BASISCONTRACTEN Professionele uitgangspunten voor inzet van de bedrijfsarts bij arbo- en verzuimbeleid bij contractvorming
Inleiding Arbodiensten contracteren bedrijven op verschillende wijze, waardoor er voor bedrijfsartsen verschillende kaders zijn waarbinnen zij moeten opereren. Dit gebeurt in rayons met een 'bandbreedte' van minder dan 1000 tot 10.000 werknemers. Dit kan leiden tot situaties, waarbij de bedrijfsarts niet meer garant kan staan voor professionele dienstverlening. Om bedrijfsartsen bij te staan bij hun beoordeling of een contract nog ruimte biedt voor een (minimale) invulling van de professionele adviestaak van de bedrijfsarts overeenkomstig de stand van de wetenschap en de professionele dienstverlening wil de NVAB haar leden kaders aangeven voor de beoordeling of een contract voldoende ruimte laat voor een goede beroepsuitoefening. Hierbij worden inhoudelijke normen beschreven voor een minimum op het gebied van onze arbo- en verzuimdienstverlening. Wetgeving als de Arbowet, rond de WAO, het Burgerlijk Wetboek en de recent door de Wet Verbetering Poortwachter daarin gewijzigde artikelen, maakt duidelijk dat ook de maatschappelijke omgeving steeds scherpere normen gaat stellen aan deze dienstverlening. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de context voor deze eisen door de bedrijfsarts, de minimumeisen voor verzuimbegeleiding, adviezen op organisatieniveau en op preventie gerichte dienstverlening. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor 'minimumcontracten'. Context voor eisen door de bedrijfsarts Op grond van het professioneel statuut van de bedrijfsarts, mede onderschreven door de BOA, wordt door de arbodiensten het recht erkend van de bedrijfsartsen om bezwaar aan te tekenen tegen contracten die elementen bevatten die strijdig zijn met het professioneel statuut. De arbodienst verschaft daarbij de bedrijfsarts (en andere professionals) de benodigde tijd en voorzieningen om het werk te verrichten overeenkomstig professionele standaarden en richtlijnen. Een harde normering, bijvoorbeeld uitsluitend naar de praktijkomvang van de bedrijfsarts is daarbij niet goed mogelijk. De wijze waarop het werk van de bedrijfsarts binnen de arbodienst is gefaciliteerd, de mate waarin daarbij ander personeel met eigen of afgeleide verantwoordelijkheid wordt ingezet, de aard (omvang, productieproces, belasting veroorzaakt door het werk) van de bedrijven waarvoor wordt gewerkt, kenmerken van de werknemerspopulatie (leeftijden, sociaal economische status, gezondheidstoestand), en de ruimtelijke spreiding bepalen mede wat mogelijk is. De NVAB hecht eraan dat er boven het minimaal noodzakelijke een optimum nagestreefd wordt dat meer zorg omvat, en dat zowel uit bedrijfseconomische redenen voor de klant als vanwege macro-economische overwegingen (verzuim, WAO), als vanuit gezondheidsoverwegingen voor de verzorgde werknemer de voorkeur verdient boven het in deze nota beschreven minimum. Iedere werkende heeft recht op goede arbozorg, passend bij de individuele situatie, zowel preventief als curatief aansluitend op problemen voortkomend uit de belasting van de werknemer met zijn gegeven gezondheid, en op de (actuele, toekomstige of historische) werksituaties waarin de arbeidsrol zich afspeelt. Hoe dit alles geregeld dient te worden valt buiten het bestek van deze notitie en is veeleer een verantwoordelijkheid van werkgevers, werknemers en politiek. Advisering over verzuimbegeleiding door de bedrijfsarts De sociaal medische begeleiding is er op gericht dat een trager herstel van de belastbaarheid, een tragere hervatting dan gezien de arbeids-medische diagnose verwacht mag worden, wordt voorkomen. Minimaal nodig zijn dan:
NVAB-standpunt Basiscontracten, december 2002
1
1. Kennis van en inzicht in de arbeidsomstandigheden en de belasting van betrokken werknemer. Een advies over belastbaarheid kan niet gegeven worden zonder deugdelijk inzicht in de arbeidsomstandigheden en de belasting in het werk. Daarvoor is het nodig dat de bedrijfsarts bij elk aangesloten bedrijf de mogelijkheid heeft gehad tot een algemene bedrijfsverkenning, tot kennisname van de risico-inventarisatie en -evaluatie en zonodig toegang tot de specifieke werkplek. Bij organisaties zonder specifieke risico’s of min of meer gestandaardiseerde werkzaamheden kan het opstellen van een en ander worden uitgevoerd door andere medewerkers van de arbodienst. Brancheverkenningen en onderzoek naar specifieke beroepsrisico’s binnen branches kunnen de benodigde tijd reduceren. In alle gevallen kan de toegang tot de specifieke werkplek van de individuele werknemer echter noodzakelijk zijn om tot een goed oordeel te komen van de belasting relevant voor de belastbaarheid van de werknemer. In dit kader dient het ook mogelijk te zijn om (vermoede) beroepsziekten te diagnosticeren, te behandelen en te melden. 2. Een inventariserend spreekuur bij een nieuw verzuimgeval van gemiddeld minimaal 30 minuten. Gezien de noodzaak zowel de belasting als de belastbaarheid in kaart te brengen, om op basis daarvan een medische-arbeidsgeneeskundige probleemdiagnose en een oplossingsrichting voor werknemer en werkgever aan te geven, moet daarvoor voldoende tijd beschikbaar zijn. Uitgaande van een voorselectie op basis van beschikbare informatie over het werk en het bedrijf, alsmede op basis van een vorm van voorinformatie gegeven door of namens de werknemer dient daarvoor, ook op basis van de diverse richtlijnen van de NVAB per diagnosegroep, een spreekuur van tenminste 30 minuten ingepland te kunnen worden. Bij relatief eenvoudige problematiek is er dan tevens de mogelijkheid om te overleggen met relevante partijen (met name werkgever en behandelende sector) en een en ander administratief vast te leggen. 3. Voor het opstellen van de probleemanalyse en advies plan van aanpak in het kader van Wet verbetering poortwachter dient een uur bedrijfsartsinzet mogelijk te zijn. Bij de meer complexe problematiek kan deze tijdsduur echter onvoldoende zijn. Voor de probleemanalyse bij dreigend langdurig verzuim in het kader van de WVP kan belangrijk meer tijd nodig zijn, zeker indien daarbij gegevens verzameld moeten worden over een onbekende werksituatie, en gezien de extra tijdsbelasting die nodig zal zijn om te voldoen aan de administratieve vereisten van de Wet verbetering poortwachter. Gezien de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud van de probleemanalyse van de bedrijfsarts stelt de NVAB dat de bedrijfsarts altijd de mogelijkheid dient te hebben de conceptrapportage van de probleemanalyse, die voorbereid kan zijn door anderen, in persoon te kunnen bespreken met de werkende, en daarbij ook de werkende te onderzoeken op diens belastbaarheid. Hiervoor dient per geval gemiddeld een uur bedrijfsartseninzet (eventueel te verdelen over meerdere spreekuren) benut te kunnen worden. Bij meer complexe problematiek en zonder voorbereiding van de gevalsbehandeling en afwerking van de rapportage kan er zeker meer tijd nodig zijn. 4. Een eerste spreekuur dient zo vroeg als wenselijk, conform richtlijnen van de beroepsgroep mogelijk te zijn. Vertraagd herstel of blijvende schade is veel moeilijker te voorkomen als een bedrijfsarts de eerste weken van het ziekteverzuim geen begeleidersrol kan uitoefenen. Aanpassingsreacties van de werkenden en vooral ook van diens werkomgeving hebben dan geleid tot een nieuw, vaak zelfs stabiel, evenwicht. Beїnvloedbare zaken als belastbaarheid van het individu, belasting door het werk, binding van en naar het werk en medicalisering moeten kunnen worden bijgesteld vóór een dergelijk nieuw evenwicht, dat hervatting kan belemmeren, is bereikt. De richtlijnen van de beroepsgroep geven op geleide van de aard van de klachten aan wanneer
NVAB-standpunt Basiscontracten, december 2002
2
een eerste spreekuur nodig is om effectief aan herstel en reïntegratie te kunnen werken. Bijvoorbeeld bij psychische klachten van werkenden is dit de tweede week van het ziekteverzuim. Indien de bedrijfsarts in een vast team werkt met anderen, via verlengde arm of op basis van BIG geregistreerde hulpverleners moet daarmee (tijd voor) overleg zijn geregeld, en moet de bedrijfsarts de verantwoordelijkheid op professionele gronden aan zich kunnen trekken. 5. Vervolgspreekuren Om preventie van chroniciteit procesmatig mogelijk te maken moet de bedrijfsarts betrokken zijn bij de uitvoering van de voorgeschreven vervolgcontacten in het kader van de regeling procesgang uit de WVP, en blijft de bedrijfsarts inhoudelijk verantwoordelijk voor het advies terzake aan werkende, werkgever, huisarts en interventionisten. In de probleemanalyse kan worden aangegeven of daarbij sprake moet zijn van persoonlijke inzet dan wel delegatie naar anderen met daarbij overleg met de bedrijfsarts. Afhankelijk van de complexiteit van de casus en uitgaande van casemanagement door een andere persoon, zal als regel voor deze vervolgcontacten 20 minuten voldoende zijn. Bij stagnerend herstel of wijziging in de arbeidsomstandigheden is een hernieuwde inventarisatie nodig. Hiervoor moet meer tijd worden gereserveerd, van 30 minuten tot incidenteel meer. Arboadvisering op organisatieniveau en preventie door de bedrijfsarts Een organisatie dient volgens de Arbowet te voldoen aan een aantal minimumeisen, zoals een risico-inventarisatie en -evaluatie en een daarop gebaseerd plan van aanpak, een verzuim en reïntegratiebeleid, bedrijfshulpverlening en dergelijke. De arbodienst, en binnen het team van de arbodienst weer de bedrijfsarts wordt door organisaties zeer wisselend betrokken bij deze onderwerpen. Wij achten bij deze onderwerpen een expliciete rol van de bedrijfsarts nodig: 1. Inzet bedrijfsarts bij arbobeleid De bedrijfsarts dient als specialist voor arbeid en gezondheid het overzicht te behouden over en betrokken te blijven bij beleid op organisatieniveau. Hierdoor neemt het risico af dat er beleid in organisaties ontwikkeld wordt of blijft bestaan, dat gezondheidsschade voor de werknemers oplevert. Wat wij nodig achten op organisatieniveau is betrokkenheid van de bedrijfsarts bij: - de uitvoering en de toetsing van de RIE door de arbodienst - het opstellen en uitvoeren van het PAGO-advies - specifieke georganiseerde bedrijfshulpverlening en EHBO - advisering over het arbojaarplan en de -evaluatie - afspraken over keuringen (conform de Wet op de Medische Keuringen) - bij de inzet van de andere kerndeskundigen (arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen, arbeidsen organisatiedeskundigen) en andere adviseurs en deskundigen ingeschakeld bij het arbobeleid, zoals andere en gespecialiseerde arbeidsgeneeskundigen, stralingsartsen, ergonomen, arboadviseurs, arbocoördinatoren en dergelijke (de bedrijfsarts dient kennis te kunnen nemen van de inhoud van hun activiteiten en moet zo nodig vanuit zijn expertise kunnen reageren). 2. Toegang tot het arbeidsomstandigheden spreekuur De toegankelijkheid voor werkenden tot het arbeidsomstandigheden spreekuur moet zo zijn geregeld dat de werkende indien deze dat noodzakelijk vindt in verband met vragen inzake zijn persoonlijke belastbaarheid en risico's voor zijn gezondheid, in relatie tot het werk altijd de bedrijfsarts kan raadplegen. Dit zowel zonder als tijdens arbeidsongeschiktheid door ziekte. Daarbij moet voor betrokken partijen, in het bijzonder ook de werkgever, duidelijk zijn dat bij deze spreekuren een individuele behandelingsovereenkomst tussen de werkende en de
NVAB-standpunt Basiscontracten, december 2002
3
arbodienst, vertegenwoordigd door de bedrijfsarts, tot stand komt waaruit door de arbodienst uitsluitend in afstemming met de werkende kan worden gerapporteerd. In dit kader, evenals bij het verzuimspreekuur, dient de mogelijkheid te bestaan om (vermoede) beroepsziekten volgens de bestaande regels op te sporen, te behandelen en te melden. 3. Contact met Ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en bestuurder Bij aanwezigheid van een Ondernemingsraad of een personeelsvertegenwoordiging moet kennismaking mogelijk zijn en moet daarmee persoonlijk contact mogelijk zijn. Ook moet geregeld zijn dat direct in contact kan worden getreden met de bestuurder in de zin van de WOR. Er moeten mogelijkheden zijn het beeld van arbeidsomstandigheden en het contact met medezeggenschap en bedrijfsleiding periodiek te actualiseren, zowel als gevolg van gewijzigde bedrijfsomstandigheden als bij wisseling van bedrijfsarts. Overlegsituaties met de werkgever, het medezeggenschapsorgaan en Sociaal Medisch Overleg op locatie kunnen daarbij behulpzaam zijn . Bovenstaande is ook van toepassing voor wat eerder gesteld is met betrekking tot advisering over verzuimbegeleiding door de bedrijfsarts. Conclusies en beschouwing Ondanks de bandbreedte waarbinnen arbo- en verzuimadvisering plaats vindt, tekenen zich steeds duidelijkere minimumnormen af. Alleen met voldoende spreekuurtijd en met geregelde toegang tot de werksituatie en gegevens over de werksituatie is kwalitatief goede verzuimbegeleiding mogelijk. Daarbij moet verder worden gerekend met de administratieve belasting die de Wet verbetering poortwachter en andere wetgeving toevoegen. Evenzo is kwalitatief goede arbozorg en advisering ten aanzien van arbobeleid door de bedrijfsarts pas mogelijk als deze voldoende tijd kan besteden aan het bezoek aan, onderzoek van en contact met de werksituatie. Afhankelijk van de complexiteit, de facilitering en de inzet van andere deskundigen, en de beschikbaarheid van gegevens op brancheniveau stelt de NVAB dat bedrijfsartsen tenminste een kwart tot een derde van hun werktijd besteden aan activiteiten gerelateerd aan de werkplek of de werkorganisatie. De NVAB benoemt hierbij de minimaal in contracten te hanteren normen, zodat het mogelijk is professioneel verantwoord te adviseren. Daarmee hoopt zij te voorkomen dat prijsafspraken ten koste gaan van de minimale arbozorg en verzuimbegeleiding van werknemers. Het minimum zal vooral voorkomen bij werkgevers met een reactief arbozorgniveau7. Uiteraard is het streven om te komen tot een pro-actief en excellent arbozorgniveau, ook in het belang van de onderneming en de samenleving als geheel. Aanbevelingen m.b.t. minimumcontracten 1. In elk contract dient de mogelijkheid worden opgenomen voor een Algemene Bedrijfsverkenning(systematische oriёntatie op de werkplek) en betrokkenheid bij de beoordeling van de Risico-inventarisatie en -evaluatie door de bedrijfsarts. Soms, bij afwezigheid van specifieke risico’s, of bij voor een branche goed beschreven risico’s kan toegankelijkheid van de voor het bedrijf opgestelde RI&E voldoende zijn. In alle gevallen moet de toegang tot de specifieke werkplek van werkenden in begeleiding bij de bedrijfsarts op initiatief van de bedrijfsarts zijn geregeld. Er dient de mogelijkheid te zijn om (vermoede) beroepsziekten te diagnosticeren, te behandelen en te melden (een clausule hierover voor contracten is reeds ontwikkeld). 2. Bij aanwezigheid van een OR of PVT (personeelsvertegenwoordiging), dient er de mogelijkheid te zijn tot kennismaking met dit medezeggenschapsorgaan en de bestuurder in de zin van de WOR, en tot minimaal jaarlijks onderhoud van deze contacten.
NVAB-standpunt Basiscontracten, december 2002
4
3. Het eerste spreekuur van de bedrijfsarts moet minimaal 30 minuten kunnen duren. Binnen de huidige context van de WVP dient er voor het maken van een probleemanalyse en een advies plan van aanpak, totaal één uur spreekuurtijd beschikbaar te zijn. 4. Het eerste spreekuur van de bedrijfsarts moet, onverlet spreekuren door anderen, zo vroeg mogelijk als door richtlijnen is voorgeschreven, mogelijk zijn. Informatie in het kader van verzuim, verzameld door anderen, moet aan de bedrijfsarts worden voorgelegd. De bedrijfsarts moet na overleg, kunnen besluiten alsnog zelf de zieke werknemer uit te nodigen op het spreekuur. 5. Er moet een mogelijkheid zijn tot vervolgspreekuren door of onder supervisie van de bedrijfsarts van gemiddeld 20 minuten, waarbij uitvoering door anderen overlegtijd impliceert tussen die anderen en de bedrijfsarts. 6. Er moet tijd voor overleg geregeld zijn met alle relevante partijen en met name met de werkgever en de behandelende sector. Dit dient minimaal 5 minuten per ingepland spreekuur te zijn. Dit overleg en deze tijd staan los van de tijd die nodig is voor gestructureerd Sociaal Medisch Overleg bij de wat grotere werkgevers. Ook het overleg dat noodzakelijk is in verband met het opstellen van Probleemanalyse, dan wel van het advies bij het maken van een plan van aanpak in het kader van de WVP, dient hiervan los te worden gezien. 7. Het is belangrijk dat de bedrijfsarts als specialist voor arbeid en gezondheid de mogelijkheid krijgt tot specifieke organisatieadvisering en preventieve advisering. Hiervoor dienen adviesuren in het contract te worden opgenomen. Voor het MKB moeten dit bij aansluiting of wisseling van bedrijfsarts eenmalig tenminste 4 contracturen zijn. Op jaarbasis komt daar een aantal uren bij, overeenkomend met een kwart van de tijd welke is gereserveerd voor verzuimbegeleiding en de daaraan verbonden administratie. Dit aantal uren kan variëren, naar mate er veel of geen specifieke arborisico’s aanwezig zijn, of naar mate deze risico’s reeds zorgvuldig onderzocht zijn op brancheniveau en deze gegevens beschikbaar zijn voor de bedrijfsarts. Voor grote organisaties dient de omvang van het aantal adviesuren minimaal een kwart tot een derde van de declarabele tijd te zijn. Het verdient aanbeveling dit percentage te relateren aan het risicoprofiel van de organisatie (onder andere te bepalen aan de hand van de beoordeling door de bedrijfsarts van de risico-inventarisatie en de beoordeling ). 8. Het arbozorgniveau en de arbeidsrisico's van een organisatie bepalen welke inzet van de arbodienst nodig is om de werkgever te ondersteunen. Gevalideerde maatstaven hiervoor ontbreken. Wij bevelen SZW, gezien het algemeen maatschappelijk belang, aan om dit verder te valideren en de uitkomst te vertalen naar minimale normen voor toekomstige contracten.
Referenties 1. Tientjescontracten. Notitie Commissie Beroepsuitoefening en Ethiek. 2001. 2. Professioneel statuut van de bedrijfsarts. NVAB. 1997. 3. AI-1 Arbo- en verzuimbeleid. SDU, Den Haag 4. Ministeriële Regeling Wet verbetering poortwachter. Ministerie van SZW. 2001. 5. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Richtlijn handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten. Utrecht. 2000. 6. Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde. Richtlijn handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met lage-rugklachten. Utrecht. 1999. 7. Hoedeman R. De 'bottom up' werkmethode. Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde. 1999; 8: 156-160.
NVAB-standpunt Basiscontracten, december 2002
5