Crisismanagement in de publieke sector
Het doeltreffend beheersen van crisissen: adviezen ter verfijning van het crisismanagement binnen discipline 5 bij de stad Harelbeke
Bachelorproef voorgelegd voor het behalen van het diploma van de professionele Bachelor in het Communicatiemanagement. Howest Renaat De Rudderlaan Academiejaar
2013-‐2014
Naam promotor
Dhr. Pieter Soete
Naam auteur
Julie Vervaeke
Opleiding
Communicatie-‐ management
Afstudeerrichting
Public Relations
Semester 6 1
“No battle plan survives contact with the enemy.” – Helmuth von Moltke, 1800-‐18
2
Crisismanagement in de publieke sector
Het doeltreffend beheersen van crisissen: adviezen ter verfijning van het crisismanagement binnen discipline 5 bij de stad Harelbeke
Bachelorproef voorgelegd voor het behalen van het diploma van de professionele Bachelor in het Communicatiemanagement. Howest Renaat De Rudderlaan Academiejaar
2013-‐2014
Naam promotor
Dhr. Pieter Soete
Naam auteur
Julie Vervaeke
Opleiding
Communicatie-‐ management
Afstudeerrichting
Public Relations
Semester 6
1
Woord vooraf Dit eindwerk liep als een rode draad doorheen het laatste semester in de bacheloropleiding Communicatiemanagement en was bijgevolg een mooie afsluiter van de opleiding. Het is een uitdaging, maar tegelijkertijd een unieke kans om na drie jaar alle opgedane theoretische kennis om te zetten in een praktisch, eigen onderzoek. Een dergelijk eerste onderzoek vergt natuurlijk heel wat observatie, experimentatie en vooral durf. Ik wil dan ook mijn oprechte dank uiten aan diegenen die mij gesteund hebben in deze soms moeilijke tijd. In de eerste plaats wil ik mijn begeleider, docent Pieter Soete, bedanken voor de interessante bijeenkomsten en vele nuttige tips. Bedankt om me te helpen met mijn eerste stappen in de onderzoekswereld. Bedankt voor de goede moed en de grote hulp bij het aanbrengen van de structuur in mijn eindwerk. Ik wil ook Wouter Linseele, mijn stagementor bij stad Harelbeke, in het bijzonder bedanken. Bedankt Wouter voor de vele tips rond crisiscommunicatie, de kansen om crisisoefeningen en studiedagen te mogen bijwonen, het flexibel zijn in afspraken en om mijn bachelorproef te overlezen. Héél erg bedankt! Bedankt Marnix Buysschaert voor het beantwoorden van mijn vele vragen. Als expert zette hij me op het juiste spoor bij het ontwikkelen van de rampenoefening. Bedankt brandweerofficieren Jan Lefebvre, Joost Devos, Dirk Devos en brandweercommandant Armand Dendievel voor de vele, vrijwillige hulp bij de crisisoefening. Zij hielpen me niet enkel met de voorbereiding en de oefening zelf, maar gaven ook nuttige inbreng tijdens de evaluatie ervan. Bedankt Peter Mertens, woordvoerder bij FOD Binnenlandse Zaken, Tim Van Achte, crisisexpert bij PM en Bert Timmermans voor de belangrijke informatie en bruikbare documenten die jullie me toestuurden. Bedankt Bruno Fierens en Johan Van Laer, medewerkers van Burson-‐Marsteller, voor de uitnodiging bij de crisisoefening op 13 maart en het daaraan gekoppelde interview. Bedankt Erik Genbrugge, urgentieverpleegkundige en oprichter van BTCR vzw (crisistraining), voor het beantwoorden van al mijn vragen rond discipline 5, crisisoefeningen, voor de talloze aangehaalde voorbeelden en documenten en voor de overmatige interesse in mijn werk. Bedankt Saskia Van Hove, attaché noodplanning bij de provincie West-‐Vlaanderen, voor het leerrijke interview en de verduidelijking rond het model D5 van de provincie. Bedankt Kurt Parmentier, Gina Verhelst, Nele Anthoons, Jan De Groote, Roeland Kortleven, Gert Willems, Rudi Van Hecke, Ilse Vansteenkiste, Els Van Causenbroeck, Björn Grouwet, Katrien Vanhout, Caroline Coart, Geertrui Bogaert en Marc Van Daele voor de zeer boeiende interviews. Tot slot wil ik graag ook mijn vriend, mijn mama en papa en vrienden bedanken voor de oneindige steun, het geloof in mijn kunnen en het nalezen. Frank, mama, Lucas, Nicolas, Louise en Marijke, bedankt voor de verbeteringen! Allemaal bedankt!
2
Inleiding Iedere overheid doet of zou moeten doen aan noodplanning. Bij de overheid worden daarbij vijf verschillende disciplines onderscheiden, elk met een eigen vakgebied. In deze bachelorproef neem ik de jongste discipline, die van communicatie en informatie, onder de loep. Discipline 5 is een voor velen onbekende discipline en men weet vaak amper wat de missie van deze discipline is. De slagzin ‘onbekend is onbemind’ is hier dan ook van toepassing. In het afgelopen najaar kreeg ik de kans om stage te lopen bij stad Harelbeke. Mijn stagementor, Wouter Linseele, is erg ambitieus om bij te leren over noodplanning en in het bijzonder D5. Hij nam me vaak mee naar crisiscommunicatieoefeningen en studiedagen. Mijn interesse voor crisismanagement, en specifiek voor discipline 5 wakkerde aan en ik besloot om daar iets mee te gaan doen in mijn thesis. Ook in het voorjaar zou ik opnieuw stage lopen bij stad Harelbeke en ik besloot om stad Harelbeke te vragen mee te werken aan mijn thesis. Zo kreeg ik de buitenkans om van heel dichtbij de Harelbeekse discipline 5 te bestuderen. Stad Harelbeke heeft als overheid ook een discipline 5, gevuld met het personeel van de communicatiedienst. Harelbeke is al een tijdje intensief bezig met noodplanning en zeker noodplanning rond discipline 5, maar laat op bepaalde gebieden nog steken vallen. Dit merkte ik naarmate ik langer stage liep en in aanraking kwam met de communicatiediscipline. Dat was de aanleiding voor mijn onderzoeksvraag van deze bachelorproef: “hoe kan discipline 5 binnen de stad Harelbeke verfijnd worden?” Het is de opzet van deze bachelorproef adviezen te formuleren voor stad Harelbeke waarmee hun monodisciplinair D5-‐plan verfijnd kan worden. De verfijning via op maat geschreven adviezen gebeurde op twee manieren: via een zeer uitgebreide literatuurstudie getoetst aan de praktijk in verschillende gemeenten en via een praktisch onderzoek door middel van diepte-‐interviews en het bijwonen en organiseren van crisiscommunicatieoefeningen.
3
Probleemstelling Discipline 5 is de jongste onder alle disciplines in de noodplanning. Net omdat deze discipline zo recent het leven werd in geroepen, is een onderzoek naar het functioneren van deze discipline zeer belangwekkend. Als gevolg van een stage op het departement communicatie in het stadhuis van Harelbeke, kon dit onderzoek naar discipline 5 gekoppeld worden met de discipline 5 van de stad Harelbeke. Dit was dan ook de aanleiding van deze thesis, het analyseren van verfijning in discipline 5 voor de stad Harelbeke. Door de lessen crisiscommunicatie en door kennis op te doen op mijn stage kreeg ik vermoedens dat discipline 5 op dit moment een minder gekende discipline is en om die reden minder uitgebouwd is. Deze vermoedens werden bevestigd door onder andere ervaringen als observator in crisisoefeningen. Hoewel de discipline goed uitgewerkt is op papier, loopt de praktijk vaak de theorie achterna. De discipline wordt nog te weinig op een goede manier aangewend. Ook in stad Harelbeke bleek dit het geval. Met behulp van de interviews en de vooraf geplande crisisoefening in Harelbeke kreeg deze thesis heel veel bijval van de vertegenwoordigers van de steden en gemeenten en de opinieleiders. Velen waren enorm geïnteresseerd en wilden deze thesis na afloop ook zeker bemachtigen om er uit te kunnen leren. Zo werd opnieuw duidelijk dat in vele steden en gemeenten discipline 5 niet volledig voorbereid is op een rampsituatie. Met deze bachelorproef wil ik niet algemene tips geven voor alle communicatiedisciplines in alle steden en gemeenten, maar enkel in Harelbeke. De adviezen zijn aangepast aan de stad Harelbeke op mate van budget, haalbaarheid en infrastructuur.
4
Abstract In English The incentive for this postulate was to bring nuances in discipline 5 of the city of Harelbeke. With regards to my internship at the department of communication in the city hall of Harelbeke, I was confronted with the essence of crisis management and especially with the functioning of discipline 5. During my first, short internship (in the first semester of 2013 – 2014), I had the opportunity to attend some crisis communication trainings in the municipality of Mortsel and in the respectively city of Harelbeke. That way I got involved with crisis management and got curious for the approach of a communal government to responsibilities as the foundation of a discipline of communication and information for citizens and press. With the prospect to my prolonged internship at Harelbeke, the internship could be linked to the subject of this thesis. That way a research question came to mind. This research question is based on the assumption of discipline 5 being the youngest and least known discipline, which is thereby treated different than other, more operational disciplines. I wanted responses for the research question ‘How can crisis management become more developed internally within discipline 5 in the city of Harelbeke?’ in the form of tips or advices well suited for Harelbeke. In my search for results, an analysis of the literature, lots of depth-‐interviews with many cities and municipals and the attendance of three crisis trainings made me see the clichés hanging around discipline 5. Discipline 5 is pretty new and for that reason under-‐appreciated. Example given: when one thinks about discipline 5, they only think about the realization of communication with the press. Further I noticed, between the interviews, that many people, not only cities and municipals, but also the interviewed pundits showed a lot of interest in my thesis. This encouraged me even more to go on with this thesis and to investigate discipline 5 to the bone. I interviewed no less than seventeen communal authorities. These authorities sketched the situation for discipline 5 and introduced me to their working methods and models. Besides the authorities I also interviewed three pundits. I chose these three pundits very carefully, concerning previously encounters on crisis trainings or via interesting common acquaintances. On the one hand, they gave presentations about the contrasts between the discipline of communication in authorities and the functioning of crisis communication in crisis situations at companies. On the other hand, they talked about how they see this discipline as an own community and what their ambition is in discipline 5, in a monodisciplinary and multidisciplinary approach. The results, observations and remarks after the interviews with other municipals or cities, had to be assisted or contradicted by testing the situation in Harelbeke. In order to break the underestimated image of discipline 5, I composed, together with three fire-‐brigade officers, an inherent crisis exercise, specially focused on this discipline. The scenario was adjusted to this extent that the discipline got various assignments to deal with a in advance determined time. Both the press and the citizens had to be informed. The crisis exercise and the evaluation after the exercise exposed a lot of new elements.
5
In the last chapter all conclusions were transposed to a list of advices at the address of the city of Harelbeke. At the draw up of this advices, the attainability of the advices, the infrastructure and the possibilities of Harelbeke have been taken into account. The costs are mentioned with the advices, but could differ from the original costs at the effective implementation of the advices. Because the term of the implementation of these tips could differ. All results and advices are characteristic for the city of Harelbeke. Discipline 5 could start with the most important and necessary tips, as education, because they will not be able to accomplish all tips at a short term. Regularly, there are exercises/trainings in other municipals or cities en lots of presentations and study days about this theme crisis management (crisis management) and discipline 5. As Gerd De Ley said: ‘self-‐knowledge is the beginning of all wisdom and the end of most illusions.’ The same goes for discipline 5.
6
En français L’incitation de cette thèse était de mettre des nuances dans la discipline 5 de la ville d’Harelbeke. À l’occasion de mon stage dans le département ‘Communication’ à l’hôtel de ville de Harelbeke, j’ai été confrontée avec le management de crise et en particulier avec le fonctionnement de la discipline 5. Pendant mon stage bref (première semestre 2013 – 2014) j’ai eu l’occasion d’assister à quelques exercices de management de crise, respectivement à Mortsel et à Harelbeke. De cette façon j’étais impliquée dans le management de crise et je devenais de plus en plus intriguée par la manière dont ce gouvernement municipal gérait des responsabilités comme la fondation d’une discipline pour la communication et l’information vers la communauté et le média. Mon stage de longue durée à Harelbeke et le sujet pour cette thèse pouvaient être liés parfaitement. De cette façon j’arrivais à une question de recherche. Cette question est basée sur l’hypothèse que la discipline 5, comme la discipline la plus jeune, est moins connue et d’ailleurs est élaborée d’une autre façon que d’autres disciplines qui sont plus opérationnelles. À ma question de recherche Comment est-‐ce que le management de crise de la discipline 5 dans la ville d’Harelbeke peut être amélioré ?’ Je voulais répondre avec des conseils et des avis, rédigés spécialement pour Harelbeke. Pendant l’expédition pour des résultats, une recherche de la littérature, différentes interviews profondes avec des villes et des communes et la participation à trois exercices de crise, m’ont appris qu’il y a quand même encore quelques clichés sur la discipline 5. La discipline 5 est nouvelle et pour cela sous-‐estimée. On ne sait pas ce que la ‘D5’ contient et on a des compréhensions incorrectes de cette discipline. Par exemple, on pense encore trop à communiquer vers la presse quand on pense à la discipline 5. En outre, pendant les interviews j’ai remarqué que beaucoup de gens, et pas seulement les villes et les communes, mais aussi les experts interviewés, montraient un grand intérêt pour ma thèse. Ça m’encourageait encore plus pour continuer et pour étudier la discipline 5. J’ai interviewé pas moins de dix-‐sept gouvernements municipaux. Ces gouvernements décrivaient la situation de la discipline 5 et me laissaient faire connaissance à leurs méthodes de travail et leurs modèles. À part les gouvernements, j’interviewais aussi trois experts. J’ai choisi ces trois experts très précisément, suite à des rencontres précédentes pendant des exercices de crise ou par des connaissances communes intéressantes. D’une part ils faisaient une présentation sur les contrastes entre la discipline de communication dans les gouvernements et le fonctionnement de communication pendant des situations de crise dans les entreprises. D’autre part ils ont dit comment ils voient la discipline comme une propre communauté et ce qu’est leur image idéale de la discipline 5 dans une approche monodisciplinaire et multidisciplinaire. Une épreuve de la situation à Harelbeke devait confirmer ou contester les résultats des interviews avec les autres villes ou communes. Pour rompre l’image sous-‐estimée de la ‘D5’, j’ai préparé un propre exercice de communication de crise, ensemble avec trois cadres des pompiers. L’exercice était surtout concentré sur cette discipline. Le scénario a été adapté de cette façon que la ‘D5’ recevait différentes consignes à résoudre dans un temps déterminé. Par conséquence, tous les citoyens et la presse devaient être informés. L’exercice de crise et l’évaluation après produisaient beaucoup d’éléments nouveaux.
7
Dans le dernier chapitre toutes les conclusions étaient modifiées à une liste de recommandations, adressée à la ville d’Harelbeke. En rédigeant les avis, on a tenu compte de la faisabilité des avis, l’infrastructure et les possibilités d’Harelbeke. Les frais sont aussi mentionnés avec les avis, cependant ils peuvent différer de l’exécution effective de ces avis, vu que la période peut varier en appliquant ces conseils. Tous les résultats ou avis sont caractéristiques pour la ville d’Harelbeke. Puisque ce n’est pas possible d’effectuer chaque conseil à court terme, la ville d’Harelbeke peut commencer avec les conseils les plus nécessaires comme les formations. Souvent il y a des exercices et assez de conférences ou jours éducatifs concernant le management de crise dans des autres villes ou communes. Comme Gerd de Ley l’a dit d’une façon frappante : ‘La connaissance de soi est le début de la sagesse et la fin des illusions.’ Et ça compte aussi pour la discipline 5.
8
1. Inhoudsopgave WOORD VOORAF.................................................................................................................. 1 INLEIDING .............................................................................................................................. 3 PROBLEEMSTELLING......................................................................................................... 4 ABSTRACT .............................................................................................................................. 5 IN ENGLISH ............................................................................................................................. 5 EN FRANÇAIS ........................................................................................................................... 7 INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................ 9 AFKORTINGEN .................................................................................................................... 12 DEEL 1: ANALYSE VAN DE THEORIEËN ROND DISCIPLINE 5…………………….13 1. CRISISMANAGEMENT .................................................................................................. 13 1.1. WAT IS CRISISMANAGEMENT? ........................................................................................ 13 1.2. CRISISMANAGEMENT IN DE PUBLIEKE SECTOR ................................................................ 14 1.2.1. Het verschil in crisismanagement in de private en publieke sector ....................... 14 1.3. CRISISMANAGEMENT OEFENEN ....................................................................................... 16 1.3.1. Alarmeringsoefening .............................................................................................. 16 1.3.2. Zandbakoefening/table top oefening ...................................................................... 16 1.3.3. Virtuele oefening .................................................................................................... 17 1.3.4. Terreinoefening/simulatie ...................................................................................... 17 1.3.5. Monodisciplinaire oefening.................................................................................... 18 1.3.6. Multidisciplinaire oefening .................................................................................... 18 2. CRISISMANAGEMENT EN HET BELANG VAN DISCIPLINE 5 ........................... 19 2.1. DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN NOODPLANNING EN DE POSITIE VAN DISCIPLINE 5 IN DE GESCHIEDENIS .................................................................................................................. 19 2.1.1. Specifieke regulatie m.b.t. Seveso-risico’s ............................................................. 20 2.2. DE DISCIPLINES .............................................................................................................. 21 2.3. NIVEAUS IN CRISISMANAGEMENT ................................................................................... 22 2.4. ROL VAN DISCIPLINE 5 IN CRISISMANAGEMENT .............................................................. 23 2.5. MODELLEN DISCIPLINE 5 UIT DE LITERATUUR EN DE PRAKTIJK VERGELEKEN ................ 24 2.6. LITERAIRE MODELLEN .................................................................................................... 25 2.6.1. Literair model Saskia Vanhove .............................................................................. 25 2.6.2. Literair model Algemene Directie Crisiscentrum .................................................. 26 2.6.3. Literair model Marc Van Daele ............................................................................. 27 2.7. PRAKTISCHE D5-MODELLEN ........................................................................................... 29 2.7.1. Model aan de praktijk getoetst – Gina Verhelst (Dendermonde) .......................... 29 2.7.2. Model aan de praktijk getoetst - Katrien Vanhout (Brasschaat) ........................... 31 2.7.3. Model aan de praktijk getoetst – Caroline Coart (Lier) ........................................ 32 3. CONCLUSIE VAN DE ANALYSE VAN DE THEORIEËN ROND D5 ...................... 33 9
DEEL 2: TOEPASSING VAN DE THEORIEËN OP STAD HARELBEKE………….…34 1. METHODOLOGIE ........................................................................................................... 34 2. ONDERZOEKSOPZET .................................................................................................... 35 2.1. MODEL STAD HARELBEKE .............................................................................................. 35 2.2. HET PUPIL-MODEL D5 .................................................................................................... 36 2.2.1. Gelijkenissen met het pupil-model ......................................................................... 38 2.2.2. Verschillen met het pupil-model ............................................................................. 38 2.3. OMSCHRIJVING DISCIPLINE 5 .......................................................................................... 40 2.3.1. Kernteam ................................................................................................................ 40 2.3.2. Contact center ........................................................................................................ 40 2.3.3. Mediateam .............................................................................................................. 41 2.3.4. Monitoringteam ...................................................................................................... 41 2.3.5. Webteam ................................................................................................................. 41 2.3.6. Supportteam ........................................................................................................... 42 2.3.7. Back-up................................................................................................................... 42 3. DIEPTE-INTERVIEWS .................................................................................................... 43 3.1. DIEPTE-INTERVIEWS IN ANTWERPEN .............................................................................. 43 3.2. DIEPTE-INTERVIEWS IN OOST-VLAANDEREN.................................................................. 45 3.3. DIEPTE-INTERVIEWS IN WEST-VLAANDEREN ................................................................. 47 3.4. DIEPTE-INTERVIEWS MET OPINIELEIDERS ....................................................................... 49 4. CONCLUSIE DIEPTE-INTERVIEWS ........................................................................... 52 5. CRISISOEFENINGEN OBSERVEREN ......................................................................... 53 6. CONCLUSIE VAN OBSERVATIE VAN CRISISOEFENINGEN .............................. 55 7. CRISISCOMMUNICATIEOEFENING IN HARELBEKE .......................................... 56 7.1. OEFENDOELEN ................................................................................................................ 56 7.2. SMART-DOELEN ........................................................................................................... 58 7.3. OEFENFUNCTIES ............................................................................................................. 58 7.4. OEFENFUNCTIE VAN STAD HARELBEKE .......................................................................... 59 7.5. INHOUD CRISISOEFENING ................................................................................................ 61 7.5.1. Scenario .................................................................................................................. 61 7.5.2. Realisatie ................................................................................................................ 61 7.5.3. Locatie .................................................................................................................... 62 7.5.4. Crisiscommunicatiemiddelen ................................................................................. 62 7.6. ATTRIBUTEN ................................................................................................................... 64 7.7. DOELGROEPEN ............................................................................................................... 65 7.8. MONODISCIPLINAIR INTERVENTIEPLAN .......................................................................... 66 7.9. COÖRDINERENDE ORGANISATIES .................................................................................... 66 7.9.1. CC-Gem (Gemeentelijk Coördinatiecomité) .......................................................... 66 7.9.2. CP-Ops (Operationele Commandopost) ................................................................ 66 8. EVALUATIE ...................................................................................................................... 67 9. CONCLUSIE CRISISCOMMUNICATIEOEFENING STAD HARELBEKE 31 MAART 2014 .......................................................................................................................... 70 10
BESLUIT: ADVIEZEN AAN STAD HARELBEKE…………………………………………71 1. ADVIEZEN AAN STAD HARELBEKE ......................................................................... 71 ADVIES 1: HAALBARE OPLOSSINGEN VOOR HET PERSONEELSGEBREK ................................... 71 ADVIES 2: NOODPLANNING IN HARELBEKE OPTIMALISEREN OP VLAK VAN COMMUNICATIEPLAN, DOELGROEPEN, LOCATIE, OPLEIDINGEN, COMMUNICATIEMIDDELEN EN OEFENINGEN. ......................................................................................................................... 72 ADVIES 3: ZO GEDETAILLEERD MOGELIJK OEFENEN .............................................................. 76 ADVIES 4: TRANSPARANTIE, OOK IN NOODPLANNING............................................................ 77 2. ALGEMEEN BESLUIT .................................................................................................... 78 LIJST MET FIGUREN ......................................................................................................... 79 PUBLICATIE VAN DE BACHELORPROEF ................................................................... 80 BIJLAGEN ............................................................................................................................. 83
11
Afkortingen ANIP
Algemeen Nood- en Interventieplan
BNIP
Bijzonder Nood- en Interventieplan
CC-Gem/ GCC
Gemeentelijk Coördinatiecomité / Gemeentelijk Crisiscentrum
CC-Prov/PCC
Provinciaal Coördinatiecomité / Provinciaal Crisiscentrum
CC-Fed/ CGCCR
Nationaal Coördinatiecomité
CEO
Chief Executive Officer
CIC
Communicatie– en Informatiecentrum
CIP
Centraal Informatiepunt
CP-Ops
Commandopost Operaties
D1
Discipline 1 (brandweer)
D2
Discipline 2 (psychosociale hulpverlening)
D3
Discipline 3 (politie)
D4
Discipline 4 (civiele bescherming/logistieke hulp)
D5
Discipline 5 (communicatie/informatie)
Dir-Bw
Directeur Brandweer (D1)
Dir-CP-Ops
Directeur Commandopost Operaties
Dir-Info
Directeur Informatie (D5)
Dir-Log
Directeur Logistiek (D4)
Dir-Med
Directeur Medische Hulpverlening (D2)
Dir-Pol
Directeur Politie (D3)
FOD
Federale Overheidsdienst
ICT
Informatie- en Communicatietechnologie
KB
Koninklijk Besluit
LBS
Location Based System
OCMW
Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn
OSR
Organisatie Snelle Redding
PSH
Psychosociale Hulpverlening(snetwerk)
TIC
Telefonisch Informatiecentrum
12
DEEL 1: Analyse van de theorieën rond discipline 5 1. Crisismanagement 1.1. Wat is crisismanagement? Een crisis is het gevolg van een gebeurtenis die zich heel plots en onverwacht voordoet en kan het functioneren of de continuïteit van een organisatie of instelling in gevaar brengen. Een crisis brengt een grote druk met zich mee, waardoor snel handelen noodzakelijk is. Elke organisatie, instelling, bedrijf of gemeente moet daarom te allen tijde voorbereid zijn op (zware) noodsituaties. Maar crisissen beheersen of in eerste instantie proberen te voorkomen, is niet evident. Daarom kwam een term als crisismanagement of crisisbeheersing tot leven. De betekenis van deze term is het systematisch proberen crisissen te vermijden en te beheersen. (Anthonissen, 2002) Vanuit een multidisciplinair oogpunt kan het begrip crisismanagement bekeken worden vanuit psychologisch, sociaal-‐politiek en technologisch-‐structureel perspectief. Aan de hand van het 4C-‐model kunnen de verschillende perspectieven in beeld gebracht worden. Het 4C-‐model bestaat uit ‘causes’ (de onmiddellijke fouten die leiden tot een crisis en de omstandigheden die deze fouten toelaten ), ‘consequences’ (de onmiddellijke en lange-‐termijn impact van een crisis), ‘caution’ (de metingen die gebeuren om een crisis te vermijden of om de impact van een potentiële crisis te minimaliseren) en ‘coping’ (de middelen gebruiken die men heeft om een crisis te bestrijden die reeds aan de gang is). Aan de hand van deze inzichten kan een definitie duidelijker maken wat crisismanagement precies inhoudt. Crisisbeheersing of crisismanagement beoogt het beheersen van uitzonderlijk zware situaties die een grootschalige maatschappelijke impact of bedreiging kunnen hebben, die een geringe beslissingstijd hebben en waar kritieke beslissingen moeten worden genomen in onzekerheid. Effectief crisismanagement of effectieve crisisbeheersing houdt het minimaliseren van potentiële risico’s in. Naar aanleiding van een risicovol evenement of risicovolle gebeurtenis, is improvisatie onvermijdelijk. Maar ook de interactiviteit met de belangrijkste stakeholders is een belangrijk element, zodat individuele en gemeenschappelijke belangen kunnen worden voorop gezet en gebruikt in de (preventieve) strijd tegen de crisis. Bij het ondergaan van de noodsituatie omvat effectief crisismanagement individuele en organisatorische beslissingen, zoals de oprichting van een crisiscentrum of antwoorden op gedrag of emoties. Crisismanagement is automatisch gericht op herstel en vernieuwing. (Boin, 2008) Er kunnen dus verschillende fases in crisismanagement worden onderscheiden. De eerste fase is verkenning of analyse. In deze fase kijkt men uit naar waarschuwingssignalen en maakt men een risicoinventaris en –analyse, waaronder ook een stakeholderanalyse. De tweede fase is de voorbereidings-‐ of preventiefase. Hier worden de waarschuwingssignalen opgemerkt en worden als reactie proactieve of reactieve crisismanagementplannen gemaakt. In deze fase horen ook alle crisistrainingen en crisissimulaties thuis. De volgende fase waarbij een crisis dreigt of al aan de gang is, bestaat uit de insluiting van de crisis. In deze fase probeert men in stappen de duur van de crisis of de effecten in de mate van het mogelijke te beperken door in aparte teams een eigen strategie uit te denken en uit te voeren. Hier wordt aan crisismanagement en crisiscommunicatie gedaan.
13
De vierde fase is het herstel na de crisis. Er worden duidelijke pogingen gedaan om terug te keren naar een normale situatie en een normaal functioneren van de organisatie. De vijfde en laatste fase bevat het leren en de follow-‐up. Via evaluatie worden eventuele verbeterpunten aangebracht. Er wordt herstelcommunicatie gevoerd en nazorg voor de getroffenen ontplooid. (Hexspoor & Van Tiel, 2011)
1.2. Crisismanagement in de publieke sector De publieke of openbare sector is het geheel van overheids-‐ en semioverheidsinstanties1. Een overheid is het hoogst bevoegde gezag in een gebied, en dat kan zich spreiden over een land, provincie of gemeente. (federale, provinciale en gemeentelijke overheid). In deze bachelorproef gaat het vooral om de gemeentelijke overheid. Crisismanagement van de overheid is van toepassing bij noodsituaties of dreigende noodsituaties. Het biedt een redelijke zekerheid om een snelle inzet van beschikbare hulpverleningsmiddelen mogelijk te maken en de optimale coördinatie van die middelen op poten te zetten.
1.2.1. Het verschil in crisismanagement in de private en publieke sector Er is een groot verschil tussen crisiscommunicatie in de publieke sector (overheden) en crisiscommunicatie in de private sector (bedrijven). Dat verschil ligt vooral in de uitvoering van de communicatie en de consequenties van de ramp. Bedrijven zijn winstgevende organisaties en zijn daarom vooral gericht op het verhogen van hun marktaandeel om zo nog meer winst te maken. Overheden zijn echter organisaties met grote aandacht voor het treffen van regelingen met stakeholders en burgers als klanten van de overheid, voor zorg en beschermingen van diezelfden en voor creatie van middelen. Daarnaast is de openbaarheid van bestuur ook enkel te vinden in de publieke sector. (Van Daele, Overheidscommunicatie in de praktijk, 2014) Ook in het crisismanagement van beide sectoren zijn duidelijke verschillen terug te vinden. Eerst en vooral hebben bedrijven geen crisiscommunicatieplan, maar een intern noodplan of een business continuity plan (plan van continuïteit). Dat betekent ook dat bedrijven geen of in mindere mate crisis-‐ specifieke terminologie gebruiken in crisisbeheersing. Bovendien heeft het begrip ‘ramp’ een andere betekenis voor een bedrijf, organisatie of instelling dan voor een overheid. Een gemeente, provincie of land is erg bezig met crisisbeheersing en heeft meestal met echt letterlijk gevaarvolle noodsituaties zoals branden of overstromingen te maken. Een bedrijf ziet crisisbeheersing veel breder dan enkel letterlijke noodsituaties. Natuurlijk zijn bedrijven, en dan vooral Seveso-‐bedrijven, ook bezig met echter rampenplanning2. Maar een bedrijf kijkt vooral naar eigen winstbejag, waardoor een slecht artikel in de media of een staking ook een ramp betekent voor bedrijven. Een communicatiecrisis is dan ook veel meer voorkomend dan een echte ramp. (Burson-‐Marsteller, 2014)
1
Een semioverheidsinstantie is een instantie die wettelijke taken uitvoert en/of een publiek belang dient en een publieke financiering krijgt. (Nevi , 2014) 2 Zie punt 2.1.1. Specifieke regulatie m.b.t. Seveso-‐risico’s 14
Overheden hoeven geen winst te maken, maar worden toch evenzeer geraakt bij slechte reclame over de dienstverlening bij de overheid. Overheden proberen namelijk een zo effectief en efficiënt mogelijke dienstverlening te geven aan de burgers. Indien dit niet lukt of er slechte reclame komt, wordt een overheid evenzeer afgerekend als de privé, maar eerder op politiek vlak. Bedrijven zijn vooral geïnteresseerd in hun reputatie, meer dan overheden. Overheden hebben ook interesse in hun reputatie, maar willen vooral de rampsituatie zo snel mogelijk oplossen en goed en snel communiceren. Bedrijven communiceren altijd met hun aandeelhouders in het achterhoofd, wat er voor zorgt dat de communicatie vaak minder snel komt of informatie achtergehouden wordt. Sommige bedrijven stoppen zelfs met communiceren bij een ramp. (Van Daele, 2014) Ook de samenstelling van de crisiscommunicatieteams is verschillend. Beiden hebben een crisiscel, maar die wordt anders ingevuld. Een overheid heeft een crisiscel (CC-‐Gem) met een Directeur Info en eventueel een coördinator. Achter de crisiscel staat een volledig peloton van teams als: mediateam, monitoringteam, webteam… De politieke woordvoering in een overheidsinstelling wordt waargenomen door de burgemeester. De technische woordvoering wordt gedaan door de commandant van de brandweer. Een bedrijf heeft een crisiscel met een leider en een tweede leider. Naast deze leiders beoordelen enkele extra mensen de kwaliteit van communicatie en doen ze aan interne communicatie. De basiswoordvoering wordt door iemand van de communicatiedienst gedaan, die ook de persconferenties organiseert. Verder neemt de CEO van het bedrijf de verdere woordvoering (=verantwoordelijkheidswoordvoering) op zich. (Burson-‐Marsteller, 2014)
15
1.3. Crisismanagement oefenen Een crisis komt altijd onverwacht. Daarom is het een vereiste om optimaal voorbereid te zijn. Dat wordt gedaan met een goede communicatie en een crisiscommunicatieplan dat op punt staat, een operationeel team met experten en vooral een goed voorbereid crisiscentrum dat voldoet aan alle voorwaarden om een crisis voldoende te kunnen managen. Een goede voorbereiding alleen volstaat niet, crisismanagement moet regelmatig geoefend worden. Er bestaan verschillende soorten oefeningen. Hieronder vindt u alle mogelijke crisisoefeningen met hun voor-‐ en nadelen.
1.3.1. Alarmeringsoefening Een alarmeringsoefening kan heel groot bekeken worden en er kan geoefend worden op alle delen van de crisiscommunicatie (CC-‐Gem, CP-‐Ops, burgemeester en noodplanner), maar het is ook niet ongebruikelijk om een discipline alleen te testen. Verschillende zaken komen hier aan bod. Zo worden alarmprocedures getest, wordt de bereikbaarheid en reactiesnelheid van de sleutelfiguren getoetst en ondergaan ook de communicatielijnen een test.
Voor-‐ en nadelen Een groot voordeel van een alarmeringsoefening is dat er heel weinig voorbereiding aan te pas komt, waardoor er weinig kosten meespelen. Er komt ook maar een minimum aan personeel en tijd aan te pas, het is een korte oefening. Een nadeel van een alarmeringsoefening is het feit dat er niet specifiek wordt geoefend op hoe een crisis kan opgelost worden. Enkel de tijdsdruk speelt hier een rol. De oefening omvat slechts een beperkt (wat niet wil zeggen onbelangrijk) deel van het rampenplan.
1.3.2. Zandbakoefening/table top oefening Een zandbakoefening of table top oefening is een oefening waarbij men vertrekt van een mogelijk incident of een mogelijk gevaar. Alles wordt uitgebeeld op een kaart, plan of maquette en van daaruit wordt de situatie uitgelegd, waarna de participanten de crisis op een zo goed mogelijke manier proberen op te lossen. Deze oefening is vooral bestemd voor verantwoordelijken van de disciplines. Deze oefening wordt niet op een compleet zelfstandige basis vervolledigd, maar begeleid door één of meerdere oefenleiders, die op geregelde basis insteken injecteren en bijsturen.
Voor-‐ en nadelen Het voordeel van een zandbakoefening is dat deze oefening de kans geeft aan zowel het CP-‐Ops als het CC-‐ Gem om zichzelf te ontplooien en samen te oefenen om een goed team te vormen in crisistijden. Er zijn ook weinig praktische beperkingen, omdat er geen operationele taken aan te pas komen. Om deze reden heeft deze oefening ook een lage kostprijs. Bovendien is het mooi meegenomen dat deze oefeningen onafhankelijk zijn van de weersomstandigheden. Hier worden vaak ook alle communicatiemiddelen gebruikt als telefonie, gsm, e-‐mail, OSR3…
3
Zie punt 7.5.4. Crisiscommunicatiemiddelen 16
Nadelen van deze oefeningen zijn er zeker ook. Zo worden in dergelijke oefeningen niet alle elementen getest, waardoor een overzicht van alle delen moeilijk te verkrijgen is. Er is, zoals eerder vermeld, geen operationele inzet en dus ook een beperkte opstelling van het CP-‐Ops. Daardoor is er vaak onvoldoende inlevingsvermogen en weinig interactiviteit.
1.3.3. Virtuele oefening Een virtuele oefening kan ook een (sociale) mediatraining genoemd worden. Een virtuele oefening bestaat er immers uit om een crisis te beheersen via het internet en de daarop verschillende sociale media en websites. In deze oefening wordt getest hoe men alle media kan en zal monitoren en wat de effecten van communicatie op media en de effecten van media op communicatie zijn. Een virtuele oefening draait om het nabootsen van de realiteit via een computersysteem (bijvoorbeeld via Twitter). Alle mogelijke interactie gebeurt virtueel, dus via een computer.
Voor-‐ en nadelen Een virtuele oefening is een goede oefening voor het webteam, de webmaster of de monitor van sociale media. Het webteam kan zich meer specialiseren in eigen functioneren en eigen communicatiemiddelen. Daarnaast is zo’n oefening ook veel dynamischer dan een zandbakoefening en kan men moeilijk bereikbare plaatsen goed simuleren. Nadeel aan deze oefening is dat de kostprijs vaak de hoogte kan ingaan, want de opstartkosten zijn hoog op korte termijn. Bovendien kan de kostprijs nog hoger oplopen door het aankopen van meer omgevingen. Bepaalde virtuele oefeningen kunnen gratis, maar dat hangt af van de samenstelling van de oefening. Een ander nadeel, naast de prijs, is dat het ook eerder geschikt is voor leidinggevenden.
1.3.4. Terreinoefening/simulatie De definitie van een simulatie is ‘nabootsing van de werkelijkheid’ en dat is ook zo in crisiscommunicatie. Een simulatie of terreinoefening is een beperkte (CPX) of een algemene inzetoefening (FTX). Dit kan bijvoorbeeld een grootschalige evacuatieoefening zijn, waarbij zowel hulpdiensten als pers betrokken worden.
Voor –en nadelen Het voordeel van een terreinoefening of een simulatie is dat in de oefening alle onderdelen van een crisisopzetting worden ontplooid. Het is een kans om alle elementen op hun beurt te testen in één geheel, anders dan in alle andere oefeningen. Er wordt dus op veel oefendoelen tegelijk geoefend. Door het inzetten van verschillende disciplines komt de onderlinge communicatie en samenwerking aan bod. Omdat de oefening duidelijk zichtbaar is voor de bevolking, is het aangewezen dat er vooraf genoeg ruchtbaarheid aan wordt gegeven. Op die manier is iedereen op de hoogte van het feit dat het om een oefening gaat. Het nadeel van zo’n oefening is dat er gekeken wordt naar het geheel en niet naar de aparte onderdelen van de oefening, wat maakt dat sommige details vergaan in de druk van crisissituaties. Het is de oefening waar de meeste voorbereiding, tijd en kosten in kruipen. Een simulatie of terreinoefening is ook een zodanig grote oefening, dat er bij een overdaad aan acties oefenmoeheid bij de deelnemers kan ontstaan.
17
1.3.5. Monodisciplinaire oefening Een discipline oefent één of meer deelaspecten van de taken die worden toegewezen aan deze discipline. Bijvoorbeeld: D5 oefent in een oefening rond webmonitoring met fictieve accounts hoe D5 best reageert in bepaalde situaties.
Voor –en nadelen De voordelen van deze oefening zijn dat de oefeningen niet algemeen zijn, maar juist heel specifiek. Zo kan ook elke discipline haar eigen oefendoelen bepalen en evalueren. Het bijsturen in de monodisciplinaire oefening kan door de discipline zelf worden gedaan en er is geen ellenlange voorbereiding nodig om een dergelijke oefening in elkaar te steken. De nadelen van deze oefening zijn natuurlijk de focus op eigen discipline. Men zet een paardenbril op en houdt enkel rekening met de eigen discipline. Bovendien is er in deze oefening ook nauwelijks of geen communicatie tussen de verschillende diensten (CC-‐Gem, CP-‐Ops…).
1.3.6. Multidisciplinaire oefening De benaming zegt het al een beetje zelf, maar in deze oefening oefenen alle of verschillende disciplines één of meer deelaspecten van de taken die hen worden toegewezen. In dit soort oefening ligt het accent dan ook op de onderlinge samenwerking van de disciplines en het gemeenschappelijk functioneren van deze groep. Let op, dit kan zowel operationeel als bestuurlijk oefenen zijn.
Voor –en nadelen Het positieve aan zo’n collectieve oefening is dat de interactie tussen de disciplines bevorderd en op een waarheidsgetrouwe manier gemeten wordt. Doordat dit een oefening is die alle elementen aan bod laat komen, worden gaten in de crisiscommunicatie of rampenplanning sneller opgemerkt en sneller aangepakt. Het minder positieve aan deze soort oefeningen is dat er veel voorbereiding nodig is en dat dit de nodige kosten met zich meebrengt.
18
2. Crisismanagement en het belang van discipline 5 2.1. De ontstaansgeschiedenis van noodplanning en de positie van discipline 5 in de geschiedenis Noodplanning is lang niet altijd zo aanwezig geweest in overheden. Pas vanaf de jaren ‘90 kwamen de preventieve en acute regelgevingen over noodplanning op gang. In de Omzendbrief van 11 juli 1990 werd informatie als een aparte discipline ingeschreven, naast de operationele diensten. In 1998 gaf het Hoger Instituut voor de Noodplanning een handleiding uit over crisiscommunicatie, genaamd ‘Module Crisiscommunicatie: voorlichting in de acute fase’. Met dat document bood het Instituut een informatieve en praktische ondersteuning aan de provincies en gemeenten. Lange tijd was dit de enige documentatie rond crisiscommunicatie voor overheden. Het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 zorgde binnen de noodplanning voor de opdeling in vijf functionele disciplines. Het KB van 16 februari 2006 en de Omzendbrief van 26 oktober van datzelfde jaar gingen dieper in op de inhoud van de noodplannen en zorgden voor een verder harmonisering van de terminologie. Er werden drie categorieën gemaakt in de nood– en interventieplanning: multidisciplinaire nood– en interventieplannen met subgroepen ANIP4 en BNIP5, monodisciplinaire nood-‐ en interventieplannen van alle disciplines met subgroepen D1, D2, D3, D4 en D5 en interne noodplannen voor bedrijven of instellingen. De bepalingen van het ANIP kunnen worden aangevuld met bijzondere onderdelen, beschreven in een BNIP. Er moet rekening gehouden worden met het specifieke karakter van bepaalde risico’s. (ibz AD Crisiscentrum, 2014) Sinds het KB van 2006 zijn alle disciplines verplicht een monodisciplinair interventieplan op te stellen. Zo zorgt discipline 5 voor een plan in verband met crisis-‐ en risicocommunicatie gericht op de bevolking in het kader van een noodsituatie. Dit monodisciplinair interventieplan geeft een overzicht aan een discipline van de eigen rol in de gemeentelijke, provinciale en nationale fase van de afkondiging van de crisis. Het kan niet genegeerd worden dat informatie en communicatie een grote impact hebben op de crisisontwikkelingen. Hiernaast is er een toenemend belang van de media en heeft communicatie een rol meegekregen als sociaal geweten, waardoor haar bestaan niet meer weg te denken is. Daar komt nog bij dat vele burgers geen stille werkers, maar mondige opportunisten geworden zijn, waardoor communicatie nog meer aan belang toeneemt. Bovendien heeft de opkomst van internet het communicatielandschap grondig gewijzigd. Informatie ligt overal voor het grijpen, waardoor mensen worden overspoeld door informatie. Vandaag de dag wordt dan ook effectief gesproken van een informatiemaatschappij. (Mertens & Ramacker, Leidraad crisiscommunicatie, 2007)
4 In een Algemeen Nood-‐ en Interventieplan staan alle procedures die bij een ramp moeten gevolgd
worden. Het plan wordt gebruikt bij het bestrijden van rampsituaties. Bijvoorbeeld: zware overstromingen, aardbevingen… (Belgische Overheid, 2014) 5 Een bijzonder Nood-‐ en Interventieplan bevat meer specifieke modaliteiten en middelen voor specifieke risico’s. Bijvoorbeeld: beschermingskledij, aanrijroutes… (Belgische Overheid, 2014) 19
2.1.1. Specifieke regulatie m.b.t. Seveso-risico’s De term ‘Seveso’ verwijst naar een zwaar industrieel ongeval met dioxine in 1976 nabij de stad Seveso in Italië, waarbij een groot deel van de bevolking werd verminkt. Naar aanleiding van die ramp werden enkele Europese richtlijnen rond risico’s van industriële ongevallen aangenomen. De richtlijnen hebben een dubbele doelstelling, namelijk het vermijden van ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen en de effecten van deze soort ongevallen voor mens, dier en milieu beperken. Een Seveso-‐bedrijf is een bedrijf dat activiteiten uitvoert rond gevaarlijke stoffen, zoals de productie, de behandeling, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen. Overheden werken nauw samen met Seveso-‐ bedrijven in de verschillende fases van de hantering van de richtlijnen en zien ook toe op het milieu, de veiligheid van de burgers en communicatie met de bevolking. De federale overheid is verantwoordelijk voor de beschermingsmaatregelen met betrekking tot werknemers en de voorbereiding en coördinatie van de noodplanning, in samenwerking met de federale diensten van de gouverneurs (provinciaal). Gewesten zijn bevoegd voor de ruimtelijke ordening, provincies staan in voor de opstelling van BNIP. Maar ook voor gemeenten staat het open om op voorhand afspraken vast te leggen met Seveso-‐bedrijven uit de buurt. Alhoewel het minder gedaan wordt, omdat een ramp waarin een Seveso-‐bedrijf betrokken is vaak onmiddellijk naar de provinciale fase wordt opgeschaald. (Belgische Overheid, 2014) In dit eindwerk zal niet verder ingegaan worden op de Seveso-‐specificaties, wegens te zware afwijking van de bedoeling van dit eindwerk.
20
2.2. De disciplines Iedere ramp wordt bestreden door een heel team aan interventiediensten. Hun taken zijn verspreid over vijf verschillende disciplines. Hieronder vindt u een opsomming van de vijf disciplines. Discipline 1: Brandweer De opdrachten van discipline 1 zijn vooral heel operationeel. Zo beheert de brandweer de noodsituatie en proberen de hieraan verbonden risico’s op een veilige manier uit te schakelen. De brandweer is vaak een eerste hulp bij rampen. Zij zijn bevoegd om mensen te bevrijden, te redden, in veiligheid te brengen, personen en goederen op te eisen. De Dir-‐BW heeft in deze discipline de leiding. Discipline 2: Medische en psychosociale hulpverlening Discipline 2 wordt bemand door diensten die deelnemen aan de uitvoering van dringende geneeskundige hulpverlening. Zij gaan een medische keten opstarten, onmiddellijk geneeskundige en psychosociale zorgen toedienen aan slachtoffers en betrokkenen, slachtoffervervoer regelen en noodzakelijke maatregelen nemen ter bescherming van de volksgezondheid. Discipline 2 staat onder leiding van een Dir-‐ Med. Discipline 3: Politie Deze derde discipline bestaat uit leden van de politie. Zij handhaven en herstellen de openbare orde, regelen het verkeer indien nodig, stellen perimeters in, bakenen fysisch af, bewaken de toegangscontrole tot het terrein, voeren de evacuatie van de bevolking uit, proberen dodelijke slachtoffers te identificeren en verlenen bijstand aan het gerechtelijk onderzoek. Een Dir-‐Pol leidt deze derde discipline. Discipline 4: Civiele bescherming, logistiek en eventueel externe operationele ondersteuning De operationele eenheden van de civiele bescherming, de openbare brandweerdiensten, de gespecialiseerde openbare en private diensten en het leger zijn allen geschikt onder discipline 4. Deze discipline heeft specifieke taken als: speciaal reddings-‐ en hulpverleningsmateriaal leveren, versterking in personeel en materiaal waarborgen, technische middelen voor communicatie organiseren tussen de disciplines én tussen het CP-‐Ops en het CC, bevoorrading van levensmiddelen en drinkwater voorzien voor de interventiediensten… De leiding van discipline 4 berust bij de Dir-‐Log. Discipline 5: Communicatie/informatie Discipline 5 is de jongste discipline, en nog niet echt gekend. Meestal zullen onder discipline 5 communicatiemedewerkers te vinden zijn, maar niet altijd6. De taken van de communicatie/informatie zijn informatie en richtlijnen aan de (betrokken) bevolking verschaffen, informatie over de beschermingsmaatregelen en evolutie van de crisis verstrekken… Een Dir-‐Info heeft de leiding over deze discipline.
6
Zie punt 2.7. Praktische D5-‐modellen 21
2.3. Niveaus in crisismanagement Alle disciplines kunnen voorkomen in drie verschillende fases, onderscheiden door bepaalde criteria. Het niveau van crisisbeheer wordt bepaald op basis van criteria als feiten, aantal slachtoffers, milieueffecten, geografische uitgestrektheid, sociale impact, nodige middelen, aard van de situatie (Seveso, terrorisme…). Een kort overzicht van alle fases vindt u hieronder.
Figuur 1: de niveaus van crisisbeheersing (Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, z.j.) Bij de verschillende fases geldt ook een verschillende coördinatie en daarbij organisatie van een coördinatiecomité. Bij een crisis op kleine schaal en dus op gemeentelijk niveau start de burgemeester een CC-‐Gem op. Op provinciaal niveau wordt door de gouverneur een CC-‐Prov opgestart. In het ergste geval, op nationaal niveau, coördineert de minister van Binnenlandse Zaken, en probeert hij in een CC-‐Fed de crisissituatie te managen. (Provincie Oost-‐Vlaanderen, Z.j.)
22
2.4. Rol van discipline 5 in crisismanagement Discipline 5 is aansprakelijk voor de communicatie en informatie aan de bevolking. D5 is samen met alle disciplines vertegenwoordigd in het Coördinatiecomité en in de Operationele Commandopost. Let wel, deze discipline heeft geen verbindingsfunctie naar andere disciplines en geeft dus geen instructies en richtlijnen door naar uitvoerende diensten vanuit het Coördinatiecomité. Dit geldt wel binnen de eigen discipline. De concrete opdrachten van discipline 5 kunnen in drie luiken worden opgesplitst: communicatie voor de noodsituatie, communicatie tijdens de noodsituatie en communicatie na de noodsituatie. De informatiedoorstroming moet gelijk lopen met de informatiebehoeften van de bevolking op dat moment. Communicatie voor de noodsituatie, m.a.w. risicocommunicatie, waarschuwt de bevolking over de risico’s en de maatregelen van de overheid om risico’s te beperken of te elimineren en de maatregelen die de bevolking zelf kan nemen. Het tweede luik heet de effectieve crisiscommunicatie, waarbij de communicatie de betrokken bevolking informeert over de situatie en de evolutie, over de aanbevelingen en de genomen maatregelen. Daarnaast wordt ook het ruimere publiek geïnformeerd. Het derde en laatste luik wordt gebruikt na de noodsituatie waarbij de informatie over de maatregelen voor de terugkeer naar een normale situatie wordt gecommuniceerd. Naast deze directe rollen heeft Discipline 5 ook de taak gekregen om een informatiestelsel op te richten om vragen van de bevolking op te lossen. (Mertens & Ramacker, Leidraad crisiscommunicatie, 2007) Kort gezegd zijn de taken van Discipline 5: De bevolking alarmeren/waarschuwen Het informeren van slachtoffers en aanverwanten van slachtoffers De (betrokken) bevolking informeren over: o
Beslissingen van het coördinatiecomité
o
Te nemen beschermingsmaatregelen
o
Evolutie van de noodtoestand
Het informeren van het grote publiek, concreet: o
Telefonische vragen van de pers en bevolking
o
Pers en nieuwsgierige bevolking die ter plaatse komt
Een handig informatiesysteem opzetten om respons te kunnen geven aan de bevolking Media en bevolking op de voet volgen Discipline 5 is verantwoordelijk voor de wijze waarop de bevolking geïnformeerd wordt, hoe de communicatie met de media georganiseerd wordt, hoe de taakverdeling binnen de discipline verloopt, welke informatienummers vrijgegeven worden en op welke manier de informatie over de slachtoffers publiek gemaakt wordt.
23
2.5. Modellen Discipline 5 uit de literatuur en de praktijk vergeleken Deze bachelorproef draait om de verfijning van discipline 5 en streeft dus naar een gewenste situatie, zowel binnen de organisatie als in de uitvoering van discipline 5. In onderstaande modellen geven verschillende specialisten uitleg rond de structuur van een eigen D5-‐model. De literaire modellen zijn meestal gebaseerd op een ideale situatie, die soms afwijkt van de realiteit. De modellen uit de praktijk zijn eerder gebaseerd op de situatie op eigen grondgebied, rekening houdend met het aantal medewerkers. Dat zorgt ervoor dat sommige functies, die in literaire modellen beschreven worden, soms samen uitgevoerd worden of juist net ontkoppeld worden. Dit hangt volledig af van de omvang van het coördinatiecomité en de inzetbare personen binnen discipline 5. De bedoeling van de analyse van deze modellen rond discipline 5 is de verschillen aantonen tussen de literaire en de praktische modellen en een eigen haalbaar model voor stad Harelbeke vast te leggen. Hieronder kunt u enkele in de literatuur opgenomen modellen bekijken van onder andere mevrouw Saskia Van Hove, de Algemene Directie Crisiscentrum en meneer Marc Van Daele. Verder kunt u drie eigen, meer praktische modellen vinden, in elkaar gezet door mevrouw Gina Verhelst van de stad Dendermonde, mevrouw Katrien Vanhout van de gemeente Brasschaat en mevrouw Caroline Coart van de stad Lier.
24
2.6. Literaire modellen 2.6.1. Literair model Saskia Vanhove Discipline 5 kan beschreven worden als een discipline met een veelheid aan taken, die niet globaal zijn afgetekend. Zo vertelt een eerste model van Saskia Van Hove, attaché noodplanning van de gouverneur van West-‐Vlaanderen. (Vanhove, Crisiscommunicatie kettingbotsing A19, 2014)
Discipline 5 (teamleider)
Moni-‐ toring-‐ team
Coör-‐ dinator contact center
Media-‐ team
Kernteam D5: -‐ -‐ -‐
Woordvoerder D5 in CC-‐Gem Ondersteuning
Web-‐ team CP-‐Ops (Dir-‐ Info) Support
team
Figuur 2: literair D5-‐model Saskia Vanhove (Vanhove, 2014) Het kernteam in het CC-‐Gem, teamleider D5 en D5 in het CP-‐Ops zijn naar de mening van mevrouw Saskia Vanhove drie verschillende onderdelen binnen D5, maar zijn héél nauw verwant met elkaar. Volgens mevrouw Vanhove zijn er vier verschillende functies binnen de D5-‐cel. Deze zijn media, web, monitoring en het contact center. Het mediateam zorgt voor het officiële perscontact en persconferenties en heeft een eigen noodnummer om de pers op de hoogte te houden of eventuele oproepen te beantwoorden. Het contact center, onder leiding van een coördinator contact center, zorgt voor de opvang van alle binnenkomende telefoontjes van bewoners, bezoekers en bedrijven. Het contact center wordt bemand door interne mensen, maar staat in onmiddellijk contact met een extern contact center. Het contact center kan dus worden overgenomen door een extern contact center in Brussel, maar moet worden gevoed door de provincie. De coördinator in het CC-‐Prov heeft de minst zichtbare functie, maar wel de belangrijkste. In het CC-‐Prov zitten de gouverneur, als woordvoerder en leider van de vergadering en de arrondissementscommissaris. Indien maar één interne persoon kan aanwezig zijn op de crisis, zal die deze functie invullen. Het CP-‐Ops wordt in dat geval bemand door iemand van de dienst Wapens.
25
Naast de teams in de cel van D5 zorgt het supportteam voor ondersteuning in ICT, onthaal/catering/klaarzetten zaal/persconferentie, vertalingen en algemene versterking van discipline 5. Het supportteam staat volledig buiten discipline 5, omdat dit bemand wordt door mensen van het onthaal. (Vanhove, Bespreking van het provinciaal D5-‐model en praktijkvoorbeelden, 2014)
2.6.2. Literair model Algemene Directie Crisiscentrum De Algemene Directie Crisiscentrum heeft ook een model, volledig onafhankelijk van andere crisisorganen als een CP-‐Ops en coördinatiecomité.
Media team
Support team
Webteam Discipline 5 (kernteam)
Moni-‐ toring team
Contact center
Figuur 3: literairD5-‐ model Algemene Directie Crisiscentrum (Algemene Directie Crisiscentrum, 2007) Het model van de Algemene Directie Crisiscentrum bestaat uit vijf teams die in harmonie samenhangen met het kernteam en zo informatie binnen krijgen en naar buiten sturen. Het kernteam bestaat uit de Dir-‐ Info, een crisiswoordvoerder, een verbindingspersoon of liaison, een secretaris of iemand die het logboek bijhoudt en een informatie manager. Het mediateam heeft vijf mensen onder zich: een coördinator media, een expert, een contactpersoon, een redacteur en een vertaler-‐tolk. Het derde team, het webteam, kan een coördinator web en een webmaster actief inzetten. Het contact center bestaat uit vier of meer personen: een coördinator, een verbindingspersoon, een redacteur en ten minste één telefonist. Het monitoringteam heeft een coördinator nodig voor de analyse en synthese van de crisis, focust zich op de Belgische geschreven pers en Belgische audiovisuele media, maar, afhankelijk van de graad van crisis, ook op internationale media en internet. Als laatste wordt het supportteam aangekaart. Het supportteam hangt hier -‐ opmerkelijk anders dan het model van Saskia Van Hove -‐ vast aan de cirkel van discipline 5. De taken van het supportteam zijn in dit model ook anders beschreven: ICT-‐ondersteuning, personeelsbeheer, cartografie, media-‐aankoop en lay-‐out. Omdat alle disciplines vertegenwoordigd zijn in het CP-‐Ops en het CC, toont dit model ze niet. Toch wil de Algemene Directie het belang van deze instellingen benadrukken vanuit een multidisciplinair zicht. De vragen en opmerkingen vanuit het CP-‐Ops moeten zo snel mogelijk bevraagd worden in het 26
coördinatiecomité. D5 staat daarbij in voor de verdere vormgeving en hulp aan de hulpverleners op het terrein. In het CP-‐Ops bevindt zich de Dir-‐Info of een vertegenwoordiger van de Dir-‐Info. De Dir-‐Info kan zich verantwoorden in het CC. Voor de informatie en communicatie aan de bevolking en het contact met de journalisten, stemmen de Dir-‐Info en de D5-‐medewerkers de ondernomen communicatie-‐activiteiten af.
2.6.3. Literair model Marc Van Daele Een derde model werd opgemaakt door Marc Van Daele, communicatiebeleidscoördinator of communicatieambtenaar in Zwijndrecht, expert in noodplanning en tevens ook lid van team D5 (zie punt 1.3.7. Back-‐up)
CC-‐Gem
Call-‐center
Discipline 5
CP-‐ops
Mede-‐ werkers (redactie, website, teletekst) Figuur 4: literair D5-‐model Marc Van Daele (Van Daele, 2014) Marc Van Daele verdeelt D5 niet of nauwelijks onder in teams, maar maakt wel een onderscheid in de verschillende plaatsen waar D5 present is. Het contact center staat als één van de hoofdpijlers, net als een CC-‐Gem en een CP-‐Ops, belangrijke aspecten onder discipline 5. Ook media, monitoring en web duiken op, maar deze teams werden geïntegreerd in één fractie van discipline 5 en worden onder de noemer ‘medewerkers’ ontvangen. Hij benadert discipline 5 vanuit verschillende hoeken en zoekt daarbij een evenwicht naar communicatie toe. De communicatie splitst hij op in drie verschillende delen: communicatie in het CC-‐Gem, communicatie naar de bevolking en communicatie naar de pers. Sociale media en back-‐up moeten nog opgenomen worden in het model. (Van Daele, Discipline 5 in de rampenplanning, 2014) Discipline 5 is in het Cp-‐Ops vertegenwoordigd door de Dir-‐Info of een vervanger. De communicatieverantwoordelijke van de gemeente (of van een andere gemeente) vult die functie in. Deze persoon gaat zich informeren over de evolutie van de noodsituatie, de organisatie van het interventieterrein en de omschrijving van de zones. Hij is herkenbaar aan een fluohesje en onthaalt en begeleidt de pers op het terrein. 27
De vertegenwoordiging van D5 in het CC wordt opgevangen door de verantwoordelijke D5. De verantwoordelijke verzamelt feiten, behoudt het overzicht van de beslissingen en maatregelen en van de ingezette middelen. Hij ziet de informatie na vooraleer het verspreid wordt in het CC en ziet er nauw op toe dat enkel gevalideerde informatie buiten het CC gaat. De coördinatie van de communicatieacties wordt door deze persoon gedaan.
28
2.7. Praktische D5-modellen Bij het interviewen van vertegenwoordigers van steden en gemeenten, is er steeds gevraagd naar hun model van de stad of gemeente. Vele gemeenten en steden hadden geen model, enkel losse beschrijvingen van discipline 5 in hun stad of gemeente. De modellen die u hieronder kan zien, zijn D5-‐modellen uit de praktijk. Zij bevatten informatie gebaseerd op hun eigen grondgebied, waardoor de modellen uit de praktijk soms heel uiteenlopend zijn. Deze modellen zijn noodzakelijk in de literatuurstudie van deze thesis, om een idee te krijgen over de praktische mogelijkheden voor steden en gemeenten zoals Harelbeke.
2.7.1. Model aan de praktijk getoetst – Gina Verhelst (Dendermonde)
CC-‐Gem • Dir Info
Terrein CP-‐Ops/Pers
Alarm bevolking/ Be-‐Alert/LBS
Moni-‐ toring Discipline 5
TIC/ Contact-‐ center
Pers Web/ Sociale media
Figuur 5: Praktisch D5-‐model Gina Verhelst (Verhelst, 2014) Dit is een model opgesteld door Gina Verhelst, communicatiemedewerker en D5-‐verantwoordelijke voor de stad Dendermonde. Zij maakte een streefmodel, waarbij de meeste elementen in de praktijk zijn uitgebouwd. Discipline 5 in Dendermonde bestaat momenteel uit twaalf personen. De uitvoering van de taken wordt verzorgd door een team stadspersoneel, dat gerekruteerd werd op vrijwillige basis. De medewerkers komen een drietal maal per jaar samen voor het uitwisselen van nieuws over noodplanning, updaten discipline, updaten noodplanning, externe opleiding, herhaling procedures enz. Ze worden ook tussentijds geïnformeerd over evoluties in de lokale noodplanning, bijvoorbeeld over een nieuw BNIP. In Dendermonde is het principe van D5 dat alle medewerkers opgeleid worden om alle taken te vervullen. De praktijk wijst echter uit dat ieder zijn specifieke kwaliteiten en voorkeuren heeft en daar houden ze zoveel mogelijk rekening mee. Iedere medewerker heeft een hele lijst aan actiefiches die ze in iedere mogelijke rol kunnen gebruiken.
29
Op een moment van crisis kan iedereen zijn eigen rol kiezen. In het CC-‐Gem zitten twee medewerkers (rol 1). Daarnaast een coördinator van het perscentrum (rol 2), een admin7 (rol 3) die sociale media en websites gaat voeden, iemand die persberichten gaat versturen en op de regionale televisie de banner kan opmaken (rol 4), een medewerker die radio en televisie monitort (rol 5), een aantal die telefonie doen naar de pers (rol 6) en tot slot enkele mensen die naar het terrein gaan (rol 7). Zij gaan de pers opvangen en begeleiden. De coördinator zorgt dat alle communicatie in de praktijk wordt uitgevoerd en uitgestuurd. Er is verbinding via telefoon, gsm en in de nabije toekomst ook met een tablet. Ook de terreinmedewerker kan veel goede informatie geven via deze kanalen. In theorie blijft het onduidelijk wie de Dir-‐Info is en waar die zich bevindt bij een noodsituatie. Het lijkt logisch dat hij/zij D5 aanstuurt vanuit het CC. Door de diversiteit van de discipline ligt de sturing en de verantwoordelijkheid in de praktijk echter bij diverse personen (in Dendermonde vnl. teamlid in het CC-‐ Gem en coördinator perslokaal). Ook op het terrein heeft D5 een belangrijke functie, waardoor de effectieve aanduiding van een Dir-‐Info niet echt plaatsvindt. Als supportteam heeft de dienst ICT een afvaardiging van ICT’ers binnenin het stadhuis en vanuit de politie die kunnen opgeroepen worden. Zij zorgen er in eerste instantie ook voor dat het CC-‐Gem in orde staat, want iedereen moet met de laptop kunnen inpluggen. Dit team is niet exclusief voor het CC-‐Gem weggelegd, iedereen moet zelfredzaam zijn en het eigen gerief meehebben. Het enige waar ICT voor zorgt, is het telefoontoestel. Catering is een probleem en is slecht geregeld in Dendermonde. Al deze teams worden ingezet naarmate de grootte van de ramp en de opschaling van de ramp. Zo kan het gebeuren dat er geen contact center wordt ontplooid, omdat dat niet nodig blijkt te zijn. Toch bereidde stad Dendermonde zich voor op een grote ramp en maakte een informatienummer aan, dat permanent bereikbaar is. Naast een eigen contact center, die zij zelf ook bemannen, is de stad één van de pilootgemeenten voor het proefproject Be-‐Alert van Peter Mertens en Benoit Ramackers. Dat is zeer interessant voor een stad als Dendermonde die geen communicatiemiddelen heeft voor de betrokken bevolking. Dendermonde is dan ook enthousiast mee gestapt in het project. Het is vrij gebruiksvriendelijk en redelijk gemakkelijk om aan te brengen bij de bevolking. De bevolking is een heel belangrijke doelgroep en die kan je niet gemakkelijk bereiken. Daarom is Be-‐Alert een zeer goed initiatief8 (Verhelst, 2014)
7
Een admin of moderator is de hoofdverantwoordelijke van een forum, website of pagina op sociale media. Deze persoon heeft alle rechten op het forum, en kan reacties aanpassen of verwijderen, gebruikers (tijdelijk) blokkeren… 8 Zie punt 7.5.4. Crisiscommunicatiemiddelen 30
2.7.2. Model aan de praktijk getoetst - Katrien Vanhout (Brasschaat)
redacteur= schrijft persberichten e.d.
Web en moni-‐ toring
medewerker op terrein = opvang pers CP-‐Ops
D5 teamleider= Dir-‐Info CC-‐Gem
Pers = mediateam (telefoons, persconferentie, ...
Call-‐center = contact center
Figuur 6: Praktisch D5-‐model Katrien Vanhout (Vanhout, 2014) Het bovenstaande model is een model van Katrien Vanhout, communicatieambtenaar bij gemeente Brasschaat. De gemeente Brasschaat heeft vijf personen ter beschikking van discipline 5. Katrien Vanhout is zelf Dir-‐Info en heeft vier extra medewerkers waar ze beroep op kan doen. Drie van hen zijn medewerkers van de communicatiedienst en één (het hoofd van het contact center) is medewerker van de gemeentelijke onthaaldienst en repro. In Brasschaat is het supportteam de persoon die de uitvoerende taken binnen D5 op zich neemt (schrijven persbericht, updaten website, perstelefoons beantwoorden…) en zo valt het supportteam wel degelijk binnen het model van D5, anders dan het model van Saskia Van Hove. In de organen CC-‐Gem en CP-‐Ops is telkens één persoon vertegenwoordigd. Het mediateam krijgt taken als telefoons van de pers aannemen en persconferenties organiseren. Let op, het mediateam zorgt niet voor het schrijven van persberichten. In Brasschaat is er een redacteur aangesteld die alle schriftelijke communicatie op zich neemt. Web en monitoring wordt ook door eenzelfde persoon gedaan uit personeelsgebrek. Eén persoon kan bijvoorbeeld verschillende teams vertegenwoordigen, zeg maar taken uitvoeren. Mevrouw Vanhout weet uit ervaring en overleg met collega’s van andere steden en gemeenten dat werken met vijf personen binnen D5 al een luxepositie is. Naast het media-‐, web-‐ en monitoringteam en de redacteur, blijven nog twee personen over om de crisis op het terrein en in de crisiscel te coördineren. Tot slot heeft de gemeente ook een contact center binnen D5. 31
2.7.3. Model aan de praktijk getoetst – Caroline Coart (Lier) D5 in het beleid = Verantw. D5 Adjunct D5 in het beleid = ADJ Verantw. D5 op het terrein = DIR-‐INFO
Teamleider team D5 = TEAMLEIDER
Adjunct D5 op het terrein = ADJ-‐DIR-‐INFO
Verantwoord-‐ elijke TIC = V-‐TIC
Redactie
Adviseur TIC
Perscontact
Calltakers
ICT
Web/social media Figuur 7: Praktisch D5-‐model Caroline Coart (Coart , 2014) Dit laatste model is een model van Caroline Coart, communicatieambtenaar bij de stad Lier. Het getrapte model vernieuwt geregeld en is een paar weken geleden nog gewijzigd. D5 in de stad Lier beschikt over drie personen, twee personen afkomstig van de communicatiedienst van de stad en één persoon van de lokale politie, die de betrekking van Dir-‐Info invult. Momenteel liggen enkel de functies van D5-‐verantwoordelijke, Dir-‐Info en teamleider D5 vast met eventuele back-‐ups. Ideaal zou zijn dat elke post met minimum één persoon is ingevuld. Mevrouw Coart bekijkt hoe ze deze streefsituatie zoveel mogelijk kan benaderen door invulling met huidige medewerkers van de communicatiedienst en burgerparticipatie. Er volgt binnenkort een interne bijeenkomst met het gehele departement om te bekijken wie welke rol op zich kan nemen (bv. collega’s onthaal voor informeren burgers per telefoon e.d.) Het model stelt een webteam/monitoringteam, mediateam en contact center voor. Deze teams zijn telkens onderdeel van een groter geheel. De teamleider heeft de web-‐ en monitoringtaken, samen met een redacteur en het mediateam of het perscontact. Het contact center of TIC staat onder de bevoegdheid van de verantwoordelijke TIC. Hij heeft een adviseur TIC en enkele telefonisten onder zich. De benaming ‘supportteam’ wordt niet gebruikt in de stad Lier, maar er is wel een soort ICT-‐ondersteuning voorzien binnen D5. De taken van dit team zijn: logistieke ondersteuning, het oprichten van een telefooncentrale, het zorgen voor en waken over ICT-‐voorzieningen (internet, laptop, website…) Team D5 is gekend bij stad Lier, maar werd nog niet gecontacteerd. Hoewel het niet aangeduid wordt in het D5-‐model, is stad Lier net als Dendermonde ook pilootgemeente voor het LBS-‐systeem Be-‐Alert. Daarom is Lier ondertussen bezig met het opvragen van nummers van burgers. Ze communiceren dit onder andere in het gemeentelijke infoblad en op de website. 32
3. Conclusie van de analyse van de theorieën rond D5 Na het eerste deel, de analyse van de theorie en de modellen rond de jongste discipline in de crisiscommunicatie, discipline 5, zijn enige zaken opgevallen. Er is een duidelijk verschil in omvang te zien tussen de D5-‐modellen uit de literatuur en de D5-‐modellen uit de praktijk. In het model van Marc Van Daele bijvoorbeeld is sociale media niet opgenomen, wat niet strookt met de realiteit van vandaag. Door deze bestudering bleek dat de gewenste modellen in theorie vaak zeer uitgebreid zijn en veel personeelsinzet en middelen vragen. En daar ligt een eerste probleem. De praktische modellen vertellen dat discipline 5 in de meeste gemeenten lijdt onder een personeelsgebrek in de communicatiedienst. Zo zijn de meeste gemeenten en steden vaak maar met enkele personen om discipline 5 in te vullen. Bovendien zijn de D5-‐medewerkers zelden personen van andere diensten dan de communicatiedienst. Er wordt nog te veel met oogkleppen gekeken naar discipline 5. Discipline 5 is inderdaad de discipline van de communicatie en informatie, maar niets sluit een aanvulling van minder communicatieve mensen uit. Door samen te werken en een systeem van vrijwillige inzet en oproepbaarheid op te richten, kan D5 een dienst-‐overkoepelende discipline worden. Zo kunnen veel mensen uit verschillende diensten even goed taken van discipline 5 overnemen. Niet alle D5-‐leden hoeven een opleiding crisiscommunicatie gehad te hebben. Ook in andere diensten zitten goede communicatoren, redacteurs, coördinatoren… Bovendien werd het ook duidelijk dat te veel steden en gemeenten volgens hun eigen benamingen werken. Om duidelijke afspraken te kunnen maken, zou één integraal model van D5 moeten bestaan met benamingen die door iedere overheid worden overgenomen. Maar niet alleen de benamingen zijn verschillend, ook de interpretatie van de teams loopt verschillende kanten uit. Dendermonde bijvoorbeeld ziet het monitoringteam als een team dat radio en televisie monitort en heeft daarnaast nog een web-‐ en sociale mediateam. Het monitoringteam in Brasschaat houdt echter uitsluitend de monitoring van sociale media in. Tot slot is het heel duidelijk dat niet alle gemeenten op hetzelfde niveau staan qua vorderingen in D5 en dat alle gemeenten en steden ook een andere manier hebben om de taakverdeling en invulling van D5 aan te pakken. Ook hiervoor is het beter dat er één algemeen model bestaat met een duidelijke toelichting voor alle teams. Een algemeen model zou moeten gaan om medewerkers die in tweerichtingsverkeer werken van en naar discipline 5 en dus zowel in-‐ als output verzorgen. Maar D5 kan nooit enkel op zichzelf werken. De andere disciplines staan daarom als een boog rond het CC-‐Gem en het CP-‐Ops.
33
Deel 2: Toepassing van de theorieën op stad Harelbeke 1. Methodologie Door een kader te bouwen op basis van erkende literatuur en voorbeelden uit de praktijk zette ik een gewenst model van discipline 5 op en vergeleek ik dat met het model van Harelbeke. Daaruit moet blijken waar stad Harelbeke goed in scoort en waar ze nog fouten maken. Na het opbouwen van een theoretische kennis hield ik zeventien diepte-‐interviews met zorgvuldig gekozen vertegenwoordigers van steden en gemeenten. D5 is de jongste discipline en niet iedere overheid is even bedreven in het bijwerken of zelfs oprichten van deze discipline, waardoor specifieke keuzes nodig zijn. Om die reden deed ik onderzoek in drie provincies in België: West-‐Vlaanderen, Oost-‐Vlaanderen en Antwerpen. Antwerpen is de provincie die het verst staat in de noodplanning en dus zeker aangewezen om te interviewen. Naast Antwerpen koos ik willekeurig twee provincies uit: West-‐ en Oost-‐Vlaanderen. De gemeenten en steden in deze drie provincies koos ik echter niet aselect. Om betrouwbare resultaten na te streven, interviewde ik enkel steden en gemeenten die ongeveer een zelfde bevolkingsaantal of een hoger bevolkingsaantal hebben dan het aantal van de stad Harelbeke, die 27.100 inwoners telt. De demografie was absoluut een belangrijke factor in het bepalen van interviews. Zo hebben steden en gemeenten van dezelfde grootte en met hetzelfde inwonersaantal ongeveer een zelfde situatie en zelfde personeelsaantal op de dienst communicatie, en daarmee vaak ook in D5. In Antwerpen interviewde ik vertegenwoordigers van vijf gemeenten en steden: stad Brasschaat (37.301 inwoners), gemeente Mol (34.827 inwoners), stad Lier (34.276 inwoners), stad Mortsel (25.143 inwoners) en gemeente Zwijndrecht (18.643 inwoners). In Oost-‐Vlaanderen de volgende vijf gemeenten en steden: stad Dendermonde (44.484 inwoners), stad Lokeren (39.882 inwoners), stad Ninove (37.295 inwoners), gemeente Evergem (33.692 inwoners), stad Geraardsbergen (32.629 inwoners). In West-‐ Vlaanderen interviewde ik mensen in vier gemeenten: stad Waregem (36.751 inwoners), gemeente Knokke-‐Heist (34.004 inwoners), stad Menen (32.683 inwoners), en gemeente Wevelgem (31.076 inwoners). Buiten de interviews met stedelijke en gemeentelijke overheden, richtte ik mij tot drie opinieleiders: Marc Van Daele, communicatiebeleidscoördinator van de gemeente Zwijndrecht, expert in crisiscommunicatie en lid van team D5, Saskia Van Hove, attaché noodplanning van de provincie West-‐Vlaanderen en het crisisbedrijf Burson-‐Marsteller, een public affairs agentschap dat zich professionaliseert in crisisoefeningen voor kmo’s en gemeenten. Tijdens mijn interview met Marc Van Daele maakte ik er gebruik van om ook naar de situatie van D5 in de gemeente Zwijndrecht te informeren omdat Zwijndrecht, hoewel een kleiner inwonersaantal, een goed uitgebouwde D5 heeft door professionals als Marc Van Daele en team D5. Naast de interviews heb ik ook drie crisisoefeningen bijgewoond en zelf een rampenoefening in stad Harelbeke georganiseerd. Het bijwonen van crisisoefeningen was een grote hulp bij het inschatten van de mogelijkheden en gebreken van een stad of gemeente. Aan de hand daarvan kon ik kijken waarop ik stad Harelbeke kon beoordelen bij mijn eigen oefening. Tussendoor ging ik naar een studiedag ‘Slaat het noodlot toe’ in Gent. De invloeden van de sprekers Peter Mertens, woordvoerder binnen FOD Binnenlandse Zaken en Bert Brugghemans, brandweerofficier bij stad Antwerpen en expert in crisiscommunicatiemanagement, kunt u hier en daar terugvinden in deze thesis. 34
2. Onderzoeksopzet Met het theoretisch kader rond discipline 5 in het achterhoofd, focust deze thesis verder op de D5-‐ modellen. Het volgende onderdeel van de thesis maakt een vergelijkende analyse van het D5 model van de stad Harelbeke en een zelfgemaakt model, gefundeerd op al het voorgaande onderzoek. Hieronder kunt u het model van stad Harelbeke bekijken.
2.1. Model stad Harelbeke
CC-‐Gem • Dir-‐Info • Back-‐up Web en moni-‐ toring
CP-‐Ops • Adjunct Dir-‐Info
Discipline 5 Logi-‐ stiek
Contact Center Pers
Figuur 8: Praktisch D5-‐model van de stad Harelbeke (Stad Harelbeke, 2013) Stad Harelbeke heeft verschillende communicatieteams verbonden met elkaar in de vijfde discipline. Het CC-‐Gem en CP-‐Ops worden in Harelbeke rechtstreeks geassocieerd met elkaar in hun model. Harelbeke onderscheidt vier teams: een team dat zorgt voor de website en monitoring, een logistiek team, een team verantwoordelijk voor de pers en een contact center. Discipline 5 heeft een bemanning van in totaal acht personen, allen niet opgeleid in crisiscommunicatie. Alle teams in de discipline, uitgezonderd het contact center, bestaan uit maximum één persoon uit de communicatiedienst. (zie de verdeling verder deze pagina) (Stad Harelbeke, 2013) Samenstelling D5 in stad Harelbeke Dir-‐Info in CC-‐Gem: Wouter Linseele Adjunct Dir-‐Info in CP-‐Ops: Céline Meheus Back-‐up in CC-‐Gem: Isabel Mestdagh Medewerkers contact center: Claudia Callens en Hilde Debrabandere Medewerker pers: Frederic De Vos Medewerker logistiek: Mieke Decabooter Medewerker website en monitoring: Pieter Van Tieghem
35
2.2. Het pupil-model D5 Door bestudering van de theorie en praktijk rond discipline 5 waaronder het model van de stad Harelbeke, kon opgemerkt worden dat vele gemeenten en steden een uiteenlopend model van D5 bezitten, met verschillende teams en verschillende benamingen van deze teams. Daarom is het van groot belang om een eenduidig model te maken rond D5 en dit model door alle gemeenten en steden te laten invullen. Dit model bevat inhoud van de eerder aangehaalde D5-‐modellen9 en geeft die informatie geïntegreerd weer in een nieuw ontwerp. Het model wordt gevormd als twee halve cirkels, waarbij het CC-‐Gem in het midden wordt weergegeven, als het hart van de crisis. Het CC-‐Gem heeft bovenaan een uitgebreide achterban waarin alle teams vertegenwoordigd zijn. Deze halve cirkel draait volledig rond discipline 5 en al haar teams. De andere halve cirkel staat voor alle andere disciplines uitgezonderd discipline 5. Ook de technische kant van het crisisgebeuren, het CP-‐Ops, hoort in het model. Hier staat iemand van discipline 5 op het terrein permanent in verbinding met de Directeur Info of de back-‐up van de Directeur Info. Het kernteam wordt gevormd door de Directeur Info, de back-‐up, de adjunct Directeur Info en de persverantwoordelijke. Fundamenteel bestaat het kernteam uit deze drie personen: één persoon die vergadert en dus in het CC-‐Gem zetelt, één persoon die het uitvoerend werk doet en communiceert naar de andere teams en één persoon die communiceert naar de pers toe. Zonder dit team kan geen crisissituatie overwonnen worden. (Willems, 2014) Zie de volgende pagina voor het pupil-‐model van discipline 5.
9
Zie punt 2.5. Modellen discipline 5 uit de literatuur en de praktijk vergeleken 36
DISCIPLINE 5
Monitoring team
Contact center 1 en 2
Web team
Support team
Kernteam
CC-‐Gem
Media team
(coördinator)
Back-‐up
Op s
CP -‐
DISCIPLINE 1 T.E.M. 4
37
Het pupil-‐model is het eerste onderdeel van mijn adviezen naar Harelbeke toe. Het is dus zeker relevant om het pupil-‐model hieronder te vergelijken met het model van stad Harelbeke. Door de verschillen zo goed mogelijk weg te werken, zal stad Harelbeke streven naar een comfortabele situatie waarin discipline 5 met voldoende personeel en bijgewerkte taakverdelingen functioneert.
2.2.1. Gelijkenissen met het pupil-model Zowel het pupil-‐model als het model van stad Harelbeke tonen teams. Enkele teams hebben dezelfde benaming in beide modellen: webteam, monitoringteam en contact center. De andere teams zijn onder een andere benaming ook aanwezig. Ook CP-‐Ops en CC-‐Gem zijn inbegrepen in het model, wat ervoor zorgt dat discipline 5 ook effectief in de twee instanties vertegenwoordigd is. Stad Harelbeke heeft ook in een bepaalde mate een backoffice of back-‐up voorzien, met name Isabel Mestdagh. Zij voert secretarietaken uit en is de verbindingspersoon tussen de persoon in het CP-‐Ops (Céline Meheus) en de persoon in het CC-‐Gem (Wouter Linseele).
2.2.2. Verschillen met het pupil-model Naamgeving teams
Pupil-‐model D5 De officiële benamingen worden gebruikt (kernteam, webteam, monitoringteam, mediateam, supportteam, contact center).
Model Stad Harelbeke D5 Dezelfde teams komen aan bod, krijgen een andere, niet officiële benaming als web-‐ en monitoringteam, logistiek team, persteam en contact center.
Kernteam
Naast de aparte teams bestaat er een kernteam, waar een coördinator, woordvoerder en eventuele ondersteuning van team D5 vast zitten.
Contact Center
Er bestaan twee aparte contact centra, één voor de bevolking in het algemeen en één voor alle persvragen.
Stad Harelbeke heeft geen specifiek kernteam afgebakend in het model, maar er is wel een coördinator en een woordvoerder aangesteld. Het contact center is enkelvoudig en is uitsluitendbedoeld voor de algemene bevolking
Verklaring Stad Harelbeke maakte dezelfde teams aan, maar gaf deze andere benamingen voor een gemakkelijk begrip onder de werknemers. Wanneer het monodisciplinair interventieplan van discipline 5 uitgegeven wordt, is het een goed idee om dezelfde benamingen over te nemen. Het is belangrijk dat een kernteam ook effectief een apart team vormt en ook zo beschreven wordt. Een kernteam is immers het belangrijkste team in D5. Stad Harelbeke beschikt over een theoretisch contact center, maar in de praktijk is het contact center niet volledig opgebouwd en ontplooid. Er is ook maar sprake van één contact center, voor de brede bevolking. De pers wordt in normale omstandigheden opgevangen door het mediateam, of in de benaming van Harelbeke, het persteam. 38
Webteam en monitoringteam
Het webteam en monitoringteam zijn twee aparte teams met uiteenlopende taken.
CC-‐Gem
Het gemeentelijk coördinatiecomité ligt apart, buiten het eigenlijke model discipline 5. Het CC-‐Gem wordt gezien als het hart van de crisis, met alle teams als achterban.
Discipline 5
Discipline 5 is niet het middelpunt in het model, maar wel een onderdeel van het model, net zoals er ook andere disciplines in het model zijn.
Achterban
Het pupil-‐model voorziet D5 van een soort achterban, waar D5 altijd beroep op kan doen indien nodig. Dit wil zeggen dat een heel pak personeel of vrijwilligers de officiële teams ondersteunen bij grote nood.
Web –en monitoringteam is éénzelfde team bij stad Harelbeke uit personeelsgebrek.
Het webteam focust zich op de website van de stad of gemeente. Het webteam kan ook de interne communicatie voeden via intranet, yammer of een ander kanaal. Het monitoringteam gaat zich toewijden op de sociale media als Facebook en Twitter. Dit team probeert alle sociale media intensief op te volgen en alle informatie te bundelen. Het gemeentelijk Het gemeentelijk coördinatiecomité coördinatiecomité ligt in het hoort in principe buiten het model. eigenlijke model en is Het CC-‐Gem is een functie apart, minder goed te waarbij alle disciplines aanwezig onderscheiden van de rest zijn, niet enkel discipline 5. van de teams. Toch staat het in verbinding met het model omdat discipline 5 niet verder kan zonder de beslissende kracht van het CC-‐Gem. De discipline communicatie Discipline 5 kan niet omsloten /informatie leidt een eigen zitten als discipline met enkel de leven en heeft geen enkele eigen teams. link met de andere disciplines in het model. Er moet ook rekening gehouden worden met de andere disciplines en een link tussen de communicatie-‐discipline en de operationele disciplines. Stad Harelbeke kijkt enkel in D5 is eigenlijk onderbemand. Bij eigen communicatieteam een grote, gemeentelijke crisis zal om D5 op te vullen. ondersteuning meer dan welkom Daarbovenop voorzien zij zijn. Stad Harelbeke heeft acht geen ondersteuning of inzetbare mensen op de aanvulling naast hun eigen communicatiedienst. team D5. Toch kan er best gekeken worden voor een achterban aan oproepbare vrijwilligers om preventief voorbereid te zijn op een grootschalige gemeentelijke ramp.
39
2.3. Omschrijving discipline 5 Om de problemen in het verschil in interpretatie en naamgeving enigszins weg te werken, volgt hierna een duidelijke beschrijving van de taakverdeling in de teams onder discipline 5. Alle overheden kunnen op die manier dezelfde teams aanhouden en hen aan dezelfde verantwoordelijkheden verbinden.
2.3.1. Kernteam Het kernteam is een samenstelling van de meest essentiële personen uit discipline 5. De eerste persoon, diegene met de meest belangrijke taak, is de Dir-‐Info, die zijn discipline leidt in het CC-‐Gem. Meestal zal deze functie vervuld worden door de communicatieambtenaar of een communicatiemedewerker die opgeleid werd in crisiscommunicatie. Daarnaast is er ook een crisiswoordvoerder vertegenwoordigd in het kernteam, de burgemeester of zijn vervanger, die alle belangrijke woordvoering op zich neemt. Naast de Dir-‐Info en de crisiswoordvoerder is ook een verbindingspersoon tussen het CC-‐Gem en het CP-‐ Ops onmisbaar. Deze persoon neemt ook de taak van het logboek, al dan niet via OSR10, op zich. Hij brengt gevalideerde informatie over van het CC-‐Gem naar het CP-‐Ops en omgekeerd. Zo is hij een schakel tussen de in-‐ en output.
2.3.2. Contact center Het contact center is een hele belangrijke functie in de discipline 5 én in de discipline 2. Een contact center bestaat uit een team die alle vragen van de vragende partij (betrokken bevolking, algemene bevolking en pers) beantwoordt of ten minste doorgeeft aan een bevoegd persoon. De bevoegde personen onder een contact center zijn: een coördinator contact center, telefonisten en een verbindingspersoon tussen het contact center en het CC-‐Gem. Zo raakt gevalideerde informatie heel snel bij de telefonisten, waardoor zij perfect weten wat ze mogen zeggen en wat niet. De verbindingspersoon of liaison kan ook zorgen voor de levering van een gevalideerd persbericht aan de telefonisten. Een pijnpunt voor het contact center is het verschil in nood aan informatie van de diverse doelgroepen. Aanverwanten van de slachtoffers zijn vooral bekommerd om hun familie en vragen hoofdzakelijk naar namen van slachtoffers, ziekenhuizen, medische hulpverlening… Dit is overduidelijk een kwestie van een andere discipline, namelijk discipline 2. Daarnaast zal de pers, indien geen duidelijk persnummer opengesteld wordt, ook bellen naar ditzelfde contact center. De pers heeft vooral interesse in namen van slachtoffers, situatie, oorzaak, schuldvraag… Door dit verschil aan informatie moet een contact center onderverdeeld worden in ten minste twee, best drie groepen telefonisten: De eerste groep neemt algemene oproepen die binnenkomen via het algemeen noodnummer voor zich. Deze telefonisten zijn zeer vertrouwd met de methoden van discipline 5 of behoren tot deze discipline. De tweede groep wordt bemand door telefonisten van discipline 2. Zij bekommeren zich over de oproepen
10
OSR of Operatie Snelle Redding is een softwaresysteem die het mogelijk maakt om perimeters uit te stellen en te communiceren tussen het CP-‐Ops en het CC. (Van Daele, Crisiscommunicatie in de noodplanning, 2012) 40
met vragen naar familieleden en zorg. Deze groep is niet opgenomen in het model van D5, omdat PSH11 geen onderdeel vormt van het takenpakket van D5. De derde en laatste groep is een bijkomstige groep, die de verantwoordelijkheid van het mediateam een stuk kan verlichten. Deze groep telefonisten ontfermt zich over de vele vragen van de pers. Iedere gemeente of bedrijf kan zich wel aansluiten bij een extern contact center, die in geval van nood de telefoonlijnen voor zich neemt, maar gevoed wordt met informatie van de stad of gemeente zelf.
2.3.3. Mediateam Het mediateam is een aparte functie onder de D5-‐cel en houdt zich voltijds bezig met de pers. Indien er geen extra contact center geopend wordt, nemen zij de vragen van de pers op zich. Het mediateam behandelt vragen van en naar de pers, maakt persberichten op en organiseert persconferenties. Dit team staat ook in voor het waarschuwen van iedereen binnen het perscentrum en het aanduiden van verantwoordelijken om de pers te begeleiden naar het perscentrum. De noodzakelijke aanwezigen in een mediateam zijn een coördinator media en een persverantwoordelijke die in contact staat met alle pers, zowel audiovisueel als schriftelijk. Om het team te vervolledigen zijn een redacteur en een persoon met sterke talenkennis (bijvoorbeeld een tolk) niet onbelangrijk.
2.3.4. Monitoringteam Het monitoringteam is het team dat zich volledig focust op de verschillende websites van kranten, radio en televisie en sociale mediasites als Twitter, Facebook, Youtube... Dit team volgt de sociale media en websites op de voet en verzamelt deze informatie. Deze gegevens worden onder andere als informatie-‐ input gegeven in het coördinatiecomité. De Directeur Info en burgemeester geven daarna hun definitieve goedkeuring om berichten te posten op de website en sociale media, als een informatie-‐output. Gebruikelijk is dat het monitoringteam opgesplitst wordt in drie delen: monitoring van sociale media, monitoring van alle audiovisuele media en monitoring van de geschreven pers. Deze personen maken een synthese van alle informatie, analyseren de informatie en geven de informatie als input binnen in het CC-‐ Gem.
2.3.5. Webteam Het verzorgen van alle communicatie op het web is in een ideale situatie een aparte functie. In realiteit is het vaak duidelijk dat er te weinig personeel is om een webteam op te starten, apart van een monitoringteam. Een webteam zorgt voor de communicatie die van het web komt en voor de communicatie die naar het web gaat. Logisch is dan ook dat de webmaster van de stad of gemeente in dit team zit, samen met een coördinator web. Let op, een webteam kan ook de interne communicatie onder de medewerkers verzorgen, via digitale kanalen als intranet of yammer.
11
Een psychosociaal hulpverleningsnetwerk komt tegemoet aan de psychosociale behoeften van de getroffenen (gewonden, hulpverleners, getuigen, betrokkenen…) voor en na de noodsituatie (Piepers, 2014) 41
2.3.6. Supportteam Het supportteam kan zich zowel in de discipline 5-‐cel bevinden, als daarbuiten. Het supportteam, of het logistieke team, is een manusje-‐van-‐alles. De taken van dit team spreiden zich heel breed uit, zelfs breder dan de specifieke discipline 5-‐taken, waardoor er ook geen noodzaak is dat het supportteam zich in de D5-‐ cel bevindt. Voorbeelden van taken die een supportteam kan vervolledigen, zijn ICT-‐taken zoals computers klaarzetten, zorgen voor wifi-‐verbinding en eventueel internetkabels. Maar dit kunnen ook evengoed andere taken zijn als catering verzorgen, de zaal klaarzetten waar het CC-‐Gem vergadert, de cartografie beheren, het verzorgen van de lay-‐out van verschillende teksten die naar buiten moeten enzovoort.
2.3.7. Back-up Onder een back-‐up of een backoffice staat een versterkingsteam D5. Het kan op non-‐actief staan (en dus niet gebruikt worden), maar kan wel onder voorbehoud zijn bij een grote ramp met personeelsgebrek. De back-‐up kan op verschillende manieren worden ingevuld, waardoor er geen vaste opstelling van een back-‐ up bestaat. Een back-‐up vormt een onderdeel van discipline 5. Maar een back-‐up kan een eigen team vormen en werken zoals team D5, bestaande uit vijf personen met elk een andere rol. Dat is eigenlijk hoe je je backoffice best organiseert. Er is een strateeg, die de communicatiestrategie bepaalt en die in het CC-‐Gem ingezet kan worden. Daarnaast is er een analist, die inkomende informatie analyseert en aan IBS12 doet. De derde persoon is een redacteur die teksten opstelt, de vierde een teamleider die alles coördineert en tot slot een woordvoerder, die alle interviews kan doen. Dat zijn de vijf taken. Heel belangrijk is hier dat de mensen die de input doen, niet dezelfde zijn als diegenen die de output doen. De mensen die de sociale media gaan monitoren, mogen niet dezelfde zijn als de mensen die teksten gaan publiceren.
12
Systeem van communicatie: Informatie, Behaviour en Sensemaking. Meer uitleg bij advies 2e:
communicatiemiddelen afstemmen op een zo snel mogelijk gebruik (Van Daele, Situatieschets van D5 in gemeente Zwijndrecht en informatie rond Team D5, 2014) 42
3. Diepte-interviews Om een representatieve vergelijking te kunnen maken met de situatie van de stad Harelbeke legde ik zeventien interviews af. Ik zorgde voor een verspreiding van interviews in West-‐ en Oost-‐Vlaanderen en Antwerpen. De volledige interviews kunt u terugvinden in bijlage achteraan, maar hieronder vindt u een kort overzicht van de belangrijkste punten bij ieder interview.
3.1. Diepte-interviews in Antwerpen Caroline Coart – stad Lier (Coart , 2014) Stad Lier werkt met een getrapt model (zie modellen getoetst aan de praktijk) en heeft nog enkele problemen met de invulling van de functies. Dat hopen ze binnenkort op te lossen door alle posten te bemannen met de huidige medewerkers van het departement communicatie en door burgerparticipatie. Zo willen ze voor iedere rol één persoon en daarbovenop enkele back-‐ups voor iedere functie. Het personeelsgebrek wordt hier opgelost door opties open te trekken en andere mensen te betrekken. In Lier hebben ze geen kennis van OSR en gebruiken ze dus allerhande alternatieve communicatiemiddelen. Ze zijn wel pilootgemeente voor het proefproject Be-‐Alert en willen binnenkort graag team D5 contacteren. Naast een personeelsgebrek bleken problemen in de communicatie: te weinig oefeningen en een gebrek aan een vlotte internetconnectie. Ondertussen startte Lier met een 2 à 3maandelijkse intern bijeenkomen, waar oefenen besproken wordt. Als oplossing voor de gebrekkige internetverbindingen kochten ze een gemeenschappelijke smartphone waarmee men overal internet kan gebruiken. Lier geeft sociale media aan als een kans die men optimaal moet benutten om alle burgers te bereiken.
Gert Willems – stad Mortsel (Willems, 2014) Ook stad Mortsel kampt met een personeelsgebrek. Gert Willems vormt het departement communicatie op zijn eentje. Uit de ervaring van oefeningen weet hij dat er minimum drie tot vier mensen discipline 5 moeten vormen. Daarbovenop raadt hij een backoffice aan met een communicatieve achtergrond. Het communicatieluik op zich is heel moeilijk te behandelen. Daarom is een extra oor zeker bruikbaar. Het personeelsgebrek kan opgelost worden via het inzetten van eigen personeel of via intergemeentelijke samenwerking, waar ze mee bezig zijn. Mortsel oefent toch zeker één keer per jaar en dat werpt zijn vruchten af. Toch vermoedt Gert Willems dat er heel wat gemeenten en steden kampen met een gebrek aan kennis van crisiscommunicatie. Daarenboven vindt hij dat overheden veel meer moeten oefenen en zeker dat alle taken geoefend moeten worden. Zo ook monitoring in de mate van het mogelijke. Gert Willems is ook een enorme voorstander van het gebruik van journalistieke communicatiemiddelen. De media is een partner waarmee je kan samenwerken, zelfs in crisistijd. Dat kan ook gebruikt worden in de preventieve strijd tegen crisissen, via risicocommunicatie. Risicocommunicatie is heel belangrijk, maar mag niet overschat worden. Crisiscommunicatie en evaluatie is minstens even belangrijk. 43
Katrien Vanhout – stad Brasschaat (Vanhout, 2014) Brasschaat heeft vijf personen onder D5, waaronder drie mensen van de communicatiedienst. Ze hanteren ook een eigen model, in wat ze alle vijf personen zo effectief mogelijk inzetten. Ze hebben geen ervaring met crisissituaties, maar hebben wel tweejaarlijks een oefening gepland in Brasschaat. Tijdens die oefeningen is het volgens mevrouw Vanhout zeker aangeraden om alle informatie dubbel te checken en zoveel mogelijk te oefenen zodat alle technieken in de geheugens gebakken zitten. Moeilijkheden ziet Katrien Vanhout in de vele afkortingen in de noodplanning en in het feit dat veel mensen crisissen als een “ver-‐van-‐mijn-‐bedshow” zien. Zij vindt het vooral belangrijk om aan evaluatie en nazorg te doen, zodat de bevolking makkelijker gerustgesteld is. Communicatie via sociale media is een echte must dezer dagen, ook naar mening van Brasschaat.
Marc Van Daele – gemeente Zwijndrecht (Van Daele, 2014) De gemeente Zwijndrecht heeft vier personen onder discipline 5, maar kan ook op de versterking van team D5 rekenen in hoge nood. Dat is een systeem dat werkt, leerden ze al eerder in oefeningen. Er moet echt rekening gehouden worden met de verschillen tussen crisiscommunicatie in de overheid en bedrijven, zodat communicatie echt optimaal wordt aangepast aan de noden van de doelgroepen. Communiceren kan niet meer via één kanaal en niet meer via één persoon. Er bestaan talloze kanalen als OSR, stadstelevisie, sociale media. Op sociale media is er een enorm online ramptoerisme, wat de communicatoren ook altijd in het achterhoofd moeten houden bij het informeren van burgers. Bovendien zien burgers niet graag lijdzaam toe, maar interpreteren ze juist graag alle informatie. Die informatie moet dus (dubbel) gevalideerd worden én er moet op voorhand nagedacht worden over de mogelijke effecten van communicatie. Ook Marc Van Daele schat het belang van media hoog in. De media moeten goed en regelmatig toegesproken worden, zodat eventuele geruchten de kop ingedrukt worden. Op die manier kan er in enige mate aan bewaking van de informatie gedaan worden en wordt de mediadruk weggehaald bij de beslissingsorganen CC-‐Gem en CP-‐Ops. Marc Van Daele is lid van versterkingsteam D5. Hij raadt ook iedereen aan om zich aan te sluiten bij team D5 en dit team ook uit te nodigen bij oefeningen. Zo kan een goede samenwerking ontstaan. Als tips geeft hij een dienst overschrijdende en intergemeentelijke samenwerking aan. Dat lost het personeelsgebrek op. Ook een betere taakverdeling binnen D5 en het meebrengen van eigen materiaal kunnen levens redden.
Roeland Kortleven – bestuurssecretaris gemeente Mol (Kortleven, 2014) Roeland Kortleven raadt ook voor de stad Harelbeke intergemeentelijke samenwerking aan. Daarnaast werken ze in de gemeente Mol ook met medewerkers om aan schaalvergroting te doen. Roeland Kortleven is zelf, net als Marc Van Daele, lid van team D5 en raadt dus ook sterk aan van zich daarbij aan te sluiten. Hij volgt in zijn eigen gemeente ook de structuur van vijf personen van team D5. Extra bovenop deze vijf rollen heeft Mol een contact center. 44
Meneer Kortleven heeft al een achttal grote oefeningen meegemaakt, een drie-‐ tot viertal nucleaire oefeningen met opschaling naar provinciale en federale fase en één of twee lokale Seveso-‐oefeningen. In Mol zijn ze veel bezig met oefeningen en de bestuurssecretaris vindt de table top oefeningen (zonder ontplooiing op het terrein) voor D5 het meest interessant, wegens een dragelijk tempo. Hij is er ook zeker van dat D5 zich meer moet laten horen tijdens vergaderingen van het CC-‐Gem. Vaak is het zo dat D5 weinig tot geen kennis rond crisiscommunicatie heeft en daarom maar al te vaak onterecht op de achtergrond blijft. Pas als deze teams onder D5 alle kennis hebben, zullen ze impact hebben op de burgemeester en zullen ze pas kunnen meespreken en een gewaardeerde partner worden.
3.2. Diepte-interviews in Oost-Vlaanderen Els Van Causenbroeck – stad Geraardsbergen (Van Causenbroeck, 2014) Stad Geraarsbergen heeft een communicatieambtenaar en een communicatiemedewerker onder D5 staan. Stad Geraardsbergen is niet zo bezig met discipline 5 omdat de stad hoopt dat bij een ramp de fase snel zal opschalen naar een provinciale fase. Zo hebben zij geen model van D5 en hebben zij geen bemanning in het CP-‐Ops. Dit is vooral uit personeelsgebrek en het feit dat het CP-‐Ops te veel wordt afgeschermd door de brandweer. Wat Geraardsbergen wél bezit is een contact center, waar af en toe mee geoefend wordt. Zij willen het probleem van het gebrek aan een CP-‐Ops op een andere manier oplossen. Zo dacht mevrouw Van Causenbroeck al eerder aan het aanstellen van buurtverantwoordelijken of schepenen om meer informatie te krijgen op het terrein zelf. Maar daar komt ook het probleem van het gebrek aan kennis bij. Enkel de twee mensen in D5 zijn opgeleid. Els Van Causenbroeck heeft al tientallen oefeningen meegemaakt en ziet onderbemanning ook als een groot probleem. Ze heeft ooit alle Dender-‐gemeenten samengeroepen, maar heeft toen geen akkoord gesloten met de gemeenten. Beter leek om steden rond de eigen stad te verzamelen voor een intergemeentelijke samenwerking. Geraardsbergen is van plan om team D5 te contacteren en zich aan te sluiten bij Be-‐Alert. Voorlopig verzamelde de stad zo’n 300-‐tal nummers van mensen in de gevarengebieden voor wateroverlast. Per jaar stuurde de stad ongeveer vijf berichten, in periodes van onrustig water. Vooraleer een crisiscentrum opgericht wordt, gaat de stad ook een algemeen bericht publiceren in alle communicatiekanalen: “Naar aanleiding van … is de gemeentelijke crisiscel van de stad Geraardsbergen samengeroepen. Via dit kanaal houden wij u op de hoogte van elke nieuwe ontwikkeling.”
Geertrui Bogaert – gemeente Evergem (Bogaert , 2014) De gemeente Evergem heeft tien mensen onder discipline 5, die niet allemaal voltijds in dienst zijn, maar wel altijd beschikbaar zijn bij een crisis. Twee mensen in het CC-‐Gem, één persoon om alle algemene communicatielijnen op te volgen, één voor de perscommunicatie, één verantwoordelijke voor het callcenter en terugkoppeling naar het CC-‐Gem en graficus en nog enkele halftijdse onthaalmedewerkers. In Evergem zijn ze met drie voltijdse medewerkers die in de permanentie voor de noodplanning voorzien. Dat is de ambtenaar noodplanning, die het secretariaat doet, de milieuambtenaar en mevrouw Bogaert als stafmedewerker communicatie, omdat ze vroeger ook ambtenaar noodplanning was. Bij een calamiteit staat de ambtenaar noodplanning de burgemeester bij met raad en daad. Een lid van de permanentiegroep houdt het logboek bij en de derde persoon neemt de coördinatie van allerhande andere support voor haar 45
rekening. Zij maakten allen al meerdere evacuaties mee, zowel geplande als spontane. Sinds kort heeft Evergem ondersteuning van de provincie, die jaarlijks een oefening maakt voor Evergem. Enkele tips zijn: let op de afluistertechnieken van de pers en zorg ervoor dat ze op de hoogte is, stuur ook persberichten wanneer je minder informatie hebt, maak dat er niet te veel volk in het CC-‐Gem zit, woon genoeg oefeningen bij als observator bij andere gemeenten en begin zelf kleinschalig. En tot slot, communicatie mag absoluut niet onderschat worden.
Gina Verhelst – stad Dendermonde (Verhelst, 2014) Gina Verhelst heeft op eigen houtje een D5 opgericht in Dendermonde. Het team D5 bestaat momenteel uit twaalf personen. De uitvoering van de taken wordt verzorgd door een team stadspersoneel, dat gerekruteerd werd op vrijwillige basis. De medewerkers komen een drietal maal per jaar samen voor het uitwisselen van nieuws over noodplanning. In Dendermonde geldt het systeem dat D5 bemand wordt door onopgeleide mensen en dat ze voor iedere functie in aanspraak komen. Ze kunnen zelf hun voorkeur geven aan een bepaalde taak. Bij een noodsituatie wordt een collectieve sms gestuurd naar alle medewerkers. Per jaar komt heel D5 een paar keer samen om ideeën te verzamelen of voor oefeningen. Ieder lid heeft talloze actiekaarten met alle opdrachten, waardoor ze theoretisch gezien in alle functies ingezet kunnen worden. Een moeilijkheid die Dendermonde ondervindt, is werken met een team zonder opleiding. Want een dergelijk team laat steken vallen. Bijvoorbeeld: een perstelefoonnummer publiceren op de website. En zoals bij zovelen zijn er technische beperkingen ook. Omdat het vaak niet lukt om een bericht in te plannen, moeten ze communiceren via live kanalen. Daarin moet er heel duidelijk onderstreept worden dat het om een oefening gaat zodat er geen paniek is. Goede ideeën heeft Dendermonde zeker. Zo sturen ze onmiddellijk bij een noodsituatie een smsje naar de pers, heeft iedereen een badge om in het CC-‐Gem, CP-‐Ops en andere belangrijke lokalen binnen te kunnen. Mevrouw Verhelst zal ook een aantal procedures en kernzinnen opstellen voor de interne medewerkers en heeft een fictief Facebookprofiel opgesteld om te communiceren met de burgers. Dendermonde is pilootgemeente voor Be-‐Alert, maar heeft geen contact met team D5. Tips die mevrouw Verhelst ook meegeeft zijn: zorg voor een volwaardig lidmaatschap van de veiligheidscel, goede structuur, gedetailleerde procedures, voldoende (goed werkende en geteste) apparatuur, een uitgebreid team dat over de juiste skills beschikt en oproepbaar is, voldoende oefenen, actuele communicatiekanalen…
Nele Anthoons – stad Ninove (Anthoons, 2014) Nele Anthoons is als communicatieambtenaar alleen in D5. Er is afgesproken dat een collega van de communicatiedienst en een collega van het OCMW zeker aanwezig zullen zijn voor de aanvulling in D5. Mevrouw Anthoons twijfelt of de modellen in de praktijk haalbaar zijn. Ninove heeft al enkele crisissen meegemaakt, maar de crisissen vonden plaats voor de opmars van de sociale media. In Ninove zijn ze niet helemaal mee met alle communicatiemiddelen. Ze kennen geen OSR en hebben geen sociale media. Ze namen zich voor binnenkort te starten met oefenen. 46
Rudi Van Hecke – stad Lokeren (Van Hecke, 2014) Lokeren heeft twee voltijdse en één halftijdse medewerker in de communicatiedienst zitten en die vertegenwoordigen automatisch ook D5. Lokeren deed al oefeningen rond de Lokerse feesten en enkele andere zandbakoefeningen. De belangrijkste les die ze trokken uit de voorbije oefeningen, was de nood aan een communicatiepool (= een backoffice). Ze zaten onlangs ook samen om de communicatiepool aan te vullen en het plan te vervolledigen. Ook het snel en proactief communiceren is van groot belang. Zelfs de zin: “We weten nog niets, we houden u op de hoogte.” is beter dan zwijgen of wachten met communiceren. Rudi Van Hecke strijdt voor de belangen van de media en het bekijken van de media als een partner. Rudi Van Hecke vindt het communiceren over de oefening ook een goed concept, want dat wekt vertrouwen in de overheid. Lokeren werkt hiervoor ook via de stadstelevisie. Ze proberen telkens communicatie op maat van de mensen te brengen. Communicatieproblemen met internet kunnen opgelost worden door een draagbaar wifisysteem aan te kopen.
2.1 3.3. Diepte-interviews in West-Vlaanderen Björn Grouwet – stad Menen (Grouwet, 2014) Stad Menen heeft twee D5-‐medewerkers, die verdeeld worden over het CC-‐Gem en CP-‐Ops. Afhankelijk van de situatie of oefening wordt de persoon uit de CP-‐Ops teruggeroepen. Björn Grouwet houdt zich in het CC-‐Gem bezig met een raderwerk aan verschillende taken: pers, web en sociale media. Hij maakt een planning voor de pers en kijkt ook altijd of sociale media nuttig zijn om te gebruiken. Het blijkt meestal gemakkelijker te zijn om te communiceren via sociale media omdat er korter op de bal kan gespeeld worden dan een statische website. Het probleem met sociale media is de constante opvolging van de media. Menen dacht nog niet na over een oplossing voor het personeelsgebrek. Menen heeft een contact center, dat meer een centraal nood-‐ of informatienummer is waar een basisboodschap op de voicemail staat. Alle andere informatie gaat naar het contact center van het PSH. Menen heeft zeker één tot twee keer per jaar een oefening, waarbij telkens nieuwe problemen de kop opsteken. Zo focussen ze iedere keer op iets anders. Alles moet op elkaar aansluiten bij een oefening. Björn Grouwet heeft een dubbel gevoel bij risicocommunicatie. Hij begrijpt dat mensen zich niet altijd ten gronde laten informeren en dat risicocommunicatie dus soms weinig zin heeft. Maar buurtbewoners van de Seveso-‐bedrijven moeten geïnformeerd worden. Daarom gaat stad Menen haar communicatie bundelen met Menen West en een actiegroep in Menen, om de subjectiviteit uit de communicatie te krijgen. In oefeningen werken ze met één verbindingspersoon tussen het CC-‐Gem en CP-‐Ops omdat iedereen anders door elkaar praat. OSR gebruikt Menen niet of nog niet. Wel belangrijk is om constant in verbinding te staan met de eigen mensen en de andere informatie te krijgen door een time-‐out. Moeilijkheden in oefeningen waren de technische en technologische beperktheid, de informatiedruk waarop D5 niet mag antwoorden, enkel beschouwen en de moeilijkheden met het praten over slachtoffers. Ook het gebrek aan affiniteit van D5 met crisiscommunicatie is een heikel punt. Een oplossing voor technische en technologische beperkingen zoals internetconnectie is een noodgenerator. Menen kan altijd bellen, ook al is er geen stroom. Tips die Björn Grouwet meegeeft zijn: D5 47
mag zich niet laten beïnvloeden door de pers, zeker niet door hun gevoel voor sensatie en rampen. En ook de boodschappen altijd goed wikken en wegen vooraleer D5 iets communiceert.
Ilse Vansteenkiste – stad Waregem (Vansteenkiste, 2014) In Waregem wordt gewerkt met een getrapte structuur. Ze hebben zeven mensen op de communicatie-‐ toerisme-‐evenementen dienst, die niet allemaal in D5 zitten. In het totaal zijn ze met 32 mensen in D5, inclusief plaatsvervangers. Mevrouw Vansteenkiste is persverantwoordelijke en heeft onder haar de communicatieambtenaar en zijn medewerker, die zorgen voor de traditionele en digitale media. Het is een dom idee om enkel diensthoofden in D5 te steken, maar steek er mensen in als de conciërge. Hij weet alle sleutels en onderhoudsgerief liggen. Problemen in oefeningen zijn vooral het feit dat alle burgers bellen naar iemand van ‘de stad’ met de vraag naar informatie. Ook de afkortingen vindt mevrouw Vansteenkiste overbodig. Niemand van de medewerkers weet wat er bedoeld wordt. Ze zorgde er dan ook voor dat de afkortingen beperkt werden. Maar opnieuw, ook technische problemen zijn veel voorkomend, zoals uitvallen van internet en telefonie. Het enige wat zeker werkt, zijn de ASTRID-‐toestellen, waar Waregem ook op evenementen mee werkt. Om verder te gaan op communicatiemiddelen: omroepwagens zijn slecht verstaanbaar, beter is om via de radio, televisie en telefonie te communiceren. Waregem geeft een informatienummer vrij voor de betrokkenen, bemand door enkel interne medewerkers. Dat staat ook in het communicatieplan, dat constant geüpdatet wordt. Daar staat ook in dat ze een webmaster nodig hebben, die in oefeningen niets anders doet dan bezig zijn met het web. Enkele tips die mevrouw Vansteenkiste meegeeft zijn, om niet aan risicocommunicatie doen, want dat zaait enkel paniek. Iedere stad/gemeente moet een dark site aanmaken in geval van nood. En tot slot is het ook erg belangrijk om het eigen materiaal te gebruiken en als het kan zelfs op het eigen bureau plaats te nemen.
Jan De Groote – gemeente Knokke-‐Heist (De Groote, 2014) Afhankelijk van de ernst van de ramp kan de personeelsbezetting van D5 schommelen tussen vijf en een 50-‐tal personen. De Dir-‐Info is de communicatieambtenaar, Jan De Groote. Als Dir-‐Info heeft hij taken als coördinatie van communicatie-‐activiteiten en functies, het bepalen van doelgroepen, het adviseren van inhoud bij boodschappen, informatiedoorstroming organiseren via alle communicatiekanalen (audiovisueel, sociale media, web, informatienummer), de woordvoering en perscontacten coördineren enzovoort. Hij heeft ook twee personen in back-‐up staan voor de functie Dir-‐Info. Knokke spreekt minder van teams, eerder van functies. Bijvoorbeeld: er is geen mediateam, maar een redactieteam die zowel media, monitoring als web voor zijn rekening neemt. Het supportteam, of de ondersteunende diensten, wordt ingevuld door voornamelijk ICT. Knokke heeft heel weinig ervaring met crisissituaties. Ze spreken enkel van interne situaties (bijvoorbeeld schorsing gemeentesecretaris), waarbij de communicatie rechtstreeks en persoonlijk verliep. Ook met de nieuwere communicatiemiddelen als OSR is Knokke niet vertrouwd. Sociale media daarentegen volgen ze wel. De pers moet ook goed in het oog worden gehouden. Dat moet zeker ook in oefeningen komen. Oefeningen gaan best van kleinschalig naar wat uitgebreider. Dat is de beste manier van oefenen.
48
Kurt Parmentier – gemeente Wevelgem (Parmentier, 2014) In Wevelgem bestaat D5 uit een Dir-‐Info met als nieuw element een soort back-‐room, waarin drie medewerkers aangesteld werden. Dit als oplossing voor het probleem van een te grote afwezigheid van de Dir-‐Info wanneer hij alle taken op zich neemt. Door de back-‐room kan de informatie meer gesluisd worden, in plaats van alle informatie via verschillende kanalen te krijgen. Het model van Wevelgem bestaat uit twee coördinatoren met vertakkingen. Alle mensen hoeven niet beroepsmatig met communicatie bezig te zijn, maar kunnen in het privéleven communicatief zijn. Meneer Parmentier merkte ook problemen op bij de oefeningen. Zo heeft D5 in het CP-‐Ops te weinig informatie om verder te kunnen, wordt het contact center bemand door mensen van PSH waardoor die informatie door elkaar loopt enzovoort. Als oplossing gaat Wevelgem nu met Menen en Ledegem een contact center opmaken binnen één politiezone. Meneer Parmentier haalt nog andere problemen naar boven, namelijk het gebrek aan geld om permanentie te betalen, het gebrek aan kennis en de schrik voor verantwoordelijkheid in D5. Wevelgem beslist op het moment zelf met hoeveel ze nodig zijn in D5, inclusief back-‐up. Ze vermoeden dat een CP-‐Ops niet altijd ontplooid hoeft te worden. Ook niet alle communicatiemiddelen worden telkens uit de kast gehaald. Wevelgem twijfelt over de nood aan OSR. Sociale media worden wél heel vaak gebruikt. Enkele tips zijn dat er enorm veel geoefend moet worden in alle maten en vormen. Geef alle deelnemers dan ook een kleine beloning terug, al is het maar in de vorm van broodjes. Leg ook een oefenkalender vast, waar vaste momenten om te oefenen worden vastgepind. D5 wordt vaak gezien als een buitenbeentje, maar door genoeg te oefenen kan D5 zich een goede positie verwerven in het noodplanningsverhaal.
3.4. Diepte-interviews met opinieleiders Om nog meer achtergrondkennis te verkrijgen, besloot ik om ook enkele diepte-‐interviews te doen met opinieleiders. Deze zijn: Burson-‐Marsteller, een crisiscommunicatiebedrijf dat crisisoefeningen voor kmo’s en overheden organiseert, Erik Genbrugge, urgentieverpleegkundige, vrijwilliger bij Rode Kruis Vlaanderen Hulpdienst en medeoprichter van een bedrijf in crisistraining BTCR vzw en Saskia Vanhove, attaché noodplanning bij de gouverneur van West-‐Vlaanderen.
Burson-‐Marsteller (Burson-‐Marsteller, 2014) Bruno Fierens en Johan Van Laer, medewerkers van Burson-‐Marsteller vertellen meer over het verschil in crisiscommunicatie in overheden en bedrijven. De eerste verschillen leest u hier: -‐
Er worden geen afkortingen of specifieke terminologie gebruikt in de crisiscommunicatie van bedrijven, anders dan overheden. Bijvoorbeeld: CP-‐Ops, CC-‐Gem…
-‐
Bedrijven ervaren meer rampen dan overheden. Voor hen is slechte communicatie ook een ramp. Crisissituaties zijn dus veel frequenter bij bedrijven. Bedrijven hebben ook natuurlijk een stuk noodplanning, zeker met Seveso-‐bedrijven.
-‐
Daarmee hangt vast dat bedrijven sterker gefocust zijn op hun imago en reputatie dan overheden.
-‐
Er is een andere indeling van taken in beide instellingen. De woordvoering bij de overheid wordt door de burgemeester op zich genomen. In bedrijven neemt de leider van het bedrijf, de CEO, dit voor zich.
-‐
Een crisistrainingsbedrijf is eerder wat een team D5 voor overheden is, een soort extra kracht.
-‐
Een crisistrainingsbedrijf gaat monitoren voor de klant, een overheid doet dat zelf. 49
Burson-‐Marsteller pleit ook voor de aansluiting bij een extern contact center omdat de overflow van telefoons snel gaat via een extern contact center. Meneer Fierens en Van Laer bemerken dat D5 altijd al het zwakkere broertje geweest is in de crisiscommunicatie. De discipline wordt nog te vaak onderschat. Nochtans is communicatie heel belangrijk, zeker in crisistijd. Toch wordt er nog te veel communicatie gedaan met een verschillende timing. Over eenzelfde onderwerp moet er onmiddellijk gecommuniceerd worden, niet nu eens en enkele dagen later nog eens. Ze merkten op dat er heel veel verschillende, goede communicatiemiddelen bestaan hiervoor: OSR, Be-‐Alert, dark sites, persberichten en persconferenties, maar vooral sociale media. Zeker het belang van Twitter is enorm groot, alleszins voor journalisten. Sociale media is onmisbaar. Oefenen moet heel vaak gebeuren, heel klein en ook heel groot. Een kleine oefening kan een korte oefening zijn. En heel belangrijk is dat er vaak ook een mediatraining wordt gedaan! Heel veel gemeenten zijn hier absoluut niet op voorbereid! Makkelijk om je voor te bereiden, want de media is heel voorspelbaar. Tot slot hameren ze ook op het feit dat iedereen getraind moet zijn, ook de receptioniste bij het onthaal en de telefonisten.
Erik Genbrugge (Genbrugge, 2014) “Onbekend is onbemind.”, dat is eerste zin die Erik Genbrugge naar buiten brengt over D5. D5 wordt maar al te vaak beschouwd als geen echte discipline terwijl D5 een hele belangrijke rol heeft. Het is een afweging die nog moet gemaakt worden, zonder D1, D2, D3 en D4 kan D5 niet leven, maar ook andersom. Er is iemand nodig die de samenhang verzorgt tussen alle disciplines en dat is D5. Voor een aantal gemeenten is D5 enkel het schrijven van een persbericht en het organiseren van een persconferentie. Dat kan niet. Vaak wordt deze manier van aanpakken goedgepraat door een gebrek aan personeel. Maar dat is onzin, er bestaan oplossingen voor dat probleem. 90% van de gemeenten steken zich weg achter het feit dat er onderbemanning is. Volgens Erik Genbrugge is er niet alleen een gebrek aan personeel, maar ook een groot gebrek aan kennis. D5 hoeft niet alles te kennen van de andere disciplines, maar moet wel weten hoe ze werken, hoe ze communiceren en hoeveel tijd iets vraagt. De excuses zijn maar al te vaak: te weinig personeel, te weinig geld (middelen) en te weinig infrastructuur. Een eenvoudig voorbeeld is wifi. Met een 3G-‐kaartje van 10 euro per maand en het probleem is opgelost. Het kennisprobleem kan ook opgelost worden door opleidingen te volgen en handleidingen te lezen. De bedoeling is niet om iedereen te overladen met informatie, maar wel om elk personeelslid een aantal uren per jaar vorming te geven. Er moet ook gezorgd worden voor permanentie, niemand kan 24 uur professioneel aan een stuk doorgaan in een crisissituatie. Het ergste wat er kan gebeuren in een crisissituatie is dat het personeel er zelf bij betrokken is, want dan is er helemaal niemand om te communiceren. Heel belangrijk in noodplanning is dat een contact center opgesplitst wordt in één, twee of zelfs drie centra. Eén bemand door het PSH voor de betrokken bevolking en twee door D5 voor de algemene bevolking en de pers. Dit om alle soorten vragen te kunnen opvangen. Vragen van burgers moeten soms ook in het CC-‐Gem besproken worden, dan kan iedere discipline vanuit eigen inzicht antwoord geven. Telefonisten kunnen zo gemakkelijker een overzicht krijgen van wat ze moeten antwoorden bij een volgende, zelfde vraag. 50
In oefeningen ziet hij vaak de fout dat gemeenten een oefening doen, er niets van bakken, geen evaluatie doen en een paar jaar later dezelfde oefening doen. Dat werkt niet volgens meneer Genbrugge. Op voorhand moeten oefendoelen vastliggen en iedereen moet weten wat hij of zij wil oefenen. In de oefeningen zelf wordt ook te veel aandacht besteed aan de eigen functie. Het CP-‐Ops en het CC-‐Gem geven vaak te weinig info door uit eigendunk. Tip: zet eens een camera in de twee lokalen! Erik Genbrugge is ervan overtuigd dat fouten vooral gebeuren door snelheid en onkunde. Als het inhoudelijk fout is, dan ligt het aan de onkunde van de zender of ontvanger. Communicatieambtenaren zijn opgeleid om te communiceren en ambtenaren noodplanning om aan noodplanning te doen, maar eigenlijk zouden die opleidingen door elkaar moeten lopen. Tot slot behandelt hij een belangrijk communicatiemiddel, OSR. OSR heeft grote voordelen op drie voorwaarden: als de informatie gevalideerd wordt, zelfs na het zetten op OSR, als het consequent wordt gebruikt in ieder beslisorgaan en door alle disciplines en als er enkele technische aanpassingen gedaan worden, zodat er subgroepen kunnen gemaakt worden. Iedereen moet ook natuurlijk inloggen onder de eigen naam en eigen discipline, anders heeft het helemaal geen zin.
Saskia Vanhove (Vanhove, 2014) Mevrouw Vanhove merkt onmiddellijk op dat vele D5-‐medewerkers geen specialisten zijn en daarom ook vaak minder kennis hebben van D5. Ideaal zou zijn dat D5 met een back-‐up in een permanentiesysteem staat. Nu zijn twee D5-‐medewerkers inzetbaar, met de dienst Wapens in voorbehoud om het CP-‐Ops over te nemen. De Dir-‐Info trekt normaal gezien zelf naar het CP-‐Ops, maar wordt ondersteund door mensen van dienst pers en communicatie. De provincie heeft ook een kleine telefooncentrale voor persvragen die door de federale dienst worden overgenomen. De provincie West-‐Vlaanderen laat zich ook begeleiden door team D5, indien te weinig eigen mensen aanwezig zijn. Ook het contact center kan gemakkelijk overgedragen worden aan een extern contact center. Toch moeten altijd de sociale media en web door de eigen organisatie ingevuld worden. Sociale media moeten onderhouden worden, zelfs al zijn er niet veel volgers. Als er een paar interessante inzitten die sharen of retweeten, dan ben je al een eind verder in je crisiscommunicatie. Alle boodschappen die binnenkomen, bijvoorbeeld via sociale media, worden gevalideerd en dan pas doorgestuurd naar de backoffice, het zenuwknooppunt. Saskia Vanhove vertelt dat oefeningen een houvast geven, maar dat er toch menselijke factoren inzitten die alles kunnen veranderen. Een tip die ze hierbij geeft is: maak dat iedereen altijd eigen materiaal heeft.
51
4. Conclusie diepte-interviews Uit de zeventien interviews met overheden en opinieleiders bleek dat de meeste steden en gemeenten met dezelfde problemen te maken krijgen. Zo kampen alle steden en gemeenten met een personeelsgebrek, zoals ook uit de conclusie van de D5-‐modellen bleek. Ze gaan het falen van hun D5 in oefeningen dan ook heel vaak wijten aan dit probleem. Nochtans werd duidelijk dat personeelsgebrek eigenlijk heel gemakkelijk op te lossen is, met methodes als intergemeentelijke samenwerking, vrijwillige inzet in D5 en aansluiting bij het versterkingsteam D5. Vele gemeenten hebben hier dan ook een voorbeeld aan genomen en hebben zich geëngageerd om via deze manieren meer draagvlak te creëren. Ze doen dit niet alleen om meer inzet te krijgen in de officieel genoemde teams, maar ook in hun backoffice. Enkele gemeenten hebben reeds terecht opgemerkt dat in oefeningen, en dus ook in crisissituaties, de verbinding van het CP-‐Ops, CC-‐Gem en alle disciplines onderling niet altijd van een leien dakje loopt. Daarom wordt in veel steden en gemeenten een backoffice georganiseerd, achter alle andere functies. Zij zijn niet alleen inzetbaar bij een zware calamiteit, maar doen ook mee met oefeningen en denken mee over het crisiscommunicatieplan. Qua communicatiemiddelen werkt iedere overheid anders, hoewel allen het er over eens zijn dat de pers een heel belangrijke intermediair is in de crisisbeheersing. De pers kan een goede partner zijn in het managen van crisissen als ze goed geïnformeerd worden door het mediateam. Er kan tweerichtingsverkeer ontstaan op die manier. De overheden helpen de media hun job uit te voeren door hen te informeren op geregelde tijdstippen, beeldmateriaal te voorzien enzovoort. De media zorgt in ruil voor het uitzenden van informatie naar de burgers toe. Een ander besproken communicatiemiddel is OSR, een redelijk nieuw softwaresysteem. OSR is bij een minderheid gekend en wordt dan ook minder gebruikt. Alle overheden krijgen de kans om zich aan te sluiten bij OSR, maar weinigen kennen het bestaan ervan, kunnen er niet mee werken of hebben geen tijd om OSR te voeden. Het gebruik van OSR zal dus zeker nagekeken moeten worden en eventueel aangepast. Een nieuw hulpmiddel in de communicatie is het proefproject Be-‐Alert. De pilootgemeenten zijn allen zeer enthousiast over het proefproject. Hoewel het project nog maar in zijn kinderschoenen staat, denken gemeenten al aan het gebruik van Be-‐Alert in crisissen en daarbuiten, in het dagelijkse leven, om bijvoorbeeld aan risicocommunicatie te doen. De algemene conclusie leert meer over het aanzien van D5. Vaak blijkt dat discipline 5 onderschat wordt, dat geen rekening wordt gehouden met D5. Nochtans is D5 een erkende discipline die zorgt voor een heel belangrijk onderdeel binnen crisismanagement, de communicatie naar de burgers en pers toe. Niettemin wordt D5 maar al te vaak aanzien als de dienst die persberichten uitstuurt en persconferenties geeft. D5 moet meer zelfzekerheid uiten in oefeningen en crisissituaties. Het is van cruciaal belang dat zij zich laten horen, zeker omdat zij onder druk staan van de media, zowel van de live media als van hun deadlines (radio, kranten en televisie), maar ook vele onrustige burgers moeten bevrijden van alle vragen. Bovendien kan duidelijk besloten worden dat de meeste gemeenten nog niet voldoende voorbereid zijn op een calamiteit door gebrek aan personeel, gebrek aan geld en infrastructuur, maar vooral door een gebrek aan kennis. Daarbovenop zijn er ook nog te veel gemeenten en steden die de taak van D5 van zich afschuiven en hopen op een snelle opschaling naar een provinciale fase. Dat is natuurlijk een volledig foute inschatting. Ook een gemeentelijke D5 moet bemand zijn en moet klaar zijn voor een crisis.
52
5. Crisisoefeningen observeren Naast de diepte-‐interviews met andere steden en gemeenten, werd de stad Harelbeke onder de loep genomen, onder de vorm van een crisiscommunicatieoefening. Aan de hand van de oefening kan vergeleken worden met andere overheden en meningen en kan gekeken worden welke fouten er in de procedures, systemen en manieren van communiceren zitten. Maar vooraleer zelf een crisisoefening in elkaar te steken, stak ik mijn licht op bij andere crisisoefeningen. Ik woonde drie crisisoefeningen bij als observator. Hieronder kunt u mijn bevindingen van elke oefening vinden.
Crisisoefening in Mortsel op 17 oktober 2013 (Genbrugge, 2013) Deze oefening in Mortsel werd georganiseerd door Erik Genbrugge. Het ging om een zandbakoefening met een eenvoudig scenario. Er was een brand uitgebroken in een naburige school en iedereen, zowel leerlingen als leerkrachten, moest geëvacueerd worden. In de school zelf hielden ze op dat moment ook echt een evacuatieoefening. Er was geen CP-‐Ops, enkel een CC-‐Gem dat samenkwam in de raadszaal van het stadhuis in Mortsel. Gert Willems, de communicatieambtenaar, was de enige aanwezige voor D5 en moest dan ook alle taken op zich nemen. Hij nam telefoons op van de pers, behandelde ondertussen de website, monitorde de media en volgde ook OSR op. Er was ook een contact center, dat de observatoren mochten bestoken met vragen. Moeilijkheden: de communicatieambtenaar klaagde dat er te weinig volk was. Hij miste grote stukken van het crisisverhaal als hij van de vergadering moest weglopen om alle telefoons op te nemen. Daardoor had hij problemen om persberichten op tijd naar buiten te krijgen en had hij weinig tijd om andere zaken in orde te brengen, zoals sociale media of web. Het contact center kreeg informatie door van het CC-‐Gem, maar kon toch niet op alle vragen antwoorden door ontbrekende stukken. De samenwerking tussen het CC-‐Gem en het fictieve CP-‐Ops verliep behoorlijk goed. De burgemeester kon zich goed plaatsen in zijn rol en stuurde goed aan.
Crisisoefening in Harelbeke op 30 oktober 2013 (Buysschaert, 2013) De leider in deze oefening was Marnix Buysschaert. Hij koos ervoor om een oefening te doen in Harelbeke met als scenario een ongeval met een vrachtwagen die op de sporen terecht kwam en niet meer weg kon. In eerste instantie werden de sporen afgesloten, maar één trein negeerde de stopsignalen en botste frontaal op de vrachtwagen. De vrachtwagen lekte een stof, maar het was niet duidelijk om welke stof het ging. Marnix Buysschaert splitste de oefening op in drie verschillende delen. Deel één was vooral een situatie-‐ inschatting voor alle disciplines. Zo kreeg iedere discipline speelgoedautootjes en konden ze die verplaatsen op de kaart naargelang ze het terrein betraden. Deel twee was een reconstructie van het CP-‐ Ops. Er werd gewerkt met witte en rode kaarten, waar iedere backoffice insteken kon verzinnen voor diegenen die in het CP-‐Ops zetelden. De witte kaarten stonden voor belangrijke feiten, die eventjes konden wachten. De rode kaarten stonden voor dringende zaken, die onmiddellijk bekeken moesten worden. Deel drie ging door in de presentatieruimte van het stadhuis in Harelbeke. Daar speelden ze het CC-‐Gem na.
53
Moeilijkheden: D5 werd helemaal niet aanzien als een echte discipline, maar eerder als enkele personen die zorgden voor persberichten en die de pers op afstand hielden. Er werd zelfs in deze oefening gezegd dat D5 niet in het CC-‐Gem thuishoort. Daarnaast kreeg Harelbeke opmerkingen over de kleine ruimte waarin het CC-‐Gem doorging. De presentatieruimte bleek helemaal niet geschikt om alle disciplines te verzamelen en een goed werkende vergadering te laten doorgaan. Met de communicatie in de twee vergaderingen zat het zowel bij het CP-‐Ops als bij het CC-‐Gem goed, maar was er geen enkele inspraak van D5 merkbaar. Zij werden op een bepaald moment zelfs gebruikt om de pers te imiteren in de oefening terwijl D5 net diegenen zijn die moeten oefenen hoe ze de pers het best kunnen aanpakken.
Crisisoefening in Oostende op 19 maart 2014 (Provincie West-‐Vlaanderen, 2014) Deze oefening werd op poten gezet door de provincie West-‐Vlaanderen. Anne Martens was de hoofdorganisator. Het was een grootschalige zandbakoefening met een uitgebreid CP-‐Ops en CC-‐Prov, die zich onder elkaar bevonden. Het scenario ging als volgt: een cruiseschip met 4333 passagiers, onder wie 50 rolstoelgebruikers en 1366 bemanningsleden stond op het punt om te zinken. Eventjes later brak er brand uit in de machinekamer, wat gevolgd werd door een ontploffing. Er zijn twee doden en acht zwaargewonden. Het schip is op drift. Moeilijkheden: de gouverneur probeerde de vergadering op die manier te leiden, dat hij geregeld time-‐ outs voorstelde. Een time-‐out is een moment waarbij alle disciplines apart worden overlopen en waar ze een korte samenvatting geven. De gouverneur probeerde zo veel mogelijk informatie te bevatten van de eerste twee tot drie disciplines dat hij nooit aan D5 kwam. Er was een enorme chaos tussen het CP-‐Ops en CC-‐Gem. Er was één iemand in het CP-‐Ops de verbindingspersoon naar het CC-‐Gem toe. Omdat er zodanig veel volk in het CP-‐Ops zat, was de communicatie tussen beide organen heel slordig en onvolledig. Het CP-‐Ops gaf te weinig en vooral foute informatie door naar het CC-‐Gem, waardoor de communicatie volledig op het verkeerde spoor zat. Zo werd er gezegd dat alle passagiers Duitstalig waren, terwijl achteraf bleek dat 95% Brits was. Omdat er te veel volk in de ruimtes (zowel CP-‐Ops als CC-‐Prov) zat, ging alle communicatie aan iedereen voorbij, was er geen eenduidige communicatie en werd er enkel onderling in de disciplines gecommuniceerd. Door deze aanpak misten de meesten het hele plaatje waardoor er foute informatie naar boven kwam, zonder dubbelvalidatie. Qua communicatiemiddelen werden telefonie, een whiteboard en OSR gebruikt. OSR werd geprojecteerd, maar absoluut niet gebruikt in de communicatie van of naar het CC-‐Gem. Iemand moest de lead nemen en beslissen wat er precies op OSR zou komen, wat niet gebeurd is. Een opleiding in OSR lijkt dan ook nodig, want niemand gebruikt het volle potentieel uit gebrek aan kennis. OSR kan niet door één iemand gebruikt worden, maar zou door iedereen gebruikt moeten kunnen worden. D5 sloot af met de kwestie dat er geen pers in het verhaal voorkwam. Er was veel werk gestoken in de voorbereiding van dit scenario, maar de pers was amper te bespeuren. D5 werd hier ook wat benadeeld in de volledige communicatie, ze mochten persberichten schrijven en een persconferentie geven, maar moesten veel moeite doen om iedere keer opnieuw hun stem te laten horen tussen alle andere disciplines. Wat D5 wel goed vond, was de communicatie van hun verantwoordelijke in het CP-‐Ops.
54
6. Conclusie van observatie van crisisoefeningen Zoals ook in de diepte-‐interviews bleek, veronderstelt men nog te vaak dat de opdracht van D5 enkelvoudig is. Hoogstwaarschijnlijk komt dit omdat de andere disciplines geen besef hebben van het takenpakket van D5. Men denkt nog te veel dat D5 enkel mediabeheersing en communicatie naar de media toe inhoudt. Maar het is veel meer dan enkel dat. Zo werkt het natuurlijk niet. D5 is een echte discipline, die ook moet behandeld worden als een discipline. In de laatste oefening in Oostende, werd de andere kant van de miskenning van D5 getoond. In het CC-‐ Gem werden enkel perstaken gegeven aan D5, terwijl er in het CP-‐Ops geen pers aan te pas kwam. Er moet een duidelijk evenwicht gevonden worden in de taken van D5, ook in oefeningen. Kijkend naar de beslisorganen CC-‐Gem en CP-‐Ops kunnen ook enkele opmerkingen over D5 gemaakt worden. In het CC-‐Gem en het CP-‐Ops zitten alle disciplines samen en die moeten kunnen communiceren vanuit beide beslisorganen. Beide instanties hebben elk hun eigen takenpakket en zijn te veel opgenomen in de eigen verantwoordelijkheden. De communicatie tussen beiden loopt vaak stroef uit eigenbelangen terwijl beiden niet zonder elkaar kunnen communiceren. Er gaat ook dikwijls foute communicatie uit van het CP-‐Ops naar het CC-‐Gem, met als gevolg dat het CC-‐Gem zwakke beslissingen neemt. Een voorbeeld hiervan is dat D5 in het CC-‐Gem overneemt dat op het cruiseschip alle passagiers Duitsers zijn en communiceert dat via een persbericht. Er is geen tot weinig validatie en al zeker geen dubbelvalidatie, wat ervoor zorgt dat de communicatie op bepaalde punten de mist ingaat. De validatie gebeurt ook niet tijdens de time-‐outs, de momenten waarbij alle disciplines kort aan het woord komen om een stand van zaken te geven van hun eigen discipline. De burgemeester, de gouverneur of de minister van Binnenlandse Zaken leidt de vergadering en is verantwoordelijk voor de opzet van deze time-‐outs. In de Noordzee-‐oefening in Oostende werden de time-‐ outs niet goed uitgevoerd, waardoor enkel de eerste twee of drie disciplines aan het woord kwamen. D5 had dan ook problemen met het volgen van de vergadering en al zeker met het opstellen van een persbericht. Sommige van deze oefeningen gingen met een veel te grote snelheid. Zo snel dat er geen tijd was voor details of geen tijd was voor echt effectieve communicatie van het CP-‐Ops en CC-‐Gem en andersom. Er wordt te weinig tijd besteed aan de impact van foute communicatie in oefeningen. Men gaat sneller iets communiceren dat niet gevalideerd is in oefeningen. In oefeningen kan het dan misschien geen kwaad, maar toch blijkt dat er te weinig gevalideerd en dubbel gevalideerd wordt. In een crisissituatie kan dat leiden tot een grote miscommunicatie en tot noodzakelijke rechtzettingen later. Tot slot iets meer over het gebruik van de communicatiemiddelen. In alle oefeningen, behalve die van Harelbeke, is het communicatiemiddel OSR gebruikt. In de oefening van Oostende werd OSR opgesteld met een projector in zowel het CC-‐Gem als CP-‐OPs, maar totaal genegeerd. Nochtans, er stond informatie op te lezen die kon gebruikt worden in de communicatie onderling. Wat wel goed gebruikt werd, was het whiteboard en de telefoonlijsten die ophingen aan de muur. Het whiteboard toonde alle verworven informatie van alle disciplines na de time-‐out, wat het inzicht in de situatie makkelijker maakte. Van de telefoonlijsten werd gretig gebruik gemaakt. Ze maakten opzoekwerk overbodig, wat natuurlijk heel handig is in een crisissituatie.
55
7. Crisiscommunicatieoefening in Harelbeke Adviezen geven kan niet zomaar. Er moet een gefundeerde theorie achter zitten die gestaafd moet worden met argumenten. Naast de diepte-‐interviews, die een goed zicht gaven op de verschillende werkingen van discipline 5 in de overheid, werd een eigen crisiscommunicatieoefening opgesteld in Harelbeke. Dit om de eigen situatie te aanschouwen en verbeteringen af te wegen. Op 31 maart 2014 werd een crisiscommunicatieoefening (table top oefening) gehouden. Deze oefening vergeleek de theoretische kennis en vaardigheden van discipline 5 met de praktijk in stad Harelbeke. De oefening zal zich enkel spreiden over het gemeentelijk coördinatiecomité en discipline 5 en is dus een oefening op kleine schaal. De participanten aan deze oefening zijn een CC-‐Gem (alle disciplines + de burgemeester en ambtenaar noodplanning), een CP-‐Ops (gesimuleerd door de brandweer van Harelbeke) en een discipline 5 (Directeur Info, medewerker Directeur Info (beide in het CC-‐Gem) en een adjunct Directeur Info (medewerker op het terrein)). Hieronder kunt u de oefendoelen bekijken, de redenen waarom de oefening oorspronkelijk in elkaar werd gestoken. De oefendoelen zijn verder ook SMART omschreven, om verder in het eindwerk op een gemakkelijke manier te evalueren.
7.1. Oefendoelen Oefendoelen geven een duidelijke richting aan de opzet en de implementatie van de oefening. Door heldere doelen op te stellen kan de evaluatie van de oefening op een goede manier uitgevoerd worden. Er bestaan drie verschillende soorten oefendoelen, namelijk de beleidsdoelen (wat de regio/organisatie van de crisis-‐ en rampenbestrijding als geheel moet bereiken), de personele doelen (wat de oefendeelnemers, individuen of groepjes van individuen op deelgebieden moeten bereiken) en de ondersteunende doelen (wat is ondersteunend nodig om het optreden in de praktijk goed te laten verlopen). De doelen worden hieronder niet letterlijk aangehaald, omdat ze gecombineerd gebruikt worden. In de onderstaande tabel kunt u lezen wat de begincompetenties van de stad Harelbeke zijn. Daarnaast vindt u de competenties die tijdens het oefenen ontwikkeld zullen of zouden moeten worden, competenties die ondersteunend bij het uitvoeren van de oefening ontvouwd worden en de competenties of vaardigheden die in een nieuwe, volgende oefening van belang zullen zijn. Deze competenties werden beslist na alle opgedane informatie via de diepte-‐interviews en waargenomen crisisoefeningen. De moeilijkheden bij alle gemeenten en steden en oefeningen werden grondig onderzocht en de competenties werden hieraan aangepast.
56
Termijnen
Begincompetentie
Reikwijdte doelen t.a.v. de crisis-‐ en rampen-‐beheersing
t.a.v. een kolom/ organisatie (bv. brandweer, politie, gemeente…) t.a.v. een afzonderlijke deelnemer (wie?) en/of categorie van deelnemers (bv. sectiehoofden)
Competentie die in het oefenen ontwikkeld wordt
Competentie die buiten/ n.a.v. het oefenen ontwikkeld wordt (=deskundigheids-‐ bevordering = maatwerk) Stad Harelbeke heeft De communicatie Door de focus op een snelle weinig ervaring met tussen discipline 5 en en een juiste communicatie crisiscommunicatie, het CC-‐Gem zal getest te leggen, zal er een waardoor er een gebrek worden. samenwerking ontstaan is aan kennis van Welke functies bezit tussen de ‘teams’ in stad crisissen bij discipline Stad Harelbeke reeds Harelbeke. Er moet een 5. en welke kunnen nog hoge efficiëntie van Discipline 5 in bijgeschaafd worden? communicatie tussen de Harelbeke heeft vijf De teams moeten alle disciplines komen met een verschillende teams mogelijke taken in een goed werkende (web-‐ en zo kwalitatief mogelijke infrastructuur en monitoringteam, manier afhandelen procedures. logistiek, pers, contact onder een lichte center en kernteam). tijdsdruk. Het zal ook duidelijk Deze teams worden worden of Harelbeke een verondersteld elk in extra opleiding hun eigen functie te crisiscommunicatie of opereren op een snelle coaching bij de volgende en juiste manier met als oefeningen zal nodig eerste zorg de hebben. informatie en communicatie naar de verschillende doelgroepen te verspreiden via verschillende kanalen. Discipline 5 heeft nog Discipline 5 zal Er ontstaat een duidelijke geen vaste positie aantonen dat ze een samenwerking tussen alle ingenomen tegenover waardige discipline is disciplines, met discipline de andere disciplines. en even nodig is in een 5 als verbinding tussen alle crisissituatie als de disciplines. meer operationele disciplines. Discipline 5 is een vaak De focus zal liggen op Er ontstaat een goede onderschatte discipline. discipline 5 en hoe coördinatie tussen de Ook in stad Harelbeke discipline 5 wordt disciplines met als wordt de kunde van opgestart en draagvlak teamwork. deze discipline soms functioneert binnen een onderschat. (Er werd multidisciplinair team. gezegd dat discipline 5 Welke opdrachten niet in het CC-‐Gem krijgen de leden thuishoort) toegewezen en hoe gaan ze daar mee om?
Competentie bij nieuw optreden
Er moet een snelle verbinding mogelijk zijn tussen de teams met gemeenschap van kanalen. Daarnaast moeten de doelgroepen van discipline 5 snel en juist aangesproken worden en op de hoogte zijn van de situatie en de maatregelen die in acht genomen moeten worden.
Discipline 5 wordt een gewaardeerde discipline, waar iedere andere discipline rekening mee houdt. Discipline 5 kan zich gemakkelijk oriënteren in een crisissituatie, weet wie welke taken heeft en begeeft zich snel en doelgericht naar de afgesproken ruimtes.
Figuur 9: Schema om oefendoelen te bepalen (Universiteit Leiden, 2006)
57
7.2. SMART-doelen Specifiek: Alle doelgroepen (rechtstreeks betrokken bevolking, bevolking in het algemeen, pers, slachtoffers of aanverwanten van slachtoffers) moeten snel en juist geïnformeerd worden over de situatie en de maatregelen die ze moeten volgen. De bedoeling van de oefening is om een automatisme te steken in het snel en correct reageren onder tijdsdruk en met weinig informatie. Meetbaar: de meetbaarheid van de oefening zal afhankelijk zijn van de manier waarop de doelgroepen gecontacteerd werden. Ook de kwantitatieve methode (hoeveel keer) wordt hier gebruikt. Bijvoorbeeld: hoeveel keer wordt discipline 5 ingeschakeld om een persbericht uit te sturen? Aanvaardbaar: Het is belangrijk dat D5 en CC-‐Gem oefenen op welke manier ze best communiceren met de doelgroepen. Voor een organisatie is het heel belangrijk om verschillende oefeningen bij te wonen zodat ze ‘klaar’ zijn voor een echte crisissituatie. Realistisch: Het doel is zeker haalbaar en dus realistisch. Het is mogelijk om met een kleine oefening als een table top oefening met een CC-‐Gem en D5 een goede communicatieve kracht te verwezenlijken in een korte tijd. Als de doelstelling niet haalbaar is binnen deze tijd, dan zal de doelstelling in een echte rampsituatie zeker ook niet haalbaar zijn. Tijdsgebonden: De hele oefening moet binnen drie uur volledig uitgewerkt zijn. Binnen drie uur worden de verschillende doelgroepen dus aangesproken en op de hoogte gesteld van de situatie en maatregelen. Het duurt maximaal een uur vooraleer de bevolkingsgroepen informatie krijgen van stad Harelbeke en maximaal een kwartier vooraleer een eerste persbericht de wereld wordt uitgestuurd.
7.3. Oefenfuncties Buiten de oefendoelen werden ook oefenfuncties vastgelegd. De bedoeling van de gehele oefening is om bepaalde zaken uit discipline 5 beter onder de aandacht te brengen, met eventuele verbetering in het achterhoofd. Uit onderzoek en praktijkervaring blijkt dat oefenen verschillende functies kan vervullen, deze heten ‘oefenfuncties’. Er worden vijf oefenfuncties onderscheiden. Oriënteren Een eerste oefenfunctie is oriënteren. Oriënteren is het bewust worden van risico’s en van voorwaarden voor effectief optreden door de ervaring van een (gesimuleerde) (ramp)situatie. Ook belangrijk is de discipline 5 oriënteren in de coördinerende samenwerking van de disciplines. Leren/ontwikkelen Een tweede oefenfunctie is leren. Dit is het opdoen van kennis, zowel individueel als collectief, het opdoen van vaardigheden, een beroepsmatige attitude enzovoort. Leren of ontwikkelen is een oefenfunctie ter bevordering van bepaalde leerprocessen bij een individu of een groep, met bepaalde competenties als een resultaat van de oefening. 58
Samenwerken Ten derde kan de functie samenwerken in de verf gezet worden. Dit gaat om het implementeren van samenwerking, het aanmeten van een werkwijze waardoor groepen mensen op elkaar ingespeeld geraken. Er wordt een gemeenschappelijk doel voorop gesteld, met hernieuwde groepscapaciteiten als het resultaat van de oefening. Experimenteren Een rampenoefening kan ook georganiseerd worden om een gemeente/stad een zekere werkwijze te laten uitproberen in verschillende crisissituaties. De meest werkende methodes en mechanismes worden uitgepikt om de aanpak van de discipline te verfijnen of tot een uiteindelijke keuze te komen. Testen Onder deze oefenfunctie worden werkwijzen en procedures getest om daarna een oordeel te vellen over de onderdelen van de werkwijze, welke al goed geoefend zijn en welke nog niet. Een beduidend verschil tussen oefenfuncties is de vraag wie of wat centraal staat. Bij de oefenfuncties oriënteren, leren en samenwerken, staan mensen centraal, bij experimenteren en testen staat een procedure centraal.
7.4. Oefenfunctie van stad Harelbeke De redenen of oefenfuncties om een oefening te organiseren in de stad Harelbeke hangen vast aan elkaar. De laatste crisiscommunicatieoefening werd gepland in oktober 201313, maar was meer gericht op de organisatie van het CP-‐Ops en het CC-‐Gem en de communicatie in beide organen. De komende oefening op 31 maart 2014 zal drie oefenfuncties bevatten, namelijk het oriënteren, het leren/ontwikkelen en het samenwerken. Er werd gekozen voor deze drie oefenfuncties omdat Harelbeke als stad niet vrij ver staat in het uiteenzetten van een goed werkende crisiscommunicatie op noodplanningsvlak. Daarom is het beter om eerst verkennend te gaan werken om later in andere oefeningen heel gericht, gefocust op specifieke moeilijkheden te werk te gaan. Doordat de oefening deze drie functies bevat, zal de oefening vooral op mensen (individuele personen of groepen van individuen) gericht zijn, anders dan de oefenfuncties experimenteren en testen, die zich richten op procedures. Het accent in deze oefening ligt op de kennis en vaardigheden van de deelnemers. Het oefenen zal een open doel dienen, een doel waarin geen zekerheid is over een correcte handelswijze en ook niet over een juiste oplossing. Met een open doel zijn meerdere juiste oplossingen mogelijk.
13
Zie punt 5 crisisoefeningen observeren 59
BASISVRAGEN BIJ CONCRETE OEFENDOELEN EN OEFENONTWERP (O = oriënteren, L = leren, S = samenwerken, E = experimenteren, T = testen) Wat is de oefenfunctie? Oriënteren, leren en samenwerken Wie/wat staat in de oefening centraal? Mensen (individuele personen of personen die fungeren als groep), namelijk discipline 5 en CC-‐Gem en de werking van beide organen. Waarop ligt het accent en hoe is dat uitgewerkt?
Bij O, L, S: accent op kennis en/of vaardigheden en/of attituden? Welke? Kennis van de werking van discipline 5 binnen het CC-‐Gem, CP-‐Ops en de werking apart van alle andere organen. Weet de burgemeester wie moet worden ingezet in discipline 5? Weet iedereen onder discipline 5 wat zijn/haar taken zijn en waar zij zetelen in een crisissituatie? De vaardigheden van ieder apart lid van discipline 5 in een crisissituatie. Er wordt gelet op een correcte uitvoering van de taken door de verschillende teams en de Directeur Info. Motorische vaardigheden worden bekeken. Doet ieder team wat er van het team verwacht wordt? Sociale vaardigheden worden bekeken: kan discipline 5 op zelfstandige basis vergaderen binnen het CC-‐Gem en CP-‐Ops en worden zij gehoord?
Dient het oefenen een gesloten of open doel? De oefening zal een open doel dienen, wat betekent dat meerdere oplossingen voor het gegeven scenario kunnen gebruikt worden. Belangrijk is natuurlijk dat er op een correcte manier een goede oplossing wordt bekomen. Figuur 10: Basisvragen bij concrete oefendoelen en oefenontwerp (Universiteit Leiden, 2006)
60
7.5. Inhoud crisisoefening Er werd een scenario opgesteld door drie brandweerofficieren. Dit scenario en de oplossingen van het scenario worden ondersteund door extra insteken voor alle disciplines. Belangrijk bij een oefening met oefenfuncties als leren en samenwerken zijn de interventies. Er bestaan twee verschillende interventies: correcties en time-‐outs. In deze oefening gaat het om een open opdracht waarbij enkel een scenario werd opgesteld als leidraad voor discipline 5. De burgemeester kan zelf, op niet-‐vooraf bepaalde momenten, een time-‐out vragen om vragen en suggesties naar boven te brengen. De oefening duurt maximaal drie uur, natuurlijk afhankelijk van het verloop van de oefening.
7.5.1. Scenario Fictief: donderdag 31 maart 2014, 6u07 in de ochtend. Een tankwagen is bij het naar beneden rijden van de Hospitaalstraat moeten uitwijken voor een andere vrachtwagen en rijdt in de zijgevel van het rusthuis Ceder aan de Leie. Er is instortingsgevaar. Na 2 minuten krijgt de 100-‐centrale (fictief) de eerste oproep dat er een indringende geur waar te nemen is en dat er zichtbare dampen zijn. Er zijn geen gewonden, maar de chauffeur ligt op zijn stuur. Daarna roept de 100-‐centrale om 6.11u de 101 en de brandweer van Harelbeke op. De 100 komt als eerste aan en meldt aan de dispatching dat de chauffeur zwaargewond is. Na een eerste verkenning wordt aan de dispatching gevraagd de burgemeester en korpsarts te verwittigen en hen te vragen dringend naar de interventieplaats te komen. De twee laatstgenoemden zijn om 6u22 ter plaatse. De brandweer deelt mee dat het gaat om een zwaar verkeersongeval met één zwaargewonde en een lekkende tankwagen, waarvan de identificatiebordjes niet leesbaar zijn. Er is instortingsgevaar en er is een indringende geur waar te nemen. Bovendien zijn er dampen waarneembaar, waardoor omstaanders prikkende en tranende ogen hebben. Het product is voorlopig niet identificeerbaar. Ondertussen wordt een evacuatie aangevraagd. Gezien de calamiteit en dringende evacuatie voorziet de brandweer een perimeter van 50 meter. Deuren en ramen moeten gesloten worden. Er is vraag naar de opstart van een gemeentelijk rampenplan op gemeentelijk niveau met de burgemeester als leider. De burgemeester Alain Top beslist om het CC-‐Gem op te starten en begeeft zich samen met de korpschef van de politie en brandweer en de medisch verantwoordelijke naar de presentatieruimte van het stadhuis te Harelbeke.
7.5.2. Realisatie Deze oefening werd gerealiseerd door Jan Lefebvre, Dirk Devos, Joost Devos en Julie Vervaeke. Jan, Joost en Dirk hebben de oefening op poten gezet, bespraken perfecte insteken voor D5 en Julie zorgde voor de inhoud, de locatie, de benodigdheden, de rampenkoffer van D5 en andere praktische regelingen. 61
7.5.3. Locatie De rampenoefening vond deels plaats in de brandweerkazerne van stad Harelbeke, waar het CP-‐Ops zetelde, maar ook deels in de presentatieruimte van het stadhuis in Harelbeke, wat dienst deed als CC-‐ Gem.
7.5.4. Crisiscommunicatiemiddelen De stad heeft heel wat uiteenlopende communicatiemiddelen om de diverse doelgroepen te bereiken. Let op, communicatie is nooit een doel op zich. Het effect van de communicatie of communicatieactie in de rampenbestrijding staat centraal, naast de manier waarop dit effect kan nagestreefd worden. Een heel belangrijk punt is om vanuit de gemeente, de provincie of zelfs vanuit de staat snel en proactief te communiceren. Wachten om te communiceren is verkeerd, maakt niet uit naar welke doelgroep. (Van Hecke, 2014) Denk er ook altijd aan dat mensen, alle doelgroepen, informatie willen en kunnen (fout) interpreteren. Zij hebben een behoefte aan juiste informatie. Correcte informatie moet dan ook altijd prioriteit nummer één zijn. Burgers zijn vandaag de dag niet meer zo onvoorwaardelijk gehoorzaam aan de autoriteit, maar willen ook een eigen interpretatie hebben, naast de opgelegde informatie. Ook met informatie naar de pers moet er zeker heel aandachtig en voorzichtig omgesprongen worden. Zo heeft de pers altijd meerdere bronnen van informatie, wat het onmogelijk maakt om informatie achter te houden of te verzinnen. (Van Daele, Situatieschets van D5 in gemeente Zwijndrecht en informatie rond Team D5, 2014) Hieronder vindt u de crisiscommunicatiemiddelen van de stad Harelbeke. Infonummer via contact center Indien de omvang van de ramp van grote schaal is, geeft de stad Harelbeke een informatienummer vrij. Dit informatienummer zal bemand worden door interne mensen. In het monodisciplinair interventieplan staat ook een optie op een extern contact center, maar dat is nog niet uitgewerkt. De informatie die via het toekomstig informatienummer wordt vrijgegeven is de meest noodzakelijke informatie: de situatie, de maatregelen die moeten genomen worden en eventueel (het tempo van) de evolutie van de ramp. Informatie (voor de betrokken bevolking) rond slachtoffers wordt opgevangen via een ander informatienummer en wordt verspreid door mensen van PSH14. Harelbeke heeft zich nog niet voorzien van een contact center of informatienummer specifiek voor de pers. De media Pers en media zijn niet alleen een hele belangrijke doelgroep, maar zijn ook een middel in de crisisbestrijding. Zij hebben hun eigen logica en streven naar hun eigen regels, wat vaak conflicteert met de noden van communicatie en de overheid. Maar in ieder geval moet de pers als een partner gezien worden, in vrede – en crisistijd. Dat ligt niet voor de hand, maar hoe beter de pers wordt geïnformeerd, hoe beter de samenwerking. (Van Hecke, 2014)
14
Zie punt 7.7. Doelgroepen 62
De media is een groot element van rampenbestrijding. De media/pers kan ervoor zorgen dat er hulp toegankelijk gemaakt wordt. De pers wordt gebruikt om correcte informatie door te geven of eventuele onwaarheden/geruchten recht te zetten en zal daarom vaak gebruik maken van harde feiten zoals de oorzaak en het aantal slachtoffers. De communicatie via de media/pers gebeurt met een beoogd effect: familieleden informeren, verkeer sturen, hulp ter plaatse krijgen… Website Stad Harelbeke heeft een bepaalde pagina op de website op non-‐actief staan, om in crisistijd in te schakelen. Pieter Van Tieghem, de webmaster en lid van D5, laat deze pagina in nood verschijnen en maakt op regelmatige tijdstippen updates. Een volwaardige dark site staat nog niet op punt. De persberichten kunnen eventueel overgenomen worden op de websites van de partners (gemeenten, bedrijven, instellingen…) Sociale media Op Facebook is een volledig officiële pagina van de stad Harelbeke te vinden: https://www.facebook.com/StadHarelbeke. De redacteurs (verschillende departementen) posten in vredestijd regelmatig berichten op de Facebookpagina, zonder linken naar crisiscommunicatie of de huidige stand van rampenplanning. Ook op Twitter heeft Harelbeke een profiel: https://twitter.com/StadHarelbeke. Het profiel wordt het meest gebruikt om verkeersinformatie en reclame rond komende evenementen te verspreiden. Er is nog niet nagedacht over een hashtag die gebruikt kan worden in crisistijd. Ook de sociale media zal Pieter aanpakken, als monitoringteam. OSR OSR of Operatie Snelle Redding is een software die overheden en bedrijven in staat stelt op een zeer snelle manier perimeters in te stellen en te verplaatsen. Bovendien wordt het ook gebruikt als communicatiemiddel tussen het CC-‐Gem en CP-‐Ops. De meer operationele disciplines (D2, D3 en D4) hebben een licentie, maar D1 en D5 hebben voorlopig nog geen licentie. Televisie Op audiovisueel vlak heeft stad Harelbeke nog geen akkoorden met lokale radio-‐ en televisieomroepen. Harelbeke ziet wel mogelijkheden om teletekst op de nationale televisie te gebruiken, indien nodig. Ook een informatiebanner op het scherm van de regionale tv krijgen, kan eventueel al veel verduidelijken aan de burgers. Stad Harelbeke zal deze kanalen bekijken en selecteren welke methodes mogelijk zijn. Persberichten Persberichten worden verstuurd bij aanvang van het oprichten van het coördinatiecomité, eventueel tussentijds en bij het afblazen van een noodfase. In het bericht staat, afhankelijk van de kennis over de situatie, informatie over de locatie en de aard van de ramp, het aantal slachtoffers, de te nemen maatregelen door de bevolking (eventueel evacuaties), de verkeersmaatregelen, het informatienummer voor de bevolking en de pers, het adres van de website en sociale netwerksites, de ingezette middelen en het verloop van de hulpverlening. Harelbeke heeft een standaard eerste persbericht klaarstaan voor een snelle eerste communicatie naar de bevolking. 63
Persconferentie Een persconferentie of persbriefing gebeurt tussentijds of na het afblazen van een noodfase. Wanneer een persconferentie precies plaatsvindt, hangt volledig af van de duur van de ramp en het steeds terugkomen van dezelfde vragen. De inhoud van de persconferentie bevat de reeds aangemaakte persberichten, wat samenvattende informatie bij het einde en een informatiebundel over noodplanning en crisisbeheer. De conferentie wordt gecoördineerd door de coördinator hulpverlening (de burgemeester) en de verantwoordelijken van alle disciplines. De persbriefing gaat door in het perscentrum (niet in het stadhuis, maar in het OCMW). Be-‐Alert Be-‐Alert is een nieuw proefproject van het crisiscentrum in Brussel. Het systeem bestaat eruit om een LBS15 te gaan uitplooien en zo burgers rechtstreeks via hun gsm te waarschuwen bij gevaar. Het systeem verzamelt alle gsm-‐nummers en stuurt in geval van gevaar een basis-‐smsje naar alle ingeschreven burgers in het gevarengebied. Helaas is het proefproject nog niet voor iedere gemeente of stad beschikbaar. Harelbeke hoorde niet bij de pilootgemeenten die het concept mochten uittesten.
7.6. Attributen Rampenkoffer De rampenkoffer is een absolute noodzaak in crisissituaties. Het concept bestaat eruit om iedere medewerker van discipline 5 een koffer aan te bieden met essentiële benodigdheden in een crisis-‐ toestand. Ik maakte een lijst aan voor Stad Harelbeke, specifiek toegepast op de verschillende medewerkers van discipline 5 bij de stad. De rampenkoffers hebben de bedoeling om heel snel het nodige materiaal bij de hand te hebben. Na de rampenoefening in stad Harelbeke op maandag 31 maart 2014 was duidelijk dat rampenkoffers niet altijd optimaal gebruikt worden. Een rampenkoffer bevat basismateriaal om gemakkelijk te communiceren tijdens een crisis. Whiteboard, flip-‐over en projector Bij de oefening werden ook een whiteboard, flip-‐over en projector uitgestald. De projector werd gebruikt voor de projectie van OSR tegen een witte muur. Het whiteboard werd gebruikt om google maps op te projecteren en perimeters af te stellen zodat iedereen in het CC-‐Gem wist over welke gebieden het ging, aangezien niet iedereen van Harelbeke afkomstig is. De flip-‐over was bedoeld om tijdens de time-‐outs alle gevalideerde informatie nogmaals duidelijk op te schrijven. Zo kreeg iedere discipline een overzicht over de situatie.
15
Location Based Services zijn systemen die ervoor zorgen dat burgers in een gevarengebied automatisch een smsje krijgen die hen waarschuwt in geval van nood. (Mertens, Ondersteuning lokale besturen m.b.t. crisiscommunicatie, 2014) 64
7.7. Doelgroepen Het is van allergrootst belang dat een gemeente, provincie of staat haar doelgroepen erkent en onderscheidt. Van zodra doelgroepen geïdentificeerd zijn, moet bepaald worden welke aankondiging(en) zij nodig hebben en welke kanalen het snelst en makkelijkst ingezet kunnen worden. De ultieme doelstelling van doelgerichte crisiscommunicatie is om tijdens een noodsituatie de volledige bevolking, d.w.z. alle doelgroepen, te bereiken. Discipline 5 heeft, zoals eerder vermeld, onder andere de functie om informatie aan doelgroepen te voorzien. Stad Harelbeke onderscheidt drie verschillende doelgroepen: de betrokken bevolking, de bevolking in het algemeen en de pers. De betrokken bevolking is de groep die rechtstreeks te maken krijgt met de crisissituatie omdat deze zich in de buurt bevindt. Dit is de groep die zal opgevangen worden in een onthaalcentrum bij eventuele evacuatie. Let op, deze groep is niet hetzelfde als de bevolking die onrechtstreeks bij de noodsituatie betrokken wordt door familiebanden. De aanverwanten van de slachtoffers behandelt Harelbeke niet, omdat deze doelgroep een zeer specifieke aanpak vereist. Discipline 2 staat in voor de communicatie naar de familieleden van slachtoffers. De algemene bevolking is de groep bevolking die niet rechtstreeks te maken krijgt met de noodsituatie, maar die wel interesse toont in meer informatie naar de situatie en evolutie van de situatie. De pers/media is in de eerste plaats een partner, maar ook een tegenstrever in de crisisbestrijding en wordt daarom als een aparte doelgroep opgesplitst. Media kunnen zich heel kritisch opstellen tegenover overheden, maar bieden vaak ook een helpende hand in crisissituaties. Er is een evenwichtige relatie nodig tussen een overheid en de media. De (inter)nationale, regionale en lokale geschreven en audiovisuele pers kunnen ingeschakeld worden om de bevolking te informeren en dat vereist een goede verstandhouding en incontactname van de overheid naar de pers toe. De communicatie van deze doelgroepen wordt losgekoppeld omdat de betrokken bevolking een meer specifieke en gedetailleerde informatie nodig heeft dan alle andere doelgroepen. Deze communicatie wordt aangetoond door de verschillende crisismiddelen die worden gebruikt. 16
16
Zie punt 7.5.4. Crisiscommunicatiemiddelen 65
7.8. Monodisciplinair interventieplan Sinds augustus 2013 heeft stad Harelbeke een monodisciplinair interventieplan. Dit plan werd goedgekeurd in de veiligheidscel in 2013. Een monodisciplinair interventieplan is een noodplan specifiek voor één discipline, in dit geval discipline 5. Naast objectieve criteria als de situatie, de lokale/(inter)nationale, politieke en socio-‐economische context en de media-‐aandacht, zijn er ook objectieve criteria als mediadruk, gebrek aan informatie voor een bepaalde bevolkingsgroep, oncontroleerbare geruchten… die overheden er toe brengen om het monodisciplinair plan op te zetten.
7.9. Coördinerende organisaties 7.9.1. CC-Gem (Gemeentelijk Coördinatiecomité) Iedere crisissituatie wordt bekampt door teams, samengesteld uit de vijf disciplines, die gecoördineerd samenwerken. In het gemeentelijk coördinatiecomité worden alle noodzakelijke beslissingen genomen. Het coördinatiecomité heeft in een crisissituatie een samenkomst in een vooraf bepaalde kamer, in de dichte omgeving van de ramp. Afhankelijk van de grootte van de ramp, en dus van de fasering, wordt een gemeentelijk, provinciaal of federaal comité samengeroepen. Hun opdracht is maken van beslissingen rond bepaalde problemen en zoeken van oplossingen op alle vragen van het CP-‐Ops. Daarnaast heeft het CC ook de opdracht om te communiceren naar de drie verschillende doelgroepen (de bevolking, de pers en de slachtoffers of de aanverwanten van de slachtoffers) (Provincie West-‐Vlaanderen, 2009) Het CC-‐Gem in Harelbeke ziet er zo uit: (Stad Harelbeke, 2013) De burgemeester (voorzitter) Discipline 1 : brandweercommandant of plaatsvervanger; Discipline 2 : verantwoordelijke medische hulpverlening of plaatsvervanger; Discipline 3 : de korpschef van de lokale politie of plaatsvervanger; Discipline 4 : civiele bescherming of wordt bij ontstentenis vervangen door D1; Discipline 5 : Dir-‐Info; Ambtenaar noodplanning of plaatsvervanger.
7.9.2. CP-Ops (Operationele Commandopost) Het CP-‐Ops wordt opgericht door D1 en is de bevelstructuur op het terrein zelf. Zij verzamelen informatie op het crisisgebied en communiceren alles door naar het CC-‐Gem. In het CP-‐Ops zitten vertegenwoordigers van de verschillende disciplines. (Provincie West-‐Vlaanderen, 2009) Het CP-‐Ops van stad Harelbeke beschikt over één iemand van D5, Céline Meheus. Zij is adjunct Dir-‐Info in de operationele post. Zij is verantwoordelijk voor de pers op het terrein en verantwoordelijk voor de communicatie (evolutie van de situatie ter plekke) naar het CC-‐Gem. Zowel de regionale schriftelijke pers (kranten, tijdschriften) als de regionale radiopers en televisiepers zullen onvermijdelijk ter plaatse toekomen, soms vaak vooraleer iemand van het CP-‐Ops ter plekke is. Een bevoegd persoon moet de pers kunnen blokkeren en buiten de perimeters van het crisisterrein houden.
66
8. Evaluatie Evaluatie-‐ momenten Soorten resultaten/ effecten ↓
Mate van geoefendheid van een afzonderlijke deelnemer (wie?) en/of categorie van deelnemers (bv. sectiehoofden of plotters)
Registreren van competentie vóór het oefenen
Registreren van competentie n.a.v. het oefenen
Registreren van uitgevoerde activiteiten en competentie buiten / n.a.v. het oefenen
Registreren van competentie bij nieuw optreden
Wouter Linseele heeft redelijke theoretische kennis van de werking van D5. Céline Meheus heeft gebrekkige kennis van de werking van D5. Bovendien is zij afkomstig van Deinze en kan dus moeilijkheden hebben om zich te oriënteren, wat de communicatie kan vertragen. Isabel Mestdagh heeft weinig tot geen kennis van de werking van D5. De burgemeester heeft enige kennis van de werking van D5 in het CC-‐Gem, en de verbinding tussen het CC-‐Gem en CP-‐Ops.
De functies in D5 kunnen zeker nog bijgeschaafd worden, de taakverdeling leek niet altijd even duidelijk. Zo hield Wouter zich bezig met de pers, wat normaal niet zijn taak, maar die van het mediateam is. D5 heeft zijn taken goed afgehandeld binnen de beperkte tijd. Wouter toonde zijn kennis en heeft deze ook heel goed in de praktijk toegepast. Hij wist wat zijn taak was en gaf terecht en op gepaste tijden opdrachten door aan zijn backoffice (Isabel). Céline kan zich goed verplaatsen in het CP-‐ Ops, maar kan meer assertiviteit gebruiken in haar rol. Isabel was een goede backoffice, maar doet enkel zaken die haar worden opgelegd. Het is duidelijk dat de richtlijnen gevolgd worden, maar nog onvoldoende gekend zijn. Een extra back-‐up zou geen overbodige luxe zijn. De burgemeester was goed op de hoogte van de werking van het CC-‐Gem en het CP-‐Ops en nam
Er was een goede samenwerking tussen het CP-‐Ops en het CC-‐ Gem in D5. De procedures werden goed nageleefd, maar niet alle communicatie-‐ middelen zijn optimaal in gebruik gesteld. Zo is OSR een noodzakelijke tool, maar hebben niet alle disciplines een licentie, waardoor het effect verloren gaat. Bovendien laat de kennis te wensen over en zijn extra opleidingen niet overbodig, zelfs voor diegenen met een licentie. De invoering van OSR gebeurde nu door één persoon, maar die kreeg te weinig info. Er was een hoge efficiëntie van communicatie aanwezig tussen de teams van D5, maar de middelen lieten te wensen over. Er was zelfs geen wifi in het CP-‐Ops. De rampenkoffers werden te laat uitgehaald, waardoor sommigen elkaar niet kenden en niet alle middelen volledig uitgeplooid zijn.
Er was een redelijk snelle verbinding tussen de verschillende teams en het CC-‐Gem en CP-‐ Ops. Zij gebruikten niet allemaal dezelfde instrumenten, wat in volgende oefeningen zeker aangepakt zal worden. Er werd gebruik gemaakt van telefonie (gsm), internet en OSR enkel in het CC-‐Gem. De doelgroepen werden op een correcte manier op de hoogte gesteld. Moeilijkheden hierbij zijn het gebrek aan een vooraf vastgesteld informatienummer voor de bevolking en de lange duur om een persbericht uit te sturen.
67
Mate van geoefendheid van een afzonderlijke eenheid/ afdeling
Kwaliteit van de crisis-‐ en rampen-‐ beheersing
terecht het initiatief. D5 heeft nog nooit Zoals aangegeven is er moeten optreden in een enkel een theoretische crisissituatie en heeft kennis. Tijdens de dus enkel een oefening werd duidelijk theoretische kennis die dat de praktijk nog geoefend wordt in bijgeschaafd moet oefeningen. worden. Bijvoorbeeld: de maximale tijd voor het uitsturen van een persbericht is niet in acht genomen. De oefening van 31 maart 2014 was de eerste oefening van discipline 5. Gezien de gebrekkige kennis van de meeste deelnemers aan D5, is de oefening goed verlopen, rekening houdend met het feit dat er maar drie mensen van D5 betrokken waren bij de oefening. De samenwerking met de andere disciplines verliep ook redelijk vlot. Discipline 5 kan niet D5 werd opgestart met gemist worden in de een hoge snelheid, maar noodplanning en hoort liet toch enkele steken dus zeker zowel in het vallen. Zoals eerder CC-‐Gem als in het CP-‐ gezegd moet de Ops thuis. taakverdeling duidelijker Kwaliteit kan alleen omschreven worden en maar omhoog gaan beter verdeeld. indien veranderingen in de noodplanning en meer oefeningen.
Zowel Isabel, Wouter als Céline begrijpen dat deze oefening goed verlopen is, maar dat er bij een grotere ramp meer mensen van D5 moeten aanwezig zijn. Daarnaast is het ook duidelijk dat de taakverdeling nog eens herbekeken moet worden. Er moeten meer time-‐ outs zijn, er is te lang gewacht met de eerste mededeling.( men wilde té volledig zijn). Ook moet er meer aandacht gegeven worden aan de aanmaak van een informatienummer.
D5 heeft zich op een goede manier gepositioneerd tussen de andere disciplines, maar kan nog wat meer zelfzekerheid gebruiken. Later zal een alarmeringsoefening duidelijk maken of de structuur ook zo snel op gang gebracht kan worden.
Er was een goede coördinatie van Wouter over D5 en hij kon zich goed positioneren als D5 binnen het CC-‐Gem.
D5 wist heel goed wie welke plaats kreeg en welke middelen nodig waren voor welke taak.
Figuur 11: Schema om evaluatie te plannen. (Universiteit Leiden, 2006)
68
In de evaluatie worden verder de SMART-‐oefendoelen bekeken en geëvalueerd. Specifiek: In de oefening werd enkel de pers aangepakt. Er zijn persberichten uitgestuurd en er is een persconferentie gegeven. De bevolking is minder behandeld, enerzijds door de afwezigheid van een contact center, web-‐ en monitoringteam en anderzijds door tijdsgebrek. De media is dus te laat op de hoogte gesteld van de situatie en van de getroffen en de te nemen maatregelen, waardoor in een echte crisissituatie geruchten zouden verschenen zijn. Bovendien heeft Wouter alle zaken geregeld omtrent de persberichten en de persconferentie, wat zijn taak niet is. De taakverdeling moet verscherpt worden. Meetbaar: D5 heeft twee persberichten uitgestuurd, wat een realistisch aantal is voor een crisisoplossing in zo’n korte tijd. Er is ook één persconferentie gegeven. Aanvaardbaar: D5 heeft zeker op een goede manier de crisis aangepakt. Er werd gewerkt met time-‐outs, wat ook de tijdsdruk heel wat draaglijker maakte. Jammer was dat niet alle teams geoefend hebben in deze oefening, want dat had misschien wel een beter overzicht van een echte crisissituatie gegeven. Een voorbeeld daarvan is dat sociale media niet in de oefening opgenomen. Realistisch: D5 heeft zeker op een realistische manier gecommuniceerd. Ze hebben goed gecommuniceerd onder elkaar en naar de doelgroep pers toe in deze korte tijd, met soms gebrek aan informatie. Deze oefening werd georganiseerd om een oriëntatie te geven van de positie van D5 in het crisisteam in Harelbeke en dat is goed gelukt. Tijdsgebonden: De oefening was binnen de vooraf bepaalde tijd uitgewerkt. De oefening duurde van 19u30 tot 22u. Het persbericht was te laat opgesteld en werd pas binnen het halfuur doorgestuurd. De persconferentie was wel goed getimed.
69
9. Conclusie crisiscommunicatieoefening stad Harelbeke 31 maart 2014 De eerste opmerking die bij alle deelnemers naar boven kwam, was de kleine ruimte van het coördinatiecomité. De ruimte was op papier bedoeld voor het verzamelen van het hele CC-‐Gem en hun back-‐ups, maar in de praktijk bleek dit een ander paar mouwen. Door de kleine ruimte konden niet alle disciplines even goed communiceren met hun backoffice en was er enorm veel geroezemoes. D1 werkte met een radio-‐operator die in rechtsreeks contact stond met het CP-‐Ops. Ook tijdens de time-‐outs ging deze door met communiceren. Dat zorgde niet alleen voor meer input van informatie, maar vooral voor een verstoring van de time-‐out. Er was een fictief CP-‐Ops opgesteld met een actief CC-‐Gem. Het CP-‐Ops zorgde voor insteken, die het CC-‐ Gem na enkele bedenkingen op een goede manier oploste. D5 nam een alerte houding aan en stelde zich op als één van de disciplines. Toch was het niet altijd eenvoudig voor D5. D5 had drie personen in de oefening: een Dir-‐Info, een back-‐up Dir-‐Info en een D5-‐verantwoordelijke in het CP-‐Ops. De back-‐up van de Dir-‐Info is de verbindingspersoon tussen het CP-‐Ops en het CC-‐Gem. De Dir-‐Info verkreeg dan ook uitsluitend informatie via deze persoon. De mededelingen of insteken verliepen vlot, via telefonisch contact als enige communicatiemiddel. De info uit het CP-‐Ops werd vlot doorgegeven via de back-‐up en de Dir-‐Info bracht dringende informatie ogenblikkelijk in het CC-‐Gem, zoals het hoort. Daaruit bleek dat de personen die in het D5 zaten de theorie goed linkten aan de praktische uitvoering. De D5-‐medewerkers hielden elkaar op de hoogte en gaven in de mate van het mogelijke informatie door. Eén groot minpunt in de communicatie was het verstrijken van de deadline bij het uitsturen van een persbericht. De absolute regel geldt dat een persbericht binnen het kwartier naar de media gestuurd wordt. De Dir-‐Info had in het begin van de vergadering een eerste opstelling van het persbericht gemaakt, maar wachtte te lang op verdere informatie, wat ervoor zorgde dat de informatie gedeeltelijk achterhaald was vooraleer de pers het bericht kreeg. Sociale media werden niet gebruikt in de oefening. Een informatienummer voor de burgers werd pas na een uur vrijgesteld, wetende dat in de praktijk nog geen contacten gelegd zijn om een informatienummer vrij te stellen en dat het niet in het ANIP vermeld wordt. Bovendien was het door de afwezigheid van enkele personen in discipline 5 niet mogelijk om de rampenkoffers met de daarin aanwezige documenten volledig te testen. De rampenkoffers werden veel te laat uitgehaald, waardoor niet iedereen aan elkaar bekend was. Dat gaf oriëntatieproblemen bij de start. Ook in de eigen oefening kwamen enkele bedenkingen rond OSR naar boven. OSR werd geprojecteerd, maar was onleesbaar voor vele deelnemers. Bovendien hadden niet alle deelnemers een licentie, waardoor OSR moeilijk te volgen was. Verder was er OSR voorzien in het CC-‐Gem, maar niet in het CP-‐Ops, wat de communicatie tussen beiden moeilijk maakte. De reden waarom geen OSR ingezet werd in het CP-‐ Ops is omdat er geen wifi beschikbaar is. Met als gevolg dat OSR in het CC-‐Gem enkel gebruikt werd als logboek met geen verdere functies. OSR werd overigens gevoed door één persoon uit D4. Door de chaos (geen duidelijke richtlijnen), werd dit communicatiemiddel niet optimaal gebruikt. De crisiscommunicatieoefening verliep over het algemeen vrij goed. Het was een goede, eerste oefening voor discipline 5. D5 kreeg de kans om zich te oriënteren in de vergaderstructuur en heeft zich gepositioneerd tegenover de andere disciplines op een kordate maar juiste manier. Het werd duidelijk dat oefenen nodig is om de personen en de werking van iedere discipline beter te leren kennen en vooral om zich te concentreren op het teamwork dat leidt tot de oplossing van de crisis.
70
BESLUIT: Adviezen aan de stad Harelbeke Dit deel is het uiteindelijke besluit van dit eindwerk en biedt ook onmiddellijk een antwoord op de vraag ‘Hoe kan de crisisbeheersing binnen discipline 5 bij de stad Harelbeke verfijnen?’. Ik stelde enkele adviezen op voor de stad Harelbeke. Daarbij hield ik rekening met kosten op korte en op lange termijn en met de haalbaarheid voor een kleine stad als Harelbeke.
1. Adviezen aan stad Harelbeke Advies 1: Haalbare oplossingen voor het personeelsgebrek In deze thesis is vaak gebleken dat personeelsgebrek een groot probleem is in vele steden en gemeenten, net zoals in stad Harelbeke. Stad Harelbeke heeft acht mensen binnen D5. Net zoals zovele steden en gemeenten heeft Harelbeke dus een personeelsgebrek. Hoewel D5 uit acht personen bestaat, kunnen niet alle functies ingevuld worden. Hieronder kunt u enkele mogelijke oplossingen vinden voor het personeelsgebrek in Harelbeke.
1A: Een oproep doen naar (interne) vrijwilligers D5 is de discipline van communicatie en informatie, maar dat wil niet zeggen dat enkel mensen van de communicatiedienst deze discipline kunnen invullen. Ook andere dienstmedewerkers, communicatieve mensen, kunnen helpen in D5. Bijvoorbeeld: een medewerker van de financiële dienst is goed talen. Hij of zij kan worden aangesteld in het supportteam als vertaler/tolk. Ander voorbeeld: Harelbeke heeft in iedere dienst een redacteur voor de website. Eén van deze redacteurs kan helpen in het webteam. Of de conciërge kan opgeroepen worden als verantwoordelijke van de gebouwen, onderdeel van het supportteam. Creativiteit speelt hierin een grote rol. Harelbeke kan een vrije oproep lanceren voor alle interne medewerkers of eventueel externen (hangt af van hoe ver Harelbeke hierin wil gaan). Daarin vragen ze naar vrijwilligers die zich willen engageren om op geregelde tijdstippen samen te komen voor brainstormsessies rond het monodisciplinair plan, oefeningen en natuurlijk ook in echte noodsituaties. Heeft Harelbeke de mensen niet nodig in een echte noodsituatie, dan zorgt de stad er voor dat ze toch opgeleid zijn om een echte situatie aan te kunnen. Deze medewerkers kunnen als back-‐up ingezet worden en worden bij afwezigheid of ziekte in de plaats van de D5-‐medewerkers ingeschakeld. Deze werkwijze is zeker niet uitzonderlijk. Onder andere de stad Dendermonde, stad Waregem, stad Wevelgem en gemeente Knokke-‐Heist werken volgens deze methode. Normalerwijze worden vrijwilligers niet betaald. Evenwel kan de stad vrijwilligers bedanken voor hun engagement door een klein uitstapje te regelen met alle D5-‐medewerkers. Zo zullen zij opnieuw gemotiveerd worden om zich te blijven verbinden met D5.
1B: Intergemeentelijke samenwerking Personeelsgebrek kan ook op een andere manier opgelost worden, door het samenwerken met naburige gemeenten of steden. Men kan een akkoord sluiten met één of meerdere steden/gemeenten waarbij men afspreekt om oproepbaar te zijn bij een noodsituatie van de andere gemeente/stad. Je hebt niet in iedere gemeente een compleet team van D5-‐medewerkers nodig als je op die manier kan samenwerken. 71
Zorg ervoor dat de hulpgemeente ook aanwezig is bij oefeningen. Pas dan kan de gemeente/stad inschatten hoe de situatie echt in elkaar zit.
1C: Team D5 Team D5 is een nieuw concept, waaraan elke discipline 5 bijstand kan vragen. Team D5 is samengesteld uit ongeveer twintig vrijwilligers uit Vlaanderen en Wallonië. Ze zijn een soort invliegteam, dat onmiddellijk kan optreden bij nood aan versterking. Indien een gemeente versterking nodig heeft, kan de gemeente rekenen op een team van vijf personen: een strateeg, analist, redacteur, woordvoerder en teamleider. Als gemeente of stad moet je op voorhand inschrijven bij team D5. Daarna kan een overeenkomst worden gemaakt, die de stad of gemeente ondertekent. Na de ondertekening kan je als gemeentelijke overheid op ieder zwaar noodmoment team D5 oproepen.
1D: Extern contact center In een situatie waarbij veel burgers geen antwoorden hebben op belangrijke vragen, zal het contact center van stad Harelbeke neergaan. Er zijn twee personen aangesteld om het contact center te bedienen, wat veel te weinig zal zijn in tijden van echte crisis. Stad Harelbeke kan daarom een extern contact center benaderen, ook op voorhand. Ze kunnen een overeenkomst sluiten, waarbij het extern contact center alle oproepen van de stad overneemt of simpelweg bijspringt bij nood. Het extern contact center kan onafhankelijk werken van de stad, maar moet wel gevoed worden met informatie van de stad.
Advies 2: Noodplanning in Harelbeke optimaliseren op vlak van communicatieplan, doelgroepen, locatie, opleidingen, communicatiemiddelen en oefeningen. De noodplanning in stad Harelbeke is voor een deel voltooid, maar moet nog meer in detail uitgewerkt worden. Zo is er een crisiscommunicatieplan en zijn de mogelijkheden om alles in de praktijk uit te werken er, maar is dat tot op vandaag nog niet gebeurd. Opmerkingen tot verbetering onder dit advies zijn:
2A: Alle teams onder D5 optimaliseren: benamingen, taken en opleidingen Zoals eerder vermeld in deze thesis zijn de teams onder D5 in stad Harelbeke verre van vervolmaakt. Om de teams te optimaliseren, kunnen drie dingen gedaan worden: 1. De officiële benamingen van de teams moeten aangenomen worden. Deze aanpak zal ervoor zorgen dat de teams algemeen erkend worden, waardoor communicatie rond D5 vlotter zal verlopen. 2. Er moeten enkele brainstormsessies georganiseerd worden in het kader van de regeling rond de taken in D5. 3. Alle deelnemers aan D5 moeten een opleiding van crisiscommunicatie volgen. Het is duidelijk dat de D5-‐medewerkers te weinig zicht hebben op de taken en functies van D5. Alle deelnemers, ook de vrijwilligers of diegenen die in back-‐up staan, moeten een begrijpelijke uitleg krijgen van de 72
verwachtingen rond hun taak. Opleidingen volgen is vaak niet goedkoop, maar hangt volledig af van de organisatie. Als voorbeeld: studiedagen bij Kortrom kosten ongeveer 100 tot 150 euro per persoon.
2B: Jaarlijkse update van het crisiscommunicatieplan Het monodisciplinair plan van Harelbeke is pas geschreven in 2013 en goedgekeurd in 2013 door de veiligheidscel van Harelbeke. Het plan is nog niet actief en nog niet door de gouverneur van de provincie West-‐Vlaanderen goedgekeurd. Noodplanning is een aspect dat constant met vernieuwingen, zoals vernieuwingen in middelen als sociale media, in aanraking komt. Een noodplan moet op ieder moment up-‐to-‐date en gebruiksklaar zijn. Daarom is het van groot belang dat er regelmatig nagedacht wordt over de inhoud van het plan en dat eventuele veranderingen ook in het plan opgenomen worden. Stad Harelbeke moet zeker één keer per jaar samenkomen met alle deelnemers van discipline 5 om alle middelen en procedures te overlopen en eventuele aanpassingen in het plan aan te brengen. Telefoonnummers, websites, Facebook en Twitter moeten ook altijd actueel zijn. Iedereen moet ook diezelfde nummers en websites en sociale media bij de hand hebben. Een goed idee is om die zaken op een whiteboard te schrijven, zodat alle deelnemers aan oefeningen of noodsituaties ze onmiddellijk bij de hand hebben. Ook dit advies is volledig kosteloos.
2C: Differentiatie van kleine doelgroepen Harelbeke heeft specifieke communicatiemiddelen voor de drie doelgroepen, maar heeft nog geen goede onderscheiding gemaakt in de doelgroepen. Zo kunnen de doelgroepen ook gedifferentieerd worden in kleinere doelgroepen, wat de afstemming van communicatiemiddelen veel gemakkelijker en specifieker maakt. In de betrokken bevolking, algemene bevolking en pers maken ook kinderen, ouderen, mensen met een andere moedertaal, analfabeten, personen met een handicap, ouders, slachtoffers… deel uit van de groep ontvangers. Hiervoor moet gekeken worden naar de demografie van Harelbeke. Men bepaalt per kleine doelgroep een of meerdere communicatiemiddelen. Alle bepalingen plaatst Harelbeke in het eigen nood-‐ en interventieplan. Dit advies kan uitgewerkt worden in een zeer korte termijn, zonder kosten. Het rendement van de tijdsbesparing in een echte noodsituatie zal groot zijn.
2D: Locatie-planning doen Door de oefening op 31 maart is uitdrukkelijk gebleken dat stad Harelbeke absoluut niet voorbereid is op een crisis, als het op infrastructuur en middelen aankomt. Het coördinatiecomité zetelt in de presentatieruime van het stadhuis, de persconferenties gaan door in de trouwzaal, ook in het stadhuis. Een goed bedachte insteek in de oefening was een noodzakelijke verplaatsing van het CC-‐Gem en het perscentrum door een vergroting van de perimeter. Zo moest het CC-‐Gem beslissingen maken om van locatie te veranderen. Iets waar ze op voorhand nooit over nagedacht hadden. Makkelijker zou zijn dat een lijst wordt aangemaakt met alle mogelijke plaatsen, gerangschikt naar voorkeur. Indien de eerste keuze van ruimte niet beschikbaar is of zelf in het rampgebied ligt, kan er overgeschakeld worden naar de volgende ruimte op de lijst. Bovendien is de presentatieruimte helemaal niet geschikt om een CC-‐Gem te organiseren. De ruimte is te klein, waardoor weinig plaats is om alle disciplines genoeg plaats te bieden om hun taak uit te voeren. 73
Ideaal zou zijn dat er een grote ruimte beschikbaar is, met nog enkele dichtbij zijnde, gemakkelijk in te richten lokalen. Zo kan het CC-‐Gem georganiseerd en ruim te werk gaan, terwijl hun backoffice plaats neemt in een lokaal heel dicht bij het CC-‐Gem. Zo storen zij elkaar niet, maar staan ze wel in een constante verbinding met elkaar. Stad Harelbeke zal alle mogelijke locaties met hun voor-‐ en nadelen moeten bekijken. Het CC-‐Gem en CP-‐ Ops hoeft niet noodzakelijk georganiseerd te worden in een stadsgebouw, indien geen goede ruimte gevonden wordt binnen de stadslocaties. De uitvoering van dit advies kan geld kosten. De locatie zelf zal waarschijnlijk niets kosten, zeker niet als het eigendom van stad Harelbeke is, maar de inrichting van de ruimte is duur. Zo moet op de locatie minstens één ruimte volledig ingericht zijn als CC-‐Gem, met daarnaast nog enkele lokalen voor de back-‐up of team D5.
2E: Communicatiemiddelen afstemmen op een zo snel mogelijk gebruik Persberichten en berichten via Facebook en Twitter In de oefening werd een groot probleem voor discipline 5 vastgesteld. De bedoeling van een eerste persbericht is dat dit verstuurd wordt binnen het eerste kwartier van de bijeenkomst. D5 kon dit niet waarmaken en heeft te lang gewacht om het bericht de wereld in te sturen, door te volledig te willen zijn. Een goed moment om een eerste persbericht uit te sturen is de eerste time-‐out van de vergadering. In het CC-‐Gem moet de burgemeester streven naar een constante update van informatie door en voor alle disciplines. Daarom is het heel nuttig om op geregelde tijdstippen een time-‐out te geven en de verantwoordelijke van alle disciplines aan het woord te laten. De time-‐outs zijn een ideaal moment voor discipline 5 om alle nodige informatie te verzamelen en een persbericht op te stellen. Voor de effectieve vergadering in het CC-‐Gem kan ook een eerste persbericht uitgestuurd worden. Dit bericht bevat nog geen feitelijke informatie, enkel de bekendmaking dat het gemeentelijk rampenplan wordt afgekondigd. Bijvoorbeeld: “Naar aanleiding van … is het gemeentelijke coördinatiecomité van de stad Harelbeke samengeroepen. Via dit kanaal houden wij u op de hoogte van elke nieuwe ontwikkeling.” Hetzelfde principe kan ook worden toegepast op sociale media als Facebook en Twitter. Dit bericht kan heel snel en zonder kosten opgemaakt worden. Het zal bovendien de stad of gemeente veel tijd en geruchten besparen in een noodsituatie.
Informatienummer opmaken In een zware noodsituatie met een grote impact op de bevolking, moet de stad in staat zijn om een informatienummer vrij te geven en op die manier alle vragen van de bevolking te antwoorden. Best is om vooraf een herkenbaar nummer vast te leggen, dat enkel dient als een informatienummer in dringende noodgevallen. Het informatienummer kan zonder kosten worden aangemaakt via de telefooncentrale die reeds aanwezig is.
Optimaliseren van het gebruik van OSR In de laatste oefening van Harelbeke werd duidelijk dat OSR een nuttig systeem is, maar dat het gebruik ervan herbekeken moet worden. OSR is een erkende software die het mogelijk maakt om heel snel te communiceren tussen het CC-‐Gem en het CP-‐Ops en alle disciplines onderling. Het bleek al snel dat OSR 74
verkeerd gebruikt wordt. Ten eerste was OSR op het scherm niet leesbaar voor alle deelnemers. Een goede oplossing is dat alle disciplines een licentie aankopen en op hun eigen laptop, tablet of smartphone connectie maken met OSR. Zo kunnen allen de communicatie volgen en zijn ze heel snel op de hoogte van veranderingen. Eén OSR-‐licentie kost ongeveer 250 euro. Een kleine kost voor alle voordelen Bovendien wordt OSR ook niet zo vaak gelezen als zou moeten. Er steken veel vragen rond OSR de kop op. Een opleiding in OSR is zeker nuttig voor alle disciplines, zelfs voor diegenen die wel al in het bezit zijn van een OSR-‐licentie. Volgens de ambtenaar noodplanning zijn er binnenkort enkele opleidingen specifiek voor het gebruik van OSR gepland. De ambtenaar kan de opleidingen volgen en iedereen verwittigen wanneer het moment van de opleidingen er aan komt. Zoals eerder aangegeven zijn opleidingen niet goedkoop en zullen die ook snel boven de 100 euro kosten. Ook de manier waarop OSR wordt gevoed, moet herbekeken worden. Op dit moment houdt één persoon van D4 zich bezig met het voeden van OSR. Dat is een onmogelijke taak als er te weinig informatie binnenkomt. Een oplossing kan zijn dat diezelfde persoon tijdens de time-‐outs geïnformeerd wordt door iedere discipline apart. De disciplines doen alle OSR-‐communicatie systematisch via deze persoon. Vanaf het moment dat ze nieuwe informatie inwinnen of een vraag hebben, gebieden zij de persoon die OSR bedient om alles op OSR te zetten. Deze persoon kan best iemand zijn die in geen discipline zit, maar goed overweg kan met OSR en dus ook een opleiding volgde. Het gebruik van OSR op een goede wijze kan heel snel in orde worden gebracht, met de nodige kosten voor de licenties en de opleidingen. Om één licentie te kopen en twee personen (medewerker + back-‐up) op te leiden, houden de kosten snel 500 euro of meer in.
Draagbaar wifi-‐systeem Nog een praktisch probleem is het gebrek aan internetconnectie en wifi in veel lokalen. Als voorbeeld: in het voorlopige CP-‐Ops kon OSR geen bruikbaar communicatiemiddel betekenen, aangezien er geen internetconnectie beschikbaar is. In tijden als deze is dat natuurlijk een groot probleem. Dit kan heel gemakkelijk opgelost worden door een draagbaar wifi-‐systeem aan te kopen. Op die manier heeft iedereen internet en kunnen alle middelen gebruikt worden, zonder uitzondering. Een draagbaar wifi-‐systeem kost ongeveer 150 euro. Maandelijks kost dit ongeveer 10 euro. Het is niet goedkoop, maar kan op lange termijn als een zeer dankbare investering gezien worden, zeker in een noodsituatie.
Twitterfrequentie opschroeven, ook in kalme tijden Twitter is een heel belangrijk medium om informatie in te zamelen, zeker voor journalisten. Op een moment van crisis zullen journalisten onmiddellijk Twitter checken. Indien er geen informatie over de crisis van de stad Harelbeke te vinden is, zullen journalisten via bepaalde hashtags verhalen van bewoners of betrokkenen volgen en gebruiken. Als het twitterprofiel van de stad in vredestijd weinig wordt gebruikt en maar een matig aantal volgers heeft, dan zal het ook in crisistijd weinig mensen bereiken. Zorg ervoor dat iemand aangesteld wordt om per dag één halfuur actief bezig te zijn met Twitter. Op die manier wordt een erkend profiel van Harelbeke gecreëerd, wat meer vertrouwen wekt. Een goed idee is om op voorhand een bepaalde hashtag op te maken, die verwijst naar een crisissituatie. Wanneer burgers die hashtag opvolgen, kunnen ze gemakkelijk alle binnenkomende nieuwe informatie volgen en retweeten. Ook tweeten over oefeningen kan, maar zorg
75
ervoor dat er geen verwarring is met een oefening en een feitelijke crisissituatie. Dit hoeft helemaal niets te kosten, want alles kan binnen de uren van de medewerkers van D5. (Burson-‐Marsteller, 2014)
Voorbereiding op proefproject Be-‐Alert Be-‐Alert heeft enkele pilootgemeentes aangeduid die het project binnenkort mogen uittesten. Harelbeke hoort niet bij deze pilootgemeentes. In afwachting van de openstelling van het proefproject naar andere gemeenten en steden, kan Harelbeke zich voorbereiden door te communiceren over dit concept en preventief gsm-‐nummers te verzamelen.
Werken volgens IBS-‐methode IBS is een formule om informatie in categorieën te steken om daar strategische adviezen op te geven. I staat voor Information, ‘B’ staat voor Behaviour en de ‘S’ staat voor Sensemaking. Information: stel, er gebeurt een ontploffing. Informatie die je doorkrijgt kan dan informatie zijn over de windrichting, over de temperatuur, welke stoffen er bij betrokken zijn, informatie van sociale media… Behaviour: mensen komen kijken wat er aan de hand is, ze rijden zich vast in het verkeer, ze willen weten wat er gebeurd is. Dat zijn de gedragingen van mensen. Sensemaking: dat is de interpretatie die mensen geven aan iets. Een voorbeeld, iemand zegt: ‘Dat is al de derde keer in een paar jaar dat het huis brandt.’ Al deze informatie die u hier verkrijgt, kunt u ook gebruiken in de actieve berichtgeving. De eerste stap is immers altijd informatie geven. Daarna komt het gedrag. Hoe moeten de mensen zich gedragen? Opgelet, gedrag kan pas bepaald worden als er een analyse gemaakt is aan de hand van de input. Als laatste komt de sensemaking: het duidelijk maken aan de mensen wat er gebeurd is, waarom dit gebeurd is.
Advies 3: Zo gedetailleerd mogelijk oefenen Een van de meest belangrijke zaken in noodplanning is het effectief oefenen van alle structuren. Maar ook oefeningen vergen heel wat voorbereiding. Hieronder vindt u enkel tips bij het oefenen:
3A: Aparte oefeningen voor alle teams onder D5 Alle teams in D5 hebben een heel verschillende opdracht. Het mediateam is bezig met de pers, het webteam houdt zich bezig met de communicatie via specifieke digitale kanalen, het monitoringteam verzamelt input via andere digitale kanalen enzovoort. Omdat Harelbeke weinig ervaring heeft in het oefenen van crisissen en de taakverdeling nog niet op punt staat, moeten alle functies eerst apart geoefend worden. Bijvoorbeeld: het mediateam kan enkele uren fictief bestookt worden met vragen van de pers via allerlei kanalen, het monitoringteam krijgt te maken met een twitter-‐ of facebooksimulatie van een crisis. Zoals eerder aangegeven is ook een oefening, enkel gefocust op OSR, niet onnuttig. Na alle oefeningen met de teams apart, kan een oefening gegeven worden met enkel D5. Tijdens de oefeningen zal snel duidelijk worden welke teams nog altijd te kort schieten en welke teams sterk zijn afzonderlijk. Daarna kan er nog een eventuele herverdeling gedaan worden van de teams. Een oefening op zich brengt weinig kosten met zich mee, zeker als het om een table top oefening/zandbakoefening gaat. Alle kosten bij de voorbereiding worden teruggewonnen bij een echte noodsituatie. Zo goed mogelijk voorbereid zijn, daar draait het op middellange termijn allemaal om.
76
3B: Oefenen baart kunst Men kan niet zomaar uit het niets perfect voorbereid zijn op iedere crisis. Daarom is het ook niet nodig dat bij iedere oefening alle middelen uit de kast gehaald worden. Het is veel beter om eerst een kleinschalige oefening (meestal table top oefening) te houden, waar iedereen kan wennen aan het idee van oefenen op noodplanning. Als die oefening goed verloopt, kan er overgeschakeld worden naar een grotere oefening (oefening met gebrekkige terreinopsplitsing). Indien succesvol worden alle middelen opengesmeten en wordt via een simulatie alles geoefend. De oefeningen met terreinontplooiing en simulatieoefeningen zijn heel duur. Hoe duur, hangt af van de middelen die gebruikt worden.
Advies 4: Transparantie, ook in noodplanning Een gemeente of stad kan wel oefenen en goed voorbereid zijn, maar het geeft een extra meerwaarde als men als stad of gemeente daar ook over communiceert. Daarom een laatste advies gericht aan stad Harelbeke.
4A: Plaats een camera in het CC-Gem en CP-Ops tijdens oefeningen Door een camera te plaatsen in de twee beslisorganen tijdens de oefening, kan de evaluatie na de oefening makkelijker verlopen. Alle deelnemers aan de oefeningen bekijken na de oefening het filmpje en schrijven hun opmerkingen op. Zo krijgen ook vergeten zaken opnieuw gehoor.
4B: Communiceren over noodplanning wekt vertrouwen en een gevoel van veiligheid Burgers en stakeholders van de stad vragen transparantie en duidelijkheid van de overheid. Ze verwachten zichtbare resultaten en een toelichting van keuzes. De overheid moet verantwoording afleggen aan de burgers en belanghebbenden. Op het vlak van transparantie in de noodplanning kan Harelbeke meer realiseren dan nu. Het kan altijd en wordt gezien als risicocommunicatie. Communiceren over potentiële risico’s brengt vaak niet het gehoopte effect teweeg. Risicocommunicatie moet namelijk ook de communicatie over oefeningen en de huidige noodplanning bevatten. Met communicatie over noodplanning kunnen enorme resultaten geboekt worden, anders dan waarschuwingen waar mensen vaak geen boodschap aan hebben. Communiceren over noodplanning geeft burgers een gevoel van veiligheid en vertrouwen. De communicatie moet op maat gesneden zijn. Burgers willen dat een crisis professioneel wordt aangepakt en zijn geïnteresseerd in noodplanning, zonder veel details. Burgers weten zo dat de stad zich engageert om een goede noodplanning na te streven en dat wekt vertrouwen. Dat vertrouwen zal een rendement hebben op het essentiële moment. De communicatie hoeft niets te kosten. Publiceer geregeld over noodplanning: een afgelopen of komende oefening in het hblad en plaats het op de website. Nodig desnoods enkele burgers uit om te komen kijken naar een echte terreinoefening. Betrek de burgers bij de noodplanning. Laat de aanwezigen ook een evaluatieformulier invullen en vraag zo hun mening. Plaats de foto’s of een klein filmpje van de oefening op Facebook of maak een akkoord met de regionale televisie om dit te laten uitzenden. Dit hoeft geen pakken geld te kosten, maar het is geen slecht idee om mensen op voorhand ook te informeren over de bezigheden van de gemeente rond noodplanning. (Van Hecke, 2014)
77
2. Algemeen besluit Door de resultaten uit de diepte-‐interviews met de bevindingen uit de crisisoefeningen te vergelijken en bij elkaar op te tellen, werd aangetoond dat er wel degelijk een aantal imperfecties bestaan in de werking van de discipline van de informatie en communicatie. Eerst en vooral stak het verschil tussen de theoretische, literaire en praktische D5-‐modellen de kop op. De ontwerpen wijken zowel af in vorm als in grootte en naamgevingen. Duidelijk werd dat vele gemeentelijke overheden de modellen niet kennen en op eigen houtje een model bedenken, dat meer geschikt is voor een praktijkgericht gebruik. Het model van Harelbeke week niet zoveel af van de besproken modellen van andere steden en gemeenten.17 De modellen zijn anders opgesteld door een tekort aan personeel, (communicatie)middelen, infrastructuur, maar vooral kennis. Al deze factoren hangen in enige mate aan elkaar vast. Als voorbeeld: de situatie in Harelbeke tekent zich af met een klein personeelstekort. Het personeel in discipline 5 in Harelbeke heeft weinig tot absoluut geen kennis van de organisatie van D5 en heeft de infrastructuur (denk aan de presentatieruimte) niet om een belangrijke vergadering te laten doorgaan. Vaak komen niet één maar meerdere problemen bij elkaar, waardoor veel gemeenten en steden afhaken. Vele steden en gemeenten hebben dan wel een theoretische kennis van deze discipline, maar hebben heel veel moeite om deze in praktijk om te zetten. Er worden te weinig oefeningen gedaan, ook zo met discipline 5, wat leidt tot een verminderde kennis en nalatigheid rond het thema crisismanagement. Men is zich ook maar al te vaak niet bewust van het belang van discipline 5. Maar de stad Harelbeke is op goede weg. Discipline 5 heeft ambitie om zich verder te ontwikkelen en aan detaillering te doen aan de hand van de genoemde oplossingen. Deze bevindingen leidden tot adviezen, die heel belangrijk zijn voor de verdere vooruitgang van discipline 5 in de stad Harelbeke. Ideale modellen over discipline 5 bestaan niet, net zoals een perfect functioneren met deze discipline ook niet mogelijk is. Het meest gewichtige en belangrijkste advies blijft tot slot dan ook: blijven oefenen, zowel monodisciplinair, multidisciplinair, op kleine én op grote schaal. Een crisissituatie laat zich natuurlijk nooit plannen, dus een goede voorbereiding is dan ook cruciaal.
17
Zie punt 2.7. praktische D5-‐modellen 78
Lijst met figuren Figuur 1: De niveaus van crisisbeheersing
pagina 23
Figuur 2: Literair D5-‐model Saskia Vanhove
pagina 26
Figuur 3: Literair D5-‐model Algemene Directie Crisiscentrum
pagina 27
Figuur 4: Literair D5-‐model Marc Van Daele
pagina 28
Figuur 5: Praktisch D5-‐model Gina Verhelst
pagina 30
Figuur 6: Praktisch D5-‐model Katrien Vanhout
pagina 32
Figuur 7: Praktisch D5-‐model Caroline Coart
pagina 33
Figuur 8: Praktisch D5-‐model van de stad Harelbeke
pagina 36
Figuur 9: Schema om oefendoelen te bepalen
pagina 59
Figuur 10: Basisvragen bij concrete oefendoelen en oefenontwerp
pagina 62
Figuur 11: Schema om evaluatie te plannen
pagina 70
79
Publicatie van de bachelorproef
PUBLICATIE VAN DE BACHELORPROEF Ik, ondergetekende, Julie Vervaeke geef de Hogeschool West-‐Vlaanderen hierbij wel/ niet (*) de toelating om het eindwerk met als titel: Crisismanagement in de publieke sector: Het doeltreffend beheersen van crisissen: adviezen ter verfijning van het crisismanagement binnen discipline 5 bij de stad Harelbeke. evenals alle nuttige en praktische informatie omtrent dit eindwerk op te nemen in een daartoe speciaal opgezette databank (http://dspace.howest.be) en deze databank via het internet toegankelijk te maken voor alle mogelijke geïnteresseerden. Ik geef de hogeschool eveneens de toelating het eindwerk of stukken daaruit te gebruiken voor afgeleide producten, zoals daar zijn: abstractenverzamelingen en catalogi. Voor de opname van de samenvatting van mijn eindwerk in de databank en voor het gebruik van de afgeleide producten vraag ik geen vergoeding aan de Hogeschool West-‐Vlaanderen. Mijn toestemming geldt voor de hele beschermingsduur van mijn eindwerk. Indien ik in de eerste examenkans niet geslaagd ben en het eindwerk moet herschrijven, vervalt deze toelating automatisch. Ik verklaar dat mijn werk onuitgegeven is en garandeer aan de Hogeschool West-‐Vlaanderen het volle en onbezwaarde genot van de afgestane rechten, tegen welke verstoring, vordering of ontzetting ook, zowel voor de teksten als voor de documenten die ze illustreren. Ik zal de Hogeschool West-‐Vlaanderen vrijwaren tegen alle aanspraken van derden. (*) Motivatie bij niet akkoord: Datum: 2 juni 2014 Plaats: Kortrijk
Handtekening student:
80
Referentielijst Algemene Directie Crisiscentrum. (2007). Leidraad crisiscommunicatie. Brussel: Jaak Raes. Anthonissen, P. (2002). Murphy was een optimist: hoe ondernemingen door crisiscommunicatie in leven bleven. Tielt: Lannoo. Anthoons, N. (2014, 14 Maart). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de stad Ninove). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Ninove, Oost-‐Vlaanderen. Belgische Overheid. (z.j). Seveso en je weet wat gedaan bij een industrieel ongeval: Wat doet de overheid? Geraadpleegd op 1 mei 2014 via http://www.seveso.be/nl/content/campagne-‐2012 Bogaert , G. (2014, 28 maart). (Communicatiemedewerker). (Situatieschets van D5 in de gemeente Evergem). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Evergem, Antwerpen. Boin, A. (2008). Crisis Management. Kroatië: SAGE. Fierens, B. & Van Laer, J. (2014, 7 maart). (Crisistrainingbedrijf). (Het verschil in crisismanagement in de publieke en private sector). Persoonlijke communicatie [interview]. Burson-‐Marsteller, Brussel Buysschaert, M. (2013, 30 oktober). (Rampenmanagementonderzoeker). (Crisisoefening in Harelbeke). Persoonlijke communicatie [observatie]. Stad Harelbeke, West-‐Vlaanderen. Coart , C. (2014, 2 Mei). (Consulent communicatie). (Situatieschets van D5 in de stad Lier). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Lier, Antwerpen. De Groote, J. (2014, 1 mei). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de gemeente Knokke-‐ Heist). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Knokke-‐Heist, West-‐Vlaanderen Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. (z.j.). Noodplanning en crisisbeheer in België. Brussel: Crisiscentrum. Genbrugge, E. (2013, 17 oktober). (Mede-‐oprichter van BTCR vzw). (Crisisoefening in Mortsel). Persoonlijke communicatie [observatie]. Gemeente Mortsel, Antwerpen. Genbrugge, E. (2014, 20 Maart). (mede-‐oprichter BTCR vzw)(De bespreking van D5-‐modellen a.d.h.v. praktijkvoorbeelden). Persoonlijke communicatie [interview]. BTCR vzw, Borsbeek. Grouwet, B. (2014, 2 april). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de stad Menen). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Menen, West-‐Vlaanderen. Hexspoor, R., & Van Tiel, E. (2011). Bex*communicatie: Crisismanagement en sociale media. [PowerPoint]. Z.pl.: Bex-‐communicatie IBM Corporation. (2006). Crisis simulation exercise. Geraadpleegd op 18 maart 2014 via http://www-‐ 935.ibm.com/services/uk/its/pdf/crisis_management_06_its_001943.pdf IBZ AD Crisiscentrum. (2006). Nood -‐en interventieplannen. Geraadpleegd op 6 mei 2014 via http://crisiscentrum.be/nl/legislation/kb-‐16022006-‐nood-‐en-‐interventieplannen Kortleven, R. (2014, 6 mei).(Bestuurssecretaris). (Situatieschets van D5 in de stad Mol). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Mol, Antwerpen. Mertens, P. (2014, 20 februari). Ondersteuning lokale besturen m.b.t. crisiscommunicatie [Powerpoint]. Brussel: IBZ Nevi. (2014). Wat verstaan we onder de overheid? Geraadpleegd op 4 maart 2014 via https://www.nevi.nl/sites/default/files/kennisdocument/SPE-‐OVH-‐kre-‐001-‐bl.pdf Parmentier, K. (2014, 21 maart). (Gemeentesecretaris). (Situatieschets van D5 in de gemeente Wevelgem). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Wevelgem, West-‐Vlaanderen. 81
Piepers, N. (2012). Psychosociaal interventieplan. Geraadpleegd op 27 mei 2014 viahttps://plus.google.com/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=4&ved=0CFIQFjAD&url =http%3A%2F%2Fwww.lokalepolitie.be%2F5417%2Fcomponent%2Fdocman%2Fdoc_downloa d%2F17-‐psychosociaal-‐interventieplan.be Provincie Oost-‐Vlaanderen. (z.j.). Een gecoördineerde samenwerking tussen disciplines. Geraadpleegd op 10 Maart 2014 via http://www.oost-‐ vlaanderen.be/public/over_provincie/veiligheid/principes/disciplines/ Provincie West-‐Vlaanderen. (2009). Openbare hulpverlening: disciplines. Geraadpleegd op 10 maart 2014 via http://www.west-‐ vlaanderen.be/provincie/veiligheid/federaal/openbarehulpverlening/disciplines/Pages/default. aspx Provincie West-‐Vlaanderen. (2014, 19 maart). Crisisoefening in Oostende. Persoonlijke communnicatie [observatie]. Provincie West-‐Vlaanderen, Oostende. Stad Harelbeke. (2013). Monodisciplinair interventieplan discipline 5. Harelbeke: stad Harelbeke Universiteit Leiden. (2006). Formats effectief oefenen. Leiden: PLATO. Van Causenbroeck, E. (2014, 16 April). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de stad Geraardsbergen). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Geraardsbergen, Oost-‐Vlaanderen. Van Daele, M. (2012). Crisiscommunicatie in de noodplanning. Opleiding: Crisiscommunicatie in de noodplanning [PowerPoint]. Z.pl.: Kortom. Van Daele, M. (2014). Discipline 5 in de rampenplanning. Slaat het noodlot toe [PowerPoint]. Gent: Kortom Van Daele, M. (2014). Overheidscommunicatie in de praktijk. Gastcollege UA [PowerPoint]. Universiteit Antwerpen Van Daele, M. (2014, 10 april). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in gemeente Zwijndrecht en informatie rond Team D5). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Zwijndrecht, Antwerpen. Van Hecke, R. (2014, 1 april). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in stad Lokeren). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Lokeren, Oost-‐Vlaanderen. Vanhout, K. (2014, 2 Mei ). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de gemeente Brasschaat). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Brasschaat, Antwerpen. Vanhove, S. (2014, 27 Maart). (Attaché noodplanning). (Bespreking van het provinciaal D5-‐model en praktijkvoorbeelden). Persoonlijke communicatie [interview]. Provincie West-‐Vlaanderen, Brugge. Vanhove, S. (2014). Crisiscommunicatie kettingbotsing A19. Slaat het noodlot toe [PowerPoint]. Gent: Kortom. Vansteenkiste, I. (2014, 15 april). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in stad Waregem). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Waregem, West-‐Vlaanderen. Verhelst, G. (2014, 8 april). (Verantwoordelijke D5). (Situatieschets van D5 in de stad Dendermonde). Persoonlijke communicatie [interview]. Stad Dendermonde, Oost-‐Vlaanderen. Willems, G. (2014, 12 Maart). (Communicatieambtenaar). (Situatieschets van D5 in de gemeente Mortsel). Persoonlijke communicatie [interview]. Gemeente Mortsel, Antwerpen.
82
Bijlagen Bijlage 1: Interview met Caroline Coart, communicatieambtenaar in de stad Lier Bijlage 2: Interview met Gert Willems, communicatieambtenaar in de gemeente Mortsel Bijlage 3: Interview met Katrien Vanhout, communicatieambtenaar in de stad Brasschaat Bijlage 4: Interview met Marc Van Daele, communicatieambtenaar in de gemeente Zwijndrecht Bijlage 5: Interview met Roeland Kortleven, bestuurssecretaris in de stad Mol Bijlage 6: Interview met Els Van Causenbroeck, communicatieambtenaar in de stad Geraardsbergen Bijlage 7: Interview met Geertrui Bogaert, communicatiemedewerker in de gemeente Evergem Bijlage 8: Interview met Gina Verhelst, communicatieambtenaar in de stad Dendermonde Bijlage 9: Interview met Nele Anthoons, communicatieambtenaar in de stad Ninove Bijlage 10: Interview met Rudi Van Hecke, communicatieambtenaar in de stad Lokeren Bijlage 11: Interview met Björn Grouwet, communicatieambtenaar in de stad Menen Bijlage 12: Interview met Ilse Vansteenkiste, communicatieambtenaar in de stad Waregem Bijlage 13: Interview met Jan De Groote, communicatieambtenaar in de gemeente Knokke-‐Heist Bijlage 14: Interview met Kurt Parmentier, gemeentesecretaris in de gemeente Wevelgem Bijlage 15: Interview met Burson-‐Marsteller, crisistrainingbedrijf uit Brussel Bijlage 16: Interview met Erik Genbrugge, mede-‐oprichter van BTCR vzw uit Borsbeek Bijlage 17: Interview met Saskia Vanhove, attaché noodplanning uit Brugge, provincie West-‐Vlaanderen Bijlage 18: monodisciplinair nood-‐ en interventieplan van de stad Harelbeke
83
Bijlage 1 Caroline Coart – stad Lier Consulent communicatie Bevolkingsaantal: 34.276 Model D5
D5 in het beleid = Verantw. D5 Adjunct D5 in het beleid = ADJ Verantw. D5 D5 op het terrein = DIR-‐INFO
Teamleider team D5
Verantwoordelijke TIC
= TEAMLEIDER
= V-‐TIC
Adjunct D5 op het terrein
Redac`e
Adviseur TIC
Perscontact
Calltakers
ICT
= ADJ-‐DIR-‐INFO
Web/social media Zie ons model van Lier hierboven. Dit model is een paar weken geleden gewijzigd. Let wel, de teamleider D5 of perscontact is GEEN woordvoerder. Onder discipline 5 hebben we in het totaal drie mensen, twee mensen van de dienst communicatie in het stad en één van de communicatie van de lokale politie. Alle mensen onder discipline 5 zijn dus ook mensen van de communicatiedienst, behalve ICT die ter ondersteuning ook de stad Lier kan bijstaan. De Directeur Info is de communicatieconsulent van de lokale politie. Elk team beschikt momenteel over één ‘vertegenwoordiger’. Wie en hoeveel er per team voorzien kan worden, wordt nog uitgeschreven. Er volgt binnenkort een interne bijeenkomst met het gehele departement om te bekijken wie welke rol op zich kan nemen (bijvoorbeeld de collega’s van het onthaal kunnen burgers per telefoon informeren e.d.) Momenteel ligt enkel de invulling van Verantwoordelijke D5, Dir-‐Info en teamleider D5 vast met eventuele back-‐ups. Naar gelang de noodsituatie kan dit volstaan, maar ideaal zou zijn dat elke post met minimum één persoon is ingevuld. Het wordt nu bekeken hoe we dit zoveel mogelijk kunnen benaderen door de invulling ervan met de huidige medewerkers van het departement communicatie en burgerparticipatie. 84
Support team Het supportteam staat vooral binnen discipline 5, en is in Lier vooral ICT. De taken zijn vooral ook logistieke ondersteuning zodat iedereen van D5 zijn/haar functie probleemloos kan uitvoeren. Eventueel het oprichten telefooncentrale, waken over en zorgen voor computer-‐ en andere ICT-‐voorzieningen (internet, laptops, website…). De invulling van de andere teams kan je vinden in ons model die ik je gaf. In het model kan je ook de invulling van onze back-‐office team D5 vinden. We willen heel graag voor elke functie toch ook één iemand hebben die als back-‐up kan dienen voor een functie. Uiteraard willen we liefst meerdere call-‐takers. Ervaring in crisissituaties Het bleek geen echte crisis te zijn, maar vorig jaar kwam bij de politie een melding binnen van een verdacht pakket waardoor ook DOVO is moeten langskomen en de omwonenden voor een paar uur werden geëvacueerd naar de naburige school. Deze crisis deed zich voor op een gewone werkdag waardoor de verantwoordelijke D5 aanwezig was op het terrein zelf (in afwezigheid van Dir-‐Info) en kon daar ook de pers ontvangen. De teamleider D5 was aanwezig op kantoor en kon met de informatie van de verantwoordelijke D5 persberichten uitsturen en via website en Facebook de informatie ook telkens updaten. De teamleider zorgde er ook voor dat de onthaalmedewerkers (die ook het algemeen telefoonnummer en mailadres beantwoorden) telkens geüpdatet werden. De situatie was tegen 18 uur onder controle. Communicatie in crisissituaties De communicatie verliep dus wel redelijk vlotjes. Onze middelen zijn zeer uitgebreid, maar afhankelijk van de crisissituatie of de doelgroep zal het vooral een combinatie zijn van alle communicatiemiddelen die het sowieso moet doen. In Lier hebben we geen ervaringen met OSR, maar Stad Lier is pilootgemeente voor het systeem Be-‐Alert. We zijn momenteel bezig om de burgers op te roepen om zich in te schrijven op Be-‐Alert (in gemeentelijke infoblad, op website e.d.). De bedoeling is om later op het jaar eens een oefening in te lassen. Team D5 We werken ook niet met team D5, omdat we pas op de bijeenkomst van discipline 5 van de provincie Antwerpen (ongeveer een maand geleden) het bestaan van team D5 hebben ontdekt. Het lijkt ons wel een zeer interessant initiatief, ook voor de stad Lier om ze indien nodig in te schakelen. Ik heb nog geen oefeningen meegemaakt in de stad Lier. Meest interessante oefeningen voor D5 Het is vaak geen dagdagelijkse taak, waardoor herhaling en af en toe bijeenkomen belangrijk is. Zij het dan intern of met andere steden zoals recent bij de (eerste) bijeenkomst D5 van de provincie. Bijvoorbeeld vaak heel praktisch ook: Hoewel iedereen die ertoe behoort in theorie persberichten kan uitsturen en berichten op de website kan plaatsen e.d. (alle voorzieningen en paswoorden zijn in orde) wil dit nog niet zeggen dat dit in een crisissituatie ook vlot zal uitgevoerd worden. Dus zulke praktische zaken oefenen lijkt ons het meest interessant. We zijn sinds kort gestart met 2 à 3-‐maandelijks intern bijeenkomen. Op deze manier kunnen eventuele wijzigingen ook meteen besproken worden en aangepast in het plan. Anders blijft dat gemakkelijker liggen door het ander dagdagelijks werk. Het is de bedoeling dit door te trekken naar het gehele departement. Voor de zomervakanties plannen we kleine oefeningen of infomomenten in met de back-‐up zodat deze medewerker nog eens herhaald ziet hoe vooral de praktische kant in zijn werk gaat. Praktijkvoorbeeld: vorige zomer belde de ambtenaar noodplanning naar de back-‐up communicatie om over gasgeur (en vermoedelijke gaslek) te communiceren. Deze bleek niet meer met de website te kunnen werken, waardoor er digitaal enkel via Facebook gecommuniceerd werd. De websitemedewerker was wel bereikbaar maar bevond zich ergens ten velde en inloggen op de website, bleek met de persoonlijke smartphone niet te lukken. Ondanks dat de website als communicatiekanaal dan in deze situatie ontbrak, is het nodige uiteraard wel gedaan. Maar we proberen hieruit onze lessen te trekken. Zo is er intussen binnen het team een extra smartphone waarmee
85
je wel op website kan werken; het is dan de bedoeling om deze ook door te geven aan de back-‐up enzovoort. Moeilijkheden met de pers We hebben nog niet of niet echt meegemaakt dat de pers te veel wist of ten minste dacht dat ze het wist. Best lijkt in elk geval dan te stellen dat deze info je niet bekend is en dat er asap een communicatie volgt. Dan kunnen de feiten nagekeken worden en kan er bekeken worden of er een (nieuw) persbericht moet uitgestuurd worden en/of er asap een persmoment moet worden ingelast. Rol van discipline 5 In de praktijk komen vaak het coördineren van het geheel bij alle taken van D5. Ook in de communicatie met het personeel intern, en in de contacten met de pers kunnen veel tijd kruipen. Maar let op, dat is ook een communicatiekanaal. De meest belangrijke taak is de risico-‐ en crisiscommunicatie zelf. Wij doen aan risico-‐ en crisiscommunicatie. Om heel praktisch te antwoorden: we doen aan onthaal stadskantoor, telefonisch (voorziening telefooncentrale zijn aanwezig om indien nodig in te schakelen), communicatie via de gebruikelijke communicatiekanalen: persbericht naar integrale perslijst (zowel lokaal, nationaal, zowel radio, tv, print als web), website (naast infoberichten, naar gelang nooddsituatie ook FAQ voorzien), Facebook (zowel politie als stad), twitter politie (stad heeft dit voorlopig niet), infoschermen stadskantoor en andere stadsdiensten, eventueel naar gelang situatie ook de elektronische e-‐Decauxborden die verspreid over de stad staan (maar apart aan te sturen indien nodig). Voor risicocommunicatie lijkt ons hier zeker ook -‐ te bekijken -‐ communicatie per brief aan de desbetreffende buurt bij te komen, even als tijdens de crisis als die van lange duur is. Sociale media Facebook is voor de stad Lier een volwaardig extra communicatiekanaal voor de stedelijke communicatie. We merken dat je hiermee dichter bij de burger komt, een groot deel van de mensen krijgt de updates ook binnen op de smartphone wat maakt dat sociale media niet alleen kan helpen maar zelfs zeer belangrijk is bij de communicatie van discipline 5. Alsook de screening ervan om zo mede voeling te krijgen van de noden, de situatie en eventuele vragen.
86
Bijlage 2 Gert Willems – stad Mortsel Communicatieambtenaar Inwonersaantal : 25.143 Situatieschets positie D5 in Mortsel We hebben een ANIP, wat voor de meeste gemeenten verplicht is. Onder dat ANIP hebben wij een monodisciplinair interventieplan. Dat is in principe niet moeilijk. Er zijn modellen beschikbaar van de hogere overheid en het is dus eigenlijk gewoon invullen wat jouw gemeente ter beschikking heeft. Er is geen reden waarom een gemeente geen monodisciplinair interventieplan zou hebben. Het is pas van dit jaar goedgekeurd door onze gouverneur. Het is twee jaar geleden al bezorgd geweest aan de gouverneur, maar die had toen enkele opmerkingen. Maar we hebben het wel al redelijk lang hier liggen. Model D5 Er staat geen model in, of toch zo geen model als op jouw blaadjes. Want als ik jouw modellen bekijk, dan gaan die allemaal uit van verschillende teams, met heel veel verschillende personen die hieraan meewerken. In Mortsel liggen de zaken wat anders, want het communicatieteam, dat ben ik. In vele kleinere gemeenten is het vaak zo dat er maar één communicatieverantwoordelijke is of zelfs nog erger, dat de communicatiedienst nog kleiner is dan hier. Model D5 en het personeelsgebrek In jouw modellen zie ik allemaal zaken die discipline 5 in een crisissituatie zou moeten doen, maar dat hangt natuurlijk allemaal af van de grootte van je communicatieteam. Dat was direct ook de grootste conclusie die we hebben getrokken uit de table top oefening die we gedaan hebben. We moeten meer volk inschakelen, omdat het echt onmogelijk is om al die taken alleen uit te voeren. Maar meer volk inschakelen, dat wil natuurlijk ook zeggen dat je dat volk moet hebben om ingeschakeld te worden. De facto, hebben wij nog het voordeel dat we communicatieve medewerkers kunnen inschakelen om een opleiding te krijgen, maar ik denk dat dat voor heel wat kleinere steden en gemeenten heel moeilijk om mensen te vinden met een communicatieve achtergrond om hun discipline 5 aan te vullen en die taken te gaan uitvoeren. Vroeger ging ik al die taken alleen uitvoeren, maar nu gebeurt dit niet meer. We hebben heel duidelijk uit de oefening geleerd dat dat onmogelijk is. We hebben nu een back-‐up plan, dat werkt van zodra ik er niet ben, dat iemand anders discipline 5 speelt. We hebben nu wel duidelijk geleerd dat je gewoon standaard drie à vier mensen moet hebben zitten in eender welke situatie, dus niet alleen een standaardteam en een back-‐up team, maar ook een back-‐upteam voor dat hele team samen. Dus er zijn sowieso zeker 6 à 7 mensen nodig om op de lijst te zetten, sommigen in eerste instantie, anderen als back-‐up, die zouden kunnen dienen in discipline 5. Dat is voor een stad als Mortsel al moeilijk om zoveel mensen te vinden met een communicatiekennis, dus ik denk dat dat voor veel kleinere gemeenten nog veel moeilijker zal zijn. De communicatiedienst bestaat hier uit anderhalf persoon. Ik hou mij hier volledig mee bezig en dan hebben we nog een halftijdse medewerker. Daarnaast hebben we nog lay-‐outers zitten, maar dat is een heel specifiek vak die werken met programma’s maar die zijn niet communicatief vaardig, dus die kunnen daar niet ingeschakeld worden. Wij moeten dus op zoek naar andere personen? Nu hebben we gelukkig wel een heleboel personen in de organisatie die geen communicatie gestudeerd hebben, maar wel communicatief zijn en die dus daarvoor kunnen dienen. Zij kunnen met een website werken, om dus het webteam te vormen, maar wij komen er niet om met onze communicatiedienst discipline 5 te organiseren. Ik denk dat dat een verhaal is dat je in 80% van de gemeentes zal terugvinden. Als ik dan kijk naar je modellen, dan zie ik hier wel goede modellen in. Je hebt een teamleider, iemand die vergadert, een mediateam, een monitoringteam, een webteam, een contact center met een coördinator… 87
Contact center Die coördinator contact center is heel belangrijk. Hetgene wat wij uit die oefening ook geleerd hebben, is dat die coördinator niet iemand hoeft te zijn die specifiek D5-‐gebonden is. Je moet iemand hebben in het contact center die je informatie vanuit het CC Gem, de vergadertafel, naar het contact center brengt en die vertelt wat de telefonisten mogen vertellen en wat niet. Het zou ook logisch zijn om dat contact center te verbinden met PSH en dat ook mee vanuit discipline 2 te organiseren. Er is dan een lijn voor slachtofferhulp en een gewoon contact center, die zijn van elkaar gescheiden. Maar eigenlijk is de kans dat je een overvloed aan telefoons krijgt, waarvan de grens tussen slachtofferhulp en de telefoons met ongeruste ouders heel vaag is. Vanuit discipline 5 is het belangrijk dat die informatie tot bij die mensen geraakt, maar voor de mensen van het contact center en zeker voor de coördinator is het heel belangrijk dat die een ervaring hebben met psychosociale hulpverlening. Er kan dus een link gemaakt worden tussen die twee disciplines. Het is enggeestig om contact center puur uit discipline 5 te zien, de praktijk leert dat het meer is dan informatie geven. En inderdaad, een webteam, mediateam en monitoringteam, die zijn allebei noodzakelijk, als je genoeg volk hebt om die te bemannen. Maar ik denk dat in de praktijk het web-‐ en monitoringteam vaak zal samenvallen. Het hangt natuurlijk af van de grootte van de ramp, van het aantal slachtoffers of dit mogelijk is. Als de ramp van grote omvang is, dan zal je natuurlijk meer koppen nodig hebben dan wanneer de ramp redelijk beknopt blijft. Als je iedere keer telefoons of mails binnenkrijgt van ouders van één school, dan is het mogelijk dat dit door één persoon wordt opgevangen. Maar stel dat je te maken krijgt met een treinramp zoals in Buizingen, waar honderden mensen, die je niet kent en vanuit heel verschillende gemeentes, bij betrokken zijn en nog honderden andere mensen schrik hebben dat er iemand die ze kennen op die trein zou kunnen zitten, waardoor Facebook en Twitter overspoeld worden door berichten, dan is dit niet meer mogelijk. Of een gradatie hoger, Pukkelpop, in extremis, dan is het logisch dat niet één persoon dat alles tegelijkertijd kan opvolgen. Maar ook daar staat of valt het met het aantal personeel die iets afweten van sociale media en dat kunnen opvolgen. De gemeente heeft heel veel man die ze kunnen opvorderen, maar je kan niet een werkman van de werf achter een computer zetten om te beginnen tweeten en Facebooken. Mediateam, een aparte functie Ik denk wel dat het heel belangrijk is dat je mediateam apart zit. We hadden twee jaar geleden een grote uitgebreide oefening, genaamd ‘Bad Boy’. Er was een ontevreden werknemer ontslagen, die hield dan de directie gegijzeld en had bommen bij. Dat is dan opgeschaald naar een provinciale fase, waardoor ook de gouverneur kon oefenen. Wat wij uit deze oefening geleerd hebben, is dat het niet mogelijk is om én mee aan de tafel in het CC Gem te zitten en een GSM in je handen te hebben, want dan mis je echt teveel. Je wordt soms zo overspoeld door telefoons van pers, dat er echt iemand apart constant telefoneert met de pers. En eigenlijk zou de burgemeester, de communicatieambtenaar zijn GSM moeten afgeven aan die persoon, die niets anders doet dan met de pers babbelen. Dat is iets wat je apart moet zien in dat luik, omdat je niet én kan telefoneren én horen wat er aan de tafel wordt gezegd. Je zou à la limite nog aan de tafel kunnen zitten en aan webmonitoring doen, wat ik dan bijvoorbeeld op mijn smartphone doe. Dan kan je ook direct zien wat er in de krant verschijnt, zodat je dat direct op tafel kan leggen. ‘In de krant staat dit, moeten we dat rechttrekken?’ Dat is iets wat je eventueel nog aan de tafel zou kunnen doen, telefoneren kan je niet aan de tafel doen. Telefoneren gaat natuurlijk wel als jij diegene bent die de telefoon neemt, om iets te melden aan iemand anders. Maar niet als jij diegene bent die telefoons ontvangt. Back-‐office De facto heb je iemand nodig die niets anders doet dan aan de tafel zitten en alle gesprekken meevolgen. Je hebt het communicatieluik, wat op zich al moeilijk genoeg is om de juiste boodschap op de juiste toon en via de juiste kanalen naar buiten te krijgen. Maar wat nog veel ingewikkelder is, zeker in de beginsituatie, is de gesprekken aan de tafel volgen en proberen een zicht te krijgen op de chaotische situatie. Wat is eigenlijk de ramp, de omvang? Wat is er aan het gebeuren? Dat vergt in het eerste halfuur, dat je aan de tafel zit en dat de communicatie wordt opgestart, al jouw aandacht. Dus je zou inderdaad constant iemand achter jou moeten hebben staan, aan wie je korte opdrachten zou kunnen geven, die eventjes weg kan om te gaan telefoneren, om andere mensen opdrachten te geven, terug te kunnen komen voor de 88
statusupdate... Maar als je zelf van de tafel weggaat om iets te doen, zelfs maar voor één minuut, kan je niet meer volgen, zeker in het begin. In een latere fase, als het wat meer in zijn plooi gevallen is, als je tijd hebt voor een time-‐out, kan dat wel. In een beginfase is dat te chaotisch. Waar iedereen enorm mee worstelt in het begin, is gewoon zicht krijgen op wat er gebeurd is. En dat is ingewikkeld genoeg om daarbuiten niets te doen. Realistische aanpak web-‐ en monitoringteam vs ideale situatie Dus ik zou, tenzij je spreekt over rampen als Buizingen en Pukkelpop, proberen het web-‐ en monitoringteam samen te voegen. Niet omdat het beter is om deze samen te voegen, wel omdat dat realistischer is, gezien de personeelsinzet. Contact center moet apart, mediateam moet apart, supportteam apart… Het ideale is eigenlijk een mannetje die van alles wat kan doen. Hier in Mortsel hebben wij ook iemand op het secretariaat zitten die geen vaste functie heeft in discipline 5, die dient als back-‐up voor een aantal mensen als die er niet zijn en die dus als iedereen er in geen vaste functie heeft. Maar die kan wel aanwezig zijn en kan eender wat doen wat er op dat moment moet gedaan worden. Bijvoorbeeld: bellen met het OCMW om maaltijden te voorzien, om meer back-‐up te krijgen, directe lijn vormen met het terrein als iets niet duidelijk is, OSR in het oog houden, zorgen voor de verwarming, voor de koffie, een lijst afbellen om personeel te verzamelen. Het is een manusje-‐van-‐alles. Idealiter heb je ook zo iemand voor communicatie, die taken overneemt, zodat je meer tijd hebt voor redactiewerk, om alles te overlopen… In een ideale situatie heeft elke discipline een eigen supportteam, in een realistische situatie is dat misschien wel moeilijk. Als je naar een theoretisch model kijkt, dan bestaan de kernfactoren uit een communicatieverantwoordelijke die mee aan tafel zit in het CC Gem, een mediaverantwoordelijke die alle telefoons aanneemt en een uitvoerende medewerker die de boodschappen verspreidt. En jij noemt dat een web-‐ en media en monitoringteam, maar dat kan veel meer dan enkel dat zijn. Dat kan ook iemand zijn die monitort, die Twitter onderhoudt… Die kan verschillende taken hebben. Er is iemand nodig die informatie verzamelt en verspreidt, iemand die telefoons aanneemt en met de pers babbelt en iemand die de boodschappen verder uitzet in een goed bericht en op de media zet. Je kan een persbericht schrijven terwijl je aan tafel zit en aan het luisteren bent, en laten verifiëren door de burgemeester, maar je kan het niet laten nalezen op schrijffouten, in de juiste vorm zetten, voor verschillende kanalen verspreidt… Dat is allemaal prutswerk waarmee je heel veel tijd verliest als je aan de tafel zit, dus dat moet echt iets zijn voor externen. Dus je hebt minstens drie mensen nodig puur qua communicatie. Buiten die drie heb je een contact center nodig, maar dat zie ik breder dan discipline 5. Het is veel ruimer dan dat. En dan heb je een supportteam, dat als je ramp onder controle kan blijven, niet noodzakelijk puur discipline 5 zijn. Als je een ramp hebt met omvang Buizingen bijvoorbeeld, dan heb je meer dan 10 man nodig voor enkel de communicatie, dat is duidelijk. Het mediateam is diegene die de pers informeert, de persberichten verstuurt en de vragen die rechtstreeks van de pers komen, capteert en mee naar de tafel brengt om ter discussie te worden gesteld. Het webteam is diegene die informatie verspreidt op Facebook, Twitter en website. Alle twee kunnen aan persmonitoring doen. Het webteam zal eerder monitoren wat de bevolking op Facebook en Twitter zet, en het mediateam eerder wat de pers in de kranten en radio en tv zegt, dat ze journalisten kunnen bellen voor vragen of om iets recht te zetten. Dat monitoren kan je ook eventueel opsplitsen in monitoring naar de pers toe en naar het publiek toe, maar media is echt een compleet andere doelgroep op dat moment dat het publiek. Het mediateam kan niets zeggen wat niet gevalideerd is aan tafel. In de beginsituatie zal het mediateam niet meer kunnen zeggen dan: ‘Er is een ramp gebeurd, het rampenplan is afgekondigd en iedereen komt nu samen om de situatie in te schatten. Wij gaan u verder contacteren vanaf we meer informatie hebben.’ Dat is de basisboodschap waarmee je begint. Ondertussen ga je zien dat er in de kranten en andere media al heel veel gespeculeerd wordt op basis van ooggetuigen. Maar het is natuurlijk heel belangrijk dat wat er van de tafel naar buiten gaat, dat dat klopt. Dat je niet achteraf moet gaan rechtzetten wat er gebeurd is, want dan verminder je de waarde van de officiële communicatie. In extremis, als het gaat over doden of slachtoffers, dan gaan media ook smijten met cijfers. Dat zijn dingen waar je als overheid goed moet mee kunnen omgaan. Je moet kunnen zeggen: ‘Die gegevens die je nu publiceert, zijn niet geverifieerd.’ Je kan natuurlijk niemand gaan dood verklaren, zonder dat je zeker weet dat het die persoon is die dood is, en dat de nabestaanden al op de hoogte zijn. Het is zeker niet de bedoeling dat het mediateam op eigen houtje 89
zal beginnen communiceren met informatie die ze binnenkrijgen. Het is wel de bedoeling dat het mediateam informatie capteert, op tafel legt en geverifieerde informatie naar buiten brengt. Nood aan goed gestructureerd CP-‐Ops Discipline 5 voorziet ook heel duidelijk dat er iemand op het terrein aanwezig moet zijn. Dat is ook belangrijk voor in het model. Die persoon is aanwezig om de pers op te vangen, om te zien dat zij niet overal verspreid zijn, die op één plaats bijeen te brengen en eventueel de fotografen ergens naartoe te brengen waar ze kunnen foto’s trekken op een veilige manier. In Mortsel is dat een taak die we hebben doorgegeven aan de politie. Dat is de woordvoerder van de politie die de taak daar op het terrein op zich neemt. Dat is ook een belangrijke poot om mee in het model te steken, dat er wel een link is naar het Cp-‐ Ops en het CC Gem. Dat is volledig op de journalisten berekend. Voor de rest is het de taak van de politie om de rampenzone af te schermen. Journalisten gaan dan wel ter plekke op zoek naar een andere manier om aan informatie te geraken, vaak via ooggetuigen. Dat is ook de vrijheid van de pers om dat te doen, dat is ook de manier waarop men aan journalistiek doet. Dat is hun volledige recht. Daar zit je in de monitoringfase en moet je zien dat wat er in de kranten komt, geverifieerd is. Je kan dan nog bijsturen indien nodig. Je kan journalisten niet gaan verbieden om met ooggetuigen te gaan praten. Oplossingen gebreken Wij zijn naar oplossingen aan uitkijken, zoals intergemeentelijke samenwerking. We kijken of we met verschillende communicatie-‐ of noodambtenaren een pool kunnen vormen en oefeningen in andere gemeenten bijwonen, maar ook eventueel opgeroepen kan worden naar een andere gemeente. Vooral voor de noodambtenaren kijken we of we een pool kunnen vormen, maar ook voor discipline 5 zou dat een mogelijkheid kunnen zijn. Het CC Gem is het hart van uw crisis. Dat is waar alles beslist wordt, waar alle informatie vandaan komt, dat is uw vertrekgegeven. Het is ook daarom dat iemand nodig van discipline 5 in het CC Gem. Je kan geen communicatie gaan voeren als je niet op de hoogte bent van de communicatie rechtstreeks. Je kan geen communicatie voeren als dat in een gecapteerde vorm naar jou komt, maar je moet echt live kunnen meevolgen. Bij de oefening ‘Bad Boy’ werden wij als gemeentelijke weggestuurd en moesten we in een lokaal apart pers gaan informeren, telefoons opnemen… Dit is onmogelijk, wij hadden te weinig informatie. Je kan op niets antwoorden als de enige informatie die je krijgt een statusupdate om de tien minuten is en niet rechtstreeks aan uw CC Gem komt. Ik ben grote voorstander van de rest van discipline 5, die niet aan de tafel moeten zitten, ook mee in dezelfde ruimte te laten zitten. Ik zie het niet werken dat discipline 5 afgezonderd wordt in een lokaal apart, discipline 5 moet mee zijn met alles. In een ideaal scenario kan je je discipline 5 wel afzonderen na een bepaalde tijd van crisissituaties, omdat je dan meer bezig bent met nazorg en evaluatie, meer gewone communicatie en grotere teksten. Dan is het misschien wel het goede moment om discipline 5 rustig te laten werken. Maar in de beginfase is het chaos en moet D5 kunnen beslissen wat ze al kunnen zeggen en wat niet. Als je niet alles live mee volgt, dan ben je te afhankelijk van welke informatie al dan niet tot bij jou komt. In een verdere fase kan je beargumenteren dat D5 apart zit en de tijd krijgt om iets goed te voltooien. Zolang dat niet het geval is en er constant nieuwe elementen komen, weet ik niet hoe je aan communicatie kan doen als je niet constant op de hoogte blijft van wat er bij is gekomen van nieuwe elementen. Als je pas na enige tijd al gevalideerde informatie binnenkrijgt en dan pas de kans krijgt om er ook echt iets mee te gaan doen, dan ga je constant achter de feiten aanhollen. Want tegen dat je die informatie naar buiten hebt, zijn er al nieuwe elementen binnen. Geen verbindingsfunctie! Het is onmogelijk om discipline 5 een verbindingsfunctie te gaan geven in die mate dat zij niet kunnen gaan communiceren tussen het CC Gem en de andere disciplines. Communicatie op zich is al moeilijk genoeg, laat staan dat je dan nog liaisonofficier bent tussen de verschillende diensten. Daarvoor zou je heel goed je supportteam of back-‐up kunnen gebruiken. Een communicatieverantwoordelijke moet, zeker in de beginfase, enkel met communicatie bezig zijn.
90
Positie en taken van D5 De taak van D5 is informatie geven, dat is natuurlijk heel breed. Informatie geven aan de pers en bevolking, informatie met een link naar het callcenter, alle mogelijke vragen die er maar kunnen zijn over de crisissituaties oplossen zowel van inwoners als slachtoffers. Alles wat er bij kan komen qua logistieke taken of verbindingstaken horen niet onder D5. Je kan geen D5 hebben zonder het hart van je crisis, het CC Gem of CC Gem. Het CC Gem staat los, wat mij betreft, buiten het model, maar er moet duidelijk een link zijn naar het CC Gem, dat het duidelijk is dat de communicatieverantwoordelijke in het CC Gem moet inzitten. Ik stel me dat model voor zoals ik het ook in de realiteit zie aan tafel. Je hebt de communicatieverantwoordelijke in het CC Gem en daarbuiten heb je een cirkel van medewerkers die allemaal achter hem zitten, zijn achterban, om mee te communiceren. Zo zou het model eigenlijk meer visueel weergeven hoe men aan tafel zit. De hoofdtaak in een crisis is de crisis oplossen. Daar mag geen discussie rond zijn dat het heel belangrijk is om de slachtoffers te helpen, om de brand te blussen… Dat moet de kerntaak zijn. In de praktijk zie je dat een crisis, zeker achteraf, afgerekend wordt op de snelheid en juistheid van de communicatie, de communicatie over de slachtoffers… Vooral je mediateam is heel belangrijk om in een crisissituatie de juiste informatie snel te verspreiden, vooral naar de journalisten. Maar D5 is niet belangrijker dan een andere discipline. Bijvoorbeeld: je mag nog zo goed communiceren, maar als je brand blijft branden, dan is je crisis natuurlijk nog niet opgelost. Maar de rol van D5 mag zéker niet onderschat worden in een crisis. Zeker in de crisissen waar er mogelijk slachtoffers zijn, ongeruste ouders zijn. Dan kan je niet rond het feit dat D5 echt een basistaak is. Er is crisiscommunicatie die onmiddellijk moet opgestart worden en die op dat moment even belangrijk is als service naar uw inwoners, of het blussen van de brand. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie en nazorg Dan heb je ook het preventief communiceren over risico’s, risicocommunicatie. Wij zijn als stad Mortsel nu ook aan het proberen om regelmatig risico’s mee te geven met de mensen. We doen dat sowieso al bij aankomende hittegolven, grote regengebieden… Dat is zeer belangrijk. Maar een ramp, in de mate van Buizingen, Pukkelpop, als die uitbreken kan je nog aan zoveel risicocommunicatie gedaan hebben als je zelf wil, maar er zal altijd chaos zijn. Ik wil risicocommunicatie zeker niet onderschatten, want als er bijvoorbeeld brand uitbreekt in een school, dan kan je alleen maar hopen dat ze het evacuatieplan kennen en dat regelmatig al eens hebben uitgevoerd, zodat de evacuatie op een vlotte manier gebeurt. Maar dat je chaos zal hebben in een crisis is redelijk duidelijk en dat zal ook nooit anders zijn, ongeacht hoeveel risicocommunicatie je ook gedaan hebt. Bijvoorbeeld: Mexicaanse griep. Wij waren klaar als gemeente als 50% van de inwoners zou besmet zijn. We hadden plaats in de ziekenhuizen, we hadden alle bedden… Het zou dom zijn om niet aan preventieve communicatie te doen, want elke communicatie die je doet voor een echte crisis is winst. Dan denk ik dat organisaties heel hard moeten inzetten op crisissen die kunnen gebeuren binnen hun eigen organisatie. Je kan bijvoorbeeld heel veel winst boeken met een cultureel centrum dat een deftig evacuatieplan heeft. Bij communicatie op de website, preventieve risico’s aanduiden, daar is je winst beperkt. Wat niet wil zeggen dat je het niet moet doen. Wij willen vanaf nu iedere maand een blad ‘veiligheid’ in onze infomagazine, waar we preventieve tips zullen geven. Maar dat zal voor de meeste inwoners op dat moment een ver-‐van-‐ hun-‐bed-‐show zijn, waar je niet zoveel winst mee boekt, de winst blijft beperkt. Wij doen af en toe evacuatieoefeningen hier in stad Mortsel. Wij hebben geen algemeen noodplan per gebouw, wel van de scholen. Maar het stadhuis heeft dat niet echt, zij weten gewoon waar de nooduitgangen zijn, waar ze naartoe moeten, zodat het diensthoofd kan kijken wie er te kort is, eigenlijk te beperkt. Doelgericht communiceren Maar hoe D5 doelgericht gaat communiceren, dat hangt natuurlijk van uw doelgroepen af. Als er een brand is in een school, dan heeft de directeur meestal wel lijsten van alle e-‐mailadressen van de ouders en leerlingen. Maar het hangt van de crisis en de locatie van de crisis af, wat uw doelgroepen zijn. In de beginsituatie ben je vaak beperkt tot mediamiddelen als Facebook en Twitter en de website. Plus natuurlijk de zaken die de politie dan doet. Bijvoorbeeld: omroepwagens, parlofoons, LBS… Daarom dat 91
uw mediateam ook heel belangrijk is. Als jij in het gebied van de ramp zit, zal je eerste reflex niet zijn om naar de website van de stad te surfen, maar eerder naar de website van een krant. Dat is je tweede reactie, niet je eerste. Alles wat wij naar de pers sturen, komt letterlijk ook op de website van de stad, zodat die dubbel lopen. Oefeningen helpen echt enorm. Ik heb een opleiding Communicatiewetenschappen, maar geen opleiding Crisiscommunicatie. Over dit, rampen, daar heb ik nog nooit een opleiding over gehad. Alles wat ik weet daar rond is door opleiding van de provincie en door zelf aan oefeningen deel te nemen. Ik ben geen crisiscommunicatiespecialist, en ik denk dat dat een probleem is waar ook veel gemeenten en steden mee worstelen. Er is niemand die gespecialiseerd is in rampen en de communicatie rond rampen. Dat is op zich ook niet dramatisch, want het is ook niet dat crisiscommunicatie zo veel anders is dan gewone communicatie. Het verschil hierbij is gewoon dat alles veel sneller moet gaan, dat de druk en de impact veel hoger zijn. Ik ben grote voorstander van veel oefeningen en opleidingen. Wij doen dit nu zeker één keer in een jaar,wat in vergelijking met andere steden veel is, maar eigenlijk nog veel te weinig is. Nu, ik vloek altijd op zo’n oefeningen omdat dat veel voorbereiding vraagt en veel werktijd inneemt en altijd op een ongelegen moment komt. Maar in de realiteit komen die ook altijd ongelegen. Het probleem met een ramp in een gemeente is eigenlijk dat het vaak wordt opgevolgd door mensen die totaal geen kennis hebben van crisiscommunicatie. Dat is anders bij brandweer en politie. Naar hen wordt er ook heel hard geluisterd op oefeningen. Oefeningen zijn heel belangrijk om dat pijnpunt ‘ het gebrek aan kennis’ weg te werken. Probleem met monitoren en oefenen Het probleem bij een oefening is dat je niet kan monitoren, want er valt niets te monitoren. Wat je wel kan doen, is de media gaan simuleren en dus mensen laten bellen. Ze laten dan een journalist niets anders doen dan bellen. Als we geen oefeningen zouden gedaan hebben, dan zou ik niet met zekerheid kunnen zeggen dat de Dir. Info niet dezelfde kan zijn als diegene die de telefoons van de pers opneemt.
92
Bijlage 3 Katrien Vanhout – stad Brasschaat Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 37.301 Modellen D5 vergeleken met model Brasschaat Alle modellen hieronder kloppen uiteraard wel maar voor mij zeggen ze steeds iets anders. Het ene model zegt iets over de taken, terwijl het andere model dan weer iets zegt over de locaties (CC-‐gem, CP-‐Ops). Het is een beetje appelen met peren vergelijken. Het eerste model is vrij volledig enkel begrijp ik niet goed waarom Dir Info (CP-‐Ops) en supportteam hier buiten vallen. Voor mij vallen deze twee teams even goed onder D5 en dienen ze terugkoppeling te geven met teamleider van D5. Waarom is ook het kernteam D5 niet mee in de cirkel is opgenomen? Het tweede model lijkt me dan wel mooi volledig te zijn met alle teams die vallen onder D5. Het derde model is heel simplistisch. Het geeft voor mij meer aan waar D5 thuishoort op welke locaties en in mindere mate welke taken of in welke teams ze thuis horen. Het laatste model geeft deels weer waar D5 zich moeten bevinden, op welke locaties (CC-‐gem, CP-‐Ops, call center) en deels stelt het enkele taken voor (web en monitoring, call center, …). Logistiek lijkt me hier een beetje verloren. Dat is meer een taak van D4. Er zitten vijf personen in discipline 5 in Brasschaat, ikzelf ben communicatieambtenaar en Dir. Info, daarbij komen nog eens vier extra vier medewerkers waarop ik beroep kan doen. Drie mensen zijn inderdaad medewerkers van de communicatiedienst, één medewerker (hoofd van het call center of contact center) is een medewerker van de gemeentelijke onthaaldienst en repro. Beschrijving van de teams Voor ons betekent het supportteam de persoon die de uitvoerende taken binnen D5 op zich neemt (schrijven persbericht, updaten website, perstelefoons beantwoorden, …). Dus voor ons valt het supportteam wel degelijk onder D5. Op papier is het natuurlijk mooi om verschillende “teams” te kunnen inzetten om D5 in goede banen te leiden. Echter in werkelijkheid zijn er zeer weinig steden en gemeenten die genoeg personeel op deze teams kunnen inzetten. Eén persoon kan bijvoorbeeld verschillende teams vertegenwoordigen, zeg maar taken uitvoeren. Ik weet uit ervaring en overleg met collega’s van andere steden en gemeenten dat werken met vijf personen binnen D5 al een behoorlijk luxe positie is. Hieronder kort hoe het werkt in Brasschaat. De burgemeester is in Brasschaat woordvoerder dus deze staat voor ons buiten het model.
redacteur= schrijb persbericht en e.d. Web en moni-‐ toring
D5 teamleid er= Dir-‐Info
medewerk er op terrein = opvang pers CP-‐Ops
CC-‐Gem Pers = Call-‐ mediateam center = (telefoons, contact persconferen center `e, ...
93
Crisissituaties We hebben gelukkig nog geen ervaring met echte crisissituaties. Wel houden we twee keer per jaar een rampoefening in Brasschaat waar we ook veel uit kunnen leren. Tot op heden hebben we in Brasschaat nog geen echte ramp gehad in Brasschaat. Maar meestal als we zien dat de pers iets verkeerd publiceert, brengen we hen hiervan op de hoogte en trachten we de correcte info te geven. OSR We hebben ervaring met OSR. OSR is puur een tool waar we de evolutie een beetje kunnen volgen over wat er precies gebeurt op het terrein en welke beslissingen er in het CC-‐gem genomen werden. Het is geen tool waar me extern mee kunnen communiceren naar onze bevolking. Wel jammer genoeg nog geen ervaring met het proefproject Be-‐Alert of team D5. Oefeningen en moeilijkheden Ik heb al een zestal oefeningen meegemaakt. Er waren ook enkele moeilijkheden te vinden in deze oefeningen zoals een CIN-‐bericht uitsturen. Het gebruiken van deze tool is niet altijd even evident. Oefenen is de boodschap. Ook het correct doorgeven van bijvoorbeeld het aantal slachtoffers is niet altijd even evident. Er worden soms veel getallen genoemd in het CC-‐gem (zwaargewond, lichtgewond, …). Soms gebeurt het dan wel eens bij een oefening dat we met verkeerde getallen ons persbericht opmaken. Dubbel checken is dan de boodschap. Binnen crisissituaties en de verschillende disciplines is er ook veel vakjargon (CC-‐gem, CP-‐Ops, RVP, SAR, T1, T2, T3, VMP, MKO, OGP, …). Het is belangrijk deze afkortingen te kennen om te kunnen volgen binnen het CC-‐gem. Interessante oefeningen De meest interessante oefeningen zijn de echte inzetoefeningen waar alles uit de kast gehaald wordt zeg maar. Je hebt ook nog tafeloefeningen. Daarbij wordt eigenlijk enkel in theorie rond de vergadertafel gezet wat de eventuele stappen zijn die genomen moeten worden in een crisissituatie. Taken D5 had alle taken gekregen die normaal voor D5 zijn: persberichten uitsturen, website updaten, sociale media voeden en monitoren, perstelefoons beantwoorden, call center opstarten, Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie Communiceren tijdens een crisis is sowieso het makkelijkst vind ik persoonlijk. Mensen worden met een ramp geconfronteerd, krijgen er zelf mee te maken en gaan actief op zoek naar informatie. Zo komen ze vanzelf terecht op je Facebookpagina, op je website en luisteren ze effectief naar de media. Risicocommunicatie (vóór een crisis) is veel moeilijker. Voor veel mensen is het dan het “ver van mijn bed” principe. Ze hebben die informatie niet nodig, gaan er ook niet actief naar op zoek. Mensen dan bereiken is veel moeilijker. Ook de communicatie achteraf is heel belangrijk. Mensen laten weten dat de situatie terug genormaliseerd is, is belangrijk om hen gerust te stellen. Ook dan denk ik dat je mensen nog makkelijk kan bereiken. De ramp zindert nog na dan. Misschien is het ook dan wel het meest ideale moment om hen te wijzen op mogelijke risico’s in de toekomst. Ze staan er dan meer voor open. Sociale media Sociale media is nu erg “in”. Je kan dus niet anders dan ook deze middelen inzetten bij crisiscommunicatie omdat mensen nu eenmaal daar veel info halen. Kijk maar naar het drama van Pukkelpop enkele jaren geleden. Belangrijk is wel dit steeds goed op te volgen zodat “foute” info dat erop verschijnt, meteen kan rechtgezet worden en er geen wilde verhalen de ronde gaan doen.
94
Bijlage 4 Marc Van Daele – gemeente Zwijndrecht Communicatieambtenaar en lid van team D5 Inwonersaantal: 18.643 Model D5 en uitleg errond Het element van de rampenbestrijding, daar bedoel ik mee dat de pers nooit een doelstelling op zich is. Er ligt enorm veel druk op jou in een crisissituatie door de pers: ze bellen je constant op, ze stellen constant vragen, die publiceren live. (extra druk) Als je jezelf daar in laat meeslepen, dan ben je eigenlijk bezig als dienaar van de pers en om alles in orde te houden. Maar dat is niet de reden waarom je in de crisiscel zit. Je zit in de crisiscel om de ramp te bestrijden en communicatie is daar een middel om de ramp te beheersen. Bijvoorbeeld: instructies aan mensen geven, verkeersinformatie verspreiden. Dat zijn de doelstellingen vanuit D5, en je kan de media gebruiken om die doelstellingen te bereiken, maar je moet opletten dat je je doelstellingen niet verliest en je ten dienst gaat stellen van de media. De druk daarvoor is heel groot, ook omdat heel wat organisaties –minder bij overheden-‐ ook nog rekening moeten houden met de factor reputatie die sterk komt opzetten bij een crisissituatie. En pers is heel belangrijk voor die reputatie. Privébedrijven ≠ gemeenten In privébedrijven zie je dat heel sterk, dat bedrijven in een crisissituatie dicht gaan. Bedrijven communiceren met hun aandeelhouders in het achterhoofd. Als die een chemisch lek hebben, dan panikeren ze, omdat ze niet weten hoe ze daarover moeten communiceren. Een aantal zijn daar op getraind, maar een aantal andere stoppen gewoon. Burgemeesters hebben ook niet graag dat, als er iets gebeurt in een gemeente en dat al eens de schuld zou kunnen zijn van de gemeente zelf, dat het in de pers komt. Ze beginnen ook aan hun reputatie te denken. De pers geeft veel visibiliteit en dat heb je niet onder controle. Correcte informatie Je kan niet alles aan de pers geven, maar wij zijn nooit de enige bron van informatie voor de pers. Als je iets verkeerd zegt aan de pers of iets achterhoudt, en ze horen ergens elders informatie die dat tegenspreekt, dan zit je met een probleem. Dus, die informatie moet altijd correct zijn. Je moet ook durven zeggen dat je iets nog niet weet, in plaats van iets te verzinnen of vaag te blijven. Bijvoorbeeld: het aantal slachtoffers is nog niet bekend. Mensen en pers begrijpen dat soms niet, maar er weinig dingen zo moeilijk als tijdens een crisissituatie zeggen hoeveel slachtoffers er zijn. Ten eerste, je weet nooit of je ze wel allemaal hebt, ze kunnen zich wel registreren op de opvangplaats, maar daar houden de meeste zich totaal niet mee bezig. Het is gewoon inschatten hoe zwaar ze gekwetst zijn, hoe veel lichtgewonden er zijn, hoeveel er mogelijk overleden zijn. Op het moment zelf ben je daar niet mee bezig, het meest belangrijke is dat die mensen geholpen worden. Maar iedereen vindt het altijd heel belangrijk hoeveel slachtoffers er zijn, ik heb dat nooit goed begrepen. Eigenlijk is dat toch niet relevant? Dat maakt het erger en sensationeler. Nu bestaat er ook zoiets als online ramptoerisme. Op sociale media zie je dat heel sterk. Meedoen aan collectieve afgunst en verontwaardiging. Je mag er zeker niet mee lachen, want dan ben je harteloos, maar dan zie je mensen die compleet uitzinnig worden van het leed van mensen die ze totaal niet kennen. Als ze die mensen zouden kunnen helpen in een gewone situatie, zouden ze er waarschijnlijk niet eens naar omkijken. Maar in een crisissituatie met alle media wordt alles wat meer reality-‐tv en daarom willen ze ook hun emoties uiten. Vandaar ook dat pers zo gaat focussen op de emoties en sensatie zoekt. Communicatie is ook nooit een doel op zich, wat is het effect dat je wil bereiken met een communicatieactie in rampenbestrijding en hoe ga je dat nastreven. Het gewone berichtgeven is geen
95
doelstelling. Je moet kijken wat de gevolgen zijn van de informatie die je geeft. Bijvoorbeeld: je geeft informatie en heel wat buurtbewoners reageren hier heel paniekerig op. Voorbeeld Wetteren Bijvoorbeeld in Wetteren was de eerste informatie dat de mensen moesten schuilen. Maar daarna kwam er dan de vaststelling dat het vergif door de riolering kwam, en moesten er dus veel mensen geëvacueerd worden. Dat werd ook gedaan met een perimeter, waardoor iedereen kon zien welke zone gevaarlijk was. Er waren enkele straten afgebakend met de perimeter, en de volgende straten niet meer. Die burgers snapten niet waarom de buurman weg moest en zij niet. Dan zit je met een hoop mensen die dichtbij betrokken zijn en toegang hebben tot heel veel informatie via sociale media en nieuwswebsites. Zij krijgen dus heel veel informatie van verschillende bronnen terwijl de crisis nog bezig is. Communicatie heeft altijd een zeker effect op die mensen. Wat wat jij communiceert, gaat heel snel naar de betrokken bevolking in de omgeving van de rampsite. Mensen gaan nu ook, maar dat is algemeen voor communicatie, veel meer de neiging om te interpreteren. Er wordt veel minder zomaar aanvaard. Mensen willen informatie kunnen interpreteren, begrijpen en zich overtuigd voelen dat het juiste informatie is. Dat is niet meer zoals vroeger, dat iedereen de autoriteit van de overheid aanvaardt. Mensen interpreteren alles wat je communiceert. En je moet altijd denken aan het effect dat je met je communicatie zal veroorzaken. Mediadruk bij het CC Gem en Cp-‐Ops Dan heb je mediadruk die je moet weghalen bij het CC Gem. De media komen naar een rampsituatie omdat die gestuurd zijn en die moeten een verslag maken. Die komen waar er nieuws te zien is, bij voorkeur aan het terrein. Maar ook aan het CC Gem omdat er verantwoordelijken rondlopen die ze kunnen interviewen. Als die druk van de media bij het CC Gem en het Cp-‐Ops komt en te hoog is, dan zal dat de werking van deze twee instanties en de vergaderingen hinderen. De mediadruk moet daar dus weggehaald worden. Dan wordt er afgesproken met de pers dat er een persconferentie zal zijn of dat er op een bepaald moment beelden mogen genomen worden of dat zij tien meter verder kunnen gaan dan de echte ramptoeristen, zodat zij zich bevoordeeld voelen en dan kunnen ze beelden maken die de toeristen niet kunnen zien. Zo kunnen ze die beelden exclusief uitzenden. Eigenlijk is dat enkel die mensen helpen hun job te doen. Voorbeeld Zwijndrecht Bijvoorbeeld: in Zwijndrecht hadden we een ammoniaklek in een rubberfabriek. Die ammoniak kwam onder druk en werd gecontroleerd geloosd. Als dat niet lukte, dan zou er een lozing zijn van 20 ton. Als ze de ammoniak niet onder controle kregen, dan zou er echt een enorme hoeveelheid stinkende stof vrijkomen. Wij zaten toen in de crisiscel in de Noorderlaan van stad Antwerpen. Wij kregen dan telefoon vanuit Zwijndrecht dat er drie televisieploegen voor de deur stonden en dat de VTM lastig begon te doen. Uiteraard, daar is niets te zien, maar het staat wel vol met voertuigen van de hulpdiensten. De medewerkers waren ook allemaal geëvacueerd. Dan ben ik met de burgemeester in een auto gestapt en zijn wij prioritair naar daar gereden. Wij hebben daar interviews gegeven en na een kwartier was alles opgelost. De mediadruk was weg en we konden terug vergaderen. Je moet dus echt die mediadruk gaan weghalen en die mensen hun job laten doen. We hebben dat verspreid: de burgemeester en commandant hebben de televisieploegen aangepakt en die hebben ook een radiointerview met belga gedaan. Je moet de pers ook als partner zien en je moet ze echt hun job laten doen. Ze zijn natuurlijk ook allemaal anders. Bijvoorbeeld Ann De Bie, dat is een echt geduldige vrouw. Maar je hebt er ook andere… Bewaking van de informatie in de media Er moet aan bewaking gedaan worden. De media gaan zo snel. Vroeger was je meer op je gemak, de kranten verschenen pas de volgende dag, de televisie was ’s avonds pas. Nu is dat anders: nu heb je de sociale media, kranten met nieuwssites en tijdlijnen… er verschijnen constant feeds ook. Je moet dat ook beginnen opvolgen. Op sociale media zal je ook burgers hebben die hun mening willen verkondigen of die vinden dat ze een opinie hebben. De kranten hebben wel nog meer gezag – veel betrouwbaarder geacht-‐ dan sociale media. Maar een krant is ook een bron van nieuws en je moet echt kijken of dat nog allemaal klopt met de doelstellingen van de crisisbeheersing. Je hebt dus ook iemand nodig die permanent bezig is
96
met de monitoring van al deze sites. Want dat stopt ook niet zomaar, je moet verschillende sites volgen. Je kan er ook beleidsinformatie uithalen. Sociale media monitoring De brandweer van Antwerpen is daar heel straf in. Mensen posten heel veel foto’s bij een ramp op Facebook en Twitter en zij monitoren dat allemaal. Terwijl er een ploeg uitrijdt naar de ramp, gaat er iemand in de kazerne direct op zoek naar foto’s van de brand (bijvoorbeeld). Zo kunnen ze makkelijk zien waar ze hun auto zullen kunnen zetten, hoe grootschalig de brand is… Bijvoorbeeld: bij een oproep hadden mensen van hoge gebouwen foto’s genomen. Zo kon de brandweer zien dat een grote rookpluim over de ring kwam hangen en er zeker verkeer zou moeten afgeleid worden. Dat is allemaal informatie die ze op voorhand vanuit de sociale media kunnen halen. Die analyse sturen ze door naar de brandweerwagen, net voordat deze ter plaatse komt. Dat is beeldmateriaal die ze anders niet hebben. Die hebben eigenlijk al gezien wat ze zullen krijgen vooraleer ze ter plaatse zijn. Sociale media moet dus gebruikt worden. Ik heb het hier over Bert Brugghemans, die een krak is in heel Europa. Hij krijgt ook de ruimte van brandweer Antwerpen om dat allemaal te doen. Ze zijn heel erg gericht op innovatie. Gebruik van de media voor gestuurde info Je moet nakijken wat ze er mee doen, hoe ze het gebruiken. Bij de media is dat gemakkelijk, want dat zijn er niet zoveel. Je hebt ook de mensen hun telefoonnummers, dus je kan daarop inspelen. Eigen schema Hieruit blijkt dat wanneer ik het schema opstelde, dat ik nog niet goed wist waaraan ik begon. Daar zit al geen sociale media in, in die organisatie. Wij waren vroeger helemaal anders georganiseerd. Ik zat in het CC Gem als verantwoordelijke voor D5, we proberen iemand naar het terrein te sturen (Cp-‐Ops), maar vaak gebeurde dat toch door de commandant van de brandweer. Ook omdat wij vanuit de communicatiedienst niet zomaar iemand kunnen missen. Wij hebben een aantal mensen in back-‐office nu, maar hadden dat toen nog niet. Wat toen moest gebeuren door zo’n back-‐office was: persberichten sturen, de telefoons opnemen omdat ik daar geen tijd voor had, updaten van website. Wat er nu bijkomt, is dat je in de back-‐office nu ook een heleboel input krijgt. Nu komt daar ook die gegevens van de sociale media bij en de analyse van die gegevens. Team D5 Ik weet dat je ook de uiteenzetting van Peter Mertens hebt gezien, over team D5. Ik ben ook lid van team D5. Wij hebben in november en december vier dagen opleiding gehad. Zo’n team bestaat uit vijf personen met elk een andere rol. En dat is eigenlijk hoe je je back-‐office best organiseert. Er is een strateeg, die de communicatiestrategie bepaalt en die je kan in het CC Gem zetten. Je hebt een analist, die inkomende informatie analyseert en aan IBS doen. IBS is een formule om informatie in categorieën te steken om daar strategische adviezen op te geven. I staat voor Information, B staat voor behaviour en de S staat voor sensemaking. Information: Stel, je hebt een ontploffing. Informatie die je doorkrijgt kan dan informatie zijn over de windrichting, over de temperatuur, welke stoffen er bij betrokken zijn, informatie van sociale media… Behaviour: mensen komen kijken wat er aan de hand is, ze rijden zich vast in het verkeer, ze willen weten wat er gebeurd is. Dat zijn de gedragingen van mensen. Sensemaking: dat is de interpretatie dat mensen geven aan iets. Bijvoorbeeld: iemand zegt: ‘dat is al de derde keer in een paar jaar dat het huis in brand staat.’ Al deze informatie kan je ook gebruiken in je actieve berichtgeving. De eerste stap is informatie geven. Bijvoorbeeld: er is een brand gebeurd en de rampenplanning is afgekondigd. Daarna komt de sensemaking: hoe moeten de mensen zich gedragen, dat kan je pas doen als je zelf een analyse hebt kunnen maken aan de hand van de input. Als laatste heb je de sensemaking, aan de mensen duidelijk maken wat er gebeurd is, waarom dat gebeurd is.
97
Je hebt ook een redacteur die teksten opstelt, je hebt ook nog een teamleider die alles coördineert en je hebt nog een woordvoerder, die de interviews kan doen. Dat zijn de vijf taken. Heel belangrijk is hier dat de mensen die de input doen, niet dezelfde zijn als diegenen die de output doen. De mensen die de sociale media gaan monitoren, mogen niet dezelfde zijn als de mensen die teksten gaan publiceren. Je riskeert hiermee dat er niet eerst naar het GCC gegaan wordt. De input moet geanalyseerd worden, moet afgetoetst worden met informatie die andere disciplines hebben. Die disciplines hebben ook hun mensen op het terrein, en zij krijgen daar ook informatie van, die soms tegenstrijdig is. Uit die confrontatie moeten dan ook de communicatieboodschappen en communicatiestrategie komen. Als je de boodschappen door de monitoren laat maken, dan heb je het gevaar dat er geen check in het GCC wordt gedaan en dat er dus geen gevalideerde informatie zal gebruikt worden. Dat wil ook wel zeggen dat er meer volk nodig is om alles in goede banen te leiden. Twee mensen die achter jou zitten en een soort secretariaatsfunctie vervullen, dat werkt niet meer. Die deden gewoon waar jij geen tijd voor had, praktische regelingen (zaaltje regelen, zorgen voor catering), persberichtjes opmaken… Nu zijn de teams echt veel groter, wat dan ook weer de noodzaak geeft voor een teamleider. Die moet zorgen dat iedereen zijn rol kent en kan doen. Dat bleek ook uit de oefeningen van team D5. Die mensen zijn allemaal redelijk gewend van in de crisiscommunicatie te werken, maar vaak allemaal in dezelfde rol. In een oefening was het dan ook zo dat iedereen plots begon te analyseren, maar dat werkt natuurlijk zo niet. Wij zitten in team D5, en we zijn nu met zo’n twintigtal mensen uit Vlaanderen en Wallonië samen. We zijn een soort invliegteam, maar ikzelf heb nog niet moeten optreden. We zijn wel al eens opgeroepen geweest voor de oefening aan de Noordzee op 19 maart, maar zijn daar toen niet op in gegaan. Ook Antwerpen heeft ons al eens opgeroepen omdat er een obus gevonden was een paar weken geleden. Maar dat is dan weer typisch Bert (Brugghemans). Het team bestaat net, en hij wil het al onmiddellijk willekeurig gaan testen. De afspraak is natuurlijk wel dat je alles laat vallen als je opgeroepen wordt. Dat heb ik ook besproken met het bestuur hier. Het bestuur zei dat het heel goed was dat ik dat deed, maar dat het wel serieus moet zijn als ik opgeroepen word, en niet zomaar om eens te testen. Als gemeente moet je wel op voorhand inschrijven bij ons. Er zijn enkele gemeenten aangeschreven door ons. Er zijn op voorhand overeenkomsten gemaakt, die de gemeenten moeten ondertekenen. Als ik opgeroepen wordt, dan ben ik aan het werk voor Zwijndrecht, want het is niet te doen om iedereen die opgeroepen wordt ook nog eens statuten te geven. Dat is geen vrijwilligerswerk, dus je krijgt er een loon voor. De return is dat je het team ook kan oproepen in je eigen gemeente als je ze nodig hebt. Je krijgt er vier dagen opleiding bij, je netwerk wordt uitgebreid, je krijgt de kans om te oefenen. Als wij een oefening doen in Zwijndrecht, dan komt het team ook oefenen. Momenteel zijn we op de communicatiedienst met vier, veel teams kan je daar niet mee maken. We gaan kijken wie we hebben, we gaan de rollen vastleggen, takenfiches maken… Wat we wel hebben is een callcenter, met een zestiental vrijwilligers van de gemeente. Alhoewel, het is met hetzelfde engagement als team D5. Mensen die aan het werk blijven, ze mogen dat doen tijdens hun werk. Maar de afspraak is: wij mogen ze opbellen dag en nacht, maar zij mogen neen zeggen. Bijvoorbeeld: alleenstaande moeders kunnen niet zomaar weglopen van bij hun kind. We hebben vorig jaar een oefening gedaan, na hun opleiding. In de voormiddag hebben onze mensen het callcenter van Puurs bestookt met vragen, en in de namiddag was het andersom. We hebben ook al een alarmeringsoefening gedaan om 21 uur. Op een halfuur waren wij operationeel. We hebben twee mensen die coördinatoren zijn, en een zestiental telefonisten. De ene coördinator is hier binnen het kwartier en het opstellen van het callcenter duurt een kwartier. Uitpakken van telefoontoestellen, laptops… Als er een echte crisis is, zal de adrenaline er misschien voor zorgen dat het iets minder snel gaat. In het voorjaar zullen we ook een nieuwe oefening doen met diezelfde mensen. Daarnaast krijgen zij ook een uitstap, om iets terug te geven voor hun engagement in de crisiscommunicatie. Ik heb dus twee echte oefeningen meegemaakt. Van 31min35 t.e.m. 33min – meer uitleg over de oefening met het ammoniaklek. Eigenlijk is zo’n crisisoefening eigenlijk gewoon een bosspel voor grote mensen. Maar ik denk dat één ding moet duidelijk zijn, er mag niet met verwisselbare rollen gewerkt worden. Niet iedereen is geschikt voor elke rol. Bijvoorbeeld: ik ben een slechte analist. Ik hou er niet van om me bezig te houden met details en 98
er dan niets mee te doen. Ik ben ook geen goede woordvoerder. Mijn Nederlands is niet vlekkeloos en ik heb geen cameratechniek. Ik ben eerder een strateeg. In je team moet je gaan kijken wie waar goed in is. Analisten zijn mensen die op zoek zijn naar houvast en structuren. Maar dat zijn geen mensen die strategieën gaan bedenken en die hun structuren gaan loslaten. Maar de strategen zijn dan geen goede analisten, die zullen allemaal direct doordenken en willen strategieën bedenken. Maar in het geval van Harelbeke, als men acht mensen heeft om in te zetten, zou ik kijken voor welke twee rollen iedereen geschikt is. Op het crisismoment zelf kan je dan nog beslissen wie welke rol gaat vervullen. Bij ons is dat ook zo, het crisiscentrum in Brussel gaat mensen gaan opbellen en kijken wie er beschikbaar is. Dan komen er vijf mensen toe op die plaats, je weet nooit op voorhand wie er zal toekomen. Het is dan wel zaak om heel snel de taken te gaan verdelen. Mijn medewerkers van de stad hebben allemaal de opleiding van Kortom gevolgd. Dat is een tweedaagse opleiding, uitsluitend over crisiscommunicatie. En dan nog moet het veel meer gebeuren. Ik geloof niet in het systeem van afpunten wie er welke taak zal doen (zoals bijvoorbeeld in Dendermonde). Iedereen kan wel kijken op Twitter en alle berichten volgen, maar kan die ook die informatie gaan analyseren? Wat is er belangrijk? Je moet dat al eens gedaan hebben. Ik geloof eerder in een duidelijke taakverdeling, de mensen weten dan wanneer ze wat mogen doen. Bijvoorbeeld: ik ben de redacteur, dan kan ik gewoon alles schrijven en voorleggen aan het GCC. Het is allemaal nog redelijk recent. Ik ben hier acht jaar geleden begonnen. Dan was ik hier rampenambtenaar en communicatieambtenaar, en dat was het enige wat er gebeurde rond rampen. Daarna hebben we een grote provinciale oefening gehad in 2005, waar ik beide taken alleen moest doen, dat is echt belachelijk. De vorige burgemeester is toen wakker geschoten en heeft toen ook ingezien dat dit niet verder zo kon. Het probleem is vaak dat de communicatieambtenaren van veel gemeenten niet de kans krijgen om iets te doen met rampen. Rampenplanning is niet zichtbaar. Als je rampenplanning politiek interessant wil maken, maak het dan zichtbaar! Als je een oefening doet, schrijf een artikel in je infomagazine. Als je uitrusting koopt, communiceer dat ook aan de mensen. Wij hebben voor noodplanning een apart budget, zodat het duidelijk is dat er een bepaald budget aan noodplanning wordt besteed. Meest interessante oefening De meest interessante oefening voor D5 is er niet echt. Het hangt allemaal af van het doel van je oefening, de input moet goed zijn. Een tabletoefening lijkt eenvoudiger, maar het is wel veel meer werk voor het scenario. Je moet alles simuleren wat er buiten gebeurt. Je moet het gevoel krijgen dat er buiten vanalles gebeurt, en voor een oefenleiding is dat niet zo eenvoudig. Maar op zich maakt het niet zo veel uit. Wat je niet goed kan oefenen, is de rol van D5 op het terrein. Maar wat belangrijk is, is dat de doelstellingen goed bepaald worden. Er worden soms oefeningen gedaan om te remediëren, maar dat werkt niet. Ik heb al enkele oefeningen meegedaan van de provincie en je kijkt naar de leerpunten van deze oefening en dan naar de leerpunten van de vorige oefening en dan zie je dat die punten dezelfde zijn. Zij gaan dus een oefening doen op bepaalde leerpunten, zien problemen en lossen die niet op. Daarna gaan ze gewoon drie jaar later nog eens oefenen op dezelfde punten. Dan gaat het natuurlijk weer mis. Je moet een cyclus hebben van oefenen, evalueren, remediëren, oplossen van fouten en dan opnieuw oefenen. Je moet wel doelstellingen bepalen bij zo’n oefeningen. Bijvoorbeeld: bij de callcenteroefening hadden we een aantal doelstellingen vooropgesteld waarop we de mensen gingen testen. Bijvoorbeeld: we testen of de mensen enkel juiste infor doorgaven, of ze de vragen van de mensen goed konden interpreteren, of ze zich behoeden voor het binnen nemen van informatie van inwoners en of ze die zouden hergebruiken. Wat doen ze met vragen waar ze geen antwoorden op weten? Er zijn dus veel dingen waar je op voorhand moet aan denken en dat moet je in het scenario zetten. Bijvoorbeeld: In Boom hebben we een burger laten bellen dat er een tankstation ontploft was en de burgemeester was er helemaal mee weg en bleef het heel de tijd in het GCC smijten. De doelstelling was daar of de burgemeester de informatie die hij binnenkrijgt, checkt. Als je je doelstellingen ook nog SMART maakt, kan je daarop heel makkelijk evalueren. Maar je moet er natuurlijk ook voor zorgen dat je de organisatie ook hebt klaargestoomd op een dergelijk soort oefening. Je moet ze voorbereiden op dergelijke zaken. 99
OSR Ik heb in oefeningen ook al gewerkt met OSR. OSR is niet de laatste nieuwe software en vatbaar voor verbetering. Maar het grote voordeel is dat iedere discipline kan zien waar elke andere discipline mee bezig is en een input kan in geven. Als de medische weet dat er twee doden zijn, dan zetten ze dat op OSR en dan weet iedereen dat dat betrouwbaar is. Als het gebruikt wordt, maar niet als niet iedereen het gebruikt. Het is heel moeilijk om aan globale beeldvorming doen als niet alle disciplines dat gebruiken. Je ziet ook in een slecht GCC dat ze maar blijven informatie binnen pakken en niet gaan analyseren. Je krijgt info binnen, je gaat analyseren, je gaat interpreteren en een actie afspreken en uitvoeren en dan opnieuw informatie binnen laten stromen. Je kan best eventjes stoppen met informatie binnen krijgen voor een kwartiertje, dat doet je back-‐office wel. Anders kom je tot geen enkele beslissing en gebeurt er niets. OSR zou ik helemaal niet meer willen missen. Het eerste wat ik doe als ik hoor dat er een ramp is geweest, zelfs een lokale fase, is mijn GSM opstellen op OSR. Ik volg het van op de voet. Bijvoorbeeld: welke input geeft de brandweer, welke vragen kan ik beantwoord krijgen via OSR… Iedereen weet dat die vraag gesteld wordt en iedereen kan het antwoord zien. Helaas is er nog veel te weinig gemeenten in Oost-‐ Vlaanderen een OSR-‐systeem, waardoor de beeldvorming ook een groot stuk verdwijnt. Daarmee verdwijnt ook het grote voordeel van OSR. Moeilijkheden in oefeningen De grootste moeilijkheden in oefeningen zijn vaak de onder bemanning van de communicatiedienst, slechte taakverdeling. Dat is nu ook opgelost. Ik heb al heel lang een eigen laptop, maar mijn medewerkers niet. We hebben er wel in uitleensysteem, maar daar staat geen accounts op geïnstalleerd. We hebben geweldig veel tijd verloren met wachtwoorden. Het materiaal dat je gebruikt in crisistijd moet je ook gebruiken in vredestijd. Je moet er vertrouwd mee zijn, je moet het ook altijd bijhebben. We hebben wel geen rampenkoffer, hadden wel één, maar nu niet meer. Wij hebben ons GCC ook hier niet, maar in de brandweercentrale van de stad Antwerpen. Dat is echt ideaal, we hebben alles wat we nodig hebben. Er is zelfs een back-‐office ruimte speciaal voor D5, er is een videowall, een projectiescherm… We hebben wel een koffer voor het callcenter. Tips voor D5 Er moet veel meer samengewerkt worden tussen gemeenten. Er zijn veel gemeentes waar de communicatieambtenaar alleen is, er kan dus geen team gemaakt worden. wat ik wel zie, is dat er op redactioneel vlak wel veel samengewerkt wordt over de diensten heen. Bijvoorbeeld: iemand is ook goed met sociale media in het privéleven. Je bent al een heel stuk vooruit geholpen met zo iemand in je team. Er zitten in zo’n team heel veel mensen met communicatievaardigheden. Je werkt er mee samen in vredestijd, dus beter ook in crisistijd. Ik zou ook heel graag gemeenteoverschrijdende samenwerking zien. Boom doet dat heel knap met Puurs en Sint-‐Amand, maar veel andere gemeenten zouden dat op dezelfde manier kunnen doen. Je hebt niet in iedere gemeente een compleet team nodig als je zo kan samenwerken. Wij werken wel samen met Antwerpen, maar dat is natuurlijk een compleet ander niveau. Maar toch kan dat werken. Bert is bijvoorbeeld ook onze ambtenaar noodplanning, en wij hebben daar een beheersovereenkomst voor. We moesten kiezen: iemand aanwerven om dat te doen, maar dan heb je natuurlijk altijd het risico dat hij er niet helemaal voor opgeleid is. Wij hebben gekozen voor de makkelijke weg, omdat we in Antwerpen iemand hebben zitten die er goed mee weg kan.
100
Bijlage 5 Roeland Kortleven Bestuurssecretaris van gemeente Mol & lid van federaal versterkingsteam D5 Bevolkingsaantal: 34.827 Samenstelling D5 Er zitten een variabel aantal mensen onder D5 in de gemeente Mol. Zo zitten er wel zes personen onder de dienst communicatie en in theorie zitten die ook allemaal in D5, maar in praktijk is dat niet zeker. Wij hebben ook nog andere mensen achter de hand, om aan schaalvergroting te kunnen doen. Zo gaan wij over de diensten heen kijken en gaan wij ook aan intergemeentelijke samenwerking doen. Daarnaast doen wij ook beroep op het federaal versterkingsteam D5. Maar ik ben er van overtuigd dat er altijd minstens vijf personen in D5 moeten zitten. Uit analyses hebben wij dat hier in gemeente Mol geleerd. De taken van D5 zijn natuurlijk al redelijk gedefinieerd. Zo staat er in veel wetten al geschreven wat D5 precies moet doen. Dat is: alarmeren van mensen en de nodige beschermingsmaatregelen treffen en die ook communiceren, informatie geven over het verloop, informatie geven aan de brede bevolking over het verloop/evolutie van de crisissituatie, mediamonitoring (monitoren van de sociale media en andere sites), persbegeleiding… Al deze taken zijn gebonden aan dat team van minstens vijf personen. Wij hebben een Directeur Info, een strategische persoon die alle grote lijnen van de crisissituatie opvolgt en die advies geeft aan de Dir. Info. Daarnaast hebben we een analist die alle sociale media gaat monitoren en zijn advies geeft aan de strateeg, een redacteur of meerdere redacteurs. De redacteur(s) gaat/gaan teksten schrijven, denk maar aan persberichten, schrijven berichten op de website en gaan eventueel de plaats innemen van de burgemeester als woordvoerder, indien deze afwezig is, of met andere dingen bezig is. Als laatste hebben we ook een coördinator die alle acties coördineert en bijstuurt waar nodig. Natuurlijk hebben we ook een call-‐center, al dan niet extern, met een liaison. Team D5 Wij gaan ons dus eigenlijk volledig focussen op het model van het team D5, omdat ik ook in het team zit en ik al eerder merkte dat dat een goede oplossing is om het team zo te vormen. Ik geloof sterk in team D5, omdat wij daar ook zien dat er moet samengewerkt worden over verschillende niveaus en verschillende gemeenten. Iedereen moet kunnen samenwerken en moet perfect weten welke rollen D5 heeft en welke rol hij/zij in D5 heeft. Iedereen moet dus eigenlijk rollen invullen met eigen rollen en nagaan of dat haalbaar is op alle niveaus. Crisissituaties en oefeningen Wij hebben hier in Mol al enkele kleine rampsituaties meegemaakt, maar niets echt speciaal. Ik heb wel heel veel ervaring in oefeningen, omdat we hier in Mol met veel nucleaire bedrijven kampen. Ik werk hier nu twaalf jaar in het stadhuis van de gemeente Mol en ik heb toch al een achttal grote oefeningen meegemaakt. Daarnaast ook een drie –of viertal nucleaire oefeningen, waar het noodplan getest werd en er ook sprake was van een opschaling naar provinciale en federale fase. Ik heb ook enkele Seveso-‐ oefeningen meegemaakt, waar het enkel om een lokale oefening ging, puur gemeentelijk. Bovendien woonde ik ook een tweedaagse oefening bij in de gemeente Doel, waar Antwerpen, Oost-‐ Vlaanderen ook aanwezig waren. Het was eerder een federale oefening. Maar natuurlijk heb ik ook al enkele table top oefeningen meegemaakt. Bijvoorbeeld: een tent zakt in op een fuif of er ontploft een kippenkraam op de wekelijkse markt. Binnenkort hebben we zelfs nog één, en dat zal gaan over een vervuiling van het drinkwater in Mol.
101
Oefeningen meest interessant voor D5 De oefeningen die ik het meest interessant vind voor D5 zijn de oefeningen waar er niet op het terrein wordt gegaan. Ik heb al meerdere malen gemerkt dat wanneer het terrein volledig wordt ontplooid, dat het tempo van de oefeningen enorm snel ligt, omdat de beslissingen van het Cp-‐Ops enorm rap na elkaar komen. De oefening is dan bijna niet te volgen in de crisiscel en er kan al zeker niet aan monitoring gedaan worden. Elke oefening is heel interessant, ook de terreinoefeningen, maar het tempo moet gewoon redelijk traag liggen in een oefening. Andere moeilijkheden in oefeningen Ik zou het niet echt moeilijkheden noemen, maar eerder uitdagingen. Zo vind ik het een enorme uitdaging om D5 als een gelijkwaardige partner voor te stellen in de crisiscel. Het is de laatste discipline die erbij kwam, en dat kan je echt wel merken. D5 kan niet in een crisiscel heel schuchter vraagjes zitten stellen, ze moeten zichzelf echt ontwikkelen zodat er niet meer naast kan gekeken worden. En dat is soms heel moeilijk voor D5, omdat zij niet al de kennis rond crisiscommunicatie bezitten, zoals andere disciplines wel bezitten. En ik heb dat al heel veel keer gezien in verschillende gemeenten, wanneer ik als waarnemer ging kijken naar een oefening. Ze moeten ook op tafel kletsen en zeggen wat ze te zeggen hebben. Meest effectieve kanalen bij doelgericht communiceren Er bestaan geen ‘meest effectieve kanalen’ bij het communiceren, ze zijn allemaal heel erg belangrijk en hebben allemaal hun voor –en nadelen. Ten eerste is de inzet van kanalen afhankelijk van het doel dat wordt vooropgezet. Welke boodschap moet er verspreid worden? Welke handelingen willen we verkrijgen bij het publiek? Eigenlijk mag hierna pas beslist worden welke kanalen zullen gekozen worden. Jammer genoeg is dat vaak de grootste fout, en zal men het kanaal al kiezen in het begin van de oefening of crisissituatie. Denk maar aan de Dir. Info die onmiddellijk al beslist dat er een persbericht naar buiten zal worden gestuurd. Tips naar discipline 5 Er moet zeker samengewerkt worden met andere diensten en ook zeker met andere gemeenten. We moeten samenwerken over de niveaus heen. Daarnaast kan er heel wat winst gehaald worden uit intergemeentelijke samenwerking. Er moeten echt teams worden gevormd die van alles op de hoogte zijn en die alle kennis bevatten. Pas als deze teams onder D5 alle kennis hebben zullen ze impact hebben op de burgemeester en zullen ze pas hun zeg kunnen doen en een gewaardeerde partner worden. Vooraleer ik in team D5 zat, dacht ik echt dat een crisissituatie op te lossen was op mijn eentje, maar nu weet ik wel beter. Je kan nooit een crisissituatie op je eentje invullen, je hebt altijd de steun nodig van een compleet team.
102
Bijlage 6 Els Van Causenbroeck – stad Geraardsbergen Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 32.629 Model D5 Dat zijn natuurlijk allemaal teams en daarvoor moet je al werken met een heel aantal personen. Hier is dat meestal dezelfde persoon die binnen de crisiscel zit en die zorgt voor de pers. Het is interessant als je die verschillende uitzichten door allemaal verschillende mensen kan invullen. Bij ons valt het supportteam bij de rampenambtenaar. Het model van Marc Van Daele is eigenlijk het model die het best aansluit bij de situatie in Geraardsbergen. Tenzij natuurlijk: in het Cp-‐Ops voorzien wij niemand. Dat is uit personeelsgebrek en omdat dat nogal afgeschermd wordt door de brandweer. En als het dan echt opgeschaald wordt naar een provinciale fase, dan zullen wij nooit iemand moeten sturen van onze D5 naar het terrein. Nu hebben wij het probleem van wateroverlast dat zich op verschillende plaatsen bevindt. Dan is het wel moeilijk om een overzicht te krijgen van de situatie aan iedere beek of rivier. Dan hadden we al gedacht van eventueel meer buurtverantwoordelijken of schepenen aan te stellen die ons specifiek over dat terrein feedback geven. Dat zou een oplossing zijn op het probleem dat politie en brandweer anders altijd een grote toer moet doen om een overzicht te krijgen op de volledige situatie. Dat is onlangs afgesproken maar nog niet officieel bevestigd. Er is bijvoorbeeld nog niet gezegd wie dat zal doen. Ik heb de bemerking bij de modellen dat dat veel personeelsinzet vraagt, en zeer veel specialisten die dat allemaal kunnen doen. Ik ben daarin opgeleid, mijn medewerker weet er iets van, en kan als er zich iets voordoet in de crisiscel werken. Maar het is niet zo dat we nog andere mensen hebben die daarin opgeleid zijn. Wij kunnen wel een contact center uitrollen en we oefenen daar soms mee. Ik heb ook een map speciaal voor het contact center met informatie: een USB, afspraken rond telefonie, wie er opgeroepen wordt enzovoort. Binnen het CC Gem zit de communicatieambtenaar en de medewerker van de communicatieambtenaar, die dan ook de verbindingspersoon is tussen het CC Gem en de coördinator van het contact center. Opstelling D5 in een crisis We hebben dat niet zo lang geleden allemaal opgesteld. Gans de crisiscommunicatie is opgesteld in een nieuw plan. (hoe we te werk gaan, wat we doen bij een oproep van de noodambtenaar). We hebben ook eens drie à vier dagen in de crisiscel gezeten voor wateroverlast. Behalve voor wateroverlast, gaan we er van uit dat als er een ramp gebeurt, dat de provincie er heel rap wordt bij betrokken. D5 wordt gevormd door twee mensen van de communicatiedienst, en het contact center. De mensen van het contact center zijn intern en hebben een sociale achtergrond. Ze zijn op basis daarvan ook geselecteerd. Ze hebben ook al een keer samengezeten om te oefenen. We hebben het, en we kunnen het uitrollen, maar ik vraag mij af of dat wenselijk is, of dat niet beter is om te laten doen door het Rode Kruis. Rampenkoffer Als er zich iets voordoet, dan neem ik al die mappen en USB-‐stick mee naar de ramp, en is dat eigenlijk een beetje een rampenkoffer. Info rond presentatie 2013 Dat is een presentatie die ik gegeven heb in 2013. Ze moesten een model hebben van een bepaalde gemeente. Het gaat vooral rond praktische zaken, welke zaken we in het oog houden… Monitoring, wij doen daar niet echt aan, omdat we toch meer het gevoel hebben dat een ramp zich heel snel gaat evolueren naar een provinciale fase, zelfs bij wateroverlast! 103
Aantal oefeningen Ik heb al twee grote meegemaakt, met de Seveso-‐bedrijven in de buurt. En dan een tiental kleintjes. Toch zeker jaarlijks één of twee, en sinds 2003. Moeilijkheden oefeningen Onderbemanning is een eerste moeilijkheid bij oefeningen. Ten tweede heb je ook de moeilijkheid dat vroeger alles veel meer overzichtelijker was. Zo had je vroeger de faxnummers nodig in plaats van de telefoonnummers om persberichten te versturen. We hadden ook de scholen en bedrijven staan. De laatste oefening heb ik alleen gedaan, en ik heb gemerkt dat dat niet haalbaar was om in het CC Gem te zitten en dan nog eens persberichten te versturen en dan nog eens mijn GSM te beantwoorden. OSR Dat is een zaak buiten D5, maar van de rampenambtenaar (ambtenaar noodplanning). Hij heeft daar al over gesproken, maar de federale politie van oudenaarde heeft een gelijkaardig systeem. Ik denk niet dat wij dat hier al gebruiken, maar misschien wel brandweer en politie, want dat evolueert wel heel snel. D5 en haar taken Communicatie werkt ook in verschillende gebieden. In iedere discipline is er wel communicatie of zitten er wel communicatieaspecten. Maar ik wil dat scheiden, omdat dit ook communicatie is naar externen en communicatie is binnen de D5 en crisisiscel, en geen communicatie waar ik mij mee ga bezighouden. Als je daar allemaal als D5 op aanziet, dan ga je buiten je opdracht. Dat is de opdracht van de ambtenaar noodplanning. Dat was ook duidelijk dat ze allemaal sterk evolueren in nieuwe systemen. Die zijn allemaal los van elkaar aan het evolueren en zijn allemaal barometers op zich. Ze moeten niet aan elkaar zeggen wat ze moeten doen. Iedereen moet zich op zijn eigen discipline concentreren en de ambtenaar noodplanning moet alle zaken aansturen. Maar iedereen staat aan de zijlijn van de beslissingen van andere disciplines. Ik en mijn collega zitten in de crisiscel en de coördinator van het contact center heeft haar eigen telefoon. Binnen het contact center zijn er vier telefoons die in cascade worden gezet en mijn telefoon krijgen ze informatie van de crisiscel. In praktijk zal dat een telefoon zijn van het contact center zijn. De crisiscel is in de brandweer, en daar zijn er burelen rond, waar back-‐offices zijn. In praktijk zal mijn medewerker dan de contactpersoon zijn tussen het contact center en het CC Gem. Team D5 en intergemeentelijke samenwerking Ik zal ook werken met team D5 als er zich een echte ramp voordoet. Ik doe het nu nog niet, maar ik zal ze zeker contacteren. Ik heb de presentatie gezien van de mensen van Wetteren. Zij werken met communicatieambtenaren van andere gemeenten. Ik heb in die periode een meeting georganiseerd met alle gemeenten (communicatieambtenaren) rond de Dender, de Dendergemeenten. Als er een overstroming is, dan hebben al deze gemeenten hier last van. Ik heb die allemaal samengeroepen tot in Dendermonde, met de bedoeling om samen te werken. Niet fysiek samenwerken, omdat wij allemaal binnen ons eigen gemeente bezig zijn met ons eigen ding, dat zijn vaste patronen in iedere gemeente. In geval van nood zoeken we elkaar op. Bijvoorbeeld: de communicatieambtenaar van Denderleeuw kijkt naar onze website wat er op te zien is rond wateroverlast en neem dat over. We doen dat nu dus al, maar als we het nu formeel zouden doen, dan hebben we steun van elkaar. We hebben toen ook nummers uitgewisseld. Toen dacht ik dat we beter de communicatieambtenaren rond Geraardsbergen moesten verzamelen in plaats van de Dender, want dat is een streep. Als er zich een ramp voordoet daar, dan verzamelen we alle communicatieambtenaren die van D5 op de hoogte zijn. Maar wij hebben dat idee laten varen als we hoorden van team D5. We kunnen beter op dat team een beroep doen, want zij zijn ervoor opgeleid. Er zijn gemeenten die al een afspraak hebben daarmee, maar nadien zijn er vervelende naweeën rond de kosten van catering of de uren die ze mogen pakken of niet. Dat zijn allemaal dingen die je op voorhand moet vastleggen. Maar omdat er een team bestaat, waarin wij veronderstellen dat alles in orde is, nemen wij dat team eerder voor dan onze eigen mensen.
104
Ervaringen in crisissituaties Ik heb zelf een crisissituatie meegemaakt, waarbij ik in het CC Gem zat. Het kruidvat stond in brand, mensen moesten geëvacueerd worden… Het zag ernaar uit dat het veel meer zou zijn, maar ’s avonds was iedereen al weer thuis. Dat was echt een klassieke crisis. We hebben persberichten verstuurd, maar omdat het ’s avonds ook al afgesloten was, was dat een goed handelbare crisis. Je kan nadien een verslag of persbericht sturen en de dag ndien nog iets op de website zetten, en dan is alles afgesloten. Een appartementsblok heeft ook eens in brand gestaan, maar daar is geen CC Gem in elkaar gestoken. Dat hangt allemaal een beetje af van de burgemeester en in welke mate hij de crisis als handelbaar ziet. We hebben daar wel nadien veel meer nazorg gehad met verzekeringen, tips… En nadien hebben we ook nog twee keer zware wateroverlast gehad. Dat was van 13-‐16 november 2010 en van 13-‐15 november 2011, dat waren serieuze testen voor het rampenplan. We hebben daar veel lessen kunnen uit trekken. We zijn samengeroepen omdat we dachten dat de Dender een probleem zou kunnen zijn, maar dat het binnen een paar uur wel opgelost zou zijn. Maar dat is toch een enorm probleem geworden, zeker de eerste keer. De volgende morgen was het nog erger. De communicatie was ook heel erg moeilijk, omdat je niet weet welke evolutie er zal plaatsvinden. Je weet ook niet welke soort berichten je kan sturen wanneer. Wat je niet weet, kan je ook niet zeggen. We hebben dan veel gecommuniceerd via de website en Facebook, wat veel weerklank heeft gehad. We hebben dan een 20-‐tal berichten gestuurd, wat misschien niet veel lijkt, maar je moet wel iedere keer weten wat je moet zeggen. Risicocommunicatie (Be-‐Alert) Na de eerste keer wateroverlast is er een grote evaluatie geweest, wat ook terugkwam op bewonersvergaderingen enzovoort. Daar is beslist dat er Gsm-‐nummers zullen verzameld worden van de bewoners in de risicogebieden. We hebben er ondertussen een driehonderdtal. We sturen daar regelmatig berichten naar. In 2013 zijn er een stuk of vijf verstuurd geweest. We kijken naar de overstromingsvoorspeller en we informeren bij de brandweer hoe de situatie zit en daarna gaan we berichten versturen. Wij moeten ook niet zeggen dat er geen gevaar is en dat er niets zal overstromen, de mensen weten dat het een probleem zal zijn. Dat wordt wel sterk geapprecieerd. Als de mensen ook op vakantie gaan, dan weten ze ook in welke staat hun huis er kan aan toe zijn. Dat is een goed systeem, maar het is nog een beperkt aantal, dat ingeschreven zijn. De vraag kwam ook direct om dat uit te breiden naar iedereen. Iedereen kan zich daar al op inschrijven, maar ik denk dat het vooral de mensen in de gevaarlijke gebieden zijn die dit zullen doen. Er waren in 2012 14 000 gezinnen in Geraardsbergen, en er was nog geen systeem op een gemeentelijk vlak om die nummers te verzamelen en naar iedereen te versturen. Er waren er wel, maar dat was enorm duur. Maar nu, met Be-‐Alert zullen we zeker communiceren. We hebben het nog niet gedaan, maar in één van de volgende weken zullen we dat zeker doen. We kunnen het nu jammer genoeg nog niet gebruiken, omdat we niet één van die pilootgemeenten zijn. Maar we zijn dus wel al bezig met GSM-‐nummers preventief te verzamelen. Tips naar D5 toe Wij gaan onze informatie niet alleen op een stick en onze laptop zetten, we hebben op onze server ook een soort dropbox staan waar al deze informatie ook nog eens te lezen valt. Wat ik ook interessant vindt, is dit: op Twitter, Facebook komen er al heel snel van de crisissituatie. Het probleem is dat als je in een crisiscel binnenkomt, dat dat een tijd duurt om alles klaar te zetten. (hotmail, Twitter, Facebook…) De burgemeester stelt vragen aan iedereen en ze zijn bezig met de interventie. Voor ze met communicatie bezig zijn, zijn ze bezig met de crisis te beheersen. Voor een communicatieambtenaar is het dan heel moeilijk om een persbericht de wereld in te sturen. Je hebt al heel veel dingen gehoord, en je wil er een bericht over schrijven, maar het duurt soms een halfuur tot een uur om een eenvormig verhaal te hebben en een akkoord te hebben om dat naar buiten te brengen. Mensen gaan zich heel snel richten naar de foto’s op Facebook, Twitter om informatie te winnen, terwijl die eigenlijk van ons zou moeten komen. Doordat wij zo laat komen, is ons kanaal eigenlijk al niet meer zo belangrijk en achterhaald. We moeten mee zitten in de stroom. Om dat tegen te gaan, gaan we een bericht klaarzetten in alle communicatiekanalen (algemeen bericht). 105
“Naar aanleiding van … is de gemeentelijke crisiscel van de stad Geraardsbergen samengeroepen. Via dit kanaal houden wij u op de hoogte van elke nieuwe ontwikkeling.” Dat kan ik eigenlijk al doen voordat er iemand is in de crisiscel. Voordat ik iemand gezien heb, of bijvoorbeeld vanuit thuis kan ik heel snel dat bericht op de website zetten en via hotmail ook naar de pers sturen. Wij denken dan, dat dat bericht misschien de mensen naar ons kanaal zal leiden. We hebben het wel nog niet in de praktijk kunnen uittesten. Dat is toch direct een claim naar het officieel kanaal. We hebben ook een lijst opgesteld van dingen die we in het oog moeten houden. Dit gaat van updates, naar veiligheidsmaatregelen, pers feedback geven, intern informeren (VB: onthaal van de politie). We hebben ook een systeem nu dat we het persbericht geven aan het onthaal, want zij zijn van niets op de hoogte. We gaan ze dan ook actief inzetten in de crisis. Ook scholen en verenigingen moeten op de hoogte gebracht worden. Ook naar aanleiding van de toestand van de slachtoffers gaan beslissen welk informatienummer we gaan openen (Rode Kruis en het stadhuis zelf).
106
Bijlage 7 Geertrui Bogaert – gemeente Evergem Communicatiemedewerker (vroeger ambtenaar noodplanning) Inwonersaantal: 33.692 Model D5 Het onze komt best overeen met het 3e model. We hebben twee communicatiemedewerkers in het CC Gem, een om de algemene communicatielijnen op te volgen en een voor de communicatie met de pers. Daarnaast ook één communicatiemedewerker die verantwoordelijk is voor het callcenter en koppelt terug met het CC Gem voor nieuwe informatie en nieuwe vragen. Discipline 5 wordt dus eigenlijk gevormd door tien mensen. Die mensen zijn niet allemaal voltijds in dienst, maar zijn wel altijd beschikbaar bij een crisis. We hebben één voltijdse communicatieambtenaar, één voltijdse stadmedewerker communicatie, één deeltijdse (4/5e) stafmedewerker communicatie. Dan hebben we ook nog één halftijdse graficus en zes halftijdse onthaalmedewerkers. De Directeur Info is de communicatieambtenaar. De andere mensen zijn de andere medewerkers: de twee stafmedewerkers, de graficus en enkele collega’s die zich opgegeven hebben om als vrijwilliger te helpen in het contact center. Die vrijwilligers zijn collega’s uit de administratieve diensten. Enkele onder hen hebben reeds een opleiding gevolgd om mensen te woord te staan in een callcenter in een crisissituatie. In Evergem zijn we met drie voltijdse medewerkers die in de permanentie voor de noodplanning voorzien. Dat is de ambtenaar noodplanning, die het secretariaat doet, de milieuambtenaar en ikzelf als stafmedewerker communicatie, omdat ik vroeger ook ambtenaar noodplanning was. Bij een calamiteit staat de ambtenaar noodplanning de burgemeester bij met raad en daad. Een van de andere van de permanentieploeg houdt het logboek bij en de derde persoon neemt de coördinatie van allerhande andere support voor haar rekening. Dat zijn onder meer praktische afspraken omtrent logistieke ondersteuning. Dat houdt het bestellen en leveren van catering, oproepen poetspersoneel, ophangen bewegwijzering … in. Kortom delegeren en coördineren van vrijwilligers voor logistieke ondersteuning. Dat zijn de personeelsleden die zich opgegeven hebben. Ideaal model Mijn ideale model sluit nauw aan bij het laatste model. In de praktijk zit er meestal niemand van discipline 5 in het CP-‐ops, omdat elke discipline vanuit het CP-‐ Ops informatie doorgeeft aan zijn discipline in het GCC. Ideaal zou zijn dat er in het CP-‐Ops een communicatieverantwoordelijke van de hulpdiensten wordt aangeduid (is een extra persoon), die alle informatie vanuit het CP-‐ops doorgeeft naar het GCC. Want alle disciplines door elkaar (zoals nu meestal het geval is), dat is storend voor de goede werking van het GCC. Bij een laatste oefening hebben we in het GCC geen gsm’s gebruikt, maar die doorgegeven aan iemand die er mee naar buiten kon gaan om niet te bellen in het GCC. Dat was natuurlijk maar een oefening, in de praktijk is dat denk ik niet haalbaar. Maar ideaal zou zijn dat elke discipline een communicatieverantwoordelijke heeft die de informatie doorgeeft en die contactpersoon is voor die discipline. Teams onder discipline 5 Je hebt volk nodig voor allerhande taken. Dat kan eenvoudig weg zijn om naar de bakker te lopen om broodjes te halen, om koffie te zetten en drank te voorzien, om papier in de printer bij te vullen, om de fax in de gaten te houden, …Het is goed om een team voor logistieke zaken te voorzien en een team dat helpt bij discipline 5. Ik denk dan aan: callcenter, aanmaak bewegwijzering, flyers, bewonersbrieven enzovoort. 107
Ervaringen met crisissituaties Er zijn al enkele calamiteiten geweest, waarbij een deel van een dorpskern moest geëvacueerd worden. In de meeste gevallen was dat een ‘geplande’ evacuatie, maar ook een keer een spontane evacuatie. Iedere keer ging het om bommen uit de wereldoorlog die ontmanteld moesten worden. De meeste in Rieme, bij saneringswerken van site rond de fabriek Total Fina, die in WOII zwaar gebombardeerd was. Toen was er bij de start van de werken een bewonersvergadering met alle bewoners binnen de (grootst mogelijke) perimeter. Zij kregen alle informatie over de werken en het verloop van een eventuele evacuatie. Ze kregen ook richtlijnen waarmee ze moesten rekening houden (bv. medische zorgen, dieren, kostbare voorwerpen, …) Alle inwoners kregen een informatiepakket mee, met een geplastificeerde kaart ‘Ik ben weg’ – met op de achterkant een geheugensteuntje wat ze niet mogen vergeten: alles goed afsluiten, medicatie meenemen, babyspullen, … Die kaart hangen ze voor het raam als ze hun huis verlaten hebben – controle door politie verloopt hierdoor vlotter. Ze vulden ook een gegevensblad in, dat wij nodig hadden om ziekenvervoer te voorzien (mensen die slecht te been zijn, gehandicapt, …), busvervoer van en naar het opvangcentrum, hondenkooien, … Er was een afzonderlijke vergadering met de omliggende bedrijven, een aantal daarvan verwerkt of stockeert gevaarlijke producten en werkt in een volcontinu systeem en kan dus niet zomaar de fabriek stilleggen. Daarom werd er afgesproken om bij vondst van een projectiel de saneringswerken onmiddellijk stil te leggen, DOVO te verwittigen en te evacueren op zondag. Dat was zo overeen gekomen met de bedrijven en de bewoners, omdat er dan minst bezetting is in de fabrieken en omdat de bewoners dan op uitstap kunnen of bij familie terecht kunnen. Wij werden op de hoogte gebracht van zodra er iets gevonden werd en indien DOVO besliste dat de omgeving ontruimd moest worden, dan kwamen we zo snel mogelijk samen met de provinciale disciplines (omdat het op het grensgebied Gent en Evergem ligt) om afspraken te maken wie wat in gereedheid brengt en wanneer alles opgestart wordt. Wij vroegen een actuele lijst op in de kruispuntbank, met alle inwoners van de perimeter. Dat was ineens ook onze lijst die we gebruikten voor registratie in het opvangcentrum. We gingen persoonlijk een bewonersbrief in de bus steken, met nog eens alle informatie over de evacuatie en een extra kaart voor wie ze niet meer zou hebben of vinden. We noteerden de adressen van de mensen die niet thuis waren (staken de brief in de bus) en lieten de politie nog langs gaan tot we iedereen bereikt hadden. We konden wel rekenen op buren die de info doorgaven, er was een grote solidariteit. We deden op vrijdag ook een beroep op het callcenter van Gent Info om iedereen nog eens op te bellen en enkele gerichte vragen te stellen – of ze naar het opvangcentrum komen of bij familie gaan, of ze met de bus of op eigen houtje komen, of ze een kooi nodig hadden voor dieren, … Tijdens het weekend konden we geen gebruik maken van Gent info, dan hadden we ons eigen callcenter. Communicatie tijdens een crisissituatie Bij een geplande evacuatie verloopt de communicatie vrij goed. Al zijn er toch altijd enkelingen die beweren niet op de hoogte te zijn gebracht. Bij de spontane evacuatie verloopt het moeizamer. Dat was overdag, mensen waren aan het werk. Er was een bom gevonden bij bouwwerken. Wij waren al op de hoogte gebracht dat er een bom onder de grond zat, wij hebben de bouwheer en de architect daarvan op de hoogte gesteld en hen een brief gestuurd om de nodige maatregelen te nemen via een veiligheidscoördinator. Maar zij hadden dat niet gedaan. Tijdens de werken stootte een graafmachine op een serieuze bom. Gelukkig is die niet ontploft, volgens DOVO hebben ze veel geluk gehad. De buurt moest ontruimd worden in een straal van 500 meter.
108
De politie moest de perimeter afsluiten, maar in die buurt zijn er heel wat trage wegen en dat was dus niet evident. Er waren ook vrijwilligers van het Rode Kruis opgeroepen (plaatselijke), die wilden naar huis om hun uniform aan te trekken, maar mochten niet meer door. Het busvervoer werd stilgelegd – omgeleid en er werd een bus opgevorderd om mensen naar het opvangcentrum te brengen. De verwittiging van de bewoners verliep via de politie, de radiowagen en aan huis bellen, website, pers, radio 2… Wij kunnen bellen om tussen de uitzending door een dringende mededeling te laten doen, Radio 2 heeft een groot bereik. Maar het duurt wel veel langer eer we iedereen kunnen verwittigen. Er was onder andere ook een onthaalmoeder die op zelfstandige basis werkt, waar we geen gegevens van hadden. Zij moest met zes kleine baby’s naar het opvangcentrum. Iets buiten de perimeter zijn twee rusthuizen en een psychiatrische instelling, die zijn we vergeten verwittigen, maar die werden overspoeld met vragen van familie van hun bewoners, omdat die het nieuws vernomen hadden via de media. We hadden ons teveel gefocust op het verwittigen van de betrokkenen zelf. Moeilijkheden met pers tijdens communicatie De pers is vaak eerder op de hoogte dan wijzelf. Zij luisteren de radiokanalen van de hulpdiensten af. Dat hebben we meegemaakt bij een brand in een rusthuis ’s nachts. Zij stonden onmiddellijk ter plaatse. Het was in de nacht van maandag op dinsdag en het weekend ervoor hadden we ook een evacuatie gehad in Rieme. Dat was enorm hectisch. Wij sturen in eerste instantie een persbericht uit met heel kort: wat er gebeurd is (brand, ontploffing, overstroming, …) op welke datum en welk uur en meer informatie volgt. Op die manier kondigen we aan als de gemeentelijke fase van kracht is. We proberen er ook voor te zorgen dat de pers niet naar de plaats van de ramp komt, door hen een plaats aan te bieden in het gebouw (persruimte) en zo snel mogelijk aan te kondigen wanneer de pers te woord gestaan wordt. Bij de geplande evacuaties gaven we de pers de kans om ter plaatse te filmen op het moment dat de evacuatie startte, ze moesten zich vooraf melden bij de communicatieverantwoordelijke om de verzamelplaats af te spreken. Dat werkt wel. Als je duidelijke afspraken maakt met de pers, dan houden ze zich daar aan. Ooit kwam er een cameraploeg ongevraagd binnenvallen in het GCC. Die hebben we duidelijk gemaakt dat dit niet kan, maar dat ze wel een afspraak kunnen maken om enkele beelden te maken. Ervaringen met oefeningen Ik heb nog niet zo heel veel oefeningen meegemaakt, een drietal. Sinds kort hebben we ondersteuning vanuit de provincie en is het de bedoeling dat we minstens één oefening per jaar houden. De provincie bereidt die dan voor en werkt ze mee uit, volgt op en evalueert. Bij een van de oefeningen was van bij het begin foute informatie gegeven. Er was een bepaald product ontsnapt dat -‐ als het in aanraking komt met de lucht -‐ bijtend is en in eerste instantie irritatie veroorzaakt. Het product zou echter snel zakken naar de bodem en daar vloeibaar worden. De reactie zou dus moeten zijn dat iedereen binnen blijft en zo hoog mogelijk in huis gaat (bovenste verdieping). Maar bij de oefening waren we bezig met speciale evacuatiebussen en iedereen onderbrengen in opvangcentra. Het moeilijkste is om de radiozenders uit het CC Gem te weren. Dat stoort enorm. Op die manier kan er niet goed gecommuniceerd worden. Er is ook vaak teveel volk aanwezig. We hebben daarom afgesproken dat er niet mag getelefoneerd worden in het CC Gem, men moet naar buiten in een afzonderlijke ruimte, men moet natuurlijk wel opletten voor pers die rondhangt en eventueel afluistert, en dat er maximum twee personen per discipline aanwezig mogen zijn. We voorzien 109
een etikettenblad met twee etiketten per discipline. En een registratielijst van wie er binnen komt en buiten gaat. Meest interessante oefening Wij houden in het najaar een oefening met een middelbare school met 700 leerlingen. Die is gelegen in een scholencampus waar ook en lagere school en kleuterschool gevestigd zijn. Dat is in de dorpskern van Evergem. In maart was er een voorbereidende tafeloefening. Het is goed om kleinschalig te beginnen, al is het maar om een oefening te houden om iedereen te verwittigen en uit te testen binnen welke tijdspanne de leden van het GCC aanwezig kunnen zijn. Er is in de buurt een centrum voor mensen met een beperking, zowel licht als zwaar gehandicapten. Zij zijn ook vragende partij voor een oefening, maar dat ligt wat moeilijk omdat ze bij een aantal van hun bewoners niet kunnen inschatten hoe zij zullen reageren. Voor de hulpdiensten is zo’n oefening ook heel interessant. Een oefening tijdens een evenement is ook interessant, maar niet voor de organisatoren. Het kan ook interessant zijn om als observator een oefening bij te wonen bij een andere gemeente. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie en nazorg Wij hielden ons ook bezig met het verzamelen van gegevens van inwoners, afspraken met Rode Kruis voor ziekenvervoer (opvangcentra), catering voorzien en afhalen, koffie zetten, opkuisen, afspraken met busmaatschappij, …Allerhande vragen van betrokkenen beantwoorden en oplossingen zoeken. Ik denk dat crisiscommunicatie en evaluatie het meest belangrijk is. We merken dat als we preventief communiceren mensen daar niet echt van wakker liggen. Pas als het concreet wordt, dan willen mensen weten wat het voor HEN betekent. Ook de evaluatie is belangrijk. Wij hebben er zeker altijd aandacht voor om iedereen te bedanken, als alles vlot verlopen is. Tot nu toe hebben we nog geen ‘slechte’ afloop gekend, dus daar hebben we geen ervaring mee. Maar we weten wel dat het de bedoeling is dat je alle betrokkenen blijft opvolgen tot zolang als nodig. Als er dodelijke slachtoffers zijn, is het ook belangrijk om die te blijven herdenken en voldoende aandacht te hebben voor de nabestaanden. Belang van sociale media voor discipline 5 Het is belangrijk om de informatie zeker op je eigen website te zetten en dan te delen via Facebook en Twitter. Je moet ook iemand voorzien die de Facebook-‐ en Twitterpagina opvolgt en kan inpikken op vragen en reacties. Wij hebben een Facebookpagina van de gemeente, maar geen Twitteraccount. We zijn wel van plan om er een aan te maken en die enkel te gebruiken bij calamiteiten.De verspreiding via sociale media gaat razendsnel. We moeten er voldoende aandacht aan schenken dat de informatie opgevolgd wordt en geen eigen leven gaat leiden. Tips Communicatie mag zeker niet onderschat worden. Als communicatieverantwoordelijke moet je je ook laten horen. Iedereen vindt zijn eigen discipline het belangrijkste en communicatie wordt meestal als MINST belangrijk beschouwd. Wij hebben zelf al ondervonden dat je je mannetje moet kunnen staan en het woord opeisen binnen het CC Gem om op geregelde tijdstippen een perstekst te laten goedkeuren en die de deur uit te sturen. Je krijgt vaak de reactie dat je maar een persbericht kan versturen als je alle informatie hebt. Maar bij een calamiteit komt er constant nieuwe informatie, dus stuur je beter op geregelde tijdstippen een bericht. De pers bestookt je constant met vragen, zij willen zo snel mogelijk informatie. Als je die niet geeft, dan gaan ze er zelf naar op zoek en dan heb je het ook niet meer in de hand. 110
Bijlage 8 Gina Verhelst – stad Dendermonde Communicatiemedewerker en verantwoordelijke voor D5 Bevolkingsaantal: 44.484 Situatieschets D5 We hebben nu een nieuw diensthoofd, maar dat is eigenlijk geen communicatieambtenaar. Dan hebben we ook een ambtenaar noodplanning, maar die heeft maar een beperkt takenpakket. Binnen haar takenpakket mag ze maar een beperkte tijd spenderen aan noodplanning. Ik ben begonnen met noodplanning sinds de nieuwe wet in 2006. Men had hier wel een noodplan, en had dat ook gebruikt in het verleden met wateroverlast. Maar met de komst heeft de korpschef een hele boost gegeven aan de noodplanning. Er is direct een veiligheidscel opgestart omdat hij ook de betekenis kent van communicatie. Hij zei ook direct dat D5 een afgevaardigde moest sturen die dan in de veiligheidscel zou zitten. Dat was ook eigenlijk heel toevallig dat ik daar bij zat, dat was omdat ik bij het Rode Kruis zat. Ik ken noodplanning van daaruit. Een PSH dat hadden we niet en men had er ook nog niet van gehoord. Ik heb de nadruk gelegd op de opbouw van een PSH in de veiligheidscel. Ik heb dan het Rode Kruis naar hier gebracht. Ik denk dat ze in West-‐Vlaanderen op dat vlak wel al een heel stuk verder staan dan hier. Bijvoorbeeld: waar gaan we de mensen ontvangen? Wie is daar om ze te begeleiden? Enzovoort. Ik ben dus eigenlijk indertijd met twee dingen tegelijkertijd gestart, maar D5 was vooral beroepshalve natuurlijk. Bekendheid D5 Men ziet het belang van D5 wel van in als je met een voorstel komt. Een theoretisch voorstel van wat er allemaal kan gebeuren idealiter naar communicatie. Dan zien ze wel dat dat er moet zijn. Zodat ze zich in een crisissituatie niet moeten afvragen hoe ze een persbericht moeten opmaken, hoe ze berichten moeten sturen via de website, wie stelt op, wie keurt goed? De wet is gemakkelijk, maar het moet allemaal gecoördineerd worden door de burgemeester, maar in de praktijk is dat natuurlijk een ander paar mouwen. Model D5 De voorgestelde modellen verschillen omdat de benadering divers is en het ook niet uitgesproken is of het theoretische modellen zijn of praktijkmodellen. De voorstelling van D5 via een model lijkt me niet zo evident. Je kan dit benaderen vanuit doelgroepen, locaties, structuur van de discipline … Een eigen model zou er idealiter als volgt uitzien. Dit is echter een streefmodel, waarbij de meeste elementen de praktijk zijn uitgebouwd.
GCC • Dir Info
Monitori ng
Terrein Cp-‐Ops/ Pers
Discipli ne 5
Pers Web/ Sociale media
Alarm bevolkin g/ Be-‐Alert/ LBS TIC/ Contac tcenter
111
Het is geen bestaand model, maar ik heb geprobeerd om een model te maken. Nochtans, ik heb het nog niet op die manier benaderd omdat D5 een veelheid van doelgroepen, kanalen, medewerkers is, zodat je het op heel veel manieren kan bekijken. Samenstelling D5 Het team D5 bestaat momenteel uit 12 personen. De uitvoering van de taken wordt verzorgd door een team stadspersoneel, dat gerekruteerd werd op vrijwillige basis. De medewerkers komen een drietal maal per jaar samen voor het uitwisselen van nieuws over noodplanning, update discipline, update noodplanning, externe opleiding, herhaling procedures enz. Ze worden ook tussentijds geïnformeerd over evoluties in de lokale noodplanning vb. nieuw BNIP. In Dendermonde is het principe van het team D5 dat alle medewerkers opgeleid worden om alle taken te vervullen. De praktijk wijst echter uit dat ieder zijn specifieke kwaliteiten heeft en ook voorkeuren en daar houden we zoveel mogelijk rekening mee. Echter in tijden van krappe bezetting … Bij de afkondiging van een gemeentelijke noodfase worden alle medewerkers gealarmeerd via een collectieve sms. De functies van directeurs bij de disciplines zijn opgenomen in de wetgeving op de noodplanning. KB 26/2/2006 – Art. 14 § 3 vermeldt: “De organisatie van de informatie berust bij de directeur informatie, hierna Dir-‐Info genoemd. De Dir-‐Info wordt door de bevoegde overheid aangeduid.” NPU 4 – 3.2.2.1 vermeldt: “De CP-‐Ops bestaat uit de Dir-‐CP-‐Ops, uit de adviseur belast met het evalueren van de risico’s verbonden aan de interventie, uit een secretaris die onder meer het logboek moet bijhouden en minimaal, uit de directeurs van elke betrokken discipline.” (Er is ook een hesje voorzien voor de Dir Info). In theorie blijft het dus wat onduidelijk wie nu precies de Dir Info is en waar die zich bevindt bij een noodfase. Het lijkt logisch dat hij/zij D5 aanstuurt vanuit het CC. Door de diversiteit van de discipline ligt de sturing en de verantwoordelijkheid in de praktijk echter bij diverse personen (in Dendermonde vnl. teamlid in het GCC en coördinator perslokaal). Ook op het terrein heeft D5 een belangrijke functie. De waardoor de effectieve aanduiding van een Dir Info niet echt plaatsvindt. In 2006 zochten wij naar een team. Dan werkten we met 3 personen. Als ik de werklocaties en taken in kaart gebracht heb, dan heb ik in de veiligheidscel ook duidelijk gezegd dat die taak onmogelijk is met 3 personen. Uit gewoonte zit ik in het CC Gem, en dan heb ik nog 2 mensen over. Stel dat deze beide op reis zijn, dan zitten we met een probleem. Toen ze me in de veiligheidscel vroegen hoeveel mensen ik graag zou zien in D5, dan heb ik minstens 10 mensen gezegd. De competenties die zij moeten hebben zijn: ze moeten overweg kunnen met een computer, die moeten weten hoe een website werkt, die moeten communicatief zijn, die moeten een bericht kunnen vertalen naar een doelgroep. Er wordt een basisbericht geschreven, maar dat basisbericht moet vertaald worden naar de pers, naar de website… Wie moet dat zijn? Je kan geen externen gaan selecteren. We hebben dan een open oproep gelanceerd naar ons personeel en gevraagd om mensen die zich willen bijscholen over noodplanning op vrijwillige basis en eventueel bij een interventie aan te treden. Spontaan kwamen dan enkele collega’s op die oproep. Er was bijvoorbeeld een boekhouder van de financiële dienst heel enthousiast en die heeft dan nog wat mensen van haar dienst meegekregen. Zo zijn wij tot die 10 mensen, dat team gekomen. Als we kijken naar de lijst dan zien we mensen van sportdienst, dienst vreemdelingenzaken, mensen van de politie, iemand van de bibliotheek en haar echtgenoot. We hebben dan een aantal vormingen rond noodplanning gegeven en ook leren werken met de apparatuur. Daarnaast hebben we ook een simulatie gedaan en dan alles van naaldje tot draadje uitgelegd zonder dat er een echt veiligheidscel wordt opgezet. Zo zijn ze zelfredzaam op momenten dat er echt iets is. Dat hangt natuurlijk ook af van de tijd en mijn andere taken, want ik moet dat allemaal zelf organiseren en soms zelf geven. Nu komt er iemand van een extern bureau. Zo komen we een aantal keer per jaar samen, waar ik hen dan uitleg wat een BNIP is, waar dat staat… We zijn ook constant onder impulsen, wateroverlast, elektriciteitslast… En eigenlijk mag je niet van je medewerkers gaan verwachten dat ze daar ook constant mee bezig zijn. De medewerkers hebben ook veel andere taken en zijn daar eigenlijk niet mee vertrouwd. Ik kom daar dan een paar keer per jaar met mijn noodbelletje rinkelen, maar voor hen is dat ook dat. Het is zo opgevat dat iedereen alle procedures moet kennen. In de praktijk zijn er voorkeuren opgegeven van iedereen. Bijvoorbeeld: ik wil liever geen pers te woord staan. Vandaar weet ik dus perfect wat 112
iedereen wil doen. bijvoorbeeld: de vrouw van de vreemdelingendossiers kan teksten vertalen of zet ik aan de telefoon. Het is niet gemakkelijk om te werken met dat team, omdat zij steken laten vallen. Dat is ook logisch, want ze zijn er helemaal niet veel mee bezig. Ik heb ooit al gehad dat iemand al een persbericht had gelanceerd op de website met een perstelefoonnummer erbij. Maar er zijn ook wel mensen bij die nog nooit hebben moeten publiceren op de website. Voor hen is het al een overwinning als ze iets op de website krijgen, voor ons is de inhoud dan veel belangrijker. Trouwens in een perslokaal alles op orde krijgen, is nog altijd een enorme chaos. Oefeningen en moeilijkheden in oefeningen We hebben alles al getest in een oefening, maar we hebben het ook al meegemaakt in het echt. Er zijn heel veel pijnpunten, maar wij zijn heel goed gestructureerd. Ik heb de D5 opgesplitst in rollen. Als er een oproep komt, dan krijgen ze een smsje en komen ze naar hier (administratief centrum). Het gebouw waar een cc wordt ontplooid, is het politiegebouw. Iedereen heeft ook een aparte badge om daar binnen te geraken, en we hebben ook een sleutel hangen. Dan hebben ze een instructiekaart die ze normaal altijd bijhebben. De eerste die hier aankomt, is diegene die in het CC Gem zal zitten. Deze persoon gaat ook de rampenkoffer gaan afhalen en brengt die mee naar het CC Gem. Dan komen er nog aan en die schrijven op waar ze zullen zitten. De volgende gaat dan in het perscentrum gaan zitten. De werking van D5 is nu ook gekend bij de andere disciplines. Iedere discipline weet wie er in D5 zit. Ik heb daarvoor gevochten. Zo bouwt het lijstje zich uit en zien we duidelijk wie wat doet. Dan moet iedereen dus zijn eigen rol kiezen. In het GCC zitten we met twee (rol 1), dan heb je een coördinator van het perscentrum (rol 2), dan een admin (rol 3) die sociale media en website gaat voeden, dan iemand die persberichten gaat versturen en op de regionale televisie de banner kan opmaken (rol 4), dan iemand die radio en televisie monitort (rol 5), een aantal mensen die telefonie doen naar de pers (rol 6) en dan enkele mensen die naar het terrein gaan (ol 7). Zij gaan de pers gaan opvangen en begeleiden. Zij moeten dus hun naam opschrijven of doorstrepen zodat de burgemeester direct weet wie waar werkt. Er zijn dus drie grote locaties waar we werken: op het terrein, in het CC Gem en in het perslokaal. De monitoring wordt gedaan in een lokaal van de politie. Het perscentrum is eigenlijk naast het CC Gem. In een oefening is dit ook eens fout gelopen. Zo had de politie de pers gewoon binnengelaten in het CC Gem. Iedereen weet wel wat er mag en niet mag, het staat goed beschreven in het monodisciplinair plan. Wat daar niet in staat, mag niet. in de praktijk is al gebleken dat dit zijn nut heeft. De Dir. Pol of iemand anders moet een verzamelpunt voor de pers bekijken en zo snel mogelijk naar het CC Gem communiceren. Onze deadline voor een smsje naar de pers ligt op maximum een kwartier na het opstarten van het CC Gem waarin staat waar het rendez-‐vous punt is voor de pers. Daar heeft de politie een belangrijke taak in. Dat is ook al eens verkeerd gelopen, de regionale tv was beginnen filmen en die politieagenten waren glimlachend aan het zwaaien naar de camera. Qua imagebuilding kan dat tellen. Ik heb dan op de evaluatie goed moeten uitleggen waarom je direct na de ramp een verzamelpunt voor de pers moet doorgeven en waarom je dat onmiddellijk moet communiceren. Op het rendez-‐vouspunt komt dan zo snel mogelijk iemand van discipline 5 en die begeleidt de pers daar. De functie van de Dir. Pol (kan iemand anders zijn ook) is een eerste stavaza geven en de pers moet dat ook weten. De pers weet dat bij ons ook dat ze heel kort na de ramp informatie zullen krijgen over een verzamelpunt. We hebben dat allemaal gecommuniceerd op voorhand. Ze weten dat opgevangen worden en dat ze eventueel zullen begeleid worden naar een dichtere plaats waar ze beelden kunnen nemen. Rampenkoffer In de rampenkoffer zitten twee laptops, daar komen ook constant de actiekaarten en schema’s terug. Zij weten precies welke laptop voor wie is. (admin heeft laptop 2 en admin pers heeft laptop 2) Daar zit ook een GSM in, die ik soms moet opladen en kijken of er geld op staat. Mijn laptop zit dan in een andere koffer voor het CC Gem. Als iedereen zijn rol heeft, dan is er per locatie een actiekaart voor iedereen in elke bepaalde functie. Bijvoorbeeld: als je aankomt, wat doe je dan? Wat neem je mee? De eerste actiekaart is bijvoorbeeld de oproepingskaart. Daar staat heel kort op wat ze moeten doen als ze opgeroepen worden, en ook alle nummers staan daarop. 113
Er zit ook een algemene map in. Daar zitten eigenlijk alle instructiekaarten, gewone kaarten… in Per locatie is er ook een map die iedereen dan meeneemt naar die locatie. De actiekaart schrijft wat je moet doen. Voor bepaalde taken heb ik ook schema’s gemaakt, en een checklist (algemene dingen). De schema’s bevatten vooral informatie rond sms’en. (hoe moet ik een sms versturen? Op welke tijdstip doe ik dat? ) Alle basis-‐sms’en staan ook op de server bij ‘noodinformatie’, waar enkel onze mensen aankunnen met een paswoord. Al deze sjablonen staan voorbereid. Eerste smsje naar de pers Om een smsje te sturen heb ik online een aantal sms’en aangekocht om naar de pers te sturen. Ik moet dat ook constant bijhouden, voor veranderingen in nummers van de pers of pers die afvalt of erbij komt. Daar kunnen de medewerkers hun bericht intikken en zo sturen ze dat op. Dat is de basis die wij proberen binnen het kwartier te versturen naar de pers. Wat daar in staat is waar de opvang ter plaatse doorgaat, en de nummer van de perslijn. Eerste persbericht Het eerste persbericht is na het eerste smsje. In de actiekaarten staan enkele dingen die ze moeten gade slaan. Ze moeten goed inzicht krijgen in wat er gaande is, ze moeten weten waar het CC Gem en CP-‐Ops, of er een TIC of een CIP wordt ontplooid, is er een omroepwagen, moet er intern gecommuniceerd worden?... Binnen de 30 minuten moet er een persbericht worden verstuurd via mail. De persberichten worden opgemaakt in het CC Gem. We zetten die basistekst in de lokale map. Er is een noodzaak vanuit het communicatielokaal om af en toe geïnformeerd te worden, aangezien zij helemaal afgesloten zitten. Zij horen niet wat er gebeurt, ze zien niets. Als de crisis wat langer duurt, heb je daar wat meer tijd voor. Iemand typt berichten en dan heb je een verbindingspersoon die met alle papieren naar het communicatielokaal gaat en die vraagt om eens te luisteren en hen brieft. Die zegt wat er belangrijk is om te communiceren en wat niet. Zo regelmatig gaan briefen naar het communicatielokaal, want ze zijn anders doof en blind. Het is een zeer ongemakkelijk gevoel als ze niet kunnen volgen. Maar al wat geweten is, staat in het persbericht en op een bord, dus dat weten ze dan ook. Ze kunnen ook geen dingen zeggen die niet gecommuniceerd mogen worden, op die manier. De coördinator moet dan zorgen dat alle communicatie ook in de praktijk wordt gedaan. Wij hebben ook verbinding via telefoon, GSM en in de nabije toekomst ook met een tablet. Ook de terreinmedewerker kan veel goede informatie geven via deze kanalen. Het zit zeer eenvoudig in elkaar: we sturen perssms’en, persberichten en updates. Het zijn ook altijd die berichten die worden op website gezet en die updates die dan worden doorgesluisd naar Facebook. In de praktijk blijkt ook dat je niet te snel moet communiceren, maar eerst goed luistert. Onze burgemeester is daarvoor heel alert. De vergadertechniek is vergaderen met time-‐outs (stavaza). Het blijft natuurlijk moeilijk om te communiceren, je moet echt alles kunnen volgen. Het is multidisciplinair, maar er moet ook binnen de disciplines worden gecommuniceerd en vooral intern! Ik ben dan ook van plan om alle losse bladeren in een boekje te schrijven, zodat echt alle informatie voor alle medewerkers altijd te lezen is. (paswoorden, contacten, telefoonlijsten, oproeping, taakverdeling, actiekaarten, checklists, uitleg rond sms’en versturen, uitleg rond Facebookberichten opstellen, standaardzinnen (handelingszinnen), persvragen, banner op de regionale tv krijgen, praktische schema’s (hoe organiseren) …) Wij plaatsen op de website maar één bericht, waar de updates omgekeerd chronologisch worden bovengezet. Wij hebben één vakje op de homepagina waar we een link kunnen inplaatsen naar het nieuwsbericht/tekst. We hebben dus geen aparte website of pagina. Zo ver staan wij alleszins nog niet op dat vlak. Altijd één basispagina en daar komt alles op. En dan nog is het niet makkelijk om alles te doen. Alles staat stapje per stapje beschreven, maar op een interventie lukt dat niet. Je zit natuurlijk met de technische beperkingen van je systeem ook. Wij hebben nog maar één jaar onze Facebookpagina, dat is dus zeer recent. We hebben dan ook voor de gewone communicatie onze likers moeten opbouwen en ook er zelf inkomen en weten hoe we dat moeten opentrekken naar crisiscommunicatie. En dan heb je nog de Facebook van de politie. Zij zitten ook op Twitter, maar niet organisatiebreed zoals op Facebook. Zij hebben ons te kennen gegeven dat zij op momenten van nood geen mensen hebben om te monitoren en vonden ze dus dat D5 dat maar moest doen. Op de 114
facebookpagina van de politie gaan wij dan ook één basisbericht posten waarin staat wat gebeurd is, dat de noodfase is afgekondigd en dat alle gegevens te lezen zijn op de Facebook van de stad. Ik vind ook dat je van medewerkers niet kan verwachten dat ze inloggen op Facebook met hun eigen persoonlijke account in het kader van noodplanning. Wij zitten nu met een fictief persoon op Facebook. Wij kozen voor TanaraD5. Tanara is een oude benaming voor Dender. Ze heeft ook een slapend gmailadres. Iedereen van ons team logt in als TanaraD5. De politie heeft ons beheerder gemaakt, en het bericht dat wij publiceren staat als een notitie/sjabloon klaar op die pagina. “ Het noodplan is in werking naar aanleiding van … Officiële informatie kunt u krijgen via … Dit bericht zal niet verder opgevolgd worden.” Ook het nieuwsitem kunnen ze daar inplakken. Iemand die dat niet kent, kost meer moeite om het aan te leren dan dat ze het effectief kunnen gebruiken. We hebben ook vuistregels voor Facebook. Dan gaan we terug naar de banner, en het cascadesysteem van de telefoons. We hebben alles zo geregeld dat er een persbericht is aan het begin van de ramp en één aan het einde. Daartussen kan de pers bellen naar de perslijn. Een persconferentie is ook voorzien na de interventie. Tijdens de interventie kan de pers geen antwoorden krijgen. D5 zal ook geen woord voeren aan de pers, alleen maar toelichting geven. Wij geven dus ook geen interviews. Wij kunnen enkel zeggen wat er gebeurt door de informatie die wij binnenkrijgen. Op basis van gestelde vragen kan er wel een toelichting gegeven worden door de burgemeester, maar dat is niet het uitgangspunt, eerder uitzondering dan regel. Tenzij het gaat om een grote ramp natuurlijk. Alle zenders en kanalen staan ook bij favorieten genoteerd. We hebben ook een app gemaakt ‘televisiekijken’ waarbij je dan alle zenders op een rijtje kan zien staan. We hebben daarnaast ook nog een korte actiekaart voor op het terrein. Ook een stratennamenlijst en een lijst met afkortingen zit hierbij. Al deze documenten zijn broodnodig omdat je niet kan verwachten dat alles uit hun parate kennis komt. Het is allemaal zo anders dan anders in een crisissituatie. Ervaring 23 januari 2009 (Fabeltjesland) was twee jaar na de nieuwe wet, we waren ongeveer drie jaar bezig met oefenen en met de uitbouw. Dan gebeurt er iets als de misdaad in het kinderdagverblijf Fabeltjesland in Dendermonde en dan komt de emotionele kant ook naar boven. De burgemeester zei dan ook heel impulsief: ‘Voer mij naar daar’. Dat bracht natuurlijk wel problemen met zich mee. Zo was er dus geen CC Gem. Er is uiteindelijk een vergadering geweest, maar niet op de plaats waar het zou moeten zijn. Er is ook niet vergadert op een manier zoals het zou moeten zijn. Ik heb bijvoorbeeld de hele tijd rechtgestaan en ik had daar ook mijn mensen niet. Ik kon dus niet ontplooien zoals het zou moeten. De pers is daar ook toekomen en alles is dus echt met veel improvisatie moeten doorgaan. Er is natuurlijk wel gecommuniceerd geweest, maar allemaal net zoals het zou moeten. Daarbovenop lag het GSM-‐netwerk plat, waardoor communiceren veel moeilijker ging. Ik ben ook niet opgebeld door de burgemeester, maar wel door de woordvoerder van de politie, die ook in ons team zit. Ik wist dus dat er iets was, en er kwam geen fase… Daarom probeerde ik dan de kabinetsmedewerker van de burgemeester (die ook in de veiligheidscel zit) te bereiken, en dan lag het GSM-‐netwerk plat. Ik ben ook niet ter plaatse geweest, omdat de dader heel snel gevat was, er heel snel een persbericht kwam en er ook snel een persconferentie was. Naar die persconferentie ben ik dan wel geweest, maar eigenlijk vooral om informatie te verzamelen rond wat er gebeurd was. Met die gegevens moesten we dan naar de pers stappen, die eigenlijk alles al wist. Maar we hebben daar lessen uit getrokken. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie Je kan al deze communicaties niet uit elkaar halen. Ik ben het volledig eens met het feit dat er moet gecommuniceerd worden op voorhand en zeker dat er moet gecommuniceerd worden over rampenplanning als oefeningen. Wij zitten ook in een gevarengebied voor wateroverlast, aan de Dender. Wij weten welke gevaren er kunnen gebeuren, en we kunnen er ook niets aan doen. Ik denk dat als je het weer volgt, dan weet je wanneer er wateroverlast zal zijn. Dan moet je aan risicocommunicatie gaan doen en zoveel mogelijk gaan verspreiden dat er slecht weer voorspeld wordt en aantonen welke cruciale 115
punten er zijn en welke plekken kunnen overstromen. De bewoners kunnen er dan ten minste iets preventief aan doen. Verspreid het ook op de website en Facebook, zodat de mensen op de hoogte zijn. Ook over elektriciteit-‐schaarste is er veel te doen. Daarover moet je natuurlijk nadenken en communiceren. Er zijn risico’s op uw grondgebied die je kent en die moet je uitspelen. Wij hebben ook spoortwegen en hadden ook nooit stilgestaan bij de gevaren daarvan. Tot Wetteren hier een paar kilometers hiervan. Naar aanleiding hiervan hebben we dan ook het rioleringsnetwerk nagekeken. De rol van D5 spitst zich toe op 3 grote doelgroepen: de betrokken bevolking en hun verwanten (dat kan een enorme omvang hebben, denk aan PP12), “de bevolking” en de pers. Persoonlijk zou ik spreken over: alarmeren, informeren en communiceren. Bijkomende elementen waarover we bij de communicatie moeten waken zijn paniek vermijden, geruststellen, empathie en imagovorming van bestuur en hulpverleners. De taken we uitvoeren om deze doelgroepen te bereiken en ermee te communiceren, zijn zeer omvangrijk. In de praktijk merk ik dat ik bijna permanent deze discipline opvolg en actualiseer. Support team ICT heeft wel een afvaardiging, dat zijn ICT’ers van hier en van de politie die kunnen opgeroepen worden. Zij zorgen er in eerste instantie ook voor dat het CC Gem in orde staat, want iedereen moet met de laptop kunnen inpluggen. Dit team is niet exclusief voor ons, wij moeten zelfredzaam zijn en ons eigen gerief meehebben. Het enige waar zij dan wel voor zorgen is het telefoontoestel. Catering is wel een probleem bij ons en is niet goed geregeld. Maar dat is dat ook het laatste waaraan je denkt. Maar eigenlijk zou dat, zoals je zegt, standaard in het plan moeten zitten. OSR In Dendermonde hebben wij nog geen OSR, maar de provincie zal wel het initiatief nemen. Je hebt daar dus mobiel internet voor nodig, en een projector, dacht ik. Wij hebben wel een systeem met slachtofferinventarisatie. Iedereen heeft daar ook zicht op. We hebben ook een online logboek in excel, en iedereen kan daar ook iets inzetten. Maar met OSR werken we nog niet, want dat is waarschijnlijk redelijk duur. Wij hebben een soort van tussencel tussen CC Gem en Cp-‐Ops die alle vragen registreert van het Cp-‐ Ops. In het Cp-‐Ops hebben ze daar anders geen tijd voor. Wij projecteren dat en zetten onze eigen gegevens daarvoor. Ik ben ook bang dat er geen tijd is om zo’n systeem in te vullen. Er moet constant iemand mee bezig zijn. Bij ons wordt alles gewoon gezegd via radioverbinding. Dat is een beetje hetzelfde. Maar ik weet dus niet wat het beste is. Moeilijkheden in oefeningen Maar het is wel zo dat de communicatie tussen het Cp-‐Ops en CC Gem heel belangrijk is, maar dat dat ook het meest vaak fout loopt. Er moet gewoon veel meer doorgegeven worden. de feedback naar het CC gem komt niet zo makkelijk tot stand. De gebreken bij een oefening ligt waarschijnlijk vaak aan de persoon zelf, aan de kennis daarvan. Het multidisciplinair werken is natuurlijk al een moeilijkheid op zich, want noch de brandweer noch de politie is het gewend om nog andere disciplines bij de interventie te hebben. ook apparatuur en infrastructuur is vaak niet goed. Bij ons is het CC Gem eigenlijk te groot, wat er voor zorgt dat iedereen heel moeilijk te verstaan is. De ruimte is in een enorme U gevormd, wat de verstaanbaarheid soms heel moeilijk maakt. Er wordt soms te veel onderling gepraat en e moet jezelf daar ook op instellen dat je een vergadering moet goed doen verlopen. Gebreken? Ik zou het eerder als moeilijkheden omschrijven: -‐ D5 komt vrij laat aan op het terrein. -‐ De veelheid van informatie in het GCC maakt het moeilijk om de juiste informatie op het juiste moment te communiceren: de burgemeester speelt hierin een belangrijke rol. -‐ Je concentreren om teksten te schrijven in een GCC is een hele opgave. -‐ intern contact onderhouden met de teamleden op de diverse locaties -‐ Communiceren n.a.v. een oefening is delicaat omdat je bij elke publicatie moet onderstrepen dat het om een oefening gaat, zoniet kan je paniek veroorzaken.
116
Meest interessante oefeningen De interessantste oefeningen zijn diegene waar je alles eens uitprobeert. Maar ik vind wel dat je dat moet gaan opbouwen. Je moet eerst alle structuren gaan testen en daarna ga je alles ontplooien. Ooit hebben wij dat hier eens anders aangepakt en hebben we alles opengegooid, terwijl onze structuren eigenlijk nog niet getest waren. Je moet monodisciplinair goed oefenen en dan alles openzetten. D5 is ook altijd moeilijk bij een oefening. Wij moeten altijd blijven trainen, maar dat is echt moeilijk. Iedereen moet zelf oefenen, moeten ook vormingen krijgen rond schrijven en techniek. In een totale oefening is het altijd moeilijk, de laatste keer is de communicatiecel zelfs niet gebruikt. De volgende keer ga ik dat wel doen, maar dan moet je heel voorzichtig zijn en moet je er in koeien van letters bijschrijven dat het een oefening is. Directeur Informatie Tijdens een interventie is de Dir. Info in D5 een theoretische functie. Een Dir. Pol en Dir. Med is logisch, maar een Dir. Info, dat is anders. Jij moet alle informatie bundelen en naar buiten brengen. Je moet een bericht kunnen reviseren. In de wet staat dat de Dir. Info diegene is die de communicatie organiseert. Maar dat is natuurlijk echt theoretisch. Wij hebben een hesje van Dir. Info maar ook hesjes waar communicatie opstaat. De woordvoerder van de politie heeft de verantwoordelijkheid op het terrein. Stel dat die er niet is, dan ga ik niet aan iemand anders van mijn team vragen om dat hesje aan te doen. Je moet menselijk blijven. Dat kan je ook niet verwachten van die mensen. Zij doen ook hun best om alles zo goed mogelijk te doen, en doen alles op vrijwillige basis. Be-‐Alert Wij zijn ook pilootgemeente voor het proefproject be-‐alert. Dat is zeer interessant voor een stad als Dendermonde die eigenlijk ook geen communicatiemiddelen heeft voor de betrokken bevolking. Wij zijn daar dan ook in mee gestapt. Het is ook vrij gebruiksvriendelijk. Wij hebben ook onze bevolking daarvoor proberen te sensibiliseren. Het is een heel belangrijke groep en die kan je niet gemakkelijk bereiken. Enkel huis-‐aan-‐huis en een infolijn openstellen. D5 overschat of onderschat Ik merk dat communicatie meer en meer wordt aanzien als een volwaardige discipline. De hulpverleners alsook de verantwoordelijken in het GCC weten dat zij gebaat zijn bij een gestructureerde werkwijze voor de communicatie. Het is dan ook belangrijk dat D5 goed uitgebouwd is en deze structuur en werking gedragen is en gekend door de andere disciplines. Deel uitmaken van de veiligheidscel en rapporteren in de veiligheidscel is onontbeerlijk. Tips Zorg voor: volwaardig lidmaatschap van de veiligheidscel, goede structuur, gedetailleerde procedures, voldoende (goed werkende en geteste) apparatuur, een uitgebreid team dat over de juiste skills bezit en oproepbaar is, voldoende oefenen, actuele communicatiekanalen …
117
Bijlage 9 Nele Anthoons – stad Ninove Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 37.295 Model D5 en samenstelling D5 in Ninove Dit zijn allemaal heel mooie modellen, maar in de praktijk werkt het zo niet bij ons. telkens bij ons de veiligheidscel werd bij elkaar geroepen, zat ik alleen voor discipline 5, zonder medewerkers. Nu is er afgesproken dat in de toekomst zeker mijn collega van de dienst communicatie en mijn collega van het OCMW zullen aanwezig zijn voor monitoring, webredactie,… Maar vroeger deed ik dat dus allemaal alleen. Er zit dus ook maar één iemand in discipline 5. We hebben geen Dir-‐Info, enkel een communicatieambtenaar voor discipline 5, die in feite ook Dir-‐Info is. In de toekomst komt daar communicatiemedewerker en communicatieambtenaar OCMW bij. Het eerste en tweede model lijken me dan ook redelijk ideaal, maar misschien niet haalbaar in realiteit. Taken teams onder discipline 5 De taken van het mediateam zijn volgens mij de monitoring van de media, gedrukte media, online media en televisie. Het webteam zie ik vooral sociale media doen. Zij kunnen elkaars taak overnemen, in de praktijk zie ik trouwens geen aparte teams maar één team voor beide (gezien het beperkt aantal mensen binnen discipline 5 meestal). Ervaringen met crisissituaties en oefeningen Sinds mijn aantreden hier in 2006 is de veiligheidscel al een paar keer samengeroepen (onder andere voor watertekort, een paar keer voor overstromingen, één keer voor brand in La Lorraine). Een aantal keren werden mensen geëvacueerd. De communicatie in deze situaties verliep vrij goed, maar de crisissen vonden wel plaats voor de opmars van de sociale media. Om dan ook doelgericht te kunnen communiceren, denk ik dat je echt nood hebt aan een waaier van communicatiemiddelen. Zowel online als kranten, mondeling contact. Brandweermannen en politie die ter plaatse gaan, zijn meestal het meest effectief. Met communicatiemiddelen zoals OSR hebben wij nog niet gewerkt. Ik ken het zelfs niet. Ik heb geen enkele ervaring met oefeningen, want het was echt altijd onmiddellijk alles in de praktijk toepassen. Discipline 5 mis begrepen De taak van discipline 5 is de burger correct informeren, niet de andere disciplines. Wij moeten informatie krijgen van de andere disciplines, niet omgekeerd. En dat is iets dat vaak mis begrepen wordt, omdat wij de discipline van de communicatie zijn. Daarom denkt men vaak dat wij alle communicatie doen, maar dat zou echt onmogelijk zijn. Ik heb over het algemeen het gevoel dat discipline 5 zeker onderschat wordt. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie en nazorg In de praktijk komt de taak van D5 vooral neer op crisiscommunicatie. Ze zijn allemaal belangrijk, maar tijdsgebrek zorgt er voor dat het vaak blijft bij het tweede, de effectieve crisiscommunicatie. Sociale media spelen een niet te onderschatten rol bij crisiscommunicatie, dus kan zeker helpen als bijkomend communicatiemiddel. Tips Oefenen is zeker een noodzaak! Wij doen het hier nog niet, maar zullen daar zeker werk van maken. Het is te belangrijk. 118
Bijlage 10 Rudi Van Hecke – stad Lokeren Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 39.882 Situatieschets Discipline 5 Lokeren Wij hebben binnen de dienst communicatie 2,5 mensen: 2 voltijdse en één halftijdse. In principe ben ik de vertegenwoordiger als communicatieambtenaar van discipline 5 in de veiligheidscel. We zijn nu bezig met een oefening, omdat we merken dat we bij vorige oefeningen nog iets te kort kwamen. We hebben vorig jaar, voor de Lokerse feesten, nog een zandbakoefening gedaan. Gewoon dus het CC Gem die samenkwam, communicatielijnen die getest werden… Back-‐up En dan is gebleken dat we een communicatiepool nodig hebben. ik blijf natuurlijk coördinator van de communicatie en lid van de veiligheidscel, maar mijn collega, die zich vooral bezighoudt met digitale communicatie (ontwerpen), die is mijn vervanger. Dus stel dat ik er niet ben, of dat ik er niet kan bijzijn, dan wordt hij opgeroepen. Maar nu voelen we heel erg de noodzaak om, tegelijk met de noodzaak om een crisiscommunicatieplan op te stellen, een pool op te richten met mensen buiten onze dienst. Er zijn nog mensen van andere diensten die opgeleid zijn en die de communicatietaken op zich kunnen nemen. Modellen D5 Dus, die schema’s die je mij doorgestuurd hebt, die zien er heel goed uit in theorie, maar in de praktijk is dat niet zo simpel, zeker niet voor kleine gemeenten. In Harelbeke zitten ze met acht mensen op de communicatiedienst, dat is ideaal, want dan kan je discipline 5 bijna volledig invullen. Alhoewel, in theorie en praktijk moet je natuurlijk wel nog voor iedere functie een extra vervanger hebben. Maar toch, is dat wel een goede situatie voor Harelbeke. Wij kunnen dat natuurlijk niet, wij moeten over de grenzen van de diensten heen kijken. En dat doe ik samen met de veiligheidsambtenaar. Daarom ook dat we bezig zijn met nog een oefening. We hebben daar nu 14 dagen geleden voor samengezeten, om een timing vast te leggen voor dat plan en ook voor het structureel invullen van die discipline 5. Communicatie van D5 We zijn al een paar keer samengekomen zonder dat er echt een rampenplan is afgekondigd of dat we zijn samengeroepen, onder andere voor wateroverlast vorig jaar. En alles daarrond komt voorlopig bij mij terecht. Maar het is belangrijk om vanuit D5 proactief en snel te communiceren, niet wachten om te communiceren. Denk maar aan de communicatie rond slachtoffers of over een verdere evolutie van de crisis. Men zegt te vaak: “we weten nog niet genoeg, wacht nog even met communiceren.” En dat is natuurlijk verkeerd, je moet altijd open en eerlijk communiceren. Al is het maar “We zijn er mee bezig, het GCC is samengekomen.” Dat is één element, het proactief communiceren naar diverse doelgroepen toe. Dat kan familie zijn, waar wij, als stad Lokeren, een team voor op gericht hebben, een telefooninformatie-‐ team. Dat zijn specifieke mensen die daar een opleiding hebben voor gehad, vooral vanuit het OCMW om bezorgde bewoners of familie te beantwoorden. Dat is de prioritaire doelgroep natuurlijk, maar ook pers en media is een heel belangrijke doelgroep, die een eigen logica hebben en naar hun eigen regels streven, wat soms wel eens in conflict komt met de communicatie en de noden van de overheid. Maar sowieso moet je pers en media als partners zien, zelfs in crisissen. Dat is iets wat niet echt voor de hand ligt, want meestal worden deze mensen als lastig ervaren. Ze stellen veel vragen, ze proberen overal binnen te glippen… Maar dus hoe beter je ze informeert, hoe beter je ermee kan samenwerken. We hebben een oefening gedaan in december 2012 op het terrein. Er was een brand in een ziekenhuis en er moesten mensen geëvacueerd worden. Daar hebben we bewust in de oefening de pers de kans gegeven om foto’s te nemen onder begeleiding. Dat heeft wel goed gewerkt, als je die mensen hun werk laat doen. Als je proactief gaat communiceren en faciliteren, dan kan je alles in handen houden. Dan moet je echt al 119
een enorme dwarsligger van een journalist hebben, om niet mee te werken. Dat geeft de kans om zelf de zaken in handen te houden. Een derde doelgroep is dan de bevolking in een bredere context. Zij hebben niet echt nood aan de specifieke informatie, maar willen vooral weten wat er aan de hand is. De taak van zo’n pers-‐ en mediateam is breed genomen om informatie proactief te vormen en te monitoren. Het cc Gem is natuurlijk de draaischijf van het hele crisisgebeuren, dat is waar alle informatie binnenkomt, waar beslissingen genomen worden (heel belangrijk). De directeur Info die moet permanent deel kunnen uitmaken van het CC Gem. Als die daaruit weg moet om persberichten te verspreiden of persconferenties te doen, dan conflicteert dat met het werk van CC Gem, waar informatie beslist welke beslissingen er worden genomen worden, waar geëvalueerd wordt. Belangrijk is ook dat dat team of communicatieverantwoordelijke kan monitoren wat er verschijnt en een verslag krijgt van de vragen die gesteld worden en wat er leeft op de sociale media. Dan pas kunnen we reageren op dingen die niet juist zijn. We kunnen dus informatie gaan verstrekken, maar ook informatie binnenkrijgen om informatie te verscherpen. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie en nazorg Er zijn natuurlijk drie verschillende taken van D5: communiceren over risico’s, in de crisis zelf en de evaluatie, maar dat is natuurlijk puur theorie. De evaluatie vind ik meest interessant, als alles rustig is, dan kan je natuurlijk goed communiceren. In onze oefening hebben we dat ook gedaan. Maar mensen worden overstelpt met informatie en zij moeten enkel weten wat er interessant is op dat moment. Heel breed communiceren over risico’s is dus niet echt interessant en werkt volgens mij niet. Wat wel werkt is communicatie die vertrouwen wekt in de overheid, en dat werkt volgens mij wel. Bijvoorbeeld: we hebben een crisisplan, we komen met deze disciplines samen… Maar andere risicocommunicatie, daar hebben mensen geen boodschap aan. Ik geloof niet in raadgevingen en tips op voorhand, in een paternalistische aanpak. Ze willen dat een crisis snel en professioneel wordt aangepakt, maar ze willen niet op voorhand de interne keuken weten. Maar Lokeren is er wel mee bezig, zonder veel details. Zo’n oefening is een interessant moment daarvoor. Communiceren over de oefening is een heel goed idee, want dat interesseert de mensen wel. Dat is in hun buurt en ze komen daar op af en kunnen zich er iets bij voorstellen. Dan weten ze wel dat we er mee bezig zijn en dat wekt vertrouwen. Ze weten dat er diensten mee bezig zijn en dat vertrouwen zal een rendement hebben op een moment dat er echt een crisissituatie is. Het moet vooral communicatie op de maat van mensen gesneden zijn. Communicatie tijdens de oefening We hebben een zo realistisch mogelijke scène klaargezet in onze oefening. Er was een brand, de brandweer kwam af en alles is planmatig geordend in de oefening. Met dat verschil dat we een persconferentie/briefing voor de oefening gegeven hebben, zodat de pers wist bij ze wie moesten zijn en wanneer ze informatie zouden krijgen, zodat ze zich nergens tussen moesten wringen. Van daaruit zijn we op een realistische manier opgeroepen geweest om dan naar de brandweerkazerne te gaan, waar we CC Gem hebben opgericht, zoals het ook in het echt zou zijn. Het grote pijnpunt was vooral de mindere communicatie tussen het Cp-‐Ops, die opgesteld stond op de parking van het ziekenhuis en het CC-‐Gem. Wij hadden het idee in het CC-‐Gem dat we veel te weinig informatie doorkregen, terwijl je wel van die informatie afhangt om goede communicatiebeslissingen te maken. Bijvoorbeeld: we hebben camera’s gevraagd aan de civiele bescherming, en we kregen die ook, maar die camera’s werkten niet. De werking van het Cp-‐Ops was chaotisch, men liep binnen en buiten. Er was wel iemand om mijn aanspreekpunt te zijn op het terrein zelf, maar het was veel te chaotisch. In principe zou alle communicatie daar moeten samengekomen zijn, en dan pas naar mij, maar ondertussen kreeg ik ook telefoons van de politie en brandweer, dus de communicatie was zeker niet gestroomlijnd. We hadden het gevoel dat we van de realiteit afgesneden werden. Het zou ideaal zijn als je camerabeelden hebt, maar dat is niet altijd mogelijk. Maar je hebt dus wel altijd ogen en oren nodig op het terrein. We moeten ook zorgen dat de werking van het Cp-‐Ops beter gestructureerd is, en een meer specifieke taak hebben. We hebben aan den lijve ondervonden dat de communicatie tussen deze twee niet makkelijk is. Maar het is wel cruciaal en levensnoodzakelijk. 120
Ik moest communiceren met mijn vertegenwoordiger op het veld en zelf communiceren (persbericht, persconferentie..), maar dat was onmogelijk. We moeten daar werk van maken. Maar het is een evenwicht zoeken. Je mag ook niet te veel mensen zitten hebben in die communicatiepool, want dan werkt het ook niet meer… Schema D5 Dit zou mijn schema zijn: communicatieambtenaar die coördineert en communicatiebeslissingen neemt binnen het CC Gem, dan lijkt het mijn nuttig dat er iemand of meerdere personen zijn voor operationele taken en die aan monitoring doet. Ook iemand die permanent contact houdt met het terrein en een verbindingspersoon met het contact center en iemand om support te doen. Ik bedoel hiermee administratieve support en ICT-‐support. Dat is ook iets wat we geleerd hebben uit de oefening. We hebben heel veel digitale mogelijkheden, maar het moet wel werken. Op het moment dat het CC Gem samenkomt, moet de computer gewoon opstarten en moet iedereen aan zijn/haar documenten kunnen. GIS We hebben ook een geografisch informatiesysteem: GIS. Dat is een systeem waarbij een geografische informatie in een enorme database wordt gestopt (locatie van huizen, leidingen, alles wat in de geografische ruimte aanwezig is…). Dat is ook gekoppeld aan bevolkingsregisters (bij ons dan toch). Dat heeft het enorme voordeel dat je kaarten kan uithalen of opvragen en dat je via perimeters onmiddellijk kan zien welke huizen er binnen de perimeters zit en met wie je in de eerste plaats moet communiceren. We hebben dat ook gebruikt bij de wateroverlast in 2010. “ De Durme stond op het punt om te overstromen in een deelgemeente. Op basis van de informatie van de brandweer hebben we toen de risicoplekken kunnen bekijken via dat GIS. Stel dat de dam doorbreekt, dan zullen we op die plek en die plek moeten evacueren.” Het is wel een ingewikkeld systeem. Als je daar maar af en toe mee werkt, dan zal dat in een crisissituatie met veel stress ook niet zo goed gaan. Je bent ook met veel andere dingen bezig. Eigenlijk zou de communicatie dus support moeten hebben: dingen op de website, sociale media zetten, support op vlak van ICT. Iemand die problemen kan oplossen en die goed kan werken met het GIS-‐systeem. -‐
35.01 min t.e.m. 38.19 min Lokeren gebruikt bij grote evenementen camera’s die toekomen bij de politie. Ze staan ook constant stand-‐by om in te grijpen bij incidenten. Maar een groot probleem was dat ze bij de politie geen wifi-‐verbinding konden aanmaken. De oplossing hiervoor is een draagbaar wifisysteem.
Het supportteam zou ook in het model moeten zitten, het is een deel van discipline 5. Media-‐ monitoring en web zit voor mijn part in één team en dat noem ik operationele communicatie en monitoring. Als die de informatie aangereikt krijgt van het Cp-‐Ops kan die dat operationeel via sociale media, website gaan verspreiden. Daarnaast komt er nog een extra team bij die contact houdt met iemand van het Cp-‐Ops. Het model van stad Harelbeke sluit het beste aan bij het model van Lokeren. Ik kan me daar het beste in terugvinden. Oefeningen en stadstelevisie In de oefeningen hebben we het contact met pers geoefend en het contact naar buiten toe via persbericht en stadstelevisie. We hebben een film laten maken over onze oefening. Stadstelevisie is televisie waarbij de gemeente/stad de regionale zender betaalt om televisieuitzendingen te maken en uit te zenden. Dat is hier heel goed ingeburgerd. 80% van de gemeenten hier hebben stadstelevisie en hebben een contract met TV Oost. We geven een klein budget aan hen en we krijgen daarvoor een aantal uitzendingen op de stadstelevisie. Wij bepalen de frequentie van de items, de inhoud , de woordvoerder en de lengte van de items. Dat wordt dan uitgezonden op de dag die wij vragen binnen een programma ‘kleurrijk Oost-‐ Vlaanderen’. Daar zitten alle elementen van alle gemeenten in. Bijvoorbeeld: twee items over Hamme, en een item over Lokeren. We zetten dat allemaal op onze website en op onze sociale media. Na de uitzending smijten we dat in onze communicatie. Dat is een goed kanaal om alles te tonen. Oefeningen zijn mooie beelden, spectaculair, is goede televisie, en levert wel iets op. Dat is de kracht van stadstelevisie: de beelden. Wat we niet doen is iemand 3 minuten 121
aan het woord laten, daar kijkt niemand naar. Maar zo’n oefening dat is interessant en plezant om te zien. Mensen zien dat ook graag. Ook andere gemeenten hebben interesse in deze films van de oefeningen. We hadden niet enkel een film, maar ook nog een persconferentie achteraf. Ook hebben we nog een persbericht opgesteld en dingen erover gepost op onze website. Het voordeel van stadstelevisie is ook dat het een aanvulling is op andere communicatiemiddelen. Je kan niet zeggen: ‘ik heb nu op televisie iets laten verschijnen, nu heb ik gecommuniceerd.’ Je moet een brede waaier aan communicatiemiddelen hebben. Het zou ook bruikbaar zijn om televisie te gebruiken tijdens een crisisituatie. Ze kunnen dan misschien ook het risico beter inschatten en we kunnen zelf kiezen welke beelden we tonen. Het is niet enkel informatie via de pers. Dat is een idee dat ik zeker zal meenemen naar de volgende oefening. Maar dan zouden we afspraken moeten maken met TV Oost om bijvoorbeeld een banner te maken bij een crisis. Zij zouden ook hun dagprogrammatie kunnen openbreken en dit ertussen gooien, dat is zeker mogelijk. Mensen zullen misschien zo ook verhinderd worden om op het terrein te komen kijken, en als we dat ook maar een beetje kunnen verhinderen, dan hebben we al winst gemaakt alleen maar daardoor. Dat is een groot probleem, mensen komen ter plekke en dat maakt het werk van de veiligheidsdienst niet makkelijker. Meest interessante oefening voor D5 Een zandbakoefening is makkelijk op te zetten en het meest interessant voor D5, omdat je ze veel kan herhalen. We moeten eigenlijk een aparte oefening gaan doen op communicatie, het was enkel nog onderdeel van een oefening. We moeten een oefenstrategie opzetten voor communicatie en in dat verband is de zandbakoefening echt het meest interessant. Dat staat voor mij op nummer één. Maar zo’n simulatieoefening is ook interessant omdat zo gebleken is dat er een gebrekkige communciatie was tussen Cp-‐Ops en CC Gem, zonder zo’n oefening zouden we dat ook niet weten. Maar door het feit dat zo’n zandbakoefening makkelijker op te zetten is, sneller is, minder kost, geregeld te organiseren is, is dat interessanter. Als je zo’n oefening een paar keer per jaar doet, dan hebben de mensen dat echt in de vingers. Dat geeft ook een goed gevoel en vertrouwen. Maar af en toe een simulatieoefening is ook wel interessant.
122
Bijlage 11 Bjorn Grouwet – stad Menen Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 32.683 Model D5 Wij hebben niet echt een model, wel een vaste routine waarmee we werken. In eerste instantie zijn we ook maar met twee om te werken in discipline 5: ik, de Directeur Info en ik zit dus in het CC Gem en mijn collega die normaal in het Cp-‐Ops zit. Afhankelijk van de aard van de crisis roep ik hem dan soms terug vanuit het Cp-‐Ops. We hadden bijvoorbeeld een oefening waarbij we een callcenter moesten oprichten. In zo’n oefening ben ik eigenlijk niets met iemand op het terrein. Dan moeten we kijken hoe we de middelen of personen zo goed mogelijk gaan inzetten in functie van wat er is. we hebben ook een back-‐up of we kunnen iemand opbellen. Ons ‘model’ sluit het best aan bij dat van Harelbeke, omdat we dat ook allemaal voorzien, maar we zetten dat in in functie van de nood. Contact center Bijvoorbeeld: er wordt een contact center opgericht. PSH, discipline 2, heeft zelf ook zo’n contact center. Als ons contact center niet nodig is, dan wordt hun systeem ingeschakeld en kan Davy, mijn collega wel ter plekke blijven in het Cp-‐Ops. Wij spreken hier niet echt van een contact center, maar meer van een centraal noodnummer –of infonummer, waarin we een basisboodschap inspreken. Die basisboodschap zit hier in de telefooncentrale op de voicemail. Alle informatie voor meer betrokken mensen, informatie die niet van een bandje komt, die wordt dan gevraagd bij het PSH. Dat is een duidelijke lijn die we trekken en dat staat ook zo beschreven in ons monodisciplinair crisisplan. We hebben wel niet altijd zo’n informatienummer. Er wordt beslist op het moment zelf naar aanleiding van de calamiteit zelf. Wanneer het ene contact center dreigt te verzuipen in de telefoontjes, dan kan in het GCC worden beslist dat er hier ook een informatienummer wordt aangenomen. Pers tijdens crisissituatie Dat is ook zo met de pers, de pers belt naar de burgemeester of naar mij. Ik ben ook persverantwoordelijke. Het is goed dat we om de zoveel tijd een update geven aan de pers, we maken een planning. Bijvoorbeeld: binnen twee uur een stand van zaken in het perscentrum, we nodigen de pers uit en ik maak een persbericht in het GCC. We tonen dit aan de burgemeester en daarna zijn we weg naar de pers. Het is allemaal voorzien, en het is een raderwerk van al deze taken ineen. Teams Webinformatie en sociale media, dat doe ik in het GCC. Van daaruit kijken we wanneer het nuttig is om informatie te verspreiden op sociale media, zoals Twitter of Facebook, want je kan hier korter op de bal spelen dan met een statische website. Bijvoorbeeld: bij de kettingbotsing van de A19 vonden we het goed en opportuun om de informatie die de provincie West-‐Vlaanderen verspreidde via de sociale media ook te retweeten naar onze volgers in Menen om ze ook op de hoogte te houden van de situatie. Maar natuurlijk moet je dan ook proberen om die informatie wat op te volgen, en dat is ook eenzelfde persoon die dat doet. Je bent er dan mee bezig, en je stopt daar ook zomaar niet mee. Zo lopen dus alle teams een beetje door elkaar. In een oefening is dat wat moeilijker. Onze noodplanner is heel veel bezig met noodplanning en crisiscommunicatie, maar voor ons is dat anders. Wij zijn hele dagen bezig met andere dingen dan crisiscommunicatie, dat is ver-‐van-‐mijn bedshow. Maar dat is natuurlijk ook geen goede houding om hier zo naar te kijken. Daarom toont onze noodplanner ook geregeld de stand van zaken en zegt hij vaak wat er nog in orde moet worden gebracht. We leggen alles naast elkaar, agenderen met de burgemeester erbij, kijken of alles in orde is… 123
Alle modellen en teams zijn eigenlijk puur theorie. In theorie is dat allemaal mooi en goed, maar in praktijk is dat andere zaak. Het is heel abstract met al deze actiekaarten en leidraad van de provincie. Maar dan doe je een oefening, en valt alles in elkaar. De eerste keer was de oefening zeker niet goed… Alles was tot in de puntjes in theorie goed voorbereid, maar we zagen dat het in de praktijk een ander paar mouwen is. Je bent al met een beperkt aantal mensen, je kan de situatie op voorhand inschatten, je hebt je actiekaarten maar weet nog niet goed hoe ze te gebruiken… Maar zo’n oefening maakt dat je de theorie aan de praktijk kan toetsen en vooral alle theorie in de praktijk te gaan brengen op een manier waarop je denkt dat het zal werken. Je kijkt naar iedereen rond de tafel en dan beslissen we pas wat er kan. Je leert te anticiperen in een oefening. We proberen hier nu ook in Menen zeker één of twee keer per jaar een oefening te doen, en dat is wel goed. Er komen ook iedere keer nieuwe problemen naar boven, waardoor je iedere keer een focus kan leggen op iets anders. De laatste keer was het het contact center. Je kan het wel allemaal voorbereiden en denken dat het zal werken, maar dat is vaak anders dan in de praktijk. We hebben nog geen echte oefening op discipline 5 gedaan, behalve op het team contact center. Dit kwam door een vorige oefening, waarbij we gezegd hadden van een contact center uit te rollen. Maar om effectief mee te zijn met heel die technologie, dat is iets anders: de voicemail inspreken, de wachtlijsten, overschakelen… We hebben toen ook moeten bellen met Belgacom, omdat we problemen hadden. Als je dat moet doen in een crisissituatie, dan komt het niet goed. Samenstelling discipline 5: oproepbaar In theorie zouden we ook over de diensten heen kunnen kijken en zouden we ook kunnen mensen zonder communicatieopleiding kunnen oproepen, zeker voor zaken zoals een contact center. Dat is zeker interessant. Maar bijvoorbeeld voor sociale media, daarvoor heb je nog een bepaalde huisstijl die je hanteert. De manier waarop je schrijft, de CMS achter de website… Andere mensen erbij roepen kan, maar je zal er waarschijnlijk minder rendement bij hebben in een crisissituatie. Je kan ze moeilijk alles nog beginnen uitleggen in een situatie van crisis. Het hangt af van hoe en hoe groot je je gaat voorbereiden op mogelijks grote calamiteiten. Je kan natuurlijk hier nog 20 mensen op papier zetten die zich voorstellen om mee te werken als het eens zover komt. Dat is iets dat zeker mogelijk is, maar waar we tot op de dag van vandaag nog niet aan gedacht hebben. Er is genoeg mensen in de administratie die mogelijks weg zouden kunnen met sociale media of de website. Risicocommunicatie We communiceren via risicocommunicatie op twee momenten. Op de momenten dat we de Seveso-‐ bedrijven in Menen hadden, en dat we meer duiding wilden geven over de risico’s die daaraan vast hingen. Daarnaast gaan we om de drie maanden dat onrechtstreeks hernemen, met de driemaandelijkse test van de Seveso-‐sirenes. Dat gaat iedere keer mee in onze communicatie via website en media, en in onze digitale nieuwsbrief. Het is een soort kattenbelletje voor mensen die zo’n geluid horen. Zo weten ze dat er een test is van de sirenes en dat ze niet in paniek moeten slaan. Over andere zaken buiten de Sevesobedrijven communiceren we niet op voorhand. Bijvoorbeeld: dwars door Menen loopt de Leie, net als in Harelbeke. We communiceren daar niet over omdat we weten dat Menen hoog genoeg ligt om niet te overstromen. Ik heb altijd een dubbel gevoel met crisiscommunicatie en risicocommunicatie. Het evenwicht tussen preventie van informatie en de mensen wakker schudden voor potentieel gevaar. Ik weet niet wat er het beste is om te doen. De mensen laten zich ook niet altijd ten gronde informeren. Het probleem met informatie en communicatie is dat mensen maar een tiende van je boodschap opvangen. Nu, het hangt er natuurlijk van af hoe je boodschap verpakt is, hoe je sociale contacten die boodschap hebben opgevangen… En als je dan preventief gaat communiceren over risicovolle zaken, dan vind ik dat dubbel. Als het gevaar reëler komt, dan zal je de mensen veel vaster bij de kraag kunnen vatten dan wanneer je op voorhand gaat communiceren. En als je zaken gaat op voorhand communiceren in je blad, dan denk ik dat je veel mensen zou mogen geruststellen de dag erna. Maar een ander verhaal is het feit dat de mensen die buurtbewoner zijn van zo’n bedrijf wel moeten geïnformeerd zijn over mogelijke risico’s. Zij moeten betrokken worden bij de communicatie hierover en bij de crisiscommunicatie en de stand van zaken hierover en over de stand van zaken in het bedrijf zelf. 124
Wij gaan nu onze communicatie van het stad gaan bundelen met de communicatie van Menen West en een actiegroep in Menen. We willen de subjectiviteit van de verschillende communicatie van de verschillende groepen wegkrijgen en dus gezamenlijk gaan communiceren. Aantal oefeningen We hebben tot nu toe 3 oefeningen gehad, een brand in een woonzorgcentrum, een brand in een risicobedrijf en een oefening op het contact center. Het is natuurlijk altijd een evenwicht zoeken tussen het aantal oefeningen en hoe ver je gaat in zo’n oefeningen. Bijvoorbeeld: een evacuatie in een woonzorgcentrum, de mensen kunnen het echt letterlijk aan hun hart laten komen. Dat hangt allemaal af van de focus die gelegd wordt in het begin van de oefening. -‐
Van 21.03 min tot 23.17 min: nadere uitleg bij voorbeeld oefening met contact center. Het ging om een dolgedraaide schutter die een gezin gegijzeld had.
Communicatie tijdens de oefeningen De communicatie tussen Cp-‐Ops en GCC gebeurde bij de vorige oefeningen via één centrale lijn. Dit gebeurde nadat ze in verschillende andere oefeningen gezien hadden dat de communicatie in het GCC zeer moeilijk was als de brandweercommandant en de commandant van de politie zelf communiceren via hun eigen apparatuur met hun mensen en dan ook nog eens met de centrale apparatuur. Je hoort van alles, maar je weet eigenlijk niets omdat iedereen door elkaar bezig is. Aan de hand daarvan is beslist geweest dat er zal gewerkt worden met één persoon die informatie doorgeeft aan het GCC en de verbindingspersonen van de disciplines communiceren met deze één persoon. Bij de laatste oefening is er iemand bijgekomen van de provincie van West-‐Vlaanderen en die vond dat idee absurd. Hij zei dat de politie en brandweer constant in verbinding moeten staan met hun eigen mensen in het Cp-‐Ops, omdat ze anders binnen hun discipline niet voldoende kunnen op de hoogte zijn van de situatie. Het is hier ook opnieuw een evenwicht zoeken. Nu is het eigenlijk belangrijk van wel constant in verbinding te staan met je eigen mensen en alle andere informatie te verkrijgen via een time-‐ out. Dat is ook iets wat je inschat a.d.h.v. de situatie. OSR Wij werken niet met OSR, maar wel met een logboek van de noodplanner. De noodplanner projecteert ook zijn logboek in excel in het GCC, maar meer is dat niet. Moeilijkheden in oefeningen Het grootste gebrek in de oefeningen was de technische en technologische beperktheid, zeker bij het contact center. Ook de simpele dingen, je rekent op internetconnectie, maar dat is er niet altijd. Heb je dat niet, dan zit je serieus in de puree. Ook komt er natuurlijk veel informatie in één keer. In tegenstelling tot de andere disciplines mogen wij als discipline 5 enkel beschouwen en niet reageren op de informatie. Als wij helder willen communiceren en geen paniek willen zaaien, mogen we eigenlijk maar 10% van alles wat we horen in het GCC communiceren. Ik blijf het ook altijd moeilijk vinden om over slachtoffers te praten. Bijvoorbeeld: er zijn 4 dodelijke slachtoffers, en later blijkt dat er maar 2 zijn. Dat is niet te verantwoorden. We hebben daar ook problemen mee gehad in de oefening van de dolle schutter. En als je dan hebt gecommuniceerd over die doden, dan zit je er wel mee. Je moet eigenlijk wachten tot je 300% zeker bent, maar wanneer ben je dat? -‐
Van 32.44 min tot 34.10 min: nadere uitleg bij voorbeeld vliegtuigcrash. De woordvoerder van Buitenlandse Zaken zei dat er ‘vermoedelijk’ één Belg bij de slachtoffers zat. Vermoedens uiten zijn niet toelaatbaar, je moet gevalideerde informatie naar buiten brengen.
Rampenkoffers De noodplanner heeft rampenkoffers, maar discipline 5 heeft dat zelf niet. Alles wat daar in zit, is standaardapparatuur om een CC op te zetten. Dat zit in het kabinet van de burgemeester. Al de rest van 125
apparatuur is hier toch beschikbaar. Je moet enkel internetconnectie en een GSM én lader hebben. Maar hier in het stadhuis hebben we wel een noodgenerator. Als er in de buurt iets gebeurt, waardoor er geen stroom is in het stadhuis, kunnen wij wel nog altijd bellen met onze noodgenerator. Kennis van discipline 5 Discipline 5 heeft niet zoveel affiniteit met al zo’n zaken als crisiscommunicatie. Maar dat kweek je door naar de veiligheidscel te gaan en naar hun vergaderingen. De oefeningen zijn een godsgeschenk voor de kennis. Ik kan een persbericht opstellen, een website opstellen als het moet… Maar ik was de eerste keer dat ik in het GCC zat wel onder de indruk. Maar het is en blijft heel boeiend. Tips De boodschap goed wikken en wegen, gelijk hoe je communiceert. Ze wordt met de loep bekeken. En je zeker niet laten gek maken door de pers. Los van crisiscommunicatie moet je toch voorzichtig zijn met de pers. Ik spring hier voor de pers, maar in crisissituaties moet je opletten. Dan zeg je dat ze achteruit moeten en eventjes moeten wachten. Je kent alle pers en je moet er dan wel een muur tussen zetten. Op zo’n momenten zeg ik ook niets, maar doet de burgemeester dat. Er wordt ook alles aan gedaan om de pers op een veilige afstand te houden en begeleidt hij de pers. Want hoe bloederig en spannender de foto, hoe beter. Dan hebben we zeker verschillende belangen in communicatie. Locatie GCC Wij zitten in het GCC in het kabinet van de burgemeester. Dat is zeer handig, aangezien er links en rechts van dat kabinet nog twee aparte kamers zijn waar we ons kunnen afzonderen als het eventjes te hevig gaat. We hebben hier ook het perscentrum onderaan in het stadhuis (gelijkvloers) en daar blijven ze. Ze worden tegengehouden op de eerste verdieping.
126
Bijlage 12 Ilse Vansteenkiste – stad Waregem Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 36.751 Model D5 Wij werken op een hele andere manier, veel meer getrapt dan de modellen die jij hier toont. Elk van die modellen werkt in een cirkel, terwijl dat wij de ervaring hebben dat getrapt veel beter werkt. Op de manier van de cirkels heeft het kernteam even veel te zeggen als het webteam, mediateam…het kernteam moet in de midden staan, en alle teams zouden moeten instructies krijgen van het kernteam. Wat het media-‐en webteam betreft, zou dat ook moeten één iemand (of meer) zijn die nog boven deze twee teams staat. Er moet heel nauw worden samengewerkt door deze twee teams. Als je daar niemand boven hebt staan, die niets anders doet dan observeren, dan loopt dat fout. Dan kan het gebeuren dat het media-‐ en webteam een ander tempo hebben en dat er tegenstrijdige dingen worden uitgegeven door beide. Ik vind het raar dat het niet in een getrapte structuur staat. Dat zit ook niet zo in mijn hoofd, ik denk ook altijd heel praktisch, vooral uit ervaring. Wanneer zal uw contact center belast worden, dat zal waarschijnlijk zijn als er in de media komt dat er een bepaald aantal slachtoffers zijn. Ook daar heb je je kernteam nodig die zegt dat er iets gelost is, en op dat moment moet je contact center gebriefd worden. Ofwel moet je iemand van elk team in je kernteam hebben staan. Ik vind het een abstracte manier, en kan er dus niet echt een oordeel over vellen. Wij hebben een zeer uitgebreid schema, ook opgesteld uit ervaring. We hadden een alarmschema ook, veel beperkter dan dit. We hadden vorig jaar ook een kleine ramp, waarbij we D5 in gang gestoken hebben. Er was een chirokamp in Limburg en de kinderen en leiding hadden allemaal een voedselvergiftiging opgelopen. Die mensen moesten teruggebracht worden en de ouders van de kinderen waren in paniek. We hebben D5 in gang gestoken, omdat we dat interessant en goed vonden en omdat het een goede oefening was. We hadden slachtoffers, bezorgde ouders, mensen die geïnteresseerd waren, de pers. Het was op dat moment komkommertijd bij de pers, ze zouden er anders nooit iets over geschreven hebben, maar de pers was er allemaal. We hadden alles mee om onze discipline eens te testen. De burgemeester, noodplanner, Dir. Info, ik, mijn plaatsvervanger waren op vakantie. Het was dus echt een perfecte oefening om eens te kijken hoe we dat zouden doen in een echte crisissituatie in de vakantie, want dat kan ook wel echt gebeuren. Ik was wel thuis, en ik ben dus ook afgekomen. Maar het was een goede test om te kijken hoeveel mensen je eigenlijk nodig op zo’n ramp moet zetten. Als je die mensen niet hebt, en hun plaatsvervangers niet, dan zit je met een probleem. Als er één blok in ons schema niet is, dan is dat geen ramp. Wij hebben daarom een zeer uitgebreid schema. Mensen in D5 We zitten met één communicatieambtenaar en één medewerker in communicatie. wij hebben een dienst communicatie-‐toerisme-‐evenementen. We hebben daar 6 full-‐time equivalenten en 7 koppen. We werken heel nauw samen met deze dienst. De Dir. Info is bij ons de secretaris. Maar niet alle 7 mensen zitten in D5. Ik ben persverantwoordelijke en heb onder mij nog twee mensen die werken als verantwoordelijke voor traditionele media en een verantwoordelijke voor digitale media. Dit zijn de communicatieambtenaar en een medewerker van hem die op hetzelfde niveau staan, onder mij. Zij volgen mijn instructies en geven door naar het contact center. Of je nu informatie stuurt via de pers of communicatie stuurt via de informatielijnen, de gegeven informatie moet eigenlijk dezelfde zijn. Wij hebben dus ook de optie genomen –hoe je de burger ook informeert-‐ alle informatie is hetzelfde. Aanvulling D5 Aanvankelijk waren alle diensthoofden verantwoordelijk in D5. Maar, dat was echt een dom idee. Iemand die hele dagen niets anders doet dan de gebouwen onderhouden, die zal alles weten van de gebouwen, weet de sleutels liggen, weet onderhoudsgerief liggen… Die man kunnen we veel meer gebruiken dan een 127
diensthoofd die daar nooit mee bezig is. De verantwoordelijke gebouwen is ook echt de verantwoordelijke gebouwen, de verantwoordelijke catering is de man van de feestelijkheden die niets anders doet dan reserveringen bij firma’s, die alle contacten heeft met traiteurs… Wij zijn in het totaal met 32 mensen, inclusief plaatsvervangers. En dat is zonder het contact center gerekend. Dat is zeer veel, maar wij hebben wel gemerkt dat dat nodig is. Stel dat de helft afwezig is, dan ben je weeral met een heel pak minder. Ervaring crisissituatie Het was een zeer goede oefening, omdat het waarheidsgetrouw was en dat er effectief ouders in paniek waren. De communicatie sturen was heel moeilijk, aangezien er een schepen ook ter plaatse was op de kampplaats in Limburg en alle pers belde naar de schepen, die niet bevoegd is om de pers te woord te staan. Op momenten van een echte crisis zal dat nog veel moeilijker verlopen. De pers is dan te woord gestaan door die schepen, maar dat was niet de eerste schepen. Het probleem is ook dat je die schepen niet in de hand hebt. Je weet niet met wie en hoe je communiceert. Wij kregen van het Rode Kruis een lijstje van hoe je moet communiceren over slachtoffers (de kinderen hier). Hier is het kernteam dan wel heel belangrijk. Daar wordt besproken wat er zal gezegd worden en wat niet. De directeur pers (ik dus) moet die richtlijnen goedkeuren en doorgeven. In de vergadering zelf is dat eigenlijk puur tijdverlies. Ervaring oefening We hebben ooit ook eens een zandbakoefening gedaan, maar daar was ik zelf niet bij. Ik denk wel goed. De verantwoordelijken van de disciplines zitten rond de tafel en proberen het probleem op te lossen. Er komt geen alarmering aan te pas, dat is niet nodig met een zandbakoefening. Toen oefenden we vooral wie wat moet doen, wie waar zit, wie wie moet bellen, of iedereen bereikbaar is… Afkortingen Ik vind het enorm vervelend dat er heel wat afkortingen gebruikt worden in de crisiscommunicatie. Er moet op een verstaanbare manier worden gecommuniceerd en niet in afkortingen. Ik weet daar nu nog redelijk wat van, maar ik kan niet verwachten van de andere mensen van D5 al die afkortingen kennen. Ja, ik ben een freak op eenvoudig taalgebruik. Je krijgt dat er niet uit, maar je moet ze wel beperken. Vroeger zaten er nog veel meer in ons plan zelf ook. Maar ik vind dat je die afkortingen zoveel mogelijk moet minderen of gewoon wegsmijten. OSR Het eerste wat uitvalt bij een ramp is de telefonie en internet. Wij hebben tien Astridtoestellen van de stad. Wij gebruiken dat ook op evenementen. Denk maar aan Waregem Koerse. Het netwerk valt zeker 3 à 4 keer uit en dan is er nog geen ramp gebeurd. Wij gebruiken daar dus ook de toestellen. Dat was ook op Pukkelpop het probleem. Het netwerk valt uit, dan moet je een alternatief voorzien, internet is geen optie, want dat zal ook niet werken. Het enige alternatief, waarvan je zeker bent dat het werkt, zijn de astrid-‐ toestellen. We werken dus met GSM’s en telefonie eerst, maar in ons achterhoofd zit er een alternatief. Dat staat ook allemaal in onze BNIP’s. Maar als het netwerk uitvalt, dan bel ik via de Astrid. Dat is een dure investering geweest, maar het is misschien het enige die nog werkt in een crisis. We werken ook niet met Be-‐Alert, dat is ook te duur. Communicatie tijdens een crisis of oefening Wij hebben de omroepwagens en de media als middelen om te communiceren. Bijvoorbeeld: Fabeltjesland in Dendermonde. Je hoort zoiets en je zal onmiddellijk beginnen googlen. Je zal nooit je ruit gaan openen om te luisteren naar de omroepwagens. Het eerste wat je doet als er iets gebeurt, zal de radio openzetten zijn en op google opzoeken. De omroepwagens zijn ook vaak heel slecht verstaanbaar. Contact center De informatie rond de slachtoffers is niet bij ons verkrijgbaar, maar wel bij discipline 2. Wij geven wel een informatienummer vrij voor de betrokkenen. Het telefoonnummer bestaat en als je er nu naar zou bellen, dan zal je iemand aan de lijn krijgen. Het is een contact center met enkel interne mensen en geen extern contact center omdat we ervan uitgaan dat de interne mensen veel vaker en veel meer briefen. De interne 128
mensen weten ook dat zij informatie krijgen van mij. Externe mensen moet je nog de hele situatie uitleggen en moet je nog tonen hoe de telefonie werkt. Plus, je moet er ook van uitgaan als er een ramp gebeurt, dan mensen heel snel zullen bellen naar iemand die ze kennen op het stadhuis. Iedereen op het hele stadhuis wordt op zo’n moment lastiggevallen. En als er interne mensen in het contact center zitten, dan weten die perfect wat ze mogen zeggen en wat niet. Aantal oefeningen en aard van de oefeningen Ik denk dat er al een stuk of drie oefeningen geweest zijn, plus onze zandbakoefening. Er zijn ook al twee keer terreinoefeningen geweest, een gemeente-‐overschrijdende oefening in de Hippodroom. Voor mij zijn de oefeningen ook allemaal hetzelfde, ze zijn allemaal belangrijk. Hoe meer je het doet, hoe meer je alles in de vingers hebt. Iedereen heeft wel zijn actiekaart, maar het is belangrijk dat ze ook effectief weten wat ze precies doen. Ons plan is ook immens geëvolueerd in de tijd, wij proberen constant mee te zijn. Zo hebben we sinds de oefeningen iemand die constant bezig is met het web, een webmaster. We hebben in de oefeningen gemerkt dat dat een functie is die echt nodig is. Risicocommunicatie Wij doen niet aan risicocommunicatie, omdat Vlaanderen daar niet veel mee doet. En ook omdat het niet nodig is om mensen onnodig paniekerig te maken. Het heeft geen zin om paniek te zaaien. Monodisciplinair plan Er staan geen checklists in ons plan, maar wij hebben wel een site die klaar staan op onze website, een soort dark site. Dus we hoeven geen checklists voor de opstelling van Facebookberichten daar in te zetten. Een facebookbericht opstellen kan je ook niet, want dat zijn drie zinnen. Het is al te zien wat er gebeurd is, of je een foto erop zet. In momenten van crisis gaat de communicatieambtenaar ook wel kijken op een bepaalde actiekaart hoe hij alles moet doen. Maar dat zit niet in het plan. Mijn plaatsvervanger is iemand van de personeelsdienst. Wij hebben een lijst van alle persmedewerkers, en die staat op mijn computer. Maar zij kon zelfs mijn computer niet opstarten. Eigenlijk zou alles van communicatie moeten gebeuren op de communicatiedienst, maar mijn plaatsvervanger komt dan niet van de communicatiedienst. Als er iets gebeurt, moet die persoon zeker op de eigen computer zitten en weten wat de paswoorden zijn en weten wat waar staat. Je kan maar goed werken als je op je eigen bureau zit.
129
Bijlage 13 Jan De Groote – gemeente Knokke-‐Heist Communicatieambtenaar Inwonersaantal: 34.004 Model D5 Het model van Marc Van Daele en dat van Harelbeke stemt het meest overeen met de visie van Knokke-‐ Heist. Afhankelijk van de ernst van de ramp, kan de personeelsbezetting van D5 schommelen tussen vijf tot een 50-‐tal personen. De Dir-‐Info ben ik, de communicatieambtenaar. Als Dir-‐Info heb ik taken als het geheel van communicatie-‐activiteiten en functies coördineren, het bepalen van doelgroepen, het adviseren van inhoud bij boodschappen, informatiedoorstroming organiseren via alle communicatiekanalen (audiovisueel, sociale media, web, informatienummer), de woordvoering en perscontacten coördineren enzovoort. Ik heb ook twee personen in back-‐up staan voor de functie Dir-‐Info. Ik vind onze structuur niet slecht, maar mijn ideale model zou er uitzien zoals ons model, maar dan in cirkelvorm in plaats van een horizontale-‐verticale structuur. Dat is misschien iets minder overzichtelijk, maar je ziet zo wel het verband tussen de functies. Geen teams, maar functies Wij spreken minder van teams, maar eerder van gewone functies. Wij hebben bijvoorbeeld geen apart mediateam, maar media is een onderdeel van het redactieteam. Dat team schrijft persberichten, plaatst die op de website, maakt berichten op sociale media, monitort de sociale media, gaat standaardvragen van de pers opvangen, lijst op wie allemaal een live-‐interview wil en geeft dit door aan het coördinatiecomité. Bij ons is er dan ook geen verschil tussen een media-‐ en een webteam, die zijn bij ons geïntegreerd. Support team Ook het supportteam, of zoals het bij ons noemt: ondersteunende diensten, zijn duidelijk een onderdeel van discipline 5 en staan niet buiten het model. Wij voorzien daar allerlei verschillende taken, bijvoorbeeld ICT-‐taken, catering, vertalers, experten… De ondersteunende diensten worden dan ook door een tal van mensen ingevuld in Knokke. Bijna heel onze ICT-‐dienst zit hierin, maar bijvoorbeeld onze GIS-‐ coördinator, de vaste drukker, mensen van de afdeling Stadsontwikkeling. Catering wordt gedaan door onze eigen mensen en geen externe firma. Ervaring met crisissituaties Onze ervaring op dat vlak is heel beperkt en zeker op het vlak van noodsituaties, eerder interne crisissituaties (schorsing gemeentesecretaris, ontslag leerkracht gemeentelijke basisschool omwille van ernstige feiten…) De communicatie hierbij verliep persoonlijk en rechtstreeks via de secretaris, schepen en betrokken directeur. Je spreekt ook van OSR, maar daar werken wij totaal niet mee. Ik heb daar dus geen enkele ervaring mee, maar we zijn wel van plan om het nut van OSR eens te onderzoeken. Wat de pers dan betreft… De pers is over het algemeen sneller op de hoogte van sensationeel nieuws dan de dienst communicatie. Als ze vragen hebben, checken we bij de betrokken diensten eerst of die informatie klopt en bevestigen of ontkennen we dit. Afhankelijk van de aard van de vertrouwelijkheid, geven we soms bijkomende informatie. Ervaring met oefeningen Ik heb jammer genoeg nog maar één oefening meegemaakt, in 2006. Dat ging rond de evacuatie van een ziekenhuis, waarbij de communicatie een echte ramp was. We zaten apart van de beleidsgroep en kregen slechts mondjesmaat informatie terwijl we gestalkt werden door (nep)pers. Sinds 2006 is de Dir-‐Info dan 130
ook een volwaardig lid van de veiligheidscel en maken we deel uit van een CC Gem bij een noodsituatie. Bij de oefening moesten we enkel een persbericht opstellen en de pers te woord staan. We hebben dit jaar een grote oefening in Langemark-‐Poelkapelle bijgewoond als waarnemer. We hebben nu geleerd dat een terreinoefening eigenlijk de eindfase is binnen een proces van rampoefeningen. We gaan dus in de toekomst eerst starten met monodisciplinaire oefeningen en evolueren van multidisciplinaire zandbakoefeningen naar oefeningen in het veld. Verkeerd takenpakket Soms wordt D5 inderdaad een verbindingsfunctie aangegeven, maar dat behoort normaal niet tot het takenpakket van D5. Ik kan me inbeelden dat D5 vaak zal opgezadeld orden met alles wat de andere disciplines niet beschouwen als hun kerntaken. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie en nazorg Preventieve risicocommunicatie lijkt mij het allerbelangrijkste. Crisiscommunicatie komt hoogstens een paar keer in je carrière voor. Preventieve risicocommunicatie is een dagelijkse taak en moet dan ook dagelijks onderhouden worden. Bij een ramp gaat de aandacht eerst naar het slachtoffer. Vandaar dat het werk van hulp-‐ en veiligheidsdiensten prioritair is. De ervaring heeft echter geleerd dat het bij de communicatie naar burgers en familieleden van slachtoffers vaak verkeerd liep. Die aandacht voor een betere communicatie heeft uiteindelijk geleid dat naast hulp, medische zorg, veiligheid en logistiek nu ook communicatie een volwaardige discipline is geworden. Let op, sociale media staan tegenwoordig op gelijke voet met massamedia zoals radio en tv. De snelheid en het bereik ervan zijn bij noodsituaties superbelangrijk op het vlak van communicatie! Tips Ik heb echt maar één tip: oefenen, oefenen en nog een keer oefenen…
131
Bijlage 14 Kurt Parmentier – gemeente Wevelgem Gemeentesecretaris en verantwoordelijke D5 Inwonersaantal: 31.076
Wij hebben een monodisciplinair interventieplan en een ANIP, wat iedere gemeente heeft moeten aanmaken. Model D5 Het is niet echt zo’n model zoals je nu toont, maar we hebben wel een teamleider, een directeur Info. En wij hebben natuurlijk ook een paar belangrijke poten. In die zin sluit ‘ons model’ eigenlijk wel aan bij de modellen die je toont. We hebben dus een discipline 5 als teamleider, met een Directeur Info, die natuurlijk in het CC zit. Maar nu hebben we ook iets nieuws, een soort back-‐room, naast de Directeur Info. In de praktijk zit het CC in het gemeentehuis, de schepenzaal, en daarnaast, in de keuken, zit de back-‐room. Wij hebben daarvoor 3 mensen aangesteld, maar we zullen al blij zijn als er 1 of 2 mensen aanwezig zijn bij een echte ramp. Back-‐office en communicatiemiddelen Die mensen moeten naar het terrein gaan vertalen. Vroeger moest de Directeur Info overleggen met de mensen op het terrein. Op het terrein hebben we ook wel een verantwoordelijke, naast de Dir. Info. Maar het nadeel daarvan is: de informatie die vanuit de basis komt (als we een oefening deden), van de mensen die het perscentrum opzetten, de mensen die het operationele werk doen, de mensen die de bevolking berichten…. Als die mensen rechtstreeks informatie krijgen van de Dir. Info en de Dir. Info moet rechtsreeks die informatie doorgeven vanuit het CC naar het terrein voor pers en voor bevolking, dan mist de Dir. Info altijd wel een stuk informatie uit het CC. Door de back-‐room kunnen we de informatie meer gaan sluizen. Die mensen kunnen beter time-‐outs geven, wanneer die nodig zijn. Dat kan soms handig zijn. Bijvoorbeeld, ik ontving op een bepaald moment als Dir. Info telefoons van de coördinator op het terrein, die me vertelde welke informatie de bevolking vroeg, maar ondertussen is er natuurlijk informatie aan het binnenkomen via het CC. We hebben die informatie willen laten stromen, omdat we te veel informatie kregen via verschillende kanalen. We slagen er zo in om alles beter af te stemmen op de mogelijkheden voor de Dir. Info om de informatie te verwerken vanuit de vragen die leven bij de pers, of vanuit de basis, de plaats van de ramp. Verdeling taken in D5 Naast de back-‐room hebben we ook nog een coördinator op het terrein. Die coördinator heeft ook twee belangrijke poten, namelijk callcenter en perscenter. Onder het callcenter hebben we een callcenter-‐ verantwoordelijke en onder perscenter een perscenter-‐verantwoordelijke. Daaronder hebben we nog enkele pootjes, zoals ICT en gebouwen, omdat dat randvoorwaarden zijn. Die poten zijn er voor wanneer er gebouwen ter beschikking gesteld moeten worden, voor logistieke taken, catering… Eigenlijk enkel voor bij hele grote rampen. Dit is dus eigenlijk een aparte poot die niet altijd uitgerold wordt. Het systeem is dus heel klaar. Het lijkt ergens wel op jouw modellen, maar wij hebben een back-‐room en wij hebben twee middenspelers, twee coördinators. We hebben dat zo uitgesplitst omdat het dus echt onmogelijk is dat de Dir. Info rechtstreeks moet aansturen. Wij hebben drie cruciale personen: iemand op de plaats van de ramp, die ons de informatie moet doorgeven. (Onze ervaring leert ons wel dat die persoon eigenlijk weinig informatie doorgeeft. De meeste informatie komt uiteindelijk toch via de politie en de brandweer. Die persoon ter plaatse zal vaak vooral pers aanspreken en begeleiden.)
132
Oefeningen Nu, onze oefeningen zijn heel realistisch, maar niet in de mate dat daar pers aanwezig is. Als we als pers hebben, dan gebeurt alles telefonisch. Die persoon is dus eigenlijk een hoofdpersonage, maar die hoeft niet zoveel te werken. Naast die persoon hebben we de twee zenuwcentra: 1. Het zenuwcentrum om in contact te komen met alle andere disciplines en diegene die dicht bij de burgemeester zit en 2. Het zenuwcentrum voor de uitvoering, de coördinator van pers en logistieke poten. Callcenter Wat wel bijzonder is, is dat wij ook het callcenter opsplitsen naar informatie voor de familie van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen. De familie verzorgen wij samen met het PSH (psychosociale hulpverlening). Binnen de politiezone is er een PSH opgericht, die helemaal apart zit. Mensen van ons callcenter moeten dan die mensen zo snel mogelijk doorverwijzen naar het PSH, die gespecialiseerd is in slachtofferhulp. In Wevelgem hebben we heel veel mensen die aangesteld zijn om bij ons callcenter te gaan zitten, maar het nadeel van die mensen is dat velen ook vrijwilliger zijn bij PSH, waardoor er wel een kans is dat de informatie door elkaar loopt. Het heeft zijn voor-‐ en nadelen. Wij maken een callcenter op samen met Menen en Ledegem binnen één politiezone, omdat we hopen dat, indien er een ramp zich voordoet op ons niveau (lokaal, dus in Wevelgem), dat onze mensen hier aan ons callcenter kunnen zitten en makkelijk een link kunnen leggen naar PSH, die dan bevolkt kan worden door mensen van Menen en Ledegem. Maar natuurlijk, als er te weinig mensen in het PSH zitten, zal dat aantal vrijwilligers van bij ons weggeroepen worden. Nu, dat mag op zich geen probleem vormen, want wij hebben grote groepen mensen die oproepbaar zijn. Dat neemt wel niet wel dat het niet altijd evident is om die mensen op te roepen. Let wel op: dit zijn allemaal mensen van discipline 5 zelf! Oproepbaar op vrijwillige basis Ik heb hier ook de actueelste versie van ons nood-‐ en interventieplan liggen, 19 februari 2014. Ik vraag ook iedere keer aan onze noodplanner, om over al een plan te leggen, zodat iedereen makkelijk bereikbaar is. Dat wil zeggen, dat we toch de nummers makkelijk kunnen bereiken. Want op zich is het helemaal niet evident, wij kunnen geen mensen betalen om in permanentie te staan, zoals dat waarschijnlijk bij veel gemeentebesturen is. Er bestaat zoiets als een permanentievergoeding, maar dat is onbetaalbaar. Alarmeren en verloop van oefening/crisissituatie De alarmeringsfase van gemeente Wevelgem maakt voor een stuk ook duidelijk hoe de structuur in elkaar zit. Bijvoorbeeld: de burgemeester alarmeert, bij het afkondigen van het lokaal plan, de noodplanner en de Dir. Info. De Dir. Info zorgt daarna dat zijn back-‐room geïnstalleerd is. De coördinator zorgt dan ervoor dat de ICT-‐verantwoordelijke en de verantwoordelijke voor de logistiek (catering en dergelijke) aanwezig zijn. Sowieso is er één iemand van ICT altijd aanwezig, we laten de ICT’ers nooit tegelijkertijd op vakantie gaan, want de gemeente moet ook blijven draaien. We gaan daarnaast ook meer en meer gaan samenwerken met het OCMW van gemeente Wevelgem, zodoende dat ons dat misschien wel 3 ICT’ers oplevert. Web-‐ en monitoringteam Dan hebben we de verantwoordelijke gebouwen, callcenter-‐verantwoordelijke met zijn leden van het callcenter, de persverantwoordelijke… Bij pers maken we een onderscheid in sociale media en de leden van het perscentrum. Iemand zit dus constant berichten te verspreiden met #Wevelgem en onze Facebookpagina op te volgen en te kijken wat er daar kan gedeeld worden. We merkten bij de voorbije oefeningen dat iets rap of Facebook verschijnt, of dat er vragen komen als ‘Is het waar dat er twee slachtoffers zijn?’, omdat mensen dat gezien hebben op Facebook. Je kent al die spelletjes in zulke oefeningen. Maar dit is dus het basisschema voor discipline 5 in gemeente Wevelgem. Wij proberen overal, in ieder team andere mensen in te zetten. We hebben enorme lijsten van betrokken mensen, verantwoordelijken en mensen die oproepbaar zijn. Maar goed, heel uw gemeente kan opgeroepen worden in geval van nood. 133
We hebben overal genoeg volk voorzien om met alle situaties rekening te houden, maar we kunnen pas op het moment van implementatie beslissen hoeveel man we eigenlijk nodig hebben. We merken wel dat we voor alles een back-‐up nodig hebben, dat één back-‐up niet genoeg zal zijn. We hebben dan ook al een oproepoefening gedaan, om te kijken hoe snel iedereen op het gemeentehuis zou kunnen zijn, hoe rap iedereen oproepbaar is. Dat zijn heel leerzame oefeningen, om aan te tonen dat dit echt wel niet evident is. Relativeren van kennis D5 We moeten natuurlijk niet overdrijven. Ik denk dat we iets niet mogen vergeten: Discipline 5 is geen discipline die dagelijks levens moet redden. Maar toch, hoe sneller ze hier op het gemeentehuis zijn, hoe beter natuurlijk. Het is eigenlijk evenwicht vinden. Als we onszelf willen verzekeren dat we met een kritisch aantal aanwezigen zijn op een voldoende snelle tijd, dan denken we inderdaad dat we een grote groep moeten kunnen bereiken die al een keer een oefening heeft meegedaan, die een boek heeft liggen over crisissen, die weten waar ze moeten zoeken op de computer, die het alarmschema kennen… Als we verder in het boek kijken, zien we enkele voorbeelden. Bijvoorbeeld: leden van de CP-‐Ops mogen maar opgeroepen worden indien nodig. Er zijn twee mensen voorzien, maar ik kan me voorstellen dat er rampen zijn waar er geen CP-‐Ops voor nodig is. Nu, we zijn alleszins met genoeg volk. Denk maar eens aan het kerstbal in Wevelgem, in de Cortina. Een van de zwaarder beveiligde feesten, waar op zijn hoogtepunt wel 3000 man op af komt in een vrij ‘kleine’ ruimte. We hebben hier ooit een oefening op gedaan. Het balkon van de Cortina kwam naar beneden. Dan moet je beginnen evacueren, opvangen. Maar ik denk dat als er echt veel mensen nodig zijn, dat de ramp snel zal opschalen tot een provinciale fase. Zelfs als ze opschalen, dan zou het me wel heel verbazen dat iedereen bij de volledige ontplooiing van de ramp aanwezig zou (moeten) zijn. Verdeling taken D5 (verder) Het is een bewuste keuze geweest om hier echt een verhaal van te maken en iedereen een specifieke taak te geven. De helft van de administratie is hierbij betrokken, want het gaat om veel meer dan enkel communiceren. En onze communicatieambtenaar zelf, die zit in het perscentrum of monitort de sociale media. Ik, als secretaris, ben dan de Directeur info van dienst. We moeten gewoon proberen om de verschillende skills van mensen te gebruiken. Bijvoorbeeld: we hebben een gekend jeugdauteur in onze bibliotheek zitten, die man heeft natuurlijk een perfect taalgebruik en spelling. Wel, die man die zit bij ons ook in het perscentrum. Die skills kunnen ook vanuit de privé ontstaan. We hebben ons dus echt niet veel aangetrokken van de bepaalde functie die mensen hebben. We stellen ons eerder de vraag wie voor welke functie zou kunnen dienen, wie er vlot bereikbaar is, wie er makkelijkst zijn GSM opneemt… Schrik voor D5 Het was wel zo dat sommige mensen daar wat schrik voor hadden. Ik kreeg onlangs een mailtje van iemand die aangeduid was als callcenterbediender: ‘Dit is een verantwoordelijkheid te veel, ik zit al in 3 vereningen…’. Maar het is natuurlijk niet zo dat een crisissituatie zich elke dag voordoet. Het gaat om maximum één oefening per jaar. Aantal oefeningen en verloop van de oefeningen We hebben nu een oefening of vier of vijf gehad. We hebben een oproepoefening gehad (alarmschema), een oefening enkel met discipline 5, een oefening met de volledige ontplooiing (met arrondissementscommissaris en Anne Martens), en nog een oefening met multidisicplinaire samenwerking. Wij mogen ook wel niet vergeten dat we hier zitten met onze luchthaven, daar hebben we ook al een oefening voor gehad. Ook een oefening met de Cortina en een oefening waarbij er een ontploffing was in een rusthuis tijdens Gent-‐Wevelgem. Tja, de oefeningen halen ook altijd de ergste scenario’s naar boven.
134
Het verhaal van discipline 5 is nog niet lang bezig, nog maar een jaar of 6. Maar we hebben echt een hele goede noodplanner, het is maar een bijjob, maar hij doet het ter harte. De oefeningen helpen echt, ze hebben dat nodig. Want de mensen beseffen dat hun rol echt belangrijk kan zijn. Ze hebben wel echt een groot verantwoordelijkheidsbesef. Maar wanneer ze meedoen aan een oefening, geven we ze ook wel altijd iets. We gaan om een stokbrood en een beetje kaas en hesp en we zorgen voor een debriefing op een heel ontspannende manier. En zo hebben de werknemers dat graag, ze doen graag oefeningen op die manier. We hebben ook een veiligheidscel die om de zoveel maand samenkomt. En daar is een vast item van de kalender een ‘oefenkalender’ waarbij we ieder jaar onze oefening plannen. Mensen bellen elkaar graag eens op om te vragen beantwoord te krijgen. Dan kunnen we ook kijken of ze gaan doorverwijzen naar het PSH of ze zelf gaan proberen om de vragen te beantwoorden. We hebben echt al heel veel geleerd van die oefeningen. Bijvoorbeeld: een back-‐room opstarten, de coördinator niet meer in hetzelfde lokaal steken als het callcenter… Veiligheid vereist een heel strakke hiërarchie, maar we zitten vaak met veel platte structuren. Communicatiemiddelen in crisistijd Middelen in een oefening zijn vaak Facebook en Twitter. We gebruiken ook OSR, maar we hebben dat nog niet veel gebruikt. Onze noodambtenaar volgt onze OSR op, en de vorige oefening hebben we het gebruikt om de perimeters te vergroten en verkleinen. Een cerosinetank stond in brand. OSR heb ik zelf nog niet veel moeten gebruiken, maar vind ik wel interessant om de perimeters in te stellen en zo toch een visualisatie te hebben van de ramp. De vraag is dan, heb je daarvoor OSR nodig? Het zou zogezegd de telefoonlijsten en situatie up-‐to-‐date houden (permanent). Het is nog een beetje zoeken, ik ben niet zeker of iedereen onverdeeld gelukkig is met OSR. Waarschijnlijk kan je wel een gelijkaardige toepassing doen met Google Maps, maar er zitten toch enkele cruciale punten in OSR. Je kan er een dagboek ook mee invullen. Wij hebben ook ervaring dat het dagboek invullen niet zo simpel is. D5 als buitenbeentje In de oefening zien we gewoon vaak dat er chaos is en dat discipline 5 een buitenbeentje is. Voor de brandweer en politie is het routine, maar wij werken volgens andere standaarden. We zijn niet constant confronteert met het veiligheidsaspect. Integendeel, ze hebben de veiligheid voor een groot stuk weggetrokken van de gemeenten met de politiezones en brandweerzones. Discipline 5 is een minder natuurlijke partner dan de politie of brandweer. En plots moet er dan toch een groot aantal aanwezig zijn van discipline 5 om te zorgen dat wij informeren en communiceren. Maar je kan wel niet verwachten dat iedere communicatieambtenaar goed is in crisiscommunicatie, dat zijn twee volledig andere zaken. In het Federaal Crisiscentrum zitten er mensen die enkel daar mee bezig zijn, maar wij hebben ook andere functies. Ik heb ook al oefeningen gaan doen bij de provincie, met bijvoorbeeld Saskia Van Hove. Heel nuttig dat ze dat oprichten, maar dat is iets te groot voor ons. En op het moment dat de ramp er echt is, zal je dan op een goede manier communiceren? Gebreken in D5 Gebreken in discipline 5 zijn enorm. Ik zal je de evaluaties van onze oefeningen bezorgen. Daarom hebben we ook onze vernieuwingen in ons plan aangebracht (back-‐room en sociale media). In oefeningen krijg je vaak na 3 minuten al het bericht dat iemand een foto heeft gepost over het incident. Dat kan ook gebeuren in de praktijk, dat is realistisch. Maar soms heb ik toch vragen bij sommige scenario’s. Gaan we niet allemaal een beetje in overdrive? Denk maar aan de oefening tijdens Gent-‐Wevelgem, we maken soms de situatie nog dramatischer dan die eigenlijk in de praktijk ooit zal zijn. We krijgen soms heel rommelige berichten vanuit het CP-‐Ops. De berichten zijn soms ongestructureerd en houden geen rekening met hoe de berichten aan de andere kant moeten naar buiten gaan. Dat is zeer fragmentair. Onze persoon in de CP-‐Ops gaf geen accurate informatie door. Dat is soms wel logisch, want iedereen is aan het communiceren binnen zijn discipline naar het gemeentelijk coördinatiecomité. Vanuit al deze informatie moet de Dir. Info dan proberen informatie te filteren naar pers en publiek. We hebben de klassieke truken, zoals de time-‐outs (niemand neemt een telefoon op, iedereen evalueert de informatie). Maar het blijft toch niet gemakkelijk om normaal te ageren in een crisissituatie. 135
Bijlage 15 Burson-‐Marsteller: Bruno Fierens en Johan Van Laer Organisatoren van crisisoefeningen Verschil overheden en bedrijven Eerst en vooral zijn wij in eerste instantie specifiek bezig met crisisbeheer, maar niet zo vaak met crisisbeheer in overheden. We zijn een bedrijf die vooral privébedrijven ondersteunt en geen gemeenten of overheden. Wij hebben dus ook weinig te maken met de notie van de disciplines. We kennen dat wel, omdat we bijvoorbeeld bij onze oefening volgende week een scenario hebben uitgedacht voor een tankstation en alle disciplines doen daarin mee. Ik kan dus antwoorden op je vragen vanuit mijn ervaring in de privé. Wij gaan soms zeer zware crisissen doen, bijvoorbeeld, de Costa Concordia. Maar dat is ook een privébedrijf. Maar ik zal mijn mening geven vanuit de privé. Geen specifieke terminologie Ik kan jou vertellen hoe grote bedrijven werken, en hoe bedrijven werken in de crisiscommunicatie. Wij hebben een business-‐continuity plan en wij hebben daar studies rond gedaan. Bedrijven zijn mensen die geen specifieke terminologie gebruiken. Een gemeente, overheid, provincie die zijn met crisisbeheer bezig, maar dat is vaak gelinkt met rampen. In een bedrijf is dat veel breder, daar zit een stukje rampen in (bijvoorbeeld: Seveso), maar voor een bedrijf is een slecht artikel in de media, een sluiting van een bedrijf, een staking, ook een ramp. Bij een bedrijf is een communicatiecrisis veel voorkomender dan een ramp. Imago en reputatie Dat is al een groot verschil. Of Harelbeke nu een slecht of een goed imago heeft, de politiekers zijn vooral geïnteresseerd in hun eigen imago, een bedrijf is daar wel in geïnteresseerd natuurlijk. Wij hebben veel meer te maken met reputatie en communicatie in een bedrijf. Ik ga eens kijken naar de modellen en ik ga ze vertalen naar de bedrijven. In een scala van crisissen van een bedrijf, hebben wij ook een Cp-‐Ops. In een bedrijf heb je een crisiscel met een leider en een tweede leider, mensen van kwaliteit, interne communicatie… Maar dat is een hele andere manier van werken. Het verschil tussen een webteam en mediateam… Ik denk dat veel bedrijven al blij zullen zijn als ze één persoon hebben om in dat team te zitten, net zoals het waarschijnlijk bij veel gemeenten zo zal zijn. Een mediateam noem ik liever een persrelatieteam. Hoe meer deze teams ontwikkeld zijn, hoe beter natuurlijk. Wij zijn een soort team D5 voor bedrijven. Wij zijn ook een soort extra kracht. Woordvoerders Wie spreekt en hoe wordt dat gerekend. Wij maken vaak mee dat een journalist zijn micro voor de neus van een politieagent en brandweerman houdt. Zij moeten weten dat zij niet mogen antwoorden. Dat moet geweten zijn en de informatie moet te allen tijde gecentraliseerd zijn. er zijn twee functies, volgens mij. De communicatieambtenaar gaat de zaken organiseren en zelf een korte verklaring geven die heel beperkt is, maar de woordvoerder moet altijd de burgemeester zijn, of de commandant van de brandweer, als dat zo wordt afgesproken. Hij zal dan de technische woordvoering doen. De burgemeester zal dan de politieke woordvoering op zich nemen. Dat zijn functies die we min of meer ook bij een bedrijf hebben, dat is gelijklopend. We hebben iemand, een communicatieambtenaar of gewoon iemand van communicatie die organisator is bij de pers. Hij/zij gaat persconferenties organiseren, basis woordvoering doen. Daarnaast heb je de CEO of technische persoon die de verdere woordvoering (=verantwoordelijkheidswoordvoering) doet. Belangrijk is vooral alle afspraken die op voorhand worden gemaakt. Wij hebben afspraken gemaakt rond het perscentrum, dat filter is voor de persvragen. Zij moeten evalueren of er gereageerd wordt of niet, om dan de woordvoerder niet te gaan overstelpen met informatie. Je moet gewoon beschikbaar zijn, daarom niet per sé informatie geven. Dat is eerstelijnscommunicatie waar over gesproken wordt. 136
Mediateam, monitoringteam, back-‐office… Het mediateam kan niets zeggen, alleen maar wat er in het CC Gem wordt afgesproken. Zij gaan dat zeker niet alleen gaan voeren tegen de pers en de bevolking. Dat is in een bedrijf ook zo dat mensen van de communicatie niet zomaar kunnen gaan beginnen communiceren, er zijn ook regels. Alles wordt voorbereid door de communicatie en gevalideerd door de mensen die daarvoor bekwaam zijn in het CC Gem (burgemeester). Maar het gebeurt dat er toch mensen gaan communiceren, zonder gevalideerde informatie. Dat is ook gelijkaardig met het parket. In het parket heb je een persmagistraat die gaat communiceren met de pers. En niemand anders doet dat. Monitoring is heel belangrijk, wij doen dat ook voor bedrijven. Stad Harelbeke zal dat zelf doen. Hoe meer informatie de crisiscel heeft, hoe beter zij een beslissing kunnen nemen;. Dat is ook evaluatie. Je moet heel snel zien aan de binnenkomende informatie wat er relevant is en wat niet. Ik vind wel dat monitoring en web door één persoon kan gedaan worden, omdat vandaag monitoren en web gelijklopen. Monitoren is ook online. Er moet een back-‐office zijn achter de Directeur Info. Er moet natuurlijk iemand zijn die monitort en iemand die het web bedient en iemand die telefoons opneemt. Een contact center is onmisbaar. Ik zou aanraden van dat niet te lang in house te houden, dat kost enorm veel. Ze moeten contact houden met een extern contact center. De overflow van telefoons gaat heel snel gaan naar een extern contact center. Richtlijnen doorgeven aan disciplines. Dat D5 richtlijnen zou moeten doorgeven aan andere disciplines, dat zou in principe niet mogen. Tenzij natuurlijk dat die richtlijnen interne richtlijnen zijn. De dienst communicatie doet ook de interne communicatie. Als het gaat over technische communicatie, dan is dit niet voor de communicatiedienst. Iedereen van de gemeente is in gevaar, want ze zijn allemaal een soort ambassadeur van de stad. Iedereen kent dan ook wel iemand die in de stad woont en zal ook opgebeld worden in een crisissituatie. Die communicatie moet echt één op één zijn, de interne communicatie, omdat de communicatie helemaal verkeerd verspreid werd. D5 is altijd al het zwakkere broertje geweest in crisiscommunicatie. En ze worden vaak ook onderschat. Alle experten vinden dat D5 zeker in de crisiscel moet zitten. Er zijn heel wat technieken die de burgemeester zou moeten kennen, en waarmee hij moet communiceren. Communicatie is enorm belangrijk, zeker in een crisistijd. Ik zie ook vaak dezelfde fout: de timing is vaak niet één op één, terwijl dat ook wel heel belangrijk is. Er is te veel communicatie die een keer ergens gezegd wordt en dan enkele dagen ergens later. Systematisch gebeurt dat nog veel te veel. En nu gaat dat eigenlijk niet meer. Zorg dat het personeel ook allemaal dezelfde informatie gekregen hebben. In een bedrijf is dat exact hetzelfde probleem. Citymarketing Er is een gelijklopende interesse voor communicatie. Er is ook een enorme boost van citymarketing, misschien ook in Harelbeke. in bedrijven waar fysieke en problematieke communicatie heel belangrijk is, is nog anders dan bij ons. Wij werken met een tachtigtal mensen in ons bedrijf. Een gemeente heeft heel veel ‘klanten’ en moeten daar een dienst aan leveren. Maar politiekers hebben natuurlijk een eigen agenda, ze hebben een eigen visie: terug verkozen worden. Dat is heel specifiek. Rol van D5 Er is geen specifieke rol, maar alles is verweven in elkaar. Maar de vraag is: hoe gebeurt dat met procedures? De praktijk is ook een heel ander verhaal dan de theorie. In een bedrijf heb je ook een soort van disciplines en daar is een hoofd van. Daar staat hij niet alleen voor. Bedrijven gaan de brandweer laten communiceren, voor ons staat niemand hoger dan de brandweer. Zij zijn ook de ideale persoon om te communiceren dan natuurlijk. De brandweer en politie moeten wel communiceren tegen de burgemeester en die moet echt kunnen zeggen wat ze mogen en niet mogen zeggen. De brandweercommandant moet ook regelmatig mediaoefeningen krijgen. 137
Doelgericht communiceren De belangrijkste opmerking bij het doelgericht communiceren is het snel, goed en consistent communiceren. Communiceren naar alle doelgroepen moet snel gebeuren en je moet daarvoor een aantal tools hebben. Je moet bijvoorbeeld onmiddellijk een persbericht opstellen en onmiddellijk een persconferentie organiseren, zodat jij de controle hebt over de pers en niet andersom. Naar de bevolking toe zijn er ettelijke technologische middelen. Bijvoorbeeld: een rampwebsite, een dark site. Vandaag de dag zitten we in het tijdperk van Facebook, Twitter. Dat zijn uiterst belangrijke en zeer snelle middelen voor communicatie. Men heeft nu ook een systeem voor massacommunicatie met Gsm-‐nummers die men opvraagt bij een groot aantal van de bevolking. Er worden dan voor providers gekeken. Dat zijn heel technische systemen, en wij zijn daar niet zo veel mee bezig, maar zijn wel heel interessant. De combinatie Facebook-‐Twitter lijkt me dezer dagen een sine qua non. Je moet dat hebben als een gemeente. Maar je moet jezelf er wel bewust van dat de penetratie misschien niet 100% is, maar dat Twitter als middel wel enorm gebruikt wordt door journalisten. Dat is een quasi 100% dekking voor journalisten, niet voor de bevolking. De bevolking vergrijst en die zit niet op Twitter of Facebook. Je moet dus ook veel kanalen hebben.: lokale radio, fysieke omroepwagens… Je moet maken dat het allemaal draait en binnen het uur kan op poten staan, het is een zaak van snelheid. Overheden in België zijn niet zo performant zoals in Engeland, waar alles sneller gebeurt. De belangrijkste rol van communiceren is communiceren voor de crisis. Dat is cruciaal. De rol van D5 is ervoor zorgen dat de gemeente en de gemeenten er rond goed zijn en blijven. Zij moeten ervoor zorgen dat het werk ervoor gedaan is, dat er procedures zijn, technieken, tools zijn, voorbereide inhoud is, een crisisvoorbereidingsplan is… Met bijvoorbeeld persberichten in geval van overstromingen. Je moet als gemeente je risico’s inschatten. Je kan bijvoorbeeld wel niet inschatten dat er een straaljager crasht op Harelbeke. Maar bijvoorbeeld: Harelbeke ligt bij de E17, ze moeten zich daarop voorbereiden. Tijdens de crisis is dat heel belangrijk voor ons. Iedereen moet ervoor uitgerust zijn. De communicatie met de bevolking, via politiek of niet, is belangrijk. De evaluatie en nazorg is om op peil te houden. Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat er dingen kunnen mislopen en die moeten besproken worden in de nazorg of evaluatie. Gemeenten doen niet echt aan communicatie vanuit de gemeenten. Ze hebben vaak een brochure van hoe ze communiceren naar de bevolking toe, maar ze passen dat ook niet altijd toe in de evaluatie. Ik heb nog nooit een echte huisstijl gezien bij de communicatie van de gemeenten. Er moet aan gedacht worden dat iedereen moet getraind worden, sowieso. Er mag niet beperkt worden. Een kleine oefening kan een kleine oefening in tijd zijn voor mij. Iedereen moet getraind worden, dat is belangrijk. Oefeningen helpen ook echt om mensen te trainen. Oefen regelmatig! De grote bedrijven hebben een crisisvergaderzaal. Je hebt tv-‐schermen, laptops, walls nodig. Als het serieus is, neemt de provincie over, maar de provinciegouverneur komt toch naar de gemeente om zijn ding te doen. Een mediatraining is altijd een goede oefening. Een mediateam is misschien niet altijd een even goede naam, maar zo’n training geeft een goede manier van denken mee dat niet zo vanzelfsprekend is. Je moet heel snel dingen aan de man kunnen brengen. De media is ook gewoon echt voorspelbaar. Je weet perfect wat ze zullen doen en waar ze op zullen reageren en welke vragen ze zullen stellen. Lokaal is dat gewoon: een etentje met de pers en er worden dingen geregeld. Maar een nationale pers zal anders zijn: die zijn gewoon van om te gaan met rampen. Het echt kennen van een journalist zal niet zo veel uitmaken in een echte crisissituatie. Tips Haal er zeker ook de receptioniste bij en het onthaal en de telefonisten. Train ook die mensen! Je moet ook de mensen op de vloer trainen. 138
Bijlage 16 Erik Genbrugge Urgentieverpleegkundige, vrijwilliger bij Rode Kruis Vlaanderen Hulpdienst en medeoprichter van een bedrijf in crisistraining KELD cvba & BTCR vzw. Situatie D5: onbekend is onbemind & te sterke D5 Onbekend is onbemind, men heeft er schrik van en weet niet wat men er mee aan moet. Ten tweede is een struikelblok (misschien iets minder bij de jongere generaties) voor D1, D2, D3, D4 minder, wordt D5 eigenlijk beschouwd als geen discipline. Ze beseffen dat ze rekening moeten houden met D5. Andersom heb je ook het geval, dat er een hele sterke D5 is, communicatieambtenaar of burgemeester of commandant van de brandweer. Zij willen dan echt ook hun eigen discipline beschermen, en willen de andere disciplines uit hun winkel houden. Vooral de mensen op het terrein hebben schrik van D5, maar in positieve zin. Ik heb schrik van het tegenovergestelde Bijvoorbeeld vorig jaar op een studiedag werd er aangehaald dat er niets zonder D5 kon gebeuren, dat alles langs D5 moest passeren vooraleer er een beslissing werd genomen. Dat is natuurlijk heel extreem. Dat is de andere kant die te fel overhelt. Het is heel moeilijk om een evenwicht te zoeken tussen deze twee. Dat is een kleine oorlog Ik kom zelf uit het medische, achttien jaar hoofd geweest uit intensieve. Sinds maandag heb ik mijn eigen bedrijf in de rampenwerking, rampentraining. Maar als ik mijn eigen petje van medische opzet, ga ik echt niet eerst gaan vragen hoe ik mag communiceren vooraleer ik iemand zal gaan reanimeren. 3min15 – 4min25: Voorbeeld van een brandincident waar iemand op Twitter postte wanneer ze eindelijk informatie zouden krijgen over het incident. Hiermee wilde Erik duidelijk maken dat er eerst moet op het terrein verzorgd worden en direct erna gecommuniceerd moet worden. Ik heb schrik daarvoor. We zullen de strijd tegen de media niet verliezen, maar wel de strijd tegen de sociale media. Zeker tegen het tempo waarbij de sociale media nu aan het omhoog gaan is. 5min – 6min10: Voorbeeld rond de kettingbotsing A19. Erik werd gewoon gewaarschuwd van de kettingbotsing, omdat het in een andere provincie gebeurd was. Hij zag ook dat er enorm veel Twitter en Facebook-‐berichten over de kettingbotsing gingen en besefte dat er een goede inschatting kon gemaakt worden aan de hand van die beelden. D5 heeft een heel belangrijke rol, dat is een afweging. Zonder D1 en D2 kan D3 en D4 en D5 niet leven, maar ook andersom. Ze moeten elkaar aanvoelen. Het zal een grote evenwichtsoefening worden de komende jaren. Vandaar dat je nooit een oefening zal zien die echt honderd procent vlotjes verloopt, forget it. Ik zal ook ooit in een oefening, als D2, en de D5 wilde graag een persbericht maken, maar kreeg dat er niet door bij de burgemeester. Voor een aantal gemeenten is D5 enkel een persbericht maken en een persconferentie. Maar als je een grote ramp hebt, niet mate van Wetteren, die dagen duurt, dan heb je zelfs te maken met de CNN. 8min06 – 12min: Voorbeeld rond het busongeval met Russische kinderen als slachtoffer. Er kwamen enorm veel reacties van de pers, er kwamen zelfs journalisten vermomd naar het terrein om informatie in te winnen. Ze vroegen om te communiceren naar hen, maar er was gewoon niets om te communiceren. Er kon gewoon niets gezegd worden, en zeker niet over de slachtoffers zelf. Wij konden de situatie vertellen, maar meer was er niet. in Rusland communiceerden ze natuurlijk wel volop over dit incident, maar dat is logisch. Het monitoren van dit incident was ook heel moeilijk, want de Russische kinderen schreven berichten en tweeten in het Russisch. Dan zit je al internationaal. 12min – 16min42: pijplijnincident in Antwerpen. Ik heb beelden gezien van de ondergrond van die pijpleiding in de Noorderlaan, en dat hadden wij hier (14 km verder) gemerkt. Als alle buizen op hetzelfde moment ontploften, dan hoorden ze het tot in Londen. Er is ook een Total net naast die pijpleidingen. Daar is er heel 139
goed gecommuniceerd, terwijl er niets was. We konden niets doen, en niet echt iets communiceren, want het was heel toevallig ontdekt. Een camionchauffeur had gemerkt dat er zand 30 cm verder lag dan normaal. Stad Antwerpen communiceert de laatste tijd enorm goed, de noodambtenaar doet niets anders. Hij neemt alle taken rond rampen op zich, de burgemeester komt er enkel bij als het echt nodig blijkt te zijn. De burgemeester zit er dan bij en wacht tot er gezegd wordt wat hij moet vertellen. De communicatiedienst zit daar ook constant bovenop. Monitoring gebeurt in het algemeen veel te weinig. Geen idee aan wat dat ligt. Zij steken het op te weinig volk. Bijvoorbeeld: in de stad Mortsel wilde ik een oefening op 18 mei, maar de burgemeester heeft het verzet naar het najaar, door de verkiezingen. Het gaat om een inzetoefening, zowel CC als terrein, maar wat er op het terrein gebeurt is minder van belang. Het gaat me vooral om de interactie. Ze zijn nu ook bezig met een plan op te stellen van hoe ze best communiceren, en ze hebben dat goed gedaan. Zo zijn ze naar andere gemeenten geweest en hebben ze gevraagd of ze misschien konden samenwerken in geval van nood. Dan zijn ze zeker al met 3 of met 4. Maar ik heb het idee dat zij zich voor 90% wegsteken achter het feit dat er onderbemanning is. Maar volgens mij is er wel nog een gebrek aan kennis. Er zijn genoeg noodambtenaren en communicatieambtenaren opgeleid om te kunnen werken met crisiscommunicatie. Maar je moet eigenlijk doordrongen zijn van crisiscommunicatie en de kennis. Ik moet als D5 niet alles kennen van de andere disciplines, maar ik moet wel weten hoe die werking gaat. Hoe ze communiceren en hoeveel tijd iets vraagt, moet tijd kunnen geven. Vaak zijn excuses te weinig personeel en geld (middelen). Denk maar aan wifi. Ik heb hier een 3G-‐kaartje inzitten met 10 euro op maandbasis, daar ga je niet van dood. 21min54 – 24min09: voorbeeld oefening: Ik heb vorige week een oefening gedaan in een stadhuis en ik vroeg om de wifi-‐code. Daar vertellen ze me dat er geen wifi is op het stadhuis. Dat zijn dingen die niet kunnen. Zo hadden ze ook geen stopcontacten. En mensen die dit tegenkomen, steken zich weg achter gebrek aan infrastructuur, geld en kennis. Want als je de kennis niet hebt, dan weet je ook niet dat je wifi en infrastructuur nodig hebt. Dan kan je zeggen dat dit geen zaken zijn voor D5, maar D5 is wel de verbinding of de lijm tussen alle disciplines. Die kunnen heel veel faciliteren, maar doen het te weinig. 24min09 -‐ 25min17: Voorbeeld oefening: Op een andere oefening vroeg ik aan de communicatieambtenaar om twee mensen van communicatie, één voor CC en één voor Cp-‐Ops. Die zei me dat hij dat niet kon maken, hij was maar alleen. Dat is niet mijn probleem, in de realiteit zal het zeker ook zo zijn. Het moet iemand zijn met kennis van de werking van de disciplines. Dat is een gebrek aan kennis, want je kan zomaar ook iemand van de administratie erbij halen als dat nodig is. 25min19 -‐ 28min49: Oefening Mortsel: Gert Willems zei ook in de oefening dat hij alles moest doen: telefoons opnemen, website behandelen, monitoren, OSR opvolgen. Maar bijvoorbeeld OSR: het eerste het beste baliepersoneel kan dat opvolgen. De eerste secretaresse die je tegenkomt, kan je aanspreken om met OSR te werken. Haar kennis is nul. Ik heb hier ook een handleiding voor burgemeesters van de universiteit Leuven. Ik stuur ze je door. Dat is zeer handig, want de burgemeesters weten echt vaak niets van crisissen. Zelfs een Bart De Wever kent daar niets van. Ook vooral omdat de noodambtenaren nu heel nieuw zijn, en dat zij voor alles kunnen zorgen. Modellen D5 Het eerste model vind ik niet goed, veel te theoretisch. Het klopt, maar houdt enkel rekening met zichzelf. D5 is een discipline binnen disciplines. Hetzelfde voor het tweede model! Ze denken niet multidisciplinair. Ik ga voor het derde model, maar het moet wel uitgebreid worden. Zo zijn er voor mij overal dubbele pijlen, van en naar het GCC. Je hebt iemand van en naar het GCC. Rond het GCC is er ook cirkel, want er zit een groot aantal mensen in het GCC, dus daar moet er D1 t.e.m. D5 aanwezig zijn. En wie ga je daar gaan aanspreken, de burgemeester? Voor mij zijn er ook twee callcenters. Je moet altijd in het achterhoofd houden wat je met een callcenter wil bereiken. Bijvoorbeeld: ik ben betrokken ouder, en ik kan mijn kind niet bereiken. Dat is iets anders dan wanneer ik wil weten of ik als buurtbewoner de melk van mijn koeien mag drinken als er een gasontploffing is geweest. Dat zijn twee totaal andere benaderingen. Twee callcenters! Of misschien wel drie. Zo moet er een callcenter zijn voor informatie, een TIC (telefooninformatiecentrum). Een TIC moet je durven opsplitsen in informatie en opvang. Je kunt het op één plaats laten binnenkomen en dan triëren, 140
maar er is een essentieel, cruciaal verschil. Dat wil ook zeggen dat de informatiestromen naar deze twee verschillende callcenters verschillend is. Als algemene lijn heb je geen nood aan slachtofferlijsten. Ook bij de slachtofferlijn heeft niemand een antwoord op de regeling van de bussen om thuis te geraken. Het informatienummer is een nummer dat je vrijgeeft op de website, en je hebt dus ook veel kans, dat er gebeld wordt naar dat nummer door de pers. Je mag al blij zijn als ze zichzelf uitgeven als pers, dan moet de telefonist zijn frank nog vallen wat hij mag zeggen of niet mag zeggen. Is het dan niet nuttig van nog een apart callcenter op te stellen voor de pers? Bijvoorbeeld de vraag: ‘Mogen de koeien nog gemolken worden?’ of een boer die belt ‘Mijn koeien staan nog op het veld, mogen die gemolken worden?’. Dat is twee keer dezelfde vraag, maar het ene komt ’s avonds in het journaal op televisie. Dat zal twee keer hetzelfde antwoord zijn, maar ik hoop dan maar dat de informatie gefilterd zal worden naar de pers toe en dat ze de boer doorverwijzen naar iemand anders. En zeker dat ze geen foutieve informatie doorgeven. Foutieve informatie Als er foutieve informatie wordt doorgegeven, dan is dat door de snelheid of door onkunde. Dan hebben ze niet nagedacht of hebben ze te snel moeten reageren. Je kan ook niet altijd alles weten. Maar merendeel van foutieve informatie is meestal door iemand die er niets van af weet. Als het inhoudelijk fout is, dan ligt het aan de onkunde van de zender of ontvanger. Model van Marc Van Daele Ik ga eerder naar zo’n model, maar het callcenter is dus breder voor mij. Ik vind het goed dat in dit model ‘medewerkers’ staat. Dat zou moeten uit 20 medewerkers bestaan. Ik heb geleerd dat een mens beperkt is en niet alles tegelijk kan. Als je wil persberichten maken, en een persconferentie leiden en monitoren.. Dat kan niet. We kunnen niet allemaal communicatiespecialisten zijn en dat hoeft ook niet. Iemand die de website voedt, kan iemand van ICT zijn die inhoud aangeschreven krijgt en die daar op plaatst. Diegene die zich bezighoudt met Twitter en Facebook en volgt, kan gerust iemand zijn die daar heel handig mee is. Er hoeft dus ook geen communicatieteam te zijn van 30 personen. Ook voor een persbericht te maken, dat hoeft helemaal niemand te zijn van de communicatie, maar kan gewoon iemand zijn die goed een vergadering kan samenvatten. Rol van D5 in het model Maar je hebt iemand nodig die de lijm is tussen iedereen, en dat is voor mij D5. D5 triggert de mensen en kent de mensen en zij weten wie wat wanneer zal doen. Met één blik moeten zij kunnen zeggen wat er moet gebeuren. Voor mij is de communicatieverantwoordelijk de lijm tussen alles. Die trekt de burgemeester en het CC aan de mouw. Die zegt dat er een persconferentie moet komen, die zegt dat er verkeerde dingen op de sociale media verschijnen en dat deze ontkracht moeten worden… Die is ook de lijm naar de Cp-‐Ops toe. Wij hebben de noodambtenaren en communicatieambtenaren opgeleid, maar wel in twee verschillende zaken. De noodambtenaren zijn opgeleid om te kunnen plannen, maar de communicatieambtenaren zijn opgeleid om te kunnen communiceren. Maar we hebben de noodambtenaren niet opgeleid om te communiceren en de communicatieambtenaren niet opgeleid over rampen, dus we hebben een probleem. De communicatieambtenaar moet weten hoe de gemeente georganiseerd wordt als het misloopt, en moet de brandweerofficieren kennen. 44min31 – 45min35: Voorbeeld crisissituatie: de communicatieambtenaar van een bepaalde gemeente kwam naar het terrein en vroeg ons wat hij moest communiceren. Dat is zijn job, hij moet weten welke informatie hij nodig heeft en welke tools daarvoor bestaan. Je haalt heel veel informatie uit oefeningen, op voorwaarde dat je oefendoelstellingen opstelt. Beginnen oefenen zomaar, is geen goed idee. In Mortsel hebben we dat wel gedaan. De doelstelling was daar eigenlijk gewoon om de crisiscel eens bijeen te roepen. De volgende keer wil ik echt uitgeschreven hebben wat iedereen heel concreet wil oefenen. Bijvoorbeeld: ik wil zien hoe alles technisch werkt, wie ik kan oproepen als telefonist. Hebben we daar vragen of insteken voor nodig? Waar liggen de knopen of moeilijkheden? Daar gaan we vragen op stellen. Het moet heel concreet zijn, maar eerst moeten ze de harde muur voelen. Laat je ze binnen een jaar dezelfde oefening doen, dan zal iedereen op dezelfde fouten vastlopen. Bijvoorbeeld: de burgemeester kan de volgende keer iets meer leren over vergadertechnieken, 141
over de escalatie van een crisis, over beslissingen nemen. Je hoeft daarvoor geen pakken mensen aan de tafel te hebben zitten, maar gewoon een paar mensen die hameren op wat ze willen oefenen. Wil je D5 testen, dan kan ik gewoon D1 t.e.m.D4 naspelen, geen probleem. Oefenleiders We zijn van het principe afgestapt dat we zomaar oefenen. Ik geloof heel fel in functies, leidinggevenden in het CC, coaches die achter het CC of Cp-‐Ops zitten en een time-‐out nemen. Die laat de mensen nadenken wat de gevolgen zijn van de beslissingen. Je mag geen les geven, maar je kunt ze iets leren. Als je ze coacht, dan zal je er zelf uit leren en geef je de mensen een goed gevoel, het gevoel dat ze iets bijleren. Bijvoorbeeld: laat ze de pro’s en contra’s van een beslissing opschrijven. Geef de opties voor, leer ze redeneren. Ik geloof enorm in coachen, ook voor D5. Bijvoorbeeld: er is informatie aan het binnenkomen, je moet dat zien! Pas het systeem aan als het minder snel gaat. Ga vragen analyseren, en ga kijken wat er achter de vragen zit. Je kan dat natuurlijk niet voor iedereen doen, maar werk met heel specifieke doelstellingen en dan werkt dat. Teams in D5 De outcome is het belangrijkste, er is geen meest belangrijk team. We kunnen zonder alles, maar het zal alleen veel moeilijker zijn. Maar als je teams maakt, moeten ze wel goed zijn. De totaliteit van alle teams is maar zo sterk als de zwakste schakel. Je kan een ongelofelijk monitoringsteam hebben, maar als ze geen informatie filteren en geen informatie doorgeven aan andere teams of andere disciplines, dan ben je er niets mee. Dan is er niets nuttig. Het belangrijkste team is dan het team dat het beste communiceert. Je kan wel prioriteiten stellen, maar dat hangt van incident tot incident af en van nood tot nood. Zo kan het zijn dat er geen slachtoffers zijn, maar de impact heel groot is. Dan moet er extern gecommuniceerd worden en moet er ook gemonitord worden. De aard van het incident moet je afwegen naar het aantal mensen. Kies dan welke je eerst gaat invullen. Diegene die alles kan, die heb je altijd nodig. Minimum aantal mensen van D5 in een crisis Zoals Gert Willems zegt, er zijn inderdaad minstens drie mensen van D5 nodig in een crisis. Drie mensen van alle disciplines trouwens. Je kunt niet vergaderen en telefoneren tegelijkertijd. Er is iemand nodig die het uitvoerend werk doet, die vraagt aan zijn mensen om zaken uit te voeren en om te rapporteren bij problemen. Je bent minstens dus zeker met twee nodig. de communicatieambtenaar moet met een paar woorden van de burgemeester een persbericht schrijven of een bericht op de website. Je hebt die overal nodig, in het GCC, Cp-‐Ops. De noodambtenaar moet ook minstens met twee zijn, want die komen vaak uit de logistiek, gemeentediensten. Zij moeten dus vaak de vergadering leiden, de burgemeester bijstaan, de gemeentediensten dienen, maar dat gaat niet. Alleen kan je niets gaan doen, nooit. Je moet minstens met twee zijn, altijd. Je kunt ook geen 24 uur na elkaar doorgaan. Je hebt ook een breekpunt, je hebt ook eventjes frisse lucht, koffiekoek en koffie nodig. Je hebt dus ook opvolging nodig. Er is wel overdracht, maar er zal natuurlijk wel altijd wat informatie verloren gaan. Je moet altijd zorgen voor een goed aantal in continuïteit. Daarbovenop laat een incident zich niet plannen en komt het altijd heel ongelegen. Stel er gebeurt iets in Harelbeke, wat is het ergste dat kan gebeuren? Dat er iets gebeurt waarbij een aantal van de medewerkers bij betrokken zijn. Je hebt ze niet, dan. Bijvoorbeeld: er is watersnood en de rampenambtenaar en communicatieambtenaar wonen in die overstroomde wijk. Zij zullen ook naar huis gaan om alles in orde te brengen. Zij zullen niet naar de crisiscel gaan om te gaan vergaderen. Dat is de realiteit, denk maar aan Wetteren. Wat zullen de brandweermannen doen als ze horen dat hun familie in gevaar is? En als ze blijven, functioneren ze absoluut niet goed of niet. Ook zo voor de burgemeester, als de eerste schepen zal overnemen, zal dat lachen worden, als die niet opgeleid is. Informatie naar iedereen toe Het mediateam mag alle informatie geven aan iedereen, zolang het maar gevalideerd is door de gemeentelijke crisiscel. Elke informatie naar iedereen moet gevalideerd zijn. Soms is die niet dubbel gevalideerd, dat kan. Dubbel gevalideerd: voordat ik aantallen doorgeef, wil ik validatie van bijvoorbeeld medische en politie die zegt dat de Cp-‐Ops ook valideert. Ik moet effectief de communicatie hebben dat het klopt. Bij dubbel validatie wil ik de slachtofferlijsten zien. Dan kan alle informatie aan iedereen doorgaan. Dat gaat niet over de afschuiving van verantwoordelijkheid naar andere disciplines. Je mag niet op eigen 142
houtje communiceren. Je kan wel vragen wat je mag communiceren naar aanleiding van een vraag ook. Proactief werken is altijd goed. 1uur6min55sec – 1uur: Heidenbrand: een voorbeeld van een vraag kan zijn: ‘Wat moeten de mensen meenemen?’ Dat lijkt een hele eenvoudige vraag, maar iedere discipline zal iets anders antwoorden. De politie zal denken aan de huissleutels en identiteitskaart, autosleutels, de brandweer zal zeggen dat de gaskraan toe moet, de medische zal denken aan de babyvoeding, luiers, medicatie voor drie dagen, sis-‐ kaart…Die informatie moet wel niet gevalideerd worden, maar die vraag moet wel terugkeren naar de vergadering. Dan kan die informatie op een bord geschreven worden, zodat iedereen kan antwoorden op die vraag als ze gesteld wordt. 1uur9min25sec -‐ : Voorbeeld van een vraag zoals hierboven. Een goed antwoord hierop is dan: ‘Meneer, wij bellen jou binnen een kwartier terug met meer informatie, laat uw gsmnummer gerust achter.’ Het callcenter zou een zware fout maken door foute informatie door te geven. Het kan gebeuren dat er in de crisiscel wordt gezegd dat een antwoord op een bepaalde vraag A is en na drie dagen blijkt het antwoord niet A, maar B te zijn. Dan hebben wij een inschattingsfout gemaakt. Groot probleem, maar dan moeten wij dat gaan verantwoorden. Maar zeggen ze dat het A is, en de crisiscel zei dat het B was, dan hebben we een héél groot probleem. Communicatie die niet werkt (Cp-‐Ops en GCC) Communicatie tussen het Cp-‐Ops en GCC kan vaak verkeerd lopen omdat er in iedere groep te veel ego’s zitten. ‘ik ben baas en jij luistert naar mij.’ Er wordt gewoon niet genoeg geluisterd naar iedereen. Ik heb enorm veel ambras gemaakt met een Dir-‐BW en een Dir Cp-‐Ops in een crisissituatie die geen meetploegen wilden sturen. Ik heb geëist dat er wel kwamen, omdat de gezondheid van de mensen toch veel belangrijker is dan de kosten die gemaakt worden op dat moment. Je hebt natuurlijk ook problemen met de tijdslijn, een oefening duurt veel minder lang dan een crisis eigenlijk zal duren. Het heeft ook te maken met onkunde. Een van de taken van een Dir. Cp-‐Ops is het beleid van informatie voorzien. Een van de taken van een noodambtenaar is die informatie daar te halen en die op mekaar af te stemmen. Dan moet er één lijn zijn met de Cp-‐Ops. Wie kan dat beter dan D5? Je hebt iemand van D5 in het CC en iemand van D5 in het Cp-‐Ops. Bijvoorbeeld: het CC heeft 3 vragen aan het Cp-‐Ops, D5 vraagt. Er moet één officiële lijn zijn die de informatie valideert. Dat kan perfect ook de brandweer of politie zijn, maar voor mij is dat een typische taak van D5, informatie en communicatie. Bijvoorbeeld: de gouverneur of burgemeester wil binnen 15 minuten een persconferentie geven en dit is wat hij moet weten. De brandweer en politie en andere disciplines hebben daar allemaal hun eigen communicatie over en hun eigen ideeën, maar dat is de dubbele aftoetsing. Dat is informatie die terugkomt en die je kan valideren in het GCC. Maar je moet die ‘lijn’ wel aanduiden. Er zijn genoeg communicatiemiddelen. 1uur18min43sec -‐ 1uur20min13sec: Voorbeeld probleem met ASTRID. OSR OSR heeft grote voordelen op 3 voorwaarden. Voorwaarde één: valideer uw informatie, zelfs na het op OSR staat. Er kunnen nog aanpassingen gedaan worden. Voorwaarde twee: het moet consequent door alle disciplines gebruikt worden. zowel in het CC, mediacentrum, Cp-‐Ops… Voorwaarde drie: er moeten enkele technische aanpassingen gedaan worden zodat er subgroepen kunnen gemaakt worden. Als je een logboek bekijkt van een langdurige ramp, dan heb je geen overzicht meer. Er moeten opsplitsingen en subgroepen, filters opgezet worden. Nu is het enkel een leuk middel om te kijken wat er gebeurd is. Als communicatiemiddel kan het enkel werken als deze voorwaarden voldaan worden. Maar natuurlijk is de vraag dan wie OSR gaat besturen. Je hebt daarvoor een extra man nodig die alles gaat noteren. Iedereen moet ook natuurlijk inloggen onder zijn eigen naam, zodat iedereen weet wie wie is. Als al deze zaken worden aangepakt, dan kan OSR een communicatiemiddel zijn. Of het hét communicatiemiddel is, ik ben zeker van niet. Wij hebben intern voor de medische ASTRID, dat werkt. Maar toch wil ik mijn telefoon willen gebruiken voor mijn mensen op het terrein. Ik weet dat er permanent pers op de kanalen van de crisiscommunicatiemiddelen zit. Het mag niet, maar wat ga je er aan doen? OSR is een goed communicatiemiddel. Iedereen kan op één kaart kijken. 1uur26min42sec – 1uur28min13sec: Voorbeeld oefening in Doel: het duurde 3 uur voor er een eerste versie van een kaart was waar Cp-‐Ops opstaat, perimeters te zien zijn… 143
Ik ben niet bevoegd om te zeggen of een web-‐ en monitoringteam samen gedaan kunnen worden. Dat hangt natuurlijk allemaal af van wat je wil bereiken met deze teams. Wil je dat het monitoringteam alle sociale media gaat bekijken en opvolgen? Wat wil je met je webteam? Is dat diegene die het logboek invult? Iemand die het website voedt? Het hangt ook af van de regelmaat waarmee de website gevoed wordt in vredestijd. Als dat bijvoorbeeld om het uur is, dan kan iemand gerust de website voeden. Als de website ook een online platform heeft waarbij mensen rechtstreeks vragen kunnen stellen, dan zullen er natuurlijk meerdere personen moeten bezig zijn met het web. Vragen kunnen zo geclusterd worden en daarna beantwoord. Vraag je dan ook af of een website hét middel is om te communiceren. Mensen zullen niet snel kijken naar de website, tenzij misschien voor een informatienummer. Ik zou graag eens een analist loslaten op een website na een incident en eens kijken wat er mee gebeurt. Ik zou eens de hits willen zien op de website. Men zal eerder naar de site van de vtm of een sociaal medium gaan kijken. Support team en hun positie Het supportteam hoort volgens mij in het model. Het supportteam is één van de medewerkers. Als het misloopt, gaan we die mensen gemist hebben. Zij zouden betrokken moeten worden, door een oefening te doen. Bijvoorbeeld; een opleiding in de voormiddag en in de namiddag een oefening. Leer ze op een ludieke manier hoe ze best communiceren en wat ze allemaal kunnen doen. Ik zal de eerste zijn om de burgemeester aan te spreken om iedereen samen te roepen en eens te kijken wie er allemaal gewerkt heeft. Hij kan dan kijken hoeveel mensen er eigenlijk wel bij betrokken zijn. Maar je mag ze niet op de lijst zetten en dan gewoon nul informatie geven. Elk personeelslid moet elk jaar een aantal uren vorming krijgen. Geef ze vorming over het ANIP! Overloop een stuk dat relevant is voor de mensen die je voor je hebt. Betrek echt iedereen waarvan e denkt dat ze nuttig kunnen zijn. Zo kan je ook de verantwoordelijke voor de gebouwen betrekken en hem in het alarmeringsschema zetten. Dat kost geld, natuurlijk. Maar je zal daar toch geen rekening mee houden. Overlaad ze niet met informatie. Maar ze moeten gewoon weten wat waar zit. Maar het kost wel energie en geld natuurlijk. Risicocommunicatie, crisiscommunicatie en evaluatie, nazorg Voor mij is de belangrijkste rol ervoor zorgen dat alle communicatie allemaal goed verloopt en gestroomlijnd is. Moet D5 zich inzetten op het permanent bemannen van een callcenter om technische en medische vragen te beantwoorden? Nee, daar zijn voldoende vrijwilligerscentra voor. Ze moeten wel de faciliteiten hebben. Je kan het ook zelf doen, maar doe het dan ook. Nazorg is ook heel belangrijk. Opnieuw gevalideerde informatie door alle disciplines. Ze moeten zorgen dat alle communicatie gebeurt. Voor mij hoeven ze dat niet allemaal zelf doen. Maar het groter geheel moet wel gebeuren door jou. Alles moet aangestuurd worden. Je moet eigenlijk al bij de crisiscommunicatie denken aan de nazorg. Bijvoorbeeld: mensen werden geëvacueerd. Zullen ze moeten naar de dokter gaan? Zullen de kinderen naar school kunnen gaan? Er kunnen checklists doorgaan waar iedereen zich kan aan houden. Een disciplinehoofd kan dat uitgeven. Enkel voor de disciplinehoofden is een crisis een echte crisis. De politieman die altijd het verkeer regelt bijvoorbeeld, die zal dat nu ook doen, en die zal niets van de crisis merken of gemerkt hebben. Oefeningen Je moet realistische insteken gaan bedenken. Onrealistische insteken zullen ook onrealistisch aangepakt worden. Bijvoorbeeld: je laat een boeijng crashen op een klein dorpje. Mensen zullen freewheelen en je hebt ze niet meer in de hand voor de rest van de oefening. Je moet vanuit je buikgevoel proberen vragen te stellen. Vragen moeten realistisch zijn: wat is die rookpluim daar? 90% van de incidenten zijn incidenten die een groot bedrijf betrokken hebben. Alle grote bedrijven (NMBS, agentschap wegen en verkeer) hebben allemaal een communicatiedienst en die zullen ook allemaal hun zeg willen doen. Ze zullen niet hetzelfde denken, want het bedrijf denkt aan hun reputatie, een overheid minder. Het disciplinehoofd moet wle het bedrijf meehebben en moet alle communicatie bespreken met die mensen. Hij zegt welke technische, medische … informatie is en welke informatie zij mogen bijbrengen. Andere informatie moeten ze maar achteraf doen. Dat is eerder schadebeperking. Maar dat moet stad Harelbeke ook doen achteraf. Een bedrijf zal ook bij de medewerkers horen. Je kunt samen een persbericht naar buiten sturen. Ook een school, rusthuis, zorginstelling wil communiceren. Samen communiceren en in één lijn! Let op voor de oefening dat alles voor iedereen realistisch blijft en bevattelijk. Niet te groot incident, met 3 slachtoffers heb je al meer dan genoeg.
144
Je moet niet proberen én inhoudelijk én in tempo werken. Ofwel ga je inhoudelijke vraagstukken stellen aan de brandweer, politie, D5 (waar ga je valideren, waar ga je informatie halen?) ofwel ga je iemand bombarderen met vragen en oplossingen willen binnen een bepaalde tijd. Verdeling van de slachtoffers in een crisis Elk incident heeft ongeveer 10 groene, 3 gele en 1 rode al dan niet met een zwarte erbij. Behalve als het gaat over een voertuig waar er brand uitbreekt, dan doe je de factor rood en geel maal 2. Als het een voertuig is dat in stukken breekt en dat in brand vliegt, dan doe je de factor rood en geel maal 5. Bijvoorbeeld: 50 man in de bus (7, 8 zwaargekwetsten, 3 a 4 doden). Persvragen Wat de pers altijd wil weten, zijn de volgende vragen: ‘Wie zijn de slachtoffers?’ en ‘Wie is de schuldige?’. Let op: dat gaat niet altijd over de chauffeur. Ook de burgemeester kan in fout gaan! bijvoorbeeld: de schuld van de burgemeester kan opgeroepen worden als er een bus in het water reed. De buurtbewoners vragen al zolang dat of er drempels kunnen komen, dat er zo veel verkeer is, en u doet er niets aan. Tips Gebruik een camera bij het oefenen. Dan kan je bewijzen wat er fout liep bij een oefening.
145
Bijlage 17 Saskia Vanhove Attaché noodplanning bij de gouverneur van West-‐Vlaanderen Model D5 De ideale D5 zou een D5 in een permanentiesysteem zijn en een back-‐up in een permanentiesysteem. Iedereen zou ook perfect zijn rol moeten weten. De structuren zijn misschien altijd dezelfde, maar er zijn altijd andere inhoudelijke insteken, en dan krijg je toch wel een kleine nuance. Je kan niet verwachten van iedereen die in D5 wordt ingeschakeld, dat die die nuance perfect kan toepassen. We zijn niet allemaal specialisten in crisiscommunicatie, ik heb ook nog ander werk naast crisiscommunicatie. Dat is net zoals de meeste mensen in D5. Deze mensen hebben intern wel een opleiding gekregen, maar zijn niet echt crisiscommunicatoren en missen wel iets. Nu, we roeien met de riemen die we hebben. Als we mensen kunnen vinden die erin geïnteresseerd zijn om een functie in te vullen voor die weinige keren dat het gebeurt, dan zou dat super zijn. Je kan geen hele ploeg getrainde communicatoren vinden, die heel goed weten wat hun functie is, die heel goed inzetbaar zijn… Ik denk dat de structuur (zie model Saskia Van Hove) wel goed zit, maar die is wel goed op papier dan. Het probleem zit hem veel meer in alle dingen waaraan je moet denken. Je kan op het moment zelf niet nog je actiekaart gaan lezen. Vaak is het probleem ‘te weinig tijd’ die de mensen parten speelt. Ik denk dat als we nu nog het probleem van permanentie en back-‐up zouden kunnen oplossen, dat we toch nog een sterker systeem zouden hebben dan nu. Nu besef ik de zwaktes van de structuur. Ik he het plan wel opgemaakt, maar toch. We worden met de hele dienst ingezet, omdat ik natuurlijk niet alles alleen kan doen. Je moet sowieso alle taken verdelen. Ik kan ook in Brussel of Antwerpen zitten op dat moment en dan zijn ze hier maar met 1,5. Ook in de grote vakantie zitten we maar met een gemiddelde bezetting… Dat is natuurlijk wel een zwakte van het systeem. We proberen iedereen zo flexibel mogelijk op te leiden. En als er maar één iemand van onze dienst aanwezig is, dan wordt ons team aangevuld met team D5. Contact center Ook ons contact center kan worden overgenomen door een extern contact center in Brussel, maar dat moet wel gevoed worden door ons. Wij moeten hen zeggen wat ze kunnen en mogen zeggen en wat niet. Het CC Gem is de minst zichtbare functie, maar het is wel de werkcel. Het is de belangrijkste functie, als er maar één iemand is, dan is dat de functie die hij/zij van de noodplanning zal innemen. Daarnaast heb je nog de mensen van de persdienst van de provincie die ter plaatse gaan met twee of drie, zij hebben ook een permanentie. In het CC Gem zitten verder de arrondissementscommissaris en de gouverneur, die ook wel weten waar de aandachtspunten liggen. De persoon die dan van een andere federale dienst hier neergezet wordt, kan nog wel gestuurd worden. Het is moeilijk, want ze heeft een andere functie. Als er maar één persoon kan ingezet worden in het CC Gem, dan gaat iemand van de dienst Wapens zich klaarzetten in het CP-‐Ops. Ik kan natuurlijk niet alle eventualiteiten invullen. In het beste geval kunnen we alle functies invullen met interne mensen, maar dat lukt bijna nooit. Hier hebben we een kleine telefooncentrale met telefoons voor de persvragen. Dat zijn sowieso mensen van de andere federale dienst, die voor ons de telefoons opnemen. -‐
Van 8.12 min tot 9.13: nadere uitleg bij voorbeeld kettingbotsing A19: wie was waar vertegenwoordigd.
146
Team D5 We hebben ook het geluk dat we een versterkingsteam D5 hebben. We kunnen via deze weg wel wat versterking krijgen, maar zij nemen natuurlijk niet over, ze ondersteunen alleen maar. Je moet ermee rekening houden dat jij je sociale media en website moet voeden. Het contact center voeden zou misschien nog lukken voor iemand van team D5. Bij de kettingbotsing A19 is Peter Mertens gekomen in het CC Gem om eventuele opmerkingen te geven. Het is ook makkelijker voor hem om als externe iets tegen de gouverneur te zeggen. Het is makkelijker voor hem om te zeggen wat hij aanraadt en zeker wat hij afraadt. Hij neemt niet over, maar het is positief dat er versterking is. Het is natuurlijk ook diegene die het dichtst woont en diegene die beschikbaar is, die opgeroepen wordt van team D5. Hier heb je natuurlijk ook weer de zwakte van het systeem: de permanentie. Er is geen permanentie en het is totaal op vrijwillige basis, waardoor men ook kan weigeren en er geen versterking voorzien is. De absolute zwakte van het verhaal is het aantal inzetbare mensen en vooral de voorbereiding. Je kan jezelf nog zo goed voorbereiden als je wil, je weet nooit wanneer het zal voorvallen. CC Gem, CP-‐Ops, teams Ik zie het CC Gem, CP-‐Ops en kernteam als drie aparte functies, maar heel nauw verwant met elkaar. Het CC Gem wordt opgesteld, de operationele middelen worden uitgestuurd door de 100 of door het CIC. De operationele fase is de eerste die start uiteraard, dat is ook de belangrijkste op dat moment. In het CP-‐Ops heeft communicatie een verantwoordelijke van D5: Dir. Info. Die trekt zijn kazuifel, hesje aan en trekt naar het terrein. De Directeur-‐Info zorgt in het CP-‐Ops voor de opvang van de pers in de mate van het mogelijke, want dat is niet altijd even evident. De ene ruimte leent zich er makkelijker voor toe dan een andere. Voor ons zijn dat de mensen van de dienst pers-‐ en communicatie van de provincie die voor ons naar het terrein gaan. We hebben daarvoor geopteerd, omdat zij dagdagelijks communicatie doen en heel goed gekend zijn bij de pers, zelfs zonder hesje. De pers kent die mensen zelfs beter dan ze ons kennen. Ze proberen dan om al een eerste informatie te geven en al een moment af te spreken wanneer er beelden kunnen genomen worden, in de mate van het mogelijke. Vooraleer het beleidscomité samenkomt, heeft het CP-‐Ops een volheid van bevoegdheid en ze kunnen dan ook die communicatie gaan doen. Eenmaal er beslist wordt door de burgemeester (of in ons geval, de gouverneur) om een gemeentelijke of provinciale fase af te kondigen, dan wordt er een CC opgericht. Op het moment dat er een CC bijeenkomt, dan worden de beleidsbeslissingen overgenomen door het CC. Het CC wordt opgeroepen via het nummer 112, maar ik word opgeroepen door de arrondissementscommissaris, als ik hier niet zit, met de melding dat er een CC wordt samengestemd. Als het hier is, dan ben ik meestal wel als een van de eersten ter plaatse. Hetzelfde voor mijn collega, zij kan al direct beginnen voorbereiden en mensen beginnen oproepen en uitleggen. (de hashtag, de mensen die ze nodig hebben, de verschillende taken…). Ik maak een eerste persbericht op , die niet gevalideerd moet worden door de gouverneur. Enkel procesinformatie: dat is daar gebeurd, op dat uur, de gouverneur leidt en heeft de provinciale fase afgekondigd, hij is in overleg met andere burgemeesters. Ik probeer dat er zo snel mogelijk op te zetten, omdat we dan als overheid ook niet in die informatiestroom terechtkomen. Op het moment dat Facebook, Twitter en andere sociale media al hun werk doen, kunnen we hier niet in tegengaan, maar dan proberen we zo snel mogelijk mee in de informatiestroom te zitten. Eigen taak Mijn eigen taak is in het CC te zitten en de informatie van de verschillende disciplines te verzamelen. De gouverneur zal normaal gezien toekomen en een stavaza vragen aan alle disciplines. Normaal gezien werkt hij dan alle disciplines af. Dat feit lag wat moeilijker bij de oefening Noordzee, maar normaal gezien, in een echte situatie met meer adrenaline, lukt dat wel. dan probeer ik daar de kernboodschappen van alle disciplines uit te halen. Bjivoorbeeld: bij de kettingbotsing A19 of de snelweg is afgesloten aan beide kanten en via welke kant alles dan wel bereikbaar is. Die boodschappen ga ik dan via internet doorgeven aan de back-‐office. Dat gaat redelijk geluidloos, maar ik vraag wel om die boodschappen te valideren. Ik som ze op en dan vraag ik stuk voor stuk of ze oké zijn en door kunnen gaan naar de back-‐office. 147
Dat komt bij de teamleider terecht en zij schrijft de kernboodschap uit in een persbericht. Ze past niets aan aan de inhoud, maar let vooral op de vorm. Ze gaat op voorhand naar de mensen gaan die de sociale media en de website voeden met die informatie en ze gaat dus eigenlijk gaan meedelen wat ze er mogen opzetten en wat niet. ze brieft dus de mensen die de telefoons en de pers bemannen. Er is ook iemand in het team die zo snel mogelijk monitort, eigenlijk vanaf de ramp begonnen is. We werken ook volgens het systeem IBS. Welke feitelijke informatie verschijnt er, welk gedrag is er te merken, wat is het gevoel tegenover de crisis. Zij staat ook in verbinding met de persoon op het terrein en eventueel de gemeentelijke Dir. Info. Bij de kettingbotsing was dat met de communicatieambtenaren van Zonnebeke en Wervik. Het is bedoeling dat zij onbeantwoorde vragen die vaak voorkomen terugkoppelt naar mij, waar ik dan een antwoord voor kan vinden in het CC. Zo kan ik vragen op welke vragen er al een antwoord voorzien is, en terugkoppelen naar haar, waardoor zij opnieuw kan terugkoppelen naar het monitoringteam en contact center. De back-‐office is het zenuwknooppunt, het is minder zichtbaar, maar alle werk gebeurt daar. Wat ik ook nog doe, is het verwittigen van het crisiscentrum (Peter Mertens of collega Benoit). Zij leggen voor ons de contacten met de federale en Vlaamse kabinetten die kunnen betrokken zijn. De gouverneur is wel de woordvoerder, maar niet enkel hij wordt voor de camera gehaald. Zij hebben betere contacten met verschillende woordvoerders en zo kunnen we op de hoogte blijven van alle informatie. De provinciale dienst pers gaat op het terrein voor ons en gaat helpen met het verspreiden van persberichten. Die hebben ons ook bruikbare tips gegeven in crisiscommunicatie. We doen het wel zelf, maar we luisteren wel naar de tips die we krijgen. Voorheen waren we niet actief op Facebook en waren we dus ook minder bereikbaar. Onze facebookpagina wordt gelinkt aan de pagina van de provincie, en licht pas op als er echt een ramp zich voordoet. We hebben dit zo gedaan, omdat we niet willen dat de crisiscommunicatie tussen alle andere communicatie terechtkomt. Maar nu hebben we wel na de kettingbotsing beslist om die pagina openbaar te maken en af en toe wel eens te gebruiken en er af en toe wel iets op te zetten. We beseffen heel goed dat we geen enorme hopen volgers zullen hebben door dit te doen, maar het kan interessant zijn om de professionele disciplines mee te krijgen. Het gaat meer om het sharen en retweeten, hoe meer zij iets retweeten/sharen, hoe meer onze pagina zichtbaar wordt. Al is het maar de brandweer, politie en civiele bescherming die ons volgt, het helpt enorm. Het plan zelf is work in progress, maar is nog niet grondig gewijzigd. Wettelijk is er sowieso al de verplichting dat er iemand in het CC en iemand op het terrein moet zitten. Dat is al een vaste structuur. Ik kan niet rechtstreeks bellen met iemand van het back-‐office of voeder van web of sociale media, voor mij is het makkelijk dat ik maar met één iemand contact moet hebben, zowel intern als extern. Ik kan ondertussen de vergadering volgen. Desnoods kom ik eens naar hier zelf om meer informatie te vragen. Model: vergelijking met gemeentes Wij hebben een invulmodel D5 gemaakt die voor iedere D5-‐module kan gebruikt worden. Ik moet ook altijd uitleggen aan de gemeenten dat wij ook niet al het volk hebben die in het model staat, wij zijn ook maar met 2,5 man. Maar dat is niet erg, want veel dingen kunnen door andere mensen gedaan worden. Bijvoorbeeld: monitoring kan perfect door iemand anders zonder veel kennis gedaan worden, net als percontacten. Het webteam vind ik al moeilijker, zeker als je het niet gewend bent. Ofwel ga je intergemeentelijk samenwerken of ga je intern gaan kijken naar aanvulling. Intergemeentelijk samenwerken of intern aanvullen In Waregem doen ze dat zo, daar hebben ze een bibliotheekdienst ingeschakeld. Mensen die dus eigenlijk ook al redelijk communicatief zijn. Bijvoorbeeld: iemand die veel praat, niet aan de telefoon zetten, Iemand die niet goed kan schrijven, niet aan de pers tonen. In Waregem is ook de gemeentesecretaris de D5-‐verantwoordelijke. Dat is zeer gemakkelijk, aangezien die alle personeel heel goed kent. Ik denk dat beide haalbaar zijn, maar je moet gewoon je beleid meehebben. Ik begrijp ook dat het in gemeenten niet makkelijk is om ingevuld te krijgen. Tot vorig jaar deden wij ook permanentie erbij, maar nu is dat ook gewoon helemaal niet haalbaar. Gemeenten kunnen dus ook perfect op hetzelfde schema beroep doen. Dat verhaal is voor een groot stuk gelijklopend. Een monodisciplinair interventieplan is echt wel geen plan van improvisatie. Denk maar aan kinderen van een chirokamp die ziek worden. dat komt ook terecht op de nek van de communicatieambtenaar. 148
We hebben toch al gemerkt in oefeningen dat het een redelijke houvast geeft. Het is niet perfect, er zijn nog altijd de menselijke factoren. Het kan natuurlijk niet dat je al die structuren niet kent vooraleer je aan een oefening of een echte ramp begint. Er is al bezorgdheid genoeg, zonder de inhoudelijke kant. Rampenkoffer We hebben geen rampenkoffer, iedereen heeft het plan wel gekregen die een rol heeft, maar ik ben nu bezig met een sjabloon te vormen voor iedereen. Niet iedereen kan aan de L-‐schijf, dus wil ik dat op intranet zetten. Als je dit wil activeren, moet je een activeringsforumulier invullen, zodat het zeker niet voor de lol wordt geactiveerd. Ook bijvoorbeeld hoe je het contact center moet overschakelen naar een extern contact center. Je moet weten hoe je alles moet overzetten. Bijvoorbeeld: ik zat in het CC en pakte mijn laptop, maar ik moet kunnen op het netwerk inpluggen. Dus ik moet mijn netwerkkabeltje zeker meehebben, maar op momenten van stress vergeet je de praktische kant van de zaken. Ik moet dus zeker op intranet nog formulieren zetten waar iedereen alles kan vinden. Ik geef ook oefeningen, trainingen, maar ik ben niet constant bezig met crisiscommunicatie. Nu, ik heb het model ontwikkeld en weet dus wel het best wat er allemaal instaat. Support team Het supportteam is geen louter D5 verhaal. Het supportteam ICT is voor iedereen, maar je moet weten dat het er is. Dat is onze ICT’er van alle dag. Maar wij werken natuurlijk wel iedere dag met sociale media en de website en zo verder. Ook wanneer we werken met OSR, dan gebeurt dat ook via een internetapplicatie en daarvoor heb je dus ook internet nodig. Maar de rest van het supportteam, wat niet ICT is, moet ook aanwezig zijn. hier gaat het dan vooral om catering, ondersteuning en logistiek. Teams: moeilijkheden Je moet je ook niet laten vangen door ‘team’, dat is vaak maar 1 of 2 mensen. In ons supportteam zit één persoon, in het webteam zitten er 2, in het monitoringteam 1, in het mediateam wel 4. Zelfs als de gouverneur beslist om niet hier te blijven, vind ik het belangrijk dat de back-‐office wel hier zit, want we weten perfect waar alles ligt hier, waar we de pers moeten ontvangen, het is een vertrouwde omgeving. Bijvoorbeeld: e-‐mailadressen moet je nog installeren op een andere computer. Hetzelfde voor je GSM of telefoon. We kunnen ook makkelijker zeggen aan het supportteam bijvoorbeeld hoe ze de zaal moeten klaarzetten. We hebben al een schets gemaakt van de perszaal en hoe ze eruit ziet in crisistijd. Dan hoef je daar niet meer mee bezig zijn. op verplaatsing heb je daar iemand voor nodig uit het gebouw zelf, en dat is weer tijdsverlies. Als er iets is, nooit het onthaal vergeten! Als er pers toekomt, dan weten ze precies wat ze moeten doen. Ze vragen ze om te wachten of ze verwijzen ze naar een bepaald lokaal. Dat is hier allemaal op voorhand afgesproken. Bijvoorbeeld: ik was eens op een oefening in Brugge en ik ging gaan zeggen aan het onthaal dat ze pers moesten tegenhouden. Die mensen aan het onthaal keken heel raar naar mij, omdat ze me niet kenden en het raar vonden dat ik hen aan het commanderen was. ik heb dan ook noodzaak aan de commandant van de politie gevraagd of hij hen hetzelfde wilde gaan vragen, want het is echt wel van belang dat het onthaal dit weet en dat de pers niet in het CC terechtkomt. Stel dat we met heel veel anderstaligen te maken hebben, dan proberen we die persberichten ook te vertalen naar het Frans en het Engels, enkel die talen. Het is niet de eerste bezorgdheid, maar het is een mooie geste. Stel nu dat er een ongeval gebeurt met heel veel Roemenen, dan zullen we natuurlijk wel zoeken achter een tolk Roemeens. Maar dat is niet altijd zo evident. Maar ook voor de telefonisten is het handig om een Franstalig of Engelstalig persbericht naast u te hebben liggen als je wordt gebeld door een anderstalige pers. Maar dat zijn structuren die je niet altijd zal nodig hebben. Moeilijkheden in communicatie tussen CP-‐Ops en CC De moeilijkheden in communicatie tussen CP-‐Ops en CC zijn natuurlijk geen D5-‐verhaal op zich. De communicatie van D5 verloopt goed, maar dat is wel via GSM. Wij hebben geen radiocommunicatie. (ASTRID). De vroegere gouverneur vond dat de mensen van D5 niet mochten vertrekken van de plaatsen waar ze zaten, omdat hij bang was dat ze dan een ongeluk zouden hebben. Ik mocht de mensen zogezegd iedere keer lossen. Ik zei dan: ‘ok, de brandweer is nu ter plaatse, de politie wordt verwittigd.’ Het is 149
interessanter dat we ook dit eens kunnen oefenen. De brandweermannen vroegen vroeger op welk kanaal zij mochten gaan. Nu vragen ze welke gesprekshoek ze mogen gebruiken. Zij moeten alles kennen van radiocommunicatie. Wij gaan dus enkel via GSM, maar we zitten dus ook met een probleem als het netwerk platligt. Maar we kunnen natuurlijk dit probleem ook op een bepaalde mate gaan omzeilen, zo kunnen we vragen aan een andere discipline om radiofonisch iets door te geven aan discipline 5. Je moet altijd kunnen je plan trekken. Als iets niet werkt, dan moet je flexibel genoeg zijn om een oplossing te kunnen zoeken. Hoe het komt dat de communicatie niet perfect is tussen CP-‐Ops en CC, dat komt doordat alle disciplines op dezelfde manier moeten werken. Alle disciplines moeten in radioconnectie staan met hun back-‐office en het CP-‐Ops. D3 had noch een liaison voorzien, noch een radioconnectie. Normaal gezien zijn D1 en D3 hier heel goed in. Enkele problemen: OSR werkt goed, op voorwaarde dat je een internetconnectie hebt. Hetzelfde voor de commandowagens: die zijn ook niet allemaal uitgerust met een internetconnectie. Als je op het terrein staat, heb je soms ook geen ontvangst. Sommige beleidsmensen vinden het ook niet nodig dat er internetconnectie is. Ik vind dat wel. Het heeft geen zin dat je als gemeente instapt op OSR, als je geen internetverbinding hebt in het CP-‐Ops. Dan moet je als noodplanner de Dir. Info via telefoon contacteren, waardoor die eigenlijk al een adjunct, een liaison moet voorzien om al zijn telefoons op te nemen. Als die daar niet aan denkt, dan zit je opnieuw met een probleem. OSR werkt wel, maar de persoon die alles input moet veel meer actiever worden aangestuurd worden door alle disciplines. Hij moet ook veel meer onderbreken en de vragen of belangrijke informatie doorgeven. Maar dat is dan natuurlijk ook wel weer een opleiding die hij/zij zou moeten krijgen. Ik geloof ook niet dat iedere discipline moet inloggen op OSR. Volgens mij verlies je dan de aandacht voor de vergadering. Ze hebben ook niet al dat volk, zet gewoon één iemand in CP-‐Ops, één iemand in CC, één iemand achter OSR. Het zou de enige rol zijn om zich bezig te houden met OSR en vragen in het CC te smijten. Maar pas op, ik bewonder de operationele diensten echt enorm. Denk maar aan de kettingbotsing A19. Je zag blijkbaar geen meter vooruit. Begin dan maar eens met een situatierapport op te maken, je troepen te plaatsen op onzichtbare plaatsen, je middelen te laten toekomen… Oefeningen als hulp Je blijft natuurlijk altijd in een speelmodus, waardoor de alertheid en adrenaline niet dezelfde is. Bijvoorbeeld: niemand zal zeggen dat een schip met slachtoffers vol Duitsers zit als men dat niet zeker weet. Tenzij je zelfmoordneigingen hebt of jezelf wil laten afdanken na de crisis, zal je dat niet doen. Je zal jezelf en de gouverneur beschermen, hem zo goed mogelijk adviseren. Alhoewel we hebben dit ook gezien bij Wetteren. De gezondheidsinspecteur zei daar dat er geen enkel gevaar was voor de volksgezondheid. De gouverneur, als woordvoerder, heeft dit overgenomen. En het is ook maar logisch dat hij dat overneemt, hij steunt en vertrouwt op de expertise van de gezondheidsinspecteur. Als ik twee keer vraag: ‘Er is zeker geen gevaar voor de volksgezondheid hé?’ en hij zegt van niet, wie ben ik dan om daaraan te gaan twijfelen? Maar het probleem hiermee is dat jij wel diegene bent die wordt afgerekend achteraf als je zoiets hebt gezegd. Je zei dat je de gouverneur had horen zeggen dat een echte rampsituatie makkelijker is dan een oefening, en dat is ook zo. In een oefening maak je jezelf daar soms heel makkelijk vanaf. In realiteit checkt en dubbelcheckt iedereen. D5 enkel gezien als contact met pers of toch meer? Ik heb niet het gevoel dat D5 enkel als een contact met de pers wordt aanzien. Men weet heel goed dat D5 veel meer is dan enkel pers en ook web en monitoring inhoudt, maar dat is de interne werking. Geen enkele discipline gaat beginnen met het uitleggen van de interne werking. Wij moeten dat niet zichtbaar maken, maar we doen dat gewoon wel. Zij moeten onze werking niet kennen, ze moeten gewoon weten dat wij er verantwoordelijk voor zijn. Bij oefeningen is er geen druk zoals druk van de redacties, druk van de sociale media, middelen die we opvorderen (van waar komen die? Hoe geraken ze hier). In een oefening kan je gewoon zeggen: de middelen zijn opgevorderd.’ 150
Bijlage 18
Monodisciplinair interventieplan Discipline 5 – Communicatie
versie: (19.08.2013) aanvaard in de stedelijke veiligheidscel op: (19.08.2013)
151
VERSPREIDINGSLIJST ....................................................................................................... 153 1.
SITUERING EN WETTELIJKE OMKADERING ................................................................ 154
2.
OPDRACHTEN ............................................................................................................. 154
3.
DOELGROEPEN ........................................................................................................... 155 3.1 3.2 3.3 3.4
BETROKKEN BEVOLKING ................................................................................................ 155 BEVOLKING IN HET ALGEMEEN ......................................................................................... 155 PERS ..................................................................................................................... 155 AANVERWANTEN VAN SLACHTOFFERS ................................................................................. 155
4.
COMMUNICATIEMIDDELEN EN - ACTIES PER DOELGROEP.......................................... 156
5.
FUNCTIES BINNEN DISCIPLINE 5 .............................................................................. 159 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
EINDVERANTWOORDELIJKHEID ........................................................................................ 159 WOORDVOERING........................................................................................................ 159 OP HET (RAMP)TERREIN ................................................................................................ 159 DIRECTEUR INFORMATIE (DIR-INFO) ................................................................................ 159 MEDEWERKERS D5 ..................................................................................................... 160
6.
VERWITTIGING .......................................................................................................... 160
7.
AFSTEMMING VAN COMMUNICATIE ........................................................................... 162
8.
ACTIEKAARTEN .......................................................................................................... 163 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7 8.8 8.9
9.
ACTIEKAART CRISISWOORDVOERDER (BURGEMEESTER) ............................................................ 164 ACTIEKAART DIR-INFO IN GCC ....................................................................................... 165 ACTIEKAART SECRETARIAAT / LOGBOEK D5.......................................................................... 168 ACTIEKAART DIR-INFO TERREIN ...................................................................................... 168 ACTIEKAART COÖRDINATOR CONTACT CENTRUM .................................................................... 169 ACTIEKAART WEBMASTER/ -TEAM .................................................................................... 170 ACTIEKAART MEDIAMONITORING ...................................................................................... 170 ACTIEKAART MEDIATEAM/PERSVERANTWOORDELIJKE ............................................................... 172 ACTIEKAART SUPPORT TEAM ONTHAAL/CATERING/KLAARZETTEN ZAAL PERSCONFERENTIE ....................... 174
BIJLAGEN .................................................................................................................. 175 9.1 GSM-LIJST INTERNE D5-LIJST ....................................................................................... 176 9.2 GSM-LIJST EXTERNE PARTNERS D5 .................................................................................. 176 9.2.1 Gemeentegrensoverschrijdende D5-contacten .................................................... 176 9.2.2 Communicatieverantwoordelijken Seveso- en grote bedrijven ............................... 176 9.2.3 Communicatieverantwoordelijken NMBS/DE LIJN ................................................ 177 9.3 LOGBOEK ................................................................................................................ 177 9.4 AANWEZIGHEIDSLIJST .................................................................................................. 178 9.5 ALGEMEEN SJABLOON PERSBERICHT .................................................................................. 179 9.5.1 Eerste persbericht .......................................................................................... 179 9.5.2 Volgende persberichten ................................................................................... 181 9.6 CONTACTGEGEVENS PERS .............................................................................................. 182 9.7 FORMULIER PERSVRAGEN .............................................................................................. 182 9.8 ACTIVERING TÉLÉPERFORMANCE (CONTACT CENTRE) .............................................................. 183 ACTIVATIEPROCEDURE ............................................................................................................ 183 ACTIVATIEFORMULIER .............................................................. FOUT! BLADWIJZER NIET GEDEFINIEERD. 9.9. Rampenkoffer……………………………………………………………………………………………...35 9.10. Presentatieruimte ingericht als CC-
Gem……………………………………………………………..37
152
Verspreidingslijst Functie
Naam
Contactgegevens
Burgemeester
Alain Top
0479 63 26 08
[email protected]
Stadssecretaris
Carlo Daelman
056 733 322 0478 56 06 32
[email protected]
Ambtenaar noodplanning
Jo Desmet
(aanvullen)
Brandweer Harelbeke
(aanvullen)
PZ Gavers
(aanvullen)
PSH
(aanvullen)
Communicatie ambtenaar
Wouter Linseele
056 733 313 0471 921 999
[email protected]
153
1. SITUERING EN WETTELIJKE OMKADERING Het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen bepaalt in art. 9 dat elke discipline binnen de noodplanning een monodisciplinair Nood- en Interventieplan opstelt.
Dit monodisciplinair interventieplan regelt de organisatie en de wijze van optreden van discipline 5, namelijk de informatie aan de bevolking en de pers.
Dit plan treedt in werking bij de afkondiging van een gemeentelijke fase.
Het plan kan ook afzonderlijk worden geactiveerd door de bevoegde overheid en dus los van een gemeentelijke fase.
2. Opdrachten
VOOR DE NOODSITUATIE
•
-
-
meewerken aan de organisatie van een voorafgaande informatie van de bevolking over de noodplanning. Deze vorm van informatie heeft betrekking op: de risico’s waaraan de bevolking kan blootgesteld worden de maatregelen die de overheid neemt om de kans op een incident of een ramp zo klein mogelijk te maken de maatregelen die de bevolking zelf kan nemen in geval van een noodsituatie.
TIJDENS DE NOODSITUATIE
• • •
•
waarschuwen van de betrokken bevolking informatie aan de betrokken bevolking over (de evolutie van) de situatie richtlijnen aan de betrokken bevolking en informatie over de maatregelen die door de overheid genomen worden informatie aan de bevolking in het algemeen (ruime publiek)
• NA HET OPHEFFEN VAN DE NOODSITUATIE •
informatie aan de betrokken bevolking over de maatregelen voor de terugkeer naar een normale situatie
•
154
3. Doelgroepen 3.1 Betrokken bevolking De betrokken bevolking is de bevolkingsgroep die rechtstreeks en onmiddellijk te maken heeft met de noodsituatie omdat ze zich in de buurt ervan bevindt. Het zijn de mensen die bij een eventuele evacuatie worden opgevangen in een onthaalcentrum dat voor die gelegenheid wordt opgericht.
3.2 Bevolking in het algemeen De bevolking in het algemeen, waar ook in België of zelfs in het buitenland, die niet onmiddellijk met de noodsituatie te maken heeft maar die wel geïnteresseerd kan zijn in informatie over de noodsituatie.
3.3 Pers De pers is voor discipline 5 een doelgroep op zich, gelet op de “plaats” die zij innemen in noodsituaties en hun manier van werken. De (inter)nationale, regionale en lokale geschreven en audiovisuele pers zijn partners om de bevolking te informeren en dat vereist tegelijk dat de overheid de contacten ermee moet organiseren.
3.4 Aanverwanten van slachtoffers Informatie aan familieleden van slachtoffers vereist een specifieke aanpak. Deze doelgroep behoort NIET tot die van discipline 5. Familieleden van slachtoffers worden doorverwezen naar de dienst Slachtofferbejegening van PZGavers, alsook naar de Dienst Dringende Sociale Interventie (DSI) van het Rode Kruis. Deze diensten staan in voor de opvang en de identificatie van slachtoffers en de opvang van familieleden en verwanten van slachtoffers en vallen onder de discipline 2 (medische discipline).
Het is van belang dat er afspraken gemaakt worden op het moment van de noodsituatie tussen de discipline 2 en 5, al was het maar om die informatiestromen samen aan te pakken of doorverwijzing naar de geopende nummers mogelijk te maken.
155
4. Communicatiemiddelen en - acties per doelgroep DOELGROEP
MIDDEL
INFORMATIE OVER
Betrokken bevolkingsgroep
pers
de situatie de maatregelen die de doelgroep(en) in acht moet(en) nemen
website
de situatie
sociale netwerksites
de maatregelen die de doelgroep(en) in acht moet(en) nemen
www.facebook.com/harelbeke Twitter: @StadHarelbeke informatienummer
de maatregelen die de doelgroep(en) in acht moet(en) nemen/de situatie
public adress (politie)
de maatregelen die de doelgroep(en) in acht moet(en) nemen advies: luister naar de media
specifieke alarmeringskanalen: *BIN via BIN zelf *Sevesosirenes ivm Sevesoincident
de maatregelen die de doelgroep(en) in acht moet(en) nemen advies: luister naar de media
* teletekst nationale tv * infobanner regionale tv * OSR Bevolking in het algemeen pers
de situatie de maatregelen voor de betrokken bevolking verkeersinformatie voor de bevolking in het algemeen
website
de situatie de maatregelen voor de betrokken bevolking verkeersinformatie voor de bevolking in het algemeen
sociale netwerksites
de situatie
www.facebook.com/harelbeke Twitter: @StadHarelbeke
de maatregelen voor de betrokken bevolking verkeersinformatie voor de bevolking in het algemeen
156
Pers
persbericht(en)
wanneer
• bij aanvang van oprichten coördinatiecomité • tussentijds (eventueel) • bij afblazen van de noodfase
inhoud
• informatie over locatie en aard van de ramp • aantal slachtoffers • maatregelen te nemen door de bevolking, eventueel evacuaties • verkeersmaatregelen • infonummer voor de bevolking • infonummer voor de pers • adres website/sociale netwerksites (facebook, twitter) • inzet middelen • verloop hulpverlening
persbriefing/ -conferentie
Wanneer • tussentijds (hangt samen met duur ramp • na afblazen noodfase en wanneer men merkt dat dezelfde vragen steeds terug gesteld worden.) Wie (afstemming!)
• coördinator hulpverlening (burgemeester) • verantwoordelijken van de verschillende disciplines
Inhoud
• persbericht • samenvattende info bij einde • infobundel over noodplanning en crisisbeheer
157
perscentrum
Continu ter beschikking staan van de pers (o.a. telefonisch) om te antwoorden op hun vragen. De pers wordt opgevangen in het lokaal perscentrum (liefst niet in het stadhuis, eventueel in het OCMW) en wordt daar geïnformeerd. Er is een voortdurende afstemming met de D5-vertegenwoordiger in het GCC over de gevalideerde informatie, aard van de vragen, mediadruk, gevoerde communicatieacties, …
website
Persberichten: persberichten kunnen eventueel overgenomen worden op websites van de partners (gemeenten, bedrijven, instellingen, …)
158
5. Functies binnen discipline 5 5.1 Eindverantwoordelijkheid De eindverantwoordelijkheid voor de informatie bij noodsituaties ligt bij de burgemeester van de stad Harelbeke. Hij leidt het gemeentelijk coördinatiecomité (GCC), bepaalt de beleidsbeslissingen en heeft het meeste gezag en autoriteit, zowel symbolisch als politiek, om het woord te voeren naar pers en bevolking.
5.2 Woordvoering De burgemeester van de stad Harelbeke zal meestal zelf de pers te woord staan, tenzij hij iemand anders als woordvoerder aanduidt. De lijnen voor de contacten met de pers, woordvoering en de kernboodschappen moeten gekend zijn bij de verschillende disciplines.
5.3 Op het (ramp)terrein Op het interventieterrein is een vertegenwoordiger van D5 aanwezig. Deze persoon maakt deel uit van de operationele commandopost onder leiding van de Commandant Operaties (Dir CP-Ops).
Deze persoon: -
informeert zich voortdurend over (de evolutie van) de situatie ter plaatse, over de organisatie van het interventieterrein en de zonering die wordt geïnstalleerd; staat in voor de opvang van de pers die zich ter plaatse bevindt; begeleidt de pers bij een (eventueel) bezoek aan de rampsite (te bepalen in samenspraak met de Dir CP-Ops en de Dir-Info).
In principe blijft de pers op het terrein buiten de oranje zone. De hulpdiensten moeten hun opdrachten ongehinderd kunnen uitvoeren. Rekening houdend met het belang van de informatie aan de bevolking en met de eisen van de media, kan worden bekeken of de journalisten de oranje of rode zone mogen betreden, om b.v. beeldmateriaal te maken. De Dir CP-Ops geeft daartoe zijn akkoord en de vertegenwoordiger van D5 op het terrein organiseert vervolgens de aanwezigheid van de media op het terrein.
5.4 Directeur Informatie (Dir-Info) De organisatie van de informatie berust bij de directeur Informatie (Dir-Info). Concreet gaat dit over de voorbereiding, de uitwerking en de coördinatie van alle activiteiten die met de informatieverstrekking bij een noodsituatie komen kijken. Het departementshoofd communicatie van de stad Harelbeke neemt deze taak op.
De Dir-Info: -
maakt deel uit van het gemeentelijk coördinatiecomité (GCC) en volgt daar de gebeurtenissen nauwgezet; houdt de feiten bij, corrigeert deze bij alle situatiewijziging, houdt nauwgezet bij welke beleidsbeslissingen worden genomen, wat er wordt beslist m.b.t. de te nemen maatregelen, inzet van middelen, enz …
159
-
koppelt voortdurend terug naar het GCC over de info die door pers en bevolking wordt gevraagd; zorgt ervoor dat enkel die informatie naar buiten gaat die door het GCC gedragen wordt; staat in voor de coördinatie van de communicatie-acties (persberichten, persconferenties, informatienummer, website, …) houdt de andere leden van het GCC alert voor het informatie-aspect.
De Dir-Info wordt in het GCC bijgestaan door D5-medewerkers.
5.5 Medewerkers D5 De Dir-Info wordt bijgestaan door andere medewerkers:
Céline Meheus, adjunct Dir-Info op terrein, departement communicatie stad Harelbeke Frederic De Vos, perscontact, departement communicatie stad Harelbeke Claudia Callens, medewerker, departement communicatie stad Harelbeke Mieke Decabooter, medewerker, departement communicatie stad Harelbeke Hilde Debrabandere, medewerker, departement communicatie stad Harelbeke Isabel Mestdagh, medewerker, departement communicatie stad Harelbeke Pieter Vantieghem, website en monitoring, departement communicatie stad Harelbeke
Indien mogelijk wordt ook de communicatieverantwoordelijke van de betrokken rampsite betrokken bij D5.
Deze medewerkers staan in voor: -
vertegenwoordiging D5 op terrein; perscontacten; organisatorische zaken (catering, organiseren persconferentie, …); verspreiden berichten via website en sociale media; monitoring nieuwsberichten in de pers en op sociale media; telefonie.
6. Verwittiging In geval van het bijeenkomen in het GCC wordt alle vertegenwoordigers van de verschillende disciplines in het GCC telefonisch verwittigd door het hulpcentrum 100. De ambtenaar noodplanning gaat bij aankomst in het GCC na of alle actoren aanwezig zijn.
Inhoud van de verwittiging: q q
begeef je naar het GCC in de presentatieruimte van het stadhuis van Harelbeke of naar een andere plaats, door de instantie die jouw verwittigde opgegeven. feitelijke informatie: wat is gebeurd, waar, hoe laat, slachtoffers, materiële schade, risico’s voor omgeving, …
160
De Dir-Info verwittigt op zijn beurt de andere medewerkers van discipline 5 (en eventuele partners die mee ingeschakeld kunnen worden) en maakt met hen de eerste afspraken rekening houdend met de vooraf bepaalde functieverdeling én met de bereikbaarheid van de betrokkenen: q q q
wie begeeft zich op het terrein / wie assisteert in het coördinatiecomité wie regelt de verdere verwittiging van andere medewerkers wie doet het nodige voor de website, het informatienummer, …
Samenstelling GCC -
de burgemeester (voorzitter) ; de stadssecretaris ; discipline 1 : brandweercommandant of plaatsvervanger; discipline 2 : verantwoordelijke medische hulpverlening of plaatsvervanger; discipline 3 : de korpschef van de lokale politie of plaatsvervanger; discipline 4 : civiele bescherming of wordt bij ontstentenis vervangen door D1; discipline 5 : Dir-Info; de ambtenaar noodplanning of plaatsvervanger.
Samenstelling D5 -
Dir-Info Aanvullen
161
7. AFSTEMMING VAN COMMUNICATIE Het is absoluut van belang dat er een eenheid van woordvoering is. In een gemeentelijke fase is de burgemeester woordvoerder. Alle informatie moet op elkaar afgestemd zijn. Elk persbericht dat vanuit de diensten van de burgemeester vertrekt, wordt niet alleen bezorgd aan de pers, maar ook aan de betrokken interne en externe diensten, bijvoorbeeld: • •
indien een noodsituatie zich voordoet in een bedrijf, ontvangen ook de bedrijfscommunicatoren dit bericht; eigen personeel van de stad.
Door andere beleidsverantwoordelijken wordt bij de afkondiging van dit gemeentelijke monodisciplinaire plan, bij voorkeur niet gecommuniceerd of in elk geval eerst contact genomen met de burgemeester of Dir-Info of… vooraleer er interviews worden gehouden. Wensen bepaalde diensten toch te communiceren, dan nemen zij vooraf contact met de burgemeester of zijn diensten om afspraken te maken
Rekening houdend dat het een tijd kan duren vooraleer een GCC wordt geïnstalleerd wordt gevraagd dat:
q
Eventuele betrokken bedrijven enkel communiceren over feiten die met het bedrijf te maken hebben. De communicatieverantwoordelijke van het bedrijf zal gecontacteerd worden door de D5-vertegenwoordiger in het GCC eenmaal deze operationeel is om te weten te komen wat reeds gezegd werd door het bedrijf zelf.
q
De betrokken disciplines worden gevraagd bij het communiceren met de pers zich te houden aan de feiten en aan het geven van monodisciplinaire informatie.
Er wordt nooit gecommuniceerd over mogelijke oorzaken, schuldigen, persoonlijke zienswijze en commentaar edm. !!! Ook niet op een speculatieve wijze (het zou misschien eventueel….). Media nemen dergelijke nuances immers heel vaak niet over.
162
8. actiekaarten Actiekaart crisiswoordvoerder (burgemeester)
(zie 8.1)
Actiekaart Dir-Info in GCC
(zie 8.2)
Actiekaart secretariaat/logboek D5
(zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.)
Actiekaart DIR-INFO Terrein
(zie 8.4)
Actiekaart Coördinator Contact Centre
(zie 8.5)
Actiekaart webmaster/ -team Actiekaart media monitoring
(zie 8.6) (zie 8.7)
Actiekaart mediateam/persverantwoordelijke
(zie 8.88.8)
Actiekaart support team onthaal/catering/klaarzetten zaal persconferentie
(zie 8.90)
163
8.1 Actiekaart Crisiswoordvoerder (burgemeester) TAKEN § §
officiële woordvoering (normaalgezien de burgemeester) mediarelaties verzorgen
EEN INTERVIEW HOUDEN Voorbereiding Bespreek de modaliteiten van het interview. Stel bepaalde voorwaarden zoals de plaats, het tijdstip en de duur van het interview. Probeer vooraf het onderwerp af te lijnen: waarover wil hij het hebben/wat wil de journalist precies weten, waarover willen jullie (nog) niet praten. Vraag vooraf of het interview rechtstreeks in de ether gaat en anders wanneer. Overweeg wie de geschikte persoon is om geïnterviewd te worden als het bijvoorbeeld over technische zaken gaat. Indien er veel aanvragen voor interviews zijn, laat dan een persbijeenkomst organiseren. De geïnterviewde moet zich goed voelen: iemand die een crisissituatie moet beheren, mag niet onzeker of zenuwachtig overkomen. Bereid de boodschap voor: start met het betuigen van medeleven naar de eventuele slachtoffers/familieleden. benadruk dat de hulpdiensten volop bezig zijn met het beheren van de noodsituatie. Geef de essentie mee: kort en bondig – duidelijk en verstaanbaar. Wat kan/mag bevestigd/ontkend worden? Heb geen angst om te expliciteren dat bepaalde zaken nog verder geverifieerd moeten worden, waardoor u hierover nog geen uitspraken kan doen. Schakel een tolk in als de woordvoerder de taal niet volledig beheerst. • • § § §
Inhoud Leg uit wat de situatie is en welke maatregelen de overheid neemt om de situatie te beheren. Geef enkel gevalideerde gegevens mee of geef duidelijk aan dat de informatie nog voorwaardelijk is. Zorg voor concrete gegevens. Verval niet in gedetailleerde beschrijvingen. Gebruik korte zinnen. Spreek in de actieve vorm. Vermijd jargon. Vermeld regelmatig de website waarop meer uitgebreide en geactualiseerde informatie te vinden is. Interview Houd de boodschap / doelstelling in het oog. Toon dat je jouw verantwoordelijkheid opneemt. Denk steeds aan wie jouw echt publiek is (niet de journalist, wel het publiek).
164
8.2 Actiekaart Dir-Info in GCC OPDRACHT Je wordt gecontacteerd door Begeef je naar het crisiscentrum (presentatieruimte stadhuis) Win informatie in over de actuele toestand bij noodplanningsambtenaar: Wat is er gebeurd? Waar? Zijn er slachtoffers? Zijn er al maatregelen genomen voor de bevolking? Welke middelen worden ingezet? Neem telefonisch contact met de collega’s die mee ingeschakeld worden in het D5-verhaal. Bepaal vooraf welke functies je nodig hebt om de organisatie van de D5 mogelijk te maken. Geef een kort overzicht van de feitelijke situatie aan de andere actoren en wijs hen nog eens duidelijk op hun taak. Verdeel de taken onderling, rekening houdend met de inhoud van dit D5-plan. Bepaal de plaats waar de pers wordt opgevangen en maak die ruimte klaar (aanduidingen, netwerkverbinding, kaartmateriaal, …) Bereid een eerste persboodschap voor (feiten en aanbevelingen) en stem deze af met de burgemeester. Beperk u in die eerste boodschap tot de feiten en die zaken die je zeker weet (oa dat het gemeentelijk coördinatiecomité bijeengeroepen werd op vraag van de burgemeester). Maak concrete interne afspraken (met alle disciplines en partners) over de externe communicatie. Adviseer het coördinatiecomité over de boodschap en in te zetten communicatiemiddelen. • Noodzaak om Contact Centrum te activeren? (als er veel vragen komen van de bevolking) • Noodzaak van persconferentie (vooral als veel dezelfde vragen komen) • Noodzaak om extra persberichten/facebookberichten/tweets te versturen? Informeer het CC over de situatie, reacties van de bevolking, veel gestelde vragen, de mediadruk, …: deze info bekom je via de vertegenwoordiger van de D5 op het terrein, van het onthaal, van de communicatieverantwoordelijke van het bedrijf, … Stem de communicatie voortdurend op elkaar af. Het is belangrijk dat alle persberichten die verstuurd worden aan alle betrokkenen worden bezorgd (dus niet alleen naar de pers!!!). Maak hiervoor afspraken met de betrokkenen en vraag hen een e-mailadres te bezorgen aan de D5teamleider. Als de situatie zich voordoet bij een onderneming: Neem contact op met de onderneming en maak afspraken over de communicatie (vooraf kennisneming van persbericht, …). Hou je aan jouw rol en plaats het openbaar belang voorop.
-
1STE PERSBERICHT OPSTELLEN Maak een eerste persbericht op die enkel feitelijke info bevat: Burgemeester heeft zijn informatieplan afgekondigd ikv …. Burgemeester heeft de gemeentelijke fase afgekondigd (+ betekenis). Het gemeentelijk coördinatiecomité onder leiding van de burgemeester werd opgeroepen (dag, tijdstip, uur, plaats + wat, waar, wanneer gebeurd) Te bepalen in overleg met de noodplanningsambtenaar op het moment dat je door hem wordt • • •
165
opgeroepen. In een later stadium laat je kernboodschappen valideren in het GCC.
BERICHTEN VAN DE BEVOLKING VIA ANDERE ALARMERINGSKANALEN Omroepwagens
Ga steeds na of er nog geen bericht werd verspreid via de PA van de politionele diensten.
Sirenes
voor de Sevesobedrijven kan gebruik gemaakt worden van de elektronische sirenes om de bevolking te alarmeren. Het bevel tot activering van de sirenes kan enkel gebeuren door het CGCCR, de gouverneur, de burgemeester of de brandweer. Ga na wat er in de gesproken boodschappen werd meegedeeld.
Radio 2 WestVlaanderen
waarschuwingsberichten voor de bevolking via Radio 2 West-Vlaanderen:
Focus/WTV
• Tussen 05:00 en 21:30: • Tussen 21:30 en 05:00: volgende personen kunnen gecontacteerd om info voor de bevolking door te geven :
• Gemeentelijke website (via webteam)
namen aanvullen
Zie onder webteam.
Facebook (via webteam) Twitter (via webteam) EEN PERSBERICHT OPSTELLEN Zorg dat het bericht opvalt (het betreft een crisissituatie en kan niet blijven liggen). Vermeld steeds datum en tijdstip van het bericht. Vermeld van wie het bericht afkomstig is. Wees kort en bondig (feitelijk) – geen overbodige info. Wees voorzichtig: er is misschien onzekerheid over een aantal gegevens en je weet niet hoe de situatie zal evolueren. Geef een antwoord op de vragen: § WIE is betrokken? § WAT is er gebeurd? § WAAR is het gebeurd? § WANNEER is het gebeurd? (datum en tijd) § WAARDOOR is het gebeurd? § met WELKE onmiddellijke GEVOLGEN? § WAT en DOOR WIE wordt aan het onheil verholpen? § WAT zijn de AANBEVELINGEN, en voor WELKE DOELGROEP? Zet het belangrijkste nieuws vooraan. Begin met een korte beschrijving van de situatie en aanbevelingen.
166
Gebruik korte zinnen en eenvoudige woorden. Geef voor de bevolking aan wanneer en via welke weg meer informatie zal volgen. Vermeld een contactpersoon voor de media. Lees het bericht na vooraleer het te verspreiden (of laat het nalezen door iemand die iets meer afstand kan nemen van de tekst)! Zorg voor een INTERNE en EXTERNE verspreiding van het bericht (naar alle betrokkenen bij het D5 beheer). AANDACHTSPUNTEN Probeer een eerste persbericht te laten valideren en verzenden binnen 15 minuten na de aankomst van het coördinatiecomité. Neem ook de boodschap mee die reeds via PA werd omgeroepen.
167
8.3
Actiekaart secretariaat / logboek D5
OPDRACHT Je wordt gecontacteerd door …... Begeef je naar de plaats zoals bepaald door de burgemeester. Je staat in voor het notuleren van de afspraken die specifiek voor de discipline 5 gemaakt worden in het GCC dat samenkomt in de presentatieruimte in het stadhuis van Harelbeke. Notulering kan via het logboek (zie bijlage Logboek).
8.4 Actiekaart Dir-Info Terrein AANDACHTSPUNTEN De contactpersoon op het terrein voor de discipline 5 is Céline Meheus. Deze wordt verwittigd door Dir-Info die zetelt in het GCC. Taak: opvang en onder controle houden van de pers op het terrein (in de mate van het mogelijke). Maak afspraken met de discipline 3 om hierin te helpen. Maak afspraken met de disciplines op het terrein over woordvoering en contacten met de media (via CP-Ops). Geef geregeld feedback aan de Dir-Info over de situatie ter plaatse. Omgekeerd houdt de Dir-Info jou op de hoogte van de beleidsbeslissingen in het GCC. Bepaal of en wanneer een rondleiding op de rampsite georganiseerd kan worden, na overleg met en met toestemming van de Dir CP-Ops. Bepaal waar de media zich kunnen opstellen voor het nemen van beelden, na akkoord van de DirCP-Ops. Via de Dir-Info krijg je de persberichten binnen (volgens mogelijkheden: smartphone of fax in de CP-Ops). Ook wanneer een persconferentie wordt gehouden word je hiervan in kennis gesteld via Dir-Info. Op die manier kan je ook de pers ter plaatse op de hoogte brengen.
JOURNALISTEN OP HET TERREIN In principe moeten de journalisten zich buiten de oranje zone (ontradingsperimeter) houden. Controle: discipline 3. Na akkoord van Dir-CP-OPS kunnen de journalisten de oranje zone (uitzonderlijk de rode zone) betreden. De verantwoordelijke van D5 op het terrein organiseert dit praktisch verder (beeldmateriaal nemen, journalisten begeleiden, …). AANDACHTSPUNT Kazuifel mee? Aantrekken voor herkenning op het terrein. Meld jouw aanwezigheid eenmaal ter plaatse in de CP-Ops aan de Dir CP-Ops én aan de noodplanningsambtenaar.
168
8.5 Actiekaart Coördinator Contact Centrum OPDRACHT Een Contact Centrum staat in voor het geven van informatie aan de niet direct betrokken bevolking. Niet te verwarren met het telefooninformatiecentrum (TIC) die de familie van de direct betrokkenen informeert (= opdracht voor de medische discipline, discipline 2). Het is belangrijk dat u afstemt met de D2. Ofwel worden twee nummers gecommuniceerd ofwel worden afspraken gemaakt om voor beide dienstverleningen te werken via Téléperformance: afspraken vooraf te maken!!!.
AANDACHTSPUNTEN Nummer Téléperformance en/of mailadres
0479 88 79 36
[email protected]
(als hiermee gewerkt wordt door de gemeente) Nummer TIC ……………………..
Om door te geven/door te schakelen indien Téléperformance verwanten/familie aan de lijn heeft (te bekomen via de discipline 2vertegenwoordiger in het GCC)
STAPPENPLAN Activatie § §
§ § § § § §
Begeef je na de telefonische oproep vanuit de GCC naar de opgegeven plaats Vraag aan de Dir-Info welke informatie reeds vrijgegeven kan worden, met volgende aandachtspunten: ü Wat is gebeurd? ü Waar is het gebeurd? ü Wanneer is het gebeurd? ü Zijn er bepaalde gevaren voor volksgezondheid, milieu…? ü Zijn er specifieke richtlijnen doorgegeven aan de bevolking? ü Zijn er bepaalde wegen afgesloten: welke zijn de alternatieve trajecten? ü Naar welke nummers dienen de pers en familieleden van betrokkenen doorgegeven worden? Stel het activeringsformulier op in bijlage + bel op het permanent gsm-nummer van Téléperformance (tenzij dit reeds gebeurde door de Dir-Info) Vraag te bevestigen wanneer de activering gebeurd is en vraag ook naar een nummer of mailadres waarop je de telefonisten van Téléperformance kan briefen. Vraag aan de D5 in het GCC welke het nummer is dat de D2 vrijgaf voor de verwanten en familieleden. Laat aan de Dir-Info weten als het Contact Centrum geactiveerd is. Voed het Contact Centrum op geregelde tijdstippen met de gevalideerde info die je via de DirInfo ontvangt. Peil af en toe bij de telefonisten van het Contact Centrum of bepaalde vragen steeds terug komen. Koppel die terug naar de D5 in het GCC. Op die manier kunnen de vragen eventueel beantwoord worden in het GCC.
Opgelet! Ook wanneer niet gewerkt wordt via Téléperformance voor het beantwoorden van vragen door de bevolking, maar wel via het zogenaamde TIC, dan moet er ook gezorgd worden voor info naar dit TIC. Ook dit is de taak van de coördinator van het call centrum.
169
8.6 Actiekaart Webmaster/ -team
WEBSITE/SOCIALE MEDIA (FACEBOOK/TWITTER) De noodplanningspagina verloopt via de website van de gemeente Voor facebookberichten. Maak zelf twitterberichten voorafgegaan door een duidelijke # (eventueel overnemen uit de tweets die al lopen rond het incident) te voeden via de reeds aangemaakte twitterpagina TE CONTACTEREN § § §
§
Voor de gemeentelijke website:
§
Voor facebook/Twitter:
8.7 Actiekaart mediamonitoring DOEL -
-
Een “beeld” maken van de situatie op basis van verschillende media is nuttig voor de beleidsmakers om een ander zicht te hebben op de situatie en voor discipline 5 voor de bijsturing van de communicatie-acties Analyse en synthese van de berichtgeving: wordt de eigen berichtgeving juist overgenomen, circuleren er onjuistheden of geruchten, wat zijn de argumenten van andere organisaties of burgers, wat is de reactie van de bevolking, wat is de algemene toonzetting van de communicatie, welke woorden moeten absoluut vermeden worden, …
PRIORITAIR TE VOLGEN MEDIA Radio
Radio 2 West-Vlaanderen: 100.1 fm – regionaal nieuws om 12u30 en 17u30 en elk uur nieuws
Radio 1: 95.7 fm – elk uur nieuws
Studio Brussel: 102.1 fm – elk uur (verkort) nieuws
170
TV
Éen: Het journaal wordt dagelijks uitgezonden om 13u, 18u, 19u en 23u. Journaal laat wordt steeds herhaald tot 9u in de ochtend. Canvas: Terzake wordt van maandag tot vrijdag uitgezonden om 20u. VTM: Het Nieuws wordt dagelijks uitgezonden om 13u, 17u45 en 19u. Later op de avond is er ook nog een uitzending van Het Nieuws, maar deze heeft geen vast e programmering. Het uur is afhankelijk van de voorgaande programma’s. Om 1u45 is er nog een herhaling van Het Nieuws. VT4: Actualiteitsprogramma uitgezonden van maandag tot vrijdag om 18u55. Later op de avond wordt het programma herhaald. Het uur is afhankelijk van de voorgaande programma’s. Focus wtv: Nieuwsflash: elke weekdag van 13u-16 wordt er om het uur een nieuwsflash uitgezonden. De zondag is er om 18u30 een nieuwsflash. Journaal: dagelijkse uitzending om 18u. Het programma wordt herhaald tot 11u.
Geschreven pers
Het Nieuwsblad De Standaard De Morgen Het Laatste Nieuws
Digitaal
Belga: http://bel.belga.be/ Focus-WTV: http://www.focustv.be/ Het Nieuwsblad: http://www.nieuwsblad.be/index.html De Standaard: http://www.standaard.be/ De Morgen: http://www.demorgen.be/ Het Laatste Nieuws: http://www.hln.be Krant van West-Vlaanderen: http://kw.knack.be/west-vlaanderen/# Twitter zoeken via verschillende (logische) hashtags. Andere mogelijkheid voor controle tweetberichten via https://web.tweetdeck.com www.socialmention.com www.google.com/alerts
AANDACHTSPUNTEN ANALYSE feitelijk correcte informatie? toonzetting woordgebruik thema’s die leven (issues) kritische beschouwingen, … Geef feedback aan de Dir-Info over de berichtgeving. Reageer onmiddellijk op een onjuiste weergave van de eigen communicatie (met enkel gevalideerde info door het GCC).
171
8.8 Actiekaart Mediateam/Persverantwoordelijke TAKEN Je bent contactpersoon voor de pers – jouw naam wordt onder elk persbericht vermeld. Je staat de pers telefonisch te woord. Je geeft hen gevalideerde info door. Je noteert vragen die je niet kan beantwoorden en geeft die door aan de Dir-Info. Je organiseert een persconferentie wanneer hier om gevraagd wordt door het GCC. Je staat in voor de opmaak van een persmap af te geven voor de persconferentie. FORMULIER PERSVRAGEN (zorg dat u hiervan een aantal kopieën hebt) Naam journalist Medium Tijdstip van oproep Verifieer of alle persberichten ontvangen werden
0 ja
Persconferentie gepland ?
0 ja, deel plaats en uur mee : ………………………
0 neen, te bezorgen op faxnummer :……………….
Inhoudelijke vragen
Vraag om live interview ?
Wanneer in de ether : ……………………………. Rechtstreekse uitzending ? ………………………. Spreek plaats en tijd met woordvoerder af en bel journalist terug.
Tijdstip waarop teruggebeld werd.
INRICHTING PERSCENTRUM Het perscentrum wordt ingericht in het OCMW van Harelbeke. AANDACHTSPUNTEN Faciliteiten: § § § § §
voldoende ruim voor persbriefings sanitair tafels en stoelen koude/warme dranken hotspot
172
§ kopieertoestel § … Breng geregeld een laatste stand van zaken (kan mondeling). Bezorg kopieën van de persberichten ook aan de aanwezige journalisten. Bezorg een persmap (achtergrondinformatie kopie van de brochure ‘Noodplanning en crisisbeheer in België’). Voorzie parking voor auto’s en satellietwagens nabij het perscentrum (OCMW Harelbeke). ORGANISATIE PERSCONFERENTIE Of al dan niet een persconferentie nodig is, bepaalt het GCC. Houd rekening met het tijdstip van de nieuwsuitzendingen. Dan is het bereik het grootst en kunnen de media het makkelijkst hun werk doen. Maak de locatie en het tijdstip tijdig bekend. Dat kan in een persbericht of anders per uitnodiging. Geef geen belangrijke informatie vrij kort voor een persconferentie. Formuleer kort de kernboodschap. Geef die door aan de woordvoerder (normaalgezien de burgemeester). Voorzie vooraf mogelijke vragen en hoe je die kan beantwoorden. Spreek daarbij af dat iedereen zich onthoudt van persoonlijk commentaar en dat bepaalde vragen niet zullen worden afgewimpeld, … Hou er rekening mee dat radio en tv na de persconferentie meestal een apart interview willen, omdat hun publiek een persoonlijke communicatiestijl verwacht. Duid een voorzitter aan en laat die de touwtjes in handen nemen: hij duidt de journalisten aan die een vraag mogen stellen, hij geeft het woord aan een collega aan tafel, blokt de journalisten af indien er te lang wordt doorgevraagd… DEADLINES VAN DE MEDIA Schrijvende pers
best vóór 17u00 (uiterlijk 22u00)
Radio
best vóór 12u00 (middagjournaal: 13u00) best vóór 17u00 (hoofdjournaal: 18u00)
TV
best vóór 12u00 (middagjournaal: 13u00) best vóór 18u00 (hoofdjournaal: 19u00)
OPMAAK PERSMAP §
§ §
Info over de organisatie van het crisisbeheer: fasering, disciplines, coördinatiecomité en veiligheidscel, … (Infobrochure ‘Noodplanning en crisisbeheer in België’, te vinden op de site van het Crisiscentrum van de Regering Aanbevelingen aan de bevolking Persberichten over de situatie
DOORSCHAKELEN NAAR GSM-NR -
Bepaal op welk toestel je de pers zal te woord staan vooraf en hoe je eventueel een kleine cascade met meerdere toestellen kan opbouwen, indien er veel vragen komen en je het met een toestel niet meer kan opvangen.
173
8.9 Actiekaart support team onthaal/catering/klaarzetten zaal persconferentie TAKEN Je vangt eventuele persvragen die via het centrale nummer binnen komen op. Je schakelt de binnenkomende telefoons van de pers door naar het nummer dat voor de pers werd vrijgemaakt.
Je vangt de pers op. Wanneer iemand van de pers zich aanmeldt, contacteer je de persverantwoordelijke van D5. Je geeft naam en medium van de betrokken persmedewerker door. Persmensen mogen onder geen beding doorgestuurd worden naar het GCC.
Je zet de perszaal klaar op vraag van en op aanwijzing van de persverantwoordelijke. Je staat in voor het kopiëren van de persmappen, waarvan de inhoud wordt doorgegeven door de persverantwoordelijke.
Je verzorgt de catering (koffie en water) voor de pers tijdens de persconferentie.
Je staat in voor de catering in het crisiscentrum en voor alle disciplines.
AANDACHTSPUNTEN
174
9. Bijlagen GSM-lijst interne D5-lijst GSM-lijst externe partners D5 Logboek secretariaat
(zie 9.3)
Aanwezigheidslijst
(zie 9.4)
Sjabloon persbericht
(zie 0)
Contactgegevens pers
(zie 9.5)
Formulier persvragen
(zie 9.6)
Activering Téléperformance
(zie 9.7)
Inhoud persmap
(zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.)
Invulformulier voor wijziging
(zie Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.)
175
9.1 GSM-lijst interne D5-lijst FUNCTIE
NAAM
TEL TD
GSM/TEL BD
E-MAIL
9.2 GSM-lijst externe partners D5 Gemeentegrensoverschrijdende D5-contacten FUNCTIE
NAAM
TEL TD
GSM/TEL BD
E-MAIL
Communicatieverantwoordelijken Seveso- en grote bedrijven BEDRIJF
COMMUNICATIEVERANTWOORDELIJ KE
TEL
GSM
E-MAIL
176
Communicatieverantwoordelijken NMBS/DE LIJN FUNCTIE
NAAM
TEL TD
GSM/TEL BD
E-MAIL
9.3 Logboek Naam secretaris
TIJDSTIP
datum
incident
WEERGAVE VERLOOP OVERLEG IN PCC
Pgnr
BESLISSINGEN + ACTIES TE ONDERNEMEN VOOR D5
177
9.4 Aanwezigheidslijst Vergadering: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………… Plaats: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………… Datum: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………….. Uur: ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………
NAAM
FUNCTIE
DIENST
E-MAIL
GSM
Aandachtspunt: mogelijks zijn diensten betrokken die geen vertegenwoordiging hebben in het GCC.
178
Algemeen Sjabloon persbericht Eerste persbericht
Persbericht nr. 1 Datum: Tijdstip: DRINGEND INFORMATIEBERICHT AAN DE MEDIA
NATIONAAL / PROVINCIAAL / GEMEENTELIJK ALGEMEEN NOOD- EN INTERVENTIEPLAN IN WERKING GESTELD
Het nationaal / provinciaal / gemeentelijk coördinatiecomité (CC) van gemeente Harelbeke is in werking gesteld n.a.v een noodsituatie:
1. GEBEURD TE: Gemeente(n):
•
(bedrijf):
• •
datum:
•
uur:
2. AARD VAN HET ONGEVAL: o
gasontsnapping
Ongeval:
o
brand
o
weg
o
ontploffing
o
waterweg
o
vloeistofuitbraak
o
spoor
o
verontreiniging
o
vliegtuig
o
Andere:
3. BETROKKEN PRODUCT(EN): •
Naam:
•
VN nr.
4. ONMIDDELLIJKE MAATREGELEN TE NEMEN DOOR BEVOLKING VAN: Gemeente(n), wijk(en), stra(a)t(en): o
Ga naar binnen
o
Sluit ramen en deuren
o
Luister naar de VRT-radio en/of FOCUS/WTV voor verdere berichten
o
Vermijd telefoneren
179
o
Haal de kinderen niet van school; ze zijn daar veilig
o
Geef gevolg aan de berichten via luidsprekers van politie, brandweer of andere hulpdiensten
o
Andere:
5. SLACHTOFFERS (wie/aantal/toestand…): Toestand en aantal: o
lichtgewonden:
o
zwaargewonden:
o
dodelijke slachtoffers:
evacuatie naar: infonummer voor familieleden: 6. Het GEMEENTELIJK COÖRDINATIECOMITÉ (GCC) onder leiding van de heer Alain Top, burgemeester Stad Harelbeke komt om ….. uur samen in het de presentatieruimte van het Harelbeekse stadhuis, Marktstraat 29. 7. OPSTELLER VAN HET BERICHT EN CONTACTPERSOON PERS: •
Naam
•
Functie:
•
Tel.:
180
Volgende persberichten
Persbericht nr. Datum: Tijdstip:
INFORMATIEBERICHT AAN DE MEDIA
MEER INFO VIA: •
Website
•
Facebook
•
Twitter
CONTACTPERSOON VOOR DE PERS: •
Naam:
•
Functie:
•
Tel.:
181
9.5 Contactgegevens pers 9.6 Formulier persvragen FORMULIER PERSVRAGEN Naam journalist Medium Tijdstip van oproep Verifieer of alle persberichten ontvangen werden
0 ja
Persconferentie gepland ?
0 ja, deel plaats en uur mee : ………………………
0 neen, te bezorgen op faxnummer :……………….
Inhoudelijke vragen
Vraag om live interview ?
Voor welke nieuwsuitzending? : ……………………………. Rechtstreekse uitzending ? ………………………. Spreek plaats en tijd met woordvoerder af en bel journalist terug.
Tijdstip waarop teruggebeld werd.
182
9.7 Activering Téléperformance (Contact Centre) ACTIVATIEPROCEDURE 1) Contacteer Teleperformance Gsm (24u/24):
0479 88 79 36
E-mail:
[email protected]
Telefoon (back-up): 02 200 50 00 Fax:
02 200 55 40
2) Eerste informatie aan Teleperformance •
zich identificeren (naam, functie, provincie)
•
activatie van het Contact center vragen
•
aangeven wie gemachtigd is om de aanvraag te bevestigen
Contactpersonen die bij een noodsituatie gemachtigd zijn om het contact center te activeren (zoals vermeld in de contactgegevens provincie) : Persoon 1*
Persoon 2**
Naam Voornaam Functie Tel GSM E-mail Fax
*bij ziekte of afwezigheid: de vervangende arrondissementscommissaris, zijnde dhr. Johan Debyser of mevr. Teerlynck ** bij ziekte of afwezigheid: de vervangende attachés noodplanning: mevr. Commeine, mevr. DeVisscher, dhr. Van Hooimissen.
Teleperformance stuurt aan de gemachtigde persoon een schriftelijke vraag tot bevestiging van de activering van het Contact center.
3) Stuur het activatieformulier •
Stuur zo snel mogelijk het ingevulde activatieformulier aan Teleperformance om de activatie van het Contact center te bevestigen (NB: het is aangeraden het vooraf al zoveel mogelijk in te vullen om de procedure te versnellen).
•
Zodra Teleperformance het ingevulde formulier heeft ontvangen, gebeuren alle verdere contacten uitsluitend via de verbindingsofficier die in het formulier is vermeld.
•
Teleperformance deelt het telefoonnummer mee dat aan de betrokken bevolking kan
183
9.8 Rampenkoffer Benodigdheden voor iedere D5-medewerker om zijn/haar taak afzonderlijk goed te kunnen uitvoeren.
Wouter Linseele (Dir. Info) -
Pen en papier + extra pen Uurwerk (nodig om time-outs te kunnen geven) Kaart van Harelbeke + alcoholstift Timer of stopwatch Eventueel weerkaart Monodisciplinair interventieplan
-
Computer GSM Flip-over of whiteboard
Extra:
Céline Meheus (adjunct Dir-Info in CP-Ops) -
Walkie talkie Oortjes Extra batterijen/extra simcard Oplader Gewone zaklamp en kopzaklamp Fluitje (aandacht trekken) Plakband en schaar (snel vastplakken) Pen en papier + extra pen Kaart van Harelbeke + alcoholstift (aantonen van gevarenzone) Regencape Laarzen Monodisciplinair interventieplan
-
Tablet/smartphone Water
Extra:
Frederic De Vos (Persverantwoordelijke) -
Perslijsten Usb-stick (met perslijsten en eerste persbericht/verdere persberichten) Kaart van Harelbeke Internetkabel Monodisciplinair interventieplan (eventueel voor invulling van vooraf opgemaakte persberichten)
-
Computer/tablet Adaptor GSM/walkietalkie Netwerk-infrastructuur
Extra:
184
Pieter Van Tieghem (Webmaster en Mediamonitor) -
Wachtwoorden sociale media (Facebook, Twitter) Usb-stick (lijstje websites/kranten) Monodisciplinair interventieplan
-
Computer/tablet Extra computer/scherm Adaptor Radio Televisie Lijstje websites/kranten bij favorieten (‘ramp’) Account bij tweetdeck GSM/walkietalkie Netwerk-infrastructuur
Extra:
Isabel Mestdagh (Medewerker Dir. Info)
-
Pen en papier + extra pen Oortjes Witte en rode briefjes (rood voor dringende meldingen, wit voor minder dringende meldingen) Uurwerk Logboek van D5 Monodisciplinair interventieplan
-
Computer Telefoon/GSM
-
Extra:
Aandachtspunten Iedereen krijgt bij aanvang een fluohesje. Deze fluohesjes bevinden zich bij de brandweer. Iedere D5-medewerker dient een aparte koffer te hebben. Deze koffer moet opgeborgen worden op een toegankelijke plaats die onmiddellijk gebruik niet in de weg staat.
185
9.9 Presentatieruimte ingericht als CC-Gem
186
1