneer er zich een fout voordoet)
Aan
21
1
Reageer op een e-mailontvangst met be- Uit vestigingsverzoek
Aan
21
3
Bestandsformaat voor bestanden doorsturen naar mapbestemmingen
TIFF
PDF
21
4
Journaal doorzenden via e-mail.
Uit
Aan
21
6
Toon netwerkfout
Display (Aan)
Geen display (Uit)
21
7
Verstuur foutmailbericht
Aan
Uit
22
0
Detecteer een beltoon voordat er faxen Geen detectie verstuurd worden d.m.v. de telefoonlijn (Uit) (LIJN)
Detectie (Aan)
22
1
Detecteer een beltoon voordat er faxen Geen detectie verstuurd worden d.m.v. de telefoonlijn (Uit) (LIJN2)
Detectie (Aan)
155
Faxeigenschappen Switch Bit
Item
22
2
Detecteer een beltoon voordat er faxen Geen detectie verstuurd worden d.m.v. de telefoonlijn (Uit) (LIJN3)
Detectie (Aan)
24
0
Sla documenten op die niet in het geheugen overgebracht konden worden.
Uit
Aan
24
1
De tijdsduur die documenten die niet overgebracht konden worden, worden opgeslagen in het geheugen.
24 uur
72 uur
24
2
Bepaalt of het opgeslagen bestand behouden moet blijven of niet.
Nee
Ja
32
0
Selecteer welke prioriteitsvolgorde gebruikt gaat worden om een alternatieve bestemming te selecteren als er geen bestemming is van het gespecificeerde type.
Papieruitvoer prioriteit
Elektronsiche uitvoerprioriteit
4
0
1. IP-Fax bestemming
1
1. E-mailadres
2. Faxnummer 2. Map 3. E-mailadres 3. IP-Fax bestemming 4. Map 4. Faxnummer 34
0
Gebruik de gatekeeper server met IP-fax Uit
Aan
34
1
Gebruik de SIP-server met IP-fax
Uit
Aan
35
7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0
Opnieuw bellen interval bij het versturen van een backup bestand
00000000: 0 minu(u)t(en) 00000001: 1 minu(u)t(en) 00000010: 2 minu(u)t(en) . . 00001111: 15 minu(u)t(en) . . 11111111: 25 5 minu(u)t(en)
156
Parameter instellingen Switch Bit
Item
0
36
Het maximaal aantal keren dat er opnieuw gebeld wordt tijdens het versturen van een backup bestand.
00000000:
7, 6, 5, 4, 3, 2, 1, 0
1
1 keer 00000001: 2 keer 00000010: 3 keer . . 11000000: 195 keer . .
4
11111111: 254 keer 37
0
Bepaalt of er gestopt moet worden met Nee het versturen van een backup bestand als de bestemmingsmap vol raakt terwijl het apparaat bezig is met versturen of wacht op het versturen van een fax of het backup bestand.
37
3, 2
Bepaalt of het backup bestand wel of 00. Niet afniet afgedrukt moet worden als het niet drukken verstuurd kan worden. 01. Druk alleen de eerste pagina af.
Ja
10: Druk het hele bestand af.
157
Faxeigenschappen
Het veranderen van de Gebruikerparameters Deze sectie legt uit hoe parameters ingesteld moeten worden. Belangrijk ❒ Toegang naar bepaalde Gebruikerparameter instellingen kan opties vereisen of andere instellingen dienen gemaakt te worden.
❒ Het wordt aanbevolen dat u de Gebruikersparameterlijst afdrukt en bewaard wanneer u een Gebruikerparameter verandert. ❒ Verander geen enkele andere bit switches dan welke getoond zijn op de vorige pagina’s.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Oorspr. Inst.]. C Druk op [Parameterinstelling]. D Kies het switchnummer dat u wilt wijzigen. E Kies het bitnummer dat u wilt wijzigen.
4
Wanneer het bitnummer ingedrukt wordt, dan verander de huidige waarde in 1 of 0. Herhaal vanaf stap E om een ander bitnummer voor dezelfde schakelaar te veranderen.
F Druk op [OK]. Om deze instellingen te annuleren, druk op [Annuleren]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
G Herhal stap D via stap E om de switchinstellingen te veranderen. H Druk nadat alle instellingen gedaan zijn op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
158
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden Deze sectie beschrijft de Speciale zender instellingen. Bij het programmeren van speciale zender vooraf, kunt u de volgende functie instellen voor elke zender: • Geautoriseerde RX • Doorsturen • Ontvangstbestand afdrukkwantiteit • Druk 2-zijdig af • Geheugenslot • Papierlade Gebruik Eigennaam of Eigen faxnummer om uw zenders te programmeren. Als de zender een apparaat heeft van dezelfde fabrikant, programmeer dan een Eigennaam die reeds geprogrammeerd is als zender. Als het apparaat niet van dezelfde fabrikant is, dan wordt Eigen faxnummer gebruikt. U kunt beide instellingen op alle geprogrammeerde nummers toepassen. U kunt dan de instellingen voor individuele nummers aanpassen wanneer noodzakelijk d.m.v. de Speciale zender registratiefunctie. De volgende items kunnen geprogrammeerd worden. • Speciale zenders Tot 30 speciale zenders kunnen geregistreerd worden. Een maximum van 20 karakters kunnen gebruikt worden voor elke naam bij het gebruik van G3. • Volledige/gedeeltelijke overeenstemming Wanneer u eigennamen en faxnamen voor meerdere bestemmingen programmeert dan kunt u een gewone sequentie van karakters programmeren om de bestemmingen te identificeren. Bestemming die geprogrammeerd moet worden (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
NEW YORK FILIAAL
3
4
HONG KONG FILIAAL SYDNEY FILIAAL
Het gebruik van gedeeltelijke overeenkomst Bestemming die geprogrammeerd moet worden (Eigennaam)
Aantal geprogrammeerde identificaties
FILIAAL
1
U kunt tot 30 jokers programmeren Spaties worden genegeerd wanneer de identificaties vergeleken worden.
159
Faxeigenschappen
U kunt jokers gebruiken voor de volgende functies: • Doorsturen • Speciale zenders • Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst) Bij het gebruiken van de gedeeltelijke overeenkomst kunt u de eerste 24 karakters van een e-mailadres gebruiken als het een eigen- of faxnaam is. Opmerking ❒ U kunt geen zenders als Speciale zenders programmeren als ze geen Eigennaam of Eigen faxnummer geprogrammeerd hebben.
❒ Het apparaat kan geen verschil maken tussen de Polling ontvangst en Vrije polling documenten van speciale zenders. ❒ U kunt de volgende functies niet gebruiken met Internet faxontvangsten: • Geautoriseerde RX • Ontvangstbestand afdrukkwantiteit • Geheugenslot ❒ U kunt maximaal 24 tekens programmeren voor het wachtwoord. ❒ Om doorsturen 2-zijdig afdrukken of papierlade met de Internet faxontvangst te gebruiken, programmeer het e-mailadres van de ontvanger. ❒ U kunt de Eigennaam en het Eigen faxnummer controleren d.m.v het Journaal. U kunt geprogrammeerde speciale zenders controleren d.m.v. de gespecificeerde zenderlijst. ❒ Wanneer u “Uit” voor de speciale zenderfunctie in de “Initiële setup” selecteert, dan zullen de instellingen dezelfde zijn als bij “Ontvangst instellingen”.
4
Geautoriseerde ontvangst Gebruik deze functie om de inkomende zenders te beperken. Het apparaat ontvangt alleen faxen van geprogrammeerde speciale afzenders en daarom helpt het mee om ongewenste documenten zoals junk mail te filteren en bespaart dus op faxpapier. Opmerking ❒ Om deze functie te gebruiken, programmeer de speciale zendersfunctie en selecteer “Aan” in “Geautoriseerde RX” met “Ontvangst instellingen”. Zie “Parameter instellingen” ( switch 08, bit 2).
❒ Zonder het programmeren van de Speciale zender zal de Geautoriseerde RXfunctie niet functioneren zelfs als u “Aan” selecteert. ❒ Wanneer u “Uit” voor de “Geautoriseerde RX” in “Initiële Setup” dan zijn de instellingen dezelfde als de Ontvangst instellingen. ❒ U kunt de Speciale zenders op dezelfde wijze wijzigen als waarop u ze programmeert.
160
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Ontvangsttijd patroon afdrukkwantiteit Druk het gespecificeerde aantal kopieën van documenten af ontvangen van geprogrammeerde zenders (Speciale zenders) Als u geen enkele Speciale zender programmeert, dan drukt het apparaat het opgegeven aantal kopieën voor alle ontvangen documenten af. Opmerking ❒ U kunt niet multicopy afdrukken gebruiken met het Geheugenslot. ❒ U kunt maximaal 10 kopieën opgeven.
4
Doorsturen Druk ontvangen documenten af en verstuur ze naar die ontvangers die eerder geprogrammeerd zijn. De mapbestemming kan geregistreerd worden. Het is ook mogelijk om faxen door te sturen die alleen verstuurd zijn door zenders die geprogrammeerd zijn als Speciale zenders. Opmerking ❒ Om deze functie te gebruiken, programmeer uw Sspeciale Zenders en selecteer “Aan” voor Doorsturen in “Ontvangst instellingen”.
❒ Als u “Aan” opgeeft in “Doorsturen” en [Gelijk aan basisinstell.], selecteert, dan wordt het faxdocument geforward naar de ontvangers geprogrammeerd in “Specificeer Eindontvanger”. ❒ Als u geen enkele Speciale zender programmeert, dan stuurt het apparaat alle inkomende documenten naar het andere eindontvangers opgegeven in “Specificeer eindontvanger.". ❒ U kunt de faxbestemming, Internet fax-bestemming, IP-fax-bestemming of map-bestemmming instellen als doorstuurbestemming. ❒ Stel de mapbestemmingen in d.m.v. de Adresboekbeheerfunctie in Systeeminstellingen. Zie "Het registreren van mappen". Verwijzing Pag.148 “Doorsturen”
Pag.152 “Parameter instellingen” Pag.245 “Mappen registreren”
161
Faxeigenschappen
Druk 2-zijdig af Druk op beide kanten van het papier af. Opmerking ❒ Wanneer u de handinvoer voor “Papierlade” selecteert, dan wordt dubbelzijdig afdrukken uitgeschakeld.
Geheugenslot Sla vanuit geprogrammeerde zenders (speciale zenders) inkomende documenten op in het geheugen zonder ze af te drukken. Mensen zonder GeheugenslotID kunnen de documenten niet afdrukken en daarom is deze functie zeer nuttig voor het ontvangen van vertrouwelijke documenten. Als u geen enkele zender programmeert, dan ontvangt het apparaat faxdocumenten van alle zenders die gebruik maken van Geheugenslotontvangst.
4
Belangrijk ❒ U moet het Geheugenslot-ID van tevoren registreren.
❒ Wanneer u dezelfde zender programmeert in Geheugenslot en Doorsturen, dan wordt doorsturen uitgeschakeld. Verwijzing Pag.134 “Initiële instellingen”
Papierlade Druk documenten ontvangen van geprogrammeerde zenders (Speciale zenders) en de documenten van andere zenders af op verschillende soorten papier. Wanneer er bijvoorbeeld blauw papier in Lade 1 is en wit papier in Lade 2 dan drukt het apparaat de documenten van Speciale zenders af op het blauwe papier en de documenten van andere zenders op het witte papier, waardoor u de twee eenvoudig kunt onderscheiden. Als u geen speciale zenders programmeert dan stuurt het apparaat ontvangen documenten van alle zenders naar de standaard papierlade. Opmerking ❒ Als het apparaat een document ontvangt dat een ander formaat heeft dan het papier in de gespecificeerde lade, dan drukt het apparaat het af na het te splitsen of de grootte ervan te minimaliseren.
❒ Selecteer of de handinvoer het u mogelijk maakt om de papiergrootte in het “Scangebied” op te geven. Verwijzing Faxhandleiding
162
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Programmeren/Wijzigen Speciale zenders Deze sectie beschrijft hoe Speciale zenders te programmeren en te wijzigen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de zender om te programmeren of te veranderen.
4
F Voer een zendernaam in en druk vervolgens op [OK]. Voer een bestemmingsnaam in d.m.v. Eigennaam of Eigen faxnummer.
G Druk op [Voll. overeenk.] of [Ged. overeenk.].
163
Faxeigenschappen
H Kies het item dat u wilt programmeren.
U moet alleen het item selecteren wat u wilt programmeren. Om deze instellingen te annulleren, druk op [Annuleren]. Het display gaat terug naar dat van stap E.
4
I Druk op [OK].
Een speciale zender is geprogrameerd. Om nog een andere zender te programmeren, herhaal de procedure vanaf stap E.
J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Verwijzing Pag.165 “Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst)”
Pag.166 “Doorsturen” Pag.165 “Ontvangstbestand afdrukkwantiteit” Pag.167 “Druk 2-zijdig af” Pag.167 “Geheugenslot” Pag.167 “Papierlade voor zender”
164
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Geautoriseerde RX (Geautoriseerde ontvangst) Deze sectie beschrijft hoe de Geautoriseerde ontvangst te specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender
A Druk op [Geaut. ontv. per afz.]. B Druk op [Aan] of [Uit], en druk daarna op [OK].
4
Ontvangstbestand afdrukkwantiteit Deze sectie beschrijft hoe de Ontvangstbestand afdrukkwanteit te specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender
A Druk op [RX Best. afdr.hoev. per afz.]. B Druk op [Aantal sets].
C Typ de afdrukkwantiteit met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] zal resulteren in dezelfde instelling gemaakt voor “RX-bestand afdrukkwantiteit” of “Ontvangstinstellingen”.
❒ Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw.
165
Faxeigenschappen
Doorsturen Deze sectie beschrijft hoe u het Doorsturen kunt specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender Belangrijk ❒ Één doorstuurbestemming kan geregistreerd worden voor elke speciale zender. Om twee of meer doorstuurbestemmingen te registreren, gebruik groepsbestemmingen. Echter een maximum van 500 bestemmingen kan gespecificeerd worden in een groep.
A Druk op [Doorzenden per afzender]. B Selecteer [Aan] of [Uit].
4
Als u [Uit] selecteert, ga dan naar stap D.
C Druk op de bestemmingstoets van een doorstuurbestemming en druk op [OK]. D Druk op [OK]. Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] zal resulteren dat dezelfde instelling gemaakt wordt voor “Doorsturen” onder “Beheerdertools”.
❒ Druk op de toets aan de linkerkant van het display om de bestemming tussen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map te veranderen. ❒ Wanneer er een map is gespecificeerd als doorstuurbestemming dan kunt u een bestandsformaat instellen voor doorsturen. Zie "Parameter instellingen" ( switch 21, bit 3). ❒ Het wissen van een bestemming gespecificeerd als een doorstuurbestemming veroorzaakt dat de instelling van de doorstuurbestemming gewist worden, deze moeten dus opnieuw geregistreerd worden. Wanneer een bestemming veranderd is, dan wordt een document overgebracht naar de nieuwe bestemming. Wanneer er geen bestemming van het gespecificeerde type is dan kunt u instellen welke bestemming gebruikt wordt als alternatieve bestemming. Zie "Parameter instellingen" ( switch 32, bit 0). ❒ Nadat u stap J, uitgevoerd heeft, stel “Doorsturen” of “Ontvangstinstellingen” op “Aan”.
166
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Pag.245 “Mappen registreren”
Druk 2-zijdig af Deze sectie beschrijft hoe 2-zijdig afdrukken te specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender
A Druk op [2-zijdig afdrukken per afzender]. B Druk op [Aan] of [Uit], en druk daarna op [OK].
4
Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] zal resulteren in dezelfde instelling gemaakt voor “2-zijdig afdrukken” of “Ontvangstinstellingen”.
Geheugenslot Deze sectie beschrijft hoe het Geheugenslot te specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender
A Druk op [RX-geh.bev. per afz.]. B Druk op [Aan] of [Uit], en druk daarna op [OK]. Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] zal resulteren dat dezelfde instelling gemaakt wordt voor “Programmeer Geheugenslot-ID” onder “Beheerdertools”.
Papierlade voor zender Deze sectie beschrijft hoe de Papierlade te specificeren. Specificeer het bij het programmeren van een Speciale zender
A Druk op [Papierlade per afzender]. B Selecteer de lade die u wilt gebruiken en druk dan op [OK]. Opmerking ❒ Het selecteren van [Gelijk aan basisinstell.] zal resulteren in dezelfde instelling gemaakt voor “Papierlade” of “Ontvangstinstellingen”.
167
Faxeigenschappen
Het programmeren van de Initiële setup van een Speciale zender Deze sectie beschrijft hoe de Initiële setup van een Speciale zender te programmeren. Het programmeren van de “Initiële setup” van een Speciale zender U kunt ook het papierformaat van de handinvoer opgeven.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Druk op [Oorspronkelijke setup].
4
E Kies de functie die u wilt programmeren.
In deze eigenschap heeft “Geautoriseerde RX” dezelfde instellingen als “Ontvangstinstellingen”.
F Om de Geautoriseerde RX en Speciale RX-functie te programmeren, druk op [Geautoriseerd ontvangst] of [Speciale ontvangstfunctie].
168
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
G Druk op [Aan] of [Uit], en druk daarna op [OK]. De illustratie toont het “Geautoriseerde RX” display als voorbeeld.
H Om het papierformaat van de handinvoer te programmeren, druk op [Pa-
4
pierform. Handinvoer]. U kunt een formaat kiezen uit [Autodetectie], [Standaardformaat], of [Aangepast formaat]. Als u [Autodetectie] selecteert, ga dan naar stap I en N. Als u [Standaardformaat], selecteert, ga dan naar stap I, J en N. Als u [Aangepast formaat], selecteert, ga dan naar stap I, en K om N.
I Kies de formaat u wilt programmeren.
Wanneer u [Standaardformaat], selecteert, selecteer dan een papierformaat getoond en ga dan verder met stap N. Als u [Aangepast formaat] selecteert, ga dan naar stap K.
J Selecteer het formaat dat u wilt programmeren uit de getoonde formaten. K Controleer of [Verticaal] is geselecteerd.
169
Faxeigenschappen
L Voer het verticale formaat in van het papier d.m.v. de cijfertoetsen en druk dan op de {q} toets.
Specificeer een verticaalformaat van 100 mm (4,0") tot 305 mm (12.0"). U kunt geen formaat invoeren dat kleiner dan 100 mm of groter is dan 305 mm. Elke keer dat u op [mm] of [inch], wisselt het apparaat tussen “mm” en “inch”. As u een lengte invoert en de eenheden verandert door op [mm] of [inch], te drukken, dan wordt het automatisch geconverteerd (fracties worden afgerond).
4
M Voer het horizontale formaat in van het papier d.m.v. de cijfertoetsen en druk dan op de {q} toets.
Specificeer een horizontaal formaat van 140 mm (5,5") tot 600 mm (23,6"). U kunt geen formaat invoeren dat kleiner dan 140 mm of groter is dan 600 mm. Elke keer dat u op [mm] of [inch], wisselt het apparaat tussen “mm” en “inch”. As u een lengte invoert en de eenheden verandert door op [mm] of [inch], te drukken, dan wordt het automatisch geconverteerd (fracties worden afgerond).
N Druk op [OK]. O Druk op [Afsluiten]. P Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Als u [Autodetectie], selecteert, dan herkent het apparaat het formaat van het papier automatisch.
170
Speciale zenders die anders behandeld moeten worden
Het wissen van een Speciale zender Deze sectie legt uit hoe een Speciale zender te wissen. Gebruik deze functie om de “Initiële setup” van een Speciale zender te wissen. De papierformaat van de handinvoer kan ook gewist worden.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Ontvangstinstell.]. C Druk op [Speciale afzender programmeren]. D Druk op [Verwijderen], en selecteer daarna de Speciale zender die u wilt wissen.
4
E Druk op [Verwijderen]. Om het wissen van een Speciale zender te annuleren, druk op [Niet verwijderen]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
171
Faxeigenschappen
Kaderinstellingen Deze sectie beschrijft de Kaderinstellingen. De volgende functies zijn er voor het leveren en overbrengen van documenten: • Persoonlijk kader • Informatiekader • Overdrachtkader
❖ SUB-code en SEP-code De SUB- en SEP-Code zijn ID’s die bestaat uit maximaal 20 cijfers en kunnen nummers, #, *, en spaties bevatten. Om deze functie te gebruiken moet u een kader en een SUB/SEP-code van te voren programmeren. De andere partij kan documenten versturen naar en opgeslagen documenten ophalen van dit kader d.m.v. de code.
4
Opmerking ❒ Het gecombineerde totaal aantal items dat opgeslagen kan worden in het Persoonlijke kader, informatiekader en de Overdrachtskaderfuncties is 150.
❒ U kunt niet dezelfde kadercode op twee verschillende kaders instellen. ❒ Overbrengen of programmeren kan misschien niet toegestaan zijn als er te weinig geheugen is. De resterende hoeveelheid vrij geheugen verschilt afhankelijk van de optionele apparatuur die is geïnstalleerd.
Programmeren/ Wijzigen Persoonlijk kader Deze sectie beschrijft hoe de Persoonlijke kaders te programmeren. U kunt de volgende programma items programmeren: • Kadernaam (vereist) Tot maximaal 20 karakters lang. • SUB-code (vereist) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). • Wachtwoord (optionee) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). Bij het programmeren van een wachtwoord, wordt er een markering getoond voor het kadernaam. • Ontvanger (optionee) U kunt één leveringsbestemming voor elk persoonlijk kader programmeren. Specificeer een leveringsbestemming geprogrammeerd in de bestemmingstoets.
172
Kaderinstellingen
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer een kader om te programmeren. Druk, bij het registreren van een nieuwe kader op [Niet geprogr.].
4
Om een reeds ingeprogrammeerd kader te veranderen druk er op en ga naar stap H.
F Druk op [Persoonlijke box]. G Voer een kadernaam in en druk vervolgens op [OK]. H Voer een SUB-code in
Om een SUB-code te veranderen, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw. Om een kadernaam te veranderen druk op [Boxnaam], en herhaal dan vanaf stap G.
I Specificeer de instellingen die u wenst.
Wanneer u geen wachtwoord of ontvanger wilt programmeren, ga dan naar stap O.
J Druk op [Wachtwoord].
173
Faxeigenschappen
K Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw.
4
L Voer het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK]. Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw. Om het wachtwoord te veranderen na het indrukken van [OK], druk op [Allocatie] en herhaal de stappen K en L, of druk op [Annuleren] en herhaal vanaf stap J.
M Druk op [Ontvanger]. N Selecteer een bestemming d.m.v de bestemmingslijst en druk daarna op [OK].
Druk op de toets aan de linkerkant van het display om de bestemming tussen faxnummer, e-mailadres, IP-faxbestemming en map te veranderen.
O Druk op [OK]. P Druk op [Afsluiten]. Q Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
174
Kaderinstellingen
Opmerking ❒ Bij het programmeren van een wachtwoord, wordt er een markering getoond voor het kadernaam.
❒ Specificeer een faxnummer, Internet fax-bestemming en IP-fax-bestemming als transmissie bestemming. ❒ De faxkop wordt niet afgedrukt op geleverde documenten. ❒ Als een document niet geleverd kan worden dan wordt er een Communicatie storingsrapport afgedrukt en wordt het document opgeslagen als een Vertrouweljk ontvangstdocument. ❒ U kunt de kaders op dezelfde wijze bewerken als bij het programmeren. Echter kaders die gebruikt worden kunnen niet bewerkt worden. ❒ Als een bestemming in de bestemmingstabel gewist is na geregistreerd te zijn, dan wordt de levering niet uitgevoerd en worden de instellingen van de leveringsbestemming ook gewist. Ook geldt dat wanneer een leveringsbestemming verandert is het document naar de veranderde bestemming gestuurd wordt. Wanneer er geen bestemming van het gespecificeerde type is dan kunt u instellen welke bestemming gebruikt wordt als alternatieve bestemming. Zie "Parameter instellingen" ( switch 32, bit 0).
4
Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Faxhandleiding Over dit apparaat
Het wissen van persoonlijke kaders Deze sectie beschrijft hoe de Persoonlijke kaders te wissen. Belangrijk ❒ Wanneer er zich documenten in het kader bevinden dan kan deze niet gewist worden.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling].
175
Faxeigenschappen
D Druk op [Verwijderen], en selecteer daarna het kader wat u wilt wissen.
E Wanneer het wachtwoord geprogrammeerd is voor dan het wachtwoord in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK].
4
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw.
F Druk op [Verwijderen]. Om het wissen van een kader te annuleren, druk op [Niet verwijderen]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
176
Kaderinstellingen
Programmeren/Wijzigen Informatiekaders Deze sectie beschrijft hoe een informatiekader op te stellen. U kunt de volgende programma items opslaan: • Kadernaam (vereist) Tot maximaal 20 karakters lang. • SEP-code (vereist) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). • Wachtwoord (optionee) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). Bij het programmeren van een wachtwoord, wordt er een markering getoond voor het kadernaam.
4
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer het kader om te programmeren. Druk, bij het registreren van een nieuwe kader op [Niet geprogr.].
Om een reeds ingeprogrammeerd kader te veranderen druk er op en ga naar stap H. Wanneer er een wachtwoord geprogrammeerd is, voer het wachtwoord in en druk op [OK], en ga dan naar stap H.
F Druk op [Informatiebox]. G Voer een kadernaam in en druk vervolgens op [OK].
177
Faxeigenschappen
H Voer de SEP-code in.
Om een SEP-code te veranderen, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw. Om de kadernaam te veranderen druk op [Boxnaam], en herhaal dan vanaf stap G.
4
I Druk op [Wachtwoord].
Wanneer u geen wachtwoord wilt programmeren, ga dan naar stap L.
J Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw.
K Voer het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK]. Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw.
L Druk op [OK]. M Druk op [Afsluiten]. N Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
178
Kaderinstellingen
Opmerking ❒ U kunt de kaders op dezelfde wijze bewerken als bij het programmeren. Echter kaders die gebruikt worden kunnen niet bewerkt worden.
❒ Als een bestemming in de bestemmingslijst gewist is na geregistreerd te zijn, dan wordt de levering niet uitgevoerd en worden de instellingen van de leveringsbestemming ook gewist. Ook geldt dat wanneer een leveringsbestemming verandert is het document naar de veranderde bestemming gestuurd wordt. Wanneer er geen bestemming van het gespecificeerde type is dan kunt u instellen welke bestemming gebruikt wordt als alternatieve bestemming. Zie "Parameter instellingen" ( switch 32, bit 0). Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Faxhandleiding Over dit apparaat
4
Het wissen van informatiekaders Deze sectie beschrijft hoe de Informatiekaders te wissen. Belangrijk ❒ Wanneer er zich documenten in het kader bevinden dan kan deze niet gewist worden.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Druk op [Verwijderen], en selecteer daarna het kader wat u wilt wissen.
179
Faxeigenschappen
E Wanneer het wachtwoord geprogrammeerd is voor dan het wachtwoord in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK].
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw.
4
F Druk op [Verwijderen]. Om het wissen van een kader te annuleren, druk op [Niet verwijderen]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
180
Kaderinstellingen
Programmeren/Wijzigen Overdrachtskaders Deze sectie beschrijft hoe een Overdrachtskader op te stellen. Deze functie verandert het apparaat in een faxrelaisstation Documenten verstuurd met een SUB-code die overeenkomt met de SUB-code geprogrammeerd als een Overdrachtskader worden ontvangen en daarna naar een geprogrammeerde ontvanger gestuurd. Aangezien documenten verstuurd kunnen worden naar meerdere bestemmingen in één enkele overdrachtsverzoek kun u telefoonkosten besparen bij het versturen naar verre bestemmingen.
4
NL GFCYUB0N
Breng de verzoekende partij op de hoogte van de SUB-code toegewezen aan het Overdrachtskader. Wanneer zij een document overgebracht willen hebben door uw apparaat, vraag hen om het document te sturen d.m.v de SUB-code transmissie en deze SUB-code op te geven. Wanneer er een wachtwoord geprogrammeerd is, breng ze ook hiervan op de hoogte en vraag aan hen om dit in te voeren als een SID-code. U kunt de volgende programma items opslaan: • Kadernaam (vereist) Tot maximaal 20 karakters lang • SUB-code (vereist) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). • Eindontvanger (vereist) U kunt vijf eindontvangers (bestemmingen waar de documenten doorgestuurd worden) opslaan voor elk kader. Specificeer Eindontvangers d.m.v. een enkele of groepsbestemming eerder geprogrammeerd in de bestemmingslijst. • Wachtwoord (optionee) Tot 20 karakters lang en kan bestaan uit de cijfers 0-9, “#”,“*” en spaties (het eerste karakter kan geen spatie zijn). Bij het programmeren van een wachtwoord, wordt er een markering getoond voor het kadernaam.
181
Faxeigenschappen
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer het kader om te programmeren. Druk, bij het registreren van een nieuwe kader op [Niet geprogr.].
4
Om een reeds ingeprogrammeerd kader te veranderen druk er op en ga naar stap H.
F Druk op [Doorzendbox]. G Voer een kadernaam in en druk vervolgens op [OK]. H Voer een SUB-code in
Om een SUB-code te veranderen, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw. Om een kadernaam te veranderen druk op [Boxnaam], en herhaal dan vanaf stap G.
I Om Eindontvangers te programmeren, selecteer een ontvangststation. U kunt de vijf ontvangststations opslaan.
182
Kaderinstellingen
J Specificeer Eindontvangers met de bestemmingstoets en druk dan op [OK].
U kunt het display veranderen in faxbestemming, Internet fax-bestemming en IP-Fax-bestemming d.m.v. de toetsen aan de linkerzijde van het display. Een ontvangststation kan ook geregistreerd worden als een groepsbestemming. In dergelijke gevallen kunnen maximaal 500 partijen waaronder Eindontvangers 1 – 5 in een groep gespecificeerd worden. Om een andere Eindontvanger te registreren herhaal vanaf stap I.
4
K Om een wachtwoord te registreren, druk op [Wachtwoord].
Wanneer u geen wachtwoord wilt programmeren, ga dan naar stap N.
L Voer een wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw.
M Voer het wachtwoord nogmaals in en druk vervolgens op [OK]. Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} voordat u op [OK] drukt, en probeer het opnieuw. Om het wachtwoord te veranderen na het indrukken van [OK], druk op [Allocatie] en herhaal de stappen L en M, of druk op [Annuleren] en herhaal vanaf stap K.
N Druk op [OK]. O Druk op [Afsluiten].
183
Faxeigenschappen
P Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Nadat alle documenten overgebracht zijn, worden Overdrachtsresultaatrapporten niet teruggestuurd naar de zender.
❒ Specificeer de Internet fax-bestemming en IP-Fax-bestemming as een ontvangststation. ❒ Nadat de documenten overgebracht zijn, worden ze gewist. ❒ Wanneer deze functie ingeschakeld is, dan drukt de machine de ontvangen documenten die het verstuurd en een Overdrachtsresultatenrapport af nadat de overdracht voltooid is. Wanneer u dit niet wilt afdrukken, neem dan contact op met uw onderhoudsvertegenwoordiger. ❒ Wanneer de geprogrammeerde ontvanger een groepsbestmming is voor Multi-stap overdracht, dan vindt Multi-stap overdracht plaats. Neem voor meer informatie contact op met uw onderhoudsvertegenwoordiger. ❒ U kunt de kaders op dezelfde wijze bewerken als bij het programmeren. ❒ Wanneer u een bestemming wist gespecificeerd als een ontvangstbestemming gebruikmakend van de bestemmingslijst dan worden de instellingen van de ontvangstbestemming ook gewist en moeten dus opnieuw geregistreerd worden. Wanneer een bestemming veranderd is, dan wordt een document overgebracht naar de nieuwe bestemming. Wanneer er geen bestemming van het gespecificeerde type is dan kunt u instellen welke bestemming gebruikt wordt als alternatieve bestemming. Zie "Parameter instellingen" ( switch 32, bit 0).
4
Verwijzing Pag.152 “Parameter instellingen”
Over dit apparaat
184
Kaderinstellingen
Het wissen van Overdrachtskaders Deze sectie beschrijft hoe de Overdrachtskaders te wissen.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling]. D Druk op [Verwijderen], en selecteer daarna het kader wat u wilt wissen.
4
E Wanneer het wachtwoord geprogrammeerd is voor dan het wachtwoord in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK].
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en probeer het dan opnieuw.
F Druk op [Verwijderen]. Om het wissen van een Speciale zender te annuleren, druk op [Niet verwijderen]. Het display gaat terug naar dat van stap D.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
185
Faxeigenschappen
Het afdrukken van de kaderlijst Deze sectie beschrijft hoe de Kaderlijst afgedrukt moet worden. Druk een lijst af van de huidige geregistreerde geprogrammeerde Persoonlijke kaders, Informatiekaders, en Overdrachtskaders afdrukken.
A Druk op [Faxeigenschappen]. B Druk op [Alg. eigensch.]. C Druk op [Box instelling: Lijst afdrukken]. D Druk op de toets {Start}. Na het afdrukken van de lijst kunt u daarna beginnen van stap C. Om het afdrukken van een lijst te annulleren vóór dat de {Start}-toets ingedrukt wordt, druk op [Annuleren] of de {Wis/Stop}-toets. Het display gaat terug naar dat van stap C. Om het afdrukken van een lijst te annuleren na het indrukken van de {Start} toets, druk op [Afdr. stoppen]. Het display gaat terug naar dat van stap C.
4
E Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
186
5. Printereigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft de gebruikerstools in het Printer eigenschappennmenu. Voor meer informatie over het betreden van de FaxEigenschappen “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Lijst-/proefafdruk Deze sectie beschrijft hoe de gebruikerstools in het Testafdrukmenu in Printereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven. Dit is een item met betrekking tot de proefafdruk, zoals voor het afdrukken van een lijst met systeeminstellingen, enz. Als u instellingen met betrekking tot het afdrukken of de besturingsomgeving van het apparaat wijzigt, raden we u aan dat u een lijst met systeeminstellingen afdrukt als referentie. Alle tekens en lettertypes die kunnen worden afgedrukt, kunnen ook worden afgedrukt om na te kijken.
❖ Meerdere lijsten U kunt de configuratiepagina en een foutenlogbestand afdrukken. ❖ Configuratiepagina U kunt de huidige configuratiewaarden van het apparaat afdrukken. ❖ Foutenlogboek U kunt foutenlogbestanden afdrukken met alle fouten die tijdens het afdrukken zijn opgetreden. De 50 meest recente fouten worden opgeslagen in het foutenlogbestand. Als een nieuwe fout wordt toegevoegd wanneer er al 50 fouten zijn opgeslagen, wordt de oudste fout verwijderd. Maar als de oudste fout bij één van de volgende soorten afdruktaken hoort, wordt ze niet verwijderd. In plaats daarvan zal het apart opgeslagen worden in foutlogs voor elke afdruktaak soort tot een maximum van 30 voor elke log. U kunt elk van deze afdruktaken controleren op foutlog informatie. • Voorbeeldafdruk • Beveiligde afdruk • Uitgestelde afdruk • Opgeslagen afdruk De records van de Auto afdruktaak annuleren en handmatig geannuleerde afdruktaken kunnen afgedrukt worden. ❖ Menulijst U kunt een menulijst met de functiemenus van het apparaat afdrukken. ❖ PCL configuratie / Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en geïnstalleerde PCL-lettertypenlijst afdrukken. 187
Printereigenschappen
❖ PS Configuratie / Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en geïnstalleerde PostScript-lettertypenlijst afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3eenheid is geïnstalleerd. ❖ PDF Configuratie / Lettertype pagina U kunt de huidige configuratie en geïnstalleerde PDF-lettertypenlijst afdrukken. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer de optionele PostScript 3eenheid is geïnstalleerd. ❖ Hex dump U kunt afdrukken in de Hex dump-modus. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
5
De configuratiepagina afdrukken Deze sectie beschrijft hoe de Configuratiepagina afgedrukt moet worden.
A Druk op [Printereigenschappen]. B Druk op [Configuratiepagina] op de [Lijst- / Proefafdruk].
De configuratiepagina wordt afgedrukt. Maar als u [Hex dump] selecteert, wordt de instelling opgegeven, maar wordt er niets afgedrukt.
C Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
188
Lijst-/proefafdruk
De configuratiepagina interpreteren Deze sectie beschrijft de Configuratiepagina.
❖ Systeemreferentie • Nummer van apparaat Geeft het serienummer toegekend aan de kaart door de fabrikant weer. • Totaal geheugen Geeft de totale hoeveelheid geheugen (SDRAM) geïnstalleerd op de printer weer. • Firmware versie • Printer Geeft het versienummer van de printerfirmware weer. • Systeem Geeft het versienummer van de systeemfirmware weer. • Engine Geeft het versienummer van de printer-engine weer. • LCDC Geeft het versienummer van het display weer. • NIB Geeft het versienummer van de netwerkinterface weer. • Apparaatverbinding Dit/deze item(s) verschijnen wanneer de apparaatoptie(s) is/zijn geïnstalleerd. • HDD: Font/Macro download Geeft de capaciteit van de harde schijf weer. • Printertaal Geeft het versienummer van de taal van het printerstuurprogramma weer. • Verbindingsapparatuur Geeft de geïnstalleerde optionele apparatuur weer.
5
❖ Papierinvoer Geeft instellingen opgegeven onder het menu Lade Papierinstellingen weer. ❖ Systeem Geeft instellingen opgegeven onder het menu Systeem weer. ❖ PCL menu Geeft instellingen opgegeven onder PCL menu weer. ❖ PS Menu Geeft instellingen opgegeven onder PS Menu weer.
189
Printereigenschappen
❖ PDF Menu Geeft instellingen opgegeven onder PDF Menu weer. ❖ Host interface Geeft instellingen opgegeven onder het menu Host interface weer. Wanneer DHCP actief is op het netwerk, verschijnen het werkelijke IP-adres, subnetmasker en gateway adres tussen haakjes op de configuratiepagina. ❖ Interface informatie Geeft de interface-informatie weer.
5
190
Onderhoud
Onderhoud Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Onderhoudsmenu in Printereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Lijst- / proefafdruk beveligd U kunt het menu [Lijst- / Proefafdruk] vergrendelen. De standaard instelling is Uit. ❖ Verwijder alle tijdelijke afdruktaken U kunt alle afdruktaken die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen, verwijderen. ❖ Verwijder alle opgeslagen afdr.taken U kunt alle afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen, verwijderen.
5
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.39 “Systeeminstellingen”
191
Printereigenschappen
Systeem Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Systeemmenu onder Printereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Foutenlogboek afdrukken Selecteer deze optie om een foutenlogboek te laten afdrukken als er zich een printer- of geheugenfout voordoet. De standaard instelling is Uit. ❖ Automatisch doorgaan U kunt dit selecteren om Aut. doorgaan in te schakelen. Wanneer de optie is ingeschakeld, gaat het afdrukken verder nadat zich een systeemfout heeft voorgedaan. De standaard instelling is Uit.
5
❖ Geheugenoverloop Selecteer deze optie om een foutenrapport van een geheugenoverloop af te drukken. De standaard instelling is Niet afdrukken. ❖ Taakscheiding U kunt Taakscheiding inschakelen. Dit menu kan alleen worden geselecteerd wanneer een finisher (optioneel) is geïnstalleerd. De standaard instelling is Uit. ❖ Tijd. afdr.taken autom. verw. U kunt bepalen om afdruktaken die tijdelijk in het apparaat zijn opgeslagen, automatisch te verwijderen. De standaard instelling is Uit. Als u [Aan] selecteert, kunt u tot 200 uur instellen voor automatisch verwijderen van bestanden. ❖ Opgesl. afdr.tk. autom. verw. U kunt bepalen om afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen, automatisch te verwijderen. De standaard instellng is Aan, 3 dag(en). Als u [Aan] selecteert, kunt u tot 180 dagen instellen voor automatisch verwijderen van bestanden.
192
Systeem
❖ Originele afdruktakenlijst U kunt het gewenste type afdruktakenlijst instellen dat op het scherm verschijnt wanneer u op [Afdruktaken] drukt. De standaard instelling is Volledige lijst. • Volledige lijst Geeft een lijst van de afdruktaken die in het apparaat zijn opgeslagen weer. • Lijst per gebruiker ID Geeft de lijst weer met gebruiker IDs die een bestand in het apparaat hebben opgeslagen. ❖ Gebruik van geheugen U kunt de hoeveelheid gebruikt geheugen selecteren in Prioriteit lettert. of Prioriteit kaders, naargelang het papierformaat of de resolutie. De standaard instelling is Prioriteit kaders. • Prioriteit lettert. Deze instelling gebruikt geheugen om lettertypes te registreren. • Frameprioriteit Deze instelling gebruikt kadergeheugen voor afdrukken aan een hoge snelheid.
5
❖ Duplex Stel dubbelzijdig afdrukken in. De standaard instelling is Uit. ❖ Kopieën Stel het aantal kopieën in van 1 tot 999 in eenheden van 1 kopie. De standaardinstelling is "1 kopie". • 1-999 De standaard instelling is 1Kopieën. ❖ Blanco pagina afdrukken U kunt selecteren of u blanco pagina’s wilt afdrukken. De standaard instelling is Aan. Pagina’s die voldoen aan één van de volgende voorwaarden worden beschouwd als blanco. • Er zijn geen afbeeldingen. • Er zijn afbeeldingen, maar ze bevinden zich buiten het afdrukgebied. • Er zijn alleen lege tekens. ❖ Toner besparen Selecteer of u Toner besparen wilt toepassen. De standaard instelling is Uit.
193
Printereigenschappen
❖ Afbeelding spoolen U kunt bepalen om afbeeldingen te spoolen. De afdruktaak verzonden van de computer wordt tijdelijk opgeslagen op de harde schijf van het apparaat als bitmap-afbeeldingen, die kunnen worden afgedrukt wanneer het verzenden voltooid is. Als meer dan één afdruktaak wordt verzonden, wordt een gespoolde afbeelding afgedrukt voor elk. De standaard instelling is Uit. ❖ Wachttijd gereserveerde taak U kunt specificeren hoe lang het apparaat wacht om een afdruktaak te ontvangen, voordat het functies zoals de afdrukfunctie en scannerfunctie de taak laat onderbreken. De standaard instelling is Wachten (kort). ❖ Printertaal U kunt de printertaal specificeren. De standaard instelling is Autom.. Dit menu verschijnt alleen wanneer de PostScript 3-eenheid (optioneel) is geïnstalleerd.
5
❖ Sub papierformaat U kunt de functie Auto Sub papierformaat (A4.LT) inschakelen. De standaard instelling is Uit. ❖ Papierformaat U kunt het standaard papierformaat selecteren. De papiergrootte kunt u als volgt instellen: • 11×17 • 81/2×14 • 81/2×11 • 51/2×81/2 • 71/4×101/2 • 8×13 • 81/2×13 • 81/4×13 • A3 • B4 JIS • A4 • B5 JIS • A5 • B6 JIS • A6 • Aangepast formaat De standaard instelling is A4 (metrische versie) / 81/2×11 (inch versie). Het papierformaat dat is ingesteld voor de handinvoer wordt toegepast. 194
Systeem
❖ Briefpapier instelling U kunt originele afbeeldingen roteren tijdens het afdrukken. Tijdens het afdrukken worden originele afbeeldingen altijd 180 graden gedraaid. Daarom kan de uitvoer niet zoals verwacht zijn bij het afdrukken op briefpapier of voorbedrukt papier dat richting vereist. Met deze functie kunt u beeldrotatie instellen. De standaard instelling is Uit. • Uit Wanneer deze optie op Uit staat, worden originele afbeeldingen 180 graden gedraaid. • Automatische detectie Wanneer deze optie is ingesteld op Automatische detectie, detecteert het apparaat briefpapier of voorbedrukt papier automatisch en draait het dit papier niet. • Aan (altijd) Wanneer deze optie is ingesteld op Aan (altijd), roteert het apparaat niet. Deze functie vermindert de afdruksnelheid.
5
❖ Handinvoer instellingsprioriteit U kunt bepalen welke van de twee opties, (Printer) Driver/Opdracht of Machine instellingen, prioriteit heeft om het papierformaat voor de handinvoer te bepalen. De standaard instelling is Driver/Opdracht. ❖ Afdrukken van rand tot rand U kunt selecteren of u op het volledige vel wilt afdrukken. De standaard instelling is Uit. Het is mogelijk dat de marge van 5 mm langs de randen niet correct wordt afgedrukt. ❖ Standaard printertaal U kunt de standaard printertaal instellen als het apparaat de printertaal niet automatisch kan vinden. De standaard instelling is PCL. Dit menu verschijnt alleen wanneer de PostScript 3-eenheid (optioneel) is geïnstalleerd. ❖ Veranderen van lade U kunt instellen of u wilt veranderen van papierlade. De standaard instelling is Uit. ❖ Type Sorteren Stel het standaard sorteertype in als het apparaat de sorteerinformatie van de hostcomputer niet kan krijgen. De standaard instelling is Sorteren.
195
Printereigenschappen
❖ Type Nieten Stel het standaard niettype in als het apparaat de nietinformatie van de hostcomputer niet kan krijgen. Dit menu verschijnt alleen wanneer een finisher (optioneel) is geïnstalleerd. De standaard instelling is Uit. ❖ Type Perforeren U kunt het standaard perforatietype instellen als het apparaat de printertaal niet automatisch kan vinden. Dit menu verschijnt alleen wanneer een optionele perforator is geïnstalleerd. De weergegeven items verschillen naargelang het type finisher, de richting van het origineel, het papierformaat en het richtingstype. De standaard instelling is Uit. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Problemen oplossen
5
196
Host interface
Host interface Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het hostinterfacemenu Printereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ I/O-buffer U kunt het formaat van de I/O-buffer instellen. Normaal is het niet nodig om deze instelling te wijzigen. De standaard instelling is 128 KB. ❖ I/O time-out U kunt instellen hoeveel seconden het apparaat moet wachten om een afdruktaak te beëindigen. Als gegevens van een andere poort meestal aankomen tijdens een afdruktaak, verhoogt u deze time-outperiode best. De standaard instelling is 15 seconden.
5
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
197
Printereigenschappen
PCL menu Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het PCL-menu Printer Eigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Richting U kunt de paginarichting instellen. De standaard instelling is Staand. ❖ Formulierregels U kunt het aantal regels per pagina instellen. • 5 tot 128 per 1 De standaard instelling is 64 (metrische versie) / 60 (inch-versie). ❖ Lettertype bron U kunt de opslagplaats van het standaard lettertype instellen. De standaard instelling is Resident. RAM, HDD en SD kunnen alleen worden geselecteerd wanneer lettertypes zijn gedownload naar het apparaat.
5
❖ Lettertypenummer U kunt de ID instellen van het standaard lettertype dat u wilt gebruiken. • 0 tot 63 per 1 De standaard instelling is 0. ❖ Puntgrootte U kunt de tekengrootte instellen die u wilt gebruiken voor het geselecteerde lettertype. • 4,00 tot 999,75 per 0,25 Deze instelling heeft alleen effect bij lettertypes met variabele breedte. De standaard instelling is 12,00 punten. ❖ Font Pitch U kunt het aantal tekens per inch voor het geselecteerde lettertype instellen. • 0,44 tot 99,99 per 0,01 Deze instelling heeft alleen effect bij lettertypes met vaste breedte. De standaard instelling is 10,00 pitches. ❖ Symbolenset U kunt de set afdruktekens voor het geselecteerde lettertype instellen. De volgende opties zijn beschikbaar: Roman-8, ISO L1, ISO L2, ISO L5, PC-8, PC-8 D/N, PC-850, PC-852, PC8-TK, Win L1, Win L2, Win L5, Desktop, PS Text, VN Intl, VN US, MS Publ, Math8, PS Math, VN Math, Pifont, Legal, ISO 4, ISO 6, ISO 11, ISO 15, ISO 17, ISO 21, ISO 60, ISO 69, Win 3.0 De standaard instelling is PC-8. 198
PCL menu
❖ Courier lettertype U kunt een courier lettertype selecteren. De standaard instelling is Normaal. ❖ Vergroot A4 breedte U kunt de breedte van het afdrukgebied vergroten (bij het afdrukken op A4formaat met PCL). De standaard instelling is Uit. Wanneer de instelling [Aan] is, zal de breedte 81/2 inch zijn. ❖ Van CR naar LF Wanneer deze optie Aan is, zal elke regelinvoer worden gevolgd door een harde return: CR=CR, LF=CR−LF, FF=CR−FF. De standaard instelling is Uit. ❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie in dots per inch instellen. De standaard instelling is 600 dpi.
5
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
199
Printereigenschappen
PS Menu Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het PS-menu Printereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven. Dit menu verschijnt alleen wanneer de optionele PostScript 3-eenheid is geïnstalleerd.
❖ Gegevensnotatie U kunt een gegevensindeling selecteren. De standaard instelling is TBCP. Deze instelling heeft geen effect wanneer u het apparaat bedient met een parallelle verbinding of EtherTalk-verbinding. Wanneer u het apparaat bedient met een parallelle verbinding en ook als de binaire gegevens wordt verzonden van het printerstuurprogramma, wordt de afdruktaak geannuleerd. Wanneer u het apparaat bedient met een ethernetverbinding, wordt de afdruktaak onder de volgende voorwaarden geannuleerd: • De gegevensindeling van het printerstuurprogramma is TBCP en de gegevensindeling geselecteerd op het bedieningspaneel is Binaire gegevens. • De gegevensindeling van het printerstuurprogramma is binair en de gegevensindeling geselecteerd op het bedieningspaneel is TBCP.
5
❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie in dots per inch instellen. De standaard instelling is 600 dpi. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
200
PDF Menu
PDF Menu Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het PDF-menu Printer Eigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ PDF wachtwoord wijzigen Stel het wachtwoord in voor het PDF-bestand dat PDF Direct Print uitvoert. • Huidig wachtwoord • Nieuw wachtwoord • Nieuw wachtwoord bevestigen Een wachtwoord kan worden ingesteld met Web Image Monitor, maar in dat geval wordt de bevestiging van het wachtwoord verzonden via het netwerk. Als veiligheid een prioriteit is, stelt u het wachtwoord in via dit menu op het bedieningspaneel.
5
❖ PDF Groepswachtwoord Stel het groepswachtwoord in dat al is gespecificeerd met DeskTopBinder Lite. • Huidig wachtwoord • Nieuw wachtwoord • Nieuw wachtwoord bevestigen Een wachtwoord kan worden ingesteld met Web Image Monitor, maar in dat geval wordt de bevestiging van het wachtwoord verzonden via het netwerk. Als veiligheid een prioriteit is, stelt u het wachtwoord in via dit menu op het bedieningspaneel. ❖ Resolutie U kunt de afdrukresolutie in dots per inch instellen. De standaard instelling is 600 dpi. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
201
Printereigenschappen
5
202
6. Scannereigenschappen Dit hoofdstuk beschrijft de gebruikerstools in het menu Scannereigenschappen. Voor meer informatie over het betreden van de Scannereigenschappen, zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Algemene instellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het Algemene functiemenu in Scannereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Titel veranderen Stelt in welke index moet worden gebruikt wanneer de lijst met ontvangers van het apparaat wordt weergegeven. De standaard instelling is Titel 1. ❖ Bestem.lijst van de bez.server bijwerken Druk op [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] om de ontvangers van de bezorgingsserver te updaten. Om deze functie te gebruiken, is het noodzakelijk om [Bezorgingsoptie] in te stellen op [Aan]. ❖ Bestemming zoeken Selecteer een objectontvanger om in de standaard toestand van het adresboek van dit apparaat of van de LDAP-server te zoeken. Om te zoeken op de LDAP-server, is het nodig om de LDAP-server te registreren in [Systeeminstellingen] en [LDAP zoeken] in te stellen op [Aan]. De standaard instelling is Adresboek. ❖ TWAIN Standby Tijd Wanneer het apparaat wordt gebruikt om een e-mail of bestand te verzenden, of fungeert als Document Server of netwerkbezorgingsscanner, zal een scanopdracht naar het apparaat als een TWAIN-scanner het apparaat omschakelen naar de TWAIN-netwerkscannerfunctie. Deze instelling bepaalt de vertraging tot het apparaat overschakelt naar de TWAIN-netwerkscannerfunctie. De standaard instelling is Tijd instellen, 10 seconde(n). • Stel de tijd in: 10 second(en) Wanneer [Tijd instellen] is geselecteerd, kunt u de vertragingstijd invoeren met de cijfertoetsen (3-30 seconden). Het apparaat schakelt over naar de TWAIN-netwerkscannerfunctie wanneer de ingestelde tijd is verstreken na de laatste toetsbewerking. • Direct Wanneer [Direct] is geselecteerd, schakelt het apparaat meteen over naar de TWAIN-netwerkscannerfunctie. 203
Scannereigenschappen
❖ Bestemmingslijst Display Prioriteit 1 Selecteer een bestemmingslijst die moet worden weergegeven wanneer het apparaat zich in de begintoestand bevindt. U kunt [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren. De standaard instelling is Bezorgingsserver. ❖ Best.lijst Display Prioriteit 2 Selecteer in het adresboek van het apparaat welk adresboek standaard moet worden weergegeven. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren. De standaard instelling is E-mailadres. ❖ Afdr. & verw. Scanlogboek Maximaal 250 verzendings-/bezorgingsresultaten kunnen op dit apparaat worden gecontroleerd. Als het aantal opgeslagen verzendings-/bezorgingsresultaten 250 bereikt, bepaalt u of u het bezorgingslogbestand wilt afdrukken. De standaard instelling is Aan. • Aan Het verzendings-/bezorgingslogbestand wordt automatisch afgedrukt. Het afgedrukte logbestand wordt verwijderd. • Uit De verzendings-/bezorgingsresultaten worden een voor een verwijderd wanneer nieuwe resultaten worden opgeslagen. • Niet afdrukken: Verzenden uitschakelen Het verzenden/bezorgen kan niet worden uitgevoerd wanneer het logbestand vol is. Wanneer u het logbestand afdrukt, worden alle gegevens verwijderd na het afdrukken. Wanneer u het logbestand niet afdrukt, worden records boven de limiet automatisch opeenvolgend verwijderd, te beginnen bij het oudste record. Terwijl het logbestand wordt afgedrukt, kunnen bestanden in wachtstatus niet worden verzonden.
6
❖ Scanlogboek afdrukken Het scannerlogbestand wordt afgedrukt en verwijderd. ❖ Scanlogboek verwijderen Het scannerlogbestand wordt verwijderd zonder dat het wordt afgedrukt. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
204
Scaninstellingen
Scaninstellingen Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het menu Scaninstellingen in Scannereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat Bij het delen van originelen en het inscannen van de individuele documenten op de glasplaat om één bestand te vormen, selecteert u [Constante wachtrij], [Uit] of [Stel wachttijd in] voor de wachtstatus. De standaard instelling is Stel wachttijd in, 60 seconde(n). Als u [SADF] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, wordt de instelling [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] ongeldig. Als u [Batch] selecteert in [Origin. invoertype] op het scherm Scan to Folder, wordt de instelling [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] ongeldig en wacht het apparaat tot een bijkomend origineel wordt geplaatst. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voert u met de cijfertoetsen de wachttijd in seconden (3-999) in om bijkomende originelen te plaatsen. Het scannen start als de bijkomende originelen geplaatst zijn en u binnen die tijd op de toets {Start} drukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door binnen die tijd op de {#}-toets te drukken. Zodra de ingestelde tijd is verstreken, start het verzenden automatisch. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op bijkomende originelen tot u op de {#}-toets drukt. Het scannen start als de bijkomende originelen geplaatst zijn en u op de toets {Start} drukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door op de {#}-toets te drukken. Als originelen in de automatische documentinvoer (ADF) worden geplaatst, start het verzenden zonder te wachten op bijkomende originelen nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, ongeacht de opgegeven instellingen. Als er een papierstoring optreedt of een van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op originelen, stopt het aftellen. Dat start pas opnieuw wanneer u op de {#}-toets drukt. • Instellingen wijzigen, zoals de scaninstellingen • De bovenklep van de ADF openen • Op de toets {Onderbreken} drukken om de kopieerfunctie te activeren
6
205
Scannereigenschappen
❖ Wachtijd voor volgend orig.: SADF Bij het delen van originelen en het inscannen van de documenten met de ADF om één bestand te vormen, selecteert u [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstatus. De standaard instelling is Stel wachttijd in, 60 seconde(n). Deze instelling is geldig als [SADF] is gespecificeerd voor [Origin. invoertype] tijdens het scannen. Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voert u met de cijfertoetsen de wachttijd in seconden (3-999) in om bijkomende originelen te plaatsen. Het scannen start automatisch als bijkomende originelen worden geplaatst binnen die tijd. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door binnen die tijd op de {#}-toets te drukken. Zodra de ingestelde tijd is verstreken, start het verzenden automatisch. Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de bijkomende originelen tot u op de {#}-toets drukt. Het scannen start als de bijkomende originelen geplaatst zijn en u op de toets {Start} drukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door op de {#}-toets te drukken. Zelfs als er originelen op de glasplaat worden geplaatst, werkt het apparaat volgens de opgegeven instellingen. Telkens als er originelen op de glasplaat worden geplaatst, moet u op de toets {Start} drukken om het scannen te starten. Het scannen start als de bijkomende originelen geplaatst zijn en u binnen die tijd op de toets {Start} drukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door binnen die tijd op de {#}-toets te drukken. Zodra de ingestelde tijd is verstreken, start het verzenden automatisch. Als originelen in de automatische documentinvoer (ADF) worden geplaatst, start het verzenden zonder te wachten op bijkomende originelen nadat alle originelen in de ADF zijn gescand, ongeacht de opgegeven instellingen. Als er een papierstoring optreedt of een van de volgende bewerkingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op originelen, stopt het aftellen. Dat start pas opnieuw wanneer u op de {#}-toets drukt. • Instellingen wijzigen, zoals de scaninstellingen • De bovenklep van de ADF openen • Op de toets {Onderbreken} drukken om de kopieerfunctie te activeren
6
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Scannerhandleiding
206
Verzendinst.
Verzendinst. Deze sectie beschrijft de gebruikerstools in het menu Zendinstellingen in Scannereigenschappen. Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
❖ Compressie (Zwart/Wit) Selecteer of u zwart-wit scanbestanden wilt comprimeren. De standaard instelling is Aan. Compressie vermindert de tijd nodig voor de overdracht van een scanbestand. De werkelijke tijd nodig voor bestandsoverdracht hangt af van de bestandsgrootte en de netwerkbelasting. ❖ Compressie (grijswaarden) Bepaal of u multi-level (grijswaarden) scanbestanden wilt comprimeren. De standaard instellng is Aan, 3 Compressieniveau 3. Als u [Aan] selecteert, kunt u het compressieniveau tussen één en vijf specificeren. De beeldkwaliteit is beter voor lagere compressie, maar de tijd nodig voor bestandsoverdracht neemt hierdoor wel toe. De werkelijke tijd nodig voor bestandsoverdracht hangt af van de bestandsgrootte en de netwerkbelasting.
6
❖ Max. E-mailform. Selecteer of u de grootte van een e-mail met een afbeelding als bijlage wilt beperken. De standaard instellng is Aan, 2048 KB. Wanneer [Aan] is geselecteerd, voert u de groottebeperking (128-102400 KB) in met de cijfertoetsen. Wanneer de SMTP de grootte beperkt, selecteert u de overeenkomstige instelling.
207
Scannereigenschappen
❖ E-mail delen & verzenden Deze functie heeft alleen effect wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Max. E-mailform.]. Selecteer of een afbeelding die groter is dan de grootte gespecificeerd in [Max. E-mailform.] moet worden gedeeld en verzonden met meer dan één e-mail. De standaard instelling is Ja (per max. formaat). Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, voert u de Max. aantal delingen (2-500) in met de cijfertoetsen. Wanneer [Mrd. pag.: TIFF] of [Mrd. Pag.: PDF] is geselecteerd voor [Bestandstype], wordt de afbeelding niet gedeeld, zelfs als [Ja (per pagina)] is geselecteerd. Wanneer [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, is het mogelijk dat sommige ontvangen bestanden niet kunnen worden hersteld, afhankelijk van de gebruikte e-mailsoftware. Wanneer [Nee] is geselecteerd, wordt de e-mail niet verzonden als de grootte boven de limiet ligt en verschijnt er een foutbericht. Het scanbestand wordt verwijderd. Stel de maximum grootte van een e-mail in binnen de capaciteit van de SMTP-server. ❖ Taal E-mailinformatie Selecteer de taal waarin e-mailinformatie zoals titel, documentnaam en naam van de afzender worden verzonden. Selecteer een van de volgende 20 talen: Brits Engels, Amerikaans Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Portugees, Pools, Tsjechisch, Zweeds, Fins, Hongaars, Noors, Deens, Japans, Vereenvoudigd Chinees, Traditioneel Chinees, Russisch en Koreaans. De standaard instelling is Engels (UK). De e-mailtekst is een template en kan niet worden gewijzigd.
6
❖ Aant. cijf. vr enk. pag. best. Stelt het aantal cijfers voor serienummers die worden gekoppeld aan de naam van bestanden van een enkele pagina. De standaard instelling is 4 Cijfers. ❖ E-mail methode opgeslagen bestand Specifieer de e-mailinstelling voor het verzenden van opgeslagen bestanden. U kunt [Bestand verzenden] of [URL link verzenden] selecteren. Deze instelling kan worden gebruikt voor het volgende: De standaard instelling is Bestand verzenden. Als u [Bestand verzenden] selecteert, worden echte bestanden toegevoegd aan e-mails. Als u [URL link verzenden] selecteert, worden URL-links naar bestandslocaties toegevoegd aan e-mails. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
208
7. Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties Dit hoofdstuk beschrijft hoe de bestemmingen en gebruikers in het Adresboek te registreren. Voor meer informatie over het betreden van de Systeeminstellingen zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
Adresboek Door informatie zoals namen van gebruikers en hun e-mailadressen op te nemen in het Adresboek kunt u deze makkelijker beheren. Belangrijk ❒ De gegevens van het Adresboek worden opgeslagen op de harde schijf. U kunt deze gegevens kwijtraken bij een storing van de harde schijf. De fabrikant kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade als gevolg van het verlies van gegevens.
U kunt de volgende zaken vastleggen en beheren in het Adresboek:
❖ Namen U kunt de naam van de gebruiker vastleggen en de toetsweergave. Dit zijn de basisgegevens die nodig zijn om gebruikers van het apparaat te beheren. Om een faxnummer of e-mailadres te registreren in het adresboek moet u informatie zoals de gebruikersnaam en de naam van de bestemming vooraf registreren.
❖ Verif. info U kunt gebruikerscodes vastleggen om bepaalde functies te blokkeren voor bepaalde gebruikers en om hun gebruik van iedere functie te controleren. U kunt ook login-gebruikersnamen en -wachtwoorden registreren die moeten worden gebruikt bij het verzenden van E-mail, het sturen van bestanden naar mappen of het benaderen van een LDAP-server.
209
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
❖ Bescherming U kunt beveiligingscodes instellen om te voorkomen dat de naam van de afzender wordt gebruikt of dat mappen zonder toestemming worden geopend.
❖ Faxbestemm. U kunt de faxnummers, lijn en faxkop registreren en de label aanhechting selecteren. Bij het gebruik van de IP-fax kunt u de IP-fax bestemming registreren en het protocol selecteren.
7 ❖ E-mail U kunt e-mailbestemmingen vastleggen in het Adresboek.
210
Adresboek
❖ Map U kunt het protocol vastleggen, de naam van het pad en de naam van de server. • SMB
• FTP
• NCP
7
❖ Toev aan grp U kunt vastgelegde e-mail en mapbestemmingen samenvoegen in een groep om het beheer te vereenvoudigen.
211
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Opmerking ❒ U kunt ook een Web Image Monitor gebruiken om de namen in het Adresboek te registreren. Met de SmartDeviceMonitor for Admin, for Admin kunt u een aantal namen tegelijkertijd vastleggen.
❒ Met [Adres beheer Tool] in SmartDeviceMonitor for Admin kunt u een reservekopie maken van de gegevens in het adresboek. We raden u aan regelmatig een reservekopie te maken als u het adresboek gebruikt. ❒ Zie de Web Image Monitor voor meer informatie over het gebruik van Web Image Monitor. ❒ Voor bedieningsaanwijzingen zie SmartDeviceMonitor for Admin Help. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Namen in het Adresboek beheren Door een naam en toetsweergave vooraf vast te leggen kunt u e-mail- en mapbestemmingen eenvoudigweg opgeven door een naamtoets te kiezen. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
7
Het versturen van een fax d.m.v. Snelkiezen Registreer een faxnummer in het Adresboek zodat u het alleen kunt specificeren door de faxbestemming te selecteren zoals weergegeven op het initiële faxdisplay bij het versturen van een fax. Als label aanhechting op “Aan” gezet is, dan worden worden de naam van de ontvanger en standaard berichten afgedrukt op het faxbericht wanneer het aan het andere eind ontvangen wordt. Door het registreren van de IP-fax-bestemmingen in het Adresboek kunt een een bestemming eenvoudigweg opgeven door het te selecteren uit de bestemmingen die verschijnen bij de initiële faxdisplay. Geregistreerde IP-faxnummers kunnen gebruikt en afgedrukt worden als IP-faxnummers van de zender. Verwijzing Pag.228 “Faxbestemming”
212
Adresboek
E-mail sturen via Snelkiezen Door het registreren van e-mailadressen in het Adresboek kunt e-mailbestemmingen opgeven door deze eenvoudigweg te selecteren uit de initiële faxdisplay wanneer er een document via Internetfax verstuurd wordt. Als u een document verzendt met de scanfunctie, kunt u een e-mailadres ook opgeven door de bestemming te selecteren die op het beginscherm van de scanfunctie wordt vermeld. U kunt een geregistreerd e-mailadres gebruiken als het adres van de afzender. Het adres van de afzender wordt automatisch ingevuld in het veld “Van" in de e-mailkoptekst. Verwijzing Pag.241 “E-mailbestemming”
Gescande bestanden direct naar een gedeelde map sturen Nadat u de naam van het pad, de gebruikersnaam en het wachtwoord heeft vastgelegd, kunt u op een eenvoudige manier toegang krijgen tot een gedeelde map. U kiest de bestemming die wordt weergegeven op het basisscannerdisplay wanneer u bestanden verstuurd met de scannerfunctie naar een gedeelde map. Kies het SMB-protocol om de map via Windows te delen. Kies het FTP-protocol om de map vast te leggen voor de FTP-server. Selecteer het NCP-protocol om de map te registreren op de NetWare-server.
7
Verwijzing Pag.245 “Mappen registreren”
Onrechtmatige gebruikerstoegang van het apparaat tot een gedeelde map voorkomen Wanneer u een beveiligingscode heeft geregistreerd, kunt u het beschermingsobject opgeven om te voorkomen dat een e-mailbestemming zonder toestemming wordt gebruikt. U kunt ongeautoriseerde toegang tot geregistreerde mappen voorkomen. Verwijzing Pag.272 “Een beveiligingscode registreren”
213
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Gebruikers en het apparaatgebruik beheren Door gebruikerscodes te registreren, kunt u het gebruik van de volgende functies beperken en controleren: • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Scanner • Printer Verwijzing Pag.219 “Verificatie-informatie”
7
214
Namen registreren
Namen registreren Registreer gebruikersinformatie inclusief hun namen. Wanneer u een e-mail of faxen verstuurt, kunt u de gebruikersnaam gebruiken voor het selecteren van de bestemming. U kunt de naam ook gebruiken als mapbestemming. U kunt maximaal 2000 namen registreren. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Namen registreren Deze sectie legt uit hoe namen geregistreerd moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op [Nieuw progr.]. F Druk op [Allocatie] rechts van de naam. Het display naam invoeren verschijnt.
G Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].
215
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
H Druk in “Selecteer een titel” op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
I Druk op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ De naam kan ook gebruikt worden voor documenten in de Document Server. Voor informatie over de Document server zie Kopieer-/Document Serverhandleiding.
❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]: Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt [Frequent] selecteren en nog een pagina voor elke titel.
7
Verwijzing Over dit apparaat
Kopieerhandleiding/Handleiding Document Server
216
Namen registreren
Een geregistreerde naam wijzigen Deze sectie legt uit hoe een naam te wijzigen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de geregistreerde naam die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
7
F Om de naam of toetsweergave te wijzigen, drukt u op [Allocatie] rechts van de naam of toetsweergave.
G Voer de naam of de gebruikersnaamdisplay in en druk vervolgens op [OK]. H Om de titel te wijzigen, drukt u in Selecteer een titel op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
Opmerking ❒ U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax. Verwijzing Over dit apparaat
Een registratienummer wijzigen
A Druk op [Allocatie] rechts van “Registratienr.”. B Voer een nieuw registratienummer in met de cijfertoetsen en druk op de {#}-toets.
217
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een geregistreerde naam verwijderen Deze sectie legt uit hoe een naam te wissen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Druk op [Verwijderen]. E Kies de naam die u wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
7
F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
218
Verificatie-informatie
Verificatie-informatie Hieronder wordt de procedure beschreven om een gebruikerscode te verifiëren. Belangrijk ❒ De beschikbare functies zijn voor iedere gebruikerscode hetzelfde. Als u gebruikerscodes verandert of verwijdert, worden alle bijbehorende beheergegevens en beperkingen ongeldig. Door gebruikerscodes te registreren, kunt u het gebruik van de volgende functies beperken en controleren: Kopieerapparaat Documentserver Fax Scanner Printer Opmerking ❒ U kunt maximaal 500 gebruikerscodes invoeren.
❒ Het aantal kopieën dat gescand is met de functie Scanner wordt voor iedere gebruikerscode geteld. Hierdoor kunt u controleren hoeveel kopieën elke gebruiker heeft gemaakt. ❒ Als u de gebruikerscode van het printerstuurprogramma automatisch wilt registreren, selecteert u [Printer: PC Control] voor de printer in Gebruikerscode authentificatie. Als u de gebruikerscodes wilt gebruiken die in Gebruikersinstellingen zijn ingesteld, moet u deze gebruikerscodes instellen voor het printerstuurprogramma. ❒ Raadpleeg de Help-functie van het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van gebruikerscodes voor het printerstuurprogramma.
7
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.63 “Beheerdertoepassingen”
219
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een gebruikerscode registreren Deze sectie legt uit hoe een gebruikerscode te registreren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam waarvan u de code wilt registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
7
F Druk op [Verif. info]. G Typ de gebruikerscode met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#}toets.
Als u een fout maakt, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop}.
H Druk twee keer op [TVolg.].
220
Verificatie-informatie
I Selecteer de functies die bij de gebruikerscode moeten worden gebruikt uit Beschikbare functies.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Gebruikerscodes bestaan uit maximaal acht cijfers.
❒ Zie "Namen registreren" voor meer informatie over het registreren van de naam.
7
Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Een gebruikerscode wijzigen Deze sectie legt uit hoe een gebruikerscode te wijzigen. Belangrijk ❒ Ook al wijzigt u een gebruikerscode, het aantal op de teller wordt niet gewist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. 221
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de gebruiker wiens gebruikerscode u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Allocatie] en voer met de cijfertoetsen de nieuwe gebruikerscode in.
7
H Druk op de {#}-toets. I Om de beschikbare functies te wijzigen, drukt u op [Verif. info] en vervolgens tweemaal op [TVolg.].
J Druk op de knop om de functies te selecteren die u wilt inschakelen. Druk de toets om de toets te markeren; de functie is vervolgens ingeschakeld. U kunt een selectie annuleren door op de gemarkeerde toets te drukken.
K Druk op [OK]. L Druk op [Afsluiten]. M Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
222
Verificatie-informatie
Een gebruikerscode verwijderen Deze sectie legt uit hoe een gebruikerscode te wissen. Belangrijk ❒ Nadat de gebruikerscode gewist is, wordt de teller automatisch gewist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan de code moet worden verwijderd.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Allocatie] om de gebruikerscode te verwijderen en druk vervolgens op de {#}-toets.
H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. 223
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het volledig verwijderen van namen uit het adresboek. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
De teller voor elke gebruiker weergeven Deze sectie legt uit hoe de teller voor elke gebruiker weer te geven.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Selecteer in [Printteller], [Overdrachtteller] of [Scannerteller] het functiegebruik
7
dat u wilt afdrukken. Onder elke gebruikerscode verschijnen tellers voor het gebruik van de aparte functies.
De teller voor elke gebruiker afdrukken Deze sectie legt uit hoe de teller voor elke gebruiker af te drukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. 224
Verificatie-informatie
C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Kies een gebruikerscode links op het display.
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren.
E Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder “Per gebruiker”.
7 Typ de gebruikerscode en druk vervolgens op {#} als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
F Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat], [Printerteller], [Fax verzending], [Faxafdrukken], [Scannerteller] en [Totaal aantal afdrukken].
G Druk op [Afdrukken]. De teller voor alle gebruikers afdrukken Deze sectie legt uit hoe de teller voor alle gebruikers af te drukken.
A Druk op [Systeeminstellingen].
225
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder “Alle gebruikers”.
Typ de gebruikerscode en druk vervolgens op {#} als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
E Selecteer het functiegebruik dat u wilt afdrukken uit [Teller Kopieerapparaat],
[Printerteller], [Fax verzending], [Faxafdrukken], [Scannerteller] en [Totaal aantal afdrukken].
F Druk op [Afdrukken].
7
Het aantal afdrukken wissen Deze sectie beschrijft hoe de teller te wissen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker]. D Selecteer de gebruikerscode die u wilt wissen.
226
Verificatie-informatie
E Om het aantal afdrukken gemaakt onder een gebruikerscode te wissen, selecteert u de gebruikerscode aan de linkerkant van het display.
Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren.
F Druk op [Wissen] onder “Per gebruiker”.
7 G Selecteer het functiegebruik dat u wilt wissen uit [Teller Kopieerapparaat], [Printerteller], [Fax verzending], [Faxafdrukken], [Scannerteller] en [Alle tellers].
H Druk op [OK]. I Om het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes te wissen, drukt u op [Wissen] onder Alle gebruikers.
J Selecteer het functiegebruik dat u wilt wissen uit [Teller Kopieerapparaat], [Printerteller], [Fax verzending], [Faxafdrukken], [Scannerteller] en [Alle tellers].
K Druk op [OK].
227
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Faxbestemming Registreer een faxbestemming zodat u niet elke keer faxnummers hoeft in te voeren en documenten kunt versturen die ingescand zijn d.m.v. de faxfunctie. • Het selecteren van de faxbestemming is eenvoudig als u "Naam" en "Toetsweergave" voor de faxbestemming registreert. • U kunt faxbestemmingen in een groep registreren. Voor informatie over hoe een groep te registreren zie "Het registreren van namen bij een groep". • U kunt faxbestemmingen registreren door ze uit de opnieuw bellen functie te selecteren. • Geregistreerde faxnummers kunnen gebruikt worden als faxnummers van de zender. Er zijn twee soorten faxbestemmingen, zoals hieronder aangegeven: • Faxbestemming Selecteer dit om de fax via het telefoonnetwerk te versturen. • IP-Fax Selecteer dit om de fax naar een apparaat te versturen via het TCP/IP-netwerk. U kunt de fax niet versturen naar een apparaat op een ander netwerk als dat netwerk zich achter een firewall bevindt. U kunt de volgende items in een faxbestemming programmeren:
7
❖ Faxnummer Registreert de bestemming van het faxnummer. U kunt maximaal 128 cijfers gebruiken om een faxnummer in te voeren. U moet elk cijfer in het nummer opgeven. ❖ SUB-code Door het registreren van een een SUB-code kunt u Vertrouwelijke Overdracht gebruiken om berichten te sturen naar de andere fax welke een soortgelijke functie genaam “SUB-code” ondersteunt. Raadpleeg de Faxhandleiding. ❖ SEP-code Het registreren van een SEP-code maakt het mogelijk om de Polling ontvangst te gebruiken om faxen van de andere faxapparaten, die Polling ontvangst ondersteunen, te ontvangen. Raadpleeg de Faxhandleiding. ❖ Lijn Als de optionele extra G3-interface geïnstalleerd is, dan kunt u het lijntype per bestemming selecteren. ❖ Internationale TX-modus Bij het instellen van de internationale TX-modus naar [Aan], verstuurt het apparaat meer door voorzichtig de overdrachtsnelheid te verlagen. De communicatietijd wordt echter langer. 228
Faxbestemming
❖ Faxkop U kunt selecteren om een faxkop af te drukken op faxberichten die de andere partij ontvangt. De standaard is "1e naam". ❖ Label aanhechting Gebruik de label aanhechting om informatie zoals de bestemmingsnaam op het blad dat afgedrukt wordt bij de bestemming. De gegevens worden als volgt afgedrukt: • Bestemmingsnaam De bestemmingsnaam opgegeven in [Faxbestemming] wordt afgedrukt met "Aan" ervoor aan de bovenkant van het blad. • Standaardbericht Een geregistreerde zin met twee regels wordt afgedrukt onder “Bestemmingsnaam”. Om deze functie te gebruiken moet u de Label aanhechting op [Aan] bij het programmeren van faxbestemmingen en druk ook op [Labels invoegen] bij het versturen van faxdocumenten. De faxkop en label aanhechting worden ook afgedrukt bij het versturen van e-mail d.m.v. de faxfunctie. U kunt een standaard bericht programmeren die anders is dan die geregistreerd staan in het apparaat. U kunt de volgende items in een ip-faxbestemming programmeren: ❖ IP-Fax Registreer de IP-faxbestemming. U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een naam te registreren. U moet dit instellen wanneer u IP-fax gaat gebruiken. Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie geselecteerd werd.
7
❖ SUB-code Door het registreren van een een SUB-code kunt u Vertrouwelijke Overdracht gebruiken om berichten te sturen naar de andere fax welke een soortgelijke functie genaam “SUB-code” ondersteunt. Raadpleeg de Faxhandleiding. ❖ SEP-code Het registreren van een SEP-code maakt het mogelijk om de Polling ontvangst te gebruiken om faxen van de andere faxapparaten, die Polling ontvangst ondersteunen, te ontvangen. Raadpleeg de Faxhandleiding. ❖ Selecteer protocol Selecteer het protocol voor de IP-fax transmissie. Deze instelling werkt alleen als de IP-faxfunctie geselecteerd werd. Verwijzing Pag.263 “Namen registreren in een groep”
Pag.272 “Een beveiligingscode registreren” Faxhandleiding
229
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Faxbestemming Deze sectie legt uit hoe een faxnummer te registreren.
Het registreren van een faxbestemming
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de faxbestemming wilt registreren. Druk op
7
de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". H Typ het faxnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK] in “Faxbestemming”.
I Specificeer de optionele instellingen zoals “SUB-code", "SEP-code", en "Internationale TX-modus".
J Druk op [OK]. 230
Faxbestemming
Opmerking ❒ Wanneer er een groep geregistreerd is, dan kunt u deze faxbestemming ook aan de groep toevoegen. Voor informatie over hoe groepen te registreren zie "Het registreren van namen bij een groep".
❒ Zie "Namen registreren" voor meer informatie over het registreren van de naam. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Pag.232 “Het gebruik van een faxbestemming als zender” Pag.232 “De lijn wijzigen” Pag.233 “Het wijzigen van de SUB-code” Pag.233 “Het wijzigen van de SEP-code” Pag.233 “Het instellen van de internationale TX-modus” Pag.233 “Het selecteren van de faxkop” Pag.234 “Het instellen van de label aanhechting” Pag.264 “Namen registreren in een groep”
Het wijzigen van een faxbestemming
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de faxbestemming wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. 231
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
G Het wijzigen van de instellingen. H Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Pag.232 “Het wijzigen van het faxnummer” Pag.232 “De lijn wijzigen” Pag.233 “Het wijzigen van de SUB-code” Pag.233 “Het wijzigen van de SEP-code” Pag.233 “Het instellen van de internationale TX-modus” Pag.233 “Het selecteren van de faxkop” Pag.234 “Het instellen van de label aanhechting”
Het gebruik van een faxbestemming als zender
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] aan de rechterkant van “Gebruik naam als”.
7
Het wijzigen van het faxnummer
A Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". B Typ het nieuwe faxnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. De lijn wijzigen
A Druk op [Select. Regel].
B Selecteer de lijn en druk daarna op [OK]. 232
Faxbestemming
Het wijzigen van de SUB-code
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code]. B Druk op [Allocatie] in “TX-SUB-code”. C Voer de nieuwe SUB-code in en druk daarna op [OK]. D Om het wachtwoord te wijzigen druk op [Allocatie] in “Wachtwoord (SID)". E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK]. Het wijzigen van de SEP-code
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SEP Code]. B Druk op [Allocatie] in "RX-SEP-code". C Voer de nieuwe SEP-code in en druk daarna op [OK]. D Om het wachtwoord te wijzigen druk op [Allocatie] in
“Wachtwoord
(PWD)".
7
E Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK]. Het instellen van de internationale TX-modus
A Druk op [Allocatie] in “Internationale TX-modus”. B Selecteer [Uit] of [Aan], en druk daarna op [OK]. Het selecteren van de faxkop U kunt de faxkop registreren in het Programma faxinformatie in de systeeminstellingen voor Faxeigenschappen.
A Druk op [Allocatie] in "Faxkop". B Selecteer [1e naam] of [2e naam], en druk daarna op [OK]. Verwijzing Pag.144 “Het registreren van faxinformatie”
233
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Het instellen van de label aanhechting Als label aanhechting op “Aan” gezet is, dan worden worden de naam van de ontvanger en standaard berichten afgedrukt op het faxbericht wanneer het aan het andere eind ontvangen wordt.
A Druk op [Allocatie] in "Label aanhechting". B Druk op [Aan]. C Druk op [Allocatie] onder "Lijn 2". D Selecteer een nieuw standaard bericht of druk op [Handm. invoer] om het nieuwe bericht in te voeren.
E Voer het nieuwe bericht in en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK]. G Druk op [Allocatie] onder "Lijn 3". H Selecteer het nieuwe standaard bericht in en druk vervolgens op [OK]. I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel.
7
Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Het wissen van een faxbestemming Belangrijk ❒ Wanneer u een bestemming wist die gespecificeerd is als leveringsbestemming dan kunnnen bijvoorbeeld berichten naar de geregistreerde Persoonlijke brievenbus niet geleverd worden. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u een bestemming wist.
234
Faxbestemming
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de faxbestemming wilt wissen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". H Druk op [All.verwijd.].
7
I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
235
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
IP-Fax bestemming Deze sectie legt uit hoe een IP-faxbestemming te registreren. Opmerking ❒ Voor meer informatie over het versturen van een IP-fax, Faxhandleiding. Verwijzing Faxhandleiding
Het registreren van een IP-faxbestemming
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de IP-faxbestemming wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Select. Regel], en selecteer dan [H.323] of [SIP].
236
Faxbestemming
H Druk op [OK]. I Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". J Voer de IP-faxbestemming in. K Druk twee keer op [OK]. Opmerking ❒ Zie "Namen registreren" voor meer informatie over het registreren van de naam. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Pag.220 “Een gebruikerscode registreren” Pag.263 “Namen registreren in een groep” Over dit apparaat
Het wijzigen van een IP-faxbestemming
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de IP-faxbestemming wilt wijzigen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.].
237
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
G Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming".
H Voer de nieuwe bestemming in en druk dan op [OK]. I Druk op [OK]. J Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
7
Over dit apparaat
Het gebruik van de IP-faxbestemming als zender
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] onder “Gebruik naam als”. Het wijzigen van de IP-fax bestemming
A Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". B Voer de nieuwe bestemming in en druk dan op [OK]. Het protocol selecteren
A Druk op [Select. Regel]. B Selecteer [H.323] of [SIP].
238
Faxbestemming
Het programmeren van de SUB-code
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SUB Code]. B Druk op [Allocatie] in “TX-SUB-code”. C Voer de SUB-code in en druk daarna op [OK]. D Om het wachtwoord in te voeren druk op [Allocatie] in “Wachtwoord (SID)". E Voer een wachtwoord in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK]. F Druk op [OK]. Het programmeren van de SEP-code
A Druk op [Geav. Eigensch.] en druk vervolgens op [SEP Code]. B Druk op [Allocatie] in "RX-SEP-code". C Voer een SEP-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. D Om het wachtwoord te in te voeren druk op [Allocatie] in “Wachtwoord (PWD)".
7
E Voer een wachtwoord in d.m.v. de cijfertoetsen en druk op [OK]. F Druk op [OK]. Het instellen van de internationale TX-modus
A Druk op [Allocatie] in “Internationale TX-modus”. B Selecteer [Uit] of [Aan], en druk daarna op [OK]. Het selecteren van de faxkop
A Druk op [Allocatie] in "Faxkop". B Selecteer [1e naam] of [2e naam], en druk daarna op [OK].
239
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Het wissen van een IP-faxbestemming Wanneer u een bestemming wist die gespecificeerd is als leveringsbestemming dan kunnnen bijvoorbeeld berichten naar de geregistreerde Persoonlijke box niet geleverd worden. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u een bestemming wist.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvan u de IP-faxbestemming wilt wissen. Druk op de
7
naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, mapnaam, e-mailadres of IP-faxbestemming.
F Druk op [Faxbestemm.]. G Druk op [Allocatie] in "Faxbestemming". H Druk op [All.verwijd.]. I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
240
E-mailbestemming
E-mailbestemming Deze sectie beschrijft de procedure voor het registreren, wijzigen en het wissen van de e-mailbestemming. Als u e-mailbestemmingen registreert, hoeft u niet elke keer het e-mailadres in te voeren en kunt u met de scanner of de faxfunctie per e-mail scanbestanden versturen. • U kunt eenvoudig een e-mailbestemming selecteren als u “Naam" en “Toetsweergave" registreert voor de e-mailbestemming. • U kunt e-mailbestemmingen als een groep registreren. • U kunt het e-mailadres gebruiken als het adres van de afzender wanneer u met de scanfunctie scanbestanden verstuurt. Als u hier gebruik van wilt maken, moet u een beveiligingscode instellen voor het adres van de afzender, om ongeautoriseerde toegang te voorkomen. Opmerking ❒ U kunt een e-mailadres kiezen van een LDAP-server en het dan vastleggen in het Adresboek. Raadpleeg de Scannerhandleiding.
❒ U kunt de machine instellen om een Transmissie resultatenrapport te versturen via e-mail elke keer wanneer er een transmissie verstuurd wordt. Raadpleeg de Faxhandleiding.
7
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.272 “Een beveiligingscode registreren”
Een e-mailbestemming registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. 241
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
E Selecteer de naam waarvoor u het e-mailadres wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Allocatie].
H Voer het e-mailadres in.
7 I Druk op [OK]. J Selecteer [E-mail / Internet faxbestemming] of [Alleen Internet faxbestemming]. K Als u Internetfax wilt gebruiken, specificeer dan of u wel of niet "Versturen via de SMTP-server" wilt gebruiken.
L Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken voor het e-mailadres.
❒ Zie “Namen registreren” voor meer informatie over het registreren van de naam. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Pag.220 “Een gebruikerscode registreren” Pag.264 “Namen registreren in een groep”
242
E-mailbestemming
Een e-mailbestemming wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van degene van wie u het e-mailadres wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
7
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Allocatie] onder e-mailadres.
H Typ het e-mailadres en druk op [OK]. I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen” Over dit apparaat
243
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Het e-mailadres gebruiken als de afzender
A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] onder “Gebruik naam als”. Een e-mailbestemming verwijderen
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam van degene van wie u het e-mailadres wilt verwijderen.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Allocatie] onder e-mailadres. H Druk op [All.verwijd.]. I Druk twee keer op [OK]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
244
Mappen registreren
Mappen registreren Deze sectie beschrijft de procedure voor het registreren, wijzigen en het wissen van mappen. Door een gemeenschappelijke map vast te leggen kunt u gescande bestanden daar direct naartoe sturen. U kunt drie soorten protocollen gebruiken: • SMB Voor het verzenden van bestanden naar gedeelde Windows-mappen. • FTP Voor het zenden van bestanden naar een FTP-server. • NCP Voor het verzenden van bestanden naar een NetWare-server. Opmerking ❒ Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor protocols, servernamen en mappenniveaus.
❒ U kunt voorkomen dat onbevoegde gebruikers mappen van het apparaat benaderen. Zie "Een beschermingscode registreren". ❒ U kunt uitsluitend SMB, FTP of NCP selecteren. Verandert u het protocol nadat u klaar bent met uw instellingen dan worden alle eerder ingevoerde gegevens gewist. ❒ U kunt mapbestemmingen in een groep registreren.
7
Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.272 “Een beveiligingscode registreren”
SMB gebruiken om verbinding te maken Deze sectie beschrijft de procedure voor het registreren, wijzigen en het wissen van SMB-mappen. Opmerking ❒ Zie “FTP gebruiken om verbinding te maken” om een map op een FTP-server te registreren.
❒ Zie “NCP gebruiken om verbinding te maken” om een map op een NetWareserver te registreren. Verwijzing Pag.252 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Pag.257 “NCP gebruiken om verbinding te maken”
245
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Het registreren van een SMB-map Deze sectie legt uit hoe een SMB-map geregistreerd moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvoor u de map wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [TVolg.].
7
H Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van mapverificatie. I Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. J Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. K Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. L Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. M Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. 246
Mappen registreren
N Druk op [Map]. O Druk op [SMB].
P Voer het pad in. Voor informatie over hoe het pad handmatig op te geven, zie “Het handmatig lokaliseren van de SMB-map". Voor informatie over hoe het pad handmatig op te geven d.m.v Browse Network, zie “Het handmatig lokaliseren van de SMB-map d.m.v. Browse Network".
Q Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. R Druk op [Afsluiten]. S Druk op [OK]. T Druk op [Afsluiten].
7
Opmerking ❒ Zie “Namen registreren” voor meer informatie over het registreren van de naam.
❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord. ❒ Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken. ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens. ❒ Als Niet specificeren is geselecteerd, gelden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord die u heeft opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden) voor de instellingen van Bestand doorzenden. ❒ Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Pag.248 “De SMB-map handmatig localiseren” Pag.248 “Het lokaliseren van de SMB-map d.m.v. Blader door Netwerk”
247
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
De SMB-map handmatig localiseren
A Druk op [Allocatie] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C Druk op [OK]. Er verschijnt een bericht als het formaat van het ingevoerde pad niet goed is. Druk op [Afsluiten] en voer het pad dan opnieuw in. Opmerking ❒ Gebruik dit formaat om het pad in te voeren: “\\Servernaam\Sharenaam\Naam pad”.
❒ U kunt ook een IPv4-adres invoeren. ❒ U kunt maximaal 256 tekens gebruiken om een pad in te voeren.
Het lokaliseren van de SMB-map d.m.v. Blader door Netwerk Deze sectie beschrijft hoe de SMB-map te lokaliseren d.m.v. Blader door Netwerk.
A Druk op [Bladeren door netwerk]. De werkgroepen op hetzelfde netwerk worden weergegeven. Het netwerkscherm geeft slechts de lijst met clientcomputers weer die u mag openen.
7
B Selecteer de werkgroep. De computers in de geselecteerde werkgroep worden weergegeven.
C Kies een client computer. De gedeelde mappen in die computer verschijnen.
U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
D Kies de map die u wilt registreren. E [OK]. 248
Mappen registreren
Als een log-in scherm verschijnt In dit gedeelte wordt beschreven hoe u inlogt op het apparaat als het log-in scherm verschijnt wanneer u een map probeert te openen tijdens het bladeren door het netwerk. Als u geen mapverificatie heeft gespecificeerd of als een foute gebruikersnaam of wachtwoord werd ingevoerd voor mapverificatie, verschijnt het log-in scherm.
A Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. Voer de log-in gebruikersnaam in die is gespecificeerd voor mapverificatie.
B Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Het pad naar de geselecteerde map verschijnt. Als een bericht verschijnt, drukt u op [Afsluiten] en voert u de log-in gebruikersnaam en het wachtwoord opnieuw in.
Het wijzigen van een SMB-map Deze sectie beschrijft hoe de instellingen van de geregistreerde SMB-map te wijzigen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam waarvan u de map wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. 249
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen. Om een map te specificeren, voert u het pad rechtstreeks in of selecteert u het door te verwijzen naar het netwerk. Zie "De SMB-map handmatig lokaliseren" en "De SMB-map vinden met Bladeren door netwerk" voor meer informatie.
H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
Pag.248 “De SMB-map handmatig localiseren” Pag.248 “Het lokaliseren van de SMB-map d.m.v. Blader door Netwerk”
Het protocol wijzigen Deze sectie beschrijft hoe het protocol te wijzigen.
A Druk op [FTP] of [NCP].
7
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol.
C Voer ieder onderdeel opnieuw in. Verwijzing Pag.257 “NCP gebruiken om verbinding te maken”
Pag.252 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
250
Mappen registreren
SMB-instellingen wijzigen Deze sectie legt uit hoe SMB-instellingen te wijzigen.
A Druk op [Allocatie] van de padnaam. B Voer de naam van het pad in waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ De mapbestemming kan worden geselecteerd met “Blader door netwerk”. Verwijzing Pag.248 “Het lokaliseren van de SMB-map d.m.v. Blader door Netwerk”
Het wissen van een geregistreerde SMB-map Deze sectie legt uit hoe een geregistreerde SMB-map gewist moeten worden.
A [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam waarvan u de map wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. 251
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
FTP gebruiken om verbinding te maken Deze sectie beschrijft de procedure voor het registreren, wijzigen en het wissen van FTP-mappen. Opmerking ❒ Zie “SMB gebruiken om verbinding te maken” om een gedeelde map te registreren die is geconfigureerd in Windows.
❒ Zie “NCP gebruiken om verbinding te maken” om een map op een NetWareserver te registreren. Verwijzing Pag.245 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
7
Pag.257 “NCP gebruiken om verbinding te maken”
Het registreren van een FTP-map Deze sectie legt uit hoe een FTP-map geregistreerd moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. 252
Mappen registreren
E Selecteer de naam waarvoor u de map wilt registreren. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [TVolg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van mapverificatie H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [Map]. N Druk op [FTP].
7
O Druk op [Allocatie] onder “Servernaam”. P Voer de servernaam in en druk vervolgens op [OK]. Q Druk op [Allocatie] onder Pad. R Voer het pad in. S Druk op [OK]. T Druk op [Allocatie] onder “Poortnr.” U Voer het poortnummer in. V Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. W Druk op [Afsluiten]. X Druk op [OK]. Y Druk op [Afsluiten]. 253
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Opmerking ❒ Zie "Namen registreren" voor meer informatie over het registreren van de naam.
❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
7 ❒
U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord. U kunt maximaal 64 tekens gebruiken om een servernaam in te voeren. Gebruik het volgende formaat om een absoluut pad in te voeren: /gebruiker/home/gebruikersnaam"; of het volgende formaat voor een relatief pad: directory/sub-directory". Laat u het pad leeg, dan wordt de huidige werkende directory beschouwd als de login-directory. U kunt ook een IPv4-adres invoeren. U kunt maximaal 256 tekens gebruiken om een pad in te voeren. Druk op [Allocatie] onder “Poortnr.” om het poortnummer te wijzigen. Typ het poortnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {#}. Specificeer het poortnummer tussen 1 en 65535. Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens. Als [Niet specificeren] is geselecteerd, gelden de FTP-gebruikersnaam en het FTP-wachtwoord die u heeft opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden) voor de instellingen van Bestand doorzenden. Zie "Bestandsoverdracht" voor meer informatie. Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder. Verwijzing Pag.56 “Bestandsoverdracht”
Pag.215 “Namen registreren”
Het wijzigen van een FTP-map
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. 254
Mappen registreren
C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam waarvan u de map wilt wijzigen en druk vervolgens op [Map]. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen. H Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
7
Het protocol wijzigen Deze sectie beschrijft hoe het protocol te wijzigen.
A Druk op [SMB] of [NCP].
Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
B Druk op [Ja]. Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol.
C Voer ieder onderdeel opnieuw in. 255
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Verwijzing Pag.245 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.257 “NCP gebruiken om verbinding te maken”
Onderdelen wijzigen onder FTP Deze sectie legt uit hoe een geregistreerd FTP-map gewijzigd moeten worden.
A Druk op [Allocatie] onder “Poortnr.” B Voer het nieuwe poortnummer in en druk vervolgens op {#}. C Druk op [Allocatie] onder “Servernaam”. D Voer de nieuwe servernaam in en druk vervolgens op [OK]. E Druk op [Allocatie] onder Pad. F Voer het nieuwe pad in en druk vervolgens op [OK]. Het wissen van een FTP-map Deze sectie legt uit hoe een geregistreerde FTP-map gewist moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam waarvan u de map wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
256
Mappen registreren
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het volledig verwijderen van namen. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
NCP gebruiken om verbinding te maken Deze sectie beschrijft de procedure voor het registreren, wijzigen en het wissen van NCP-mappen. Opmerking ❒ Zie “SMB gebruiken om verbinding te maken” om een gedeelde map te registreren die is geconfigureerd in Windows.
❒ Zie “FTP gebruiken om verbinding te maken” om een map op een FTP-server te registreren.
7
Verwijzing Pag.245 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.252 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Het registreren van een NCP-map Deze sectie legt uit hoe een NCP-map geregistreerd moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. 257
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer
met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [TVolg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van mapverificatie H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam. I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [Map]. N Druk op [NCP]. O Selecteer "Verbindingstype". Als u een map in een NDS-structuur wilt opgeven, drukt u op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, drukt u op [Bindery].
7
P Geef de map op. Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Namen registreren” voor meer informatie over het registreren van de naam.
❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ Als u "Verbindingstype" hebt ingesteld op [NDS], voert u de gebruikersnaam in, gevolgd door de naam van de context waarin het gebruikersobject zich bevindt. Als de gebruikersnaam “gebruiker" is en de contextnaam “context", typt u “gebruiker.context". ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord. ❒ Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken. ❒ Als [Niet specificeren] is geselecteerd, gelden de NCP-gebruikersnaam en het NCP-wachtwoord die u heeft opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden) voor de instellingen van Bestand doorzenden. Zie "Bestandsoverdracht" voor meer informatie. ❒ Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
258
Mappen registreren
Verwijzing Pag.56 “Bestandsoverdracht”
Pag.215 “Namen registreren” Pag.259 “De NCP-map handmatig localiseren” Pag.259 “Het localiseren van de NCP-map d.m.v. Blader door netwerk” Over dit apparaat
De NCP-map handmatig localiseren Deze sectie legt uit hoe de NCP-map handmatig gelocaliseerd moeten worden.
A Druk op [Allocatie] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. C [OK]. D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. E Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als u "Verbindingstype" instelt op [NDS], en als de naam van de NDSstructuur "structuur" is, "context" de naam van de context waarin het volume zich bevindt, "volume" de volumenaam en "map" de mapnaam, is het pad dus "\\structuur\volume.context\map".
7
❒ Als u "Verbindingstype" instelt op [Bindery], en "server" de naam van de NetWare-server is, "volume" de volumenaam en "map" de mapnaam, is het pad dus "\\server\volume\map". ❒ U kunt maximaal 256 tekens gebruiken om een pad in te voeren. ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
Het localiseren van de NCP-map d.m.v. Blader door netwerk Deze sectie beschrijft hoe de NCP-map te lokaliseren d.m.v. Blader door netwerk.
A Druk op [Bladeren door netwerk]. B Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [NDS], wordt een lijst met items in de NDS-structuur weergegeven. Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [Bindery], wordt een lijst met items op de NetWare-server weergegeven.
C Zoek de bestemmingsmap in de NDS-structuur of op de NetWare-server. U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
259
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
D Kies de map die u wilt registreren. E [OK]. Opmerking ❒ In [Bladeren door netwerk] worden alleen de mappen vermeld die u mag openen.
❒ Als op het apparaat een andere taal is ingesteld dan op de bestemming die u wilt bekijken, worden de items in de lijst mogelijk niet goed weergegeven. ❒ Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven.
Het wijzigen van een geregistreerde NCP-map De sectie beschrijft hoe u een geregistreerde NCP-map kunt wijzigen.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de gebruiker van de geregistreerde map die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. G Selecteer "Verbindingstype". Als u een map in een NDS-structuur wilt opgeven, drukt u op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, drukt u op [Bindery].
H Geef de map op. Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken.
260
Mappen registreren
I Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Verwijzing Pag.217 “Een geregistreerde naam wijzigen”
NCP-instellingen wijzigen Deze sectie legt uit hoe NCP-instellingen te wijzigen.
A Selecteer het verbindingstype. B Druk op [Allocatie] van de padnaam. C Voer de naam van het pad in waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK].
D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. E Wanneer u de nodige wijzigingen heeft aangebracht, drukt u op [OK]. F Druk op [Afsluiten].
7
Opmerking ❒ Om een map te specificeren voert u het pad rechtstreeks in of selecteert u het met Bladeren door netwerk. Verwijzing Pag.259 “De NCP-map handmatig localiseren”
Pag.259 “Het localiseren van de NCP-map d.m.v. Blader door netwerk”
Het protocol wijzigen Deze sectie beschrijft hoe het protocol te wijzigen.
A Druk op [SMB] of [FTP]. B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol.
C Voer ieder onderdeel opnieuw in. 261
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Verwijzing Pag.245 “SMB gebruiken om verbinding te maken”
Pag.252 “FTP gebruiken om verbinding te maken”
Het wissen van een NCP-map Deze sectie legt uit hoe een geregistreerde NCP-map gewist moeten worden.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer een gebruiker van de map die u wilt verwijderen.
7
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Zie “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het volledig verwijderen van namen. Verwijzing Pag.218 “Een geregistreerde naam verwijderen”
262
Namen registreren in een groep
Namen registreren in een groep Deze sectie legt uit hoe namen bij een groep geregistreerd moeten worden. U kunt namen registreren in een groep en zo het beheer van e-mailadressen en mappen voor iedere groep vereenvoudigen. Groepen moeten eerst worden geregistreerd voordat u namen kunt toevoegen aan een groep. Belangrijk ❒ U kunt gescande bestanden niet naar een groep sturen met meer dan 50 geregistreerde mappen, wanneer u de functie Scan naar folder gebruikt. ❒ U kunt maximaal 10 groepen registreren. ❒ Het maximum aantal bestemmingen dat u kunt registreren in een groep is 500. Opmerking ❒ U kunt een beveiligingscode instellen om onbevoegde toegang te voorkomen tot de mappen die zijn geregistreerd in een groep. Zie “Een beschermingscode registreren" voor meer informatie. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
7
Pag.272 “Een beveiligingscode registreren”
Een groep registreren
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op [Nieuw progr.]. 263
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
F Druk op [Allocatie] onder “Groepsnaam”.
G Voer de groepnaam in en druk vervolgens op [OK]. De Toetsweergave wordt automatisch ingesteld.
H Druk zo nodig op de titeltoets onder “Selecteer een titel”. I Druk op [Allocatie] onder “Toetsendisplay”, wanneer u het toetsendisplay wilt wijzigen. Voer het toetsendisplay in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [OK]. Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren:
• [Frequent]: Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] tot [10]… Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt [Frequent] selecteren en nog een pagina voor elke titel.
7
Verwijzing Over dit apparaat
Namen registreren in een groep U kunt geregistreerde namen in het Adresboek in een groep plaatsen. Wanneer u nieuwe namen registreert, kunt u tegelijkertijd ook groepen registreren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
264
Namen registreren in een groep
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam die u wilt registreren in een groep. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Toev aan grp]. G Selecteer de groep waaraan u de naam wilt toevoegen.
7
De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de naam wordt eraan toegevoegd.
H Druk op [OK].
265
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een groep bij een andere groep toevoegen U kunt groep toevoegen aan een andere groep.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de groep die u wilt toevoegen aan een andere groep. Druk op de groepstoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
7
F Druk op [Toev aan grp]. G Kies de groep waaraan u wilt toevoegen.
266
Namen registreren in een groep
De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de groep is eraan toegevoegd.
H Druk op [OK]. Namen weergeven die zijn geregistreerd in een groep U kunt de namen of groepen in elke groep controleren.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep waar de leden staan geregistreerd die u wilt controleren. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Geprogr. Gebr./Groep]. Alle geregistreerde namen worden weergegeven.
G Druk op [OK].
267
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een naam verwijderen uit een groep
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Kies de naam die u wilt verwijderen van een groep. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
7
F Druk op [Toev aan grp]. G Kies de groep waarvan u de naam wilt verwijderen.
De selectie van de groepstoets wordt opgeheven en de naam wordt eruit verwijderd.
H Druk op [OK].
268
Namen registreren in een groep
Een groep verwijderen binnen een andere groep
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de groep waaruit u wilt verwijderen. Druk op de groepstoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
7
F Druk op [Toev aan grp]. De toetsen van groepen waarin de groep is geregistreerd, worden gemarkeerd.
G Selecteer de groep waaruit u wilt verwijderen.
De selectie van de groepstoets wordt opgeheven en de groep wordt eruit verwijderd.
269
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
H [OK].
Een groepsnaam wijzigen
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op het groepsnummer dat u wilt wijzigen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Om de groepsnaam en toetsweergave te wijzigen, drukt u op [Allocatie] onder “Groepsnaam” of “Toetsweergave”.
270
Namen registreren in een groep
G Voer de nieuwe groepsnaam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK]. H Om de titel te wijzigen, drukt u op de titeltoets onder “Selecteer een titel”. I Druk op [Allocatie] onder “Registratienr.” om het registratienummer te wijzigen.
J Voer het nieuwe registratienummer in met de cijfertoetsen. K Druk op de toets {#}. L Druk op [OK]. Het wissen van een groep
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Druk op [Verwijderen]. E Druk op een groepstoets die u wilt verwijderen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Ja]. G Druk op [Afsluiten].
271
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een beveiligingscode registreren Deze sectie legt uit hoe een Beschermingscode te registreren. U kunt een beschermingscode instellen om te voorkomen dat de namen van afzenders of mappen worden gebruikt. U kunt deze functie gebruiken om het volgende te beschermen: • Mappen U kunt onrechtmatige toegang voorkomen tot mappen. • Afzendernaam U kunt voorkomen dat namen van afzenders worden misbruikt. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
Pag.220 “Een gebruikerscode registreren”
Een beschermingscode registreren voor een enkele gebruiker
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Selecteer de naam waarvoor u de beveiligingscode wilt registreren. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
272
Een beveiligingscode registreren
F Druk op [Bescherming].
G Druk op [Bestemming] of [Afzender] onder “Gebruik naam als”.
7
U kunt [Bestemming] en [Afzender] tegelijkertijd kiezen.
H Druk op [Mapbestemming] of [Afzender] onder "Beveiliging object". I Druk op [Allocatie] onder “Beveiligingscode”. J Voer de beveiligingscode in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op {#}. K Druk op [OK]. L Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ U kunt voor de beveiligingscode maximaal acht cijfers gebruiken. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode op te geven.
273
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
Een beschermingscode registreren voor een gebruiker in een groep Deze sectie legt uit hoe een Beveiligingscode te registreren bij een Groepgebruiker.
A Druk op [Systeeminstellingen].
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de groepstoets die u wilt registreren of voer het geregistreerde
7
nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Bescherming]. G Druk op [Mapbestemming] onder “Beveiligingsobject”. H Druk op [Allocatie] onder “Beveiligingscode”. I Voer de beschermingscode in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#}-toets.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ U kunt voor de beveiligingscode maximaal acht cijfers gebruiken. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode op te geven.
274
SMTP- en LDAP-verificatie registreren
SMTP- en LDAP-verificatie registreren Deze sectie legt uit hoe een SMTP en LDAP-verificatie geregistreerd moeten worden.
SMTP-authentificatie Deze sectie legt uit hoe een SMTP-verificatie geregistreerd moeten worden. Voor iedere gebruiker die in het adresboek is geregistreerd, kunt u een inloggebruikersnaam en een inlogwachtwoord registreren die kunnen worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot een SMTP-server. Als u een LDAP-server wilt gebruiken, moet u deze eerst programmeren. Belangrijk ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor SMTP-verificatie, gelden de gebruikersnaam en wachtwoord die u voor SMTP-verificatie heeft opgegeven in de instellingen van Bestand doorzenden. Zie "Bestandsoverdracht" voor meer informatie.
❒ Als gebruikersverificatie wordt toegepast, neem dan contact op met de beheerder.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7
B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. E Druk op de naam die u wilt registreren of voer het geregistreerde nummer
in met de cijfertoetsen. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
F Druk op [Verif. info]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van “SMTP-verificatie”. 275
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam.
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M [OK]. Opmerking ❒ Zie “Namen registreren” voor meer informatie over het registreren van de naam.
7
❒ U kunt maximaal 191 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ Bij gebruik van POP vóór SMTP-authentificatie, kunt u maximaal 63 alfanumerieke tekens invoeren. ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor het wachtwoord. ❒ Als u de instellingen voor SMTP-verificatie wilt wijzigen, herhaalt u stappen B t/m M. Verwijzing Pag.13 “Netwerkinstellingen”
Pag.56 “Bestandsoverdracht” Pag.215 “Namen registreren” Over dit apparaat
276
SMTP- en LDAP-verificatie registreren
LDAP-authentificatie Deze sectie legt uit hoe een LDAP-verificatie geregistreerd moeten worden. U kunt voor iedere gebruiker die is vastgelegd in het adresboek, een log-in gebruikersnaam vastleggen en een log-in wachtwoord die kunnen worden gebruikt als er een LDAP-server wordt benaderd. Om een LDAP-server te gebruiken moet u deze eerst programmeren. Belangrijk ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, gelden de gebruikersnaam en het wachtwoord die u heeft opgegeven in Programmeer/Wijzig LDAP server in de instellingen van Beheerdertoepassingen.
❒ Als gebruikersverificatie wordt toegepast, neem dan contact op met de beheerder.
A Druk op [Systeeminstellingen].
7 B Druk op [Beheerdertoepas.]. C Druk op [Adresboekmanagement]. D Controleer of [Programmeren/Wijzigen] is geselecteerd. U kunt zoeken op geregistreerde naam, faxnummer, gebruikerscode, mapnaam, e-mailadres of IP-fax.
E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen.
F Druk op [Verif. info] en druk vervolgens op [TVolg.]. G Druk op [Spec. and. Ver.info.] aan de rechterkant van LDAP-authentificatie
277
Adressen en gebruikers registreren voor de fax-/scannerfuncties
H Druk op [Allocatie] onder de log-in gebruikersnaam.
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. J Druk op [Allocatie] onder het log-in wachtwoord. K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. L Voer het wachtwoord opnieuw in ter bevestiging en druk vervolgens op [OK]. M Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie “Namen registreren” voor meer informatie over het registreren van de naam.
7
❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, gelden de gebruikersnaam en het wachtwoord die u heeft opgegeven in Programmeer/Wijzig LDAP server in de instellingen van Beheerdertoepassingen. ❒ U kunt maximaal 128 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. ❒ Als u de instellingen voor LDAP-verificatie wilt wijzigen, herhaalt u stappen B t/m M. Verwijzing Pag.215 “Namen registreren”
Over dit apparaat
278
8. Overige Gebruikersinstellingen Met de originele instellingen kunt u de taal wijzigen en het aantal afgedrukte pagina’s controleren door de teller weer te geven. Voor meer informatie over het betreden van de respectievelijke instellingen zie “Het betreden van de Gebruikerstools”.
De taal van het display wijzigen U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. De standaardinstelling is Engels.
A Druk op [Français].
De taal wordt gewijzigd in Frans.
B Druk op [Sortie].
Het menu wordt in het Frans weergegeven. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
279
Overige Gebruikersinstellingen
Informatie Met de informatiefunctie kunt u de telefoonnummers opzoeken die u kunt bellen om toner te bestellen of reparaties te laten uitvoeren. Neem contact op met uw leverancier om het volgende te verifiëren:
❖ Voorraad • Telefoonnummer om te bestellen • Toner • Nieten • Nieten (Midden) ❖ Apparaat onderhoud/reparatie • Telefoonnummer • Serienummer van het apparaat ❖ Vertegenwoordiger • Telefoonnummer
A Druk op [Informatie].
8
De informatie wordt weergegeven.
B Druk op [Informatie afdrukken].
280
Informatie
C Druk op de toets {Start}. De informatie wordt afgedrukt.
D Druk twee keer op [Afsluiten]. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
8
281
Overige Gebruikersinstellingen
Teller De teller voor Totaal weergegeven U kunt de totale tellerwaarde weergeven die voor alle functies wordt gebruikt. U kunt ook een lijst met tellergegevens afdrukken.
A Druk op [Teller].
B Als u de tellerlijst wilt afdrukken, drukt u op [Tellerlijst afdrukken].
8
C Druk op de toets {Start}. De tellerlijst wordt afgedrukt.
D Druk twee keer op [Afsluiten]. Verwijzing Pag.3 “Toegang verkrijgen tot gebruikerstools”
282
9. Appendix Informatie over geïnstalleerde software expat • De software, inclusief controller en dergelijke (hierna te noemen “software”) die op dit product is geïnstalleerd, maakt onder de volgende voorwaarden gebruik van de expat. • De producent biedt garantie en ondersteuning voor de software van het product met inbegrip van de expat en de producent vrijwaart de oorspronkelijke ontwikkelaar en bezitter van de auteursrechten van deze verplichtingen. • Informatie over de expat is te lezen op: http://expat.sourceforge.net/ Copyright (c) 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. and Clark Cooper. Copyright © 2001, 2002 Expat maintainers. Permission is hereby granted, free of charge, to any person obtaining a copy of this software and associated documentation files (the "Software"), to deal in the Software without restriction, including without limitation the rights to use, copy, modify, merge, publish, distribute, sublicense, and/or sell copies of the Software, and to permit persons to whom the Software is furnished to do so, subject to the following conditions: The above copyright notice and this permission notice shall be included in all copies or substantial portions of the Software. THE SOFTWARE IS PROVIDED "AS IS", WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO THE WARRANTIES OF MERCHANTABILITY, FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE AND NONINFRINGEMENT. IN NO EVENT SHALL THE AUTHORS OR COPYRIGHT HOLDERS BE LIABLE FOR ANY CLAIM, DAMAGES OR OTHER LIABILITY, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, TORT OR OTHERWISE, ARISING FROM, OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE SOFTWARE OR THE USE OR OTHER DEALINGS IN THE SOFTWARE.
283
Appendix
NetBSD 1. Copyright Notice of NetBSD For all users to use this product: This product contains NetBSD operating system: For the most part, the software constituting the NetBSD operating system is not in the public domain; its authors retain their copyright. The following text shows the copyright notice used for many of the NetBSD source code. For exact copyright notice applicable for each of the files/binaries, the source code tree must be consulted. A full source code can be found at http://www.netbsd.org/. Copyright © 1999, 2000 The NetBSD Foundation, Inc. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. C All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: This product includes software developed by The NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. D Neither the name of The NetBSD Foundation nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE NETBSD FOUNDATION, INC. AND CONTRIBUTORS ’’AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE FOUNDATION OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
9
284
Informatie over geïnstalleerde software
2.Authors Name List All product names mentioned herein are trademarks of their respective owners. The following notices are required to satisfy the license terms of the software that we have mentioned in this document: • This product includes software developed by the University of California, Berkeley and its contributors. • This product includes software developed by Jonathan R. Stone for the NetBSD Project. • This product includes software developed by the NetBSD Foundation, Inc. and its contributors. • This product includes software developed by Manuel Bouyer. • This product includes software developed by Charles Hannum. • This product includes software developed by Charles M. Hannum. • This product includes software developed by Christopher G. Demetriou. • This product includes software developed by TooLs GmbH. • This product includes software developed by Terrence R. Lambert. • This product includes software developed by Adam Glass and Charles Hannum. • This product includes software developed by Theo de Raadt. • This product includes software developed by Jonathan Stone and Jason R. Thorpe for the NetBSD Project. • This product includes software developed by the University of California, Lawrence Berkeley Laboratory and its contributors. • This product includes software developed by Christos Zoulas. • This product includes software developed by Christopher G. Demetriou for the NetBSD Project. • This product includes software developed by Paul Kranenburg. • This product includes software developed by Adam Glass. • This product includes software developed by Jonathan Stone. • This product includes software developed by Jonathan Stone for the NetBSD Project. • This product includes software developed by Winning Strategies, Inc. • This product includes software developed by Frank van der Linden for the NetBSD Project. • This product includes software developed for the NetBSD Project by Frank van der Linden • This product includes software developed for the NetBSD Project by Jason R. Thorpe. • The software was developed by the University of California, Berkeley. • This product includes software developed by Chris Provenzano, the University of California, Berkeley, and contributors.
9
285
Appendix
Sablotron Sablotron (Version 0.82) Copyright © 2000 Ginger Alliance Ltd. All Rights Reserved a) The application software installed on this product includes the Sablotron software Version 0.82 (hereinafter, "Sablotron 0.82"), with modifications made by the product manufacturer. The original code of the Sablotron 0.82 is provided by Ginger Alliance Ltd., the initial developer, and the modified code of the Sablotron 0.82 has been derived from such original code provided by Ginger Alliance Ltd. b) The product manufacturer provides warranty and support to the application software of this product including the Sablotron 0.82 as modified, and the product manufacturer makes Ginger Alliance Ltd., the initial developer of the Sablotron 0.82, free from these obligations. c) The Sablotron 0.82 and the modifications thereof are made available under the terms of Mozilla Public License Version 1.1 (hereinafter, "MPL 1.1"), and the application software of this product constitutes the "Larger Work" as defined in MPL 1.1. The application software of this product except for the Sablotron 0.82 as modified is licensed by the product manufacturer under separate agreement(s). d) The source code of the modified code of the Sablotron 0.82 is available at: http://support-download.com/services/device/sablot/notice082.html e) The source code of the Sablotron software is available at: http://www.gingerall.com f) MPL 1.1 is available at: http://www.mozilla.org/MPL/MPL-1.1.html
JPEG LIBRARY
9
• The software installed on this product is based in part on the work of the Independent JPEG Group.
286
Informatie over geïnstalleerde software
SASL CMU libsasl Tim Martin Rob Earhart Rob Siemborski Copyright (c) 2001 Carnegie Mellon University. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: A Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. B Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. C The name "Carnegie Mellon University" must not be used to endorse or promote products derived from this software without prior written permission. For permission or any other legal details, please contact: Office of Technology Transfer Carnegie Mellon University 5000 Forbes Avenue Pittsburgh, PA 15213-3890 (412) 268-4387, fax: (412) 268-7395 [email protected] D Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software developed by Computing Services at Carnegie Mellon University (http://www.cmu.edu/computing/)." CARNEGIE MELLON UNIVERSITY DISCLAIMS ALL WARRANTIES WITH REGARD TO THIS SOFTWARE, INCLUDING ALL IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS, IN NO EVENT SHALL CARNEGIE MELLON UNIVERSITY BE LIABLE FOR ANY SPECIAL, INDIRECT OR CONSEQUENTIAL DAMAGES OR ANY DAMAGES WHATSOEVER RESULTING FROM LOSS OF USE, DATA OR PROFITS, WHETHER IN AN ACTION OF CONTRACT, NEGLIGENCE OR OTHER TORTIOUS ACTION, ARISING OUT OF OR IN CONNECTION WITH THE USE OR PERFORMANCE OF THIS SOFTWARE.
9
287
Appendix
MD4 Copyright (C) 1990-2, RSA Data Security, Inc. All rights reserved. License to copy and use this software is granted provided that it is identified as the "RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing this software or this function. License is also granted to make and use derivative works provided that such works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD4 MessageDigest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work. RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the merchantability of this software or the suitability of this software for any particular purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind. These notices must be retained in any copies of any part of this documentation and/or software.
MD5 Copyright (C) 1991-2, RSA Data Security, Inc. Created 1991. All rights reserved. License to copy and use this software is granted provided that it is identified as the "RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm" in all material mentioning or referencing this software or this function.
9
License is also granted to make and use derivative works provided that such works are identified as "derived from the RSA Data Security, Inc. MD5 MessageDigest Algorithm" in all material mentioning or referencing the derived work. RSA Data Security, Inc. makes no representations concerning either the merchantability of this software or the suitability of this software for any particular purpose. It is provided "as is" without express or implied warranty of any kind. These notices must be retained in any copies of any part of this documentation and/or software.
288
Informatie over geïnstalleerde software
Samba(Ver 3.0.4) Voor SMB-overdracht gebruikt dit apparaat Samba versie 3.0.4 (hierna Samba 3.0.4). Copyright © Andrew Tridgell 1994-1998 This program is free software; you can redistribute it and/or modify it under the terms of the GNU General Public License as published by the Free Software Foundation; either version 2 of the License, or (at your option) any later version. This program is distributed in the hope that it will be useful, but WITHOUT ANY WARRANTY; without even the implied warranty of MERCHANTABILITY or FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. See the GNU General Public License along with this program; if not, write to the Free Software Foundation, Inc., 675 Mass Ave, Cambridge, MA 02139, USA. Opmerking ❒ De broncode voor verzending via SMB met dit apparaat kan worden gedownload vanaf de volgende website: http://support-download.com/services/scbs
RSA BSAFE®
9 • This product includes RSA BSAFE© cryptographic or security protocol software from RSA Security Inc. • RSA and BSAFE are registered trademarks of RSA Security Inc. in the United States and/or other countries. • RSA Security Inc. All rights reserved.
289
Appendix
Open SSL Copyright (c) 1998-2004 The OpenSSL Project. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgment: "This product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit. (http://www.openssl.org/)" 4. The names "OpenSSL Toolkit" and "OpenSSL Project" must not be used to endorse or promote products derived from this software without prior written permission. For written permission, please contact [email protected]. 5. Products derived from this software may not be called "OpenSSL" nor may "OpenSSL" appear in their names without prior written permission of the OpenSSL Project. 6. Redistributions of any form whatsoever must retain the following acknowledgment: "This product includes software developed by the OpenSSL Project for use in the OpenSSL Toolkit (http://www.openssl.org/)"
9
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OpenSSL PROJECT ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OpenSSL PROJECT OR ITS CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
290
Informatie over geïnstalleerde software
This product includes cryptographic software written by Eric Young ([email protected]). This product includes software written by Tim Hudson ([email protected]). Original SSLeay License Copyright (C) 1995-1998 Eric Young ([email protected]) All rights reserved. This package is an SSL implementation written by Eric Young ([email protected]). The implementation was written so as to conform with Netscapes SSL. This library is free for commercial and non-commercial use as long as the following conditions are aheared to. The following conditions apply to all code found in this distribution, be it the RC4, RSA, lhash, DES, etc., code; not just the SSL code. The SSL documentation included with this distribution is covered by the same copyright terms except that the holder is Tim Hudson ([email protected]). Copyright remains Eric Young’s, and as such any Copyright notices in the code are not to be removed. If this package is used in a product, Eric Young should be given attribution as the author of the parts of the library used. This can be in the form of a textual message at program startup or in documentation (online or textual) provided with the package. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met:
9
1. Redistributions of source code must retain the copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. All advertising materials mentioning features or use of this software must display the following acknowledgement: "This product includes cryptographic software written by Eric Young ([email protected])" The word ’cryptographic’ can be left out if the rouines from the library being used are not cryptographic related :-). 4. If you include any Windows specific code (or a derivative thereof) from the apps directory (application code) you must include an acknowledgement: "This product includes software written by Tim Hudson ([email protected])"
291
Appendix
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY ERIC YOUNG ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE AUTHOR OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. The licence and distribution terms for any publically available version or derivative of this code cannot be changed. i.e this code cannot simply be copied and put under another distribution licence [including the GNU Public Licence.]
Open SSH The licences which components of this software fall under are as follows. First, we will summarize and say that all components are under a BSD licence, or a licence more free than that. OpenSSH contains no GPL code. 1) Copyright (c) 1995 Tatu Ylonen , Espoo, Finland All rights reserved As far as I am concerned, the code I have written for this software can be used freely for any purpose. Any derived versions of this software must be clearly marked as such, and if the derived work is incompatible with the protocol description in the RFC file, it must be called by a name other than "ssh" or "Secure Shell".
9
[Tatu continues] However, I am not implying to give any licenses to any patents or copyrights held by third parties, and the software includes parts that are not under my direct control. As far as I know, all included source code is used in accordance with the relevant license agreements and can be used freely for any purpose (the GNU license being the most restrictive); see below for details. [However, none of that term is relevant at this point in time. All of these restrictively licenced software components which he talks about have been removed from OpenSSH, i.e.,
292
Informatie over geïnstalleerde software
- RSA is no longer included, found in the OpenSSL library - IDEA is no longer included, its use is deprecated - DES is now external, in the OpenSSL library - GMP is no longer used, and instead we call BN code from OpenSSL - Zlib is now external, in a library - The make-ssh-known-hosts script is no longer included - TSS has been removed - MD5 is now external, in the OpenSSL library - RC4 support has been replaced with ARC4 support from OpenSSL - Blowfish is now external, in the OpenSSL library [The licence continues] Note that any information and cryptographic algorithms used in this software are publicly available on the Internet and at any major bookstore, scientific library, and patent office worldwide. More information can be found e.g. at "http://www.cs.hut.fi/crypto". The legal status of this program is some combination of all these permissions and restrictions. Use only at your own responsibility. You will be responsible for any legal consequences yourself; I am not making any claims whether possessing or using this is legal or not in your country, and I am not taking any responsibility on your behalf.
9
NO WARRANTY BECAUSE THE PROGRAM IS LICENSED FREE OF CHARGE, THERE IS NO WARRANTY FOR THE PROGRAM, TO THE EXTENT PERMITTED BY APPLICABLE LAW. EXCEPT WHEN OTHERWISE STATED IN WRITING THE COPYRIGHT HOLDERS AND/OR OTHER PARTIES PROVIDE THE PROGRAM "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESSED OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. THE ENTIRE RISK AS TO THE QUALITY AND PERFORMANCE OF THE PROGRAM IS WITH YOU. SHOULD THE PROGRAM PROVE DEFECTIVE, YOU ASSUME THE COST OF ALL NECESSARY SERVICING, REPAIR OR CORRECTION.
293
Appendix
IN NO EVENT UNLESS REQUIRED BY APPLICABLE LAW OR AGREED TO IN WRITING WILL ANY COPYRIGHT HOLDER, OR ANY OTHER PARTY WHO MAY MODIFY AND/OR REDISTRIBUTE THE PROGRAM AS PERMITTED ABOVE, BE LIABLE TO YOU FOR DAMAGES, INCLUDING ANY GENERAL, SPECIAL, INCIDENTAL OR CONSEQUENTIAL DAMAGES ARISING OUT OF THE USE OR INABILITY TO USE THE PROGRAM (INCLUDING BUT NOT LIMITED TO LOSS OF DATA OR DATA BEING RENDERED INACCURATE OR LOSSES SUSTAINED BY YOU OR THIRD PARTIES OR A FAILURE OF THE PROGRAM TO OPERATE WITH ANY OTHER PROGRAMS), EVEN IF SUCH HOLDER OR OTHER PARTY HAS BEEN ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGES. 2) The 32-bit CRC compensation attack detector in deattack.c was contributed by CORE SDI S.A. under a BSD-style license. Cryptographic attack detector for ssh - source code Copyright (c) 1998 CORE SDI S.A., Buenos Aires, Argentina. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that this copyright notice is retained. THIS SOFTWARE IS PROVIDED ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL CORE SDI S.A. BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY OR CONSEQUENTIAL DAMAGES RESULTING FROM THE USE OR MISUSE OF THIS SOFTWARE. Ariel Futoransky
9
3) One component of the ssh source code is under a 3-clause BSD license, held by the University of California, since we pulled these parts from original Berkeley code. Copyright (c) 1983, 1990, 1992, 1993, 1995 The Regents of the University of California. All rights reserved. Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
294
Informatie over geïnstalleerde software
3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission. THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 4) Remaining components of the software are provided under a standard 2-term BSD licence with the following names as copyright holders: Markus Friedl Theo de Raadt Niels Provos Dug Song Kevin Steves Daniel Kouril Wesley Griffin Per Allansson Jason Downs Solar Designer Todd C. Miller Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution.
9
295
Appendix
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE AUTHOR ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE AUTHOR BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 5) Portable OpenSSH contains the following additional licenses: c) Compatibility code (openbsd-compat) Apart from the previously mentioned licenses, various pieces of code in the openbsd-compat/ subdirectory are licensed as follows: Some code is licensed under a 3-term BSD license, to the following copyright holders: Todd C. Miller Theo de Raadt Damien Miller Eric P. Allman The Regents of the University of California
9
Redistribution and use in source and binary forms, with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions of source code must retain the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer. 2. Redistributions in binary form must reproduce the above copyright notice, this list of conditions and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution. 3. Neither the name of the University nor the names of its contributors may be used to endorse or promote products derived from this software without specific prior written permission.
296
Informatie over geïnstalleerde software
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE REGENTS AND CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESS OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE REGENTS OR CONTRIBUTORS BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE.
Open LDAP The OpenLDAP Public License Version 2.8, 17 August 2003 Redistribution and use of this software and associated documentation ("Software"), with or without modification, are permitted provided that the following conditions are met: 1. Redistributions in source form must retain copyright statements and notices, 2. Redistributions in binary form must reproduce applicable copyright statements and notices, this list of conditions, and the following disclaimer in the documentation and/or other materials provided with the distribution, and
9
3. Redistributions must contain a verbatim copy of this document. The OpenLDAP Foundation may revise this license from time to time. Each revision is distinguished by a version number. You may use this Software under terms of this license revision or under the terms of any subsequent revision of the license.
297
Appendix
THIS SOFTWARE IS PROVIDED BY THE OPENLDAP FOUNDATION AND ITS CONTRIBUTORS ``AS IS’’ AND ANY EXPRESSED OR IMPLIED WARRANTIES, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF MERCHANTABILITY AND FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE ARE DISCLAIMED. IN NO EVENT SHALL THE OPENLDAP FOUNDATION, ITS CONTRIBUTORS, OR THE AUTHOR(S) OR OWNER(S) OF THE SOFTWARE BE LIABLE FOR ANY DIRECT, INDIRECT, INCIDENTAL, SPECIAL, EXEMPLARY, OR CONSEQUENTIAL DAMAGES (INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, PROCUREMENT OF SUBSTITUTE GOODS OR SERVICES; LOSS OF USE, DATA, OR PROFITS; OR BUSINESS INTERRUPTION) HOWEVER CAUSED AND ON ANY THEORY OF LIABILITY, WHETHER IN CONTRACT, STRICT LIABILITY, OR TORT (INCLUDING NEGLIGENCE OR OTHERWISE) ARISING IN ANY WAY OUT OF THE USE OF THIS SOFTWARE, EVEN IF ADVISED OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. The names of the authors and copyright holders must not be used in advertising or otherwise to promote the sale, use or other dealing in this Software without specific, written prior permission. Title to copyright in this Software shall at all times remain with copyright holders. OpenLDAP is a registered trademark of the OpenLDAP Foundation. Copyright 1999-2003 The OpenLDAP Foundation, Redwood City, California, USA. All Rights Reserved. Permission to copy and distribute verbatim copies of this document is granted.
9
298
INDEX 1-zijdig naar 2-zijdig automatische marge / B/B, 95 2-zijdige afdruk, 128
A Aangepaste functie / Document Server opslag, 87 Aangepaste functie / Kopieerapparaat, 87 Aantal keren opnieuw verzenden Scanner, 56 Aant. cijf. vr enk. pag. best., 207 Achterbladlade, 43 Achtergrondnummering, 100 Activeer Batch, 107 ADF originele platformverhoging, 39 Adresboek, 209 Adresboek afdrukken / Bestemmingslijst, 63 Adresboek / Gebruikersgroep programmeren / wijzigen / verwijderen, 63 Adresboek / Titel bewerken, 63 Adresboek / Titel veranderen, 63 Adresboek / Volgorde wijzigen, 63 Afdr. scannerlogbestand, 203 Afdrukprioriteit, 39 Afdr. & verwijd. scannerlogbestand, 203 Afdr. zonder marges, 192 Alg. eigensch. / Systeeminstellingen, 39 Algemene eigenschappen / Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server, 87 Algemene eigenschappen / Faxeigenschappen, 121 Algemene instellingen / Scannereigenschappen, 203 Alle logboeken verwijderen, 63 Apparaat IPv4-adres, 50 Apparaat IPv6-adres, 50 Apparaatnaam, 50 Aut. best.verw. in Document Server, 63 Aut. doorgaan, 192 Automatische ladewisseling, 87 automatische reset kopieerapparaat/ Document Server, timer, 47 Automatische resettijd printer, 47 automatische reset van de fax, timer, 47
automatische reset van het systeem, timer, 47 automatische reset voor de scanner, timer, 47 Automatisch uit (altijd aan), 63 Automatisch verwijderen opgeslagen afdruktaken, 192 Autom scan. herst. na vol geh., 107 Autom. Timer log-out, 47 Auto verwijderen tijdelijke afdruktaken, 192
B Backup bestand TX-instelling, 125 Beheerder Programmeren/Wijzigen, 63 Beheerdertoepas. / Systeeminstellingen, 63 Beheerderverificatie management, 63 beheer gebruikers(bestemmings)lijst, 63 Belichting, 87 Belichting (Achtergrondnummering), 100 Bestand doorzenden / Systeeminstellingen, 56 Bestandsoverdracht, 35 Bestem.lijst van de bez.server bijwerken, 203 Bestemmingslijst weergaveprioriteit 1, 203 Bestemmingslijst weergaveprioriteit 2, 203 Beveiligingsmethode, 53 Bewerken / Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server, 95 Bezorgingsoptie, 56 Bidirectionele communicatie, 53 Blanco pagina afdrukken, 192 Breedte midden wissen, 95 Briefpapier instelling, 107, 192
C Capture IPv4-adres van de server, 56 Code wekelijkse timer, 47 Communicatiemodus, 53 Communicatie paginatelling, 121 Compressie (grijswaarden), 207 Compressie (Zwart & Wit), 207 Configuratiepagina, 187 Courier lettertype, 198
299
D datum instellen, 47 Datumstempel, 103 DDNS Configuratie, 50 De configuratiepagina afdrukken, 188 De configuratiepagina interpreteren, 189 De draadloze LAN-aansluiting controleren, 11 De LDAP-server programmeren, 73 De taal van het display wijzigen, 279 De teller voor alle gebruikers afdrukken, 225 De teller voor elke gebruiker afdrukken, 224 De teller voor elke gebruiker weergeven, 224 De teller wissen, 226 Display, 2 Display/afdrukteller, 63 Display uitschakelen, timer, 47 DNS Configuratie, 50 Domeinnaam, 50 Doorsturen, 128, 148, 161 Doorstuurmarkering, 151 Druk ontvangsttijd af, 128 Duplex, 192
E Een beschermingscode registreren voor een enkele gebruiker, 272 Een beschermingscode registreren voor een gebruiker in een groep, 274 Een beveiligingscode registreren, 272 Een e-mailbestemming registreren, 241 Een e-mailbestemming verwijderen, 244 Een e-mailbestemming wijzigen, 243 Een gebruikerscode registreren, 220 Een gebruikerscode verwijderen, 223 Een gebruikerscode wijzigen, 221 Een geregistreerde naam verwijderen, 218 Een geregistreerde naam wijzigen, 217 Een groep registreren, 263 Een groepsnaam wijzigen, 270 Een groep verwijderen binnen een andere groep, 269 Een naam verwijderen uit een groep, 268 Effectief protocol, 50 Eigenschappen kopieerappaaat/ Document Server / Instellingen voor de Document Server, 109
300
Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server / Algemene eigenschappen, 87 Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server / Bewerken, 95 Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server / Invoer/uitvoer, 107 Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server op hoofd- en subapparaten, 111 Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server / Reproductiefactor, 93 Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server / Stempel, 100 Eigen stempel, 102 E-mailadres beheerder, 56 E-mailbestemming, 241 E-mail communicatiepoort, 56 E-mail delen & verzenden, 207 E-mail methode opgeslagen bestand, 207 E-mail ontvangstinterval, 56 E-mailopslag in server, 56 Ethernet snelheid, 50
F Faxbestemming, 228, 230 Faxeigenschappen / Algemene eigenschappen, 121 Faxeigenschappen / Initiële instellingen, 134 Faxeigenschappen / Ontvangstinstllingen, 128 Faxeigenschappen / Scaninstellingen, 124 Faxeigenschappen / Verzendinst., 125 Fax E-mailaccount, 56 Fax RX-bestandsoverdracht, 56 Firmware versie, 63 Font Pitch, 198 Formaat (Achtergrondnummering), 100 Formaat (Datumstempel), 103 Formaat (Paginanummering), 104 Formaat (Stempeltekst), 106 Formulierregels, 198 Foutenlogbestand, 187 Foutenlogboek afdrukken, 192 Functie aanpassen / Afdrukken Document Server, 87 Functieprioriteit, 39 functieresettijd, 39
Het wissen van een scanformaat, 143 Het wissen van een Speciale zender, 171 Het wissen van faxinformatie, 147 Het wissen van informatiekaders, 179 Het wissen van Overdrachtskaders, 185 Het wissen van persoonlijke kaders, 175 Hex dump, 187 Host interface / Printereigenschappen, 197 Hostnaam, 50 Hulpfuncties gebruiken om netwerkinstellingen op te geven, 30
G Geautoriseerde ontvangst, 160 Gebruikerbeheerder management, 63 Gebruikerscode, 219 Gebruik van geheugen, 192 Geef lade aan voor lijnen, 128 Gegevensbeveiliging voor kopiëren, 63 Gegevensindeling, 200 Geheugenoverloop, 192 Geheugenslot, 162 Geheugenslotontvangst, 128 Gerot.sort / Autom. pap. doorgaan, 107
H H.323 instellingen, 134 Handinv. instell.prioriteit, 192 Het aansluiten van de telefoonlijn., 38 Het aantal afdrukken wissen, 226 Het afdrukken van de kaderlijst, 186 Het beëindigen van de doorstuurfunctie, 151 Het gebruik van een faxbestemming als zender, 232 Het geheugen wissen, 63 Het programmeren van de Initiële setup van een Speciale zender, 168 Het programmeren van een Eindontvanger, 149 Het registreren van een faxbestemming, 230 Het registreren van een FTP-map, 252 Het registreren van een NCP-map, 257 Het registreren van een SMB-map, 246 Het registreren van faxinformatie, 144, 145 Het selecteren van het telefoonlijntype., 38 Het veranderen van de Gebruikerparameters, 158 Het versturen van een fax d.m.v. Snelkiezen, 212 Het wijzigen van een faxbestemming, 231 Het wijzigen van een FTP-map, 254 Het wijzigen van een SMB-map, 249 Het wijzigen van het faxnummer, 232 Het wissen van een faxbestemming., 234 Het wissen van een FTP-map, 256 Het wissen van een groep, 271 Het wissen van een NCP-map, 262
I IEEE 802.11b, 12, 53 Informatie, 280 Initiële instellingen / Faxeigenschappen, 134 Instellen draadloos LAN, 10 Instellen IEEE 802.11b, 10 Instellingen die nodig zijn om Internetfax / Ethernet te gebruiken., 16 Instellingen die nodig zijn om Internetfax te gebruiken, 16 Instellingen vereist om de e-mailfunctie / ethernet te gebruiken, 19 Instellingen vereist om de e-mailfunctie / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 20 Instellingen vereist om de functie Scan naar map / ethernet te gebruiken, 22 Instellingen vereist om de functie Scan naar map te gebruiken, 22 Instellingen vereist om de functie Scan to Folder / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 23 Instellingen vereist om de Internetfax / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 17 Instellingen vereist om de netwerkbezorgingsscanner / ethernet te gebruiken, 24 Instellingen vereist om de netwerkbezorgingsscanner / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 25 Instellingen vereist om de netwerkbezorgingsscanner te gebruiken, 24 Instellingen vereist om de printer / ethernet te gebruiken, 13 Instellingen vereist om de printer / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 14
301
Instellingen vereist om de printer / LAN-fax te gebruiken, 13 Instellingen vereist om de TWAIN-netwerkscanner / ethernet te gebruiken, 26 Instellingen vereist om de TWAINnetwerkscanner / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 27 Instellingen vereist om de TWAINnetwerkscanner te gebruiken, 26 Instellingen vereist om Document Server / ethernet te gebruiken, 28 Instellingen vereist om Document Server / IEEE 802.11b (draadloos LAN) te gebruiken, 29 Instellingen vereist om Document Server te gebruiken, 28 Instellingen voor de Document Server / Eigenschappen kopieerapparaat/ Document Server, 109 Instellingen voor uitvoerlade, 39 Instelling geheugen automatisch wissen, 63 Interface-instellingen / Systeeminstellingen, 50 Internetfax-instellingen, 134 Intervaltijd Scanner opnieuw zenden, 56 Invoeraccent, 53 Invoer/uitvoer / Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server, 107 I/O-buffer, 197 I/O-time-out, 197 IPv4 Gateway adres, 50 IPv6 Gateway adres, 50 IPv6 Staatloos adres Autom. configuratie, 50
K Kader instelling, 121 Kader instelling : Druk lijst af, 121 Kaderinstellingen, 172 Kanaal, 53 Kopieën, 192 Kopieerkwaliteit, 87 Kopieervolgorde in combimodus, 95 Kopie op achterblad, 95 Kopieren op tussenv. in Combineren, 95 Kopierichting in Duplexmodus, 87 Kopie voorblad in combimodus, 95
302
L LDAP-authentificatie, 277 LDAP-verificatie registreren, 275, 277 LDAP zoeken, 63 Lettertypebron, 198 Lettertype (Datumstempel), 103 Lettertypenummer, 198 Lettertype (Paginanummering), 104 Lettertype (Stempeltekst), 106 Lijst afdrukken, 55 Lijst-/proefafd / Printerinstellingen, 187 Lijst/Voorbld. bev. afdr., 191 Logboekinstelling verzenden, 63
M Mapbestemming, 245 Map overdracht resultatenrapport, 128 Mappen registreren, 245 Marge Achter / Boven / Onder, 95 Marge Achter / Links / Rechts, 95 Marge Voor / Boven / Onder, 95 Marge Voor / Links / Rechts, 95 Max. aantal kopieën, 87 Max. E-mailform., 125, 207 Max. ontvangstformaat e-mail, 56 Meerdere lijsten, 187 Menu bescherming, 4 Menulijst, 187 Middenpatroon, 128
N Naam afzender autom. specificeren, 56 Namen registreren, 215 Namen registreren in een groep, 263, 264 Namen weergeven die zijn geregistreerd in een groep, 267 NCP Bezorgingsprotocol, 50 Netwerk, 50 Netwerkinstellingen, 13 Nietpositie, 107 Niettype, 192 Niveau netwerkbeveiliging, 63 Notatie (Datumstempel), 103 NW-frametype, 50
O Om de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren, 75 Om de verbinding te testen, 75 Om de zoekbasis in te voeren, 73 Om een identificatienaam in te voeren, 73 Om een poortnummer in te voeren, 74 Om een servernaam in te voeren, 73 Om SSL-communicatie te starten, 74 Om verificatie in te stellen, 74 Om zoekopties in te stellen, 76 Om zoekvoorwaarden in te stellen, 76 Onderhoud / Printereigenschappen, 191 Ontvangsrapport e-mail, 140 Ontvangst bestand instelling, 128 Ontvangstbestand instelling, 139 Ontvangstinstellingen / Faxeigenschappen, 128 Ontvangstprotocol, 56 Ontvangsttijd patroon afdrukkwantiteit, 128, 161 Op de haak methode loslaattijd, 121 Opgeslagen ontvangstbestand gebruikerinstelling, 128 Oproepen bij taakeinde, 87 Opwarm pieper, 39 Origineelrichting in Duplexmodus, 87 Origineelschaduw wissen in combimodus, 95 Origineeltype weergeven, 87 Originele afdruktakenlijst, 192
P Paginanummering, 104 Paginanummering eerste brief, 104 Paginanummering in combinatie (Paginanummering), 104 Paneel toetsgeluid, 39 Papierformaat, 192 Papierformaat lade / Lade 2, 43 Papierformaat lade / Lade 3, 43 Papierlade, 128, 162 Papierlade-instellingen / Systeeminstellingen, 43 Papierladeprioriteit / fax, 43 Papierladeprioriteit / Kopieerapparaat, 43 Papierladeprioriteit / Printer, 43 Papiersoort / Handinvoer, 43 Papiersoort / Lade 1, 43 Papiersoort / Lade 2, 43
Papiersoort / Lade 3, 43 Papierweergave, 87 Paral. interf., 53 Parallelle communicatiesnelheid, 53 Parallelle tijdsinstelling, 53 Parameter instelling, 134 Parameter instelling : Druk lijst af, 134 Parameter instellingen, 152 Pas het geluidsvolume aan, 121 PCL configuratie / Lettertype pagina, 187 PCL menu / Printereigenschappen, 198 PDF configuratie / Lettertype pagina, 187 PDF Groepswachtwoord, 201 PDF Menu / Printereigenschappen, 201 PDF wachtwoord wijzigen, 201 Perforatietype, 107 Ping opdracht, 50 POP3 / IMAP4 Instellingen, 56 POP voor SMTP, 56 Print Backup/ Alle bestanden verwijderen, 63 Print Backup / Compressie, 63 Print Backup / Standaard Indeling, 63 Print backup / Standaard Resolutie, 63 Printereigenschappen / Host interface, 197 Printereigenschappen / Lijst-/proefafd, 187 Printereigenschappen / Onderhoud, 191 Printereigenschappen / PCL menu, 198 Printereigenschappen / PDF Menu, 201 Printereigenschappen / PS Menu, 200 Printereigenschappen / Systeem, 192 Printer handinvoer papierformaat, 43 Printertaal, 192 Prioriteit automatische belichting, 87 Programmeer faxinformatie, 134 Programmeer Geheugenslot-ID, 134 Programmeer gesloten netwerkcode, 134 Programmeer speciale zender, 128 Programmeer speciale zender / Druk lijst af, 128 Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server, 63, 72 Programmeren/Wijzigen Informatiekaders, 177 Programmeren/Wijzigen Overdrachtskaders, 181 Programmeren/Wijzigen Persoonlijk kader, 172 Programmeren/Wijzigen Speciale zenders, 163
303
Program. / Wijzigen / Wissen Gateway, 134 Progr/Wijz/Verwijd e-mailbericht, 56 Progr/Wijz/Verwijd Gebruikerstekst, 39 Progr / Wijz / Verwijd / Scanformaat, 124, 141 Progr / Wijz / Verwijd standaard bericht, 125 PS configuratie / Lettertype pagina, 187 PS Menu / Printereigenschappen, 200
R Randbreedte wissen, 95 Ratio voor het creëren van een kantlijn, 93 Reproductiefactor / Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server, 93 Reservekopie / Adresboek herstellen, 63 Resolutie, 198, 200, 201 Richting, 198 Richting / Boekje, Tijdschrift, 95
S SADF automatische resettijd, 107 Scaninstellingen / Faxeigenschappen, 124 Scaninstellingen / Scannereigenschappen, 205 Scannereigenschappen / Algemene instellingen, 203 Scannereigenschappen / Scaninstellingen, 205 Scannereigenschappen / Verzendinst., 207 Schakel H.323 in, 134 Schakel SIP in, 134 Scheidingslijn in Combineren, 95 Scheidingslijn van afbeeldingherhaling, 95 Scheidingslijn van dubbele kopie, 95 Selecteer draaischijf / druktoetsen, 134 Signaalcontrole, 53 Signaal wireless LAN, 53 SIP instellingen, 134 sleuteltellerinstellingen, 63 SMB Computernaam, 50 SMB gebruiken om verbinding te maken, 245 SMB Werkgroep, 50 SMTP-authentificatie, 56, 275 SMTP RX-bestand leveringsinstellingen, 128 SMTP Server, 56 SMTP-verificatie registreren, 275
304
Snelkoppeling Verkl./Vergr., 93 Sneltoets (1 -3), 121 SNMPv3 communicatie toestaan, 50 Sorteertype, 192 Speciale zenders die anders behandeld moeten worden, 159 SSID-instelling, 53 SSL / TLS communicatie toestaan, 50 Standaard gebruikersnaam/wachtwoord (Verzenden), 56 Standaardinstellingen herstellen, 53 Standaard Printertaal, 192 Status signaalselectie, 53 Stempel / Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server, 100 Stempelinstelling (Datumstempel), 103 Stempelinstelling (Stempeltekst), 106 Stempelnotatie / 1 (Eigen stempel), 102 Stempelnotatie / 2 (Eigen stempel), 102 Stempelnotatie / 3 (Eigen stempel), 102 Stempelnotatie / 4 (Eigen stempel), 102 Stempelnotatie (Paginanummering), 104 Stempelnotatie (Vooraf ingestelde stempel), 100 Stempel op aang. Tussenblad (Paginanummering), 104 Stempelpositie achterzijde duplexkopie (Paginanummering), 104 Stempelpositie (Paginanummering), 104 Stempel programmeren/verwijderen (Eigen stempel), 102 Stempeltaal (Vooraf ingestelde stempel), 100 Stempeltekst, 106 Sub papierformaat, 192 Superimpose (Datumstempel), 103 Superimpose (Paginanummering), 104 Superimpose (Stempeltekst), 106 Symbolenset, 198 Sys.status/Takenl. weerg-tijd, 39 Systeeminstellingen / Alg. eigensch., 39 Systeeminstellingen / Beheerdertoepas., 63 Systeeminstellingen / Bestand doorzenden, 56 Systeeminstellingen / Interface-instellingen, 50 Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten / Systeeminstellingen, 78 Systeeminstellingen / Papierladeinstellingen, 43
Systeeminstellingen / Systeeminstellingen op hoofd- en subapparaten, 78 Systeeminstellingen / Timerinstellingen, 47 Systeem / Printereigenschappen, 192
T Taakscheiding, 192 Taal E-mailinformatie, 207 Tekengrootte, 198 Teller, 282 Teller weergave origineel wijzigen, 87 Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker, 63 tijd instellen, 47 Timer Energiebesparing, 47 Timerinstellingen / Systeeminstellingen, 47 timer voor automatisch uitschakelen, 47 Titel veranderen, 121, 203 Toegang verkrijgen tot gebruikerstools, 3 Toetsherhaling, 39 Toetsweergave gekoppeld kopiëren, 87 Toner besparen, 192 Toon / Origineel op glasplaat, 87 Tussenblad afdrukken, 39 Tussenbladlade, 43 Tussenvoegvel 1 lade, Tussenvoegvel 2 lade, 43 TWAIN Standby Tijd, 203 Type LAN, 50
U Uitgebreide beveiliging, 63 Uitvoer / Document Server, 39 Uitvoer / Fax, 39 Uitvoer / Kopieerapparaat, 39 Uitvoer/ Printer, 39 Uitv. tekstzijde omh. methode in Glasmodus, 107 Uitv. tekstz. omh. meth. in Handinv.modus, 107
Verbinden met de interfaces, 5 Verbinden met de USB-interface, 7 Vereenvoudigd scherm / Type Finishing, 107 Vergroot A4 breedte, 198 Vergr./Verkl.ratio, 93 Vergr./Verkl.ratio prioriteit, 93 Verhoogde verificatie management, 63 Verificatie-informatie, 219, 275 Verw. alle best. in Document Server, 63 Verwijder opgeslagen afdruktaken, 191 Verwijder tijdelijke afdruktaken, 191 Verwijd. scannerlogbestand, 203 Verzendinstellingen / Faxeigenschappen, 125 Verzendinst. / Scannereigenschappen, 207 Verzendsnelheid, 53 Vierkantspatroon, 128 Vooraf ingestelde stempel, 100 Voorste voorbladlade, 43
W Wachtijd voor volgend orig./ SADF, 205 Wachttijd opdracht, 192 Wachttijd voor volg. orig. / Glasplaat, 205 Weergave aantal kopieën, 39 Wekelijkse timer, 47 WINS configuratie, 50 Wissel ontvangsmodus, 128
Z Zoek bestemming, 121, 203 Z-vouw positie, 39
V Van CR naar LF, 198 Veranderen van lade, 192 Verbinden met de ethernetinterface, 6 Verbinden met de IEEE 1284-interface, 8 Verbinden met de IEEE 802.11b (draadloos LAN)-interface, 9
305
306
DU
NL
D052-7681
Conform IEC 60417 gebruikt dit apparaat de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. b betekent STROOM UIT. Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT®, Windows Server®, en Windows VistaTM zijn óf geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen. Adobe, Acrobat, Acrobat Reader, PostScript, en Reader zijn óf geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen. NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, Inc. PCL® is een geregistreerd handelsmerk van Hewlett-Packard Company. Monotype is een geregistreerd handelsmerk van Monotype Imaging, Inc. Apple, AppleTalk, EtherTalk, Macintosh, en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Inc, geregistrerd in de VS en andere landen. Alle andere productnamen die worden vermeld, worden slechts gebruikt om het product te identificeren en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende bedrijven. Wij maken geen enkele aanspraak op de rechten van de betreffende merken. De correcte namen van de Windows-besturingssystemen zijn als volgt: •
De productnamen van Windows 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Professional
•
De productnamen van Windows XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® XP Media Center Edition Microsoft® Windows® XP Tablet PC Edition
•
De productnamen van Windows Vista zijn als volgt: Microsoft® Windows VistaTM Ultimate Microsoft® Windows VistaTM Enterprise Microsoft® Windows VistaTM Business Microsoft® Windows VistaTM Home Premium Microsoft® Windows VistaTM Home Basic
•
De productnamen van Windows Server 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows Server® 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Web Edition Microsoft® Windows Server® 2003 Datacenter Edition
Copyright © 2008
Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
D052-7681
NL
DU