Auteur Bernard Waûters
Onderwerp Dit is een uittreksel uit het boek: "Aandelen en echtscheiding" Jaar: 2000 Auteur: B. Waûters ISBN: 90 6215 725 4 Volume: 588 p. Prijs: 3.950 BEF (97,92 EUR) Uitgeverij: MAKLU Somerstraat 13/15, 2018 ANTWERPEN (België) Tel. +32(3)231 29 00 e-mail:
[email protected] internet: www.maklu.be
Datum 2000 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. © M&D Seminars - 1 december 2001
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
INHOUDSTABEL ECHTGENOTEN EN BUITENBEZITSTELLING VAN AANDELEN ......................................................... 2 HOOFDSTUK 1. INLEIDING................................................................................................................................... 2 HOOFDSTUK 2. DE AANDELEN BEVINDEN ZICH BIJ DE ANDERE ECHTGENOOT ..................................................... 2 § 1. De andere echtgenoot is te goeder trouw ............................................................................................... 2 § 2. De andere echtgenoot is te kwader trouw .............................................................................................. 3 HOOFDSTUK 3. DE AANDELEN BEVINDEN ZICH BIJ EEN DERDE ........................................................................... 4 § 1. De derde is te goeder trouw.................................................................................................................... 4 § 2. De derde is te kwader trouw................................................................................................................... 5
ECHTGENOTEN EN BUITENBEZITSTELLING VAN AANDELEN
Hoofdstuk 1. Inleiding Nadat hiervoor de wetgeving in verband met de buitenbezitstelling van onder andere aandelen aan bod is gekomen, dient nu de vraag te worden gesteld wat echtgenoten, die in een echtscheidingsprocedure zijn verwikkeld, met deze wetgeving kunnen aanvangen. We gaan daarbij uit van de veronderstelling dat de ene echtgenoot niet weet waar zijn aandelen zich bevinden. Deze aandelen kunnen zowel aandelen zijn die hem eigen zijn, als aandelen die gemeenschappelijk zijn. Gemeenschappelijke aandelen kunnen in de regel wel door elke echtgenoot afzonderlijk worden bestuurd (regel van het concurrentieel bestuur), maar dit belet niet dat ze eigendom blijven van de twee echtgenoten. Bijgevolg kan elk van beide echtgenoten, als hij merkt dat de andere de aandelen wederrechtelijk aan het gemeenschappelijk vermogen onttrekt, stappen ondernemen om zijn eigendomsrechten op die gemeenschappelijke aandelen te vrijwaren. Hierna komen dan ook de verschillende mogelijkheden aan bod die een echtgenoot moeten toelaten zijn aandelen terug te krijgen. Voor deze bespreking moet een aantal hypothesen worden onderscheiden. Ofwel bevinden die aandelen zich bij de andere echtgenoot. Die andere echtgenoot kan ze hetzij te goeder trouw, hetzij te kwader trouw onder zich houden. Ofwel bevinden die aandelen zich bij een derde, die ook weer te goeder trouw of te kwader trouw zal zijn. De noties van goede en kwade trouw kwamen hoger reeds aan bod. We overlopen hierna deze verschillende hypothesen één voor één, telkens uitmakend wat de mogelijkheden zijn voor een echtgenoot om eventueel zijn aandelen terug te krijgen.
Hoofdstuk 2. De aandelen bevinden zich bij de andere echtgenoot § 1. De andere echtgenoot is te goeder trouw In deze hypothese heeft de ene echtgenoot rechten op aandelen die zich bij de andere echtgenoot bevinden. Deze andere echtgenoot is echter volkomen te goeder 2
trouw : hij heeft die aandelen verkregen van iemand waarvan hij niet weet dat hij niet de ware eigenaar was van die aandelen. Ten gevolge van zijn goede trouw wordt deze andere echtgenoot beschermd door de wet. De echtgenoot zonder aandelen heeft twee mogelijkheden. Ten eerste kan hij aantonen dat de aandelen in kwestie gestolen of verloren zijn. Dit laat hem toe binnen drie jaar na de diefstal of het verlies de aandelen van de andere echtgenoot terug te vorderen, tenzij deze ze op een markt of van een handelaar in de zin van artikel 2280 B.W. heeft verkregen. Ten tweede kan hij verzet aantekenen op basis van de wet van 24 juli 1921. Na het volgen van de hiervoor beschreven procedure die deze wet voorziet, zal zijn uitgemaakt aan wie de aandelen effectief toekomen.
§ 2. De andere echtgenoot is te kwader trouw In deze tweede hypothese, die veel waarschijnlijker is dan de eerste gezien de omstandigheden van de echtscheiding, heeft de andere echtgenoot aandelen in zijn bezit, waarvan hij weet dat hij ze niet rechtmatig heeft verkregen van de eigenaar van de aandelen. De echtgenoot die de aandelen onder zich houdt, kan te kwader trouw zijn omdat hij die aandelen zelf heeft gestolen of ‘gevonden’, of omdat hij ze van de dief of de vinder heeft verkregen. Hij kan ze via bedrog, misbruik van vertrouwen, oplichting,… hebben verkregen van de ene echtgenoot. Al deze omstandigheden leiden tot de situatie dat het bezit gebrekkig is, want te kwader trouw. Omdat die echtgenoot niet de juridische bezitter is, wordt hij niet door art. 2279, eerste lid B.W. beschermd. Hier heeft de ene echtgenoot ook twee mogelijkheden om zijn aandelen terug te krijgen. Ten eerste kan hij gedurende dertig jaar een vordering tot teruggave instellen tegen zijn echtgenoot. Ten tweede kan hij ook hier een beroep doen op de procedure van de wet van 24 juli 1921, teneinde uit te maken aan wie de aandelen toekomen.
3
Hoofdstuk 3. De aandelen bevinden zich bij een derde
§ 1. De derde is te goeder trouw In dit hoofdstuk gaan we er ook van uit dat de ene echtgenoot, eigenaar van de aandelen, deze aandelen niet meer in zijn bezit heeft. Deze aandelen bevinden zich echter niet meer bij de andere echtgenoot, maar bij een derde. Hoe kunnen die aandelen bij de derde zijn beland ? Er zijn veel mogelijkheden, die voor ons onderwerp niet van belang zijn. Zo kan de derde die aandelen te goeder trouw verkregen hebben van een dief of een eerlijke vinder, of van een andere bezitter te goeder trouw. Hier interesseren ons echter vooral de gevolgen van het feit dat de echtgenoot in een echtscheidingprocedure is verwikkeld. Het is niet louter denkbeeldig dat de andere echtgenoot die aandelen heeft weggenomen, en aan de derde te goeder trouw heeft overgedragen. Wat kan de buiten bezit gestelde echtgenoot in deze hypothese ondernemen tegen de derde te goeder trouw ? Ten eerste is het mogelijk dat hij kan aantonen dat de aandelen zijn gestolen of verloren. belangrijk hierbij is dat er diefstal plaatsvindt in de zin van artikel 2279, tweede lid B.W. telkens iemand zonder of tegen zijn wil het materieel bezit van een zaak wordt ontnomen. Van zodra hij echter willens het materieel bezit heeft overgedragen, ook al was dat ten gevolge van bedrog, oplichting, misbruik van vertrouwen,…, is er geen sprake meer van diefstal in de zin van artikel 2279, tweede lid B.W. Het is echter niet nodig dat de identiteit van de dief gekend is of dat de diefstal strafbaar is. Dit laatste heeft hier vooral zijn belang, gezien diefstal tussen echtgenoten in ons recht niet strafwaardig wordt geacht. De band van aanverwantschap is een verschoningsgrond die de strafbaarheid van een diefstal tussen echtgenoten verhindert. Het feit dat de ‘diefstal’ door de andere echtgenoot zou zijn gepleegd, verhindert echter de toepassing van artikel 2279, tweede lid B.W. niet. Bijgevolg kan de echtgenoot zich binnen de drie jaar na de diefstal of het verlies keren tegen de derde te goeder trouw, en zich de aandelen laten teruggeven op grond van art. 2279, tweede lid B.W.. In dit geval moet de echtgenoot de derde zelfs niet vergoeden, tenzij deze de aandelen op een markt of van een handelaar in de zin van art. 2280 B.W. heeft verkregen. Ten tweede kan hij, als hij niet weet waar het aandeel zich bevindt, via de wet van 24 juli 1921, verzet aantekenen, zodat hij in zijn rechten kan worden hersteld. 4
§ 2. De derde is te kwader trouw In veel gevallen zal de derde, die de aandelen van de ongelukkige echtgenoot in zijn bezit heeft, op de hoogte zijn van het feit dat hij de aandelen niet van de eigenaar heeft verkregen. In het kader van echtscheidingsprocedures is de verleiding groot aandelen in veiligheid te brengen bij de ouders, broers, zussen, bij de bijzit of bij andere vertrouwenspersonen, die dan meestal heel goed op de hoogte zijn van de herkomst van die aandelen. In deze hypothese is de derde bijgevolg te kwader trouw, wat leidt tot een afwezigheid van bescherming door het recht. De buiten bezit gestelde echtgenoot kan gedurende dertig jaar een vordering tot revindicatie instellen tegen de actuele houder van de aandelen. Daarnaast kan hij ook hier weer een beroep doen op de wet van 24 juli 1921 zodat de houder van de aandelen verplicht is ermee boven water te komen wil hij niet dat zijn waardepapieren waardeloos worden.
5