Auteur Johan Du Mongh
Onderwerp Dit is een uittreksel uit het boek: Titel: De Erfovergang van aandelen Jaar: 2003 ISBN: 90-5095-337-9 Volume: 544 blz. Prijs: 100 EUR Uitgeverij: intersentia www.intersentia.be
Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M& D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud.
© M&D Seminars - 1 februari 2004
M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 – 9000 GENT TEL 09/224 31 46 – FAX 09/225 32 17 – E-mail:
[email protected] – www.mdseminars.be
DE ERFOVERGANG VAN AANDELEN
JOHAN DU MONGH
Antwerpen – Groningen – Oxford
Hoofdstuk 6. De overgang van aandelen in de BVBA
erfgenamen, een en ander behoudens afwijkende statutaire bepalingen of wilsbeschikkingen van de erflater417.
B. PRINCIPIEEL BEPERKTE OVERDRAAGBAARHEID 55. Het intuitu personae-karakter van de BVBA uit zich in het huidig Wetboek van Vennootschappen het sterkst in de wijze waarop de overdracht en overgang van aandelen is geregeld. De Wetgever heeft bij de invoering van deze vennootschapsvorm het gesloten of familiaal karakter ervan gedurende de volledige loopduur van de vennootschap willen beveiligen418, ook na het overlijden van één van de oorspronkelijke leden. Deze bijzondere wettelijke regeling vormt een uitzondering en tevens versoepeling op het regime van deelbewijzen419, waartoe de aandelen in een BVBA in essentie behoren420. De voorschriften van artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) bevatten derhalve “le maximum de cessibilité compatible avec les droits essentiels de la société de personnes à responsabilité limitée”421. Het is bijgevolg niet mogelijk om in de statuten een ruimere overdraagbaarheid te stipuleren422. Deze bepaling wordt geacht van openbare orde te zijn423. De overgang van aandelen in een BVBA bij het overlijden van een aandeelhouder is naar luid artikel 249 W.Venn. enkel mogelijk op voorwaarde van “instemming van ten minste de helft van de vennoten die ten minste drie vierde van het kapitaal bezitten, na aftrek van de rechten waarvan de overdracht is voorgesteld”. De wet koppelt aan het gebrek aan instemming zelfs de nietigheidssanctie. Op grond van de aangewende bewoordingen “op straffe van nietigheid” namen rechtspraak en rechtspraak daarom vaak aan dat de Wetgever de instemming van de medevennoten als bestaansvoorwaarde interpreteerde424. Gelet op het door de Wetgever geviseerde regime, mag evenwel worden aangenomen dat de instemming moet worden aanzien als een opschortende voorwaarde, en niet als een regularisering van een in se nietige
417
418
419
420 421
422 423 424
Zie uitvoerig JASPER, D., in Münchener Handbuch des Gesellschaftsrechts, o.c., 1996, §25, p. 325 e.v. VAN HOUTTE, J., o.c., nr. 132, p. 193; Zie ook MICHEL, H., “Les S.P.R.L et S.P.R.L.U.”, in Traité pratique de droit commercial, Diegem, Story-Scientia/Kluwer, 1998, p. 599, nrs. 847 e.v. Artikel 38 W. Venn. (artikel 1861 (oud) Venn.W.) vereist immers de unanieme toestemming van alle medevennoten voor de toetreding tot de vennootschap. Deze regel is slechts een uiting van het contractueel karakter van vennootschappen zonder volkomen rechtspersoonlijkheid (Zie ook artikel 209 W. Venn. – artikel 24 (oud) Venn.W.). Verslag WAUWERMANS, o.c., p. 22; VAN RYN, J. en HEENEN, J., o.c., t. II, p. 20, nr. 909. Verslag ROLIN, Senaat, zitting 18 december 1934, Parl.St., nr. 25, p. 13; Zie ook Verslag WAUWERMANS, p. 29. Strengere bepalingen zijn wél mogelijk; Brussel 11 september 1980, R.P.S. 1980, 198. LOIR, M., Traité, o.c., nr. 44, p. 201; Deze nietigheid wordt zelfs absoluut geacht, zie Gent 15 mei 1991, T.R.V. 1991, 36; Vz.Kh. Brussel 14 januari 1988, J.L.M.B. 1988, 440; R.P.S. 1988, 178; T.B.H. 1991, 90; T.R.V. 1988, met noot; Vz. Kh. Gent 23 januari 1990, T.R.V. 1990, 201, noot M. WYCKAERT; Kh. Leuven 18 november 1997, V&F 1998, 54; LOIR, M., Traité, o.c., nr. 48, p. 216; FREDERICQ, L., Traité, o.c., V, p; 913, nr. 647; RESTEAU, Ch., Sprl, o.c., nr. 736; WAUWERMANS, o.c., nr. 264.
Intersentia
79
Deel I. De erfovergang van aandelen ab intestato
overgang van aandelen425. Uit de voorbereidende werken blijkt overigens dat de Wetgevers met de ongelukkig gekozen term “nietigheid” enkel wilden afwijken van het gemeenrechtelijk regime waarbij ook een niet-goedgekeurde overdracht mogelijk is, en waarbij de overnemer dan tot “croupier”426 werd herleid (artikel 38 W. Venn. – artikel 1861 (oud) Venn.W.)427. Verdergaand tenslotte op een algemene tendens om de nietigheidssanctie zoveel mogelijk te vermijden, indien op een andere wijze hetzelfde resultaat kan worden bereikt428, geeft een meerderheid in de rechtsleer de voorkeur aan het opschortend karakter van de instemming429. De Wetgever heeft evenwel de vrijheid van successieregeling van de oprichters en leden van familievennootschappen niet nodeloos willen beknotten. Daarom is geen instemming vereist voor een overgang aan een vennoot, echtgenoot, descendent of ascendent, of andere door de statuten toegelaten personen. Deze personen moeten luidens de Parlementaire voorbereiding niet noodzakelijk bloedverwanten zijn430. Volgens RESTEAU moeten deze personen niet bij naam worden vermeld, maar volstaat een voldoende gepreciseerde omschrijving, zoals “la disposition des statuts autorisant la cession de parts au fils ainé d’un associé, ou bien encore à tous ses fils
425
426
427
428
429
430
80
Kh. Antwerpen 17 december 1958, R.P.S. 1961, nr. 5.021, p. 292, noot J. ‘t KINT; Kh. Gent 29 juni 1990, T.R.V. 1990, 201; VAN RYN, J., en HEENEN, J., Principes, o.c., t. II, p. 23, nr. 915; Zie voor een bespreking van de beide stellingen WYCKAERT, M., “De instemmingsvereiste bij de overdracht van aandelen in een B.V.B.A.: opschortende voorwaarde of bestaansvoorwaarde? Een poging tot verantwoording van de mogelijke stellingnames”, T.R.V. 1990, 184 . Zie hierover VAN GERVEN, W., “Van ‘croupiers’ in de zin van artikel 1861 B.W. en trustees”, in Recht in Beweging. Opstellen aangeboden aan Mr. Ridder R. Viktor, II, Deurne, Kluwer, 1973, 159-1174. Zie Rapport ROLIN, p. 14; Zie ook LOIR, M., Traité, o.c., nr. 48, p. 215; VAN HOUTTE, J., Traité, o.c., nr. 140 en de verwijzing wat betreft de huwelijksvermogensrechtelijke gevolgen naar DU FAUX, H., “Le sort des parts sociales et actions incessibles sous les régimes de communité légal”, R.P.N. 1947, 129; Zie nochtans SIMONART, V., “De la possibilité de conclure des conventions de croupiers relativement aux parts et aux action détenues dans toute forme de société”, R.P.S. 1995, 5-18, die besluit tot de geldigheid van een croupierverhouding binnen de BVBA, en wordt bijgetreden door COIPEL, M., Sprl, o.c., 1997, nr. 224/226. Zie ook enigszins verwonderlijk de door LOIR, M. (Traité, o.c., 200 en 205) gemaakte suggestie tot het creëren van een croupierverhouding als geldig alternatief voor de verboden winstbewijzen in de BVBA. VAN GERVEN, W., Algemeen deel, Beginselen van Belgisch privaatrecht, Brussel, Story-Scientia, 1987, nr. 138, p. 443. RONSE, J., “Overzicht van rechtspraak (1961-1963) – Vennootschappen”, T.P.R. 1964, p. 202, nr. 158; VAN RYN, J. en VAN OMMESLAGHE, P., “Examen”, o.c., R.C.J.B. 1967, 359; GEENS, K. en LAGA, H, “Overzicht”, o.c., T.P.R. 1993, p. 1147, nr . 262. “La Commission a estimé qu’on pouvait sans inconvénient autoriser l’agrément anticipatif dans le pacte social de certaines personnes clairement désignées, qui ne seront pas nécessairement parents de l’associé cédant ou decujus, et ne peuvent être comprises sous la dénomination d’héritiers” (Verslag ROLIN, o.c., p. 13); In noot 1 bij dit verslag wordt verwezen naar heersende Franse rechtsleer (DROUETS, 2e ed. Nr. 268 en PIC en BARATIN, 2e ed., nr. 258) om aan te geven dat de aanduiding individueel en nominatief moet zijn. Intersentia
Hoofdstuk 6. De overgang van aandelen in de BVBA
et à ses gendres”431. Een onvoldoende geprecisieerde anticipatieve instemming is evenwel nietig432. Wanneer de erfgerechtigden behoren tot de categorie van begunstigde personen433, kan, na aanvaarding van de nalatenschap, een overgang van rechtswege van aandelen plaatshebben434. Volgens VAN HOUTTE kan de aanduiding van erfopvolgers in de statuten zelfs niet als een verboden erfovereenkomst worden beschouwd435. Deze stelling kan evenwel niet worden bijgetreden436. Artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) is op zich onvoldoende om als algemene uitzondering op artikel 1130, lid 2 B.W. te worden beschouwd437. De parlementaire stukken bevestigen dit mijns inziens overigens438. Ook indien ingevolge de verwerping door een erfgerechtigde de aandelen aanwassen in het voordeel van een erfgerechtigde die behoort tot de categorie van begunstigde personen, is geen bijkomende instemming vereist, vermits een dergelijke aanwas eveneens van rechtswege gebeurt (artikel 786 B.W.)439. De Wetgever wilde een automatische overgang evenwel niet opdringen. Daarom werd de vrijheid gelaten om strengere statutaire regelingen te voorzien en de overgang bijvoorbeeld afhankelijk
431 432
433
434 435
436
437
438
439
RESTEAU, Ch., Sprl., o.c., 1936, nr. 162. Cass. fr. 9 oktober 1940, D. 1942, 115, noot PIC; Zie ook Gent 15 mei 1991, T.B.H. 1991, 901; T.R.V. 1991, 361; Zie eveneens LOIR, M., Traité, o.c., nr. 47, p. 215: “Une déclaration autorisant un associé à céder tout ou partie de ses parts à ses futurs gendres par exemple, serait insuffisante”. Gelet op het uitzonderingskarakter wordt de begunstigde categorie restrictief geïnterpreteerd. In Frankrijk werd zelfs betwijfeld of een onverdeeld mede-eigenaar van aandelen wel de hoedanigheid van”associé” had in de zin van artikel L. 223-16 C.com. (artikel 47 L. 24.7.1966) en als begunstigde van een vrije overdracht kon aanzien worden (zie Rép. Min., JOAN Q., 1 oktober 1977, p. 5720, Rev. Sociétés 1977, 777). VAN HOUTTE, J., Traité, o.c., nr. 132. VAN HOUTTE, J., Traité, o.c., nr. 147, p. 213 en “P.V.B.A.”, in A.P.R., p. 87, nr. 132; hierin bijgetreden door BOUCKAERT, F., Notarieel vennootschapsrecht, o.c., 2000, nr. 11.8, p. 452; CARTUYVELS, B., o.c., 1988, p. 454, nr. 861 e.v.; COIPEL, M., o.c., p. 214, nr. 237; WEYTS, L., “Familiaal vermogensrecht en erfrechtelijke aspecten bij een eenpersoonsvennootschap”, T.Not. 1987, nr. 30, p. 324-330; zie ook de verwijzing naar Cass. fr. 18 oktober 1955, R.P.S. 1959, nr. 4788, noot F. VAN LINT; R.P.N. 1956, 344, noot LAINÉ, en DEKKERS, R., “Pactes successoires et syndicats d’actionnaires”, A.N.R. 1956, 76. In zelfde zin BAEL, J., Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Proefschrift, UGent 2002, p. 550, nr. 1077 e.v. Zie DU MONGH, J., “Vennootschapsclausules en erfrecht”, in Liber amicorum J. Van den Heuvel, Antwerpen, Kluwer, 1999, nr. 23-24, p. 733-735; DE PAGE, Ph., “Incidences sur les régimes matrimoniaux et le droit successoral”, in La société d’une personne à responsabilité limitée, Brussel, Bruymant, Patrimoine III, 1987, p. 89, nr. 17; Contra BAEL, J., o.c., Proefschrift, 2002, p. 538, nr. 1054 e.v. “Il va de soi toutefois que la légalité de pareilles cessions ou transmissions demeure soumise pour le surplus aux règles régissant les donations et testaments; et aussi en ce qui concerne la cession entre vifs, entre époux, à l’article 1595 du Code Civil” (Senaat, zitting 18 december 1934, Doc. Parl., p. 13, nr. 25; Pas. 9 juli 1935, 597). Montpelier 8 juni 1976, J.C.P. 1977, II, 18604, noot BERNARD (aanwas in het voordeel van een vennoot); Zie over de erfrechtelijke betekenis van artikel 786 B.W. in het algemeen DU MONGH, J., “Artikel 786 B.W.”, in Comm. Erf., o.c., Antwerpen, Kluwer, losbl., 1-7.
Intersentia
81
Deel I. De erfovergang van aandelen ab intestato
te stellen van de toelating van alle vennoten440. De aanvankelijke voorgestelde tekst voorzag wél een overgang van rechtswege aan erfgenamen in de rechte lijn, aan de echtgenoot, en aan andere in de statuten opgenomen erfgenamen of vennoten441. Deze tekst werd uiteindelijk veranderd in de huidige tekst, precies omdat de statutaire regelingsvrijheid in familievennootschappen als extreem belangrijk werd geacht442. Een overdraagbaarheidsbeperking mag er evenwel niet toe leiden dat een aandeelhouder of erfgenaam slaaf zou worden van de aandelen (Cf. ook artikelen 251 en 252 W.Venn.)443. 56. In Frankrijk wordt het principe van de vrije overgang bij overlijden gehanteerd voor alle erfgenamen (artikel L. 223-13 C.com. – artikel 44 L. 24.7.1966)444. Enkel bij overdracht onder de levenden wordt de kring van begunstigden van een vrije overdracht beperkt tot echtgenoten, ascendenten of descendenten (artikelen L. 223-13 en 14 C.com. – artikelen 44 en 45 L. 24.7.1966). Artikel L. 223-14 C.com. (artikel 45 L. 24.7.1966) sluit daarentegen de niet-gemachtigde overdracht aan derden uitdrukkelijk uit445. Deze bepalingen worden eveneens van openbare orde geacht446. De statuten kunnen evenwel ook de overgang of overdracht aan erfgenamen aan voorafgaande goedkeuring onderwerpen447, maar een dergelijke statutaire beperking zal geen invloed hebben op een overgang aan een erfgenaam die reeds vennoot is in de SARL, gelet op de principieel vrije overdracht tussen vennoten (artikel L. 223-16, lid 1 C.com. – artikel 47, lid 1 L. 24.7.1966)448, tenzij uiteraard de statutaire beperking ook
440
441 442
443
444
445
446
447
448
82
LAGA, H., “N.V., C.V.A., B.V.B.A. of C.V.B.A.: Welke vorm is geschikt voor de familiale onderneming”, in De familiale onderneming naar de 21e eeuw, Liber Amicorum Roger Vandelanotte, Kortrijk, 1995, 256. Zie het hevig debat in de Kamer, zitting 23 april 1931, Ann.Parl., p. 1310-1315 Vz.Kh. Luik 3 november 1938, R.P.N. 1939, 453, noot J. VAN HOUTTE; LE HON, A., “Sociétés de personnes. Reprise de la part de l’associé décédé par les survivants. Continuation de la société avec les représentants du décédé”, R.P.N 1952, 33; VAN HOUTTE, J., o.c., p. 213, nr. 147. Arbitragehof 13 oktober 1989, T.R.V. 1989, 527; Zie in Nederland uitdrukkelijk artikel 2:195, 7e NBW. Cass. fr. 28 februari 1972, Rev.Soc. 1973, 100, noot B. BOULOC; CATALA, P., “Le sort des parts sociales au décès de l’associé”, in Études H. Cabrillac, o.c., 76; MERLE, Ph., Sociétés commerciales, Parijs, Dalloz, 2001, p. 226, nr. 223. “Les parts ne peuvent être cédées à des tiers étrangers à la société qu’avec le consentement de la majorité des associés représentant au moins le trois quarts des parts sociales”. Parijs 28 januari 1999, RTD com. 1999, 441; MÉMENTO PRATIQUES FRANCIS LEFÈBVRE 1998, o.c., nrs. 1072 en 1082. Artikel L. 223-13, lid 2 C.com. (artikel 44 lid 2 L. 24.7.1966); Cass. fr. 5 februari 1991, Bull.civ. 1991, IV, nr. 59; D. 1992, 3, noot A. DERRUPPÉ; Rev. Soc. 1991, 529, noot SAINTOURENS; Defrénois 1991, noot LE CANNU. Cass. fr. 28 oktober 1974, D. 1975, 209, noot GUYON; Zie ook BOULARAN, F., “L’agrément des héritiers”, JCP éd. N. 1987, I, 24; RICHARD, J., “L’application d’une clause d’agrément des héritiers de l’associé décédé d’une SARL”, JCP éd. E. 1990, II, 15785 (noot onder Pau 7 maart 1989, verbroken door Cass. fr. 5 februari 1991, l.c.); RUCCHET, J.J., “Le successeur de l’associé décédé d’une SARL, JCP éd. N 1996, nr. 3641. Intersentia
Hoofdstuk 6. De overgang van aandelen in de BVBA
van toepassing werd gemaakt op overdrachten tussen vennoten (artikel L. 223-16, lid 2 C.com. – artikel 47, lid 2 L. 24.7.1966)449. Ook in Nederland is de wettelijke overgang van aandelen bij overlijden in principe volledig vrij (artikel 2:195, 1e j/ 2e a contrario N.B.W.). De overgang gebeurt van rechtswege en kan niet aan goedkeuring door een vennootschapsorgaan worden onderworpen. De statuten kunnen niettemin in een blokkering in ruime zin voorzien450. Meer bepaald worden in de BV vaak kwalitatieve eisen gesteld aan de aandeelhouder en wordt hiertoe in het kader van wettelijke erfopvolging zelfs een verplichting tot overdracht (“aanbiedingsplicht”) opgelegd aan de erfgenamen, met eventuele schorsing van de aan de aandelen verbonden rechten in afwachting van de uitvoering van de verplichting. Dit kan enkel in “nauwkeurig in de statuten omschreven gevallen”451. Voor overdrachten aan derden in de BV schrijft artikel 2:195, 2e en 3e N.B.W. daarentegen een verplichte statutaire blokkeringsregeling voor, bestaande uit hetzij een goedkeuringsregeling, hetzij een aanbiedingsregeling aan de overige aandeelhouders, hetzij een combinatie van beide. De overdracht van aandelen in strijd met de blokkeringsregeling is nietig452. In Duitsland geldt daarentegen als absolute regel dat het aandeel in de GmbH toebehoort aan de nalatenschap en overeenkomstig § 1922 BGB vrij overgaat op de erfgenamen, die de aandelen gezamenlijk verwerven en besturen (§ 2032 I en § 2038 BGB; § 15 en 18 GmbH – G). De overgang gebeurt derhalve van rechtswege aan de gemeenschap van erfgenamen453. Deze vrije vererfbaarheid van het aandeel kan statutair niet uitgesloten of beperkt worden454. Evenmin kan worden voorzien in een rechtstreekse en automatische toekenning van het aandeel in gevolge overlijden aan voorafbepaalde personen, noch in een verval van dat aandeel455. Wél mogelijk zijn clausules die het lot van de in de nalatenschap gevallen aandelen bepalen en aldus het intuitu personae- karakter van de vennootschap determineren (“Vinkulierungsklauseln”; § 15, 5e lid GmbHG). Zo kunnen statutair bijvoorbeeld kwaliteitseisen worden opgenomen, met de verplichting voor de erfgenamen die niet aan deze kwalificatie voldoen om de geërfde aandelen over te dragen aan welbepaalde derden, al dan niet mede-erfgenamen of aandeelhouders, of aan de vennootschap zelf (“Nachfol-
449
450 451
452 453 454 455
Zie over de werking en geldigheid van statutaire goedkeuringsclausules Cass.com. 5 februari 1991, Bull.civ. IV, nr. 59; D. 1992, 3, noot DERRUPPÉ; Rev. Sociétés 1991, 529, noot SAINTOURENS; Defrénois 1991, 892, noot LE CANNU; Zie ook de bedenking van RICHARD, in Dr. Sociétés, april 1990, 1 en van LE CANNU, in R.J. com. 1991, nr. 11, p. 96. HUIJGEN, “artikel 2:195 NBW”, o.c., nr. 7, p. 797. Departementale richtlijnen § 25 en 35 en de bespreking in RECHTSPERSONEN, losbl., Deventer, Kluwer; Zie ook ASSER – MAEIJER, o.c., 1994, nrs. 212 in fine en 218; SANDERS, P. en WESTBROEK, W., door BUIJN, F.K. en STORM, P.M., BV en NV, o.c., 1998, nr. 4.10.2.; Zie voor een aanbiedingsplicht in het kader van aandelen die behoren tot de huwelijksgemeenschap: Pres. Rb. Utrecht 16 februari 1989, KG 1989, 156. Pres. Alkmaar KG 1 november 1989, KG 1989, 413; Rb. Almelo 6 maart 1991, NJ 1992, 485. SCHMIDT, K., Gesellschaftsrecht, o.c., 1997, § 35, I, nr. 3, p. 1050. Zie ook LANGE, H. en KUCHINKE, K., Erbrecht, o.c., 2001, § 5, p. 121. Zie vooral PRIESTER, H.-J., “Nachfolgeklauseln im GmbH-Vertrag”, GmbHR, 1981, 207.
Intersentia
83
Deel I. De erfovergang van aandelen ab intestato
geklauseln” en “Abtretungsklauseln”)456. Een derde kan op basis van dit beding in zijn voordeel (§ 328, 331 BGB) vrij toegang verwerven tot de vennootschap, waardoor de clausule tevens het karakter van een “Eintrittklausel” verkrijgt. Ook kan bijvoorbeeld worden voorzien in een verval of intrekking van de aandelen na de erfovergang (“Einziehungs- of Kaduzierungsklauseln” (§ 34 GmbHG)457, of een goedkeuringsregeling, of een regeling waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen erfgenamen die reeds aandeelhouders waren of niet, enz.458. De Duitse regeling maakt met andere woorden het subtiel onderscheid tussen de vraag, enerzijds wie erfgenaamopvolger is, en anderzijds wie het zal zijn of blijven. Over de eerste vraag oordeelt de Wet in het voordeel van de gemeenschap van erfopvolgers. Enkel over de tweede vraag zijn conventionele regelingen mogelijk459. Deze regelingen kunnen dan worden getroffen tussen de erfgenamen onderling in het kader van de vereffening-verdeling (bijvb. toewijzing aan een erfgenaam of verdeling van het aandeel conform § 17 GmbH-G), hetzij worden bedongen door de erflater, hetzij statutair worden geregeld. Dit houdt uiteraard verband met de in Duitsland principiële geoorloofdheid van erfovereenkomsten (zie § 1941, 2278 BGB). Naast erfovereenkomsten, statutair of daarbuiten, blijven naar Duits recht ook allerhande testamentaire beschikkingen mogelijk die statutair niet kunnen worden uitgesloten460. Uit het bovenvermeld summier overzicht van de Duitse regelgeving kan duidelijk een voorrang worden afgeleid van het erfrecht op het vennootschapsrecht (§ 2302 BGB j/ § 1939, 1940, 2048, 2100 e.v., 2147 e.v.; 2192 e.v., 2197 e.v. BGB). Dit werd trouwens uitdrukkelijk bevestigd door het Bundesgerichtshof dat besliste dat de statutaire Vinkulierungsklauseln de overdracht van erfdeel door erfgenamen in toepassing van artikel 2033, lid 1 BGB niet konden verhinderen461. 57. Volgens LOIR viseert artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) enkel de overgang van aandelen in volle eigendom en is geen instemming vereist wanneer bijvoorbeeld enkel vruchtgebruik zou overgaan, wat in de huidige stand van het erfrecht vaak zal voorkomen bij een overgang van aandelen in aanwezigheid van een langstlevende echtgenoot (artikel 745bis B.W.). Er zou volgens LOIR daarentegen wél instemming nodig zijn bij overdracht van blote eigendom, met voorbehoud van vruchtgebruik462. Deze visie kan mijns inziens niet worden bijgetreden. Zij gaat uit van een verkeerde opvatting van de rechtsfiguur vruchtgebruik, als zijnde een beperkt 456 457 458
459
460
461
462
84
BGH ZIP 1985, 548/549. BGH BB 1977, 563; OLG Munchen, ZIP 1984, 1349. Zie uitvoerig JASPER, D., in Münchener Handbuch des Gesellschaftsrechts, o.c., 1996, §25, p. 325 e.v. Zie ook BGHZ 1992, 386/392; BHG, NJW 1985, 2592, met bespreking PROMBERGER, in ZHR 150, 1986, 585; LANGE, H. en KUCHINKE, K., Erbrecht, o.c., 2001, § 5 (“Mitgliedschaft und Erbrecht”), p. 123-127. zie § 2302 BGB j/ § 1939 (Vermächtnis), 1940 (Auflagen), 2048 (Teilungsanordnung), 2100 e.v. (Vor- und Nacherbschaft), 2147 e.v.; 2192 e.v., 2197 e.v. (Testamentvollstreckung) BGB; Zie hierover in het bijzonder PRIESTER, H.-J., o.c., 1981, 206-208, BAUMBACH/HUECK, “§ 15 GmbH”, o.c., nr. 12; SCHOLZ/WINTER, “§15 GmbH”, o.c., nr. 29; JASPER, D., l.c., nr. 47 e.v. BGBZ 92, 386/292 = BGH, NJW 1985, 2592, geciteerd; zie ook OLG Düsseldorf, GmbHR 90, 504507; SCHMIDT, K., o.c., p. 1051 en JASPER, D., l.c., nr. 26-28. LOIR, M., Traité, o.c., nr. 44, p. 205. Intersentia
Hoofdstuk 6. De overgang van aandelen in de BVBA
onderdeel van het eigendomsrecht. Vruchtgebruik is daarentegen een zakelijk recht dat aan de begunstigde het recht verleent om over de aandelen het genot te hebben zoals de eigenaar zelf (artikel 578 B.W. – Cf. infra randnummer 149 e.v.)463. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat de wettelijke regeling van artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) een restrictieve uitzondering en een versoepeling is van het gemeenrechtelijk regime van onoverdraagbaarheid van deelbewijzen. Indien bijgevolg het vruchtgebruik niet zou zijn geviseerd door de Wetgever in de uitzonderingsbepaling, kan men enkel terugvallen op het gemeen recht van niet-overdraagbaarheid en niet, zoals LOIR doet, besluiten tot een principiële overdraagbaarheid. 58. Een andere vraag is of de overgang van een aandelen in een BVBA aan een echtgenoot van de vooroverleden partner krachtens de werking van een in het huwelijkscontract opgenomen huwelijksvoordeel464 onder het toepassingsveld van artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) valt. Men zou zich bovendien zelfs kunnen afvragen of een overgang van aandelen ab intestato wel door de wettelijke uitzonderingsbepaling geviseerd wordt. In het tweede lid is immers enkel sprake van een overgang wegens overlijden “aan de echtgenoot van de erflater – au conjoint du testateur”. De aangewende terminologie kan wellicht worden verklaard in het licht van de op het ogenblik van de invoering van de BVBA bestaande erfsituatie. Ingevolge de toen geldende Wetten van 20 november 1896 en 11 oktober 1919 was de langstlevende echtgenote slechts een onregelmatige erfopvolger, die doorgaans slechts een deel in vruchtgebruik erfde en enkel in volle eigendom gerechtigd was bij afwezigheid van regelmatige erfopvolgers tot de 4e graad en dit vóór de Staat. De aanspraken van de echtgenoten werden daarom vaak uitgebreid via bepalingen in het huwelijkscontract of door middel van giften, wat werd mogelijk gemaakt door de liberale Code Napoléon465. Zeker nu de langstlevende echtgenoot bij Wet van 14 mei 1981 (B.S. 27.5.1981) werd bevorderd tot regelmatig erfopvolger, is de in artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) aangewende terminologie niet meer accuraat. Het leidt immers geen twijfel dat de Wetgever bij de oorspronkelijke invoering van de wettelijke bepaling ook de langstlevende echtgenoot in het algemeen viseerde. Dit blijkt zeer duidelijk in de oorspronkelijk voorgestelde tekst waarin men bij overlijden een opvolging van rechtswege voorstelde voor: “les héritiers en ligne directe ou le conjoint survivant d’un associé”466. De tekst werd achteraf inhoudelijk enkel gewijzigd om aan de oprichters van een BVBA en de latere erflaters de mogelijkheid te
463
464
465 466
Zie uitvoerig DU MONGH, J., “Vruchtgebruik op aandelen”, o.c., N.F.M. 1999, p. 211-212, nrs. 2-3. Huwelijksvoordelen in de ruime zin worden in de rechtsleer omschreven als verrijkingen die onstaan in hoofde van één van de echtgenoten ten nadele van de andere en bekomen ten gevolge van de wijze van samenstelling, werking, vereffening of verdeling van hun huwelijksvermogensstelsel, waarbij de vrijgevigheidsgedachte geen rol speelt en waarop de regels van de schenkingen niet toepasselijk zijn; zie VAN OOSTERWIJCK, G., “Huwelijksvoordelen en contractuele erfstellingen”, T.P.R. 1985, 227 e.v.: Zie ook CASMAN, H., Het begrip huwelijksvoordelen, Antwerpen, Kluwer, 1976, 284 p. Zie ook PUELINCKX-COENE, M., Erfrecht, o.c., 1996, 96. Kamer, Zitting 23 april 1931, Ann.Parl., p. 1310-1315.
Intersentia
85
Deel I. De erfovergang van aandelen ab intestato
geven om de vennootschap ook in dit geval gesloten te houden. Om dezelfde reden kan mijns inziens ook een opvolging ingevolge de werking van een huwelijksvoordeel tot het toepassingsveld van artikel 249 W. Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) worden gerekend467. Dergelijke voordelen worden burgerrechtelijk in principe trouwens als overeenkomsten onder bezwarende titel beschouwd (artikelen 1458 en 1464 B.W.)468, zodat zij als overdracht onder de levenden in de zin van artikel 249 W. Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) zouden kunnen worden aanzien, ook al betreffen het in wezen verdelingsoperaties tussen (ex-)echtgenoten. De rechtspraak blijkt de wettelijke bepaling steeds te hebben toegepast op overdrachten tussen echtgenoten469. In Frankrijk breidt artikel L. 223-13 C.com. (artikel 44 L. 24.7.1966) het principe van de vrije overgang in geval van overlijden trouwens uitdrukkelijk uit tot de overgang ingevolge de vereffening van de huwelijksgemeenschap en wordt tevens in het algemeen een vrije overdracht aan echtgenoten, ascendenten en descendenten voorgeschreven. Een duidelijke wettelijke formulering zoals in Frankrijk verdient aanbeveling. 59. Besluitend kan worden gesteld dat bij het overlijden van een aandeelhouder in een BVBA diens aandelen vermogensrechtelijk tot zijn nalatenschap behoren, behoudens afwijkende clausules in de statuten van de vennootschap of, wat gemeenschappelijke aandelen470 betreft, afwijkende clausules in het huwelijkscontract van de overleden aandeelhouder. Dergelijke clausules kunnen immers van aard zijn om activa te onttrekken aan de erfboedel. Zo zou in de statuten van de vennootschap met toepassing van artikel 42 W. Venn. (artikel 1868 (oud) B.W.) het verblijvingsbeding of beding van aanwas kunnen worden opgenomen dat de vennootschap na het overlijden van een vennoot, zelfs zonder vergoeding aan diens erfgenamen, zal worden verdergezet met de resterende vennoten471. Dergelijk beding zal weliswaar enkel geldig zijn indien alle vennoten
467
468
469
470
471
86
Contra LOIR, M., Traité, o.c., nr. 47, p. 213; TSCHOFFEN, A. en LAMALLE, A., Les S.P.R.L., o.c., 1980, nrs. 66-69. Deze auteurs zijn van oordeel dat de overgang ingevolge de verdeling van de huwelijksgemeenschap geen door de wet geviseerde verrichting is en dat de overgang tussen echtgenoten daarom vrij is. Zij gaan evenwel opnieuw voorbij aan het gegeven dat wet voor de BVBA een uitzondering vormde op de principiële niet-overdraagbaarheid van deelbewijzen, zodat zij in hun eigen redenering eigenlijk hadden moeten besluiten tot de onoverdraagbaarheid tussen echtgenoten, wat echter niet de bedoeling van de Wetgever was. Behalve in combinatie met een voorafgaandelijke inbreng in het gemeenschappelijk vermogen, of bij aanwezigheid van stiefkinderen (artt. 1457, 2e lid, 1464, 2e lid en 1465 B.W.). Cass. 24 februari 1959, T.Not. 1959, 99; R.P.S. 1950, nr. 4892. Bij de gewone overdracht tussen echtgenoten moet bovendien rekening worden gehouden met artikel 1595 B.W. (Senaat, zitting 18 december 1934, Doc. Parl., p. 13, nr. 25; Pas. 9 juli 1935, 597; zie ook VAN HOUTTE, J., Traité, o.c., p. 195). Op de vraag wat precies onder “gemeenschappelijke aandelen” moet begrepen worden in geval van een BVBA zal verder worden ingegaan. Het past tevens hier reeds in het algemeen te wijzen op de bijzondere Franse bepaling vervat in artikel 1832-2 C.c. j/ artikel 1424 C.civ. en artikel L. 223-10 C.com. (artikel 41 L. 24.7.1966). In die zin Cass.30 december 1880, Pas. 1881, I, 40. Intersentia
Hoofdstuk 6. De overgang van aandelen in de BVBA
gelijke kansen op overleving hebben en de rechten wederkerig werden bedongen472. Doorgaans zal het verblijvingsbeding gekoppeld worden aan een vergoedingsplicht473, of zal een voorkooprecht worden bedongen voor de resterende vennoten, dat bij uitoefening een omzetting teweegbrengt van de gerechtigdheden van de erfgenamen in natura (aandelen) naar een waardeaanspraak. Dergelijke clausules kunnen als geldige verstrengingen van het wettelijk regime van artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.) worden beschouwd474. Als rechtshandelingen onder bezwarende titel zullen zij in principe tevens ontsnappen aan de erfrechtelijke reservebescherming475. Een dergelijk beding van aanwas zal als verblijvingsbeding ook ontsnappen aan het toepassingsgebied van artikel 1130 B.W., en zal, zelfs indien de vennoten tijdens hun leven een vrij beschikkingsrecht over de aandelen behouden, niet als verboden erfovereenkomst kunnen worden beschouwd, gelet op de bewoordingen van de uitzonderingsbepaling, vervat in artikel 42 W. Venn. (artikel 1868 (oud) B.W.)476. Zo zou het huwelijkscontract van de overleden aandeelhouder een verblijvingsbeding in de zin van artikel 1464 B.W. kunnen bevatten. Als vermeend ten bezwarende titel gesloten clausules, ontsnapt de werking ervan principieel eveneens aan het erfrecht, behoudens in de bijzondere situatie van een voorafgaande inbreng van eigen aandelen in de huwelijksgemeenschap (artikel 1464, lid 2 B.W.), of in aanwezigheid van stiefkinderen (artikel 1465 B.W.). Tevens moet hierbij wat de BVBA betreft worden opgemerkt dat dergelijke bedingen op het vlak van de lidmaatschapsrechten enkel gevolg zullen sorteren op voorwaarde dat de statuten geen bijkomende instemmingsvereiste oplegden, of dat de echtgenoot deze instemming bekwam477. 60. In het algemeen kunnen de hoedanigheid van vennoot en de daaraan verbonden rechten kunnen immers enkel overgaan indien de voorwaarden van artikel 249 W.Venn. (artikel 126 (oud) Venn.W.), of de statutair vereiste instemming aanwezig
472
473
474
475
476
477
CATALA, P., “Le sort des parts sociales au décès de l’associé”, in Études de droit commercial à la mémoire de H. Cabrillac, Parijs, Librairies techniques, 1968, p. 62, nr. 6; TILQUIN, T. en SIMONART, V., Traités des sociétés, Brussel, Kluwer, II, 1997, nr. 1553 (ii), p. 253. Zie in verband met het verblijvingsbeding na overlijden en het principiëel vergoedingsrecht van de erfgenamen in het algemeen: Cass. fr. 7 maart 1939, D.H. 1939, 193; Cass. fr. 26 oktober 1943, D., 1946, 301, noot J. BOULANGER; Zie ook Cass. fr. 28 april 1961, D. 1961, noot BESSON; J.C.P. 1961, II, 12.135, noot D. BASTIAN; Rb. Brussel 9 december 1942, R.P.S., 1948, nr. 3.989, p. 43; Zie over tontine en aandelen in het algemeen WEYTS, L., “Tontine bij vennootschappen”, T.R.V. 1991, 247; Zie ook GEENS, K., “Croupier, tontine en fiducia: over eigendom en controle in de familiale onderneming”, in Liber amicorum W. Van Gerven, Antwerpen, Kluwer, 2000, 389 e.v. Cass. fr. 7 januari 1952, D. 1952, 229, noot J. COPPER ROYER; LOIR, M., o.c., nrs. 45 en 47, p. 209 en 213. Zie hierover PUELINCKX-COENE, M., “Moet men beducht zijn voor inkorting bij tontine, bedingen van aanwas of van terugvallend vruchtgebruik tussen echtgenoten of tussen samenwoners?”, N.F.M. 1996, 61-72. DU MONGH, J., “Vennootschapsclausules en erfrecht”, o.c., 1999, p. 732, nr. 20; Zie ook BAEL, J., Proefschrift, o.c., 2002, p. 502, nr. 991 e.v. Cass. 24 februari 1959, l.c.; Ook in Frankrijk moet rekening worden gehouden met de huwelijksovereenkomst (MEMENTO FRANCIS LEFEBVRE 1998, o.c., nrs. 1061 en 1082); Zie in Nederland Asser – MAEIJER, o.c., nr. 213, met verwijzingen.
Intersentia
87
Deel I. De erfovergang van aandelen ab intestato
zijn478. Het aandeel in de BVBA is immers in essentie een deelbewijs en het recht om aandeelhouder te zijn is daarom in principe niet-overdraagbaar bij overlijden van de titularis479, behoudens in de bij wet voorziene gevallen. Indien de vereiste instemming voorhanden is, kunnen de erfgenamen die de nalatenschap hebben aanvaard de aandelen niet weigeren, maar worden zij automatisch vennoot480. Zij kunnen de afkoop van deze aandelen niet afdwingen481. Het optierecht heeft immers de volledige nalatenschap als voorwerp482, in de toestand op het ogenblik van het overlijden van erflater. Een gedeeltelijke aanvaarding is onmogelijk. De erfkeuze is immers ondeelbaar483. De gedwongen toetreding van de erfgenamen tot de vennootschap is een gevolg van een doorgedreven toepassing van de erfrechtelijke fictie dat de erfgenamen de persoon van hun rechtsvoorganger worden geacht verder te zetten. Men kan zich evenwel de vraag stellen of een dergelijke toepassing wel conform is met het intuitu personae-karakter van de vennootschap, ook bekeken vanuit het standpunt van de erfgenamen. Het verdient daarom aanbeveling om ook aan de erfgenamen een wettelijk keuzerecht toe te kennen484.
C. WEIGERING INSTEMMING – GEVOLGEN 61. De erfgenamen die geen instemming krijgen, kunnen niet toetreden tot de besloten vennootschap (artikel 252, lid 1 W. Venn. – artikel 128, lid 1 (oud) Venn.W.). Zij worden immers als vreemden beschouwd ten opzichte van de vennootschap485. De levende vennoten zijn er niet toe gehouden om hun weigering te verantwoorden486. Daarom voorziet de wet ook geen verhaalsrecht tegen de weigering bij overgang wegens overlijden. Een gedwongen samenwerking met erfgenamen zou immers strijdig zijn met het intuitu personae – karakter van de vennootschap.
478
479
480 481
482 483 484 485
486
88
Cass. 15 mei 1970, A.C. 1970, 870; Pas. I, 810; R.W. 1970-71, 321; R.P.S. 1971, 92; T.Not. 1970, 265, noot J. RONSE; Kh. Oudenaarde 7 juli 1987, T.R.V. 1988, 67, met noot. DE PAGE, H., Traité, IX, nr. 496, 2/; Zie in Frankrijk BRETON, A., v/ Succession, in Encycl. Dalloz, Civ., nr. 988; Zie ook PLANIOL, M. en RIPERT, G., Traité, IV, 1956, nr. 192, p. 309. Ann. Parl., Kamer, 1930-1931, p. 675; LOIR, M., o.c., nr. 49, p. 50. VAN RYN, J. en HEENEN, J., Principes, o.c., II, p. 28, nr. 923; Onverminderd de mogelijke toepassing van artikel 340 e.v. W. Venn. (artikel 190quater (oud) Venn.W.). DE PAGE, H., Traité, IX, nr. 546; LAURENT, t. IX, nr. 882 in fine. DU MONGH, J., “Artikel 774 B.W.”, in Comm.Erf, o.c., nr. 17, p. 9. Vgl. VAN RYN, J. en HEENEN, J., Principes, o.c., II, nr. 923. Zie het in de Kamer tijdens de zittingen van 5 en 12 februari 1931 gevoerde debat tussen de heren WAUWERMANS, DE WINDE, JANSON, TIBBAUT, DE SCHRIJVER en BEECKX, Ann. Parl., p. 583 en 673-675 en het Verslag WAUWERMANS, o.c., p. 23: “Le principe du droit français que, lorsqu’une personne meurt, ses biens sont recueillis par ses héritiers, peut paraître en conflit avec cet autre que, dans les sociétés de la nature de celle qui nous occupe, l’intuitu personae constitue un des éléments dominants”. Uit de gevoerde discussie bleek dat de Wetgever de erfgenaam van een overleden aandeelhouder principieel als derde ten aanzien van de vennootschap beschouwde. VAN HOUTTE, J., o.c., nr. 148, p. 214. Intersentia