Gebruiksaanwijzing
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
1
Beginnen
2
Bewerkingen met gecombineerde functies
3
Document Server
4
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
5
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
6
Problemen oplossen
7
Opmerkingen
8
Tekst typen
9
Specificaties
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor eventueel toekomstig gebruik. Lees voor een veilig en correct gebruik van het apparaat eerst de veiligheidsvoorschriften.
Inleiding Deze handleiding bevat uitgebreide aanwijzingen voor en aantekeningen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor een veilig en correct gebruik, deze handleiding zorgvuldig door voordat u met het apparaat gaat werken. Bewaar de handleiding in de buurt zodat u deze snel kunt raadplegen. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. In geen enkele omstandigheid kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale of toevallige schade of gevolgschade voortvloeiend uit het hanteren of de bediening van het apparaat.
Opmerkingen: Sommige afbeeldingen in deze handleiding kunnen enigszins verschillen van het apparaat. Bepaalde opties zijn in enkele landen niet verkrijgbaar. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier.
Laser en veiligheid: Dit apparaat wordt beschouwd als een klasse 1 laserapparaat, veilig voor gebruik op kantoor/EDP. Het apparaat bevat twee GaAIAs-laserdiodes met een vermogen van 5 milliwatt en een golflengte van 760800 nanometer. Direct oogcontact (of indirect door weerkaatsing) met de laserstraal kan ernstig oogletsel veroorzaken. Veiligheidsmaatregelen en vergrendelingsmechanismen zijn ontworpen om te voorkomen dat de gebruiker wordt blootgesteld aan de laserstraal. Het volgende etiket is bevestigd aan de achterzijde van het apparaat.
Voorzichtig: Het gebruik van regelaars of afstellingen of procedures die niet in deze handleiding worden vermeld, kan tot gevaarlijke blootstelling aan straling leiden. Opmerkingen: De modelnamen van de apparaten staan niet vermeld op de volgende pagina’s. Controleer het type van uw apparaat voordat u deze handleiding leest. (Raadpleeg Pag.15 “Apparaattypen” voor meer informatie.) •
Type 1: Aficio 3025
•
Type 2: Aficio 3030
Bepaalde typen zijn in enkele landen niet verkrijgbaar. Neem voor details hierover contact op met uw plaatselijke leverancier. Er worden in deze handleidingen twee manieren gebruikt om afmetingen aan te geven. Kijk voor dit apparaat naar de metrische versie. Ricoh raadt u aan echte Ricoh toner te gebruiken voor kopieën van een goede kwaliteit. Ricoh is niet aansprakelijk voor schade of onkosten als gevolg van het gebruik van uw Ricoh kantoorproducten met andere onderdelen dan de authentieke onderdelen die afkomstig zijn van Ricoh. Stroombron 220-240V, 50/60Hz, 7A of meer Zorg ervoor dat de stekker van het netsnoer met een als hierboven omschreven stroombron is verbonden. Raadpleeg Pag.148 “Stroomvoorziening” voor meer informatie over de stroombron.
Handleidingen voor dit apparaat In de volgende handleidingen staan de gebruiksaanwijzingen voor dit apparaat. Zie de betreffende onderdelen van de handleiding voor bepaalde functies. Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen horen bij een bepaald type apparaat.
❒ U heeft Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader nodig om de handleidingen als PDF-bestand te bekijken. ❒ Er worden twee CD-ROMs meegeleverd: • CD-ROM 1 “Operating Instructions” • CD-ROM 2 “Scanner Driver and Document Management Utility”
❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen (deze handleiding) (PDF-bestand CD-ROM 1) Geeft een overzicht van het apparaat en beschrijft systeeminstellingen (zoals de instellingen van de papierlade), functies van de Document Server en problemen oplossen. Raadpleeg deze handleiding voor adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is bedoeld voor beheerders van dit apparaat. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. Raadpleeg deze handleiding ook voor de procedures om beheerders te registreren en om de verificatie van gebruikers en beheerders in te stellen. ❖ Netwerkhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Geeft informatie over de configuratie en het gebruik van de printer in een netwerkomgeving of het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle modellen en bevat daarom functies en instellingen die op uw model misschien niet beschikbaar zijn. Plaatjes, afbeeldingen, functies en ondersteunde besturingssystemen kunnen verschillen van die van uw model. ❖ Kopieerhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de kopieerfunctie van het apparaat. ❖ Faxhandleiding
(PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de kopieerfunctie van het apparaat. ❖ Faxhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft geavanceerde faxfuncties zoals regelinstellingen en procedures voor het registreren van ID’s. i
❖ Printerhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies, systeeminstellingen en probleemoplossing voor de afdrukfunctie van het apparaat. ❖ Scannerhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies en probleemoplossing voor de scanfunctie van het apparaat. ❖ Handleidingen voor DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite is een hulpfunctie die staat op de CD-ROM met het label “Scanner Driver and Document Management Utility”. • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Bevat een gedetailleerde beschrijving van de installatie en de bedieningsomgeving van DeskTopBinder Lite. Deze handleiding kan worden weergegeven via het scherm [Installatie] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • DeskTopBinder Introductiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de bewerkingen van DeskTopBinder Lite en geeft een overzicht van de functies. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • Handleiding Auto Document Link (PDF-bestand - CD-ROM 2) Bevat een beschrijving van de bewerkingen en functies van Auto Document Link dat is geïnstalleerd met DeskTopBinder Lite. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. ❖ Andere handleidingen • PS3 Supplement (PDF-bestand - CD-ROM 1) • UNIX Supplement (Verkrijgbaar bij een erkende dealer of als PDF-bestand op onze website.)
ii
Mogelijkheden van dit apparaat De functies van het apparaat worden hieronder geïntroduceerd zowel als de betreffende handleidingen met meer informatie. Producten waarbij een * staat zijn optioneel. Voor meer informatie over optionele producten, zie Pag.160 “Opties” of neem contact op met uw plaatselijke leverancier.
Kopieer-, fax-, printer- en scannerfuncties
Opgeslagen documenten gebruiken
GCKONN2J
AHR002S
Dit apparaat beschikt over kopieer-, fax-*, printer-* en scannerfuncties*. • U kunt originelen kopiëren. Met een finisher* kunt u kopieën sorteren en nieten. Zie Kopieerhandleiding. • U kunt originelen per fax verzenden en faxen van anderen ontvangen. Zie Faxhandleiding en Faxhandleiding . • U kunt documenten afdrukken die zijn gemaakt met programma’s. Zie Printerhandleiding. • U kunt originelen scannen en het scanbestand naar een computer sturen. Zie Scannerhandleiding.
• U kunt de gegevens van originelen die door dit apparaat zijn gescand, of bestanden die door andere computers zijn verzonden, opslaan op de harde schijf van het apparaat. U kunt opgeslagen documenten afdrukken en faxen. U kunt ook de afdrukinstellingen wijzigen en meerdere documenten afdrukken (Documentserver). Zie Pag.37 “Werken met de Document Server”. • Met DeskTopBinder Professional*/ Lite kunt u met behulp van uw computer opgeslagen documenten opzoeken, controleren, afdrukken en verwijderen. U kunt ook opgeslagen documenten ophalen die zijn gescand in scannermodus. Met File Format Converter* kunt u zelfs documenten naar uw computer downloaden die met de kopieer- en afdrukfuncties zijn opgeslagen. Zie Netwerkhandleiding.
iii
Faxverzending en –ontvangst zonder papier
Faxen verzenden en ontvangen via het Internet
Ontvangst
GCKONN9J
GCKONN3J
• U kunt ontvangen faxen op de harde schijf van uw apparaat opslaan in plaats van deze op papier af te drukken. U kunt ScanRouter Professional of een Web Image Monitor gebruiken om met uw computer documenten te controleren, af te drukken, te verwijderen, op te halen of te downloaden (Ontvangen documenten opslaan). Zie Faxhandleiding .
Verzending
• U kunt per e-mail faxen verzenden door het e-mailadres van de ontvanger op te geven (Faxen verzenden via het Internet). U kunt ook documenten ontvangen, via Internet Fax of van andere computers (Faxen ontvangen via het Internet). Zie Faxhandleiding . • U kunt faxen verzenden door gegevens zoals het IP-adres te gebruiken als de IP-Fax-bestemming (Verzenden via IP-Fax). De verzonden bestanden kunnen door een Internet-faxapparaat worden ontvangen (Ontvangen via IP-Fax). Zie Faxhandleiding .
Scanner gebruiken in een netwerkomgeving
AHR003S
• U kunt documenten die u in een toepassingen heeft gemaakt rechtstreeks naar een ander faxapparaat sturen, zonder een afdruktaak uit te voeren (LAN-Fax). Zie Faxhandleiding . AHR004S
iv
• U kunt gescande documenten naar andere netwerkcomputers sturen via e-mail (Opgeslagen scanbestand versturen via e-mail). Zie Scannerhandleiding. • Met de ScanRouter-software kunt u gescande documenten opslaan op opgegeven bestemmingen op netwerkcomputers (Bestandopslag). Zie Scannerhandleiding. • U kunt gescande documenten sturen naar andere netwerkmappen (Scan naar map). Zie de Scannerhandleiding.
• U kunt de gegevens op de harde schijf wissen om te voorkomen dat er informatie naar buiten gaat. Zie de handleiding voor de DataOverWriteSecurity Unit* en de Veiligheidsinformatie.
Het apparaat in de gaten houden via de computer
Apparaat beheren/ Documenten beschermen (Beveiligingsfuncties) AHR006S
AHR005S
• U kunt uw documenten beschermen tegen ongeoorloofde toegang en u kunt voorkomen dat ze worden gekopieerd zonder toestemming. Zie Veiligheidsinformatie. • U kunt het gebruik van het apparaat controleren en tevens voorkomen dat de instellingen van het apparaat zonder toestemming worden gewijzigd. Zie de Veiligheidsinformatie. • Door wachtwoorden in te stellen kunt u ongeoorloofde toegang voorkomen via het netwerk. Zie Veiligheidsinformatie.
U kunt het apparaat in de gaten houden en de instellingen wijzigen via een computer. • Met SmartDeviceMonitor for Admin, SmartDeviceMonitor for Client of een Web Image Monitor kunt u vanaf uw computer de status van het apparaat bekijken en zaken zoals de papiervoorraad en papierstoringen controleren. Zie de Netwerkhandleiding. • U kunt ook een Web Image Monitor gebruiken om de netwerkinstellingen op te geven. Zie Netwerkhandleiding. • Met een Web Image Monitor kunt u ook gegevens zoals gebruikerscodes, e-mailadressen en mappen in het adresboek registreren en beheren. Zie de help van Web Image Monitor.
v
• Met Web Image Monitor kunt u emails ontvangen met berichten over toner bijvullen of papierstoringen. Zie de help van Web Image Monitor. • Met Web Image Monitor kunt u per e-mail informatie ontvangen over de status van het apparaat. Zie de help van Web Image Monitor.
Nie t ko piër en
Nie t ko piër en
Ongeautoriseerd kopiëren voorkomen
NL
• Met het printerstuurprogramma kunt u een patroon in een afgedrukt document insluiten. Als het document wordt gekopieerd op een apparaat waarop de Copy Data Security Unit(*) is geïnstalleerd, worden de beveiligde pagina’s op de kopie grijs weergegeven, om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt gekopieerd. Als het document wordt gekopieerd met een apparaat waarop de Copy Data Security Unit(*) niet is geïnstalleerd, wordt de verborgen tekst op een opvallende manier op de kopie afgedrukt, zodat overduidelijk is dat het een Ongeautoriseerde kopie betreft. Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. Zie Printerhandleiding.
vi
• Met het printerstuurprogramma kunt u tekst in het afgedrukte kopie insluiten om ongeautoriseerd kopiëren te voorkomen. Als het document door een kopieerapparaat of een multifunctionele printer wordt gekopieerd, gescand of opgeslagen in een documentserver, wordt de ingesloten tekst duidelijk op de kopie afgedrukt, waardoor ongeautoriseerd kopiëren wordt ontmoedigd. Zie de Help-functie van het printerstuurprogramma. Zie de Printerhandleiding. • Als een document met een beveiliging tegen ongeautoriseerd kopiëren wordt gekopieerd op een apparaat dat is uitgerust met de Copy Data Security Unit(*), klinkt er een pieptoon om gebruikers te laten weten dat iemand probeert een ongeautoriseerde kopie te maken. Zie de Veiligheidsinformatie..
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Mogelijkheden van dit apparaat ..........................................................................iii Kopieer-, fax-, printer- en scannerfuncties ................................................................ iii Opgeslagen documenten gebruiken ......................................................................... iii Faxverzending en –ontvangst zonder papier ............................................................ iv Faxen verzenden en ontvangen via het Internet....................................................... iv Scanner gebruiken in een netwerkomgeving ............................................................ iv Apparaat beheren/Documenten beschermen (Beveiligingsfuncties) ......................... v Het apparaat in de gaten houden via de computer .................................................... v Ongeautoriseerd kopiëren voorkomen...................................................................... vi Kennisgeving .........................................................................................................1 Auteursrechten en handelsmerken......................................................................2 Handelsmerken ..........................................................................................................2 Informatie over geïnstalleerde software .....................................................................3 Gebruik van deze handleiding ..............................................................................9 Veiligheidsinformatie........................................................................................... 10 Veiligheid tijdens gebruik .........................................................................................10 Plaats van etiketten en aanduidingen voor RWAARSCHUWING en RVOORZICHTIG ................................................................................................12 ENERGY STAR programma ................................................................................ 13 Apparaattypen...................................................................................................... 15
1. Beginnen Beschrijving van de onderdelen.........................................................................17 Externe opties ..........................................................................................................19 Interne opties ...........................................................................................................20 Bedieningspaneel ................................................................................................21 Weergave paneel .....................................................................................................23 Wanneer het authentificatiescherm wordt weergegeven .........................................24 Inschakelen van de stroom................................................................................. 25 Starten van het apparaat..........................................................................................25 Inschakelen van de stroom ......................................................................................25 Uitschakelen van de stroom.....................................................................................26 Uitschakelen van de stroom.....................................................................................26 Energie besparen.....................................................................................................27
2. Bewerkingen met gecombineerde functies Modi wijzigen........................................................................................................29 Meervoudige toegang..........................................................................................31
vii
3. Document Server Relatie tussen de documentserver en andere functies....................................35 Display van de documentserver...............................................................................36 Werken met de Document Server.......................................................................37 Gegevens opslaan ...................................................................................................37 De bestandsnaam, gebruikersnaam of het wachtwoord van een opgeslagen document wijzigen .................................................................................................40 Opgeslagen documenten zoeken ............................................................................41 Opgeslagen documenten afdrukken ........................................................................42 Opgeslagen documenten verwijderen......................................................................46 Opgeslagen documenten bekijken met een Web Image Monitor ............................47 Opgeslagen documenten downloaden.....................................................................47 Instellingen voor de documentserver ................................................................48
4. Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) Gebruikersinstellingen, menu (Systeeminstellingen) ...................................... 49 Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) ............................ 52 Standaardinstellingen wijzigen.................................................................................52 Gebruikersinstellingen afsluiten ...............................................................................53 Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen...........................54 Algemene functies....................................................................................................54 Papierlade-instellingen.............................................................................................57 Timerinstellingen ...................................................................................................... 61 Beheerdertoepassingen ........................................................................................... 63
5. Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie Adresboek ............................................................................................................71 Namen registreren ...............................................................................................74 Een naam registreren...............................................................................................74 Een geregistreerde naam wijzigen...........................................................................75 Een geregistreerde naam verwijderen .....................................................................76 Verificatieinformatie ............................................................................................77 Een nieuwe gebruikerscode registreren...................................................................77 Een gebruikerscode wijzigen ...................................................................................78 Een gebruikerscode verwijderen..............................................................................79 De teller voor elke gebruikerscode weergeven ........................................................79 De teller voor elke gebruikerscode afdrukken..........................................................80 Het aantal afdrukken wissen ....................................................................................80 Faxbestemming....................................................................................................82 Een faxbestemming registreren ...............................................................................84 Een geregistreerde faxbestemming wijzigen ...........................................................86 Een geregistreerde faxbestemming verwijderen......................................................87 Een IP-Fax-bestemming registreren ........................................................................88 Een geregistreerde IP-Fax-bestemming wijzigen ....................................................89 Een geregistreerde IP-Fax-bestemming verwijderen...............................................90
viii
E-mailbestemming ...............................................................................................91 Een e-mailbestemming registreren .......................................................................... 91 Een geregistreerde e-mailbestemming wijzigen ......................................................92 Een geregistreerde e-mailbestemming verwijderen................................................. 93 Mappen registreren..............................................................................................94 SMB gebruiken om verbinding te maken .................................................................94 FTP gebruiken om verbinding te maken ..................................................................98 NCP gebruiken om verbinding te maken ...............................................................102 Namen registreren in een groep.......................................................................107 Een nieuwe groep registreren ................................................................................107 Namen registreren in een groep ............................................................................108 Namen weergeven die zijn geregistreerd in groepen.............................................108 Een naam verwijderen uit een groep .....................................................................109 Een groepsnaam wijzigen ...................................................................................... 109 Een groep verwijderen ...........................................................................................110 Een groep toevoegen aan een andere groep. .......................................................110 Een groep verwijderen binnen een groep ..............................................................111 Een beveiligingscode registreren .................................................................... 112 Een beveiligingscode registreren voor een enkele gebruiker ................................112 Een beveiligingscode registreren voor een gebruiker in een groep .......................113 De verzendopdracht registreren.......................................................................114 Een Doorzendstation/Ontvangststation registreren ............................................... 114 Een geregistreerd doorzendstation/ontvangststation wijzigen ...............................116 Een geregistreerd doorzendstation/ontvangststation verwijderen .........................117 Verificatie registreren ........................................................................................118 SMTP-authentificatie..............................................................................................118 LDAP-authentificatie ..............................................................................................119
6. Problemen oplossen Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt ...........................................................121 Algemeen ...............................................................................................................121 Documentserver.....................................................................................................124 B Papier plaatsen .............................................................................................125 Papier plaatsen in de papierladen..........................................................................125 Papier plaatsen in de bulklade (optioneel) ............................................................. 126 D Toner bijvullen ..............................................................................................128 Toner verwijderen ..............................................................................................129 Toner bijvullen ...................................................................................................130 xVastgelopen papier verwijderen...................................................................131 Het papierformaat wijzigen ............................................................................... 136 Het papierformaat in de papierlade wijzigen .......................................................... 136 d Nietjes toevoegen ......................................................................................... 139 500-vel finisher....................................................................................................... 139 1000-vel finisher.....................................................................................................140 Vastgelopen nietjes verwijderen ......................................................................142 500-vel finisher....................................................................................................... 142 1000-vel finisher.....................................................................................................143 De stempelcartridge vervangen .......................................................................144
ix
7. Opmerkingen Wat wel en niet mag...........................................................................................145 Toner ...................................................................................................................146 Omgaan met de toner ............................................................................................146 Toneropslag ...........................................................................................................146 Gebruikte toners.....................................................................................................146 Plaatsen van het apparaat.................................................................................147 Omgeving van het apparaat...................................................................................147 Verplaatsen ............................................................................................................147 Stroomvoorziening .................................................................................................148 Toegang tot het apparaat.......................................................................................149 Onderhoud Uw apparaat ...................................................................................150 De glasplaat schoonmaken....................................................................................150 De glasplaatklep schoonmaken .............................................................................150 De automatische documentinvoer schoonmaken ..................................................150 Andere functies..................................................................................................151 Informatie ...............................................................................................................151 De taal van het display wijzigen .............................................................................151 Teller ...................................................................................................................152 De teller voor Totaal weergegeven ........................................................................ 152
8. Tekst typen Tekst invoeren.................................................................................................... 153 Beschikbare tekens................................................................................................153 Toetsen .................................................................................................................. 153 Tekst invoeren........................................................................................................154
9. Specificaties Hoofdeenheid .....................................................................................................155 Opties..................................................................................................................160 Deksel van de glasplaat ......................................................................................... 160 Automatische documentinvoer...............................................................................160 500-vel finisher....................................................................................................... 160 1000-vel finisher.....................................................................................................161 Staffel/sorteerlade ..................................................................................................163 Duplexeenheid ....................................................................................................... 163 Handinvoer.............................................................................................................163 Brugeenheid...........................................................................................................164 Interne lade 2 (1-vaks lade) ...................................................................................164 Bulklade .................................................................................................................165 Papierlade-eenheid ................................................................................................165 Kopieerpapier.....................................................................................................166 Aanbevolen papierformaten en -soorten................................................................166 Onbruikbaar papier ................................................................................................169 Papier bewaren ......................................................................................................170
INDEX....................................................................................................... 171
x
Kennisgeving Kennisgeving voor gebruikers van de draadloze-LAN-interface (optioneel)
Kennisgeving voor gebruikers in landen van de Europese Economische Ruimte Dit product is conform met de essentiële vereisten en voorzieningen van de EUrichtlijn 1999/5/EC, opgesteld door het Europees Parlement en door de Raad van 9 maart 1999 inzake radio- en eindapparatuur voor telecommunicatie en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. De EG-verklaring van conformiteit is te lezen op het Internet op de pagina: http://www.ricoh.co.jp/fax/ce_doc/. Dit product is uitsluitend bestemd voor gebruik in landen van de Europese Unie en andere landen waarvoor toestemming is verleend. In België, Frankrijk, Duitsland, Italië en Nederland is het niet toegestaan om dit product buitenshuis te gebruiken.
1
Auteursrechten en handelsmerken Handelsmerken Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of overige landen. Acrobat® is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. Het merk Bluetooth® en de bijbehorende logo’s zijn eigendom van Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van deze merken door Ricoh Company, Ltd. geschiedt onder licentie. NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, Inc. Alle andere productnamen die worden vermeld, worden slechts gebruikt om het product te identificeren en kunnen handelsmerken zijn van de betreffende bedrijven. Wij maken geen enkele aanspraak op de rechten van de betreffende merken. De correcte namen van de Windows-besturingssystemen zijn als volgt: • De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95. • De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98. • De productnaam van Windows® ME is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows ME). • De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Professional • De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Professional Microsoft® Windows® XP Home Edition • De productnamen van Windows Server™ 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows Server™ 2003 Standard Edition Microsoft® Windows Server™ 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows Server™ 2003 Web Edition • De productnamen van Windows® NT zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Server 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0
2
Informatie over geïnstalleerde software expat • De software, inclusief controller en dergelijke (hierna te noemen “software”) die op dit product is geïnstalleerd, maakt onder de volgende voorwaarden gebruik van de expat. • De producent biedt garantie en ondersteuning voor de software van het product met inbegrip van de expat en de producent vrijwaart de oorspronkelijke ontwikkelaar en bezitter van de auteursrechten van deze verplichtingen. • Informatie over de expat is te lezen op: http://expat.sourceforge.net/ Copyright © 1998, 1999, 2000 Thai Open Source Software Centre, Ltd. en Clark Cooper. Copyright © 2001, 2002 Onderhouders expat. Hierbij wordt onder de volgende voorwaarden aan eenieder die een kopie van deze software en bijbehorende documentatiebestanden (de “Software”) aanschaft gratis toestemming verleend om zonder beperking in de software te handelen, inclusief toestemming om onder de volgende voorwaarden zonder beperking kopieën van de Software te gebruiken, vermenigvuldigen, veranderen, samen te voegen, openbaar te maken, een sublicentie te verlenen en/of kopieën te verkopen en dezelfde toestemming te verlenen aan personen die de Software tot hun beschikking krijgen: Bovenstaande auteursrechtkennisgeving en toestemming moet worden toegevoegd aan iedere kopie of aanzienlijk deel van de Software. DE SOFTWARE WORDT GELEVERD "IN DE HUIDIGE STAAT", ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE, EXPLICIET OF IMPLICIET, DAARONDER BEGREPEN DOCH NIET BEPERKT TOT GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NAVOLGING VAN AUTEURSRECHTEN VAN DERDEN. DE AUTEURS OF DE BEZITTERS VAN DE AUTEURSRECHTEN AANVAARDEN GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ENIGE VORDERING, SCHADE OF ANDERE AANSPRAKELIJKEHEID, HETZIJ UIT VERBINTENISSEN, ONRECHTMATIGE DAAD OF ANDERSZINS, DIE VOORTVLOEIEN UIT OF VERBAND HOUDEN MET DE SOFTWARE OF HET GEBRUIK DAARVAN OF ANDERE HANDELINGEN HIERIN.
NetBSD 1. Auteursrechtkennisgeving van NetBSD Voor alle gebruikers van dit product: Dit product bevat het NetBSD-besturingssysteem. Een groot deel van de software waaruit het NetBSD-besturingssysteem bestaat, is auteursrechtelijk beschermd. De auteursrechten rusten bij de ontwikkelaars van NetBSD. De volgende tekst bevat de auteurskennisgeving die wordt gebruikt voor een groot deel van de NetBSD-broncode. Voor de precieze auteurskennisgeving die op ieder afzonderlijk bestand van toepassing is, moet de broncodeboom worden geraadpleegd. De volledige broncode is beschikbaar op http://www.netbsd.org/. Copyright © 1999, 2000 The NetBSD Foundation, Inc. Alle rechten voorbehouden.
3
Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, is herverdeling en gebruik in bron- en binaire vorm met of zonder wijziging toegestaan: A Bovenstaande auteursrechtkennisgeving, lijst met voorwaarden en de volgende verklaring mogen bij herdistributie niet uit de broncode worden verwijderd. B Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenstaande auteursrechtkennisgeving, de lijst met voorwaarden en de volgende verklaring worden opgenomen in de documentatie en/of alle andere materialen die bij de herdistributie worden meegeleverd. C In al het reclamemateriaal waarin functies of gebruik van deze software worden genoemd moet de volgende verklaring worden opgenomen: Het product bevat software die is ontwikkeld door NetBSD Foundation, Inc. en medewerkers van NetBSD Foundation, Inc. D Zonder specifieke, voorafgaande schriftelijke toestemming mogen de naam The NetBSD Foundation of de namen van de medewerkers niet worden gebruikt om reclame te maken voor of goedkeuring te krijgen voor producten die van deze software zijn afgeleid. DE SOFTWARE WORDT DOOR DE NETBSD FOUNDATION, INC EN ZIJN MEDEWERKERS IN DE HUIDIGE STAAT GELEVERD EN ALLE GARANTIES, EXPLICIET OF IMPLICIET, DAARONDER BEGREPEN DOCH NIET BEPERKT TOT ALLE DENKBARE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL EN NAVOLGING VAN AUTEURSRECHTEN VAN DERDEN, WORDEN UITGESLOTEN. DE FOUNDATION EN ZIJN MEDEWERKERS AANVAARDEN GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR DIRECTE, INDIRECTE EN BIJZONDERE SCHADE, GEVOLGSCHADE OF SMARTENGELD (DAARONDER BEGREPEN DOCH NIET BEPERKT TOT HET VERKRIJGEN VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN, VERMINDERD GEBRUIK, GEGEVENSVERLIES EN WINSTDERVING EN BEDRIJFSSTAGNATIE) ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE IS ONTSTAAN EN ENIGE THEORIE VAN AANSPRAKELIJKHEID, HETZIJ UIT VERBINTENISSEN, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD, (DAARONDER BEGREPEN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) VOORTVLOEIEND UIT ELK DENKBAAR GEBRUIK VAN DE SOFTWARE, OOK ALS DE FOUNDATION OF ZIJN MEDEWERKERS ZIJN INGELICHT OVER DE MOGELIJKE SCHADELIJKE GEVOLGEN. 2.Lijst met namen van auteurs Alle producten die in dit document worden genoemd zijn handelsmerken van de respectieve eigenaren. De volgende kennisgevingen zijn vereist om aan de licentievoorwaarden van de in dit document genoemde software te voldoen: • Het product bevat software die is ontwikkeld door de University of California, Berkeley en zijn medewerkers. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Jonathan R. Stone voor het NetBSD-project. • Het product bevat software die is ontwikkeld door NetBSD Foundation, Inc. en medewerkers van NetBSD Foundation, Inc. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Manuel Bouyer. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Charles Hannum.
4
• Het product bevat software die is ontwikkeld door Charles M. Hannum. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Christopher G. Demetriou. • Het product bevat software die is ontwikkeld door TooLs GmbH. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Terrence R. Lambert. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Adam Glass en Charles Hannum. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Theo de Raadt. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Jonathan R. Stone en Jason R. Thorpe voor het NetBSD-project. • Het product bevat software die is ontwikkeld door de University of California, Berkeley, Lawrence Berkeley Laboratory en zijn medewerkers. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Christos Zoulas. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Christopher G. Demetriou voor het NetBSD-project. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Paul Kranenburg. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Adam Glass. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Jonathan Stone. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Jonathan Stone voor het NetBSD-project. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Winning Strategies, Inc. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Frank van der Linden voor het NetBSD-project. • Het product bevat software die is ontwikkeld voor het NetBSD-project door Frank van der Linden. • Het product bevat software die is ontwikkeld voor het NetBSD-project door Jason R. Thorpe. • De software is ontwikkeld door de University of California, Berkeley. • Het product bevat software die is ontwikkeld door Chris Provenzano, University of California, Berkeley en zijn medewerkers.
Sablotron Sablotron (Versie 0.82) Copyright © 2000 Ginger Alliance Ltd. Alle rechten voorbehouden. a) De toepassingssoftware die op dit product is geïnstalleerd bevat onder andere de Sablotron software Versie 0.82 (hierna, “Sablotron 0.82”), met wijzigingen aangebracht door de fabrikant van het product. De oorspronkelijke code van Sablotron 0.82 is geleverd door Ginger Alliance Ltd., de oorspronkelijke ontwikkelaar, en de aangepaste code van Sablotron 0.82 is afgeleid van zo’n oorspronkelijke code ter beschikking gesteld door Ginger Alliance Ltd. b) De fabrikant van het product biedt garantie op en ondersteuning voor de toepassingssoftware van dit product waaronder de gewijzigde Sablotron 0.82, en de fabrikant van het product ontslaat Ginger Alliance Ltd., de oorspronkelijke ontwikkelaar van Sablotron 0.82, van deze verplichtingen.
5
c) Sablotron 0.82 met de wijzigingen op deze software wordt beschikbaar gesteld onder de voorwaarden van Mozilla Openbare Licentie versie 1.1 (hierna, “MPL 1.1”) en de toepassingssoftware van dit product bevat het “Werk en zijn Afgeleiden” (de “Larger Work”) zoals bepaald in MPL 1.1. Voor de toepassingssoftware van dit product met uitzondering van Sablotron 0.82 zoals aangepast heeft de fabrikant van het product licenties verschaft onder aparte overeenkomsten. d) De broncode van de aangepaste code van Sablotron 0.82 is beschikbaar op http://support-download.com/services/device/sablot/notice082.html e) De broncode van de Sablotron software is beschikbaar op http://www.gingerall.com f) MPL 1.1 is beschikbaar op http://www.mozilla.org/MPL/MPL-1.1.html
JPEG-BIBLIOTHEEK • De software die op dit product is geïnstalleerd, is gedeeltelijk gebaseerd op het werk van de Independent JPEG Group.
SASL CMU libsasl Tim Martin Rob Earhart Rob Siemborski Copyright © 2001 Carnegie Mellon University. Alle rechten voorbehouden. Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, is herverdeling en gebruik in bron- en binaire vorm met of zonder wijziging toegestaan: A Bovenstaande auteursrechtkennisgeving, lijst met voorwaarden en de volgende verklaring mogen bij herdistributie niet uit de broncode worden verwijderd. B Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenstaande auteursrechtkennisgeving, de lijst met voorwaarden en de volgende verklaring worden opgenomen in de documentatie en/of alle andere materialen die bij de herdistributie worden meegeleverd. C Zonder specifieke, voorafgaande schriftelijke toestemming mag de naam “Carnegie Mellon University” niet worden gebruikt om reclame te maken voor of goedkeuring te krijgen voor producten die van deze software zijn afgeleid. Neem voor toestemming of andere juridische details contact op met: Office of Technology Transfer Carnegie Mellon University 5000 Forbes Avenue Pittsburgh, PA 15213-3890 (412) 268-4387, fax: (412) 268-7395 [email protected]
6
D
Bij herdistributie in welke vorm dan ook mag de volgende verklaring niet worden verwijderd: “Dit product bevat software die is ontwikkeld door Computing Services van Carnegie Mellon University (http://www.cmu.edu/computing/).” CARNEGIE MELLON UNIVERSITY VERWERPEN ALLE GARANTIES MET BETREKKING TOT DEZE SOFTWARE, WAARONDER BEGREPEN ALLE DENKBARE GARANTIES VAN VERHANDELBAARHEID EN GESCHIKTHEID. CARNEGIE MELLON UNIVERSITY AANVAARDEN GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR BIJZONDERE OF INDIRECTE SCHADE, GEVOLGSCHADE OF ENIGE SCHADE VOORTVLOEIEND UIT VERMINDERD GEBRUIK, GEGEVENS OF WINST, HETZIJ UIT VERBINTENISSEN, NALATIGHEID OF ANDERE ONRECHTMATIGE HANDELINGEN, DIE VOORTVLOEIEN UIT OF VERBAND HOUDEN MET HET GEBRUIK OF DE PRESTATIES VAN DE SOFTWARE.
MD4 Copyright © 1990-2, RSA Data Security, Inc. Alle rechten voorbehouden. Een licentie voor het kopiëren en het gebruik van deze software wordt verstrekt op voorwaarde dat in alle vermeldingen en verwijzingen de software of deze functie wordt aangeduid met “RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm”. Een licentie wordt ook verstrekt om afgeleide werken te maken en gebruiken op voorwaarde dat in alle vermeldingen en verwijzingen het afgeleide wordt aangeduid met “derived from the RSA Data Security, Inc. MD4 Message-Digest Algorithm”. RSA Data Security, Inc. onthoudt zich van iedere uitspraak over de verhandelbaarheid van deze software of de geschiktheid van deze software voor welk doel dan ook. De software wordt “in de huidige staat” ter beschikking gesteld zonder enige expliciete of impliciete garantie. Deze opmerkingen moeten worden weergegeven in iedere kopie van ieder deel van deze documentatie en/of software.
MD5 Copyright © 1991-2, RSA Data Security, Inc. Gecreëerd in 1991. Alle rechten voorbehouden. Een licentie voor het kopiëren en het gebruik van deze software wordt verstrekt op voorwaarde dat in alle vermeldingen en verwijzingen de software of deze functie wordt aangeduid met “RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm”. Een licentie wordt ook verstrekt om afgeleide werken te maken en gebruiken op voorwaarde dat in alle vermeldingen en verwijzingen het afgeleide wordt aangeduid met “derived from the RSA Data Security, Inc. MD5 Message-Digest Algorithm”.
7
RSA Data Security, Inc. onthoudt zich van iedere uitspraak over de verhandelbaarheid van deze software of de geschiktheid van deze software voor welk doel dan ook. De software wordt “in de huidige staat” ter beschikking gesteld zonder enige expliciete of impliciete garantie. Deze opmerkingen moeten worden weergegeven in iedere kopie van ieder deel van deze documentatie en/of software.
Samba (ver 2.2.2-ja-1.1) Voor verzending via SMB maakt dit apparaat gebruik van Samba ver 2.2.2-ja-1.1 (hierna Samba 2.2.2-ja-1.1 genoemd). Copyright © Andrew Tridgell 1994-1998 Dit programma is gratis software; u kunt het verder verspreiden en/of het aanpassen in overeenstemming met de voorwaarden uit de GNU General Public License zoals die door de Free Software Foundation is gepubliceerd; ofwel versie 2 van de Licentie, of (naar keuze) elke latere versie. Dit document is verspreid in de hoop dat het nuttig kan worden gebruikt, maar ZONDER ENIGE VORM VAN GARANTIE; zonder zelfs de impliciete garantie van VERHANDELBAARHEID of GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL. Zie de GNU General Public License voor meer details. U zou een kopie van de GNU General Public License moeten hebben ontvangen, samen met dit programma; indien dit niet het geval is, schrijft u naar de Free Software Foundation, Inc., 675 Mass Ave, Cambridge, MA 02139, USA. Opmerking ❒ De broncode voor verzending via SMB met dit apparaat kan worden gedownload vanaf de volgende website: http://support-download.com/services/scbs
RSA BSAFE®
• Dit product bevat RSA BSAFE® cryptografische of beveiligingsprotocol software van RSA Security Inc. • RSA en BSAFE zijn gedeponeerde handelsmerken van RSA Security Inc. in de Verenigde Staten en/of overige landen. • RSA Security Inc. Alle rechten voorbehouden.
8
Gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: R WAARSCHUWING: Dit symbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot een dodelijk ongeluk of ernstig letsel als het apparaat verkeerd wordt gebruikt en wanneer de bij dit symbool beschreven instructies niet worden opgevolgd. Lees deze instructies, die worden vermeld in het gedeelte over Veiligheidsinformatie in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. R VOORZICHTIG: Dit symbool geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot lichte verwondingen of materiële schade zonder persoonlijk letsel als het apparaat verkeerd wordt gebruikt en wanneer de bij dit symbool beschreven instructies niet worden opgevolgd. Lees alle instructies die staan vermeld in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
* De bovenstaande verklaringen zijn voor uw eigen veiligheid. Belangrijk Als deze instructie niet wordt opgevolgd, kan papier foutief worden ingevoerd, kunnen originelen worden beschadigd of gegevens verloren gaan. Lees deze instructies. Voorbereiding Dit symbool geeft de voorkennis of voorbereiding aan die nodig is voor de bediening. Opmerking Dit symbool geeft aan welke voorzorgsmaatregelen u moet nemen, of wat u moet doen na een foutieve bediening. Beperking Dit symbool geeft numerieke beperkingen aan of combinaties van functies die niet kunnen worden gebruikt, of situaties waarin een bepaalde functie niet kan worden gebruikt. Verwijzing Dit symbool geeft aan waar u meer relevante informatie kunt vinden. [ ] Toetsen die op het display van het apparaat worden weergegeven. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
9
Veiligheidsinformatie Als u het apparaat gebruikt, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen altijd worden getroffen.
Veiligheid tijdens gebruik In deze handleiding worden de volgende belangrijke symbolen gebruikt: R WAARSCHUWING: Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot een dodelijk ongeluk of zware verwondingen als de instructies niet worden opgevolgd. R VOORZICHTIG: Geeft een potentieel gevaarlijke situatie aan die zou kunnen leiden tot lichte verwondingen of materiële schade als de instructies niet worden opgevolgd.
R WAARSCHUWING: • Steek de stekker direct in de wandcontactdoos. Gebruik geen verlengsnoer. • Haal de stekker uit het stopcontact (trek niet aan de kabel maar aan de stekker zelf) als het snoer gaat rafelen of op een andere manier is beschadigd. • Verwijder geen bedekking of schroeven die niet in deze handleiding worden beschreven. Zo voorkomt u dat u een gevaarlijke elektrische schok krijgt of aan laserstralen wordt blootgesteld. • Als één van de volgende situaties zich voordoet, schakelt u de elektriciteit uit en haalt u de stekker uit het stopcontact (trek niet aan de kabel, maar aan de stekker zelf): • U hebt gemorst en er is vloeistof in het apparaat terechtgekomen. • U hebt het vermoeden dat het apparaat moet worden gerepareerd of een onderhoudsbeurt nodig heeft. • De behuizing van het apparaat is beschadigd geraakt. • Verbrand gebruikte toner of tonercassettes niet. Tonerstof kan in brand vliegen als het aan een open vlam wordt blootgesteld. • Breng tonerstof naar een goedgekeurd verkooppunt voor afvoer. • Voer gebruikte toner af volgens de plaatselijke regelgeving. • Houd brandbare vloeistoffen, gassen en spuitbussen uit de buurt van het apparaat. Dit om brandgevaar en de kans op elektrische schokken te voorkomen. • Verbind het apparaat alleen maar aan de stroombron zoals is beschreven aan de binnenzijde van de kaft van deze handleiding. • Beschadig het netsnoer niet, breek het niet en verander het ook niet. Plaats er geen zware voorwerpen op. Trek er niet te hard aan en pas op dat u het snoer niet te veel buigt. Dit zou kunnen leiden tot een elektrische schok of brand. • Verbrand de fotogeleidereenheid niet. Bij blootstelling aan vuur kan toner ontvlammen. Voer de gebruikte fotogeleidereenheid af volgens de plaatselijke regelgeving.
10
R VOORZICHTIG: • Bescherm het apparaat tegen vocht en nat weer, zoals regen en sneeuw. • Haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Verplaatst u het apparaat, zorg er dan voor dat het elektriciteitssnoer niet wordt beschadigd onder het apparaat. • Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer wanneer u het elektriciteitssnoer uit het stopcontact haalt. • Pas op dat er geen paperclips, nietjes of andere metalen voorwerpen in het apparaat vallen. • Houd toner (gebruikt of niet gebruikt) en tonercassettes buiten het bereik van kinderen. • Houd, uit milieu oogpunt, de apparatuur of de verbruikte verbruiksartikelen gescheiden van huishoudelijk afval. Breng de gebruikte toner naar een geautoriseerde dealer. • Het binnenwerk van het apparaat kan erg heet zijn. Raak de delen met een etiket “hot surface” niet aan. Letsel kan anders het gevolg zijn. • Wordt er toner of gebruikte toner ingeademd, gorgel dan met ruim water en ga in de frisse lucht staan. Ga naar een dokter als dat nodig is. • Komt er toner of gebruikte toner in uw ogen, spoel dan onmiddellijk met grote hoeveelheden water. Ga naar een dokter als dat nodig is. • Wordt toner of gebruikte toner ingeslikt, verdun dit dan door grote hoeveelheden water te drinken. Ga naar een dokter als dat nodig is. • Verwijdert u vastgeraakt papier of vervangt u toner, zorg er dan voor dat er geen toner op uw kleren of uw huid komt. Komt uw huid in contact met toner, was het aangeraakte gebied grondig met water en zeep. • Komt er toner op uw kleding, was deze dan met koud water. Met heet water wordt de toner gefixeerd op de stof waardoor de vlek mogelijk niet kan worden verwijderd. • Houd het apparaat uit de buurt van vochtigheid en stof. Er kan anders brand uitbreken of er kan zich een elektrische schok voordoen. • Plaats het apparaat niet op een onstabiel of hellend vlak. Het kan omvallen en letsel veroorzaken. • Gebruikt u het apparaat in een kleine ruimte, zorg dan voor voldoende luchtcirculatie. • De fixeersectie van dit apparaat kan erg heet zijn. Wees voorzichtig bij het verwijderen van verkeerd ingevoerd papier. • Gebruik geen aluminiumfolie, overtrekpapier of vergelijkbaar geleidend papier om een vuur te voorkomen of een storing van het apparaat.
11
Plaats van etiketten en aanduidingen voor RWAARSCHUWING en RVOORZICHTIG Dit apparaat is op de hieronder aangegeven plaatsen voorzien van labels met de tekst RWARNING en RCAUTION. Volg de aanwijzingen en behandel het apparaat zoals aangegeven, voor uw eigen veiligheid.
ZLEH010J
12
ENERGY STAR programma Wij hebben als ENERGY STAR Partner vastgesteld dat dit apparaat voldoet aan de richtlijnen van ENERGY STAR voor energiebesparing.
Het is de bedoeling van de richtlijnen van ENERGY STAR om een internationaal systeem voor energiebesparing op te zetten. Met dit systeem kan energiebesparende kantoorapparatuur worden ontwikkeld en geïntroduceerd zodat milieukwesties kunnen woorden aangepakt zoals het opwarmen van de aarde. Wanneer een product voldoet aan de richtlijnen van ENERGY STAR voor energiebesparing, dan moet de partner het logo van ENERGY STAR op het model van het apparaat bevestigen. Het ontwerp van dit product was erop gericht om met energiebesparende eigenschappen zoals de spaarstand de schade aan het milieu te beperken die wordt toegeschreven aan kantoorapparaten.
❖ Energiespaarstand en Uit- of Slaap-stand Dit product verlaagt automatisch het stroomverbruik wanneer het gedurende een bepaalde periode niet wordt gebruikt (standaard instellingstijd: 1 minuut). Dit wordt de “Uit-stand” genoemd bij een kopieerapparaat met één functie en de “slaapstand” bij een multifunctioneel apparaat met de optionele fax- en afdrukfuncties. • Uit-stand: hetzelfde als wanneer de bedrijfsschakelaar is uitgeschakeld. • Slaapstand: hetzelfde als wanneer de bedrijfsschakelaar is uitgeschakeld. Het ontvangen van faxberichten en het afdrukken vanaf een computer is mogelijk. Als u dit product wilt bedienen terwijl één van deze functies actief is, voert u één van de onderstaande acties uit: • Schakel de bedrijfsschakelaar in. • Plaats een origineel in de automatische documentinvoer (ADF). • Open en sluit het deksel van de glasplaat of de automatische documentinvoer (ADF). U kunt zelf instellen hoe lang het duurt voordat de Uit-stand of de slaapstand wordt ingeschakeld. Informatie over het aanpassen van dit interval vindt u op Pag.61 “Automatische timer”. Het ENERGY STAR-programma beschikt over twee functies om het stroomverbruik van het product te verlagen wanneer het gedurende een bepaalde periode niet wordt gebruikt. Deze functies zijn de energiespaarstand en de Uit- of slaapstand. Dit product beschikt over slechts één stand, de Uit-stand of de slaapstand. Deze stand voldoet aan de vereisten van zowel de energiespaarstand als de Uit- of slaapstand. In deze handleiding wordt de Uitstand de automatische Uit-stand genoemd.
13
❖ Duplexprioriteit Het is aan te raden om het programma ENERGY STAR samen met de duplexfunctie te gebruiken. Deze functie zorgt voor papierbesparing en daarmee voor een lagere belasting voor het milieu. Op machines met deze functie kunt u de duplexfunctie (eenzijdige originelen → tweezijdige kopieën) als voorkeur selecteren als de bedrijfsschakelaar of de hoofdschakelaar is ingeschakeld, de toets {Energiespaarstand} wordt ingedrukt of als de machine automatisch wordt gereset. Verwijzing Zie de Kopieerhandleiding als u wilt weten hoe u de instellingen van de modus Duplexprioriteit wijzigt.
Specificaties Energiespaarstand, Uit-stand
Stroomverbruik
1,2 W
Standaardinterval Hersteltijd
Duplexprioriteit
1 minuut 10 seconden of minder
1-zijdig →1-zijdig
❖ Kringlooppapier Conform het ENERGY STAR-programma, raden we u aan om milieuvriendelijk kringlooppapier te gebruiken. Vraag bij de verkoper na welk papier u het beste kunt gebruiken.
14
Apparaattypen Dit apparaat wordt geleverd in twee modellen met verschillende kopieersnelheden. Kijk aan de binnenkant van de kaft van de handleiding om te bepalen welk model u heeft. Kopieersnelheid
Type 1
Type 2
25 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
30 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
15
16
1. Beginnen Beschrijving van de onderdelen
AHR007S
1. Glasplaat (optioneel) of automatische documentinvoer (ADF) (optioneel) Doe de klep van de glasplaat dicht nadat u de originelen op de glasplaat hebt geplaatst. Als u over een ADF beschikt, plaatst u de stapel originelen hierin. De vellen worden automatisch één voor één ingevoerd. (In de afbeelding is de ADF geïnstalleerd).
2. Glasplaat Plaats de originelen met de bedrukte zijde omlaag.
3. Interne lade Gekopieerd of afgedrukt papier en faxberichten worden hier uitgevoerd.
4. Ventilatieopeningen Deze opening voorkomt oververhitting. Blokkeer nooit de ventilatie-opening door er objecten vlakbij of tegenaan te plaatsen. Als het apparaat oververhit raakt, kan er een fout optreden.
5. Hoofdschakelaar Controleer of de hoofdschakelaar is ingeschakeld als het apparaat niet functioneert nadat u de bedrijfsschakelaar heeft ingeschakeld. Schakel de hoofdschakelaar in als deze is uitgeschakeld.
6. Voedingsindicator Deze indicator gaat branden wanneer u de hoofdschakelaar aanzet en gaat uit wanneer u de hoofdschakelaar uitzet.
17
Beginnen
1
7. Aan/uit-indicator
11. Duplexeenheid (eenheid voor
Deze indicator licht op wanneer de bedrijfsschakelaar wordt ingeschakeld en gaat uit wanneer de schakelaar wordt uitgeschakeld.
dubbelzijdige kopieën) (optioneel)
8. Bedrijfsschakelaar Druk op deze schakelaar om het kopieerapparaat in te schakelen (de indicator Aan gaat aan). Druk nogmaals op deze schakelaar om het kopieerapparaat uit te schakelen (de indicator Aan gaat uit).
Maakt dubbelzijdige kopieën. Zie Pag.19 “Externe opties”
12. Voorklep Open deze klep voor toegang tot de binnenkant van het apparaat.
13. Papierlade Plaats papier in deze lade. Zie Pag.125 “B Papier plaatsen”.
9. Bedieningspaneel
14. Papierlade 2
Zie Pag.21 “Bedieningspaneel”.
Gebruik deze lade voor het kopiëren op OHP-transparanten, etikettenpapier (zelfklevende etiketten), doorschijnend papier, briefkaarten, enveloppen, en papier met een aangepast formaat. Zie Pag.125 “B Papier plaatsen”.
10. Indicator Papier bijvullen De indicator brandt wanneer het papier wordt uitgevoerd naar de interne lade 2 (1-vaks lade). De indicator gaat uit wanneer het papier uit lade 2 wordt verwijderd.
Opmerking ❒ Interne lade 2 (lade met 1 bak) is optioneel.
15. Paperlade-eenheid (optioneel) Plaats papier in deze lade. Zie Pag.125 “B Papier plaatsen”, Pag.19 “Externe opties”.
ZEWH020E
1. Handinvoer (optioneel)
3. Klep rechtsonder
Zie Pag.19 “Externe opties”
Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
2. Papierladeklep Open deze klep om vastgelopen papier te verwijderen.
18
Beschrijving van de onderdelen
Externe opties
1
AHR008S
1. 500-vel finisher Hiermee kunt u kopieën sorteren, stapelen en nieten.
Opmerking ❒ U kunt niet twee finishers tegelijk installeren.
Opmerking ❒ U kunt niet twee finishers tegelijk installeren. 2. Brugeenheid Hiermee worden kopieën naar de finisher overgebracht.
7. Staffel/sorteerlade
3. Klep van de glasplaat
Kan max. 2000 vel papier bevatten.
Laat deze klep op de originelen zakken.
4. ADF Plaats een stapel originelen. De originelen worden automatisch ingevoerd.
5. Interne lade 2 (1-vaks lade) Als u deze lade als uitvoerlade heeft geselecteerd, worden kopieën met de bedrukte zijde omlaag uitgevoerd.
6. 1000-vel finisher Hiermee kunt u kopieën sorteren, stapelen en nieten. *1 : Finisher bovenste lade *2 : Finisher staffellade
Hiermee kunt u kopieën sorteren en stapelen.
8. Papierlade-eenheid Bestaat uit twee papierladen.
9. Grote-capaciteitslade (LCT) 10. Handinvoer Gebruik deze lade voor het kopiëren op OHP-transparanten, etikettenpapier (zelfklevende etiketten), doorschijnend papier, briefkaarten, enveloppen, en papier met een aangepast formaat. Zie Kopieerhandleiding.
11. Duplexeenheid Hiermee kunt u dubbelzijdige kopieën maken.
12. Wisseleenheid Deze eenheid is vereist als u zowel de interne lade 2 (1-vaks lade) als de duplexeenheid wilt installeren.
19
Beginnen
Interne opties A
1
B C D E F
G H I J
K *1 *2
*3
20
Harde schijf De harde schijf is vereist als u de documentserverfunctie wilt gebruiken. Faxeenheid Hiermee kunt u de faxfunctie gebruiken. Printer/Scannereenheid *1 Hiermee kunt u de printer- en scannerfuncties gebruiken. IEEE 1394-interfacekaart *2 Sluit aan op een IEEE 1394-kabel. Bluetooth *2 Hiermee kunt u de interface uitbreiden. File Format Converter *2 Hiermee kunt u documenten van de documentserver downloaden die zijn opgeslagen in kopieer- en afdrukfuncties. Zie Pag.47 “Opgeslagen documenten downloaden”. IEEE 802 Wireless LAN-kaart *2 U kunt een interface installeren voor een draadloze LAN. IEEE 1284-interfacekaart *2 Sluit aan op een IEEE 1284-kabel. Eenheid voor uitbreiding van gebruikerscodes Hiermee kunt u het aantal gebruikerscodes uitbreiden. Copy Data Security Unit Als er een document wordt gekopieerd dat ingesloten tekst ter voorkoming van ongeautoriseerd kopiëren bevat, worden de beveiligde pagina’s op de kopie grijs afgedrukt. DataOverWriteSecurity Unit Hiermee kunt u de gegevens wissen op de harde schijf. De harde schijf wordt meegeleverd. Van de volgende opties kunt u er maar één per keer installeren: IEEE 1394-interfacekaart, IEEE 802.11b-kaart voor draadloos LAN, IEEE 1284-interfacekaart, Bluetooth, bestandsomzetter. Als de Copy Data Security Unit in het apparaat is geïnstalleerd, kunt u de scanfunctie en de faxfunctie niet gebruiken.
Bedieningspaneel
Bedieningspaneel In deze afbeelding ziet u het bedieningspaneel van een apparaat waarop alle opties volledig zijn geïnstalleerd.
1
NL ZLFH010E
1. Schermcontrastknop
3. De toets {Gebruikersinstellingen/Tel-
Hiermee kunt u de helderheid van het display aanpassen.
ler}
2. Lampjes Deze indicators geven fouten aan, evenals de status van het apparaat. • d: Lampje Nietjes bijvullen Zie Pag.139 “d Nietjes toevoegen”. • D: Lampje Toner bijvullen Zie Pag.128 “D Toner bijvullen”. • B: Lampje Papier plaatsen. Zie Pag.125 “B Papier plaatsen”. • L: Lampje Onderhoud • M: Lampje Klep open • x: Lampje Papierstoring Zie Pag.131 “xVastgelopen papier verwijderen”. • m: Gegevensinvoer-indicator Zie Printerhandleiding. • Communicatie: Communicatie-indicator. Zie de Faxhandleiding . • i: Vertrouwelijk bestand-indicator. Zie de Faxhandleiding . • Bestand ontvangen: Ontvangstindicator. Zie de Faxhandleiding .
• Gebruikersinstellingen Druk op deze toets als u de standaardinstellingen en de voorwaarden aan uw voorkeuren wilt aanpassen. Zie Pag.52 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)”. • Teller Druk hierop om de waarde van de teller te controleren of af te drukken. Zie Pag.152 “Teller”. • Informatie Druk op deze toets voor informatie over het bestellen van toner en het uitvoeren van reparaties. Zie Pag.151 “Informatie”
4. Display Hier worden de bedieningsstatus, de foutmeldingen en de functiemenu’s weergegeven.
5. De toets {Instellingen controleren} Druk op deze toets om de instellingen te controleren.
21
Beginnen
6. {Programma} toets (kopieer-/fax/scannerfunctie)
1
Druk op deze toets om veelgebruikte instellingen op te slaan of om opgeslagen instellingen op te roepen.
Druk op deze toets om het kopiëren te starten. Druk op deze toets om opgeslagen documenten te scannen of af te drukken met de functie Document Server.
7. De toets {Instellingen verwijderen}
14. De toets {Wis/Stop}
Druk op deze toets als u de vorige instellingen voor de kopieertaak wilt wissen.
• Wissen Druk op deze toets om een ingevoerd cijfer te wissen. • Stoppen Druk op deze toets als u de uitvoering van een scan-, fax- of afdruktaak wilt stoppen.
8. De toets {Energiespaarstand} Druk op deze toets voor het in- en uitschakelen van de Energiebesparingsstand. Zie Pag.27 “Energiespaarstand”.
9. De toets {Onderbreken} (kopieer/scanfunctie) Druk op deze toets om het kopiëren te onderbreken tijdens een kopieer- of scanopdracht. Zie Kopieerhandleiding.
10. Voedingsindicator en aan/uitindicator De voedingsindicator gaat branden wanneer u de hoofdschakelaar inschakelt. De aan/uit-indicator brandt als het apparaat is ingeschakeld.
Belangrijk ❒ Schakel de hoofdschakelaar niet uit terwijl de aan/uit-indicator brandt of knippert. Als u dit doet, kan de vaste schijf beschadigd raken.
11. Bedrijfsschakelaar Druk op deze knop om het apparaat aan te zetten (de indicator Aan gaat branden). Druk nogmaals op deze knop om het apparaat uit te zetten (de indicator Aan gaat uit).
12. {Testafdruk} (toets) Druk op deze toets om een enkele set kopieën of afdrukken te maken, zodat u de kwaliteit kunt controleren voordat u meerdere sets maakt.
22
13. {Start} (toets)
15. De toets {#} Druk op deze toets om een numerieke waarde in te voeren.
16. Cijfertoetsen Met deze toetsen kunt u het gewenste aantal kopieën en faxnummers invoeren, evenals de gegevens voor de geselecteerde functie.
17. De toetsen {Start handmatige ontvangst}, {Direct Kiezen}, {Pauze/Redial} en {Toon} Verwijzing Zie Faxhandleiding en Faxhandleiding .
18. Functietoetsen Met deze toetsen kunt u een van de volgende functies kiezen: • Kopie: • Documentserver: • Fax: • Printer: • Scanner:
19. Functiestatus-indicators Dit lampje geeft de status van de genoemde functies aan: • Geel: geselecteerd • Groen: actief. • Rood: onderbroken.
Bedieningspaneel
Weergave paneel Op het display worden de status van het apparaat, foutberichten en functiemenu’s weergegeven. De weergegeven functie-items dienen als keuzetoetsen. U kunt deze items kiezen of selecteren door kort op uw keuze te drukken. Wanneer u een onderdeel op het display selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die er als volgt uitzien , kunnen niet worden gebruikt.
1
NL
Belangrijk ❒ Een schok of stoot van meer dan 30 N (ca. 3 kgf) beschadigt het display. Nadat u het apparaat heeft ingeschakeld, wordt standaard het kopieerscherm weergegeven. Hieronder ziet u het display van een apparaat waarop alle opties zijn geïnstalleerd.
Gezamenlijke toetsen De volgende toetsen zijn in alle schermen beschikbaar:
❖ Lijst met toetsen [OK]
Hiermee bevestigt u de selectie van een functie of de invoer van waarden en keert u vervolgens terug naar het vorige scherm.
[Annuleren]
Hiermee verwijdert u de geselecteerde functie of de ingevoerde waarden en keert u vervolgens terug naar het vorige scherm.
[UVorige] [TVolg.]
Hiermee gaat u naar het vorige of het volgende scherm als niet alle functies op hetzelfde scherm kunnen worden weergegeven.
[OK] [Ja]
Sluit de weergegeven berichten.
[Wissen]
Hiermee kunt u de ingevoerde waarden annuleren zonder de instellingen te wijzigen.
[Afsluiten]
Hiermee keert u terug naar het vorige display.
23
Beginnen
Wanneer het authentificatiescherm wordt weergegeven
1
Als Basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie of Integratieserver-verificatie is ingesteld, wordt het verificatiescherm weergegeven. U kunt niets doen met het apparaat tenzij een geldige gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingevoerd. Opmerking ❒ Raadpleeg de Gebruikersbeheerder over uw login-gebruikersnaam en login-wachtwoord. Voor details over de verschillende soorten gebruikersverificatie moet u de betreffende beheerders raadplegen. ❒ Is Gebruikerscodeverificatie ingesteld, dan wordt echter het scherm weergegeven voor het invoeren van een gebruikerscode. Raadpleeg Pag.77 “Verificatieinformatie” voor meer informatie.
E Druk op [Log-in]. Als de gebruiker is geverifieerd, verschijnt het scherm met de functie die u gebruikt. Opmerking ❒ Als de opgegeven inloggebruikersnaam en/of -wachtwoord niet geldig zijn, wordt het bericht "Authentificatie is mislukt." weergegeven. Controleer de login-gebruikersnaam en het login-wachtwoord.
Uitloggen Belangrijk ❒ Om het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik moet u altijd uitloggen als u klaar bent met het apparaat.
A Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller}.
A Druk op [Invoeren] voor de Log-in gebruikersnaam.
NL ZFFH220E
B Voer een log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
B Druk op [Log-out].
C Druk op [Invoeren] voor het Log-in wachtwoord.
D Voer een log-in wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
C Druk op [Ja]. D Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller}.
24
Inschakelen van de stroom
Inschakelen van de stroom Dit apparaat beschikt over een bedrijfsschakelaar en een hoofdschakelaar.
De voedingsindicator gaat branden.
1
❖ Bedrijfsschakelaar (rechts van het bedieningspaneel) Druk om het apparaat te activeren. Zodra het apparaat is opgewarmd, kunt u beginnen met kopiëren. ❖ Hoofdschakelaar (links op het apparaat) Als u deze schakelaar uitzet, gaat de voedingsindicator aan de rechterkant van het bedieningspaneel uit. Met deze schakelaar schakelt u de voeding van het apparaat volledig uit. Als u deze schakelaar uitzet, en de optionele faxeenheid is geïnstalleerd, kunnen faxbestanden die in het geheugen zijn opgeslagen verloren gaan. Gebruik deze schakelaar alleen als het echt nodig is. Opmerking ❒ Dit apparaat schakelt automatisch over op de Energiespaarstand of wordt uitgeschakeld als u het apparaat een bepaalde tijd niet gebruikt. Zie Pag.61 “Automatische timer”.
ZEWH040E
Belangrijk ❒ De hoofdschakelaar mag na het inschakelen nooit direct weer worden uitgeschakeld. Wanneer dit toch gebeurt, kunnen de harde schijf of het geheugen worden beschadigd, waardoor storingen kunnen optreden.
Inschakelen van de stroom
A Druk op de bedieningsschakelaar. De indicator Aan gaat branden.
Starten van het apparaat
A Zorg dat de stekker stevig in de wandcontactdoos is geplaatst.
B Open
het afdekklepje van de schakelaar en zet de hoofdschakelaar aan.
ZFFH260E
Opmerking ❒ Als de stroom niet wordt ingeschakeld wanneer u op de bedrijfsschakelaar drukt, controleer dan of de hoofdschakelaar is ingeschakeld. Schakel de hoofdschakelaar in als deze is uitgeschakeld.
25
Beginnen
Uitschakelen van de stroom
A Controleer
of de afdekklep van de glasplaat of de ADF zich in de juiste positie bevinden.
1
B Druk op de bedieningsschakelaar.
A Controleer of de indicator Aan uit is. B Open het afdekklepje van de
schakelaar en zet de hoofdschakelaar uit. De voedingsindicator gaat uit.
De indicator Aan gaat uit.
-Als de faxeenheid (optioneel) is geïnstalleerd
ZFFH260E
Opmerking ❒ Zelfs wanneer u op de bedrijfsschakelaar drukt, zal de indicator in de volgende situaties niet uitgaan, maar gaan knipperen: • Wanneer de klep van de glasplaat of de ADF geopend is. • Tijdens verbinding met externe apparatuur. • Wanneer de vaste schijf geactiveerd is. • Als er een bestand in de wacht staat om binnen een minuut te worden verzonden met de faxfunctie “Uitgesteld verzenden”.
Uitschakelen van de stroom
26
Belangrijk ❒ Schakel de hoofdschakelaar niet uit wanneer de Aan-indicator brandt of knippert. Als u dit wel doet, kunnen de harde schijf of het geheugen beschadigd raken. ❒ Zet eerst de hoofdschakelaar uit en trek dan pas het netsnoer uit het stopcontact. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot schade aan de harde schijf of het geheugen.
Wanneer de hoofdschakelaar tijdens het gebruik van de faxfunctie wordt uitgeschakeld, is het mogelijk dat faxtaken en afdruktaken die in de wacht staan worden geannuleerd en te ontvangen faxdocumenten niet kunnen worden ontvangen. Als u deze schakelaar om een bepaalde reden moet uitschakelen, volg dan de onderstaande procedure. Belangrijk ❒ Controleer of op het display voor het beschikbare geheugen 100% wordt weergegeven voordat u de hoofdschakelaar uitzet of de stekker uit het stopcontact haalt. Faxbestanden die in het geheugen zijn opgeslagen, worden een uur nadat u de hoofdschakelaar hebt uitgeschakeld of de stekker uit het stopcontact heeft gehaald, gewist. Zie Faxhandleiding . ❒ De Aan-indicator gaat niet uit, maar knippert in de inbelmodus, zelfs als u op de bedrijfschakelaar drukt. In dit geval controleert u of een van onderstaande situaties aan de orde is en zet u de hoofdschakelaar uit. • Het apparaat wordt niet door de computer aangestuurd. • Het apparaat ontvangt geen fax.
Inschakelen van de stroom
Energie besparen -Energiespaarstand Als u het apparaat na het uitvoeren van een taak gedurende een bepaalde periode niet gebruikt of als u op de toets {Energiespaarstand} drukt, wordt het display uitgeschakeld en schakelt het apparaat over naar de energiespaarstand. Als u opnieuw op de toets {Energiespaarstand} drukt, keert het apparaat terug naar de status Gereed. In de energiespaarstand gebruikt het apparaat minder elektriciteit. Opmerking ❒ U kunt zelf instellen hoe lang het duurt voordat het apparaat overschakelt op de energiespaarstand nadat de laatste kopieertaak is voltooid of nadat de laatste bewerking is uitgevoerd. Zie Pag.61 “Display timer”.
-Automatisch uit Na het voltooien van een taak schakelt het apparaat zichzelf na een bepaalde periode uit. Deze functie wordt "Automatische timer" genoemd.
• Wanneer het Service-oproepbericht verschijnt • Wanneer het papier is vastgelopen • Wanneer de klep is geopend • Als het bericht "Toner bijvullen." wordt weergegeven • Wanneer de toner wordt aangevuld • Wanneer het scherm Gebruikersinstellingen/teller wordt weergegeven • Tijdens de vastgestelde opwarmperiode • Wanneer de fax- of printerfunctie, of een andere functie, actief is • Wanneer tijdens het afdrukken bepaalde bewerkingen zijn uitgesteld • Wanneer de telefoon wordt gebruikt • Wanneer de functie Direct kiezen wordt gebruikt • Wanneer een ontvanger wordt geregistreerd in de adreslijst of in een groepskieslijst • Wanneer de gegevensinvoer-indicator brandt of knippert • Wanneer tijdens het gebruik van de printerfunctie het scherm voor opgeslagen documenten wordt weergegeven
1
Opmerking ❒ U kunt de tijdsduur voor het automatisch uitschakelen wijzigen. Zie Pag.61 “Automatische timer”.
❒ De functie Automatische timer UIT werkt niet in de volgende situaties: • Wanneer er een waarschuwingsbericht verschijnt
27
Beginnen
1
28
2. Bewerkingen met gecombineerde functies Modi wijzigen Opmerking ❒ In de volgende gevallen kan de modus niet worden gewijzigd: • Tijdens het scannen van een te verzenden faxbericht • Tijdens onmiddellijke verzending • Wanneer u bezig bent met de gebruikersinstellingen • Tijdens onderbroken kopiëren • Tijdens Direct kiezen bij het verzenden van een fax • Tijdens het scannen van een origineel
❒ Nadat u het apparaat heeft ingeschakeld, wordt standaard het kopieerscherm weergegeven. U kunt deze standaardinstelling wijzigen. Zie Pag.54 “Functieprioriteit”. Kopie
Documentserver
Communiceren Ontvangen Bestand
Fax
Printer
Scanner
NL
29
Bewerkingen met gecombineerde functies
-Systeemreset Wanneer de taak is voltooid, keert het apparaat na een bepaalde periode automatisch terug naar de beginstand. Deze functie wordt "Systeemreset" genoemd. Opmerking ❒ U kunt de tijd voor Systeemreset wijzigen. Zie Pag.61 “Automatische reset systeem”.
2
30
Meervoudige toegang
Meervoudige toegang U kunt een andere opdracht uitvoeren in een andere functie terwijl de huidige opdracht wordt uitgevoerd. Het gelijktijdig uitvoeren van verschillende functies wordt “Meervoudige toegang” genoemd. Hiermee kunt u taken op een efficiënte manier afhandelen, ongeacht de manier waarop het apparaat wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: • Terwijl u kopieën maakt, kunt u documenten scannen die u op de documentserver wilt opslaan. • Terwijl u documenten afdrukt die op de documentserver zijn opgeslagen, kan het apparaat afdrukgegevens ontvangen. • U kunt kopieën maken terwijl u faxgegevens ontvangt. • Terwijl u afdrukgegevens afdrukt, kunt u bewerkingen voor kopiëren uitvoeren.
2
Opmerking ❒ Zie Pag.54 “Afdrukprioriteit” voor het instellen van de functieprioriteit. [Weergavemodus] heeft standaard de hoogste prioriteit.
❒ Als interne lade 2 (1-vaks lade), de staffel/sorteerlade, de 500–-vel finisher of de 1000–-vel finisher in het apparaat zijn geïnstalleerd, kunt opgeven in welke uitvoerlade de documenten moeten worden uitgevoerd. Op de volgende pagina’s vindt u meer informatie over het instellen van de uitvoerlade voor de verschillende functies. • Pag.55 “Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat)” • Pag.56 “Uitvoer: Document Server (Document Server)” • Pag.56 “Uitvoer: Fax (fax)” • Pag.56 “Uitvoer: Printer (printer)”
-Compatibiliteit van functies In dit overzicht wordt aangegeven welke functies compatibel zijn wanneer de afdrukprioriteit is ingesteld op "Interleave". Zie Pag.54 “Afdrukprioriteit”. |: Het is mogelijk om bewerkingen gelijktijdig uit te voeren. $: Bewerking wordt ingeschakeld als er op de bijbehorende knop wordt gedrukt en als het op afstand schakelen (van de scanner) klaar is. ❍ : Bewerking wordt ingeschakeld als er op de toets {Onderbreken} wordt gedrukt om de voorgaande bewerking te onderbreken. →: Bewerking wordt automatisch uitgevoerd als de huidige bewerking is voltooid. ×: De bewerking moet worden gestart zodra de huidige bewerking is voltooid. (Het is niet mogelijk om bewerkingen gelijktijdig uit te voeren.)
31
Fax
*1
*1
*5
*2
*1
*1
❍ ❍ ❍ ×
×
×
Kopiëren
❍ ❍ ❍ ×
×
×
×
$ $ $ ❍ ❍ × Verzendbewerking/Handmatigeontvangstbewerking
×
×
| ×
Ontvangst
Afdrukken
DeskTopBinder Professional/Lite Fax verzenden vanuit de Document Server
Afdrukken vanaf de documentserver
Afdrukken vanaf de documentserver
Documentserver Een document scannen dat u op de documentserver wilt opslaan
Bewerkingen voor documentserver
Scannen
Bewerkingen voor scannen
Nieten
*2
*2
*2
Bewerkingen voor kopiëren
Verzending
Afdrukken
*2
*4
*4
| → → ❍ ❍ $ $ | $ | | | | | $ $ $ $ *2 → | | | *1
Kopiëren onderbreken
$ | | |
| → → ❍ ❍ $ $ | $ | | | | → $ $ $ $ *2 → | | | *1
Sorteren
Gegevensontvangst
❍ ❍ $ $ | $ | | | | | $ $ $ $
Nieten
× Origineel scannen voor geheugenverzending
×
×
×
×
×
×
| ×
*2
| | | | | ×
×
×
×
| ×
| → | → → ×
×
×
×
| ×
| | | | | $ $ $ $
$ | | |
| | | | | ×
×
×
×
×
×
| | |
×
→ | →
| | |
Geheugen- | | | | | | | | | | | | | | | | | | verzending *3 *3 *3 *7
| | → |
Directe ver- × zending
×
Geheugenontvangst
×
×
×
×
×
×
| ×
| | | | | ×
*3
*3
×
×
×
| | | | | | | | | | | | | | | | | | *3
*3
*3
*3
| → | *3
*7
Ontvangen | | | | | | | | | | × gegevens *7 *7 afdrukken
32
Scanner
Afdrukken
Ontvangst Ontvangen gegevens afdrukken
×
Geheugenontvangst
×
Directe verzending
Bewerkingen voor kopiëren
×
Bewerkingen voor kopiëren
Geheugenverzending
Sorteren
Verzendbewerking/Handmatige-ontvangstbewerking
Nieten
Kopie
Kopiëren
Modus voordat u één van de volgende functies hebt geselecteerd
Bewerkingen voor kopiëren
2
Printer
Origineel scannen voor geheugenverzending Verzending
Fax
Kopiëren onderbreken
Modus nadat u één van de Kopie volgende functies hebt geselecteerd
Web Document Server
Bewerkingen met gecombineerde functies
| | → | *3
| | | | | | |
| | → | *3
*5
Afdrukken
Fax verzenden vanuit de Document Server
2
| | | | | | | | | | | | *4
*4
*4
×
$ $
×
×
×
×
| | |
Documentser- Bewerkin- $ $ $ ❍ ❍ $ $ | $ | | | | | $ $ × ver gen voor documentserver
×
×
| | |
×
×
| | |
Scanner
Scanbewer- $ $ $ ❍ ❍ $ $ | $ | | | | | × kingen
Afdrukken vanaf de documentserver
DeskTopBinder Professional/Lite
Prin- Gegevensontvangst | | | | | | | | | | | → → → | | | | ter Afdrukken | | | ❍ ❍ | | | | | | | → → | | | | Afdruk- sorteren ken Nieten | → | ❍ ❍ | | | | | | | → → | | | |
Afdrukken vanaf de documentserver
Documentserver Een document scannen dat u op de documentserver wilt opslaan
Bewerkingen voor documentserver
Scannen
Bewerkingen voor scannen
Scanner
Afdrukken Nieten
Afdrukken
Gegevensontvangst
Ontvangst Ontvangen gegevens afdrukken
Geheugenontvangst
Directe verzending
Geheugenverzending
Verzendbewerking/Handmatige-ontvangstbewerking
Printer
Origineel scannen voor geheugenverzending Verzending
Kopiëren onderbreken
Fax
Kopiëren
Bewerkingen voor kopiëren
Sorteren
Nieten
Modus voordat u één van de volgende functies hebt geselecteerd
Bewerkingen voor kopiëren
Modus nadat u één van de Kopie volgende functies hebt geselecteerd
Web Document Server
Meervoudige toegang
Scannen
×
×
Een docu- $ × ment scannen dat u op de documentserver wilt opslaan
×
×
×
×
×
×
❍ ❍ $ ×
| ×
| ×
| | | | | ×
| | | | | $ ×
×
$ | | |
Afdrukken $ → → ❍ ❍ | | | | | | | | | | | | | *6 | | | | vanaf de *6 *6 documentserver DeskTopBin- Afdrukken | | | | | | | | | | | | | | | | | | der Professio- vanaf de *4 documentnal/Lite server
| → | |
Fax verzen- | | | | | | | | | | | | | | | | | | den vanuit *3 *3 *3 *3 de Document Server
| | → |
Afdrukken | | | | | | | | | | | | | | | | | |
| | | →
Web Document Server
*4
33
Bewerkingen met gecombineerde functies *1 *2 *3 *4 *5 *6
2
*7
U kunt geen gelijktijdige bewerkingen uitvoeren totdat alle voorgaande documenten zijn gescand en de toets [Vlg. tk.] wordt weergegeven. U kunt een document scannen nadat alle voorgaande documenten zijn gescand. Als er meerdere lijnen beschikbaar zijn, kiest u een lijn die momenteel niet wordt gebruikt. Anders kan de bewerking niet worden uitgevoerd. Tijdens het nieten wordt het afdrukken automatisch gestart nadat de huidige taak is voltooid. De functie Nieten is niet beschikbaar. U kunt gelijktijdige bewerkingen uitvoeren nadat u op de toets [Vlg. tk.] heeft gedrukt. Tijdens parallelle ontvangst worden eventuele volgende taken uitgesteld tot de ontvangst is voltooid.
Beperking ❒ U kunt de functie Nieten niet voor meerdere functies tegelijkertijd gebruiken. Opmerking ❒ Een apparaat waarop de 500–vel finisher is geïnstalleerd, kan geen taken ontvangen als tijdens het afdrukken ook de nietfunctie wordt gebruikt. ❒ Als de 1000–vel finisher op het apparaat is geïnstalleerd en er in combinatie met de nietfunctie wordt afgedrukt op papier groter dan A4, wordt de daaropvolgende taak (waarvoor de staffel/sorteerlade is opgegeven als de uitvoerlade) pas gestart nadat de huidige afdruktaak is voltooid. ❒ Tijdens het afdrukken kan het scannen met behulp van een andere functie meer tijd in beslag nemen.
34
3. Document Server Relatie tussen de documentserver en andere functies In de volgende tabel vindt u een beschrijving van de relatie tussen de Document Server en de andere functies van het apparaat. Locatie voor het opslaan van documenten
Een lijst weergeven
Opgeslagen documenten afdrukken
Kopie
Kopieerapparaat/Document Server
Beschikbaar
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Printer
Documentserver
Beschikbaar
Beschikbaar
Niet beschikbaar
Fax
Fax
Beschikbaar
Beschikbaar
Beschikbaar *1
Scanner
Scanner
Niet beschikbaar *2
Niet beschikbaar
Beschikbaar *3
functie
*1 *2 *3
Documenten verzenden
U kunt opgeslagen documenten ook verzenden met de faxfunctie. Zie Faxhandleiding . U kunt opgeslagen documenten weergeven met de scannerfunctie. Zie Scannerhandleiding. U kunt opgeslagen documenten verzenden met de scannerfunctie. Zie Scannerhandleiding.
Opmerking ❒ De onderstaande tabel ziet u de capaciteit van de Document Server. Aantal pagina’s per bestand
Aantal bestanden
Totaal aantal pagina’s
1.000 pagina’s
3.000 bestanden
9.000 pagina’s
Kopie Printer Scanner Fax
35
Document Server
Display van de documentserver ❖ Hoofddisplay van de documentserver
3
NL AHT028S
1. Bedrijfsstatus en berichten. 2. De titel van het huidige scherm wordt weergegeven.
3. Het aantal originelen, kopieën en afgedrukte pagina’s. 4. De bedieningstoetsen.
5. De functies waarmee de documenten zijn opgeslagen.
6. Naast een bestand dat met een wachtwoord is beveiligd, wordt een vergrendelingspictogram weergegeven.
De hieronder vermelde pictogrammen geven aan welke functies actief waren toen de documenten in de Document Server werden opgeslagen. Functie Pictogram
Kopieerapparaat
Fax
Printer
Scanner --
Opmerking ❒ Afhankelijk van de instellingen van de beveiligingsfuncties, worden mogelijk niet alle opgeslagen documenten vermeld.
36
Werken met de Document Server
Werken met de Document Server Gegevens opslaan ❖ Bestandsnaam Aan opgeslagen documenten wordt automatisch een naam gegeven: "COPY0001", "COPY0002". U kunt de toegewezen bestandsnamen wijzigen. ❖ Gebruikersnaam U kunt een gebruikersnaam registreren, zodat u kunt zien welke gebruiker of gebruikersgroep de documenten heeft opgeslagen. Als u een gebruikersnaam wilt toewijzen, kunt u deze registreren door de naam te gebruiken die aan de gebruikerscode is toegewezen of door de naam zelf te typen.
❒
❒
❒
❒
Verwijzing Meer informatie over gebruikersnamen kunt u vinden op Pag.74 “Namen registreren”.
❖ Wachtwoord U kunt voor elk opgeslagen bestand een wachtwoord instellen, om ongeautoriseerd afdrukken te voorkomen. Een beveiligd bestand kan alleen worden geopend als het juiste wachtwoord wordt opgegeven. Als er een wachtwoord voor de documenten is ingesteld, wordt het symbool naast de betreffende documenten afgebeeld. Verwijzing Informatie over het opslaan van documenten zonder de Document Serverfunctie kunt u vinden in de handleidingen van de andere apparaatfuncties.
❒
Belangrijk Gegevens die u op het apparaat hebt opgeslagen, kunnen verloren gaan als er een storing optreedt. De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van gegevensverlies. Zorg ervoor dat niemand uw wachtwoord te weten komt vooral niet wanneer u het invoert of opschrijft. Bewaar iedere weergave van uw wachtwoord op een veilige plaats. Vermijd het gebruik van een enkel nummer of opeenvolgende cijfers, zoals "0000" of "1234", omdat dit soort nummers makkelijk kunnen worden geraden en dus geen zinvolle bescherming bieden. Een document dat met een juist wachtwoord is geopend, blijft geselecteerd nadat de bewerkingen klaar zijn en kan door andere gebruikers worden geopend. Druk op de toets {Instellingen verwijderen} om de selectie van het document te annuleren en zo te voorkomen dat andere gebruikers het document openen. Met de gebruikersnaam die wordt toegevoegd aan het document in de Documentserver, kan de maker van het document en het documenttype worden vastgesteld. De bedoeling is niet om vertrouwelijke documenten te beschermen tegen anderen.
3
Opmerking ❒ Voer een wachtwoord in van vier tot acht cijfers. ❒ Gegevens die op de documentserver worden opgeslagen, worden standaard na drie dagen (72 uur) verwijderd. U kunt de periode opgeven waarna de opgeslagen gegevens automatisch moeten worden verwijderd. Zie Pag.69 “Aut. best. verw. in Document Server”.
37
Document Server
❒ Als u niet wilt dat opgeslagen gegevens automatisch worden verwijderd, drukt u op [Nee] in Bestanden automatisch verwijderen voordat u een document opslaat. Als u later [Ja] selecteert, worden opgeslagen gegevens weer automatisch verwijderd. ❒ Als op het apparaat een document wordt afgedrukt dat is opgeslagen met de kopieerapparaatfunctie, slaat u het document pas op de Document Server op nadat het afdrukken is voltooid.
3
A Druk op de toets {Document Server}.
Verwijzing Pag.39 “Een gebruikersnaam registreren of wijzigen”
Pag.40 “Een bestandsnaam wijzigen” Pag.40 “Een wachtwoord opgeven of wijzigen”
D Plaats originelen op de glasplaat of in de ADF.
Verwijzing Voor informatie over de verschillende soorten originelen en hoe u ze moet plaatsen, zie de Kopieerhandleiding.
E Geef de vereiste instellingen op.
Verwijzing Raadpleeg de Kopieerhandleiding voor meer informatie. NL ZFFH240E
B Druk op [Origineel scannen].
C Geef
een gebruikersnaam, bestandsnaam of wachtwoord op (indien nodig). Opmerking ❒ Als u geen bestandsnaam opgeeft, wordt automatisch een naam toegewezen.
38
F Druk op de toets {Start}. Het document wordt opgeslagen op de documentserver. Opmerking ❒ Als u het scannen wilt stoppen, drukt u op de toets {Wis/Stop} U kunt een onderbroken scantaak weer hervatten door in het bevestigingsscherm op [Doorgaan] te drukken. Als u de opgeslagen afbeeldingen wilt wissen en de taak wilt annuleren, drukt u op de toets [Stoppen].
❒ Als er een wachtwoord is ingesteld, wordt links van de bestandsnaam weergegeven.
Werken met de Document Server
❒ Als u de originelen op de glasplaat heeft geplaatst, moet u op [Scannen voltooid] drukken wanneer alle originelen zijn gescand. Het display Select. afdrukbest. wordt weergegeven.
Een gebruikersnaam registreren of wijzigen
A Druk op [Origineel scannen]. Het display Origineel scannen verschijnt.
B Druk op [Gebruikersnaam].
Als u de gebruikersnamen al heeft geregistreerd, wordt het scherm Gebruikersnaam wijzigen weergegeven. Druk op [Niet geprogrammeerde naam] om een niet geregistreerde gebruikersnaam te gebruiken. Als er geen namen in het adresboek zijn geregistreerd, wordt het scherm voor het invoeren van een gebruikersnaam weergegeven.
Als u uw gebruikersnaam wilt wijzigen in een niet-geregistreerde naam, gaat u verder met de volgende stap. Verwijzing Pag.77 “Een nieuwe gebruikerscode registreren”
Als u een naam gebruikt die nog niet in het adresboek is geregistreerd
3
A Als u een niet-geregistreerde gebruikersnaam wilt invoeren, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam]. B Voer een nieuwe gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK]. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
Als er nog geen gebruikersnamen in het adresboek zijn geregistreerd A Voer een nieuwe gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Verwijzing Pag.77 “Verificatieinformatie”
Als u een naam gebruikt die reeds in het adresboek is geregistreerd
Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
A Selecteer een geregistreerde gebruikersnaam in de lijst en druk vervolgens op [OK].
39
Document Server
Een bestandsnaam wijzigen
B Druk op [Wachtwoord].
A Druk op [Origineel scannen]. Het display Origineel scannen verschijnt.
B Druk op [Bestandsnaam].
C Geef een wachtwoord van vier tot
acht cijfers op met de cijfertoetsen en druk op de toets {#}.
3
D Geef Het display Bestandsnaam wijz. verschijnt.
C Druk op [All.verwijd.] om de oude bestandsnaam te verwijderen.
Opmerking ❒ U kunt ook [Backspace] gebruiken om overbodige tekens te verwijderen.
D Voer
een nieuwe bestandsnaam in en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Een bestandsnaam kan uit maximaal 20 tekens bestaan. Houd er rekening meer dat in de documentenlijst alleen de eerste 16 tekens van de bestandsnaam worden weergegeven.
het wachtwoord (vier cijfers) opnieuw op ter verificatie en druk vervolgens op de toets {#}.
E Druk op [OK]. De bestandsnaam, gebruikersnaam of het wachtwoord van een opgeslagen document wijzigen
A Druk
op de toets {Document Ser-
ver}.
B Selecteer het document met de gebruikersnaam, bestandsnaam of het wachtwoord dat u wilt wijzigen.
Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
Een wachtwoord opgeven of wijzigen
A Druk op [Origineel scannen]. Het display Origineel scannen verschijnt.
40
Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
Werken met de Document Server
C Druk op [Bestandsmanagement].
Verwijzing De handleidingen voor DeskTopBinder Professional/Lite of de Help
Zoeken op bestandsnaam
D Druk op [Gebruikersnaam wijz.], [Be-
standsnaam wijz.] of [Wachtwoord wijzigen].
E Geef de nieuwe gebruikersnaam,
A Druk
op de toets {Document Ser-
ver}.
B Druk op [Zoeken op bestandsnaam].
3
bestandsnaam of wachtwoord op met de letter- of cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Verwijzing Pag.39 “Een gebruikersnaam registreren of wijzigen”
Pag.40 “Een bestandsnaam wijzigen” Pag.40 “Een wachtwoord opgeven of wijzigen”
F Druk op [OK]. Opgeslagen documenten zoeken U kunt zowel [Zoeken op bestandsnaam] als [Zoeken op gebruik.naam] gebruiken om naar documenten te zoeken die op de documentserver zijn opgeslagen. De opgeslagen documenten kunnen in de door u gewenste volgorde worden weergegeven. Opmerking ❒ Als u DeskTopBinder Professional of DeskTopBinder Lite op uw computer installeert, kunt u documenten vanaf uw computer opzoeken en ordenen.
C Voer de bestandsnaam in met de
lettertoetsen en druk vervolgens op [OK]. Op het scherm Select. afdrukbest. worden alleen bestanden vermeld waarvan de naam begint met de letters die u heeft ingevoerd. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”. Opmerking ❒ Als u alle bestanden die op de documentserver zijn opgeslagen, wilt weergeven, drukt u op [Bestandslijst].
Zoeken op gebruikersnaam
A Druk
op de toets {Document Ser-
ver}.
B Druk op [Zoeken op gebruik.naam].
41
Document Server
C Als u een geregistreerde gebruikersnaam wilt opgeven, selecteert u de gebruikersnaam in de lijst op het scherm en drukt u op [OK].
Opmerking ❒ Als u een niet-geregistreerde gebruikersnaam wilt opgeven, volgt u de onderstaande procedure.
Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
B Druk op [Detail].
D Druk
op [Niet geprogrammeerde naam] om een niet geregistreerde gebruikersnaam op te geven. Geef een bestandsnaam op en druk vervolgens op [OK].
3
Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
E Druk op [OK]. Op het scherm Select. afdrukbest. worden alleen bestanden vermeld waarvan de naam begint met de letters die u heeft ingevoerd. Opmerking ❒ Als u alle bestanden die op de documentserver zijn opgeslagen, wilt weergeven, drukt u op [Bestandslijst].
De details van opgeslagen documenten controleren
A Selecteer een document waarvan u de gegevens wilt bekijken.
42
Er wordt gedetailleerde informatie over het document weergegeven. Opmerking ❒ Als u meerdere documenten heeft geselecteerd, gebruikt u [U] en [T] om de details van elk document te bekijken. ❒ Druk op [OK]. Het scherm Select. afdrukbest. wordt opnieuw weergegeven.
Opgeslagen documenten afdrukken Opmerking ❒ U kunt opgeslagen documenten vanaf een netwerkcomputer afdrukken met behulp van een Web Image Monitor. Meer informatie over het starten van de Web Image Monitor kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
A Selecteer het document dat u wilt afdrukken.
Werken met de Document Server
Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
❒ U kunt een document zoeken met behulp van de toets [Zoeken op gebruik.naam] of [Zoeken op bestandsnaam]. Zie Pag.41 “Opgeslagen documenten zoeken”. ❒ U kunt documenten in de lijst sorteren op gebruikersnaam, bestandsnaam of datum. Als u documenten wilt sorteren, drukt u op [Gebruikersnaam], [Bestandsnaam] of [Datum]. ❒ Als u aan de hand van de bestandsnaam de inhoud van het document niet kunt bepalen, kunt u de eerste pagina ter controle afdrukken. Zie Pag.45 “Eerste pagina afdrukken”. ❒ U kunt de selectie van een document ongedaan maken door nogmaals op het gemarkeerde document te klikken.
B Als u meerdere documenten wilt
afdrukken, herhaalt u stap A in de volgorde waarin u wilt afdrukken. Opmerking ❒ U kunt tot 30 documenten selecteren.
❒ Als de geselecteerde documenten verschillende groottes of resoluties hebben, is het mogelijk dat ze niet worden afgedrukt. ❒ Als u de afdrukvolgorde wilt wijzigen, maakt u de selectie ongedaan en selecteert u vervolgens de documenten in de gewenste volgorde.
❒ Als u op de toets {Instellingen verwijderen} drukt, wordt de selectie van alle documenten ongedaan gemaakt. ❒ Als u op [Afdr.vlg.] drukt, worden de documenten in de volgorde weergegeven waarin ze worden afgedrukt.
C Als u afdrukinstellingen wilt wij-
zigen, drukt u op [Afdrukinstellingen]. Het scherm Afdrukinstellingen wordt weergegeven. De gebruikersnamen, bestandsnamen en de afdrukvolgorde van de documenten worden weergegeven.
3
Opmerking ❒ Afdrukinstellingen voor afdrukken met de kopieer- of afdrukfunctie worden na het afdrukken opgeslagen en bij de volgende afdruktaak weer gebruikt. Afdrukinstellingen die in de faxfunctie zijn opgegeven, worden echter niet opgeslagen.
❒ Als u meerdere documenten selecteert, worden de afdrukinstellingen alleen op het eerste document toegepast, niet op de daaropvolgende documenten. ❒ De items van de afdrukinstellingen worden hierna vermeld. Zie de Kopieerhandleiding voor meer informatie over de afdrukresultaten die de verschillende instellingen opleveren.
43
Document Server
❖ Inbindformaat • Tweezijdige kopie (boven-boven) • Tweezijdige kopie (boven-onder) • Boekje • Tijdschrift ❖ Kaftbehandeling • Voorblad/Tussenblad • Bewerken/stempel
3
❒
❒
❒
❒
❒ ❒
44
❖ Afwerken • Sorteren • Stapelen • Nieten Wanneer u meer dan één set wilt afdrukken terwijl u de Sorteerfunctie gebruikt, dan kunt u het resultaat controleren door eerst één set af te drukken. Zie Pag.45 “Testafdruk”. Als er meerdere documenten tegelijkertijd worden afgedrukt, kunt u deze in één enkele set combineren door de afdrukvolgorde aan te passen. Als u meerdere documenten gelijktijdig afdrukt, worden de afdrukinstellingen voor het eerste afgedrukte document ook op alle andere documenten toegepast. Als u een meerdere bestanden selecteert, kunt u de bestandsnamen of de afdrukvolgorde tijdens stap A controleren door met [T] en [U] door de lijst te bladeren. Druk op [Selekteer bestand] om terug te keren naar het display Select. afdrukbest. De functies "Boekje", "Tijdschrift" en "Stempel" kunnen niet worden gebruikt voor documenten die met de faxfunctie zijn opgeslagen.
❒ De functies "Boekje", "Tijdschrift" en "Stempel" kunnen niet worden gebruikt voor documenten die met een combinatie van verschillende functies zijn opgeslagen.
D Geef met de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken op.
Opmerking ❒ U kunt maximaal 999 kopieën achter elkaar maken.
E Druk op de toets {Start}. Het afdrukken wordt gestart.
Afdrukken stoppen
A Druk op de toets {Wis/Stop}. B Druk op [Stoppen]. Het aantal exemplaren wijzigen tijdens het afdrukken Beperking ❒ U kunt alleen het aantal exemplaren wijzigen als de functie Sorteren is geselecteerd in de afdrukinstellingen.
A Druk op de toets {Wis/Stop}. B Druk op [Aantal sets wijzigen]. C Geef het nieuwe aantal exemplaren op met de cijfertoets.
D Druk op de toets {#}. E Druk op [Doorgaan]. Het afdrukken wordt hervat.
Werken met de Document Server
Testafdruk Als u meerdere sets afdrukt en de functie Sorteren gebruikt, kunt u het afdrukresultaat controleren door alleen de eerste set af te drukken. Druk hiervoor op de toets {Testafdruk}. Beperking ❒ U kunt deze functie alleen gebruiken als de functie Sorteren is geselecteerd.
A Het document selecteren.
Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
❒ Met [Zoeken op gebruik.naam] of [Zoeken op bestandsnaam] links bovenin het scherm kunt u het document opzoeken. Zie Pag.41 “Opgeslagen documenten zoeken”. ❒ U kunt de documentnamen sorteren op gebruikersnaam, bestandsnaam of datum. Als u documenten wilt sorteren, drukt u op [Gebruikersnaam], [Bestandsnaam] of [Datum]. ❒ Druk nogmaals op deze toets als u de selectie van een document ongedaan wilt maken.
B Druk op de toets {Testafdruk}. De eerste set wordt afgedrukt.
C Als het afdrukvoorbeeld naar tevredenheid is, drukt u op [Afdrukken].
Opmerking ❒ Druk op [Onderbreken] om het afdrukken te annuleren en terug te keren naar het menu Afdrukinstellingen, om instellingen te wijzigen.
3
Eerste pagina afdrukken U kunt de eerste pagina van een document dat op het scherm Select. afdrukbest. is geselecteerd, afdrukken om de inhoud te controleren. Als u meerdere documenten heeft geselecteerd, wordt de eerste pagina van elk document afgedrukt.
A Het document selecteren. Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
❒ Met [Zoeken op gebruik.naam] of [Zoeken op bestandsnaam] links bovenin het scherm kunt u het document opzoeken. Zie Pag.41 “Opgeslagen documenten zoeken”. ❒ U kunt de documentnamen sorteren op gebruikersnaam, bestandsnaam of datum. Als u documenten wilt sorteren, drukt u op [Gebruikersnaam], [Bestandsnaam] of [Datum]. ❒ Druk nogmaals op deze toets als u de selectie van een document ongedaan wilt maken.
45
Document Server
B Druk op [1e pagina afdrukken].
C Druk op de toets {Start}. Opgeslagen documenten verwijderen
3
Belangrijk ❒ U kunt maximaal 3000 documenten op de documentserver opslaan. Er kunnen maximaal 3000 documenten worden opgeslagen. Als dit aantal is bereikt, moet u overbodige documenten verwijderen om geheugenruimte vrij te maken. Opmerking ❒ U kunt alle opgeslagen documenten in één keer verwijderen met Gebruikersinstellingen. Zie Pag.69 “Verw. alle best. in Document Server”.
❒ U kunt opgeslagen documenten vanaf een netwerkcomputer verwijderen met de Web Image Monitor. Meer informatie over het starten van de Web Image Monitor kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
Opmerking ❒ Als het document reeds met een wachtwoord is beveiligd, typt u het wachtwoord en drukt u op [OK].
❒ U kunt meerdere documenten in één keer verwijderen. ❒ Met [Zoeken op gebruik.naam] of [Zoeken op bestandsnaam] links bovenin het scherm kunt u het document opzoeken. Zie Pag.41 “Opgeslagen documenten zoeken”. ❒ U kunt de documentnamen sorteren op gebruikersnaam, bestandsnaam of datum. Als u documenten wilt sorteren, drukt u op [Gebruikersnaam], [Bestandsnaam] of [Datum]. ❒ Als u het document niet kunt vinden aan de hand van de naam, kunt u de eerste pagina van een document afdrukken om de inhoud te controleren. Zie Pag.45 “Eerste pagina afdrukken”. ❒ Druk nogmaals op de geselecteerde regel om de afdruktaak te annuleren.
C Druk op [Verwijder bestand].
A Druk op de toets {Document Server}.
B Selecteer het document dat u wilt verwijderen.
46
D Druk op de toets [Verwijderen] om het document te verwijderen.
Werken met de Document Server
Opgeslagen documenten bekijken met een Web Image Monitor Verwijzing De Help van de Web Image Monitor
A Start een Web Image Monitor. B Voer “http:// (IP-adres van dit apparaat) /” in het [Adres]-venster. De bovenste pagina wordt in de Web Image Monitor weergegeven.
C Klik op [Document Server]. De [Best.lijst van Doc. server] wordt weergegeven. Opmerking ❒ Om het displayformaat te veranderen klikt u op [Details], [Miniaturen] of op [Pictogrammen] van de [Methode weerg.]-lijst.
D Klik op de knop eigenschappen
van het document dat u wilt controleren. Informatie over het document verschijnt.
E Controleer de inhoud van het document.
Opmerking ❒ Klik op [Vergr. afb] om de voorvertoning van het document te vergoten.
Opgeslagen documenten downloaden Opmerking ❒ File Format Converter is vereist als u documenten downloadt die zijn opgeslagen met de kopieer- of afdrukfunctie.
A Start een Web Image Monitor. B Voer “http:// (IP-adres van dit ap-
3
paraat) /” in het [Adres]-venster. De bovenste pagina wordt in de Web Image Monitor weergegeven.
C Klik op [Document Server]. De [Best.lijst van Doc. server] wordt weergegeven. Opmerking ❒ Om het displayformaat te veranderen klikt u op [Details], [Miniaturen] of op [Pictogrammen] van de [Methode weerg.]-lijst.
D Klik op de knop eigenschappen van het document dat u wilt downloaden.
E Selecteer [PDF] of [Multi-page TIFF] in de lijst [Best.indeling].
Opmerking ❒ [Multi-page TIFF] is beschikbaar als de bestandsomzetter is geïnstalleerd.
❒ [Multi-page TIFF] kan niet worden geselecteerd voor documenten opgeslagen in kopieerapparaatmodus of afdrukmodus.
F Klik op [Download]. G Klik op [OK]. 47
Document Server
Instellingen voor de documentserver ❖ Kopieerm./Doc. Server-eigensch. (Zie de Kopieerhandleiding). Items Algemene functies
3
Standaard Opslagtoets Document Server: F1
2-zijdig originelen boven/boven afdrukken
Opslagtoets Document Server: F2
1-zijdig→1-zijdig Combineren.
Opslagtoets Document Server: F3
1-zijdig→1-zijdig Combineren: 4 originelen
Opslagtoets Document Server: F4
1-zijdig→1-zijdig Combineren: 8 originelen
Opslagtoets Document Server: F5
Marge creëren
❖ Systeeminstellingen (zie Pag.54 “Algemene functies”, Pag.57 “Papierlade-instellingen”, Pag.61 “Timerinstellingen” en Pag.63 “Beheerdertoepassingen”) Algemene functies
Papierlade-instellingen
48
Items
Standaard
Bezig met opwarmen
Aan
Weergave aantal kopëeen
Optellen
Uitvoer: Document Server
Interne lade 1
Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat Lade 1 Voorbladlade
Uit
Tussenbladlade
Uit
Timerinstellingen
automatische reset kopieerapparaat/Document Server, timer
60 seconden
Beheerdertoepassingen
Aut. best.verw. in Document Server
Ja, na 3 dagen
Verw. alle best. in Document Server
--
4. Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen) Gebruikersinstellingen, menu (Systeeminstellingen) Verwijzing Meer informatie over Interface-instellingen en Bestandsoverdracht kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
Zie de Printerhandleiding voor meer informatie over parallelle interface.
❖ Algemene functies (Zie Pag.54 “Algemene functies”.) Standaard paneeltoon
Aan
Bezig met opwarmen
Aan
Weergave aantal kopieën
Optellen
Functieprioriteit
Kopieermachine
Afdrukprioriteit
Weergavemodus
functieresettijd
3 seconden
Uitvoer: Kopieerapparaat
Interne lade 1
Uitvoer: Document Server
Interne lade 1
Uitvoer: Fax
Interne lade 2
Uitvoer: Printer
Interne lade 1
Formaatinstelling
81/2"×13"L
49
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
❖ Papierlade-instellingen (Zie Pag.57 “Papierlade-instellingen” Standaard
4
Papierladeprioriteit: Kopieerapparaat
Lade 1
Papierladeprioriteit: Fax
Lade 1
Papierladeprioriteit: Printer
Lade 1
Papierformaat lade: Lade 1
A4K, 81/2" × 11" K
Papierformaat lade: Lade 2
A3L, 11" × 17" L
Papierformaat lade: Lade 3
A4L, 81/2" × 11" L
Papierformaat lade: Lade 4
A4L, 81/2" × 14" L
Papiersoort: Handinvoer
Geen weergave
Papiersoort: Lade 1
Geen weergave/2-zijdige kopie/Autom. papierselectie Aan
Papiersoort: Lade 2
Geen weergave/2-zijdige kopie/Autom. papierselectie Aan
Papiersoort: Lade 3
Geen weergave/2-zijdige kopie/Autom. papierselectie Aan
Papiersoort: Lade 4
Geen weergave/2-zijdige kopie/Autom. papierselectie Aan
Voorste voorbladlade
Uit
Tussenbladlade
Uit
Printer handinvoer papierformaat
A4K
❖ Tijdinstellingen (Zie Pag.61 “Timerinstellingen” Standaard Timer voor automatisch uitschakelen
1 minu(u)t(en)
Display uitschakelen, timer
1 minu(u)t(en)
Automatische reset van het systeem, timer
60 seconden
Automatische reset kopieerapparaat/Docu- 60 seconden ment Server, timer Automatische resettijd voor de fax
30 seconden
Automatische resettijd printer
60 seconden
Automatische reset voor de scanner, timer
60 seconden
Datum instellen
--
Tijd instellen
--
Autom. Timer log-out
60 seconden
❖ Interface-instellingen • Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over netwerkinstellingen. • Zie de Printerhandleiding voor meer informatie over parallelle interface.
50
Gebruikersinstellingen, menu (Systeeminstellingen)
❖ Bestandsoverdracht • Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over netwerkinstellingen. ❖ Beheerder toepassingen (Zie Pag.63 “Beheerdertoepassingen”.) Standaard Gebruikerbeheerder management
Uit
Beheerderverificatie management
Uit
Beheerder Programmeren/Wijzigen
--
sleuteltellerinstellingen
--
Uitgebreide beveiliging
--
Display/afdrukteller
--
Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker
--
beheer gebruikers(bestemmings)lijst
--
Adresboek: Gebruikersgroep programmeren/wijzigen/verwijderen
--
Adresboek: Programmeer/Verander/Verwijder verzendopdracht.
--
Adresboek: Volgorde wijzigen
--
Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst
--
Adresboek: Titel bewerken
--
Adresboek: Titel selecteren
Titel 1
Aut. best.verw. in Document Server
Na 3 dagen
Verw. alle best. in Document Server
--
Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server
--
Gebruik LDAP server
Uit
Automatisch uit (altijd aan)
Aan
Firmware versie
--
Niveau netwerkbeveiliging
Niveau 0
Hersteltijd verminderen
Uit
Alle logboeken verwijderen
Uit
Logboekinstelling verzenden
Uit
Ongeautoriseerde kopiecontrole
Uit
4
51
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
4
Dit gedeelte is bedoeld voor hoofdgebruikers die verantwoordelijk zijn voor dit apparaat. Met Gebruikersinstellingen kunt u standaardinstellingen wijzigen of opgeven.
B Druk op [Systeeminstellingen].
Opmerking ❒ Bewerkingen voor de systeeminstellingen zijn anders dan gewone bewerkingen. Nadat u klaar bent, moet u altijd Gebruikersinstellingen sluiten. Zie Pag.53 “Gebruikersinstellingen afsluiten”.
C Selecteer het menu en druk ver-
❒ Elke wijziging die u aanbrengt met Gebruikersinstellingen blijft effectief, zelfs als de hoofdschakelaar of de bedrijfsschakelaar wordt uitgeschakeld of als u op de toets {Energiespaarstand} of {Instellingen verwijderen} drukt.
Standaardinstellingen wijzigen Opmerking ❒ Als beheerdersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL ZFFH220E
52
volgens op de betreffende toets.
Verwijzing Pag.49 “Gebruikersinstellingen, menu (Systeeminstellingen)”
D Wijzig de instellingen door de in-
structies op het display te volgen en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ Als u de wijzigingen in de instellingen ongedaan wilt maken en wilt terugkeren naar het beginscherm, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
Gebruikersinstellingen afsluiten
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
4 NL ZFFH220E
Opmerking ❒ U kunt Gebruikersinstellingen ook afsluiten door op [Afsluiten] te drukken.
53
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen Verwijzing Zie Pag.52 “Toegang tot Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)” voor informatie over toegang tot Gebruikersinstellingen.
Algemene functies ❖ Paneeltoon Er klinkt een geluidssignaal wanneer u een toets indrukt.
4
Opmerking ❒ Standaard: Aan
❖ Opwarmmelding (Kopieerapparaat/Document Server) U kunt een geluidssignaal laten klinken wanneer het apparaat weer gereed is voor kopiëren nadat het uit de Energiespaarstand komt, of nadat de voeding is ingeschakeld. Opmerking ❒ Als Paneeltoon is ingesteld op “Uit”, klinkt er geen signaal, ongeacht de instelling voor Opwarmmelding. ❒ Standaard: Aan
❖ Weergave aantal kopieën (Kopieerapparaat/Document Server U kunt de teller instellen om of het aantal gemaakte kopieën weer te geven (optellen) of het aantal kopieën dat nog moet worden gemaakt (aftellen). Opmerking ❒ Standaard: Optellen (optellen)
❖ Functieprioriteit U kunt instellen welke functie moet worden weergegeven nadat de bedrijfsschakelaar of de modus Systeemreset is ingeschakeld. Opmerking ❒ Standaard: Kopieermachine
❖ Afdrukprioriteit De geselecteerde functie krijgt de hoogste afdrukprioriteit. Verwijzing Pag.31 “Meervoudige toegang”
54
Opmerking ❒ Standaard: Weergavemodus ❒ Wanneer [Interleave] is geselecteerd, wordt de huidige afdruktaak na maximaal vijf pagina’s onderbroken.
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❒ Wanneer interne lade 2 (1-vaks lade), de staffel/sorteerlade, de 500–vel finisher of de 1000–vel finisher op het apparaat zijn geïnstalleerd, kunt u opgeven in welke uitvoerlade de documenten moeten worden uitgevoerd. Op de volgende pagina’s vindt u meer informatie over het instellen van de uitvoerlade voor de verschillende functies. • Pag.55 “Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat)” • Pag.56 “Uitvoer: Document Server (Document Server)” • Pag.56 “Uitvoer: Fax (fax)” • Pag.56 “Uitvoer: Printer (printer)”
❖ Functie resettijd U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat naar een andere functie wordt overgeschakeld als de functie Meervoudige toegang is ingeschakeld (zie Pag.31 “Meervoudige toegang”). Dit is handig als u veel kopieen moet maken en voor elke kopie een andere instelling nodig is. Door een langere resettijd in te stellen, kunt u voorkomen dat de huidige functie door andere functies wordt onderbroken.
4
Opmerking ❒ Standaard: Tijd instellen ❒ De instelling voor de functieresettijd wordt genegeerd als [Interleave] is ingesteld voor de afdrukprioriteit (zie Pag.54 “Afdrukprioriteit”). ❒ Wanneer u [Tijd instellen] selecteert, moet u met de cijfertoetsen de tijd opgeven (3–30 seconden in stappen van 1 seconde). ❒ De standaardtijdsduur is 3 seconden.
❖ Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd.
AHR009S
1. Interne lade 1 2. Interne lade 2
3. Finisher bovenuitvoer 4. Finisher staffeluitvoer
Opmerking ❒ Standaard: Interne lade 1
55
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
❖ Uitvoer: Document Server (Document Server) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. Opmerking ❒ Standaard: Interne lade 1
❒ Zie Pag.55 “Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat)”voor meer informatie over uitvoerladen.
❖ Uitvoer: Fax (fax) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. Opmerking ❒ Standaard: Interne lade 2
❒ Zie Pag.55 “Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat)”voor meer informatie over uitvoerladen.
4
❖ Uitvoer: Printer (printer) U kunt instellen in welke lade de documenten worden afgeleverd. Opmerking ❒ Standaard: Interne lade 1
❒ De uitvoerladen die u bij het printerstuurprogramma heeft opgegeven, hebben voorrang boven de uitvoerlade die u zojuist heeft opgegeven. ❒ Zie Pag.55 “Uitvoer: Kopieerapparaat (kopieerapparaat)”voor meer informatie over uitvoerladen.
❖ Formaatinstelling Momenteel zijn er drie soorten F-formaat beschikbaar; 8 1 / 2 "×13"L, 81/4"×13"L en 8"×13"L. De autom. papierinvoereenheid of de afdekklepsensor van de glasplaat kan deze drie typen originelen niet onderscheiden. Deze functie stelt het F-formaat in vanaf de autom. papierinvoereenheid of de afdekklepsensor van de glasplaat. Op basis van deze instelling kunt u Autom. papierselectie of Autom. verkl./verg. gebruiken voor originelen van F-formaat. Opmerking ❒ Standaard: 81/2" × 13"L
Instellingen voor uitvoerlade Beperking ❒ U kunt de huidige taak niet laten onderbreken door een taak van een andere functie waarvoor nieten of sorteren is ingesteld. ❒ U kunt de huidige taak wel laten onderbreken door een gewone kopieertaak of een faxontvangst. Welke uitvoerlade wordt gebruikt wanneer de taak wordt onderbroken, hangt af van de uitvoerlade en het type staffeluitvoer van de finisher die voor de onderbrekende taak zijn opgegeven.
56
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❖ Als de 500–vel finisher is ingesteld als staffeluitvoer voor de finisher: • Als de finisher-lade is opgegeven voor de onderbrekende taak, wordt deze taak uitgevoerd in interne lade 1. • Als de finisher-lade niet is opgegeven voor de onderbrekende taak, wordt deze taak uitgevoerd in de uitvoerlade die voor de taak is ingesteld. ❖ Als de 1000–vel finisher is ingesteld als staffeluitvoer voor de finisher: • Als de finisher-lade is opgegeven voor de onderbrekende taak, wordt deze taak uitgevoerd in de bovenuitvoer van de finisher. • Als de finisher-lade niet is opgegeven voor de onderbrekende taak, wordt deze taak uitgevoerd in de uitvoerlade die voor de taak is ingesteld. ❒ Als de 500–vel finisher of de 1000–vel finisher is geïnstalleerd en de nietfunctie voor een bepaalde taak moet worden gebruikt, wordt de betreffende taak uitgevoerd in de staffeluitvoer van de finisher, ongeacht welke uitvoerlade er is ingesteld voor de taak.
4
Papierlade-instellingen ❖ Papierladeprioriteit: Kopieermachine (kopieermachine/Document Server) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. Opmerking ❒ Standaard: Lade 1
❖ Papierladeprioriteit: Fax (fax) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. Opmerking ❒ Standaard: Lade 1
❖ Papierladeprioriteit: Printer (printer) U kunt opgeven uit welke lade papier moet worden gebruikt om op af te drukken. Opmerking ❒ Standaard: Lade 1
❖ Papierformaat: Lade 1–4 Selecteer het formaat van het papier dat u in de papierlade heeft geplaatst.
57
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
❖ U kunt voor laden 1, 3 en 4 de volgende papierformaten instellen: • A3L, B4 JISL, A4K, A4L, B5 JISK, B5 JISL, A5L, 8kBL, 16kBK, 16kBL • 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"K, 81/2"×11"L, 51/2"×81/2"L, 7 1 / 4 "×10 1 / 2 "L, 8"×13"L, 8 1 / 2 "×13"L, 8 1 / 4 "×13"L, 11"×14"L, 81/4"×14"L, 8"×101/2"L, 8"×101/2"K, aangepast formaat (140-297 mm (5.52"-11.69") breed x 182-432 mm (7.17"-17.00") lang) ❖ Voor lade 2 kunt u de volgende papierformaten instellen: • A3L, B4 JISL, A4K, A4L, B5 JISK, B5 JISL, A5L, B6 JISL, A6L, BriefkaartL, 8kBL, 16kBK, 16kBL • 11"×17"L, 81/2"×14"L, 81/2"×11"K, 81/2"×11"L, 51/2"×81/2"L, 71/4"×101/2"L, 71/4"×101/2"K, 8"×13"L, 81/2"×13"L, 81/4"×13"L, 11"×14"L, 11"×15"L, 10"×14"L, 10"×15"L, 81/4"×14"L, 8"×101/2"L, 8"×101/2"K, 8"×10"L, 8"×10"K, C5L, C6L, DL EnvL, 41/8"×91/2"L, 37/8"×71/2"L, aangepast formaat (100-297 mm (3.97"-11.69") breed x 148-432 mm (5.83"-17.00") lang)
4
Verwijzing Pag.136 “Het papierformaat wijzigen” Belangrijk ❒ Als het papierformaat in de lade afwijkt van het formaat dat u heeft opgegeven, kan er een papierstoring optreden omdat het juiste papierformaat dan niet correct kan worden herkend. Opmerking ❒ De papiergeleider voor de optionele bulklade (LCT) is vast ingesteld op papier met de volgende formaten: A4K, 81/2"×11"K. Als u een ander papierformaat wilt gebruiken, moet u contact opnemen met uw leverancier.
❒ Als het papierformaat dat voor de knop in de papierlade is ingesteld niet overeenkomt met het papierformaat voor deze instelling, heeft het papierformaat van de knop voorrang. ❒ Als u papier laadt met een formaat dat niet wordt aangegeven op de selectieknop voor het papierformaat van de papierlade, moet u de knop instellen op " ". ❒ Standaard: • Lade 1: A4K, 81/2" × 11"K • Lade 2: A3L, 11" × 17"L • Lade 3: A4L, 81/2" × 11"L • Lade 4: A4L, 81/2" × 14"L Verwijzing Pag.136 “Het papierformaat wijzigen”
58
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❖ Papiersoort: handinvoer Hiermee kunt u het display zo instellen dat u kunt zien welke papiersoort in de handinvoer is geplaatst. ❖ U kunt de volgende papiertypen in de handinvoer plaatsen: • Geen weergave, Gerecycled papier, Speciaal papier, Gekleurd papier, Briefpapier, Voorbedrukt papier, Etiketten, Bankpapier, Dik papier, Transparanten, Dun papier, Karton Opmerking ❒ Standaard: Geen weergave
❖ Papiersoort: lade 1–4 Hiermee kunt u het display zo instellen dat u kunt zien welke papiersoort in elke lade is geplaatst. Deze informatie wordt door de afdrukfunctie gebruikt om automatisch de lade te kiezen.
4
❖ U kunt voor laden 1, 3 en 4 de volgende papiersoorten instellen: • Geen weergave, Gerecycled papier, Speciaal papier, Gekleurd papier, Briefpapier, Voorbedrukt papier, Bankpapier, Karton ❖ Voor lade 2 kunt u de volgende papiersoorten instellen: • Geen weergave, Gerecycled papier, Speciaal papier, Gekleurd papier, Briefpapier, Voorbedrukt papier, Etiketten, Bankpapier, Dik papier, Transparanten, Dun papier, Karton Opmerking ❒ Standaard:
• Papiertype: Geen weergave • Kopieermethode in duplexinstelling: 2-zijdige kopie • Automatische papierkeuze toepassen: Ja ❒ Als in twee verschillende laden papier van dezelfde soort en met hetzelfde formaat is geladen en u wilt een lade opgeven voor 2-zijdig kopiëren en een lade voor 1-zijdig kopiëren, moet u de bovenste lade selecteren voor de 2-zijdige kopieën. Als één van de laden is opgegeven als de standaardlade in Papierladeprioriteit, wijst u de 2-zijdige kopieën toe aan deze lade. ❒ Er wordt naast de papierlade een weergegeven als [Nee] is geselecteerd in Aut. pap. selectie. Beperking ❒ U kunt [Autom. papierselectie] alleen maar selecteren voor de functie Kopieerapparaat als [Geen weergave] en [Gerecycled papier] zijn geselecteerd. Als [Nee] is geselecteerd, geldt de automatische papierselectie niet voor de lade.
59
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
❖ Voorbladlade Hiermee kunt u de lade opgeven en weergeven van waaruit de voorbladen moeten worden ingevoegd. Nadat u de papierlade hebt geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen. Opmerking ❒ Standaard: • Lade om te programmeren: Uit ❒ De instellingen voor de voorbladlade worden gebruikt door de voorbladfunctie en voor-/achterbladfunctie. ❒ Wanneer u [Modus geselecteerd] heeft geselecteerd, worden de instellingen voor de voorbladlade alleen weergegeven als u ook de functies Voorblad en Tussenblad heeft geselecteerd. ❒ Wanneer [Altijd] is geselecteerd, wordt de voorbladlade altijd weergegeven. ❒ U kunt de functie Kopieermethode in duplex alleen instellen als [Modus geselecteerd] is geselecteerd.
4
Verwijzing Kopieerhandleiding
❖ Tussenbladlade Hiermee kunt u de lade opgeven en weergeven van waaruit de tussenbladen moeten worden ingevoegd. Nadat u de papierlade hebt geselecteerd, kunt u ook de weergavetijd en de kopieermethode voor tweezijdige kopieën kiezen. Opmerking ❒ Standaard: • Lade om te programmeren: Uit ❒ Wanneer u [Modus geselecteerd] heeft geselecteerd, worden de instellingen voor de tussenbladlade alleen weergegeven als u ook de functies Voorblad en Tussenblad heeft geselecteerd. Verwijzing Kopieerhandleiding
❖ Printer handinvoer papierformaat U kunt het formaat van het papier in de handinvoer opgeven wanneer u gegevens afdrukt vanaf de computer. • U kunt de volgende papiertypen in de laden plaatsen: A3L, B4 JISL, A4K, A4L, B5 JISK, B5 JISL, A5K, A5L, A6L, 11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"K, 81/2" × 11"L, 51/2" × 81/2"L, 71/4" × 101/2"K, 71/4" × 101/2"L, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 41/8" × 91/2"L, 37/8" × 71/2"L, C5 EnvL, C6 EnvL, DL EnvL, 8kBL, 16kBK, 16kBL Opmerking ❒ Standaard: A4K
60
❒ U kunt een aangepast formaat met een lengte tussen 90,0 en 297,0 mm (3.6"-11.7") en een breedte tussen 148,0 en 600,0 mm (5.9"-23.6") opgeven.
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
Timerinstellingen ❖ Automatische timer Wanneer de taak is voltooid en er vervolgens een bepaalde periode is verstreken, wordt het apparaat automatisch uitgeschakeld om energie te besparen. Deze functie wordt "Automatische timer" genoemd. De status van het apparaat nadat de Energiespaarstand in werking is getreden, wordt de "Uit-stand" of de "slaapstand" genoemd. Voor de Automatische timer UIT moet u opgeven hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de functie Automatische timer UIT wordt ingeschakeld. Opmerking ❒ Standaardinstelling: 1 minuut
4
❒ Voer met de cijfertoetsen een tijdsinterval in tussen 10 en 240 seconden. ❒ Als het apparaat zich in de “Uit-stand” of de “Slaapstand”bevindt, kan het binnen 10 seconden klaar zijn voor gebruik. ❒ De functie Automatische timer werkt mogelijk niet wanneer er foutberichten worden weergegeven. ❒ Het apparaat schakelt mogelijk niet op het ingestelde tijdstip over naar de "Slaapstand” als de hoofdschakelaar zojuist is aangezet en andere functies dan de kopieerfunctie nog bezig zijn met opstarten.
❖ Display timer Geef op hoeveel tijd er moet verstrijken na de laatste kopieertaak of na de laatste bewerking, voordat het display wordt uitgeschakeld. Opmerking ❒ Standaardinstelling: 1 minuut
❒ Voer met de cijfertoetsen een tijdsinterval in tussen 10 en 240 seconden.
❖ Automatische reset systeem De instelling voor het resetten van het systeem zorgt ervoor dat automatisch wordt overgeschakeld naar het scherm van de functie die u bij Functieprioriteit heeft ingesteld. Als er geen bewerkingen worden uitgevoerd, of als een onderbroken taak wordt vrijgegeven. Met deze instelling bepaalt u het interval voor de systeemreset. Zie Pag.54 “Functieprioriteit”. Opmerking ❒ Standaardinstelling: Aan, 60 seconden ❒ U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen.
❖ Autom. resettijd voor kopieerm./Doc. Server (kopieerapparaat/Document Server) Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de kopieer- en Document Serverfuncties worden gereset. 61
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
Opmerking ❒ Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode.
❒ Standaardinstelling: Aan, 60 seconden ❒ U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen.
❖ Automatische resettijd voor de fax Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannerfunctie wordt gereset. Opmerking ❒ Standaard: 30 seconden
❒ U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 30 en 999 seconden instellen.
4
❖ Automatische resettijd printer Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de afdrukfunctie wordt gereset. Opmerking ❒ Standaardinstelling: Aan, 60 seconden
❒ Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode. ❒ U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen.
❖ Automatische resettijd voor de scanner Hiermee geeft u op hoeveel tijd er moet verstrijken voordat de scannerfunctie wordt gereset. Opmerking ❒ Als [Uit] is geselecteerd, schakelt het apparaat niet automatisch over naar het invoerscherm voor de gebruikerscode.
❒ Standaardinstelling: Aan, 60 seconden ❒ U kunt met de cijfertoetsen een tijdsduur tussen 10 en 999 seconden instellen.
❖ Datum instellen U kunt met de cijfertoetsen de datum instellen voor de interne klok van het kopieerapparaat. Opmerking ❒ Druk op [←] en [→] om het jaar, de maand of de dag te wijzigen.
62
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❖ Tijd instellen U kunt met de cijfertoetsen de tijd instellen van de interne klok van het kopieerapparaat. Opmerking ❒ Druk op [←] en [→] om tussen uren, minuten en seconden te schakelen.
❒ Voer de tijd in volgens het 24–uursysteem (in stappen van 1 seconde).
❖ Autom. Timer log-out U kunt aangeven of een gebruiker al dan niet automatisch moet worden uitgelogd wanneer de gebruiker het apparaat voor een bepaalde tijd niet heeft gebruikt na te zijn ingelogd. Opmerking ❒ Standaardinstelling: Aan, 60 seconden ❒ Als [Aan] is ingesteld, kunt u met behulp van de cijfertoetsen een tijd opgeven tussen 10 en 999 seconden, in stappen van 1 seconde.
4
Beheerdertoepassingen Beheerderstoepassingen worden gebruikt door de beheerder. Als u deze instellingen wilt wijzigen, neemt u contact op met de beheerder. We raden u aan beheerdersverificatie in te stellen voordat u de instellingen voor Beheerderstoepassingen opgeeft. Zie Veiligheidsinformatie.
❖ Gebruikerbeheerder management • Gebruikerscode authentificatie Met Gebruikerscodeverificatie kunt u het gebruik van de beschikbare functies beperken en controleren. Registreer de gebruikerscode als u Gebruikerscode authentificatie wilt gebruiken. Zie Pag.77 “Verificatieinformatie”. • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Scanner • Printer • Printer: PC-controle Opmerking ❒ Met de functie Printer: PC Controle kunt u een logboek ophalen met afdrukken die corresponderen met de codes die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven.
63
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
• • • • •
Basis Authentificatie Windows-authentificatie LDAP-authentificatie Integratieserver-verificatie Uit
Opmerking ❒ Standaard: Uit Verwijzing Zie de Veiligheidsinformatie voor meer informatie over basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie en Integratieserver-verificatie.
❖ Beheerderverificatie management Zie Veiligheidsinformatie.
4
❖ Beheerder Programmeren/Wijzigen Zie Veiligheidsinformatie. ❖ sleuteltellerinstellingen U kunt de functies specificeren die u met de sleutelteller wilt beheren. ❖ Uitgebreide beveiliging U kunt opgeven of u de uitgebreide beveiligingsfuncties wilt gebruiken. Meer informatie over de uitgebreide beveiligingsfuncties kunt u vinden in de Veiligheidsinformatie. ❖ Display/afdrukteller Hiermee kunt u de verschillende tellers bekijken en afdrukken. • Display/afdrukteller Hiermee kunt u de tellers weergeven voor alle functies (Totaal, Kopieerapparaat, Fax, Printer, A3/DLT, Duplex, Nieten). • Tellerlijst afdrukken Hiermee kunt u een lijst afdrukken met de tellers voor alle functies. • De tellerlijst afdrukken A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Teller weergeven/afdrukken].
64
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen E
Druk op [Tellerlijst afdrukken].
F
Druk op de toets {Start}. Druk op [Afsluiten].
G
❖ Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruikerscode Hiermee kunt u het aantal afdrukken bekijken en afdrukken dat per gebruikerscode is gemaakt, en de waarden terugzetten op 0.
4
Opmerking ❒ Druk op [U] en [T] om het totaal aantal afdrukken weer te geven. ❒ Het aantal afdrukken kan afwijken van de tellerwaarde die wordt weergegeven in Teller weergeven/afdrukken. • Afdrukteller voor alle gebruikers Hiermee drukt u de aantallen op de teller voor alle gebruikers af. • Afdrukteller wissen voor alle gebruikers Hiermee stelt u de aantallen op de teller in voor alle gebruikers. • Afdrukteller per gebruiker Hiermee drukt u de aantallen op de teller voor elke gebruiker af. • Afdrukteller per gebruiker wissen Hiermee stelt u de aantallen op de teller voor elke gebruiker in. Opmerking ❒ Zie Pag.80 “De teller voor elke gebruikerscode afdrukken” voor informatie over het afdrukken van een lijst voor elke gebruiker.
❖ beheer gebruikers(bestemmings)lijst Informatie die in het Adresboek is geregistreerd kunt u toevoegen, wijzigen of verwijderen. Raadpleeg Pag.71 “Adresboek” voor meer informatie. • [Programmeren/Wijzigen] U kunt zowel namen als gebruikerscodes registreren en wijzigen. • Namen U kunt een naam, Toetsweergave, registratienummer en Titelselectie registreren. • Auth. info U kunt een gebruikerscode registreren en de functies specificeren die beschikbaar zijn voor elke gebruikerscode. U kunt ook gebruikersnamen en -wachtwoorden registreren die moeten worden gebruikt bij het verzenden van E-mail, het sturen van bestanden naar mappen of het benaderen van een LDAP-server. 65
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
• Bescherming U kunt een beveiligingscode registreren. • Faxbestemm. U kunt een faxnummer, een internationale TX-modus, een faxkoptekst, een invoeglabel, de IP-Fax-bestemming en een protocol registreren. • E-mail U kunt een E-mailadres registreren. • Map u kunt het protocol, het pad, het poortnummer en de servernaam registreren. • Toev aan grp U kunt geregistreerde namen in het Adresboek in een groep plaatsen. • [Verwijderen] U kunt een naam uit het Adresboek verwijderen.
4
Opmerking ❒ U kunt maximaal 2000 namen registreren.
❒ U kunt maximaal 100 gebruikerscodes invoeren. Als u de optionele eenheid voor uitbreiding van gebruikersaccounts toevoegt, kunt u maximaal 500 gebruikerscodes registreren. ❒ U kunt ook gebruikerscodes registreren vanaf SmartDeviceMonitor for Admin. (printeroptie is vereist) ❒ U kunt de gegevens in het adresboek ook registreren en beheren met een Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor.
❖ Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen U kunt geregistreerde namen in het Adresboek aan een groep toevoegen. Het is vervolgens makkelijk om de geregistreerde namen in elke groep te beheren. Raadpleeg Pag.107 “Namen registreren in een groep” voor meer informatie. • [Programmeren/Wijzigen] U kunt nieuwe groepen registreren of een groepsnaam, de toetsweergave, een geselecteerde titel of een registratienummer wijzigen. • [Verwijderen] U kunt een groep verwijderen. Opmerking ❒ U kunt maximaal 100 groepen registreren.
❒ U kunt gebruikers ook groeperen met een Web Image Monitor. Zie de Help van Web Image Monitor voor meer informatie.
66
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❖ Adresboek: Programmeer/Verander/Verwijder verzendopdracht. U kunt faxbestemmingen registreren voor de functie Verzendopdracht van de faxfunctie. Zie Pag.114 “De verzendopdracht registreren” voor uitgebreide informatie over bewerkingen. • Programmeren/Wijzigen Hiermee kunt u nieuwe verzendopdrachten en ontvangers registreren of de naam, de toetsnaam, de titelselectie, het registratienummer, de faxbestemming, de IP-FAX-bestemming of het e-mailadres van de verzendopdracht wijzigen. • [Verwijderen] Hiermee kunt u een verzendopdracht verwijderen. Opmerking ❒ U kunt maximaal 10 verzendopdrachten registreren.
4
❖ Adresboek: Volgorde wijzigen U kunt de volgorde wijzigen van de namen in het Adresboek. Opmerking ❒ U kunt de volgorde van items wijzigen als ze op dezelfde pagina staan. Het is niet mogelijk om items naar een andere pagina te verplaatsen. U kunt bijvoorbeeld een item uit “PLANNING” ([OPQ]) niet naar “DAGEL.” ([CD]) verplaatsen. A B C D E
Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. Druk op [Systeeminstellingen]. Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.]. Druk op [Adresboek: Volgorde wijzigen]. Druk op de naamtoets die u wilt verplaatsen.
Opmerking ❒ U kunt een naam ook selecteren met behulp van de cijfertoetsen. F
Ga naar de plaats waarnaar u het item wilt verplaatsen en druk op de naamtoets.
67
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
De naam die u in stap E heeft geselecteerd, wordt naar de locatie verplaatst die u in stap F heeft geselecteerd en de toetsen voor de andere namen worden verschoven.
Opmerking ❒ U kunt een naam ook selecteren met behulp van de cijfertoetsen.
❖ Adresboek afdrukken: Bestemmingslijst De bestemmingslijst die in het adresboek is geregistreerd, kan worden afgedrukt. • Afdrukken op volgorde van titel 1 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 1. • Afdrukken op volgorde van titel 2 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 2. • Afdrukken op volgorde van titel 3 Hiermee kunt u het adresboek afdrukken in de volgorde Titel 3. • Lijst groepkiesnrs. afdrukken Hiermee kunt u het groepsadresboek afdrukken. A Selecteer het afdrukformaat. B Als u de lijst dubbelzijdig wilt afdrukken, selecteert u [Afdrukken op 2 zijden]. C Druk op de toets {Start}. De lijst wordt afgedrukt.
4
❖ Adresboek: Titel bewerken U kunt de titel bewerken, om een bepaalde gebruiker beter te kunnen zoeken. A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.]. D Druk op [Adresboek: Titel bewerken]. E Druk op de titeltoets die u wilt wijzigen.
F G
68
Voer de nieuwe naam in en druk vervolgens op [OK]. Druk op [OK].
Instellingen die u met Gebruikersinstellingen kunt wijzigen
❖ Adresboek: Titel selecteren U kunt de titel specificeren om een naam te selecteren. Opmerking ❒ Standaard: Titel 1
❖ Aut. best. verw. in Document Server Hier kunt u opgeven of de documenten die op de documentserver zijn opgeslagen na een bepaalde tijd worden verwijderd of niet. Opmerking ❒ Standaard: Ja na 3 dagen
❒ Als u [Ja] selecteert, worden opgeslagen documenten na een bepaalde tijd automatisch verwijderd. ❒ Als u [Nee] selecteert, worden de documenten niet automatisch verwijderd. ❒ Als u [Ja] selecteert, moet u een aantal dagen tussen 1 en 180 opgeven (in stappen van 1 dag). ❒ De standaardinstelling is drie dagen, wat betekent dat opgeslagen documenten na drie dagen (72 uur) worden verwijderd.
4
❖ Verw. alle best. in Document Server De bestanden die in de Document Server zijn opgeslagen, inclusief bestanden die met de afdrukfunctie als Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk en Opgeslagen afdruk zijn opgeslagen, kunnen worden verwijderd. Opmerking ❒ Zelfs als u reeds een wachtwoord hebt ingesteld, worden alle documenten verwijderd.
❒ Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Als u alle documenten wilt verwijderen, selecteert u [Ja].
❖ Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server Zie Netwerkhandleiding. ❖ Gebruik LDAP server U kunt opgeven of de LDAP-server moet worden gebruikt voor zoekbewerkingen. Opmerking ❒ Standaard: Uit ❒ Als Gebruik LDAP server ingesteld is op Uit, verschijnt [Zoek LDAP] niet op het display Zoeken.
69
Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen)
❖ AOF (altijd AAN) Hiermee kunt u opgegeven of u de automatische timer wilt gebruiken. Opmerking ❒ Standaard: Aan
❖ Firmware versie U kunt de versie controleren van de software die in dit apparaat is geïnstalleerd. ❖ Niveau netwerkbeveiliging Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Hersteltijd verminderen U kunt aangeven of de hersteltijd moet worden bekort. Als u op [Aan] drukt, wordt de hersteltijd verminderd. Als u op [Uit] drukt, wordt de hersteldtijd verlengd en verbruikt het apparaat minder stroom.
4
Opmerking ❒ Standaard: Uit
❒ Deze instelling is alleen beschikbaar als de kopieereenheid en de harde schijf op het apparaat zijn geïnstalleerd.
❖ Alle logboeken verwijderen Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Logboekinstelling verzenden Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie. ❖ Ongeautoriseerde kopiecontrole Neem contact op met uw beheerder voor meer informatie over deze functie.
70
5. Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie Adresboek Door informatie zoals namen van gebruikers en hun e-mailadressen op te nemen in het Adresboek kunt u deze makkelijker beheren. Belangrijk ❒ De gegevens van het Adresboek worden opgeslagen op de harde schijf. U kunt deze gegevens kwijtraken bij een storing van de harde schijf. De fabrikant kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade als gevolg van het verlies van gegevens. Opmerking ❒ U kunt ook een Web Image Monitor gebruiken om namen in het adresboek te registreren. Met de SmartDeviceMonitor for Admin kunt u een aantal namen tegelijkertijd vastleggen. ❒ Met [Adres beheer Tool] in SmartDeviceMonitor for Admin kunt u een reservekopie maken van de gegevens in het adresboek. We raden u aan regelmatig een reservekopie te maken als u het adresboek gebruikt. ❒ Als u SmartDeviceMonitor for Admin wilt gebruiken, moet de printeroptie zijn geïnstalleerd. Verwijzing Meer informatie over het gebruik van een Web Image Monitor kunt u vinden in de Help van Web Image Monitor. Raadpleeg de Printerhandleiding voor informatie over SmartDeviceMonitor for Admin en hoe u dit kunt installeren. Zie SmartDeviceMonitor for Admin Help voor bedieningsaanwijzingen.
U kunt de volgende zaken vastleggen en beheren in het Adresboek:
❖ naam U kunt de naam van de gebruiker vastleggen en de toetsweergave. Dit zijn de basisgegevens die nodig zijn om gebruikers van het apparaat te beheren.
❖ Verificatieinformatie U kunt gebruikerscodes vastleggen om bepaalde functies te blokkeren voor bepaalde gebruikers en om hun gebruik van iedere functie te controleren. U kunt ook logingebruikersnamen en -wachtwoorden registreren die moeten worden gebruikt bij het verzenden van E-mail, het sturen van bestanden naar mappen of het benaderen van een LDAP-server.
❖ Faxbestemm. U kunt faxnummers, de telefoonlijn en een faxkoptekst registreren, en het invoegen van labels instellen. Als u IP-Fax gebruikt, kunt u de IP-Fax-bestemming registreren en het protocol selecteren. 71
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
• Faxbestemming
❖ Bescherming U kunt beveiligingscodes instellen om te voorkomen dat de namen van afzenders worden gebruikt of dat mappen zonder toestemming worden geopend.
• IP-Fax-bestemming
❖ E-mail U kunt e-mailbestemmingen vastleggen in het Adresboek.
5
❖ Map U kunt het protocol vastleggen, de naam van het pad en de naam van de server. • SMB
• FTP
• NCP
72
❖ Toev aan grp U kunt vastgelegde e-mail en mapbestemmingen samenvoegen in een groep om het beheer te vereenvoudigen.
Namen in het Adresboek beheren Door een naam en toetsweergave vooraf vast te leggen kunt u e-mailen mapbestemmingen eenvoudigweg opgeven door een naamtoets te kiezen. Zie Pag.74 “Namen registreren”.
Faxen verzenden met de functie Snelkiezen Als u een faxnummer in het adresboek registreert, hoeft u voor het verzenden van een fax alleen de faxbestemming te selecteren die op het beginscherm van de faxfunctie wordt vermeld. Als het invoegen van labels is ingesteld op “AAN”, worden de naam van de ontvanger en de standaardberichten op het faxbericht vermeld wanneer het door de ontvanger wordt afgedrukt.
Adresboek
Als u IP-Fax-bestemmingen in het adresboek registreert, kunt u eenvoudig een bestemming opgeven door deze te selecteren uit de bestemmingen die op het beginscherm van de faxfunctie worden vermeld. Geregistreerde IP-Fax-nummers kunnen worden gebruikt en afgedrukt als IP-Fax-nummers van de afzender. Zie Pag.82 “Faxbestemming”.
E-mail sturen via Snelkiezen Als u e-mailadressen in het adresboek registreert, kunt u voor het verzenden van een document per Internet-fax eenvoudig een e-mailbestemming opgeven door deze te kiezen uit de bestemmingen die op het beginscherm van de faxfunctie worden vermeld. Als u een document verzendt met de scanfunctie, kunt u een e-mailadres ook opgeven door de bestemming te selecteren die op het beginscherm van de scanfunctie wordt vermeld. U kunt een geregistreerd e-mailadres gebruiken als het adres van de afzender. De adressen van afzenders worden automatisch ingevuld in het veld “Van” in de e-mailkoptekst. Zie Pag.91 “E-mailbestemming”.
Gescande bestanden direct naar een gedeelde map sturen Nadat u de naam van het pad, de gebruikersnaam en het wachtwoord heeft vastgelegd, kunt u op een eenvoudige manier toegang krijgen tot een gedeelde map. U kiest de bestemming die wordt weergegeven op het basisscannerdisplay wanneer u bestanden verstuurd met de scannerfunctie naar een gedeelde map.
Kies het SMB-protocol om de map via Windows te delen. Kies het FTP-protocol om de map vast te leggen voor de FTP-server. Selecteer het NCP-protocol om de map te registreren op de NetWareserver. Zie Pag.94 “Mappen registreren”.
Onrechtmatige gebruikerstoegang van het apparaat tot een gedeelde map voorkomen Wanneer u een beveiligingscode heeft geregistreerd, kunt u het beschermingsobject opgeven om te voorkomen dat een e-mailbestemming zonder toestemming wordt gebruikt. U kunt ongeautoriseerde toegang tot geregistreerde mappen voorkomen. Zie Pag.112 “Een beveiligingscode registreren”.
5
Gebruikers en het apparaatgebruik beheren Door gebruikerscodes te registreren, kunt u het gebruik van de volgende functies beperken en controleren: • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Scanner • Printer Zie Pag.77 “Verificatieinformatie”.
73
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Namen registreren Wanneer u een fax of een e-mail verstuurt, kunt u de gebruikersnaam gebruiken voor het selecteren van de bestemming. U kunt de naam ook gebruiken als mapbestemming.
Een naam registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
5
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
G Voer de naam in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ De naam kan ook gebruikt worden voor documenten in de Document Server. Meer informatie over de Document Server kunt u vinden op Pag.37 “Werken met de Document Server”.
❒ U kunt maximaal 2000 programma’s registreren en registratienummers tussen 00001 en 50000 aan de programma’s toekennen. ❒ Registratienummers worden automatisch toegewezen, maar u kunt de nummers later wijzigen. Als u een registratienummer wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de rechterkant van “Registratienr.” en voert u een nieuw nummer in met de cijfertoetsen. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op [Nieuw programma]. F Druk op [Wijzigen] rechts van de
naam. Het display naam invoeren verschijnt.
74
Namen registreren
H Druk in Selecteer een titel op de
toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Freq.]… Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] to [10]… Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt [Freq.] selecteren en nog een pagina voor elke titel.
I Als u wilt doorgaan met het registreren van de naam, drukt u op [Doorgaan met program.] en herhaalt u de procedure vanaf stap F.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde naam wijzigen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement].
E Selecteer de geregistreerde naam
die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
De naam of de toetsweergave wijzigen
5
A Druk op [Wijzigen] rechts van de naam of de toetsweergave. B Voer de naam of de gebruikersnaamdisplay in en druk vervolgens op [OK]. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
Een registratienummer wijzigen A Druk op [Wijzigen] rechts van “Registratienr.”. B Voer een nieuw registratienummer in met de cijfertoetsen en druk op [#].
De titel wijzigen A Druk in Selecteer een titel op de toets met de classificatie die u wilt gebruiken.
F Druk op [OK]. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
75
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Een geregistreerde naam verwijderen Als u een naam verwijdert, worden de gegevens die bij de naam horen, zoals e-mailadressen, faxnummer, mapnaam en IP-Fax-bestemming, ook verwijderd.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op [Verwijderen]. F Kies de naam die u wilt verwijde-
5
ren. Druk op de toets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
G Druk op [Ja]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
76
Verificatieinformatie
Verificatieinformatie Door gebruikerscodes te registreren, kunt u het gebruik van de volgende functies beperken en controleren: • Kopieerapparaat • Documentserver • Fax • Scanner • Printer Opmerking ❒ Voor elke gebruikerscode wordt bijgehouden hoeveel kopieën er met de faxfunctie worden gemaakt van documenten die zijn opgeslagen in de Document Server. Hierdoor kunt u controleren hoeveel kopieën iedere gebruiker heeft gemaakt.
❒ Het aantal kopieën dat gescand is met de functie Scanner wordt voor iedere gebruikerscode geteld. Hierdoor kunt u controleren hoeveel kopieën iedere gebruiker heeft gemaakt. ❒ Als u de gebruikerscode van het printerstuurprogramma automatisch wilt registreren, selecteert u [Printer: PC Controle] voor de printer in Gebruikerscode authentificatie. Als u de gebruikerscodes wilt gebruiken die in Gebruikersinstellingen zijn ingesteld, moet u deze gebruikerscodes instellen voor het printerstuurprogramma. Zie Pag.77 “Verificatieinformatie”. Verwijzing Zie de Printerhandleiding of de Help bij het printerstuurprogramma voor meer informatie over het instellen van gebruikerscodes voor het printerstuurprogramma.
Belangrijk ❒ De beschikbare functies zijn voor iedere gebruikerscode hetzelfde. Als u gebruikerscodes verandert of verwijdert, worden alle bijbehorende beheergegevens en beperkingen ongeldig.
Een nieuwe gebruikerscode registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
5
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op de naam waarvan u de code wilt registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
77
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Opmerking ❒ U kunt een gebruikerscode van maximaal acht cijfers invoeren.
❒ Informatie over het registreren van de naam kunt u vinden op Pag.74 “Namen registreren”.
F Druk op [Auth. info]. G Typ de gebruikerscode met de cij-
fertoetsen en druk vervolgens op [#].
Een gebruikerscode wijzigen Opmerking ❒ Ook al wijzigt u een gebruikerscode, het aantal op de teller wordt niet gewist.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de gebruiker wiens ge-
5 Opmerking ❒ Als u zich vergist, drukt u op [Wissen] of de toets {Wis/Stop} en voert u de code opnieuw in.
H Druk twee keer op [TVolg.]. I Selecteer de functies die bij de ge-
bruikerscode moeten worden gebruikt uit Beschikbare functies.
J Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als u nog meer gebruikerscodes wilt registreren, herhaalt u de procedure vanaf stap E.
bruikerscode u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u een gebruiker zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Auth. info]. G Druk op [Wijzigen] en voer met de
cijfertoetsen de nieuwe gebruikerscode in.
K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
H Druk op [#]. 78
Verificatieinformatie
De beschikbare functies wijzigen A Druk twee keer op [TVolg.]. B Druk op de knop om de functies te selecteren die u wilt inschakelen. Opmerking ❒ Druk de toets om de toets te markeren; de functie is vervolgens ingeschakeld. U kunt een selectie annuleren door op de gemarkeerde toets te drukken.
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Auth. info]. G Druk op [Wijzigen] om de gebrui-
kerscode te verwijderen en druk vervolgens op [#].
I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstel-
H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstel-
Een gebruikerscode verwijderen
De teller voor elke gebruikerscode weergeven
lingen/Teller}.
Opmerking ❒ Nadat de gebruikerscode gewist is, wordt de teller automatisch gewist.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het volledig verwijderen van namen uit het Adresboek.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk
5
lingen/Teller}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
E Selecteer [Afdrukteller],
[Verzendingsteller] of [Scannerteller]. Onder elke gebruikerscode verschijnen tellers voor het gebruik van de aparte functies.
vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvan de code moet worden verwijderd.
79
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
De teller voor elke gebruikerscode afdrukken
Het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes tezamen afdrukken
A Druk op de toets {Gebruikersinstel-
A Druk op de toets {Gebruikersinstel-
lingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
E Kies een gebruikerscode links op het display.
lingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
E Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Alle gebruikers.
5 Opmerking ❒ Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren.
F Druk op [Tellerlijst afdrukken] onder Per gebruiker.
Opmerking ❒ Typ de gebruikerscode en druk vervolgens op [#] als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
F Selecteer
in [Afdrukteller], [Verzendingsteller] en [Scannerteller] het functiegebruik dat u wilt afdrukken.
G Druk op [Afdrukken]. Opmerking ❒ Typ de gebruikerscode en druk vervolgens op [#] als het een geregistreerde gebruikerscode betreft.
G Selecteer
in [Afdrukteller], [Verzendingsteller] en [Scannerteller] het functiegebruik dat u wilt afdrukken.
H Druk op [Afdrukken].
Het aantal afdrukken wissen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.]. D Druk op [Teller weergeven/wissen/afdrukken per gebruiker].
E Selecteer de gebruikerscode die u wilt wissen.
80
Verificatieinformatie
Het aantal afdrukken wissen dat gemaakt is onder een gebruikerscode A Kies de gebruikerscode links op het display. Opmerking ❒ Druk op [Alles op pag. select.] om alle gebruikerscode op de pagina te selecteren.
B Druk op [Wissen] onder Per gebr.ID C Selecteer in [Afdrukteller], [Verzendingsteller] en [Scannerteller] het functiegebruik dat u wilt wissen. D Druk op [OK].
5
Het aantal afdrukken voor alle gebruikerscodes tezamen wissen A Druk op [Wissen] onder Alle gebruikers.
B Selecteer in [Afdrukteller], [Verzendingsteller] en [Scannerteller] het functiegebruik dat u wilt wissen. C Druk op [OK].
F Druk op [Afsluiten]. G Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
81
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Faxbestemming Als u een faxbestemming registreert, hoeft u niet elke keer een faxnummer in te voeren en kunt u documenten verzenden die met de faxfunctie zijn ingescand. Meer informatie over het aantal faxbestemmingen dat kan worden geregistreerd, kunt u vinden in de Faxhandleiding . • U kunt gemakkelijk een faxbestemming selecteren als u een “Naam” en een “Gebruikersnaamdisplay” registreert voor de faxbestemming. • U kunt faxbestemmingen registreren door ze te selecteren in de functie Opnieuw kiezen. • U kunt faxbestemmingen als groep registreren. Een geregistreerd faxnummer kan worden gebruikt als het faxnummer van de afzender. Er zijn twee typen faxbestemming, zoals u hieronder kunt zien. • Faxbestemming Selecteer deze optie als u de fax via het telefoonnetwerk wilt verzenden. • IP-Fax Selecteer deze optie als u de fax wilt verzenden naar een apparaat in een TCP/IP-netwerk.
5
Beperking ❒ U kunt geen faxen verzenden naar een apparaat in een ander netwerk waarin een firewall is geïmplementeerd.
82
❖ Faxbestemming U kunt de volgende items in een faxbestemming programmeren: • Faxnummer Hier registreert u het faxnummer van de bestemming. Een faxnummer kan uit maximaal 128 cijfers bestaan. U moet alle cijfers in het nummer opnemen • SUB Code Als u een SUB-code registreert, kunt u de functie Vertrouwelijk TX gebruiken voor het verzenden van berichten naar andere faxapparaten die een functie zoals “SUB Code” ondersteunen. Zie Faxhandleiding . • SEP Code Als u een SEP-code registreert, kunt u de functie Polling Ontvangst gebruiken voor het ontvangen van faxen van andere faxapparaten die een functie zoals Polling Ontvangst ondersteunen. Zie Faxhandleiding . • Lijn Als de optionele extra G3-interface-eenheid is geïnstalleerd, kunt u per bestemming het lijntype selecteren. • Faxkoptekst U kunt ervoor kiezen om de faxkoptekst af te drukken op faxberichten die door anderen worden ontvangen. De standaardinstelling is “1e naam”. Zie Faxhandleiding .
Faxbestemming
• Label invoegen Gebruik de functie Label invoegen als u wilt dat informatie zoals de bestemmingsnaam wordt vermeld als de ontvanger de fax afdrukt. De volgende gegevens worden afgedrukt: • Bestemmingsnaam: de bestemmingsnaam die in [Faxbestemming] is opgegeven, wordt met "Aan" ervoor bovenaan het vel afgedrukt. • Standaardbericht: er wordt een vooraf geregistreerde twee regels-zin afgedrukt onder "Bestemmingsnaam". Beperking ❒ Als u deze functie wilt gebruiken, moet u de functie Label invoegen bij het programmeren van faxbestemmingen instellen op [Aan] en tevens [Geprogrammeerde naam] selecteren wanneer u faxdocumenten verzendt. Opmerking ❒ De faxkoptekst en het ingevoegde label worden ook afgedrukt als u de fax met de faxfunctie per e-mail verstuurt.
❒ U kunt een standaardbericht programmeren dat afwijkt van de berichten die in het apparaat zijn geregistreerd. Zie Faxhandleiding . • Internationale TX modus Als u de internationale TX modus instelt op [Aan], wordt de verzending nauwkeuriger omdat de transmissiesnelheid wordt verlaagd. Hierdoor wordt echter wel de verzendtijd langer.
❖ IP-Fax-bestemming U kunt de volgende items in een IP-Fax-bestemming programmeren: Opmerking ❒ Deze instelling werkt alleen als de IP-Fax-functie is geselecteerd. • IP-Fax Registreer de IP-Fax-bestemming U kunt voor de naam maximaal 128 tekens gebruiken. Als u IP-Fax wilt gebruiken, moet u deze instelling opgeven. • SUB Code Als u een SUB-code registreert, kunt u de functie Vertrouwelijk TX gebruiken voor het verzenden van berichten naar andere faxapparaten die een functie zoals “SUB Code” ondersteunen. Zie Faxhandleiding . • SEP Code Als u een SEP-code registreert, kunt u de functie Polling Ontvangst gebruiken voor het ontvangen van faxen van andere faxapparaten die een functie zoals Polling Ontvangst ondersteunen. Zie Faxhandleiding . • Selecteer protocol Selecteer het protocol voor de IP-Fax-verzending.
5
83
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
G Voer het faxnummer in met de cij-
Een faxbestemming registreren
fertoetsen en druk op [OK] onder Faxnummer.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
De lijn selecteren A Druk op [Select. Regel].
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
5
B Selecteer de lijn en druk vervolgens op [OK].
De SUB-code programmeren
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u de faxbestemming wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Faxbestemming]. 84
A Druk op [Geav. Eigensch.] en selecteer vervolgens [SUB Code]. B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB Code. C Voer de SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. D Als u een wachtwoord wilt invoeren, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (SID). E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK].
De SEP-code programmeren A Druk op [Geav. Eigensch.] en selecteer vervolgens [SEP Code]. B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP Code.
Faxbestemming
C Voer de SEP-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. D Als u een wachtwoord wilt invoeren, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (PWD). E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK].
De internationale TX modus instellen A Druk op [Wijzigen] onder Internationale TX modus. B Selecteer [Uit] of [Aan] en druk vervolgens op [OK].
De faxkoptekst selecteren Opmerking ❒ U kunt de faxkoptekst registreren in Faxinformatie programmeren in de systeeminstellingen voor faxeigenschappen. Zie de Faxhandleiding . A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst. B Selecteer [1e naam] of [2e naam] en druk vervolgens op [OK].
Het invoegen van labels instellen Als Label invoegen is ingesteld op AAN, worden de naam van de ontvanger en de standaardberichten op het faxbericht vermeld wanneer het door de ontvanger wordt afgedrukt. A Druk op [Wijzigen] onder Label invoegen. B Selecteer [Aan].
C Druk op [Wijzigen] onder Regel 2. D Selecteer een standaardbericht dat op de tweede regel moet worden afgedrukt. Als u een aangepast bericht wilt stempelen, drukt u op [Aangepast bericht].
E Voer uw bericht in en druk op [OK]. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
5
F Druk op [OK]. G Druk op [Wijzigen] onder Regel 3. H Selecteer een standaardbericht en druk vervolgens op [OK]. I Druk op [OK].
H Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als er een groep is geregistreerd, kunt u deze faxbestemming ook aan de groep toevoegen. Zie Pag.107 “Namen registreren in een groep”.
I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
85
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Een geregistreerde faxbestemming wijzigen
De lijn wijzigen A Druk op [Select. Regel].
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u de faxbestemming wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
5
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Faxbestemming]. G Wijzig de instellingen. Het faxnummer wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer.
B Voer het nieuwe faxnummer in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
86
B Selecteer de lijn. C Druk op [OK].
De SUB-code wijzigen A Druk op [Geav. Eigensch.]. B Druk op [SUB Code]. C Druk op [Wijzigen] onder TX SUB Code. D Voer de nieuwe SUB-code in en druk vervolgens op [OK]. E Als u het wachtwoord wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (SID). F Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [OK].
De SEP-code wijzigen A Druk op [Geav. Eigensch.]. B Druk op [SEP Code]. C Druk op [Wijzigen] onder RX SEP Code. D Voer de nieuwe SEP-code in en druk vervolgens op [OK]. E Als u het wachtwoord wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (PWD). F Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [OK].
Faxbestemming
De faxkoptekst wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder Faxkoptekst. B Selecteer de nieuwe faxkoptekst en druk vervolgens op [OK].
Het invoegen van labels wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder Label invoegen. B Druk op [Wijzigen] onder Regel 2. C Selecteer het nieuwe standaardbericht of druk op [Aangepast bericht] om het nieuwe bericht te typen. D Druk op [OK]. E Druk op [Wijzigen] onder Regel 3. F Selecteer het nieuwe standaardbericht en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [OK].
H Druk op [OK]. Opmerking ❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde faxbestemming verwijderen Opmerking ❒ Als u een bestemming verwijdert die als bezorgingsbestemming is opgegeven, kunnen bijvoorbeeld berichten naar de geregistreerde Persoonlijke box van de bestemming niet worden bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele bestemmingen verwijdert.
❒ Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
5
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvan u de
faxbestemming wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
87
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
F Druk op [Faxbestemming]. G Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer.
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u de
IP-Faxbestemming wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
H Druk op [All.verwijd.] en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstel-
5
❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
lingen/Teller}.
Een IP-Fax-bestemming registreren Verwijzing Meer informatie over het verzenden van een IP-Fax kunt u vinden in de Faxhandleiding .
F Druk op [Faxbestemming]. G Druk op [IP-Fax]. H Druk op [Wijzigen].
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
I
Geef de IP-Fax-bestemming op en druk op [OK].
De SUB-code programmeren
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
88
A Druk op [Geav. Eigensch.] en selecteer vervolgens [SUB Code]. B Druk op [Wijzigen] onder TX SUB Code. C Voer de SUB-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
Faxbestemming
D Als u een wachtwoord wilt invoeren, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (SID). E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK].
De SEP-code programmeren A Druk op [Geav. Eigensch.] en selecteer vervolgens [SEP Code]. B Druk op [Wijzigen] onder RX SEP Code. C Voer de SEP-code in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK]. D Als u een wachtwoord wilt invoeren, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (PWD). E Gebruik de cijfertoetsen om het wachtwoord in te voeren en druk vervolgens op [OK]. F Druk op [OK].
Het protocol selecteren A Selecteer [H.323] of [SIP].
J Druk op [OK]. Een geregistreerde IP-Faxbestemming wijzigen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement].
E Selecteer de naam waarvan u de
IP-Faxbestemming wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u een gebruiker zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
5
F Druk op [Faxbestemming]. G Druk op [IP-Fax]. H Wijzig de instellingen. De IP-Fax-bestemming wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder IP-Fax Bestemming. B Voer de nieuwe bestemming in met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [OK].
De SUB-code wijzigen A Druk op [Geav. Eigensch.]. B Druk op [SUB Code]. C Druk op [Wijzigen] onder TX SUB Code. D Voer de nieuwe SUB-code in en druk vervolgens op [OK]. E Als u het wachtwoord wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (SID).
89
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
F Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [OK].
De SEP-code wijzigen A Druk op [Geav. Eigensch.]. B Druk op [SEP Code]. C Druk op [Wijzigen] onder RX SEP Code. D Voer de nieuwe SEP-code in en druk vervolgens op [OK]. E Als u het wachtwoord wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] onder Wachtwoord (PWD). F Voer het nieuwe wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [OK].
5
Het protocol wijzigen A Selecteer [H.323] of [SIP].
I Druk op [OK]. Een geregistreerde IP-Faxbestemming verwijderen Opmerking ❒ Als u een bestemming verwijdert die als bezorgingsbestemming is opgegeven, kunnen bijvoorbeeld berichten naar de geregistreerde Persoonlijke box van de bestemming niet worden bezorgd. Controleer de instellingen in de faxfunctie voordat u eventuele bestemmingen verwijdert.
❒ Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
90
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvan u de
IP-Fax-bestemming wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Faxbestemming]. G Druk op [IP-Fax]. H Druk op [Wijzigen] onder Faxnummer.
I Druk op [All.verwijd.] en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
E-mailbestemming
E-mailbestemming Als u e-mailbestemmingen registreert, hoeft u niet elke keer het e-mailadres in te voeren en kunt u met de scan- of faxfunctie per e-mail scanbestanden versturen. • U kunt gemakkelijk een e-mailbestemming selecteren als u een “Naam” en een “Gebruikersnaamdisplay” registreert voor de e-mailbestemming. • U kunt e-mailbestemmingen als een groep registreren. • U kunt het e-mailadres gebruiken als het adres van de afzender wanneer u met de scanfunctie scanbestanden verstuurt. Als u hier gebruik van wilt maken, moet u een beveiligingscode instellen voor het adres van de afzender, om ongeautoriseerde toegang te voorkomen. Zie Pag.112 “Een beveiligingscode registreren”. Opmerking ❒ U kunt een e-mailadres kiezen van een LDAP-server en het dan vastleggen in het Adresboek. “Een scanbestand per e-mail versturen”, Scannerhandleiding.
❒ U kunt het apparaat zo instellen dat er bij elke verzending per e-mail ook een verzendresultaatrapport wordt verzonden. Zie Faxhandleiding .
Een e-mailbestemming registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
5 NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u het
e-mailadres wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
91
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
I Als u Internet Fax wilt gebruiken,
moet u opgeven of "Verzenden via SMTP Server" moet worden gebruikt.
J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
H Typ het e-mailadres en druk op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken voor het e-mailadres.
5
Opmerking ❒ Als u een groep heeft geregistreerd, kunt u de e-mailbestemmingen toevoegen aan de groep. Zie Pag.107 “Namen registreren in een groep”.
Het e-mailadres invoeren
Een geregistreerde e-mailbestemming wijzigen
A Voer het e-mailadres in.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
B Druk op [OK].
Het e-mailadres gebruiken als de afzender Als er een e-mailadres is opgegeven, kunt u dit adres ook als het adres van de afzender gebruiken. A Druk op [Bescherming]. B Druk op [Afzender] aan de rechterkant van Gebruik naam als Verwijzing Pag.112 “Een beveiligingscode registreren”
C Druk op [OK].
92
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam van degene van
wie u het e-mailadres wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming. ❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel.
E-mailbestemming
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
H Typ het e-mailadres en druk op [OK].
Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
I Druk op [OK]. J Als u Internet Fax wilt gebruiken, moet u opgeven of "Verzenden via SMTP Server" moet worden gebruikt.
K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde e-mailbestemming verwijderen Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
E Selecteer de naam van degene van
wie u het e-mailadres wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
5
F Druk op [E-mail]. G Druk op [Wijzigen] onder e-mailadres.
H Druk op [All.verwijd.] en druk vervolgens op [OK].
I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. 93
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Mappen registreren Door een gemeenschappelijke map vast te leggen kunt u gescande bestanden daar direct naartoe sturen. U kunt drie soorten protocollen gebruiken: • SMB Voor het zenden van bestanden naar gedeelde Windows-mappen • FTP Voor het zenden van bestanden naar een FTP-server. • NCP Voor het verzenden van bestanden naar een NetWare-server.
5
Opmerking ❒ Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor protocols, servernamen en mappenniveaus.
❒ U kunt voorkomen dat onbevoegde gebruikers mappen van het apparaat benaderen. Zie Pag.112 “Een beveiligingscode registreren”. ❒ U kunt uitsluitend SMB, FTP of NCP selecteren. Verandert u het protocol nadat u klaar bent met uw instellingen dan worden alle eerder ingevoerde gegevens gewist. Verwijzing Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie over netwerkinstellingen.
Zie de Scannerhandleiding voor meer informatie over Naar map scannen.
SMB gebruiken om verbinding te maken Opmerking ❒ Zie Pag.98 “FTP gebruiken om verbinding te maken” om een map op een FTP-server vast te leggen.
❒ Meer informatie over het registreren van een map op een NetWareserver kunt u vinden op Pag.102 “NCP gebruiken om verbinding te maken”.
Een SMB-map vastleggen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
E Selecteer de naam waarvoor u de map wilt registreren.
94
D Druk op [Adresboekmanagement]. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Mappen registreren
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Auth. info] en druk vervolgens op [TVolg.].
G Druk op [Specificeer andere Auth. info.]
aan de rechterkant van mapauthentificatie Opmerking ❒ Als [Niet specificeren] is geselecteerd, gelden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord die u hebt opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden] voor de instellingen van Bestandsoverdracht. Meer informatie kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
❒ Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
H Druk op [Wijzigen] onder de log-in
J Druk op [Wijzigen] onder het login wachtwoord.
K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord.
L Voer het wachtwoord opnieuw in
ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [Map]. N Bevestig dat [SMB] is geselecteerd.
5
Opmerking ❒ Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken. Verwijzing Pag.95 “De map handmatig localiseren”
Pag.96 “De map vinden met Bladeren door netwerk”
gebruikersnaam.
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
De map handmatig localiseren A Druk op [Wijzigen] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. Opmerking ❒ Gebruik dit formaat om het pad in te voeren: “\\Servernaam\Share-naam\Nam pad”.
95
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
❒ U kunt ook een IP-adres invoeren. ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een pad in te voeren. C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Er verschijnt een bericht als het formaat van het ingevoerde pad niet goed is. Druk op [Afsluiten] en voer het pad dan opnieuw in.
De map vinden met Bladeren door netwerk
5
A Druk op [Blad. door netwerk]. De client computers verschijnen die het netwerk delen met het apparaat. Opmerking ❒ Hebt u uw gebruikersnaam en wachtwoord al opgegeven in de stappen F tot L , dan geeft het display Blad. door netwerk slechts de lijst met client computers die u mag benaderen.
B Kies een client computer.
Het Log-in display wordt weergegeven. Opmerking ❒ Als u reeds bent ingelogd onder een geautoriseerde gebruikersnaam en wachtwoord, wordt het inlogscherm niet weergegeven. Ga verder met stap F.
D Voer de gebruikersnaam in. Opmerking ❒ Dit is een gebruikersnaam die is geautoriseerd voor het openen van de map. E Voer het gebruikerswachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Het display Blad. door netwerk verschijnt weer. Opmerking ❒ Er wordt een bericht weergegeven als een onjuiste gebruikersnaam of wachtwoord wordt opgegeven. Druk op [Afsluiten] en voer nogmaals de gebruikersnaam en het wachtwoord in. F Druk op [OK].
O Druk
op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld.
P Druk op [Afsluiten]. De gedeelde mappen in die computer verschijnen. Opmerking ❒ U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen. C Kies de map die u wilt registreren.
96
Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten].
Mappen registreren
S Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde map wijzigen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Opmerking ❒ Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol.
C Voer ieder onderdeel opnieuw in. Verwijzing Pag.98 “Een FTP-map registreren”.
vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam waarvan u de map
wilt wijzigen. Druk op de gebruikersnaamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel.
F Druk op [Map]. G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen.
Het protocol wijzigen A Druk op [FTP] of [NCP].
Pag.102 “Een NCP-map registreren”
5
Onderdelen wijzigen onder SMB A Druk op [Wijzigen] onder Pad. B Voer het nieuwe pad in waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ U kunt ook Blad. door netwerk gebruiken om een nieuwe map op te geven. Raadpleeg Pag.96 “De map vinden met Bladeren door netwerk” voor meer informatie.
H Druk
op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld.
I Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. 97
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde map verwijderen Opmerking ❒ Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk
5
vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam waarvan u de map wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het
ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
98
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
FTP gebruiken om verbinding te maken Opmerking ❒ Zie Pag.94 “SMB gebruiken om verbinding te maken” om een gedeelde map te registreren die is geconfigureerd in Windows.
❒ Meer informatie over het registreren van een map op een NetWareserver kunt u vinden op Pag.102 “NCP gebruiken om verbinding te maken”.
Een FTP-map registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
Mappen registreren
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u de map wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Auth. info] en druk vervolgens op [TVolg.].
G Druk op [Specificeer andere Auth. in-
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
J Druk op [Wijzigen] onder het login wachtwoord.
K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord.
5
L Voer het wachtwoord opnieuw in
ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [Map]. N Druk op [FTP].
fo.] aan de rechterkant van mapauthentificatie
Opmerking ❒ Als [Niet specificeren] is geselecteerd, gelden de SMB-gebruikers-naam en het SMBwachtwoord die u heeft opgegeven in Standaard gebruikersnaam/wachtwoord [Verzenden] voor de instellingen van Bestandsoverdracht. Meer informatie kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
❒ Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
H Druk op [Wijzigen] onder de log-in gebruikersnaam.
O Druk op [Wijzigen] onder Servernaam.
P Voer
de servernaam in en druk vervolgens op [OK]. Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens gebruiken om een servernaam in te voeren.
99
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Q Druk op [Wijzigen] onder Pad. R Voer het pad in. Opmerking ❒ Gebruik het volgende formaat om een absoluut pad in te voeren: “/gebruiker/home/gebruikersnaam”; of het volgende formaat voor een relatief pad: “directory/sub-directory”.
❒ Laat u het pad leeg, dan wordt de huidige werkende directory beschouwd als de login-directory. ❒ U kunt ook een IP-adres invoeren. ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een pad in te voeren.
5
S Druk op [OK]. Opmerking ❒ Druk op [Wijzigen] onder Poortnr. om het poortnummer te wijzigen. Typ het poortnummer met de cijfertoetsen en druk vervolgens op [#].
❒ U kunt tussen 1 en 65535 invoeren.
T Druk
op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld.
U Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
V Druk op [OK]. W Druk op [Afsluiten]. 100
X Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde map wijzigen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam waarvan u de map
wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u een gebruiker zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel.
F Druk op [Map]. G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen.
Mappen registreren
Het protocol wijzigen A Druk op [SMB] of [NCP].
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Opmerking ❒ Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol.
C Voer ieder onderdeel opnieuw in. Verwijzing Pag.94 “Een SMB-map vastleggen”.
Pag.102 “Een NCP-map registreren”
Onderdelen wijzigen onder FTP A Druk op [Wijzigen] onder Poortnr. B Voer het nieuwe poortnummer in en druk vervolgens op [#]. C Druk op [Wijzigen] onder Servernaam. D Voer de nieuwe servernaam in en druk vervolgens op [OK]. E Druk op [Wijzigen] onder Pad. F Voer het nieuwe pad in en druk vervolgens op [OK].
H Druk
op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld.
I Druk op [Afsluiten].
Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde map verwijderen Opmerking ❒ Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
5
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam waarvan u de map
wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
101
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het
B Druk op [Systeeminstellingen].
ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NCP gebruiken om verbinding te maken
5
Opmerking ❒ Zie Pag.94 “SMB gebruiken om verbinding te maken” voor informatie over het registreren van een gedeelde map die is geconfigureerd in Windows.
❒ Zie Pag.98 “FTP gebruiken om verbinding te maken” voor informatie over het registreren van een map op een FTP-server.
Een NCP-map registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op de naam die u wilt registreren of typ het geregistreerde nummer met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Zie Pag.74 “Een naam registreren” voor informatie over het registreren van namen in het Adresboek.
F Druk op [Auth. info] en druk vervolgens op [TVolg.].
G Druk op [Specificeer andere Auth. info.] aan de rechterkant van mapauthentificatie
Opmerking ❒ Als [Niet specificeren] is geselecteerd, gelden de SMB-gebruikersnaam en het SMB-wachtwoord die u heeft opgegeven in Standaard gebruikersnaam/ wachtwoord [Verzenden] voor de instellingen van Bestandsoverdracht. Meer informatie kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
❒ Als gebruikersauthentificatie is ingeschakeld, neemt u contact op met de beheerder.
H Druk op [Wijzigen] onder de log-in NL ZFFH220E
102
gebruikersnaam.
Mappen registreren
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Beperking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. Opmerking ❒ Als u "Verbindingstype" hebt ingesteld op [NDS], voert u de gebruikersnaam in, gevolgd door de naam van de context waarin het gebruikersobject zich bevindt. Als de gebruikersnaam “gebruiker” is en de contextnaam “context”, typt u “gebruiker.context” Verwijzing Pag.153 “Tekst typen”
J Druk op [Wijzigen] onder het login wachtwoord.
K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Beperking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord.
L Voer het wachtwoord opnieuw in
ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [Map]. N Druk op [NCP].
Als u een map in een NDS-structuur wilt opgeven, drukt u op [NDS]. Als u een map op een NetWare-server wilt opgeven, drukt u op [Bindery].
P Geef de map op. Opmerking ❒ Wanneer u een map wilt opgeven, kunt u het pad met de hand invoeren of een map vinden door op het netwerk te zoeken.
5
Verwijzing Pag.103 “De map handmatig localiseren”
Pag.104 “De map vinden met Bladeren door netwerk”
De map handmatig localiseren A Druk op [Wijzigen] onder Pad. B Voer het pad in waar de map zich bevindt. Opmerking ❒ Als u "Verbindingstype" instelt op [NDS], en als de naam van de NDS-structuur "structuur" is, "context" de naam van de context waarin het volume zich bevindt, "volume" de volumenaam en "map" de mapnaam, is het pad derhalve "\\structuur\volume.context\map".
O Selecteer "Verbindingstype".
103
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
❒ Als u "Verbindingstype" instelt op [Bindery], en "server" de naam van de NetWareserver is, "volume" de volumenaam en "map" de mapnaam, is het pad derhalve "\\server\volume\map". ❒ U kunt maximaal 128 tekens gebruiken om een pad in te voeren. C Druk op [OK]. D Druk op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld. E Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
5
❒ Er kunnen maximaal 100 items in de lijst worden weergegeven. B Zoek de bestemmingsmap in de NDS-structuur of op de NetWare-server. Opmerking ❒ U kunt op [1 Niveau omhoog] drukken om van niveau te wisselen.
C Kies de map die u wilt registreren. D Druk op [OK].
Q Druk op [OK]. R Druk op [Afsluiten]. S Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerde map wijzigen De map vinden met Bladeren door netwerk A Druk op [Blad. door netwerk]. Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [NDS], wordt een lijst met items in de NDS-structuur weergegeven. Als u "Verbindingstype" heeft ingesteld op [Bindery], wordt een lijst met items op de NetWare-server weergegeven. Opmerking ❒ In [Blad. door netwerk] worden alleen de mappen vermeld die u mag openen. ❒ Als op het apparaat een andere taal is ingesteld dan op de bestemming die u wilt bekijken, worden de items in de lijst mogelijk niet goed weergegeven.
104
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de gebruiker van de geregistreerde map die u wilt wijzigen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u een gebruiker zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
Mappen registreren
❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel.
F Druk op [Map]. G Kies de onderdelen die u wilt wijzigen.
Het protocol wijzigen A Druk op [SMB] of [FTP].
B Er verschijnt een bevestigingsboodschap. Druk op [Ja]. Opmerking ❒ Wijzigt u het protocol dan worden alle instellingen gewist die u heeft ingevoerd onder het vorige protocol. C Voer ieder onderdeel opnieuw in. Verwijzing Pag.94 “Een SMB-map vastleggen”.
Pag.98 “Een FTP-map registreren”.
Onderdelen wijzigen onder NCP A Selecteer "Verbindingstype". B Druk op [Wijzigen] onder Pad. C Voer het nieuwe pad in waar de map zich bevindt en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt ook Blad. door netwerk gebruiken om een nieuwe map op te geven. Raadpleeg Pag.104 “De map vinden met Bladeren door netwerk” voor meer informatie.
H Druk
op [Verbindingstest] om te controleren of het pad juist is ingesteld.
I Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als de verbindingstest niet slaagt, controleert u de instellingen en probeert u het vervolgens nog eens.
5
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
De geregistreerde map verwijderen Opmerking ❒ Op Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” wordt beschreven hoe u een gebruiker volledig kunt verwijderen.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer een gebruiker van de map die u wilt verwijderen.
105
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Map]. G Druk op het protocol dat op het
ogenblik niet is geselecteerd. Er verschijnt een bevestigingsboodschap.
H Druk op [Ja]. I Druk op [OK]. J Druk op [Afsluiten]. K Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
5
106
Namen registreren in een groep
Namen registreren in een groep U kunt namen registreren in een groep en zo het beheer van e-mailadressen en mappen voor iedere groep vereenvoudigen. Groepen moeten eerst worden geregistreerd voordat u namen kunt toevoegen aan een groep. Opmerking ❒ U kunt maximaal 100 groepen registreren.
❒ U kunt gescande bestanden niet naar een groep sturen met meer dan 50 geregistreerde mappen, wanneer u de functie Scan naar folder gebruikt. ❒ U kunt een beveiligingscode instellen om onbevoegde toegang te voorkomen tot de mappen die zijn geregistreerd in een groep. Raadpleeg Pag.112 “Een beveiligingscode registreren” voor meer informatie.
Een nieuwe groep registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Druk op [Nieuw programma]. F Druk op [Wijzigen] onder Groep-
5
naam.
G Voer
de groepnaam in en druk vervolgens op [OK]. De Toetsweergave wordt automatisch ingesteld. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
H Druk zo nodig op de titeltoets onder Selecteer een titel.
NL ZFFH220E
• [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] to [10]… Wordt toegevoegd aan de lijst met items
Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren: • [Freq.]… Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. in de geselecteerde titel. ❒ U kunt [Freq.] selecteren en nog een pagina voor elke titel.
107
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
I Druk op [Wijzigen] onder Toetsen
display, wanneer u het toetsendisplay wilt wijzigen. Voer het toetsendisplay in en druk vervolgens op [OK].
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Namen registreren in een groep
G Selecteer de groep waaraan u de naam wilt toevoegen.
Opmerking ❒ Drukt u op , dan kunt op een groep zoeken door de naam van de groep in te voeren.
De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de naam wordt eraan toegevoegd.
U kunt geregistreerde namen in het Adresboek in een groep plaatsen. Wanneer u nieuwe namen registreert, kunt u tegelijkertijd ook groepen registreren.
5
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam die u wilt registreren in een groep. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
F Druk op [Toev aan grp]. 108
Als u de naam wilt verwijderen, klikt u nogmaals op de gemarkeerde groep.
H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Namen weergeven die zijn geregistreerd in groepen U kunt de namen of groepen in elke groep controleren.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
Namen registreren in een groep
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
G Kies de groep waarvan u de naam wilt verwijderen.
E Selecteer de groep waar de leden staan geregistreerd die u wilt controleren.
F Druk op [Geprogr. Gebr./Groep]. Alle geregistreerde namen worden weergegeven.
Opmerking ❒ Gemarkeerde toetsen geven groepen aan waarin de naam is geregistreerd.
De naam is verwijderd uit de groep.
G Druk op [OK]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een naam verwijderen uit een groep
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Kies de naam die u wilt verwijderen van een groep. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Toev aan grp].
5 H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een groepsnaam wijzigen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Druk op het groepsnummer dat u wilt wijzigen.
F Typ de items. 109
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
De naam van de groep of de toetsweergave wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder Groepsnaam of Toetsweergave.
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Druk op [Verwijderen]. F Druk op een groepstoets
die u
wilt verwijderen.
G Druk op [Ja]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {GebruikersinstelB Voer de nieuwe groepsnaam of toetsweergave in en druk vervolgens op [OK].
De titel wijzigen
5
A Druk op de titeltoets onder Selecteer een titel.
Het registratienummer wijzigen A Druk op [Wijzigen] onder Registratienr. B Voer het nieuwe registratienummer in met de cijfertoetsen. C Druk op [#].
G Druk op [OK]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een groep verwijderen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
110
lingen/Teller}.
Een groep toevoegen aan een andere groep. U kunt groep toevoegen aan een andere groep.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Kies de groep die u wilt toevoe-
gen aan een andere groep. Druk op de groepstoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Toev aan grp]. G Kies de groep waaraan u wilt toevoegen.
Namen registreren in een groep
De groep die u heeft gekozen, wordt gemarkeerd en de groep is eraan toegevoegd.
H Druk op [OK]. I Druk op [Afsluiten]. J Druk op de toets {Gebruikersinstel-
G Selecteer de groep waaruit u wilt verwijderen.
H Druk op [OK].
lingen/Teller}.
Een groep verwijderen binnen een groep
De selectie van de groepstoets wordt opgeheven en de groep wordt eruit verwijderd.
5
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Binnen de groep die u wilt ver-
wijderen. Druk op de groepstoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
F Druk op [Toev aan grp]. De toetsen van groepen waarin de groep is geregistreerd, worden gemarkeerd.
111
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Een beveiligingscode registreren U kunt een beveiligingscode instellen om te voorkomen dat de namen van afzenders of mappen worden gebruikt. U kunt deze functie gebruiken om het volgende te beschermen: • Mappen U kunt onrechtmatige toegang voorkomen tot mappen. • Afzendernaam U kunt voorkomen dat namen van afzenders worden misbruikt. Opmerking ❒ Als u de naam van de afzender van een e-mail wilt beveiligen, moet de gebruikerscode vooraf worden geregistreerd. Meer informatie kunt u vinden op pagina Pag.77 “Verificatieinformatie”.
5
Een beveiligingscode registreren voor een enkele gebruiker
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Selecteer de naam waarvoor u de
beveiligingscode wilt registreren. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de geregistreerde naam, de gebruikerscode, het faxnummer, de mapnaam, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
F Druk op [Bescherming].
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
G Druk op [Bestemming] of [Afzender] onder Gebruik naam als.
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
112
Opmerking ❒ U kunt [Bestemming] en [Afzender] tegelijkertijd kiezen.
Een beveiligingscode registreren
H Druk op [Map bestemming] of [Afzender] onder Beveiligingscode
D Druk op [Adresboek: Groep programmeren/wijzigen/verwijderen].
E Druk op de groepstoets die u wilt
registreren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ U kunt [Map bestemming] en [Afzender] tegelijkertijd kiezen.
F Druk op [Bescherming]. G Druk op [Map bestemming]
onder
Beschermingsobject
I Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode
J Voer de beveiligingscode in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [#]. Opmerking ❒ Standaard wordt er geen beveiligingscode ingesteld.
❒ U kunt voor de beveiligingscode maximaal acht cijfers gebruiken. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode op te geven.
K Druk op [OK]. L Druk op [Afsluiten]. M Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een beveiligingscode registreren voor een gebruiker in een groep
5
H Druk op [Wijzigen] onder Beveiligingscode
I Voer de beveiligingscode in met
de cijfertoetsen en druk vervolgens op [#]. Opmerking ❒ Standaard wordt er geen beveiligingscode ingesteld.
❒ U kunt voor de beveiligingscode maximaal acht cijfers gebruiken. U kunt “Beveiliging” ook instellen zonder een beveiligingscode op te geven.
J Druk op [OK]. K Druk op [Afsluiten]. L Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
113
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
De verzendopdracht registreren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het doorzendstation en het ontvangststation kunt registreren die worden gebruikt in de verzendopdracht van de faxfunctie. Opmerking ❒ Voordat u Verzendopdracht kunt gebruiken, moet u de polling-ID programmeren en het verzendrapport instellen. Zie Faxhandleiding .
❖ Doorzendstation Dit is het apparaat dat de verzendopdracht ontvangt om binnenkomende berichten naar een andere bestemming door te sturen.
5
Opmerking ❒ De polling-ID’s van de Aanvrager (dit apparaat) en van de doorzendstations moeten hetzelfde zijn.
❒ Een doorzendstation kan naar maximaal 30 ontvangststations berichten verzenden. Als u een doorzendstationgroep opgeeft, telt de groep als één enkele ontvanger.
Een Doorzendstation/ Ontvangststation registreren
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
❖ Ontvangststation Dit is het faxapparaat of de computer waarop berichten van het doorzendstation worden ontvangen. Beperking ❒ Wanneer een bericht per fax wordt verzonden, moet het doorzendstation een apparaat zijn van dezelfde fabrikant als uw apparaat en moet het beschikken over de functie Doorzendstation. ❒ Wanneer een bericht per e-mail wordt verzonden, moet het doorzendstation een apparaat zijn van dezelfde fabrikant als uw apparaat en moet het beschikken over zowel de functie Doorzendstation als de functie Internet fax. ❒ U kunt de functie Verzendopdracht alleen gebruiken als u het faxnummer of het e-mailadres van de Aanvrager in het adresboek of in de doorzendstations heeft geprogrammeerd.
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Programmeer/ Verander/Verwijder verzendopdracht.].
E Druk op [Nieuw programma]. F Geef de gegevens van de verzendopdracht op.
114
De verzendopdracht registreren
De naam van de verzendopdracht en de gebruikersnaamdisplay registreren A Druk op [Wijzigen] onder Naam verzendopdracht of Gebruikersnaamdisplay. Het display naam invoeren verschijnt. B Voer de naam van de verzendopdracht of de gebruikersnaamdisplay in en druk vervolgens op [OK]. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
De titel selecteren A Als u de naam van de verzendopdracht wilt koppelen aan een titel, drukt u op de titeltoets onder Titel selecteren.
G Druk op [Faxbestemming]. H Typ de items. Zie stap G op Pag.84
“Een faxbestemming registreren”.
I Druk op [E-mail]. J Typ de items. Zie Pag.91 “Een emailbestemming registreren”.
K Druk op [IP-Fax]. L Typ de items. Zie stappen I - J op Pag.88 “Een IP-Fax-bestemming registreren”.
M Druk op [Ontvangststation]. N Geef de ontvangststations op.
5
Opmerking ❒ Gebruik bij het opgeven van ontvangststations de nummers die zijn opgeslagen onder de snelkiestoetsen of in de groepen in het doorzendstation.
Snelkiezen
Opmerking ❒ U kunt de volgende toetsen selecteren:
• [Freq.]… Wordt toegevoegd aan de pagina die het eerst wordt weergegeven. • [AB], [CD], [EF], [GH], [IJK], [LMN], [OPQ], [RST], [UVW], [XYZ], [1] to [10]… Wordt toegevoegd aan de lijst met items in de geselecteerde titel. ❒ U kunt [Freq.] selecteren en nog een pagina voor elke titel.
A Druk op [qSnelkiezen]. B Voer met de cijfertoetsen het nummer in dat is opgeslagen in de functie Snelkiezen of in het doorzendstation. Wanneer u bijvoorbeeld de bestemming onder snelkiestoets 01 van het doorzendstation wilt selecteren, voert u {0}{1} in. C Als u een extra doorzendstation wilt opgeven, drukt u op [Toevoegen].
Verkort kiezen A Druk op [qpVerkort kiezen]. B Geef met de cijfertoetsen het verkorte kiesnummer op.
115
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Wanneer u bijvoorbeeld de bestemming onder het verkorte kiesnummer 12 van het doorzendstation wilt selecteren, voert u {1}{2} in.
Groepskiesnummers A Druk op [qppGroepkiesnr.]. B Voer het groepsnummer in met de cijfertoetsen. Wanneer u bijvoorbeeld de bestemmingen wilt selecteren die zijn opgeslagen in Groep 04 van het doorzendstation, voert u {0}{4} in. C Als u een extra doorzendstation wilt opgeven, drukt u op [Toevoegen].
5
O Wanneer u alle ontvangststations heeft opgegeven, drukt u op [OK].
P Druk op [Afsluiten]. Q Druk op de toets {Gebruikersinstel-
Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de groepsnaam, het faxnummer, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.75 “Een geregistreerde naam wijzigen” voor informatie over het wijzigen van de naam, de toetsweergave en de titel. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de naam van de verzendopdracht, het faxnummer of het e-mailadres.
F Typ de items. De naam van de verzendopdracht en de gebruikersnaamdisplay wijzigen
Een geregistreerd doorzendstation/ ontvangststation wijzigen
A Druk op [Wijzigen] onder Naam verzendopdracht of Gebruikersnaamdisplay. B Voer de nieuwe naam van de verzendopdracht of de nieuwe gebruikersnaamdisplay in en druk vervolgens op [OK].
A Druk op de toets {Gebruikersinstel-
De titel wijzigen
lingen/Teller}.
lingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Programmeer/ Verander/Verwijder verzendopdracht.].
E Selecteer de naam waarvoor u het
doorzendstation/ontvangststation wilt wijzigen.
116
Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
A Druk op de titeltoets onder Selecteer een titel.
Het faxstation wijzigen A Druk op [Faxbestemming]. Als u berichten per e-mail verstuurt, gaat u verder met stap A in "Het doorzendstation voor e-mail wijzigen".
De verzendopdracht registreren
B Wijzig de gegevens van het doorzendstation. Zie Pag.86 “Een geregistreerde faxbestemming wijzigen”.
Het IP-Fax-station wijzigen A Druk op [IP-Fax]. B Wijzig de gegevens van het doorzendstation. Zie stap H op Pag.89 “Een geregistreerde IPFax-bestemming wijzigen”.
Het doorzendstation voor e-mail wijzigen A Druk op [E-mail]. B Wijzig de gegevens van het doorzendstation. Zie stappen G en H op Pag.92 “Een geregistreerde e-mailbestemming wijzigen”.
Het ontvangststation wijzigen A Druk op [Ontvangststation]. B Selecteer het ontvangststation dat u wilt wijzigen. C Druk op [Wissen] om het nummer te wissen en voer vervolgens het nieuwe nummer in met de cijfertoetsen.
G Druk op [OK]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Een geregistreerd doorzendstation/ ontvangststation verwijderen
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Systeeminstellingen]. C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboek: Programmeer/ Verander/Verwijder verzendopdracht.].
E Druk op [Verwijderen]. F Selecteer de naam waarvan u het
5
doorzendstation/ontvangststation wilt verwijderen. Druk op de naamtoets of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als u op drukt, kunt u zoeken aan de hand van de groepsna am, het faxnummer, het e-mailadres of de IP-Fax-bestemming.
❒ Zie Pag.76 “Een geregistreerde naam verwijderen” voor informatie over het verwijderen van de naam, de gebruikersnaamdisplay en de titel.
G Druk op [Ja]. H Druk op [Afsluiten]. I Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
117
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
Verificatie registreren C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk
SMTP-authentificatie
vervolgens op [TVolg.].
Voor iedere gebruiker die in het adresboek is geregistreerd, kunt u een inloggebruikersnaam en een inlogwachtwoord registreren die kunnen worden gebruikt om toegang te verkrijgen tot een SMTP-server. Verwijzing Als u een LDAP-server wilt gebruiken, moet u deze eerst programmeren. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
5
Opmerking ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor SMTP-verificatie, gelden de gebruikersnaam en wachtwoord die u voor SMTP-verificatie hebt opgegeven in de instellingen van Bestandsoverdracht. Meer informatie kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op de naam die u wilt regis-
treren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van namen in het Adresboek.
F Druk op [Auth. info]. G Druk op [Specificeer andere Auth. in-
fo.] aan de rechterkant van SMTPverificatie
H Druk op [Wijzigen] onder de log-in gebruikersnaam.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
❒ Bij gebruik van POP vóór SMTP-authentificatie, kunt u maximaal 63 alfanumerieke tekens invoeren. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
J Druk op [Wijzigen] onder het login wachtwoord.
118
Verificatie registreren
K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord.
L Voer het wachtwoord opnieuw in
ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als u de instellingen voor SMTP-verificatie wilt wijzigen, herhaalt u stappen H t/m M.
NL ZFFH220E
B Druk op [Systeeminstellingen].
5
LDAP-authentificatie U kunt voor iedere gebruiker die is vastgelegd in het adresboek, een login gebruikersnaam vastleggen en een log-in wachtwoord die kunnen worden gebruikt als er een LDAP-server wordt benaderd.
C Druk op [Beheerdertoepas.] en druk
Verwijzing Om een LDAP-server te gebruiken moet u deze eerst programmeren. Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie.
treren of voer het geregistreerde nummer in met de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ Wanneer [Niet specificeren] is geselecteerd voor LDAP-verificatie, gelden de gebruikersnaam en het wachtwoord die u heeft opgegeven in Programmeer/Wijzig LDAP server in de instellingen van Beheerdertoepassingen. Meer informatie kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
vervolgens op [TVolg.].
D Druk op [Adresboekmanagement]. E Druk op de naam die u wilt regis-
Opmerking ❒ Zie Pag.74 “Namen registreren” voor informatie over het registreren van namen in het Adresboek.
F Druk op [Auth. info] en druk vervolgens op [TVolg.].
G Druk op [Specificeer andere Auth. info.] aan de rechterkant van LDAPauthentificatie
119
Adressen en gebruikers registreren voor de fax- en scannerfunctie
H Druk op [Wijzigen] onder de log-in gebruikersnaam.
I Voer de log-in gebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor de gebruikersnaam. Verwijzing Pag.153 “Tekst invoeren”
5
J Druk op [Wijzigen] onder het login wachtwoord.
K Voer het wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 64 tekens invoeren voor het wachtwoord.
L Voer het wachtwoord opnieuw in
ter bevestiging en druk vervolgens op [OK].
M Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als u de instellingen voor LDAP-verificatie wilt wijzigen, herhaalt u stappen H t/m M.
120
6. Problemen oplossen Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt Het volgende schema bevat een uitleg van veelvoorkomende problemen en berichten. Als andere berichten worden weergegeven, volgt u de instructies op het scherm. Opmerking ❒ Als u geen kopieën kunt maken zoals u wilt, vanwege het papiertype of -formaat, of vanwege capaciteitsproblemen met het papier, gebruikt u het aanbevolen papier. Zie Pag.166 “Kopieerpapier”.
Algemeen Probleem
Oorzaken
Oplossingen
“Een ogenblik geduld a.u.b.” wordt weergegeven
Wanneer u de bedrijfsscha- Wacht tot het apparaat klaar is. kelaar inschakelt of de tonerfles vervangt, wordt deze melding weergegeven.
Hoewel het kopieerscherm Alleen de kopieerfunctie is Wacht nog iets langer. wordt weergegeven wanklaar voor gebruik, de anneer de hoofdschakelaar dere functies nog niet. van het apparaat wordt aangezet, kan met de toets {Fax} of {Scanner} niet worden overgeschakeld naar een ander scherm. Het apparaat is zojuist aangezet en het scherm Gebruikersinstellingen wordt weergegeven, maar er ontbreken items in het menu Gebruikersinstellingen.
Alleen de kopieerfunctie is Wacht nog iets langer. klaar voor gebruik, de andere functies nog niet. De tijd verschilt per functie. De functies zijn pas beschikbaar in het menu Gebruikersinstellingen wanneer ze klaar zijn voor gebruik.
Het display is uit.
De contrast-stelknop van het display is ingesteld op donker.
Zet de knop voor het schermcontrast in de stand Licht om het display goed te kunnen bekijken.
Het apparaat staat in de Energiespaarstand.
Druk op de toets {Energiespaarstand} om de Energiespaarstand uit te schakelen.
De bedrijfsschakelaar is uit- Schakel de bedrijfsschakelaar in. geschakeld.
121
Problemen oplossen Probleem
Oorzaken
Oplossingen
Er gebeurt niets als de bedrijfsschakelaar wordt ingeschakeld.
De hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
Schakel de hoofdschakelaar in.
Het geheugen is vol.
Er zijn te veel gescande pa- Druk op de toets [Bestand verwijderen] gina’s of opgeslagen beom de onnodige documenten te verstanden: de capaciteit van wijderen. de harde schijf is overschreden.
Het functiestatuslampje is rood.
De bijbehorende functie is onderbroken.
Druk op de functietoets die bij het lampje hoort. Volg de instructies die op het bedieningspaneel worden weergegeven.
U bent uw gebruikerscode vergeten.
—
Neem contact op met uw leverancier.
Het display gebruikerscode Met gebruikersbeheer wor- Typ de gebruikerscode (maximaal 8 invoeren verschijnt. den beperkingen voor ge- cijfers) en druk vervolgens op [#]. bruikers ingesteld. Het Verificatiescherm verschijnt.
6
Basisverificatie, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of Integratieserver-verificatie is ingesteld.
Voer uw log-in gebruikersnaam en gebruikerswachtwoord. Zie Pag.24 “Wanneer het authentificatiescherm wordt weergegeven”.
De functie mag alleen door Neem contact op met beheerder. “U heeft niet de privileges om deze geverifieerde gebruikers functie te gebrui- worden gebruikt. ken.” wordt weergegeven. Deze gebruikerscode mag “U heeft niet de privileges om deze de geselecteerde functie functie te gebrui- niet gebruiken. ken.” blijft op het scherm, ook al heeft u een geldige gebruikerscode ingevoerd.
Druk op de toets {Energiespaarstand}. Controleer of het display uit gaat en druk vervolgens opnieuw op de toets {Energiespaarstand}. Het scherm Invoer gebruikerscode wordt opnieuw weergegeven. Als u afdrukt met de kopieer- of afdrukfunctie, moet u pas op {Energiespaarstand} drukken nadat het afdrukken is voltooid.
Verificatie is mislukt.
De geselecteerde bestanden waar u geen toegangsprivileges voor heeft konden niet worden verwijderd
122
De ingevoerde log-in gebruikersnaam of het ingevoerde log-in wachtwoord is onjuist.
Neem contact op met de gebruikersbeheerder voor de juiste gebruikersnaam of wachtwoord.
Het apparaat kan geen authentificatie uitvoeren.
Neem contact op met beheerder.
U heeft geprobeerd bestanden te verwijderen zonder dat u hiervoor rechten heeft.
Een bestand kan alleen worden verwijderd door degene die het bestand heeft gemaakt. Als u een bestand wilt verwijderen waarvoor u geen rechten hebt, neemt u contact op met degene die het bestand heeft gemaakt.
Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt Probleem
Oorzaken
Oplossingen
De bedrijfsschakelaar blijft knipperen en gaat niet uit als erop wordt gedrukt.
Dit treedt op in de volgende situaties:
Sluit de klep van de glasplaat of de ADF en controleer of het apparaat communiceert met een computer.
• De klep van de glasplaat of de automatische documentinvoer (ADF) is open. • Er vindt communicatie plaats tussen het apparaat en externe apparatuur. • De harde schijf is actief.
Originelen worden op de achterkant van het papier afgedrukt.
U heeft wellicht het papier niet correct geplaatst.
Zorg ervoor dat het papier op de juiste wijze is geplaatst. Plaats papier in lade 1-4 met de afdrukzijde omhoog en in de bulklade of de handinvoer met de afdrukzijde omlaag. Zie Pag.127 “Papier met vaste papierrichting of 2-zijdig papier”.
Er treden geregeld pa- Mogelijk zijn de zijgeleiders Controleer of de zijgeleiders zijn verpierstoringen op. van de lade niet vergrendeld. grendeld. Zie Pag.136 “Het papierformaat wijzigen”. Mogelijk is de eindgeleider van de lade niet juist ingesteld.
Controleer of de eindgeleider juist is ingesteld. Zie Pag.136 “Het papierformaat wijzigen”.
U heeft wellicht papier geplaatst waarvan het formaat niet overeenkomt met het formaat dat op de selectieknop voor het papierformaat wordt aangegeven.
Wanneer u een papierformaat gebruikt dat niet automatisch kan worden herkend, moet u het formaat instellen in Instellingen papierlade. Zie Pag.57 “Papierformaat: Lade 1–4” en Pag.166 “Kopieerpapier”.
Ook nadat het vastgelopen papier is verwijderd, blijft het foutbericht staan.
Wanneer u de melding van een papierstoring krijgt, blijft het bericht staan totdat u de vereiste handeling hebt uitgevoerd, namelijk de klep openen en weer sluiten.
Verhelp de papierstoring en open en sluit vervolgens de voorklep. Zie Pag.131 “xVastgelopen papier verwijderen”.
Ook nadat de verbruiksartikelen zijn vervangen en/of het vastgelopen papier is verwijderd, blijft het foutbericht staan.
Dit probleem kan zich voordoen als de harde schijf niet is geïnstalleerd.
Druk op de toets {Start}.
Kan niet in duplexmo- U kunt het papier in de handus afdrukken. dinvoer niet gebruiken om dubbelzijdige afdrukken te maken.
Selecteer lade 1-4 in de kopieermodus of met het printerstuurprogramma als u dubbelzijdige afdrukken wilt maken.
[1 zijdige kopie] is geselecteerd in Papiersoort: lade 1-4.
Selecteer [2 zijdige kopie] in Papiersoort: lade 1-4. Zie Pag.59 “Papiersoort: lade 1–4”
6
123
Problemen oplossen
Documentserver Probleem
Oplossingen
"De gescande pagina's
Het aantal gescande pagina’s overschrijdt de capaciteit dat per bestand mogelijk is op de documentserver.
overschrijden het maximaal toegestane aantal. Wilt u de gescande pagina's in een bestand opslaan?" wordt weergegeven. U bent het wachtwoord vergeten.
Neem contact op met beheerder.
U kunt er niet achter komen wat er in een bepaald bestand is opgeslagen.
Controleer de kolommen met de datum en tijd op het scherm Document Server: Select. afdrukbest.
Het geheugen raakt regelmatig vol.
6
Als u de gescande pagina’s als een bestand wilt opslaan, drukt u op [Bestand opslaan]. De gescande gegevens worden in een bestand op de documentserver opgeslagen. Als u gescande pagina’s niet wilt opslaan, drukt u op [Nee]. De gescande gegevens worden verwijderd.
Controleer de inhoud van het document door de eerste pagina af te drukken. Druk op de regel van het betreffende document in het scherm Document Server: Select. afdrukbest. en druk vervolgens eerst op [1e pagina afdrukken] en daarna op de toets {Start}. Verwijder alle overbodige bestanden Selecteer in het bestandselectiescherm alle overbodige bestanden en druk op [Verwijderen]. Als het beschikbare geheugen hierdoor niet toeneemt, doet u het volgende. • Schakel over naar het scannerscherm en verwijder alle overbodige bestanden die met de scanfunctie zijn opgeslagen. • Schakel over naar het afdrukscherm en verwijder alle overbodige bestanden die met de functies Testafdruk, Beveiligde afdruk, Uitgestelde afdruk of Opgeslagen afdruk zijn opgeslagen.
U wilt het afdrukresultaat controleren voordat u een groot aantal sets afdrukt.
Controleer de afdrukkwaliteit door alleen de eerste set af te drukken met behulp van de toets {Testafdruk}.
"Origineel wordt gescand
De kopieer- of scanfunctie is in gebruik. Als u een taak tijdens de uitvoering wilt annuleren, drukt u eerst op [Afsluiten] en vervolgens op de toets {Kopiëren} of {Scanner}. Druk vervolgens op de toets {Wis/Stop}. Als het bericht "De [Stoppen]-toets is ingedrukt." wordt weergegeven, drukt u op [Stoppen].
door een andere functie." wordt weergegeven.
124
B Papier plaatsen
B Papier plaatsen Verwijzing Op Pag.166 “Kopieerpapier” vindt u meer informatie over papiersoorten en -formaten.
Papier plaatsen in de papierladen
Speciaal papier instellen voor papierlade 2 A Zorg ervoor dat de stapel speciaal papier onder het merkteken van de lade blijft.
Opmerking ❒ U kunt het papierformaat wijzigen, zie Pag.136 “Het papierformaat wijzigen”.
A Schuif de papierlade maximaal uit. B Maak een nette stapel van het pa-
pier en plaats het met de te bedrukken zijde omhoog in de lade.
ZEWY110E
Opmerking ❒ Waaier het papier los voordat u het in de lade plaatst. ❒ Als u papier zoals doorschijnend papier gebruikt, strijk dan eerst alle eventueel gekrulde en gekreukelde delen glad voordat u het papier laadt.
6
C Schuif de papierlade weer terug ZEWY100E
totdat deze stopt.
Belangrijk ❒ Als u papier laadt in een lade waarin zich nog papier bevindt, kan er een papierstoring optreden.
❒ Stapel het papier niet op tot boven het merkteken dat de maximale vulling aangeeft. ❒ Als u kleine hoeveelheden papier tegelijk laadt, let er dan op dat u de zijgeleider niet te stevig aandrukt, want dan wordt het papier niet goed ingevoerd.
125
Problemen oplossen
Papier plaatsen in de bulklade (optioneel) Opmerking ❒ Plaats in beide laden aan de linkeren rechterzijde kopieerpapier met hetzelfde formaat en dezelfde afdrukstand.
A Trek de bulklade naar buiten.
6
ZEWY010E
B Maak een nette stapel van het pa-
pier en plaats het met de te bedrukken zijde omhoog in de lade.
ZEWY020E
Belangrijk ❒ Plaats de rechterrand van het rechterkopieerpapier tegen de rechterrand van de lade.
❒ Plaats de linkerrand van het linkerkopieerpapier tegen de linkerrand van de lade. ❒ Stapel het papier niet op tot boven het merkteken dat de maximale vulling aangeeft.
126
Opmerking ❒ Waaier het papier los voordat u het in de lade plaatst.
❒ Strijk gekruld of gekreukeld papier eerst glad voordat u het in de lade plaatst.
C Schuif de papierlade weer terug totdat deze stopt.
B Papier plaatsen
Papier met vaste papierrichting of 2-zijdig papier Op papier met een vaste afdrukstand (boven/onder) of 2-zijdig papier (bijvoorbeeld briefpapier, geperforeerd papier of gekopieerd papier) wordt mogelijk onjuist afgedrukt, afhankelijk van hoe de originelen en het papier worden geplaatst. Selecteer [Ja] in Briefpapier instelling onder Eigenschappen kopieerapparaat/Document Server en plaats vervolgens het origineel en het papier op de hieronder aangegeven wijze (zie de Kopieerhandleiding. Wanneer met de printerfunctie wordt afgedrukt, is de invoerrichting dezelfde. Handinvoer Papierlade Kopieermodus Afdrukstand (invoerrichting) van geplaatst papier
Bulklade
Origineel op de glasplaat
Origineel in de ADF
1-zijdig
6
2-zijdig
Afdrukstand (invoerrichting) van geplaatst papier
1-zijdig
2-zijdig
NL
127
Problemen oplossen
D Toner bijvullen Wanneer D wordt weergegeven, moet de toner worden bijgevuld. R WAARSCHUWING: • Verbrand gebruikte toner of tonercassettes niet. Bij blootstelling aan vuur kan toner ontvlammen. Voer de gebruikte tonercassettes af volgens de plaatselijke regelgeving. R VOORZICHTIG: • Houd toner (gebruikt of niet gebruikt) en tonercassettes buiten het bereik van kinderen. R VOORZICHTIG: • Wordt er toner of gebruikte toner ingeademd, gorgel dan met ruim water en ga in de frisse lucht staan. Ga naar een dokter als dat nodig is. R VOORZICHTIG: • Komt er toner of gebruikte toner in uw ogen, spoel dan onmiddellijk met grote hoeveelheden water. Ga naar een dokter als dat nodig is. R VOORZICHTIG: • Wordt toner of gebruikte toner ingeslikt, verdun dit dan door grote hoeveelheden water te drinken. Ga naar een dokter als dat nodig is.
6
R VOORZICHTIG: • Verwijdert u vastgeraakt papier of vervangt u toner, zorg er dan voor dat er geen toner op uw kleren of uw huid komt. Komt uw huid in contact met toner, was het aangeraakte gebied grondig met water en zeep.
• Komt er toner op uw kleding, was deze dan met koud water. Met heet water wordt de toner gefixeerd op de stof waardoor de vlek mogelijk niet kan worden verwijderd. ❒ ❒ ❒ ❒ ❒
Belangrijk Als u andere toner gebruikt dan het aanbevolen type, kan er een storing optreden. Schakel het apparaat niet uit tijdens het toevoegen van de toner. De instellingen gaan anders verloren. Vul de toner altijd pas bij als u daarom wordt gevraagd. De tonercassette mag niet steeds opnieuw worden geïnstalleerd en verwijderd. Hierdoor kan de toner gaan lekken Schud de verwijderde tonerfles niet. Hierdoor kan de resterende toner eruit vallen.
Opmerking ❒ Zelfs nadat de berichten “DToner is bijna op.” en “Vervang toner.” worden weergegeven, kunt u nog circa 50 kopieën maken. Vervang de toner echter tijdig om kopieën van slechte kwaliteit te voorkomen.
128
Verwijzing Zie Pag.146 “Toneropslag”voor meer informatie over het bewaren van de toner.
Toner verwijderen
Toner verwijderen • 1: Open de voorklep van het apparaat.
• 2: Til de hendel van de tonerhouder op.
• 3: Duw tegen de groene hendel en trek vervolgens de houder voorzichtig naar buiten.
6 • 4: Duw de tonerfles naar achteren om de bovenzijde op te tillen en trek de fles er vervolgens voorzichtig uit.
129
Problemen oplossen
Toner bijvullen • 1: Houd de nieuwe fles horizontaal en schud deze vijf of zes keer heen en weer.
Opmerking ❒ Het zwarte kapje mag niet worden verwijderd voordat u gaat schudden. • 2: Verwijder het zwarte kapje.
Opmerking ❒ Verwijder niet de binnenste dop.
• 3: Plaats de tonerfles in de houder en trek de kop van de fles naar voren.
6 • 4: Duw de groene hendel naar binnen tot u een klik hoort.
Opmerking
OW
SL
❒ Zorg ervoor dat u de tonerhouder volledig naar binnen heeft geduwd voordat u de hendel van de tonerhouder omlaag duwt.
• 5: Duw de hendel van de tonerhouder weer terug in de oorspronkelijke stand. • 6: Sluit de voorklep van het apparaat.
130
xVastgelopen papier verwijderen
xVastgelopen papier verwijderen R VOORZICHTIG: • De fixeersectie van dit apparaat kan erg heet zijn. Wees voorzichtig bij het verwijderen van verkeerd ingevoerd papier. Belangrijk ❒ Schakel het apparaat niet uit bij het verwijderen van foutieve invoer. Als u dit wel doet, gaan de instellingen verloren.
❒ Zorg ervoor dat er geen stukjes papier in het apparaat achterblijven, om papierstoringen te voorkomen. ❒ Als het papier vaak vastloopt, moet u contact opnemen met uw leverancier. Opmerking ❒ Er zijn verschillende gebieden waar papierstoringen kunnen optreden. Als het papier vastloopt, controleer dan alle aangegeven gebieden. Zie de volgende overzichten: A, B, C, D, E, P, U, R, Y, Z
❒ Binnenin de finisher, of aan de binnenkant van de voorklep, bevindt zich een sticker waarop wordt beschreven hoe u vastgelopen papier kunt verwijderen.
6
131
Problemen oplossen
Als D brandt
Open de handinvoer en daarna de duplexeenheid.
Open het rechterpaneel en daarna het paneel rechtsboven.
Verwijder het vastgelopen papier.
Verwijder het vastgelopen papier.
Als u het vastgelopen papier niet kunt verwijderen, open dan het rechterpaneel van de brugeenheid.
Verwijder het vastgelopen papier. Sluit het paneel.
Sluit het paneel.
Als u het vastgelopen papier niet kunt verwijderen, open dan het bovenpaneel van de brugeenheid.
Als B brandt
6
Open de handinvoer en daarna de duplexeenheid.
Open het rechterpaneel en daarna het paneel rechtsboven.
Verwijder het vastgelopen papier.
Duw de ontgrendelingshendel van de zijgeleider omhoog en verwijder het vastgelopen papier. Duw de ontgrendelingshendel van de zijgeleider omlaag en sluit daarna de handinvoer.
Als A brandt
Open het paneel rechtsboven.
132
Verwijder het vastgelopen papier.
xVastgelopen papier verwijderen
Als C brandt
Open de handinvoer en daarna de duplexeenheid.
Open het rechterpaneel en daarna het paneel rechtsboven. ! Belangrijk Een melding van een papierstoring verdwijnt pas wanneer panelen 1 en 2 zijn geopend en de bedieningsschakelaar op ON is gezet.
Verwijder het vastgelopen papier. Als u het vastgelopen papier nog steeds niet kunt verwijderen
Sluit het paneel. Sluit de duplexeenheid en het voorpaneel.
Neem contact op met uw leverancier.
6
Als Y brandt
Open het paneel rechtsboven.
Verwijder het vastgelopen papier. Sluit het paneel.
We raden u aan een vergroting van deze pagina te maken en deze op een muur vlakbij het apparaat te hangen. NL
133
Problemen oplossen
Als P brandt
Open het paneel van Til de hendel omhoog. de automatische documenteninvoer (ADF) en verwijder het vastgelopen origineel.
Open de automatische documenteninvoer (ADF).
6
Open het paneel en verwijder het vastgelopen origineel.
Als u het vastgelopen origineel niet kunt verwijderen, opent u het buitenste paneel van de ADF en verwijdert u het origineel.
Trek aan de groene hendel in de linkerbovenhoek en verwijder het vastgelopen origineel.
Als R brandt
1000-vel finisher
Open het bovenpaneel.
Duw hendel R3 naar links en verwijder het vastgelopen papier.
134
Verwijder het vastgelopen papier.
Duw hendel R4 naar rechts en verwijder het vastgelopen papier.
Open het voorpaneel.
Trek aan hendel R5 en verwijder het vastgelopen papier.
Houd hendel R1 omhoog, draai aan knop R2 en verwijder het vastgelopen papier.
xVastgelopen papier verwijderen
6 Als Z brandt
Open de duplexeenheid.
Til paneel Z1 omhoog en verwijder het vastgelopen papier.
Als u het vastgelopen papier niet kunt verwijderen, tilt u paneel Z2 omhoog en verwijdert u al het papier dat u aantreft. Sluit de eenheid.
500-vel finisher
Open het bovenpaneel en verwijder het vastgelopen papier.
We raden u aan een vergroting van deze pagina te maken en deze op een muur vlakbij het apparaat te hangen. NL
135
Problemen oplossen
Het papierformaat wijzigen Voorbereiding Zorg ervoor dat u het papierformaat selecteert in Gebruikersinstellingen en met de selectieknop voor het papierformaat. Anders kan er een papierstoring optreden. Zie Pag.57 “Papierformaat: Lade 1–4”. Belangrijk ❒ Als u het papierformaat wilt wijzigen dat in de bulklade is geplaatst, neem dan contact op met uw leverancier. Verwijzing Zie Pag.166 “Kopieerpapier” voor meer informatie over papierformaten en -soorten.
6
D Maak
de hendel aan de zijkant
los.
ZEWY160E
E Pas de zijgeleiders aan terwijl u de hendel ingedrukt houdt.
Het papierformaat in de papierlade wijzigen
A Zorg ervoor dat de papierlade niet
in gebruik is. Trek vervolgens de papierlade voorzichtig naar buiten.
B Als er zich papier in de lade be-
ZEWY170E
F Maak een nette stapel van het pa-
pier en plaats het met de te bedrukken zijde omhoog in de lade.
vindt, verwijdert u dit.
C Pas de achtergeleider aan terwijl u de hendel ingedrukt houdt.
ZEWY180E
ZEWY150E
136
Belangrijk ❒ Stapel het papier niet op tot boven het merkteken dat de maximale vulling aangeeft.
Het papierformaat wijzigen
❒ Zorg ervoor dat de stapel goed aansluit tegen de rechterzijgeleider.
I Pas
de achtergeleiders aan het nieuwe papier aan terwijl u de hendel ingedrukt houdt.
Opmerking ❒ Waaier het papier los voordat u het in de lade plaatst.
❒ Strijk gekruld of gekreukeld papier eerst glad voordat u het in de lade plaatst.
G Pas de zijgeleiders aan het nieu-
we papier aan terwijl u de hendel ingedrukt houdt.
ZEWY210E
J Pas de selectieknop voor het pa-
pierformaat aan het nieuwe papierformaat aan.
6 ZEWY190E
Belangrijk ❒ Als u kleine hoeveelheden papier tegelijk laadt, let er dan op dat u de zijgeleider niet te stevig aandrukt, want dan wordt het papier niet goed ingevoerd.
ZEWY220E
H Vergrendel de hendel aan de zijkant.
ZEWY200E
137
Problemen oplossen
Het papierformaat aanpassen aan een formaat dat niet wordt aangegeven op de selectieknop voor het papierformaat A Stel de selectieknop voor het papierformaat in op de markering p. B Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}. C Druk op [Systeeminstellingen]. D Druk op [Instell. papierlade]. E Druk op [Papierformaat lade:Lade 1], [Papierformaat lade:Lade 2], [Papierformaat lade:Lade 3] of [Papierformaat lade:Lade 4]. F Selecteer de gewenste stand en druk vervolgens op [OK]. G Druk op [Afsluiten] of op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller} om Gebruikersinstellingen af te sluiten.
6
Verwijzing Pag.57 “Papierformaat: Lade 1–4”
K Schuif de papierlade voorzichtig naar binnen totdat deze stopt.
L Controleer
welk papierformaat op het display wordt weergegeven.
138
d Nietjes toevoegen
d Nietjes toevoegen Belangrijk ❒ Als u niet de aanbevolen nietcartridge gebruikt, maar een andere cartridge, kunnen er storingen optreden en kunnen de nietjes vastlopen. Verwijzing Zie Pag.19 “Externe opties” voor meer informatie over het type finisher.
500-vel finisher • 1: Open de zijklep.
ZEWJ000E
• 2: Verwijder de cartridge.
6
ZEWJ010E
• 3. Verwijder de lege navulling in de richting van de pijl.
ZEWJ020E
• 4: Duw de nieuwe navulling naar binnen tot u een klik hoort.
ZEWJ030E
• 5: Trek de strook eruit.
ZEWJ040E
139
Problemen oplossen • 6: Plaats de cartridge terug. • 7: Sluit de zijklep.
ZEWJ050E
1000-vel finisher • 1: Open de voorklep van de finisher en trek vervolgens de nieteenheid naar buiten.
ZGJS801E
6
• 2: Houd de groene hendel vast en trek de cartridge voorzichtig naar buiten.
ZGJS802E
• 3: Houd de cartridge aan beide zijden vast. • 4: Trek de bovenste deel van de cartridge omhoog.
ZGJS803E
• 5: Haal de lege navulling eruit in de richting van de pijl.
ZGJS804E
140
d Nietjes toevoegen • 6: Plaats de pijlen van de nieuwe navulling en de cartridge op één lijn en duw de navulling naar binnen totdat deze klikt.
ZGJS805E
• 7. Schuif het bovenste deel voorzichtig terug in de cartridge.
ZGJS806E
• 8: Trek de strook eruit.
ZGJS807E
6
• 9: Houd de groene hendel vast en duw de cartridge naar binnen zodat deze vastklikt. • 10: Duw de nieteenheid terug en sluit de voorklep van de finisher.
ZGJS808E
141
Problemen oplossen
Vastgelopen nietjes verwijderen Opmerking ❒ Gekruld papier kan ervoor zorgen dat de nietjes vastlopen. U kunt dit voorkomen door het kopieerpapier in de lade om te draaien. Als er geen verbetering optreedt, moet u stugger papier gebruiken. ❒ Als de 500-vel finisher is geïnstalleerd, kunnen er, nadat u de vastgelopen nietjes heeft verwijderd, bij de eerste pogingen om te nieten geen nietjes te voorschijn komen. Verwijzing Zie Pag.19 “Externe opties” voor informatie over de verschillende soorten finisher.
500-vel finisher • 1: Open de zijklep.
6 ZEWJ000E
• 2: Verwijder de cartridge.
ZEWJ010E
• 3: Open het afdekklepje.
ZEWJ106E
• 4: Verwijder de vastgelopen nietjes.
ZEWJ107E
• 5: Plaats de cartridge terug. • 6: Sluit de zijklep.
142 ZEWJ108E
Vastgelopen nietjes verwijderen
1000-vel finisher • 1: Open de voorklep van de finisher en trek vervolgens de nieteenheid naar buiten.
ZGJS801E
• 2: Houd de groene hendel vast en trek de cartridge voorzichtig naar buiten.
ZGJS802E
6
• 3: Open het afdekklepje van de cartridge.
ZGJS813E
• 4: Verwijder de vastgelopen nietjes.
ZGJS814E
• 5: Druk het afdekklepje van de cartridge omlaag totdat het vastklikt.
ZGJS815E
• 6: Houd de groene hendel vast en duw de cartridge naar binnen zodat deze vastklikt. • 7: Duw de nieteenheid terug en sluit de voorklep van de finisher.
ZGJS864E
143
Problemen oplossen
De stempelcartridge vervangen Als de stempelafdruk vaag begint te worden, moet u de cartridge vervangen. Opmerking ❒ Deze stempelcartridge wordt gebruikt voor de fax- en scanfunctie.
❒ Gebruik een cartridge die speciaal voor dit apparaat is bedoeld. ❒ Probeer nooit inkt in de cartridge bij te vullen. Dit heeft lekkage tot gevolg. ❒ Pas op dat u geen inkt uit de cartridge aan uw vingers krijgt.
C Trek de oude cartridge eruit. Tik meerdere keren op de vergrendelingshendel van de cartridge. De cartridge komt naar buiten. Houd de vergendelingshendel ingedrukt en verwijder de cartridge.
A Open de automatische documentinvoer (ADF).
ZEXH080J
D Plaats de nieuwe stempelcartridge.
6
Duw de cartridge door tot de metalen onderdelen niet meer zichtbaar zijn.
ZEXH070J
B Open de klep van de stempeleenheid.
ZFGH090E
E Sluit de klep van de stempeleenheid tot deze vastklikt.
ZGNH011J
ZEXH100J
144
F Sluit de ADF.
7. Opmerkingen Wat wel en niet mag R WAARSCHUWING: • Houd brandbare vloeistoffen, gassen en spuitbussen uit de buurt van het apparaat. Dit om brandgevaar en de kans op elektrische schokken te voorkomen. R VOORZICHTIG: • Haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Verplaatst u het apparaat, zorg er dan voor dat het elektriciteitssnoer niet wordt beschadigd onder het apparaat. Belangrijk ❒ Schakel de spanning niet uit als de Aan/Uit-indicator brandt of knippert. Als u dit doet, kan de vaste schijf beschadigd raken.
❒ Voordat u de stekker uit het stopcontact haalt of de hoofdschakelaar uitzet, moet u controleren of het geheugen volledig leeg is (op het display wordt aangegeven dat er 100% geheugen beschikbaar is). Zie Pag.26 “Uitschakelen van de stroom” en Pag.26 “Uitschakelen van de stroom”. • Als u het apparaat gedurende langere tijd gebruikt in een afgesloten ruimte zonder goede ventilatie, kunnen er vreemde luchtjes ontstaan. We raden u daarom aan de ruimte goed te ventileren. • Raak de fixeereenheid en de gebieden er omheen niet aan. Deze delen kunnen heet worden.
• Na het scannen van een aantal originelen achter elkaar kan de glasplaat warm worden. Dit is normaal. • Het gebied rond de ventilatieopening kan warm aanvoelen. Dit wordt veroorzaakt door de uitstoot van lucht en is normaal. • Wanneer het apparaat niet wordt gebruikt en in de standby-stand staat, maakt het apparaat een zacht geluid. Dit wordt veroorzaakt door het beeldstabilisatieproces en is normaal. • Schakel de voeding niet uit als het apparaat in bedrijf is. • Als er condensatie in het apparaat optreedt als gevolg van snelle temperatuurwisselingen, kan de afdrukkwalititeit afnemen. • Open de kleppen niet als het apparaat in bedrijf is. Er kan anders een papierstoring optreden. • Verplaats het apparaat niet als het apparaat aan staat. • Als u het apparaat niet correct bedient of als er een fout optreedt, kunnen er instellingen verloren gaan. Schrijf uw instellingen van het apparaat op. • De leverancier is niet aansprakelijk voor verlies of schade voortkomend uit een mechanische storing, verlies van de instellingen en gebruik van het apparaat.
145
Opmerkingen
Toner Omgaan met de toner R WAARSCHUWING: • Verbrand gebruikte toner of tonercassettes niet. Bij blootstelling aan vuur kan toner ontvlammen. Voer de gebruikte tonercassettes af volgens de plaatselijke regelgeving. R VOORZICHTIG: • Houd toner (gebruikt of niet gebruikt) en tonercassettes buiten het bereik van kinderen. Belangrijk ❒ Als u andere toner gebruikt dan het aanbevolen type, kan er een storing optreden. Verwijzing Zie Pag.128 “D Toner bijvullen” voor informatie over het bijvullen van toner.
Toneropslag
7
Als u een toner opslaat, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen worden getroffen: • Bewaar de toner op een koele en droge plaats en vermijd direct zonlicht. • Bewaar het papier op een vlak oppervlak.
Gebruikte toners Opmerking ❒ Toners kunnen niet worden hergebruikt.
146
Plaatsen van het apparaat
Plaatsen van het apparaat Omgeving van het apparaat Denk goed na over de plaats waar u het apparaat wilt neerzetten. De omgevingsfactoren hebben grote invloed op de prestaties.
Optimale bedrijfsomgeving R VOORZICHTIG: • Houd het apparaat uit de buurt van vochtigheid en stof. Er kan anders brand uitbreken of er kan zich een elektrische schok voordoen.
• Plaats het apparaat niet op een onstabiel of hellend vlak. Het kan omvallen en letsel veroorzaken. R VOORZICHTIG: • Gebruikt u het apparaat in een kleine ruimte, zorg dan voor voldoende luchtcirculatie.
• Temperatuur: 10-32°C (50-89,6°F) (vochtigheid 54% bij 32°C, 89,6°F) • Luchtvochtigheid: 15-80% (temperatuur van 27°C, 80,6°F bij 80%) • Een stevige, vlakke ondergrond. • Het apparaat moet waterpas staan met een marge van 5 mm (0,2"), zowel in de lengte- als de breedterichting. • Om een mogelijke concentratie van ozon te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat het apparaat in een grote, goed geventileerde ruimte staat met een luchtverplaatsing van tenminste 30 m3/uur/persoon.
Vermijd de volgende omgevingen • Ruimtes met direct zonlicht of andere felle lichtbronnen (meer dan 1500 lux).
• Plaatsen direct blootgesteld aan koele lucht van een airconditioner of verwarmde lucht van een verwarming. (Plotselinge temperatuurwisselingen kunnen condensatie in het apparaat veroorzaken.) • Plaatsen dichtbij apparatuur die ammoniadampen uitstoten, zoals een diazo-kopieersysteem. • Plaatsen waar het apparaat vaak onderhevig is aan sterke trillingen. • Stoffige ruimten. • Ruimten met agressieve gassen.
Verplaatsen R VOORZICHTIG: • Haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Verplaatst u het apparaat, zorg er dan voor dat het elektriciteitssnoer niet wordt beschadigd onder het apparaat.
7
Belangrijk ❒ Wees altijd voorzichtig wanneer u het apparaat verplaatst. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen: • Schakel de stroomtoevoer uit. Zie Pag.26 “Uitschakelen van de stroom”. • Haal de stekker uit de wandcontactdoos. Trek nooit aan het snoer als u de stekker uit het stopcontact haalt, maar houd alleen de stekker vast. Hierdoor voorkomt u dat het snoer beschadigd raakt en er vonken of elektrische schokken kunnen ontstaan. • Sluit alle kleppen en laden, inclusief de voorklep en de handinvoer.
147
Opmerkingen
❒ Til het apparaat nooit op aan de scannereenheid. Houd het apparaat recht als u het verplaatst en pas op dat u nergens tegenaan stoot. Als u te ruw met het apparaat omgaat, kunnen er storingen optreden en kunnen de harde schijf en het geheugen beschadigd raken, waardoor er opgeslagen bestanden verloren gaan. ❒ Verwijder het voetstuk niet. ❒ Bescherm het apparaat tegen krachtige schokken. Hierdoor kan de harde schijf beschadigd raken, waardoor er opgeslagen bestanden verloren gaan. Als voorzorgsmaatregel moeten bestanden naar een andere computer worden gekopieerd.
Stroomvoorziening R WAARSCHUWING: • Verbind het apparaat alleen maar aan de stroombron zoals is beschreven aan de binnenzijde van de kaft van deze handleiding. Steek de stekker direct in de wandcontactdoos. Gebruik geen verlengsnoer.
7
• Beschadig het netsnoer niet, breek het niet en verander het ook niet. Plaats er geen zware voorwerpen op. Trek er niet hard aan en buig het ook niet meer dan nodig is. Deze handelingen kunnen een elektrische schok veroorzaken of brand.
148
R VOORZICHTIG: • Haal het netsnoer uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Verplaatst u het apparaat, zorg er dan voor dat het elektriciteitssnoer niet wordt beschadigd onder het apparaat. R VOORZICHTIG: • Trek altijd aan de stekker en niet aan het snoer wanneer u het elektriciteitssnoer uit het stopcontact haalt.
• Wanneer de hoofdschakelaar stand-by staat, zijn de optionele anti-condensverwarmers ingeschakeld. In noodgevallen moet u de stekker uit het stopcontact halen. • De anti-condensverwarmers worden uitgeschakeld wanneer u de stekker uit de wandcontactdoos haalt. • Zorg ervoor dat de stekker goed in het stopcontact is geplaatst. • Het voltage mag niet meer dan 10% schommelen. • Het stopcontact moet zich in de buurt van het apparaat bevinden en moet gemakkelijk toegankelijk zijn.
Plaatsen van het apparaat
Toegang tot het apparaat Plaats het apparaat in de buurt van een stroombron en houd rondom het apparaat voldoende ruimte vrij, zoals hieronder is aangegeven.
CP999EE
1. Achter: meer dan 1 cm (4") 2. Rechts: meer dan 1 cm (4") 3. Voor: meer dan 75 cm (29,6") 4. Links: meer dan 1 cm (4")
7
Opmerking ❒ Als u wilt weten hoeveel extra ruimte nodig is voor het installeren van extra opties, kunt u contact opnemen met uw leverancier.
149
Opmerkingen
Onderhoud Uw apparaat Als de glasplaat, de klep van de glasplaat of de transportband van de ADF vuil zijn, neemt de afdrukkwaliteit af. Zorg ervoor dat deze onderdelen schoon zijn.
De glasplaatklep schoonmaken
❖ Reinigen van het apparaat Maak het apparaat schoon met een zachte, vochtige doek en neem het apparaat vervolgens af met een droge doek om het vocht te verwijderen. Belangrijk ❒ Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen of organische oplosmiddelen, zoals verdunners of benzeen. Als dergelijke stoffen in het apparaat terechtkomen of plastic onderdelen doen smelten, kan er een storing optreden.
7
❒ Reinig geen onderdelen die niet expliciet in deze handleiding worden vermeld. De overige onderdelen moeten door uw leverancier worden gereinigd.
ZGJS826E
De automatische documentinvoer schoonmaken
De glasplaat schoonmaken
GDSH130J
Maak 1 en 2 schoon.
GDSH050J
Maak 1 en 2 schoon.
150
Andere functies
Andere functies Informatie afdrukken
Informatie Met de informatiefunctie kunt u de telefoonnummers opzoeken die u kunt bellen om toner te bestellen of reparaties te laten uitvoeren. Neem contact op met uw leverancier om het volgende te verifiëren:
❖ Verbruiksartikelen • Telefoonnummer om te bestellen • Toner • Nieten • TX Stempelnaam
A Druk op [Informatie afdrukken].
B Druk op de toets {Start}. De informatie wordt afgedrukt.
C Druk op [Afsluiten]. D Druk op [Afsluiten].
❖ Onderhoud/reparatie van het apparaat • Telefoonnummer • Serienummer van het apparaat
De taal van het display wijzigen
❖ Verkoper • Telefoonnummer
A Druk op de toets {Gebruikersinstel-
A Druk op de toets {Gebruikersinstel-
U kunt de taal die op het display wordt gebruikt, wijzigen. De standaardinstelling is Engels.
7
lingen/Teller}.
lingen/Teller}.
NL ZFFH220E
NL ZFFH220E
B Druk op [Français] (Nederlands).
B Druk op [Informatie]. De taal is gewijzigd naar Nederlands. De informatie wordt weergegeven.
C Druk op [Exit] (Afsluiten). Het menu verschijnt in Nederlands.
151
Opmerkingen
Teller De teller voor Totaal weergegeven U kunt de totale tellerwaarde weergeven die voor alle functies wordt gebruikt.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
NL ZFFH220E
B Druk op [Teller].
7
C Als u de tellerlijst wilt afdrukken, drukt u op [Tellerlijst afdrukken].
D Druk op de toets {Start}. De tellerlijst wordt afgedrukt.
152
8. Tekst typen Tekst invoeren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u tekens kunt typen. Als u een teken typt, wordt dit op de plaats van de cursor weergegeven. Als er op de plaats van de cursor al een teken staat, wordt het teken dat u typt ervoor geplaatst.
Beschikbare tekens • Letters ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZabcdefghijklmnopqrstuvwxyz • Symbolen • Cijfers 0123456789
Toetsen
NL AHR039S
Opmerking ❒ Als u een aantal kleine letters of hoofdletters achter elkaar moet typen, kunt u [Shift Lock] gebruiken om in dezelfde letterkast te blijven.
153
Tekst typen
Tekst invoeren Letters typen
A Druk op [Shift] om te wisselen tussen kleine letters en hoofdletters. B Typ de letters die u wilt invoeren. Tekens verwijderen
A Druk op [Backspace] of [All.verwijd.] om de tekens te verwijderen.
8
154
9. Specificaties Hoofdeenheid ❖ Configuratie: Desktop ❖ Type beeldvormer: OPC-drum ( 30) ❖ Scannen van het origineel: Solidstate scansysteem met CCD ❖ Kopieerproces: Droog elektrostatisch overdrachtsysteem ❖ Ontwikkeling: Droog twee-componenten ontwikkelingssysteem met magnetische borstel ❖ Fixeren: Druksysteem met verhittingsrol ❖ Resolutie: 600 dpi ❖ Glasplaat: Type stationaire belichting van originelen ❖ Referentiepositie origineel: Hoek linksboven ❖ Opwarmtijd: • Hoofdschakelaar: 12 seconden of minder (20 °C, 68 °F) • Bedrijfsschakelaar: 10 seconden of minder (20 °C, 68 °F) ❖ Originelen: Vel/boek/objecten ❖ Maximaal formaat origineel: A3L, 11" × 17"L
155
Specificaties
❖ Formaat kopieerpapier: • Lade 1: A3L – A5L, 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"L • Lade 2: A3L – A6L, 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"L • Handinvoer: A3L – A6L, 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"L • Lade 2 (aangepast formaat): Verticaal: 100 – 297 mm, 4,0" – 11,7" Horizontaal: 148 – 432 mm, 5,9" – 17,0" • Handinvoer (aangepast formaat): Verticaal: 90 – 297 mm, 3,6" – 11,7" Horizontaal: 148 – 600 mm, 5,9" – 23,6" • Duplex: A3L – A5L, 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"L (niet mogelijk op A5K, 51/2" × 81/2" K) • LCT: A4K, 81/2" × 11"K ❖ Gewicht kopieerpapier: • Papierlade 1: 60 – 90 g/m2, 16 – 24 lb. • Papierlade 2: 52 – 157 g/m2, 14 – 42 lb. • Handinvoer: 52 – 157 g/m2, 14 – 42 lb. ❖ Niet-reproduceerbare gebieden: • Bovenrand: 3 ± 2 mm of minder • Onderrand: 0,5 mm of meer • Linkerrand: 2 ± 1,5 mm of minder • Rechterrand: 2 + 2,5/-1,5 mm of minder ❖ Tijd voor eerste kopie: Type 1 en 2: 4,4 seconden of minder (A4K, 81/2" × 11"K, 100%, invoer vanuit lade 1, op de glasplaat, Tekstmodus, Automatische belichting)
9
❖ Kopieersnelheid: (type 1) • 15 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L) • 17 kopieën/minuut (B4 JISL) • 25 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K) ❖ Kopieersnelheid: (type 2) • 17 kopieën/minuut (A3L, 11" × 17"L) • 20 kopieën/minuut (B4 JISL) • 30 kopieën/minuut (A4K, 81/2" × 11"K)
156
Hoofdeenheid
❖ Reproductieratio Vaste reproductieratio’s: Metrische versie
Inch-versie
400%
400%
200%
200%
141%
155%
122%
129%
115%
121%
Schaal 1:1
100%
100%
Verkleining
93%
93%
82%
85%
75%
78%
71%
73%
65%
65%
50%
50%
25%
25%
Vergroting
In-/uitzoomen: van 25 tot 400% in stappen van 1% (van 25 tot 200% in stappen van 1%, wanneer de ADF wordt gebruikt).
❖ Maximale continue kopieeropdracht: 999 vellen ❖ Papiercapaciteit: • Lade 1 en 2: 500 vellen papier (80 g/m2, 20 lb.) • Handinvoer: 100 vellen papier (80 g/m2, 20 lb.)
9
❖ Stroomverbruik: • Uitsluitend hoofdeenheid Type 1
Type 2
Opwarmen
1,27 kW
1,27 kW
Stand-by
circa 150 W *2
circa 150 W *2
Tijdens afdrukken
circa 700 W *2
circa 800 W *2
Maximaal
1,05 kW
1,05 kW
157
Specificaties
• Volledig systeem *1 Type 1 Opwarmen
Type 2
1,32 kW
1,32 kW
Stand-by
circa 150 W
*2
circa 160 W *2
Tijdens afdrukken
circa 720 W *2
circa 820 W *2
Maximaal
1,15 kW
1,15 kW
*1
*2
Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, de 1000-vel finisher, de duplexeenheid, de ADF, de handinvoer, de wisseleenheid, interne lade 2, de papierlade-eenheid, de faxeenheid, het uitbreidingsgeheugen, de printereenheid, de File Format Converter, de IEEE 1284-interfacekaart, de harde schijf en de geheugeneenheid. Dit zijn de werkelijke waarden.
❖ Afmetingen (B × D × H tot glasplaat): Type 1, 2: 550 × 604 × 980 mm, 21,7" × 23,8" ×38,6" ❖ Ruimte voor de hoofdeenheid (B × D): Type 1 en 2: 550 × 604 mm, 21,7" × 23.8" ❖ Geluidsniveau *1 : Geluidsdrukniveau: • Uitsluitend hoofdeenheid Type 1
Type 2
Stand-by
40 dB (A)
40 dB (A)
Kopiëren
63 dB (A)
63 dB (A)
Type 1
Type 2
Stand-by
44 dB (A)
44 dB (A)
Kopiëren
68,5 dB (A)
69 dB (A)
• Volledig systeem *3
9
Geluidsdrukniveau *2 : • Uitsluitend hoofdeenheid Type 1
Type 2
Stand-by
34 dB (A)
34 dB (A)
Kopiëren
57 dB (A)
57 dB (A)
Type 1
Type 2
Stand-by
38 dB (A)
38 dB (A)
Kopiëren
61 dB (A)
61 dB (A)
• Volledig systeem *3
*1 *2 *3
158
De bovenvermelde metingen, die zijn uitgevoerd volgens de ISO-norm 7779, zijn werkelijke waarden. De metingen zijn gedaan op de plaats waar de bediener staat. Het complete systeem bestaat uit de hoofdeenheid, de ADF, de 1000-vel finisher, de duplexeenheid, interne lade 2 en de papierlade-eenheid.
Hoofdeenheid
❖ Gewicht: Type 1 en 2: ongeveer 62 kg, 136,7 lb. ❖ HDD: 20 GB of meer • Beschikbare capaciteit voor de Document Server 3,6 GB • Beschikbare capaciteit voor geheugenopslag 3,2 GB • Beschikbare capaciteit voor overige functies 1,32 GB of meer
9
159
Specificaties
Opties Deksel van de glasplaat Leg deze klep op de originelen als u gaat kopiëren.
Automatische documentinvoer ❖ Modus: ADF-modus, Verzamelmodus, SADF-modus, modus voor Gemengde formaten, modus voor Aangepaste origineelformaten. ❖ Formaat origineel: • A3L – A5KL • 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"KL ❖ Gewicht originelen: • Enkelzijdige originelen: 40–128 g/m2 (11 – 34 lb.) • Dubbelzijdige originelen: 52–105 g/m2 (14 – 28 lb.) (duplex) ❖ Maximum aantal originelen: 50 vellen (80 g/m2, 20 lb.) of minder dan 11 mm, 0,43" ❖ Maximaal stroomverbruik: Minder dan 50 W (stroom wordt via de hoofdeenheid geleverd) ❖ Afmetingen (B × D × H): 550 × 470 × 130 mm, 21,7" × 18,6" × 5,2"
9
❖ Gewicht: Ongev. 10 kg, 22.1 lb. Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd.
500-vel finisher ❖ Papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISK, 11" × 17"L, 11" × 14"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 81/2" × 13"L, 8" × 101/2"K ❖ Papiergewicht: 60 -128 g/m2, 16-34 lb. 160
Opties
❖ Stapelcapaciteit: • 500 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) • 250 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14"L of groter) (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Nietcapaciteit: • 30 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) • 20 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14"L of groter) (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Papierformaat voor nieten: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISK, 11" × 17"L, 11" × 15"L, 11" × 14"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 13"L, 81/2" × 11"KL, 8" × 101/2"K, 8" × 10"K, 101/2" × 71/4"K ❖ Papiergewicht voor nieten: 64 – 90 g/m2, 17 – 24 lb. ❖ Nietpositie: 1 positie (linksboven) ❖ Stroomverbruik: 48 W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) ❖ Afmetingen (B × D × H): 350 × 490 × 230 mm, 13,8" × 19,3" × 9,1" ❖ Gewicht: Ongev. 10 kg, 22.1 lb.
1000-vel finisher
9
Finisher-bovenuitvoer:
❖ Papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5KL, B6 JISL, A6L, BriefkaartL, 11" × 17"L, 11" × 15"L, 11" × 14"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 101/2" × 71/4"KL, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 8" × 101/2"KL, 8" × 10"KL, 81/4" × 14"L, 51/2" × 81/2"KL ❖ Papiergewicht: 60 – 157 g/m2, 16 – 42 lb. ❖ Stapelcapaciteit: • 250 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) • 50 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14"L of groter) (80 g/m2, 20 lb.)
161
Specificaties
Finisher-staffellade:
❖ Papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, 11" × 17"L, 11" × 14"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 101/2" × 71/4"L, 8" × 101/2"KL, 8" × 13L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 81/4" × 14"L, 51/2" × 81/2" KL ❖ Papiergewicht: 60 – 157 g/m2, 16 – 42 lb. ❖ Stapelcapaciteit: • 1.000 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) • 500 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14"L of groter) (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Nietcapaciteit: • 50 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) • 30 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14"L of groter) (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Papierformaat voor nieten: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, 11" × 17"L, 11" × 15"L, 11" × 14"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 101/2" × 71/4"KL, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 8" × 101/2"KL, 8" × 10"KL, 81/4" × 14"L ❖ Papiergewicht voor nieten: 64 – 90 g/m2, 17 – 24 lb. ❖ Nietpositie: • 1 nietje – 2 posities • 2 nietjes – 2 posities
9
❖ Stroomverbruik: Minder dan 50 W (stroom wordt via de hoofdeenheid geleverd) ❖ Afmetingen (B × D × H): 527 × 520 × 790 mm, 20,8" × 20,5" × 31,1" ❖ Gewicht: Ongev. 25 kg, 55.2 lb.
162
Opties
Staffel/sorteerlade ❖ Papiercapaciteit: 250 vellen (A4K, 81/2" × 11"K of kleiner) (80 g/m2, 20 lb.) 125 vellen (B4 JISL, 81/2" × 14" of groter) (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Stroomverbruik: 3,6 W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) ❖ Afmetingen (B × D × H) 430 × 372 × 148 mm, 17" × 15" × 6" ❖ Gewicht: Ongev. 1.6 kg, 3.5 lb.
Duplexeenheid ❖ Papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5L, 5 1/2" × 8 1/2"L, 7 1/4" × 10 1/2"KL, 8" × 10"KL, 8 1/2" × 11"KL, 8" × 13"L, 8 1/2" × 13"L, 81/2" × 14"L, 8 1/4" × 13"L, 11" × 17"L ❖ Papiergewicht: 64 – 90 g/m2, 20 – 24 lb. ❖ Stroomverbruik (maximaal): 35 W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) ❖ Afmetingen (B × D × H): 90 × 495 × 455 mm, 3,6" × 19,5" × 17,9"
9
❖ Gewicht: Ongev. 6 kg, 13.3 lb.
Handinvoer ❖ Papierformaat: • Standaardformaat: A3L – A6L, 11" × 17"L – 51/2" × 81/2"L • Aangepast formaat: verticaal (90 – 297 mm, 3,6" – 11,7"), horizontaal (148 – 600 mm, 5,9" – 23,6") ❖ Papiergewicht: 52 – 157 g/m2, 14 – 42 lb.
163
Specificaties
❖ Afmetingen (B × D × H): 296 × 495 × 163 mm, 11,7" × 19,5" × 6,5" ❖ Papiercapaciteit: 52 – 90 g/m2, 16 – 20 lb: 100 vellen ❖ Gewicht: Ongev. 2.5 kg, 5.6 lb.
Brugeenheid ❖ Afmetingen: 413 × 435 × 126 mm, 16,3" × 17,1" × 5,0" ❖ Gewicht: 3,6 kg, 7,9 lb.
Interne lade 2 (1-vaks lade) ❖ Aantal bakken: 1 ❖ Beschikbaar papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5K, 11" × 17"L, 81/4" × 14"L, 81/2" × 14"L, 11" × 15"L, 11" × 14"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 81/2" × 11"KL, 101/2" × 71/4" KL, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 8" × 101/2"KL, 8" × 10"KL, 51/2" × 81/2" L ❖ Papiercapaciteit: 125 vellen (80 g/m2, 20 lb.)
9
❖ Papiergewicht: 60 – 90 g/m2 (16 – 24 lb.) ❖ Maximaal stroomverbruik: Minder dan 15 W (stroom wordt via de hoofdeenheid geleverd) ❖ Afmetingen (B × D × H): 530 × 410 × 120 mm, 20,9" × 16,2" × 4,7" ❖ Gewicht: Ongev. 1.1 kg, 2.5 lb. Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd.
164
Opties
Bulklade ❖ Papierformaat: A4K, 81/2" × 11"K ❖ Papiergewicht: 60 – 90 g/m2, 16 – 24 lb. ❖ Papiercapaciteit: 2.000 vellen (80 g/m2, 20 lb.) ❖ Stroomverbruik Maximaal 40 W (stroom wordt geleverd door de hoofdeenheid) ❖ Afmetingen (B × D × H, optionele eenheid): 550 × 520 × 271 mm, 21,7" × 20,5" × 10,7" ❖ Gewicht: Ongev. 25 kg, 55.2 lb. Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd.
Papierlade-eenheid ❖ Papiergewicht: 60 – 90 g/m2 (16 – 24 lb.) ❖ Beschikbaar papierformaat: A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5L, 11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 51/2" × 81/2" L, 81/4" × 14"L, 11" × 14"L, 71/4" × 101/2" K, 8" × 13"L, 8" × 101/2"KL, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L
9
❖ Maximaal stroomverbruik: Minder dan 30 W (stroom wordt via de hoofdeenheid geleverd) ❖ Papiercapaciteit: 500 vellen (80 g/m2, 20 lb.) × 2 laden ❖ Afmetingen (B × D × H): 550 × 520 × 271 mm, 21,7" × 20,5" × 10,7" ❖ Gewicht: Ongev. 25 kg, 55.2 lb. Opmerking ❒ Specificaties kunnen zonder kennisgeving worden veranderd.
165
Specificaties
Kopieerpapier Aanbevolen papierformaten en -soorten De volgende beperkingen gelden voor de laden: Type lade Papiersoort en -gewicht
Metrische versie
Inch-versie
Lade 1 *10 60-90 g/m2 Papierla- (16-24 lb.) de-eenheid *10 (optioneel)
A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5L
Papiercapaciteit 500 vellen
11" ×17"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 8" × 13"L, × 13"L, 81/4" × 13"L, 81/4" × 14"L, 11" × 14"L, × 101/2"K, 8" × 101/2"KL, 51/2" × 81/2"L, 8kBL, 16kBKL *1
81/2" 71/4" *2
Lade 2 *10
*2 Aangepast formaat Aangepast formaat Verticaal: 140-297 mm Verticaal: 5,6"-11,7" Horizontaal: 182-432 mm Horizontaal: 7,3"-17,0" A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5L
60-90 g/m2 (16-24 lb.) Dun papier
500 vellen
B6 JISL, A6L, 11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 81/2" × 11"KL, 51/2" × 81/2"L, 71/4" × 101/2" KL, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 8" × 10"KL, 81/4" × 14"L, 11" × 14"L, 8" × 101/2"KL, 11" × 15"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 8kBL, 16kBKL *1
52-60 g/m2 (14-16 lb.)
*2
Dik papier *11 2
105-157 g/m (28-42 lb.)
9
*2 Aangepast formaat Aangepast formaat Verticaal: 100-297 mm Verticaal: 4,0"-11,7" Horizontaal: 148-432 mm Horizontaal: 5,9"-17,0" A3L, B4 JISL, A4KL, B5 JISKL, A5L
*7
1 B6 JISL, A6L, 11" × 17"L, 2" × 14"L, 8 /2" × 11"KL, 1 1 1 1 5 /2" × 8 /2"L, 7 /4" × 10 /2" KL, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 8" × 10"KL, 81/4" × 14"L, 11" × 14"L, 8" × 101/2"KL, 11" × 15"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 8kBL,
*1
81/
16kBKL *2
Doorschijnend papier OHP-transparanten Briefkaarten Etikettenvellen (stickervellen) Envelop
166
*2 Aangepast formaat Aangepast formaat Verticaal: 100-297 mm Verticaal: 4,0"-11,7" Horizontaal: 148-432 mm Horizontaal: 5,9"-17,00" A3L, B4 JIS L, A4KL, B5 JISKL
A4KL 100 × 148 mm B4 JISL, A4L
37/8" × 71/2"L, 41/8" × 91/2"L, C5 EnvL, C6 EnvL, DL EnvL
–
Kopieerpapier Type lade Papiersoort en -gewicht Handin52-90 g/m2 (14-24 lb.) voer *10 (optioneel) Dun papier 52-60 g/m2 (14-16 lb.)
Metrische versie
Inch-versie
A3L, B4 JISL, 11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 8" × 13"L, 81/2" × 13"L, 81/4" × 13"L, 81/4" × 14"L, 11" × 14"L, 11" × 15"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 8kBL A4KL, B5 JISKL, A5KL, B6 JISL
Papiercapaciteit 10 vellen
100 vellen
A6L, 81/2" × 11"KL, 51/2" × 81/2"L, 71/4" × 101/2"LK, 8" × 10"KL, 8" × 101/2"KL, 16kBKL *3
*4
*4
Aangepast formaat Verticaal: 90-297 mm
Aangepast formaat Verticaal: 3,6"-11,7"
Horizontaal: 148-600 mm *12
Horizontaal: 5,9"-23,6" *12
Dik papier *11 A3L, B4 JISL, 11" × 17"L, 81/2" × 14"L, 8" × 13"L, 1 1 1 105-157 g/m2 8 /2" × 13"L, 8 /4" × 13"L, 8 /4" × 14"L, 11" × 14"L, 11" × 15"L, 10" × 14"L, 10" × 15"L, 8kBL (28-42 lb.) A4KL, B5 JISKL, A5KL, B6 JISL
*8
10 vellen
40 vellen
A6L, 8 /2" × 11"KL, 5 /2" × 8 /2"L, 7 /4" × 10 /2"KL, 8" × 10"KL, 8" × 101/2"KL, 16kBKL *3
1
1
*4
Doorschijnend papier OHP-transparanten Briefkaarten
1
1
1
*4
Aangepast formaat Verticaal: 90-297 mm
Aangepast formaat Verticaal: 3,6"-11,7"
Horizontaal: 148-600 mm *12 A3L, B4 JISL A4KL, B5 JISKL
Horizontaal: 5,9"-23,6" *12
Bulklade 60-90 g/m2 (optio- (16-24lb.) neel) *1 *2 *3 *4
*5 *6 *7
10 vellen 40 vellen *5
A4KL
10 vellen *5
100 × 148 mm
40 vellen *5 1 vel
Etikettenvel- B4 JISL, A4L len (stickervellen) Envelop 37/8" × 71/2"L, 41/8" × 91/2"L, C5 EnvL, C6 EnvL, DL EnvL *10
*9
A4K, 81/2" × 11"K *6
–
9
2000 (1000 + 1000) vellen
Stel de selectieknop voor het papierformaat in op de markering p en selecteer vervolgens het papierformaat in Systeeminstellingen. Zie "Papiersoort". Stel de selectieknop voor het papierformaat in op de markering p en geef vervolgens het papierformaat op. Zie de Kopieerhandleiding. Plaats het papier in de handinvoer en selecteer het papierformaat. Zie de Kopieerhandleiding. Plaats het papier in de handinvoer en geef het papierformaat op. Zie de Kopieerhandleiding. Als u papier gebruikt dat groter is dan 433 mm, is de kans groot dat het papier vastloopt, kreukelt of niet goed wordt ingevoerd. Zorg ervoor dat u het papier op de juiste manier plaatst, zodat het recht wordt ingevoerd. We raden aan niet meer dan één vel tegelijk te plaatsen. De papierladegeleider kan niet worden verplaatst. Neem contact op met uw leverancier als u het voor deze lade ingestelde papierformaat wilt wijzigen. Let er bij het plaatsen van papier op dat de stapel niet boven het onderste merkteken van papierlade 2 uitkomt. Zie Pag.125 “Speciaal papier instellen voor papierlade 2”.
167
Specificaties *8 *9 *10
*11 *12
Als u papier gebruikt dat groter is dan A4L, kunt u 10 vellen laden. Als u papier gebruikt dat kleiner is dan A4L, kunt u 100 vellen laden. Als u dik papier gebruikt dat groter is dan A4L, kunt u 10 vellen laden. Als u dik papier gebruikt dat kleiner is dan A4L, kunt u 40 vellen laden. Zorg er bij het plaatsen van het papier voor dat de stapel niet boven het merkteken komt. Het maximum aantal vellen dat u kunt plaatsen, is afhankelijk van de dikte en de kwaliteit van het papier. Als u wilt kopiëren op dik papier (105 g/m2, 28 lb of zwaarder), kiest u de instelling Dik papier. Zie de Kopieerhandleiding. Als de optionele harde schijf is geïnstalleerd, is 600 mm (23,6") het maximum formaat dat u kunt gebruiken.
Belangrijk ❒ Vochtig of gekruld papier kan vastlopen. Opmerking ❒ Wanneer u papier in papierlade 1-4 en de bulklade plaatst, moet u erop letten dat de te bedrukken zijde van het papier naar boven is gericht. ❒ Als u de handinvoer gebruikt, moet de zijde die wordt gekopieerd omlaag zijn gericht. ❒ Als de handinvoer wordt gebruikt, raden wij u aan de afdrukstand van het papier (invoerrichting) in te stellen op L. ❒ Als u papier van hetzelfde formaat en met dezelfde afdrukstand in twee of meer laden plaatst, zal het apparaat automatisch van lade wisselen als het papier in de eerste lade op is. Deze functie wordt Automatische ladewisseling genoemd. (Echter: als het papiertype in de ene lade gerecycled of speciaal papier is, werkt de functie Automatische ladewisseling alleen als de instellingen van de andere lade hetzelfde zijn.) Dit voorkomt dat een afdrukopdracht moet worden onderbroken voor het bijvullen van de papierlade bij het afdrukken van grote hoeveelheden. Zie de Kopieerhandleiding. ❒ De papiersoorten die u in Systeeminstellingen kunt selecteren, worden slechts met algemene classificaties aangeduid. De afdrukkwaliteit voor de verschillende papiersoorten in elke classificatie kan dan ook niet worden gegarandeerd. Zie Pag.169 “Onbruikbaar papier” voor meer informatie.
9
168
Kopieerpapier
Onbruikbaar papier R VOORZICHTIG: • Gebruik geen aluminiumfolie, overtrekpapier of vergelijkbaar geleidend papier om een vuur te voorkomen of een storing van het apparaat. Belangrijk ❒ Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten, om storingen te voorkomen: • Papier voor inkjet-printers • Thermisch faxpapier • Kunstpapier • Aluminiumfolie • Carbonpapier • Geleidend papier • OHP-transparanten voor kleurenkopieën • Papier met perforatielijnen • Omzoomd papier ❒ Gebruik nooit kopieerpapier waarop reeds eerder is gekopieerd, want hierdoor kunnen storingen ontstaan. Opmerking ❒ Vermijd het gebruik van de volgende papiersoorten, om vastlopen van het papier te voorkomen:
• Gebogen, gevouwen of gekreukeld papier • Gescheurd papier • Te glad papier • Geperforeerd papier • Grof papier • Dun papier dat niet stevig genoeg is • Papier met een stoffig oppervlak ❒ Als u een afdruk maakt op papier met een grove structuur, kan de afdruk wazig worden.
9
169
Specificaties
Papier bewaren Opmerking ❒ Wanneer u papier bewaart, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen altijd worden getroffen:
• Bewaar het papier niet op een plek waar het wordt blootgesteld aan direct zonlicht. • Sla papier niet op in vochtige ruimten (luchtvochtigheid van 70% of hoger). • Bewaar het papier op een vlak oppervlak. ❒ Bewaar papier niet verticaal. ❒ Als u het papier bewaart in een ruimte waar sprake is van een hoge temperatuur en een hoge luchtvochtigheid, of een lage temperatuur en een lage luchtvochtigheid, moet u het in een plastic zak bewaren.
9
170
INDEX C 1000-vel finisher, 19, 161 500-vel finisher, 19
A ADF, 19 Adresboek, 71 Gebruikersgroep programmeren/ wijzigen/verwijderen, 66 titel bewerken, 68 titel selecteren, 69 Volgorde wijzigen, 67 Afdrukken adresboek, 68 teller per gebruikerscode, 65 Afdrukprioriteit, 54 Alle logboeken verwijderen, 70 AOF (altijd AAN), 70 Aut. best. verw. in Document Server, 69 Automatische documentinvoer, 17, 160 schoonmaken, 150 Automatische reset kopieerapparaat/Document Server, 61 systeem, 61 Automatische resettijd fax, 62 printer, 62 scanner, 62 Automatische timer, 61 Automatisch uit, 27
B Bedieningspaneel, 18, 21 Bedrijfsschakelaar, 22, 25 Beheerder Programmeren/Wijzigen, 64 Beheerdertoepassingen, 63 Beheerderverificatie management, 64 Beheer gebruikers(bestemmings)lijst, 65 Beschermingscode, 112, 113 Bewerkingen met gecombineerde functies, 29 Bladeren door netwerk, 96 Brugeenheid, 19, 164 Bulklade, 165
Cijfertoetsen, 22
D Datum instellen, 62 De taal wijzigen, 151 De teller voor elke gebruikerscode afdrukken, 80 De teller voor elke gebruikerscode weergeven, 79 De teller voor Totaal weergegeven, 152 De toets Testafdruk, 22 De verzendopdracht registreren, 114 display, 21 Display/afdrukteller, 64 Display timer, 61 Document Server, 35 Afdrukken, 42 verwijderen, 46 Werken met de Document Server, 37 Doorzendstation, 114 Duplexeenheid, 19, 163
E Een beveiligingscode registreren, 112 Een beveiligingscode registreren voor een enkele gebruiker, 112 Een beveiligingscode registreren voor een gebruiker in een groep, 113 Een Doorzendstation/Ontvangststation registreren, 114 Een e-mailbestemming registreren, 91 Een faxbestemming registreren, 84 Een FTP-map registreren, 98 Een gebruikerscode verwijderen, 79 Een gebruikerscode wijzigen, 78 Een gebruiker verwijderen, 76 Een geregistreerd doorzendstation/ ontvangststation verwijderen, 117 Een geregistreerd doorzendstation/ ontvangststation wijzigen, 116 Een geregistreerde e-mailbestemming verwijderen, 93 Een geregistreerde e-mailbestemming wijzigen, 92 Een geregistreerde faxbestemming verwijderen, 87
171
Een geregistreerde faxbestemming wijzigen, 86 Een geregistreerde IP-Fax-bestemming wijzigen, 89 Een geregistreerde map verwijderen, 98, 101 Een geregistreerde map wijzigen, 97, 100 Een geregistreerde naam wijzigen, 75 Een groepsnaam wijzigen, 109 Een groep toevoegen aan een andere groep., 110 Een groep verwijderen, 110 Een IP-Fax-bestemming registreren, 88 Een naam verwijderen uit groep, 109 Een nieuwe gebruikerscode registreren, 77 Een nieuwe groep registreren, 107 Een SMB-map vastleggen, 94 E-mailbestemming, 91 Energie besparen, 27 Energiespaarstand, toets, 22 Externe opties, 19
F Faxbestemming, 82 Finisher 1000-vel finisher, 19 500-vel finisher, 19 Firmware versie, 70 FTP, 98 FTP gebruiken om verbinding te maken, 98 Functieprioriteit, 54 Functie resettijd, 55 Functiestatus-indicators, 22 Functietoetsen, 22
G Gebruikerbeheerder management, 63 Gebruikersinstellingen (Systeeminstellingen), 49 Gebruikersinstellingen/Teller, 21 Gebruik LDAP server, 69 Gezamenlijke toetsen, 23 Glasplaat, 17 schoonmaken, 150 Glasplaatklep schoonmaken, 150 Grote-capaciteitslade (LCT), 19
172
H Handinvoer, 18, 19, 163 Hersteltijd verminderen, 70 Het aantal afdrukken wissen, 80 Het papierformaat wijzigen, 136 Hoofdeenheid, 155 Hoofdschakelaar, 17, 25
I Indicator Papier bijvullen, 18 Informatie, 151 Instellingen controleren, toets, 21 Instellingen verwijderen, toets, 22 Interne lade, 17 Interne lade 2 (1-vaks lade), 19 Interne opties, 20
K Klep van de glasplaat, 19 Kopieerpapier, 166
L Lampjes, 21 LCT, 165 Logboekinstelling verzenden, 70
M Mappen registreren, 94 Meervoudige toegang, 31
N Naam registreren, 74 Namen registreren, 74 Namen registreren in een groep, 107, 108 Namen weergeven die zijn geregistreerd in groepen, 108 NCP, 102 NCP gebruiken om verbinding te maken, 102 Nietjes toevoegen, 139 vastgelopen nietjes verwijderen, 142 Nietjes toevoegen, 139 Niveau netwerkbeveiliging, 70
O Omgeving, 147 Omgeving van het apparaat, 147 Onderbreken, toets, 22 Ongeautoriseerde kopiecontrole, 70 Ontvangststation, 114 Opmerkingen, 145 Opties, 160 Opwarmmelding (Kopieerapparaat/ Document Server), 54
P Paneeltoon, 54 Papier plaatsen, 125 wijzigen, 136 Papierformaat lade, 57 papierlade, 18 Papierlade 2, 18 Papierlade-eenheid, 19 Papierladeprioriteit fax, 57 kopieerapparaat, 57 printer, 57 Papier plaatsen, 125 Bulklade (optioneel), 126 Papierlade, 125 Papiersoort handinvoer, 59 lade 1–4, 59 Papier wijzigen, 136 Programmatoets, 22 Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server, 69 Protection destination, 112
S Schermcontrastknop, 21 Sleuteltellerinstellingen, 64 SMB, 94 SMB gebruiken om verbinding te maken, 94 Specificatie Duplexeenheid, 163 Staffel/sorteerlade, 163 Specificaties, 155 1000-vel finisher, 161 Automatische documentinvoer, 160 brugeenheid, 164
Bulklade (LCT), 165 hoofdeenheid, 155 interne lade 2 (1-vaks lade), 164 papierlade-eenheid, 165 Staffel/sorteerlade, 19 Starttoets, 22 Stroomvoorziening, 148 Systeemreset, 30
T Tekst invoeren, 153 Tijd instellen, 63 #, toets, 22 Toner, 146 bijvullen, 128 Toner bijvullen, 128 Tonerfles opslag, 146 Tussenbladlade, 60
U Uitgebreide beveiliging, 64 Uw apparaat onderhouden, 150
V Vastgelopen nietjes verwijderen, 142 Vastgelopen papier, 131 Vastgelopen papier verwijderen, 131 Veiligheidsinformatie, 10 Ventilatieopeningen, 17 Verificatieinformatie, 77 Verificatie registreren, 118 Verplaatsen, 147 Verw. alle best. in Document Server, 69 Voedingsindicator, 17, 22 Voorbladlade, 60 Voorklep, 18
W Wat wel en niet mag, 145 Web Image Monitor, 47 Weergave aantal kopieën, 54 Weergave panbeel, 23 Weergeven teller per gebruikerscode, 65 Wisseleenheid, 19 Wissen teller per gebruikerscode, 65 Wis/Stop, toets, 22
173
174
DU
NL
B209-6541
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen en de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen.” Conform IEC 60417 gebruikt dit apparaat de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. c betekent STAND-BY.
Copyright © 2005 Ricoh Co., Ltd.
RICOH COMPANY, LTD. 15-5, Minami Aoyama 1-chome, Minato-ku, Tokyo 107-8544, Japan Phone: +81-3-3479-3111
USA RICOH CORPORATION 5 Dedrick Place West Caldwell, New Jersey 07006 Phone: +1-973-882-2000 The Netherlands RICOH EUROPE B.V. Groenelaan 3, 1186 AA, Amstelveen Phone: +31-(0)20-5474111 United Kingdom RICOH UK LTD. Ricoh House, 1 Plane Tree Crescent, Feltham, Middlesex, TW13 7HG Phone: +44-(0)20-8261-4000 Germany RICOH DEUTSCHLAND GmbH Wilhelm-Fay-Strasse 51, D-65936 Frankfurt am Main Phone: +49-(0)69-7104250 France RICOH FRANCE S.A. 383, Avenue du Général de Gaulle BP 307-92143 Clamart Cedex Phone: +33-(0)-821-01-74-26
DU
NL
B209-6541
Spain RICOH ESPAÑA S.A. Avda. Litoral Mar, 12-14, Blue Building, Marina Village, 08005 Barcelona Phone: +34-(0)93-295-7600 Italy RICOH ITALIA SpA Via della Metallurgia 12, 37139 Verona Phone: +39-045-8181500 China RICOH CHINA CO.,LTD. 29/F., Lippo Plaza, No.222 Huai Hai Zhong Road, Lu Wan District, Shanghai P.C.:200021 Phone: +86-21-5396-6888 Singapore RICOH ASIA PACIFIC PTE.LTD. 260 Orchard Road, #15-01/02 The Heeren, Singapore 238855 Phone: +65-6830-5888
Gebruiksaanwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
Overseas Affiliates