A&S I ONDERZOEKSGROEP ARCHITECTUUR EN MONUMENTENZORG Krista De Jonge, Thomas Coomans, Yves Schoonjans, Sven Sterken, Barbara van der Wee Een eindwerk in het domein van de architectuurgeschiedenis en/of de monumentenzorg kan verschillende vormen aannemen, maar centraal staat de oriëntatie op de gebouwde omgeving, het bouwproces en de actoren daarin uit het verleden. Zowel in thesissen als in projecten vormt respect voor de historische gebouwde omgeving een fundamentele bekommernis. “Projecten” omvatten een intensieve voorafgaande analysefase, waarin niet alleen de historische en architectuurhistorische aspecten maar ook de stedenbouwkundige en technische aspecten aan bod komen; deze vormt de basis van de synthese (met waardebepaling en vastleggen van de krijtlijnen) die op haar beurt het project ondersteunt. “Thesissen” kunnen zowel een geschreven wetenschappelijke tekst omvatten als een CAAD‐ondersteunde analyse. Het (aanbevolen) optievak H03W2a Architectural History: Methodologies levert de nodige methodische ondersteuning. De onderzoeksgroep houdt zich niet enkel bezig met architectuurhistorisch onderzoek in de enge zin, maar wil daarentegen een brede kijk aanmoedigen die domeinen als stadsgeschiedenis, sociale geschiedenis en geschiedenis van wetenschap en technologie raakt: onderwerpen als bouweconomie, ontwerp‐ en bouwpraktijk, immobiliënpraktijk, het overheidsbeleid met betrekking tot de ontwikkeling op diverse niveaus (architectuur en stad, industrie, nijverheid en handel), bouwwetgeving, ontwikkeling van bouwmaterialen, enz., maken immers integraal deel uit van de opleiding tot ingenieur‐architect. Ook wil de onderzoeksgroep kijken naar de wortels van het eigen beroep: zowel de ingenieurszijde – en daarbij aansluitend, de brede ontwikkelingen in techniek en technologie – als de architectzijde, en hun positie in de maatschappij. De onderzoeksgroep zoekt daarbij op methodologisch vlak aansluiting bij andere domeinen. Het domein van CAAD biedt bijvoorbeeld aan de architectuurhistoricus een brede waaier van nieuwe werkinstrumenten aan die nieuwe inzichten mogelijk maken, zoals bijvoorbeeld in de realisatie van historische gebouwen, het kritisch vergelijken en samenbrengen van verschillende historische bronnen die betrekking hebben op een gebouw, het visualiseren van opeenvolgende transformaties van het gebouw en zijn omgeving, en zo meer. Een aantal van onderstaande onderwerpen vergen expliciet gebruik van CAAD tools als onderdeel van de analyse.
1. Architectuur tekenen en ontwerpen tijdens de Renaissance Binnen de context van het FWO‐onderzoeksproject “Het architectuurontwerp in de Lage Landen in de lange zestiende eeuw. De architectuurtekening als motor en medium voor een nieuwe ontwerppraktijk” is er ruimte voor master thesissen. Het onderzoeksproject beoogt de studie van het ontwerp en ontwerpproces van architectuur in de Lage Landen tijdens de ‘lange’ 16de eeuw (1480‐ 1630) met als focus de architectuurtekening en –prent. Het doel is op deze wijze een diepgaand inzicht te verwerven in het grafische architectuurontwerp, wat in deze periode – de Renaissance – een nieuwe definitie krijgt als intellectuele activiteit, en een der mechanismen van kruisbestuiving tussen de architectuur en de beeldende kunsten vormt. Symptoom van een nieuwe architectuurpraktijk maar ook krachtmotor van de ontwikkeling ervan, de architectuurtekening
2 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
wordt hier bestudeerd als medium en als instrument, zowel op de bouwwerf als in de studeerkamer en het salon. De analyse en reconstructie kan gebruik maken van digitale modelling technieken. Aanbevolen basislectuur: De Jonge, K., K. Ottenheym, eds., Unity and Discontinuity. Architectural Relations between the Southern and Northern Low Countries 1530‐1700, (Architectura Moderna, 5), Turnhout, 2007 (ISBN 978‐2‐503‐51366‐9), vooral deel I, hoofdstuk 1 en 2. 1.a. De verbouwing van het pand van de Engelse Wolnatie te Antwerpen (1551‐1557) ‐ een digitale reconstructie (AS 01) Onderzoek op een verzameling van 10 ontwerptekeningen (1551‐1557) voor de verbouwing van het pand van de Engelse Wolnatie in Antwerpen. De tekeningen vertegenwoordigen verschillende stadia in het denkproces van de toenmalige architect/landmeetkundige. Gedetailleerde reproducties van de tekeningen worden voorzien waarbij er mogelijkheid is tot reconstructie van het originele bouwperceel. Methodologie van het onderzoek omhelst archiefonderzoek, historisch ontwerp, Construction History, CAAD analyse en modelling van het bouwblok. Het is de bedoeling het bouwblok en zijn evolutie digitaal weer tot leven te brengen. Promotor: Krista De Jonge, begeleiders: Oliver Kik en Petra Maclot
© FelixArchief, Antwerpen
1.b. Geometrie en proportie in architectuurtraktaten, van Albrecht Dürer tot Hans Blum (AS 02) Onderzoek naar de geometrische voorstellingswijzen gehanteerd in theoretische traktaten zoals Albrecht Dürers Unterweysung der Messung, Pieter Coeckes Inventie der colommen (Antwerpen, 1539 ‐‐ zie onder, a), Hans Blums Les cincq coulommes…. (Antwerpen, 1551) en Ein kunstreych Buch von allerley antiquiteten (Zürich, 1558 ‐‐ zie onder, c), Charles de Bestes Architectura. Dat is Constelicke Bouwijnghen huijt die Antijcken Ende Modernen (handschrift, Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel ‐ 1596‐1600, zie onder, b) die de theoretische ruggegraat vormden van de 3 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Renaissance‐architectuur in de Lage Landen tijdens de zestiende eeuw. Deze traktaten zijn tegenwoordig ofwel online terug te vinden, of kunnen in digitale vorm ter beschikking gesteld worden door de promotor. Dit onderwerp beweegt zich op de grenslijn van de architectuurgeschiedenis, de wetenschapsgeschiedenis en de geschiedenis van de architectuurtheorie. Het is de bedoeling dat moderne tools zoals CAAD ook gebruikt worden bij de analyse. Dit onderwerp vergt enige interesse in het systeem der zuilenorden en proportiesystemen. Promotor: Krista De Jonge, begeleider: Oliver Kik
a
b
c
© Universiteitsbibliotheek Gent (a, c) en Koninklijke Bibliotheek van België (b)
2. PALATIUM. Vroegmoderne adellijke residenties ver‐beeld Binnen de context van het European Science Foundation Research Networking Programme "PALATIUM. Court residences as places of exchange in late mediaeval and early modern Europe 1400‐1700" (www.courtresidences.eu) past het langlopende onderzoek naar de hofresidenties van de Bourgondische en Habsburgse heersers over de Lage Landen, van Filips de Goede over Karel V tot de aartshertogen Albrecht en Isabella, te Brussel, Brugge, Gent... en van hun hofhouding. Het zestiende‐eeuwse Arenbergkasteel, ooit de residentie van de machtigste edellieden in de Lage Landen, hoort eveneens in deze rij thuis. Een bijzonder thema is de digitale reconstructie van verdwenen residenties, die via het gebruik van CAAD tools toch in hun ruimtelijkheid kunnen bestudeerd worden. Dit is van belang omdat de ruimtelijke opbouw van de residentie rechtstreeks samenhangt met het ceremonieel, oftewel het geheel van leefregels dat het dagelijks leven in de residentie bepaalt; zonder inzicht in dit verband kan deze architectuur niet ten volle begrepen worden. Binnen de context van PALATIUM werden in de voorbije jaren twee internationale seminaries aan dit aspect gewijd, te Leuven (november 2011) en te München (april 2012); de proceedings zullen binnenkort ter beschikking zijn. Deze thesisonderwerpen bewegen zich expliciet zowel op het terrein van de architectuurgeschiedenis als dat van CAAD en vragen een creatieve inbreng op beide vlakken. 4 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Deze thesissen zouden bijvoorbeeld de volgende punten kunnen omvatten: 1. een model maken dat het bouwwerk laat zien op verschillende tijdssnedes (reconstructies), eventueel "clickable" met links naar allerhande informatie zoals teksten, beeldmateriaal zoals schilderijen en kaarten, opgemeten gedeelten, foto’s van de bestaande toestand, enz.; 2. daarmee verbonden een gegevensbank opstellen met documenten, schilderijen, prenten, historische informatie, bibliografie. 3. Hierbij kan ook op een overdachte en duidelijke manier aangegeven worden in hoeverre kennis berust op hypotheses of op zekerheden; dit onderscheid zal desgevallend in de visualisatie zichtbaar worden gemaakt. 4. een website creëren die interactieve exploratie van de informatie toelaat; enz...
Brussel, hertogelijk paleis op de Coudenberg, reconstructie 15de‐eeuwse toestand, door Steven Van Bocxlaer, 2011‐2012.
Punten 1 tot en met 3 veronderstellen dat de student/e dus ook als architectuurhistoricus te werk gaat, die bronnenmateriaal zoekt en samenbrengt, kritisch analyseert en evalueert. Een reconstructie uittekenen veronderstelt zich verplaatsen in de denkwereld van die architectuur uit het verleden en ontwerpbeslissingen nemen die “juist” zijn voor de materialen, technieken, bouwvormen van de bewuste periode. Daarnaast kunnen in functie van de voortgang van het eindwerk, optioneel bijvoorbeeld animaties worden gecreëerd om evoluties te laten zien. Aanbevolen keuzevak (2014‐2015): H03W3a Architectuurgeschiedenis capita selecta, wat rechtstreeks ondersteuning biedt voor dit onderwerp. Aanbevolen basislectuur: De Jonge, K., K. Ottenheym, eds., Unity and Discontinuity. Architectural Relations between the Southern and Northern Low Countries 1530‐1700, (Architectura Moderna, 5), 5 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Turnhout, 2007 (ISBN 978‐2‐503‐51366‐9), vooral deel I, hoofdstuk ; Vandevyvere, H., H. Neuckermans and K. De Jonge, “Digital historical reconstruction: Case studies of an interdisciplinary task”, International Journal of Design Sciences & Technology, 13(2006)1, p. 51‐65. ISSN 1630‐7267. 2.a. Het kleine kasteel van de Croÿ‐familie te Sint‐Joost‐ten‐Noode (15de‐16de eeuw) (AS 03) Het kleine kasteel van de hertogen van Croÿ te Sint‐Joost‐ten‐Noode, eertijds net buiten de Brusselse omwalling gelegen vlak bij de steenweg naar Leuven, is verdwenen. Dit eigendom, dat eerst aan de kanselier van Brabant toebehoorde, was niet de enige ‘villa’ aan de vijvers van Sint‐Joost, maar wel een van de best gedocumenteerde. Zoals de studie door Chris De Maegd ("En ung sien jardin de plaisance au faubourg de ceste ville: het hof van plaisantie van Karel de Croy in Sint‐Joost‐ten‐Noode rond 1600", Het Tijdschrift van Dexia Bank, 55 (2001), nr. 218: 45‐68) aantoont, zijn er heel wat interessante bronnen (tuinontwerpen, beschrijvingen, zichten…) bewaard van het domein. Een deel van deze documenten bevindt zich in de collectie van de KU Leuven (Arenberg Archief, Centrale Bibliotheek). Het knelpunt hier is de evocatie van een heuvelachtige site met vijvers, en de presentatie aan een (minder of meer) goed geïnformeerd publiek. Dit onderwerp bouwt verder op het werk van Christophe Strouwen (2013‐2014), die de tuinen en tuinhuis aan de overkant van de steenweg modelleert. Promotoren: Krista De Jonge, Andrew Van de Moere; begeleiders: Stefan Boeykens, Oliver Kik
Hendrik Cammaerts, 1574. Plan van de vijver te St Joost ten Node met landgoederen; het Croÿ kasteeltje bevindt zich links. © Algemeen Rijksarchief, Brussel.
6 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
2.b. Het hertogelijk huis van de Croÿ‐familie te Aarschot (late 16de eeuw) (AS 04) De bestekken bewaard in de collectie van de KU Leuven (Arenberg Archief, Centrale Bibliotheek, zie AA 1216) voor het jaar 1601 e.v. bieden een gedetailleerde beschrijving voor het ‐ uiteindelijk nooit in die vorm gerenoveerde ‐ hertogelijke huis van de Croÿ‐familie te Aarschot, dat verwoest was geweest tijdens de Opstand in de late zestiende eeuw. Dit is een uitstekend onderwerp voor een gedetailleerde reconstructie waarin zowel de vermelde archiefbron als de iconografische bronnen (beeldmateriaal, zie Bart Minnen, Het hertogdom Aarschot onder Karel II van Croü (1596‐1612), (Albums van Croÿ), Brussel, 1993) een plaats kunnen krijgen. In dit geval zou ook verkend kunnen worden of de site gemodelleerd kan worden ‐ nu deel van de stad Aarschot en dus sterk getransformeerd. Het knelpunt is hier de correcte evocatie van bouwonderdelen en ‐materialen uit de zestiende eeuw, met de correcte maten. Promotoren: Krista De Jonge, Andrew Van de Moere; begeleiders: Stefan Boeykens, Oliver Kik
KULeuven, Arenberg Archief (Centrale Bibliotheek), AA 1216, bestek voor het hertogelijk huis te Aarschot, 1601.
2.c. Het Prinsenhof te Gent (AS 05) In het jaar 2000 werd toevallig het grote plan ontdekt van ingenieur Pierre Paul Mercx uit 1646, dat de vijftiende‐eeuwse, Bourgondische residentie van het Prinsenhof in Gent voorstelde (zie onder, links). Een belangrijke ontdekking, want alhoewel de bewaarde bouwrekeningen heel wat details weergeven was de algemene opzet tot dan toe enkel af te leiden van een zicht door Antonius Sanderus. Van de residentie schieten vandaag enkel verspreide archeologische resten over. Het doel van deze thesis is een model te maken dat de inwendige ruimtelijke organisatie voorstelt, maar dat correct op de huidige site is gesitueerd. Een voorbeeld is de reconstructie van Mariemont, het buitenverblijf dat bij Binche hoorde, door Simon Meersmans (eindwerk van 2003), die in 2005 ook werd tentoongesteld (zie onder, rechts). Zie ook het werk van Sanne Maekelberg over het Prinsenhof te Brugge (2013‐2014). Promotoren: Krista De Jonge, Andrew Van de Moere; begeleiders: Stefan Boeykens, Oliver Kik
7 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Pierre Paul Mercx, 1646. © Archives Départementales du Nord, Lille
2.d. Het Palais Rihour te Rijsel (AS 06) Binnen de reeks vijftiende‐eeuwse, Bourgondische residenties in de Lage Landen neemt het Palais Rihour te Lille/Rijsel een bijzondere plaats in, omdat het een volledige nieuwbouw was. Vandaag blijft de dubbele kapel nog over (Toeristische Dienst van de Stad Rijsel). Dit onderzoek is vergelijkbaar met beide voorgaande voorstellen: het accent ligt op de reconstructie van de oorspronkelijke toestand (1451‐1471) en zijn ruimtelijke organisatie op basis van de bewaarde bronnen (die o.a. enkele zichten omvatten). Promotoren: Krista De Jonge, Andrew Van de Moere; begeleiders: Stefan Boeykens, Oliver Kik
de
J. Harrewyn, het Palais Rihour in het begin van de 17 eeuw. © Koninklijke Bibliotheek van België.
8 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
3. Bouw‐historie, of Verhalen over Gebouwen Hoe oud is dit? Wanneer werd dit gebouwd? Hoe lang deed men erover? In welke stappen? De architectuurgeschiedenis vertelt zo vaak een verhaal in chronologische termen. In de volgende eindwerkvoorstellen worden hiertoe niet alleen woorden gebruikt, wat de traditionele benadering is, maar ook andere, digitale tools: ver‐beeld‐ing primeert om het verhaal te vertellen aan een breed publiek. In het eerste en derde onderwerp ontmoeten het domein der bouwhistorie (Bauforschung) en CAAD elkaar, in het tweede wordt naar de voorgeschiedenis van deze discipline zelf gekeken.
Claudia Massart, digitaal model van de bouwfasen van de Graethemkapel, Borgloon (2013‐2014).
3.1. De reconstructie van de vroegste bouwfasen van het Arenbergkasteel (c. 1490‐1612) (AS 07) In samenwerking met de studenten van de Master of Conservation of Monuments and Sites onderzoeken wij al sinds 1994 het kasteel, dat tot de best bewaarde hofresidenties in de Lage Landen mag gerekend worden, ondanks de vele latere transformaties. Sinds meer dan tien jaar worden delen van de zestiende‐eeuwse kern van het gebouw (zuidvleugel) ook systematisch opgemeten met de nieuwste technieken, inclusief laser scanning, i.s.m. met KaHo St Lieven (Associatie KULeuven), binnen de context van de ARCHDOC oefening van het Raymond Lemaire International Centre for Conservation. Het wordt tijd deze deelgegevens te integreren in één model, dat zal focussen op de vroegste bouwfasen van het kasteel, van de late vijftiende tot de vroege zeventiende eeuw. Hiervoor moet nauw worden samengewerkt met docenten uit het ARCHDOC team. Een belangrijk punt is het duidelijk presenteren van de ruimtelijke ervaring van de belangrijkste zalen (ruimtelijke sekwens), die nu zeer anders gepercipieerd wordt omdat de routes doorheen het gebouw fundamenteel zijn gewijzigd. Zie o.a. De Jonge, K., “Schloss Heverlee bei Löwen (Leuven) und die Residenzbildung in den südlichen Niederlanden um 1500”, in Burgen und Schlösser in den Niederlanden und in Nordwestdeutschland. Herausgegeben von der Wartburg‐Gesellschaft zur Erforschung von Burgen
9 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
und Schlössern in Verbindung mit dem Germanischen Nationalmuseum (Forschungen zu Burgen und Schlössern, Bd. 8), München, Deutscher Kunstverlag, 2004, p. 69‐80. ISBN 978‐3‐422‐06415‐7 Promotors: Krista De Jonge, Bjorn Vangenechten (KaHo St Lieven), Bill Blake; begeleiders: Stefan Boeykens, Oliver Kik
Pierre Le Poivre, Arenbergkasteel, 1596 (KULeuven, Arenberg Archief) Laserscanning door grote trap © Bjorn Vangenechten
3.2. De architect onderzoekt: het ontstaan van de bouwhistorie in België (AS 08) De kennis van de neogotische architecten ontwikkelde zich hoofdzakelijk in contact met middeleeuwse gebouwen. Het opmeten, tekenen en beschrijven, alsook het restaureren van historische gebouwen gaf vanaf de tweede helft van de 19de eeuw aanleiding tot tal van geïllustreerde publicaties die dienden voor het verspreiden van kennis, dus ook als modelboeken. De aandacht gaat er niet alleen naar de vormentaal van de gotiek maar ook naar de constructie (gewelven, kapconstructies enz.), de elementen (deuren, vensters, trappen enz.) en de bouwmaterialen. Deze publicaties zijn belangrijke bronnen voor het begrijpen van de toenmalige perceptie van middeleeuwse architectuur alsook voor het ontstaan van de bouwhistorische methode in België. Dit onderwerp behelst een systematische analyse van modelboeken en architectuuranalyses van middeleeuwse gebouwen vóór 1914, in het bijzonder uit de context van de “katholieke neogotische beweging” in België (August Van Assche, Pierre Langerock, Arthur Verhaegen, Louis Cloquet, Promotor: Thomas Coomans; begeleider: Vincent Debonne (erfgoedonderzoeker bouwkundig erfgoed, Vlaamse Overheid) 3.3. Reconstructie en lichtsimulatie van de kathedraal van Haimen (AS09) In 1922 begon de kathholieke kerk de implementatie van een nieuw missiebeleid in China gebaseerd op ‘inculturatie’. Inculturatie is het proces waarbij elementen uit een bepaalde religie of cultuur geïntegreerd worden in een andere cultuur, bijvoorbeeld voor de rituelen van de eredienst. Kerken moesten voortaan niet meer in gotische maar in Chinese stijl worden gebouwd. Pater Adelbert 10 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Gresnigt werd naar China gestuurd om de “Chinees‐christelijke” stijl te ontwerpen. Hij tekende een project voor de kathedraal van Haimen (Jiangsu provincie) die de eerste kathedraal in Chinese stijl had moeten worden. De kathedraal werd niet gebouwd maar een set plannen op schaal is bewaard. De thesis bestaat uit 1° een 3D reconstructie van de kerk, 2° lichtsimulaties gebaseerd op het feit dat kerken in China niet oost‐west geörienteerd zijn zoals in Europa, maar zuid‐noord conform de lokale traditie en fengshui theorie. Uit deze lichtsimulatie moet blijken hoe belangrijk lichtinval is als inculturatie factor. Zie o.a.: Thomas Coomans, "La création d’un style architectural sino‐chrétien. L’œuvre d’Adelbert Gresnigt, moine‐artiste bénédictin en Chine (1927‐1932)”, Revue Bénédictine, 123, 2013, p. 128‐170. Promotor: Prof. Thomas Coomans; co‐promotor: Dr. Stefan Boeykens
Adelbert Gresnigt, voorgevel kathedraal Haimen, ca. 1930 (AAM)
4. Het ontwerpen van historische structuren en constructiegeschiedenis Het domein van de bouwtechniek biedt ook aan de architectuurhistoricus een brede waaier van onderwerpen. De onderzoeksgroep heeft ervaring met het onderzoek naar historische structuren en heeft dit onderzoek ook in internationale context voorgesteld (Construction History, zie Madrid 2003, Cambridge 2006, Cottbus 2009 en Parijs 2012). Binnen deze context wordt nu samengewerkt met Prof. Dr. Mattias Schevenels, Afdeling Architectuur en Bouwtechniek/Architectural Engineering. 4.1. Bouwkeramiek en ijzer: een nieuwe overwelvingstechniek rond 1900 (AS10) Bij recent bouwhistorisch onderzoek in kerken en kastelen rond 1900 werd een ingenieuze bouwtechniek getroffen die nader bestudeerd dient. Voor daken en gewelven werden lichte ijzeren sporen en ribben gecombineerd met holle bouwkeramische elementen. Op basis van enkele voorbeelden en literatuuronderzoek moeten de eigenschappen van deze techniek beter begrepen worden op vlak van constructie, isolatie en esthetiek, alsook gecontextualiseerd binnen de evolutie van de neogotiek. Zie o.a.: Bart De Keyser, De ingenieuze neogotiek. Techniek en kunst (1852‐1925), Leuven, 1997.
11 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Promotor: Prof. Thomas Coomans; co‐promotor: Prof. Mattias Schevenels
Heilig Harthuis in Leuven, gewelf (1900‐1902) en Nieuw Kasteel in Westerlo, dak (1909‐1911)
4.2. Baksteenproductie in Shanghai anno 1931 (AS11) België en China zijn twee landen met eeuwenlange maar zeer verschillende baksteen‐ en dakpannen‐ tradities. Rond 1930, ontwikkelde het Belgisch bouwbedrijf ‘Crédit Foncier d’Extrême‐Orient’ een baksteenindustrie in Shanghai. Daar is weinig van geweten, behalve een kleine fotoalbum uit 1931 die gans de ‘chaîne opératoire’, van klei tot steen op een complete manier documenteerd. Aan de hand van deze visuele archiefbron (in zeer slechte staat) en technische onderschriften zou gans het proces nauwkeurig geïdentificeerd kunnen worden en vergeleken met toenmalige baksteenindustrie in België (in Boom bijvoorbeeld).
‘Manufactures céramiques de Shanghai’, 1931 (R.A., C.F.E.O.)
12 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
Hoe deze daktegel‐ en baksteenproductie bijdroeg tot het moderniseringsproces van de architectuur in China is een bijkomende onderzoeksvraag. Zie o.a.: Leung‐kwok Prudence LAU & Thomas COOMANS, « Modern Architectural Influences of Western Construction Companies in China. The Crédit Foncier d’Extrême‐Orient, 1907‐1959 », in : Austin WILLIAMS & Theodoros DOUNAS (eds), Masterplanning the Future – Modernism : East, West & Across the World. The Proceedings of an International Conference held at Xi’an Jiaotong‐Liverpool University on 18‐19th October 2012, Suzhou, 2012, p. 69‐77. Promotor: Prof. Thomas Coomans; co‐promotor: Dr Wang Ying (Shanghai, KU Leuven)
5. Monumentenzorg in historisch perspectief De onderzoeksgroep houdt zich intensief bezig met de geschiedschrijving van de Belgische monumentenzorg in de negentiende en twintigste eeuw, onder meer met glans vertegenwoordigd door voorgangers op de Leuvense leerstoel in architectuurgeschiedenis: Joris Helleputte, en de beide Lemaires – terug naar de bron dus. Anderzijds stellen wij vast dat het “nationale” patrimonium, onderwerp van ons architectuurhistorisch onderzoek, ons bekend is in een negentiende‐ en twintigste‐eeuws kleed: inzicht in deze beeldvorming is van groot belang voor een nieuwe geschiedschrijving van de oudere Belgische architectuur. 5.1. Ad fontes: Raymond Lemaire en Raymond M. Lemaire (AS 12) “Terug naar de bron”: met dit onderwerp gaat de leerstoel architectuurgeschiedenis en monumentenzorg terug naar haar verleden. Onder de titel vallen monografische studies in verband met restauraties van prof. Raymond A. Lemaire (1878‐1954) en prof. Raymond M. Lemaire (1921‐ 1997). Ze speelden beiden een belangrijke rol in de ontwikkeling van de monumentenzorg in België in de twintigste eeuw en in het onderwijs in de monumentenzorg aan de Leuvense universiteit. Hun persoonlijke archieven worden bewaard in het Universiteitsarchief van de K.U. Leuven en zijn (quasi volledig) geïnventariseerd. De bedoeling is specifieke restauratieprojecten grondig te beschrijven en te analyseren, en te duiden binnen de ontwikkeling van eigentijdse monumentenzorgopvattingen (ook in internationaal perspectief). Voorbeeld: Thomas Coomans, "Van kapittelkerk tot priorijkerk: De romaanse Sint‐Hilariuskerk van Bierbeek in nieuw perspectief naar aanleiding van de dendrochronologische datering van de sporenkap (prov. Vlaams‐Brabant)", Relicta: Archeologie, Monumenten‐ en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, 6, 2010, p. 69‐98 [ISSN: 1783‐6425]. Promotor: Thomas Coomans
6 Religieus erfgoed en herbestemming, een uitdaging voor de 21ste eeuw Aan de Faculteit Architectuur/LUCA wordt binnen de groep architectuurgeschiedenis en ‐theorie onderzoek gevoerd naar verschillende aspecten van de 20ste‐eeuwse architecturale cultuur in België. Eén van de speerpunten is de verhouding tussen moderniteit en religie in België en de buurlanden na 1945. De volgende onderwerpen situeren zich binnen dit veld. 13 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
6.1. Een tijdschrift als venster op de wereld: Art d’Eglise en de beeldvorming rond de moderne kerkenbouw (AS 13) Het religieuze tijdschrift L’Artisan Liturgique, opgericht in 1927 en vanaf 1950 herdoopt in L’Art d’Eglise was zonder twijfel een van de belangrijkste Belgische fora voor het werk van vernieuwers in de religieuze kunst en architectuur zoals de De Pelgrim, Roger Bastin en Marc Dessauvage. Ook buitenlandse ontwerpers zoals Breuer kwamen uitvoerig aan bod. Art d’Eglise werd uitgegeven door de abdij van Zevenkerken (Loppem) volgens het Benedictijnse credo van schoonheid, spiritualiteit en lofprijzing voor God; het blad viel dan ook op door zijn hoge visuele en literaire kwaliteit. De thesis kan diverse sporen volgen: ofwel een globaal beeld schetsen van de positie en evolutie van het tijdschrift, focussen op de behandeling van specifieke thema’s (bv. de typologische vernieuwing van het kerkgebouw) of inzoomen op bijzondere accenten die door de opeenvolgende hoofdredacteurs werden gelegd zoals Samuel Szeeman of Frédéric Debuyst. Het tijdschrift is beschikbaar in diverse archiefbibliotheken; een basisinventaris is voorhanden. Promotor: Sven Sterken (Faculteit Architectuur), ism Thomas Coomans ‐‐‐ meer info bij
[email protected] 6.2. Een missionaris bouwt: het werk van broeder‐architect Paul Dequeker in Congo (AS 14) Na zijn studies architectuur aan Sint‐Lucas vertrok de Scheutist Paul Dequeker in 1958 naar Congo, waar hij in een periode van dertig jaar meer dan 1200 projecten realiseerde: kloosters, scholen, seminaries, kantoorgebouwen, fabrieken, bruggen, etc. Zijn architectuur valt op door haar eenvoud en haar aangepastheid aan de tropische omgeving; traditionele en lokale materialen en technieken zijn voor hem vanzelfsprekend. Doel van deze thesis is te schetsen hoe religieuze vernieuwing, missionaire logica en lokale bouwpraktijk in deze architectuur tot synthese komen. Gezien de omvang van het oeuvre zal dit gebeuren op basis van in dit cases, hetzij typologisch (bv. een aantal kerken of schoolgebouwen), of geografisch (gebouwen in een bepaalde regio). Een foto‐archief (afbeeldingen van gebouwen en plannen) is beschikbaar in het KADOC (KU Leuven). In 2014 verschijnt ook een fotoboek over het werk van Dequeker. Deze thesis zal zeker baat hebben bij veldwerk ter plaatse; de student(en) kan daarvoor een beurs aanvragen bij VLIR/UOS – de deadline hiervoor is 17/03/2014. Hierover moet echter op voorhand met de stafleden van het Departement Architectuur, die hiermee ervaring hebben, worden overlegd (mevr. Maura Slootmaekers). Promotor: Sven Sterken (Faculteit Architectuur), ism Thomas Coomans ‐‐‐ meer info bij
[email protected] 14 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
6.3. Bouwen voor het bisdom: Christian Vastesaeger (1925‐2012) (AS 15) Verschillende minder bekende architecten uit de naoorlogse periode hebben een beeldbepalend oeuvre nagelaten doordat ze veel hebben gebouwd op een relatief beperkte oppervlakte. Christian Vastesaeger is zo’n architect. Hij studeerde aan de Academie van Gent en werkte tussen 1955 en 1958 in Congo als ambtenaar bij het Ministerie van Koloniën in Luluaburg (Kasai). Later werkte hij hoofdzakelijk in opdracht van het bisdom Brugge en realiseerde een groot aantal scholen, rusthuizen en hospitalen waaronder het Sint‐Lucasziekenhuis in Brugge en het Sint‐ Amandscollege in Kortrijk (foto). Doel van deze thesis is dit oeuvre te documenteren en te contextualiseren binnen de systematische uitbouw van de Katholieke zuil inzake zorg, onderwijs en religie in de naoorlogse periode. Promotor: Sven Sterken (Faculteit Architectuur) ‐‐‐ meer info bij
[email protected]
7 Erfgoed in Ontwerp De onderzoeksgroep ondersteunt tevens eindwerken waarbij de klemtoon op het ontwerp ligt, en wel binnen de context van de erfgoedzorg (van conservatie tot restauratie en renovatie). Wat ook de finaliteit van ontwerp moge zijn, het ontwerpdossier zal steeds archiefonderzoek, analyse en evaluatie/waardebepaling, voorstel voor een masterplan, en onderzoek naar mogelijke herbestemmingen omvatten. Binnen deze context kan samengewerkt worden met meerdere studenten, naargelang de omvang van het onderwerp. Deze eindwerken kunnen, naargelang de keuze van het object en de klemtoon bij het onderzoek, begeleid worden door Krista De Jonge, Thomas Coomans, Piet Stevens (emeritus), Els Claessens, Ann Heylighen, Barbara van der Wee, Sven Sterken... Voor eventuele opmetingen moet via de promotor overlegd worden met Bjorn Vangenechten (KaHo St Lieven). 7.1. “Erfgoed voor iedereen”: belevings‐ & erfgoedwaarde van de Portierswoning van het Arenbergkasteel (AS 16) Dit onderwerp wordt voorgesteld in samenwerking met de Afdeling Architectuur & Ontwerpen, onderzoeksgroep Research x Design (Prof. Ann Heylighen). (zie elders in deze lijst) De portierswoning van het Arenbergkasteel in Heverlee wordt momenteel niet gebruikt en dient ook niet langer haar oorspronkelijke bestemming. Wat was het oorspronkelijke doel en wat zijn de actuele mogelijkheden? Het doel van deze thesis is de bruikbaarheid van de portierswoning analyseren vanuit het perspectief van inclusief ontwerpen. Voor deze analyse wordt voortgebouwd
15 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
op de thesis ‘Erfgoed voor Iedereen’, waarin Ellemieke Neyt een scenario ontwikkelde om in historische gebouwen respect voor de erfgoedwaarde te verzoenen met inclusiviteit. Het eerste luik van deze thesis kan de bouwgeschiedenis van de portierswoning in kaart brengen evenals haar gekende historische bestemming(en). In een tweede luik wordt in samenwerking met ervaringsdeskundigen de huidige ervaring van de ruimtes onderzocht. Dit onderzoek peilt naar de kwaliteiten en de beperkingen van de ruimtes met betrekking tot de fysische en zintuiglijke beleving van het gebouw. Concreet kan de student met verschillende ervaringsdeskundigen een bezoek brengen aan deze ruimtes en deze ervaringen registreren en documenteren. Het in kaart brengen van de geschiedenis van de portierswoning en haar belevingswaarde kan resulteren in een suggestie en hypothese naar bruikbaarheid en functiebepaling van de portierswoning, rekening houdend met de huidige context. Promotor: Ann Heylighen, Thomas Coomans Referenties: Neyt, E. (2008). Erfgoed voor iedereen, Leuven : KU Leuven. Faculteit Ingenieurswetenschappen. Heylighen, A., Neyt, E., Baumers, S., Herssens, J., Vermeersch, P. (2010). Conservation Meets Inclusion. Model Meets Reality. In Clarkson, P. et al. (Eds.), Proceedings of the 5th Cambridge Workshop on Universal Access and Assistive Technology. (pp. 209‐218). Cambridge (UK): University of Cambridge. Heylighen, A. (2012). Inclusive Built Heritage as a Matter of Concern: A Field Experiment. In: Langdon P. et al. (Eds.), Designing Inclusive Systems. London: Springer‐Verlag, 207‐216. 7.2. Projecten op ziekenhuissite Sint Rafael Leuven (AS 17) Voor de herontwikkeling van de “Hertogensite” is recent in opdracht van project‐ontwikkelaar Resiterra een voorstel van masterplan opgemaakt. Dat zal na een inspraak‐ en evaluatieperiode tegen juni 2014 uitgewerkt worden tot een definitief masterplan. Vervolgens maakt de stad Leuven een RUP voor de site. Het eerder opgestelde masterplan (2004) voorzag in een tabula rasa. In het nieuwe masterplan wordt meer aandacht gegeven aan integratie en herbestemming van het gevarieerde erfgoed op de site : de stadsomwalling en een aantal universitaire gebouwen uit verschillende bouwperiodes. © Thomas Coomans
De masterproef evalueert kritisch de huidige voorstellen, en werkt een of meer deelprojecten uit. Volgende projecten worden bij voorkeur door 2 of 3 studenten uitgewerkt (gemeenschappelijk werk in de analyse‐fase, individueel werk aan de projecten).
16 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
© Thomas Coomans
7.2.a. HET KANKERINSTITUUT. Het gebouw dateert van de jaren ’20 en huisvest thans het Histaruz‐ museum. Men overweegt thans dit gebouw te behouden en te integreren in het project van het Hertogeneiland . Zie www.uzleuven.be/node/11177 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/214138 7.2.b. Het restant van het 19E‐EEUWSE SINT‐PIETERSZIEKENHUIS (gelegen achter de 20e‐eeuwse hoogbouw in de Brusselsestraat). Dit betreft een oude vleugel van het omstreeks 1840 opgerichte ziekenhuis. Men overweegt thans dit gebouw te behouden en te integreren in het project van het Hertogeneiland . Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/214141 7.2.c. Neoclassicistisch herenhuis “DEN BLAUWEN OIJVAERT” (het zgn. Ambassadehuis), gelegen in de Brusselsestraat 77. Een groot herenhuis van omstreeks 1853 met een groot aantal historisch interessante interieurelementen. Men overweegt thans dit gebouw te behouden en te integreren in het project van het Hertogeneiland. Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/206386 7.2.d. Herbestemming van het oude ANATOMISCHE THEATER in combinatie met het HUIS VAN OPHEM in de Minderbroedersstraat. Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/735 42 en https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/421 79 © Thomas Coomans
Promotor: Barbara Van der Wee, Piet Stevens (emeritus), Thomas Coomans, i.s.m. Els Claessens
17 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015
7.3. Architectenwoning van L. Van Arenbergh (AS 18) Deze architectenwoning, gelegen in de Blijde Inkomststraat 11, dient heden als Fakbar Letteren. Een 19de‐eeuwse burgerwoning met veel bewaarde historisch waardevolle elementen. De slechte toestand noodzaakt echter zware/uitdagende ingrepen. Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/72622 Promotor: Barbara Van der Wee, Piet Stevens (emeritus), Thomas Coomans, i.s.m. Els Claessens 7.4. Landbouwinstituut (AS 19) Het Landbouwinstituut in het Arenbergpark werd in 1937 ontworpen door kanunnik Raymond Lemaire, bekend architectuurhistoricus en restaurator, en professor aan de Leuvense Universiteit. Renovatieproject met belangrijk technisch luik. Zie https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/209161 Promotor: Barbara Van der Wee, Piet Stevens (emeritus), Thomas Coomans, i.s.m. Els Claessens 7.5. Abdij van Vlierbeek (AS 20) Opmaken van een masterplan voor de site, met ontwerp voor nieuwbouw chirolokalen op de site. Dit onderwerp sluit aan bij eerdere eindwerken ir.arch. op de site, en past in de context van de jarenlange activiteit van Piet Stevens (Studio Roma) op de site. Promotor: Barbara Van der Wee, Piet Stevens (emeritus), Krista De Jonge, i.s.m. Els Claessens 7.6. Openluchtmuseum Bokrijk (AS 21) Er is nog weinig onderzoek gebeurd naar geschiedenis van het openluchtmuseum, de politiek en de toekomst ervan. In de aanzet tot verdere ontwikkeling is er recent een evenementenhal gebouwd. De locatie en uitwerking bevredigen niet helemaal. Op dit ogenblik zijn vele beheersfuncties versnipperd aanwezig in enkele gebouwen op de site en is er nog nood aan verblijfs‐ en congresfaciliteiten alsook aan een degelijke onthaalinfrastructuur. Ook een nieuwbouw voor een museum voor de roerende objecten van de collectie is aan de orde. Een gedegen voorstudie naar de locatie, inplanting en vormgeving van dergelijk gebouw voor één of meer van deze functies kan een boeiend project opleveren. Ook de vergelijkende studie van de geschiedenis van openluchtmusea in binnen‐ en buitenland, hun middelen, politiek en mogelijkheden/visies om actueel te blijven, zijn een interessant onderzoeksobject. Promotor: Barbara Van der Wee, Piet Stevens (emeritus), Thomas Coomans, i.s.m. Els Claessens 7.7. Eigen voorstel voor een erfgoedontwerp (AS 22) Het is mogelijk een eigen voorstel te doen voor een project rond erfgoed (van conservatie tot restauratie en renovatie). De student moet echter de haalbaarheid van de studie aantonen met een aan de promotor voor te leggen dossier. De promotor wordt bepaald in overeenstemming met het onderwerp.
18 Architecture & Society_Thesisvoorstellen 2014‐2015