Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Arnhem leert en werkt! 1. VERANDEROPGAVEN WET WERKEN NAAR VERMOGEN 2012 – 2014
6 december 2011
Dit is een werkversie. Meningen en bijdragen voor het beleidsplan zijn opgehaald bij het UWV Werkbedrijf, Presikhaaf Bedrijven, Kamer van Koophandel, OKA, ROC Rijn-IJssel, HAN en 2Switch. Ook is informatie meegenomen van vertegenwoordigers van de afdelingen onderwijs, Economische Zaken, Werk en Inkomen en DPS. De Projectgroep Werk Arnhem en omstreken buigt zich op 13 december over deze werkversie. In deze projectgroep zijn naast de gemeente vertegenwoordigd Rijn IJssel, ROC A12, HAN, OKA, VNO-NCW Midden, UWV Werkbedrijf, KvK en de Provincie Gelderland. Ook organiseren we een bijeenkomst voor regiogemeenten die op dit moment zelf ook nadenken over hoe zij aan de slag willen met Werken naar Vermogen. We willen nog in december een bijeenkomst organiseren voor ambtenaren en bestuurders in de ‘Presikhaaf-regio’. Deze werkversie wordt zo spoedig mogelijk voorgelegd aan de Klantenraad Sociale Zekerheid. Ook worden sociale media benut. In december 2011 wordt onze interactieve tool ingezet om extra ideeën op te halen bij burgers door bijvoorbeeld een aantal gerichte vragen te stellen. Het resultaat van de bovengenoemde stedelijke uitvraag zal samen met de eerste reacties van het college verwerkt worden tot een definitief document dat eind december gereed is. Aansluitend wordt dit document in januari (college) en februari (raad) bestuurlijk besproken. Wilt u zelf ideeën inbrengen? Dat kan via www.meedoeninarnhem.nl .
1
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Inleiding Arnhem leert en werkt! Dat gebeurt al op vele fronten, maar het kan en moet de komende jaren nog veel beter. Op 1 januari 2013 komt de Wet Werken naar Vermogen op ons af. Deze wet doet een nieuw beroep op gemeenten, onderwijsinstellingen en werkgevers. Ook werkgevers in onze regio hebben een overduidelijk belang bij voldoende gekwalificeerd personeel. ‘Sociale zaken’ is meer dan ooit ‘economische samenwerking’ en andersom. Op dit moment worden discussies vertroebeld door de economische crisis, maar over paar jaar zullen de tekorten op de arbeidsmarkt weer voelbaar zijn. Samenwerking is nodig om mensen aan het werk te krijgen en te houden. De Arnhemse uitgangspunten zijn al neergelegd in de Contourennota Werken naar Vermogen die in november 2011 door de raad is aangenomen. Het gaat er om dat: • zoveel mogelijk mensen regulier aan het werk zijn; • mensen naar vermogen werken en daarvoor betaald worden; • zelfredzaamheid van mensen voorop staat bij het vinden van werk; • de samenwerking met werkgevers, intermediairs, onderwijsinstellingen wordt geïntensiveerd waar mogelijk via publiek private samenwerkingsverbanden. Om deze doelen te bereiken gaat Arnhem een werkgeversoffensief beginnen. We willen weten waar werkgevers echt behoefte aan hebben en stevig inzetten op nieuwe leerwerkplekken en banen in de sectoren zorg en welzijn, bouw en (energie- en milieu-)techniek, facilitaire/zakelijke dienstverlening, productie, transport en logistiek. De gemeente kan werkgevers, indien gewenst, ondersteunen bij het vinden van geschikt personeel. Het werken met loonwaarden is nieuw. Daarom gaat het mes in de traditionele loonkostensubsidies waarbij 100% van de loonkosten door de gemeente wordt gedragen onafhankelijk van wat iemand voor een toegevoegde waarde heeft voor zijn of haar werkgever. Werkgevers betalen voor wat ze krijgen. Niet langer is het ook vanzelfsprekend dat mensen een uitkering krijgen en daarvoor niets hoeven te doen. Dat is een groot verschil met de huidige aanpak. Onze vraag aan mensen met een uitkering is: ‘wat kun en ga jij zelf doen om uit de uitkering te komen?’. De gemeente gaat werkzoekenden ondersteunen door op maat leerwerktrajecten in te zetten. Mensen kunnen zo iets terug doen voor de stad en zelf weer in hun werkritme komen. In de nieuwe aanpak wordt ook meer dan voorheen ingezet op handhaving. Het kader voor de aanscherping wordt gegeven door nieuwe landelijke wetgeving. De gemeente kan mensen helpen om uit de uitkering te komen, maar als mensen proberen om onterecht in de uitkering te blijven dan zullen we maatregelen nemen. Een van de nieuwe maatregelen is dat de uitkering geheel kan worden stopgezet als mensen herhaaldelijk en pertinent niet mee willen werken aan een re-integratietraject. We willen hoogwaardig en activerend handhaven. De gemeente Arnhem gaat ook regionaal meer initiatief nemen. Dit gebeurt uiteraard in goed overleg met onze regiogemeenten. Rondom de sociale werkvoorziening (Presikhaaf Bedrijven) en de aanpak jeugdwerkloosheid wordt al uitstekend samengewerkt. Onderwijsinstellingen en werkgevers werken ook altijd regionaal, dus het is logisch dat wij ook op dit punt samen met de omliggende gemeenten gaan optrekken. Het voorliggende meerjarenbeleidsplan geeft antwoord op de aanbevelingen van de Arnhemse Rekenkamer over de effecten van ons re-integratiebeleid 1 . We sturen al meer op rendement en effectiviteit, maar ook dit moet nog beter. We stellen diagnoses, zowel bij nieuwe instroom als bij de screening van het zittend bestand en stellen deze tijdens het traject regelmatig bij. Tot slot is, om de acties concreet te maken, het Arnhemse 1100 banenplan opgenomen 2 . Dit plan bevat concrete maatregelen en taakstellingen om tot verdere reductie van het aantal uitkeringsgerechtigden te komen. Onze ambitie is om in de komende 4 jaar tot een daling van 1.100 uitkeringsgerechtigden te komen. Michiel van Wessem wethouder gemeente Arnhem 1
Veel aanbevelingen zijn al behandeld in de bestuurlijke reactie op het Rekenkameronderzoek. 2 In deze werkversie is het Actieplan nog niet opgenomen. In de definitieve versie zal dit Actieplan wel worden bijgevoegd.
2
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Samenvatting veranderopgaven In dit beleidsplan ‘Arnhem leert en werkt’ beschrijven we drie veranderopgaven. Per veranderopgave worden de concrete inspanningen geduid. Hierdoor is duidelijk wat er wijzigt ten opzichte van het huidige beleid. A. Voorbereiding op de komst van de Wet Werken Naar Vermogen 1. Inzet ontschot participatiebudget voor nieuwe doelgroepen: we bereiden ons voor op de nieuwe doelgroepen die door invoering van de wet Werken naar vermogen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente gaan vallen. Het gaat om een deel van de huidige Wajonguitkeringsgerechtigden (niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt) en een deel van de Wswdoelgroep (niet aangewezen op beschutte arbeid). De aantallen en kenmerken van beide doelgroepen worden in samenwerking met UWV en Presikhaaf Bedrijven in kaart gebracht. We maken afspraken over de inzet van ieders expertise en het gebruik van gezamenlijke netwerken. Nagegaan wordt of ons huidige re-integratieaanbod toereikend is voor beide doelgroepen of dat aanvullingen hierin noodzakelijk zijn. Hierop wordt het ontschotte participatiebudget ingezet. 2. Loondispensatie: belangrijk nieuw instrument is loondispensatie. Werkgevers betalen rechtstreeks de loonwaarde aan de uitkeringsgerechtigde en de gemeente vult deze loonwaarde aan. De gemeente Arnhem neemt - samen met 31 andere gemeenten - deel aan de pilot loondispensatie. In 2012 breiden we deze pilot uit en gaan we het instrument verbeteren (minder administratieve lasten), zodat het voor werkgevers aantrekkelijk wordt om uitkeringsgerechtigden via loondispensatie in dienst te nemen. 3. Regionale aanpak: de invoering van de Wet Werken Naar vermogen betekent dat we te maken krijgen met nieuwe doelgroepen en instrumenten. Samen met regionale partners (werkgevers, onderwijs, regiogemeenten) bereiden we ons in 2012 hierop voor. Verkend wordt op welke wijze de oprichting van een Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA) meerwaarde biedt. Aan de raad wordt in 2012 een implementatieplan voorgelegd waarin, na vaststelling van de wet, de verordeningen zijn opgenomen (najaar 2012). 4. Samenhang met andere decentralisaties: invoering van de wet Werken naar vermogen is één van de drie decentralisaties van Rijk naar gemeenten. Overheveling van jeugdzorg en AWBZbegeleiding is ook voorzien. We gaan deze drie decentralisaties waar mogelijk integraal en regionaal oppakken. In de eerste helft van 2012 wordt een visiesessie met regionale bestuurders en ambtenaren georganiseerd. B. Sociale Werkvoorziening 5. Sluitende begroting: de gemeente Arnhem heeft in december 2011, onder voorwaarden, ingestemd met de begroting 2012 van Presikhaaf Bedrijven. De gekozen richting is onderschreven en is de basis voor het herstructureringsplan (zie punt 6). Gemeentelijke bijdragen aan de Sociale Werkvoorziening moeten tot een minimum beperkt worden en er moet uitzicht zijn op een structureel sluitende begroting. Er wordt in december 2011 een financiële impactanalyse voor de Wsw gemaakt. In februari 2012 wordt deze analyse aan de raad aangeboden. 6. Herstructurering sociale werkvoorziening: In 2012 wordt verkend welke mogelijkheden (scenario’s) er zijn om de infrastructuur van Presikhaaf Bedrijven om te vormen. Verkend wordt of deze infrastructuur voor bepaalde WWNV-doelgroepen kan worden ingezet. Opsplitsing en afstoting van bedrijfsonderdelen behoren daarbij tot de mogelijkheden. Dit wordt verwerkt in een herstructureringsplan dat vóór 1 april 2012 wordt ingediend bij het Ministerie van SZW om zodoende aanspraak te maken op extra herstructureringsmiddelen. In maart 2012 worden er regionale bijeenkomsten voor raadsleden georganiseerd. C. Verdere reductie WWB-uitkeringsgerechtigden Programmalijn 1: Werkgeversbenadering 7. Sectorale en gecoördineerde benadering: we intensiveren de werkgeversbenadering en richten deze sectoraal in richting branches met vacatures die geschikt zijn voor mensen die een uitkering hebben. Bij nieuwe instroomprojecten zetten we in op partnerschap en arrangementen met werkgevers en onderwijs. Iedere partij brengt daarbij zoveel mogelijk eigen financiële middelen in. Voor de gemeente Arnhem is van belang dat investeringen in arrangementen voldoende
3
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) rendement (spoedige uitstroom uit de uitkering) opleveren (investeringsmodel/kosten-batenanalyse). Bij het samenstellen van deze arrangementen staat de vraag van de werkgever centraal. We gaan werk maken van social return in de aanbesteding van contracten, in ieder geval bij alle aanbestedingen boven de € 200.000,- van de gemeente Arnhem. 8. Effectieve en efficiënte inzet van instrumenten: we zetten ondersteunende instrumenten (bijvoorbeeld plaatsingssubsidies) selectief in bij plaatsing van uitkeringsgerechtigden bij werkgevers. De bestaande werkwijze van loonkostensubsidies bouwen we in 2012 en 2013 helemaal af. We gaan toe naar een nieuwe werkwijze waarbij werkgevers betalen voor wat ze krijgen en waarbij de loonwaarde van mensen centraal staat. Instrumenten moeten bijdragen aan duurzame plaatsing tegen zo laag mogelijke kosten. Werkgevers betalen zo snel mogelijk de (toenemende) loonwaarde van uitkeringsgerechtigden (zie ook punt 3, loondispensatie). Programmalijn 2: Inzicht in en ontwikkelen mogelijkheden uitkeringsgerechtigden 9. De begeleiding wordt gericht op het vergroten zelfredzaamheid van mensen. We zetten intensief in op ’bemiddelen aan de poort’. Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt worden intensief begeleid en gestimuleerd om zelf werk te zoeken en te vinden. Uitkeringsgerechtigden met een langere afstand tot de arbeidsmarkt, maar met perspectief op regulier werk, worden intensief begeleid. Ook hier gaat de uitkeringsgerechtigde zelf aan de slag om een Persoonlijk ActiePlan (PAP) richting werk op te stellen. Waar nodig zijn leerbanen beschikbaar (werken met behoud van uitkering) om de uitkeringsgerechtigden werkervaring te laten opdoen, waarna de stap naar de arbeidsmarkt gezet moet kunnen worden. 10. Optimaliseren inzet Arbeidsbemiddelingscentra (ABC): We benutten de mogelijkheden van de ABC’s volledig zodat de succesvolle uitstroompercentages toenemen van circa 35% naar minimaal 45%. In 2012 worden de ABC opnieuw aanbesteed. We blijven inzetten op publiekprivate samenwerking. 11. De extra middelen voor de aanpak van jeugdwerkloosheid eindigen in 2011. In 2012 en verder blijft de aanpak van jeugdwerkloosheid prioriteit houden. Jongeren zonder startkwalificatie worden in samenwerking met Team VSV teruggeleid naar school. Jongeren met startkwalificatie worden toegeleid naar werk. Projecten die niet bijdragen aan toeleiding naar school of werk worden niet langer gefinancierd vanuit het participatiebudget. Jongeren die vooral zorg en ondersteuning nodig hebben, worden doorverwezen naar passende zorg- en hulpverleningsinstanties. Alle jongeren blijven in beeld binnen een sluitend aanbod van voorzieningen in de gemeente Arnhem. We benutten alle mogelijkheden om met partners in de stad de matching van jongeren en werkgevers te organiseren. De informatieuitwisseling tussen Team VSV / RMC, UWV Werkbedrijf en gemeente wordt binnen de mogelijkheden van de wet geoptimaliseerd. 12. Screening ‘zittend bestand’: de arbeidsmogelijkheden van uitkeringsgerechtigden die al langer in de bijstand zitten worden periodiek gescreend. Waar mogelijk en zinvol gaan uitkeringsgerechtigden zelf aan de slag om een Persoonlijk ActiePlan (PAP) richting werk op te stellen en uit te voeren. Programmalijn 3: Aanscherpen handhaving 13. Uitgaan van hoogwaardig en activerend handhaven: vroegtijdig, duidelijke informatie, optimaliseren van de dienstverlening, controle en sanctioneren. Handhaving is integraal onderdeel van de uitvoering van de WWB. 14. Risico-analyse en proportionele inzet van instrumenten: we voeren gericht onderzoek uit op basis van signalen en risicoanalyses. Daarbij worden bestandsvergelijkingen uitgevoerd en vindt intensieve samenwerking plaats met het Regionale Centrum Fraudebestrijding (RCF). Onderzoeks-instrumenten worden ingezet in verhouding tot de ernst van de verdenking (proportionaliteit). 15. Aanscherpen maatregelenregime: uitkeringsgerechtigden die herhaaldelijk en verwijtbaar niet meewerken aan toeleiding richting werk, worden intensief begeleid richting uitstroom (INUproject). Voor de groep die zelfs binnen deze aanpak herhaaldelijk niet meewerkt, wordt het Maatregelenregime aangescherpt. In het uiterste geval wordt na zorgvuldige toetsing de uitkering tijdelijk, maar volledig gekort.
4
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Veranderopgave 1: Wet Werken Naar Vermogen (2013) In dit hoofdstuk staat centraal: • Nieuwe doelgroepen: we bereiden ons voor op de nieuwe doelgroepen die door invoering van de wet Werken naar vermogen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente gaan vallen. Het gaat om een deel van de huidige Wajong-uitkeringsgerechtigden (niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt) en een deel van de Wsw-doelgroep (niet aangewezen op beschutte arbeid). De aantallen en kenmerken van beide doelgroepen worden in samenwerking met UWV en Presikhaaf Bedrijven in kaart gebracht. We maken afspraken over de inzet van ieders expertise en het gebruik van gezamenlijke netwerken. Nagegaan wordt of ons huidige re-integratieaanbod toereikend is voor beide doelgroepen of dat aanvullingen hierin noodzakelijk zijn. Hierop wordt het ontschotte participatiebudget ingezet. • Loondispensatie: belangrijk nieuw instrument is loondispensatie. Werkgevers betalen rechtstreeks de loonwaarde aan de uitkeringsgerechtigde en de gemeente vult deze loonwaarde aan. De gemeente Arnhem neemt - samen met 31 andere gemeenten - deel aan de pilot loondispensatie. In 2012 breiden we deze pilot uit en gaan we het instrument verbeteren (minder administratieve lasten), zodat het voor werkgevers aantrekkelijk wordt om uitkeringsgerechtigden via loondispensatie in dienst te nemen. • Regionale aanpak: Samen met regionale partners (werkgevers, onderwijs, regiogemeenten) bereiden we ons in 2012 voor op de nieuwe doelgroepen en instrumenten. Verkend wordt op welke wijze de oprichting van een Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA) meerwaarde biedt. Aan de raad wordt in 2012 een implementatieplan voorgelegd waarin, na vaststelling van de wet, de verordeningen zijn opgenomen (najaar 2012). • Samenhang met andere decentralisaties: invoering van de wet Werken naar vermogen is één van de drie decentralisaties van Rijk naar gemeenten. Overheveling van jeugdzorg en AWBZbegeleiding is ook voorzien. We gaan deze drie decentralisaties waar mogelijk integraal en regionaal oppakken. In de eerste helft van 2012 wordt een visiesessie met regionale bestuurders en ambtenaren georganiseerd.
1.1 Hoofdlijnen wet Werken naar vermogen De implementatie van de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV) is een grote opgave 3 . Het Kabinet zet in op een fundamentele herziening van de sociale zekerheid en publieke arbeidsbemiddeling. De aanleiding en doelen voor deze herziening zijn: 1. ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, vooral de toenemende vergrijzing en de behoefte aan maximale productiviteit van de beroepsbevolking; 2. het terugdringen van het nog steeds toenemende beroep op uitkeringen; 3. het uniformeren van rechten en plichten van overlappende doelgroepen in verschillende (uitkerings)regelingen; 4. het recht op inkomensondersteuning te vervangen door de plicht maximale productiviteit te leveren op de arbeidsmarkt; 5. de complexiteit van de organisatie te vereenvoudigen; 6. het realiseren van een majeure bezuiniging (1,8 miljard euro). De volgende wetten gaan op in één wet: de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV) o de Wet Werk en Bijstand (WWB); o Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), voor zover Wajongers-ers niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn 3
• • • • • •
Achtergrondinformatie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/04/21/hoofdlijnennotitie-werken-naarvermogen.html http://www.gemeenteloket.minszw.nl/bestanden/Nieuwsberichten-2011/Juni/Presentatie-WWNV-regiodagen-BZK#1 Ervaringen pilot loondispensatie in Arnhem (oktober 2011) Bijstandswijzer ‘Marlet’, Altas der gemeenten 2011, gemeente Arnhem Actieplan Project Groep Werk 2011 Contourennota Werken naar Vermogen, gemeente Arnhem, september 2011
5
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
o
Wet sociale werkvoorziening (Wsw), voor zover Wsw-ers niet aangewezen zijn op beschutte arbeid
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWNV. • • • •
•
Voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken, blijft instroom in de Wsw mogelijk. Voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn - en dus niet kunnen werken - blijft ook de Wajong gewoon bestaan. Er komt een nieuw instrument voor het aan de slag helpen van uitkeringsgerechtigden. Dit is het instrument loondispensatie. De werkgever betaalt daarbij rechtstreeks de loonwaarde aan de uitkeringsgerechtigde. De gemeente vult hierop via een aanvullende uitkering aan. Het drastisch beperken van de instroom in de Sociale werkvoorziening (van landelijk 100.000 Sw plaatsen naar 30.000 SW plaatsen, alleen beschut werken). De arbeidsvoorwaarden van de huidige populatie SW wordt daarbij niet aangetast. Om deze beperking van de instroom van nieuwe Sw-ers te kunnen opvangen, komt er een herstructureringsfonds voor de sociale werkvoorziening. Bij de wet Werken naar vermogen komt één ongedeeld re-integratie-/participatiebudget. Hierin wordt een deel van het huidige Wajong-budget, het volledige Sw-budget en het participatiebudget opgenomen. De gemeente krijgt meer vrijheid om dit ongedeelde budget te besteden aan de verschillende doelgroepen. Tegelijkertijd wordt er ook een forse bezuiniging doorgevoerd op dit participatiebudget: o De overheidsbijdrage voor Sw-plaatsen wordt in vijf jaar tijd verlaagd van € 27.000,naar zo’n € 22.000,-. Dit geldt ook voor de zittende populatie. Aangezien deze groep zijn arbeidsvoorwaarden behoudt ontstaat hier een groot financieel gat; o De middelen voor re-integratie (het Participatiebudget) worden gereduceerd tot 30% van het huidige budget.
In het volgende plaatje zijn de verschillende doelgroepen op een rijtje gezet. Figuur 1: Beslisboom
Kan werken bij een reguliere werkgever (eventueel met ondersteuning)?
WWNV -> Gemeente Ja
Nee Kan beschut werken? Ja
Wsw -> Gemeente/Presihaaf Bedrijven
Nee Wajong (volledig en duurzaam AO) -> UWV
Bron: Ministerie van SZW
1.2 Verbinding decentralisaties Werken naar Vermogen, AWBZ en Jeugdzorg De invoering van de Wet Werken naar Vermogen staat niet op zich. Er is samenhang met twee andere decentralisaties die vanuit het rijk worden voorgesteld. Dit betreft: • overheveling van de AWBZ Begeleiding naar de WMO;
6
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) •
overheveling van de jeugdzorg.
Bij deze decentralisaties is er samenhang op meerdere aspecten: • visie op de decentralisaties en de doelstellingen van het rijk; • visie op verantwoordelijkheidsverdeling tussen burger en overheid; • noodzaak tot regionale samenwerking; • Overlap in de doelgroepen. Naast overeenkomsten zijn er ook grote verschillen tussen de decentralisaties. De operaties zijn ieder zo belangrijk en complex dat ze met voldoende aandacht moeten kunnen worden voorbereid. Bovendien kennen de operaties hun eigen dynamiek, een eigen tijdpad en voor het grootste gedeelte verschillende stakeholders. Visie op de decentralisaties en de doelstellingen van het rijk In de afgelopen jaren zijn door de landelijke overheid steeds meer voorzieningen voor burgers ingericht en op basis van het gelijkheidsprincipe voor alle burgers beschikbaar gesteld. Hierdoor is het gebruik van voorzieningen enorm toegenomen en stijgen de kosten jaarlijks navenant. Bovendien zitten er perverse prikkels in de verschillende systemen die het gebruik bevorderen. Ook ontbreekt er vaak de samenhang tussen de voorzieningen waarvan een burger gebruik maakt. Met het decentraliseren van taken naar de lokale overheid wil het Rijk ondersteuning en zorg dichter bij de burger brengen. Het Rijk gaat ervan uit dat hierdoor meer afstemming ontstaat tussen het lokale beleid en de voorzieningen die door het Rijk zijn ingericht en dat voorzieningen hierdoor efficiënter worden ingezet. Dit moet leiden tot een afname van de groei en een beperking van de kosten. De gemeenten zien de decentralisaties als een kans om niet alleen het stelsel te reorganiseren maar ook inhoudelijke kantelingen te realiseren. Visie op verantwoordelijkheidverdeling tussen burger en overheid Arnhem wil de drie decentralisaties realiseren vanuit haar visie op de rol van de overheid en verantwoordelijkheden van de burger. 1. Participatie en zelfredzaamheid van burgers: de verantwoordelijkheid voor ieder eigen leven, voor werk, zorg, welzijn en de opvoeding van zijn kinderen ligt in eerste instantie bij de burger zelf. 2. Als er ondersteuning nodig is ligt het voor de hand deze in het eigen netwerk te zoeken (‘civil society’). Informele en formele organisaties kunnen laagdrempelig een steuntje in de rug geven. 3. Als iemand tijdelijk of blijvend niet voor zichzelf kan zorgen, en dit ook niet met hulp van zijn netwerk lukt, dan kan hij op de gemeente rekenen voor werk, hulp, ondersteuning of zorg. Het doel hierbij is dat zo veel mogelijk mensen weer snel op eigen kracht verder kunnen.
Professionele ondersteuning (uitkering, toeleiding naar werk, hulp, zorg) (5%)
Beperkt zelfredzaam maar met steun zelfredzaam (15%)
Zelfredzaam (80%)
7
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Landelijke onderzoeken geven het volgende aan: 4 80% van de Nederlandse bevolking is zelfredzaam. De grootste groep kan, al dan niet met hulp of ondersteuning van naasten, of zelf geregelde betaalde hulp de problemen of belemmeringen op diverse levensgebieden oplossen. 15% van de Nederlandse bevolking is beperkt zelfredzaam maar met steun zelfredzaam. Deze groep is zo nu en dan aangewezen op hulp en ondersteuning. Tijdige signalering en eventueel multidisciplinaire ondersteuning (informeel en/of professioneel) kunnen problemen hanteerbaar maken. Bij de ondersteuning van deze groep is de samenwerking tussen informele hulp en professionele hulp van belang. 5% van de Nederlandse bevolking is niet zelfredzaam en afhankelijk van professionele hulp. Deze groep is aangewezen op langdurige zorg en ondersteuning en heeft veelal te maken multidisciplinaire problematiek (zorg, beperkte verstandelijke vermogens, schulden, uitkeringsafhankelijkheid etc.). Deze groep heeft duidelijkheid en één coördinerende instantie of hulpverlener nodig om de vicieuze cirkel te doorbreken en verdere problemen te voorkomen. Van belang is uiteraard of bovenstaande landelijke verdeling ook aansluit op de Arnhemse situatie. In de voorbereidingen van de gemeente Arnhem op de drie decentralisaties wordt dit in kaart gebracht. Ook zet de gemeente Arnhem er op in om zoveel mogelijk mensen zelfredzaam te laten zijn, zodat professionele ondersteuning van de overheid zo min mogelijk nodig is. Deze benadering wordt gehanteerd bij de invoering van de wet Werken naar vermogen en de reductie van het aantal uitkeringsgerechtigden (zie ook Hoofdstuk/veranderopgave 3). Deze visie vraagt niet alleen een omslag in denken bij bestuurders en ambtenaren, maar zeker ook van burgers en professionals. Burgers worden meer aangesproken op hun eigen kracht en zelfredzaamheid. Professionals moeten bij een zorgvraag op zoek naar de kracht van de klant en zijn netwerk en zich bij behandeling meer moeten richten op empowerment in plaats van het ‘overnemen’ van problemen 5 . Stapeling van effecten De decentralisatie van beleid naar gemeenten en de bezuinigingen die doorgevoerd moeten worden op allerlei beleidsterreinen houden het gevaar in dat effecten voor bepaalde doelgroepen op negatieve wijze zullen cumuleren. Uit het onderzoek 6 blijkt dat de grootste negatieve effecten zijn te verwachten bij: • huishoudens met lage inkomens die afhankelijk zijn van één of meerdere bijstandsuitkeringen; • bij huishoudens die te maken hebben met multiproblematiek; • bij werkende armen/uitkeringsgerechtigden met kinderen die ook gebruik moeten maken van zorgen welzijnsvoorzieningen. Naast directe effecten op het inkomen zijn er ook effecten op de uitgaven/kosten voor gezinnen. Te denken valt aan extra of hogere eigen bijdragen bij verschillende regelingen of lagere zorg-, kind- of huurtoeslagen. De invloed op het inkomen of de kwaliteit van bestaan is ook afhankelijk van gedragseffecten. Zo kunnen mensen een baan verwerven met een hoger inkomen dan voorheen de uitkering, kunnen in een goedkopere woning gaan wonen of vanwege de hogere eigen bijdragen afzien van zorg. De verwachte gedragseffecten kunnen zeer divers zijn. De G32 pleit voor een beleidseffectenmonitor Participatie en Inkomen om voortaan goed ingrepen binnen het sociale domein op hun onderlinge samenhang te kunnen beoordelen, maar ook om te volgen wat de consequenties (positieve en negatieve) van deze ingrepen voor de verschillende huishoudens in de praktijk zijn.
4
zie ook Arnhemse WMO-plan van aanpak ‘De Kanteling’ Deze visie is ook opgenomen in het WMO beleidsplan van de gemeente Arnhem 6 De wethouders in de G32 hebben behoefte aan meer inzicht en hebben het NICIS opdracht gegeven een "quickscan" uit te voeren. NICIS, november 2011. 5
8
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Armoedebeleid en schuldhulpverlening In januari 2012 stelt de raad de Arnhemse beleidsagenda voor de nieuwe Activerende schulddienstverlening vast. Vanaf 1 februari 2012 wordt de nieuwe werkwijze ingevoerd. De huidige Armoedeagenda loopt door 2012. De aanscherping van de WWB leidt tot enkele wijzigingen. Zo is categoriale verstrekking (groepsgewijs) van voorzieningen beperkt tot de minima met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm. Ook wordt bij de vaststelling van het inkomen gekeken naar het gezinsinkomen (huishoudtoets). Daardoor zullen op termijn minder huishoudens in aanmerking komen van de GelrePas (de nieuwe toegangspas voor voorzieningen). Vanaf 2012 zijn de voorzieningen aangepast in lijn met Meerjarenprogrammabegroting. Via het ‘innovatieve spoor’ worden bezuinigingen gerealiseerd zonder het ‘hart van de agenda’ aan te tasten. Naast de aanscherping van de Wwb zijn er andere rijksbezuinigingen die effect hebben voor de doelgroep van de Armoedeagenda. Bijvoorbeeld de wijzigingen in de AWBZ, de zorgverzekering en zorgtoeslag en de invoering (vanaf 2013) van de Wet werken naar vermogen. 2012 wordt benut om de gevolgen voor de doelgroep in beeld te brengen en om samen met de ketenpartners een nieuwe Armoedeagenda (2013 – 2016) op te stellen. 1.3 Financieel kader De introductie van één regeling voor Werken Naar Vermogen komt samen met de omvangrijke bezuiniging van 70% korting op het participatiebudget. In de Contourennota Werken Naar Vermogen (juni 2011) zijn deze bezuinigingen op het participatiebudget geschetst en zijn door de raad bestuurlijke keuzes gemaakt. De kwaliteit van dienstverlening aan de brede doelgroep van deze wet blijft een belangrijk uitgangspunt, maar de knellende kaders in financiële zin vormen een randvoorwaardelijke begrenzing. Hoewel nog onduidelijk is hoe het budgettaire kader zich precies ontwikkelt, is al wel een globaal beeld te schetsen op basis van de bedragen en aannames die door het rijk benoemd zijn en een eerste doorvertaling hiervan naar de Arnhemse situatie. Een vertaling naar de Arnhemse situatie heeft plaatsgevonden door het aandeel van Arnhem in het macrobudget te ramen op basis van de op dit moment bekende verhoudingen. Tabel 2: Ontwikkeling Participatiebudget Gevolgen voor Arnhem (bedragen x € 1 mln) 2011
2012
2013
2014
32,2
17,9*
17,1
15,0
0
0
0,3
0,9
Totaal re-integratie
32,2
17,9*
17,4
15,9
WSW**
32,4
33,2
30.0
27.0
Totaal WWNV
64,6
51,1
47,4
42,9
0,04
0,18
P-budget Wajong
Uitvoeringskosten WWNV Via gemeentefonds
* In dit budget is uitgegaan van zowel een korting vanuit het kabinet Balkenende IV (€ 8,9 miljoen - verwerkt in Contourennota) als een korting vanuit het kabinet Rutte /Verhagen (€ 8 miljoen). Deze laatste korting is echter nog niet door het parlement goedgekeurd en dus nog onder voorbehoud. Verschil tussen (verwachte) P-budget 2012 (€ 17,9 miljoen) en P-budget 2010 (€ 34,8 miljoen; zie ook Contourennota) bedraagt € 16,9 miljoen. ** In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de financiële ontwikkelingen binnen de WSW (Arnhemse situatie).
9
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) In de Contourennota zijn bezuinigingen vastgesteld om de eerste Rijkskorting voor 2012 en later te kunnen opvangen. Zoals gemeld worden door het Rijk aanvullende kortingen op het participatiebudget doorgevoerd. De gemeente Arnhem laat een financiële impactanalyse uitvoeren van de verwachte inkomsten en uitgaven in de komende jaren (februari 2012 naar de raad). Daarin staat welke strategieën en beheersmaatregelen mogelijk zijn om de rijkskortingen op te kunnen vangen. De beschikbare middelen moeten optimaal en evenwichtig worden ingezet om de doelgroepen vanuit de wet Werken Naar Vermogen zo goed mogelijk te bedienen. Toeleiding naar werk staat daarbij centraal. Om dit mogelijk te maken zijn drie scenario’s nadrukkelijk in beeld: • Herfinanciering van de sociale dienst. De omvang van de bezuinigingen is zo groot dat een nieuw besluit over de financiering van de sociale dienst / het cluster Werk en Inkomen onvermijdelijk is. Door de ruime financiële mogelijkheden van het participatiebudget in het recente verleden, is de financiering van uitvoerende en ondersteunende activiteiten voor werk overgeheveld van gemeentebegroting naar participatiebudget. Door de ingrijpende bezuinigingen op het participatiebudget moet dit waarschijnlijk (deels) worden teruggedraaid. In de financiële impactanalyse komt dit thema ook aan de orde. • Afbouw van loonkosten-/plaatsingssubsidies ten gunste van loondispensatie. Met de invoering van de nieuwe wet wordt het instrument loondispensatie ingevoerd. De werkgever betaalt rechtstreeks de loonwaarde aan de bijstandsgerechtigde en de gemeente Arnhem verstrekt een aanvullende uitkering aan de uitkeringsgerechtigde. De gemeente Arnhem doet nu ervaring op met dit instrument via deelname aan de pilot loondispensatie. Op basis van ervaringen met deze pilot wordt de inzet van dit instrument verbeterd , zodat werkgevers zo min mogelijk administratieve lasten ervaren. Daarmee zal loondispensatie (of een vergelijkbaar instrument) vanaf 2013 een alternatief moeten zijn voor de inzet van plaatsingssubsidies. De verwachting is dat in de loop van 2013 de inzet van plaatsingssubsidies (financiering vanuit het participatiebudget) sterk zal kunnen verminderen ten gunste van de inzet van loondispensatie (financiering vanuit het Inkomensdeel/uitkeringsbudget). Hiermee wordt het participatiebudget sterk ontlast. • Herziening contracten met externe re-integratiebedrijven. Inzet van externe re-integratiebedrijven moet toegevoegde waarde bieden ten opzichte van de inzet van het cluster Werk en Inkomen. In 2012 worden ABC’s bijvoorbeeld opnieuw aanbesteed. Bij omvangrijke rijksbezuinigingen zullen hierin mogelijk nog scherpere keuzes gemaakt moeten worden. Centrale vragen zijn: wat doen we zelf en wat besteden we uit? En hoe kan publiek private samenwerking de dienstverlening verbeteren? 1.3 Nieuwe doelgroepen De Wajong heeft, net als de WWB en de Wsw (veranderopgave 2) de afgelopen periode wijzigingen ondergaan waarbij het accent is gelegd op de bevordering van de arbeidsinschakeling. Werk gaat voor inkomensvoorziening. Daarbij speelt ook de forse stijging van het aantal Wajong-ers een belangrijke rol. De Wajong blijft toegankelijk voor personen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Het UWV blijft voor deze groep verantwoordelijk. De overige mensen, die in staat worden geacht (deels) te kunnen werken, gaan onder de WWNV vallen. Dit geldt ook voor diegenen met arbeidsvermogen die in het overgangsjaar 2012 zijn ingestroomd in de Wajong. Voor deze jaargang geldt dat er een tijdelijke Wajong wordt toegekend en dat deze per 1-1-2014 aan de gemeente wordt overgedragen. Voor deze groepen gaat het regime van de WWB gelden. Dit betekent dus dat vermogen- en huishoudeninkomenstoets van toepassing zijn. De Wajong wordt momenteel uitgevoerd door het UWV en in Arnhem zijn er ruim 3200 mensen met een Wajong uitkering. Het percentage Wajongers in de Arnhemse beroepsbevolking ligt beduidend hoger dan het landelijk gemiddelde. Uitgaande van gegevens van het UWV wordt in 2013 de volgende instroom van Wajong-ers in de WWNV verwacht: • Naar verwachting zullen er in Arnhem 300 jongeren met arbeidsbeperking zich melden voor een uitkering. • Van deze groep zullen 45 jongeren in aanmerking komen voor de Wajong (volledig en duurzaam arbeidsongeschikt). De overige 255 komen mogelijk in aanmerking voor de WWNV. Deze groep (255) heeft naar verwachting de volgende kenmerken: o 105 jongeren volgen een studie en hebben studiefinanciering. Aangezien dit een voorliggende voorziening is, komt deze groep niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de WWNV.
10
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
o
o
60 jongeren zijn tijdelijk arbeidsongeschikt. Aangezien 2/3 van deze groep nog thuiswoont bij de ouders, komt naar verwachting 1/3 in aanmerking voor een uitkering op grond van de WWNV (20 jongeren). Dit in verband met de invoering en toepassing van de huishoudensinkomenstoets. 90 jongeren zijn beschikbaar voor begeleiding naar werk. Ook hier geldt dat zo’n 2/3 van deze groep nog thuiswoont bij de ouders. Naar verwachting komen dus zo’n 30 jongeren in aanmerking voor een uitkering op grond van de WWNV (eveneens door de ingevoerde huishoudensinkomenstoets). Mogelijk doet een deel van de niet-uitkeringsgerechtigden een beroep op de gemeente tot ondersteuning naar werk. Aangezien aanpak van de jeugdwerkloosheid prioriteit heeft, zal de gemeente bevorderen dat ook deze groep richting scholing of werk wordt toegeleid (zie ook hoofdstuk/veranderopgave 3).
In 2013 zullen – naar inschatting van het UWV – in Arnhem dus zo’n 50 jongeren een uitkering op grond van de WWNV kunnen krijgen. De overigen hebben een Wajong-uitkering (45); studeren (105) of wonen thuis bij de ouders en komen niet door de huishoudensinkomenstoets (100). Instroom in de Wsw is voorbehouden voor mensen die aangewezen zijn op beschut werken. Mensen die hier niet op zijn aangewezen en voorheen toch zouden instromen in de Wsw kunnen nu in aanmerking komen voor de WWNV. Ook hier geldt echter de huishoudensinkomenstoets en vermogenstoets. 1.4 Regionale samenwerkingspartners Hoewel de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de Wet Werken naar Vermogen lokaal belegd wordt bij individuele gemeenten opereren we op een regionale arbeidsmarkt. Naast het feit dat het Rijk gemeenten verplicht om een bovenlokale vorm te organiseren voor het faciliteren van Werken Naar Vermogen, is helder dat gemeenten uitsluitend lokaal en zonder partners niet in staat zijn om de wet Werken naar Vermogen goed uit te voeren. De behoefte aan een stevig regionaal arbeidsmarktbeleid neemt in de nieuwe context alleen maar toe. Dit betekent dat extra waarde wordt gehecht aan de agenda van de Projectgroep Werk en een lopend initiatief van Quadraam om te komen tot een regionale sociaaleconomische agenda. Doorontwikkeling van beide initiatieven naar een Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt (POA) voor Arnhem en de regio wordt in 2012 onderzocht. Een goede verbinding met de sectorale werkgeversbenadering (zie hoofdstuk/veranderopgave 3) en brancheservicepunten is daarbij essentieel. De Kamer van Koophandel (KvK) Centraal Gelderland is een initiator van het overleg op het terrein van onderwijs en arbeidsmarkt. De Kamer wil inzetten op het verbeteren van de integrale werkgeversbenadering, het beïnvloeden van de beschikbare gekwalificeerde beroepsbevolking en het verstrekken van informatie over arbeidsmarktoplossingen. Voor de Kamer van Koophandel is van belang dat niet alleen wordt meegedacht vanuit de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigden, maar dat vooral ook het belang van werkgevers wordt meegewogen in de nieuwe aanpak ‘Werken naar Vermogen’. De doorontwikkeling van de Projectgroep Werk naar een Platform Onderwijs en Arbeidsmarkt in de regio Arnhem kan daarbij een rol spelen. Het UWV Werkbedrijf krijgt in de komende jaren een andere rol, mede door ingrijpende bezuinigingen bij UWV-Werkbedrijf. Het zogenaamde ‘redesign’ (herontwerp) van het UWV Werkbedrijf leidt tot concentratie van diensten en expertise in dertig vestigingen, één per arbeidsmarktregio. Het werkplein Arnhem zal gehandhaafd blijven voor de regio Gelderland-Midden. Het UWV-Werkbedrijf biedt nog ondersteuning bij de werkgeversbenadering (arbeidsmarktinformatie en digitale vacaturematching), maar gemeenten zullen zelf het initiatief moeten nemen in de samenwerking met werkgevers. Ook op andere terreinen krijgt de samenwerking een ander karakter. Gemeente en UWV Werkbedrijf zullen elkaar meer moeten aanvullen in de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden (van integrale naar complementaire samenwerking).
11
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) 1.5 Nieuw instrument loondispensatie 7 De gemeente Arnhem is sinds 2011 één van de deelnemers aan de landelijke pilot loondispensatie. De pilot biedt gemeenten de mogelijkheid om mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen en nu dus vaak aan de kant staan, aan de slag te helpen. De pilot is in mei 2011 van start gegaan. Het hoofdproces van de pilot is uitgelijnd door het Ministerie van SZW. De doelgroep bestaat uit: 1. Personen van 23 jaar of ouder met een WWB-uitkering die een Wsw indicatie hebben en op de Wsw-wachtlijst staan 2. Personen van 23 jaar en ouder met een WWB-uitkering van wie de toegangstoets heeft uitgewezen dat er sprake is van een arbeidsbeperking. Dit is het geval als iemand vanwege een lichamelijke, verstandelijke of psychische / psychosociale beperking meer dan 20% maar minder dan 100% van het WML kan verdienen Mensen die mogelijk tot de doelgroep behoren worden gemeld bij één van de vier Arnhemse jobcoaches. Zijn nemen een toegangstoets af (beslisboom). Als iemand tot de doelgroep behoort dan gaat de jobcoach samen met de uitkeringsgerechtigde op zoek naar een werkplek. De uitkeringsgerechtigde kan voor een periode van maximaal 3 maanden met behoud van uitkering in een proefplaatsing worden geplaatst, uiteraard met goede begeleiding. Om de proefplaatsing om te zetten in een dienstbetrekking moet de loonwaarde worden bepaald. Hiervoor wordt het instrument van Activa gebruikt. Deze loonwaardemeting wordt periodiek herhaald. Vooral de loonwaardemeting leidt tot administratieve lasten bij werkgevers en is een belemmering voor werkgevers om met dit instrument aan de slag te gaan. Tot op heden zijn daardoor ook slechts enkele plaatsingen in de pilot gerealiseerd. In 2012 wordt onderzocht op welke wijze de inzet van loondispensatie kan worden verbeterd, zodat dit instrument aantrekkelijker wordt voor werkgevers en beter kan worden benut. De huidige administratieve lasten rondom deze pilot en het instrument moeten worden teruggebracht. Dat is in het belang van werkgevers en uitkeringsgerechtigden. 1.6 Implementatie Het bovenstaande wordt in 2012 projectmatig met partners in de regio uitgewerkt. Voor de uitwerking kiezen we voor de volgende aanpak. • bijeenkomsten in de verschillende gemeenten met lokale/regionale stakeholders, bedrijven, onderwijsinstellingen • een expertmeeting met (landelijke) deskundigen op het terrein van werk & inkomen • een afsluitende werkconferentie waar een eindvoorstel extern wordt getoetst. Het resultaat van deze sessies moet input leveren voor: • Een implementatieplan voor invoering van de wet Werken naar Vermogen, inclusief wijziging van relevante verordeningen. Dit implementatieplan zal de raad worden aangeboden in de tweede helft van 2012. In aanvulling en in aansluiting op de eerder vastgestelde contourennota Werken naar vermogen zullen waarschijnlijk nieuwe bezuinigingen nodig zijn. Deze worden in 2012 als begrotingswijziging aan de raad voorgelegd.
7
Relevante documenten Rapport Research voor beleid Methodiek Activa: www.activa.nl Projectplan, november 2011
12
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Veranderopgave 2 Herstructurering Sociale Werkvoorziening In dit hoofdstuk staat centraal: • Herstructurering sociale werkvoorziening: Er wordt vanuit het Rijk een forse bezuiniging doorgevoerd op de sociale werkvoorziening. Het aantal plekken (beschut werken) in de sociale werkvoorziening wordt sterk gereduceerd en de rijksvergoeding per plek daalt fors. In 2012 wordt verkend welke mogelijkheden (scenario’s) er zijn om deze bezuinigingen op te vangen en de infrastructuur van Presikhaaf Bedrijven om te vormen. Verkend wordt of deze infrastructuur voor bepaalde andere doelgroepen kan worden ingezet. Opsplitsing en afstoting van bedrijfsonderdelen behoren daarbij tot de mogelijkheden. Dit wordt verwerkt in een herstructureringsplan dat vóór 1 april 2012 wordt ingediend bij het Ministerie van SZW om zodoende aanspraak te maken op extra herstructureringsmiddelen. In maart 2012 worden er regionale bijeenkomsten voor raadsleden georganiseerd. • Sluitende begroting: de gemeente Arnhem heeft in december 2011, onder voorwaarden, ingestemd met de begroting 2012 van Presikhaaf Bedrijven. De gekozen richting is onderschreven en is de basis voor het herstructureringsplan. Gemeentelijke bijdragen aan de Sociale Werkvoorziening moeten tot een minimum beperkt worden en er moet uitzicht zijn op een structureel sluitende begroting. Er wordt in december 2011 een financiële impactanalyse voor de Wsw gemaakt. In februari 2012 wordt deze analyse aan de raad aangeboden. 2.1 De huidige Sociale Werkvoorziening 8 Op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) is de gemeente verantwoordelijk voor het bieden van passend werk aan personen die als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of psychische handicap uitsluitend onder aangepaste omstandigheden kunnen werken. Het aangeboden werk moet zoveel mogelijk gericht zijn op het behoud en bevorderen van de arbeidsvaardigheden met het oog op het kunnen gaan verrichten van arbeid onder normale omstandigheden. De Wsw is een vrijwillige voorziening. De indicatie wordt afgegeven door het UWV Werkbedrijf (onafhankelijk), waarbij een advies wordt afgegeven over de manier waarop iemand met het oog op de doelstelling het best geplaatst en begeleid kan worden. De meest gewenste mogelijkheid is ‘Begeleid werken’ waarbij de arbeid wordt verricht in het kader van een normaal dienstverband met een reguliere werkgever. De werkgever ontvangt subsidie gerelateerd aan de verminderde arbeidsproductiviteit en eventuele aanpassingen van de werkplek. Als dat niet haalbaar is krijgt de geïndiceerde een Swdienstbetrekking met de uitvoeringsorganisatie, het Sw-bedrijf. Formeel is de gemeente werkgever. De CAO voor de WSW is dan van toepassing is. Binnen een Sw-dienstbetrekking zijn verschillende plaatsingsvormen mogelijk zoals 1) individuele detachering, 2) groepsdetachering 3) werken op locatie en 4) beschut werken. Voor de uitvoering van de Wsw is iedere organisatievorm toegestaan. De meest voorkomende is een uitvoeringsorganisatie in het kader van een gemeenschappelijke regeling van meerdere gemeenten in een regio. De gemeente kan (hoe ook georganiseerd) nooit de verantwoordelijkheid voor de eigen geïndiceerden overdragen. De gemeente ontvangt voor de uitvoering een budget via een verdeelsystematiek. Aan de rijksbijdrage is een taakstelling gekoppeld voor het minimaal aantal daarmee te realiseren arbeidsjaren (dienstbetrekkingen). De uitvoering kan verder gefinancierd worden met exploitatieopbrengsten en gemeentelijke bijdragen. Het landelijke macro budget voor de Wsw is goed voor circa 100.000 dienstverbanden. De omvang van de doelgroep is echter groter, waardoor sprake is van wachtlijsten. De Wsw is de afgelopen periode herhaaldelijk gewijzigd met de bedoeling de voorziening voor te behouden aan personen die er echt op aangewezen zijn alsmede de doelstelling van het plaatsen onder zo regulier mogelijke omstandigheden beter te realiseren. De laatste wijziging betrof de “modernisering van de Wsw” vanaf 2008. Gemeenten werden hiermee directer aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor het 8
Achtergrondinformatie - Modernisering Sociale Werkvoorziening Regio Gelderland Midden (wat- en hoe rapport, 2008) - Advies commissie Westerlaken; Goede benut, goed bestuurd - Herstructureringsplan Presikhaaf Bedrijven - Begroting Presikhaaf bedrijven 2012
13
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) realiseren van de doelstellingen voor de Wsw en de beleidsmatige inkadering en afstemming met aanpalende verantwoordelijkheden vanuit ondermeer de WWB en de WMO. De deelnemende gemeenten aan de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorziening MiddenGelderland (uitvoeringsorganisatie Presikhaaf Bedrijven) hebben gezamenlijk een vernieuwd beleidskader vastgesteld voor deze modernisering. In dat kader is onder meer de mogelijkheid geschapen om een deel van het budget voor de uitvoering van de Wsw in te zetten bij andere (markt)partijen. Door Presikhaaf Bedrijven is een strategisch plan opgesteld waarin aangegeven wordt op welke wijze het bedrijf invulling gaat geven aan de door rijk en gemeenten gestelde prioriteiten. Centraal daarin staat de verbreding van het bedrijf tot een mensontwikkelbedrijf en de aanpak die moet resulteren in meer Wsw-ers aan het werk buiten het eigen SW-bedrijf. 2.2 Plaatsingsbeleid Voor de sociale werkvoorziening is een beperkt landelijk budget beschikbaar dat verdeeld wordt over de gemeenten naar hun aandeel in de doelgroep. De gemeente is verplicht met het toegekend budget een minimale taakstelling c.q. aantal Sw-dienstverbanden te realiseren. Er is niet voldoende budget om iedere geïndiceerde een werkplek te kunnen bieden. Er zijn daarom wachtlijsten. Iemand die in het bezit is van een Wsw-indicatie is vrijgesteld van de re-integratie- en sollicitatieverplichtingen op grond van zijn uitkering. Ook geldt de Wsw, voor iemand met een Wswindicatie als voorliggende voorziening voor de AWBZ. De consequentie hiervan is dat personen op de wachtlijst eigenlijk niets hoeven maar ook weinig of geen ondersteuning krijgen. Met de vaststelling in 2008 van de zogenaamde ‘Wat en Hoe-rapporten’ door de raad als kader voor de uitvoering van de gemoderniseerde Wsw heeft de gemeente expliciet verantwoordelijkheid genomen voor het activeren van de personen op de wachtlijst Wsw. Daar is bij de gemeente Arnhem ook formatie voor vrijgemaakt. Er wordt hierbij goed samengewerkt met het UWV. Er zijn diverse instrumenten voor deze doelgroep beschikbaar gesteld. Zo wordt vanuit het Participatiebudget geïnvesteerd in overbruggingsdienstverbanden, instroomtrajecten en sociale activeringstrajecten. In 2010 werd hiermee ongeveer 50% van de wachtlijst bereikt. Om de gewenste beweging van ‘’binnen naar buiten’’ te ondersteunen is besloten voor de instroom in de Wsw een plaatsingsvolgorde te hanteren. Personen met de grootste kans om buiten het SW-bedrijf aan het werk te gaan krijgen voorrang. De bedoeling is hiermee tevens de exploitatie van Presikhaaf Bedrijven gunstig te beïnvloeden en uiteindelijk meer personen met hetzelfde budget te kunnen bedienen. Evaluatie leert dat de combinatie van activeringstrajecten in de wachtperiode en selectieve plaatsing leidt tot een snellere ontwikkeling van de geplaatste personen waardoor externe plaatsing eerder bereikt wordt. Wet Werken Naar Vermogen; De Wet sociale werkvoorziening wordt per 1-1-2013 opgenomen in de wet Werken Naar Vermogen. Hoewel dit inhoudelijk aansluit bij de ontwikkeling die al jaren gestimuleerd wordt heeft deze operatie consequenties die ingrijpender zijn dan ooit tevoren. Doelgroep De toegang tot de Wsw wordt beperkt tot personen die zijn aangewezen op beschutte arbeid. Door aangescherpte criteria zal de doelgroep teruggebracht worden tot ca 30% van de populatie die daar op grond van de huidige criteria toe behoort. Deze groep zal in een beschutte omgeving activiteiten kunnen blijven verrichten die weinig loonvormend zijn en te vergelijken zijn met arbeidsmatige dagbesteding (AWBZ). De groep die afvalt voor een Wsw-indicatie betreft personen met arbeidsbeperkingen, maar voldoende arbeidsvermogen om (met ondersteuning) te kunnen werken bij een reguliere werkgever. Deze groep valt daarom onder de WWNV en zal met instrumenten als loondispensatie, werkplekaanpassing en job-coach door de gemeente bemiddeld moeten gaan worden. Dit betekent niet dat de komst van de WWNV er toe leidt dat er veel meer mensen bij de gemeente gaan instromen. De gemeente heeft al de zorg voor een deel van de groep geïndiceerde, welke voor een inkomensvoorziening op de WWB is aangewezen. In de omvang daarvan zal met uitzondering
14
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) van de groep die nu nog een beroep kan doen op de Wajong, niet veel veranderen. Wat verandert is dat deze groepen nu ook voor re-integratie in aanmerking komen. Deze groep zal nadat de nieuwe indicatiestelling van kracht wordt geleidelijk groeien tot naar schatting circa 100 personen. Overgangsregeling In regeerakkoord en hoofdlijnennotitie WWNV is bepaald dat de huidige groep Wsw-ers hun bestaande rechten behoudt. Hieronder vallen niet alleen de personen die al werkzaam zijn in Wswverband maar ook diegenen die voor 15 mei 2011 voor de Wsw zijn geïndiceerd en op de wachtlijst staan. Deze groepen zullen dus niet geherïndiceerd gaan worden volgens de nieuwe criteria en onder de bestaande condities (CAO) kunnen blijven of gaan werken bij een Sw-bedrijf. Omdat de doelgroep beperkt wordt gaat het rijk de bijdrage voor de uitvoering van de Wsw ook beperken. Het tempo wordt in principe bepaald door het natuurlijk verloop binnen de Wsw. Het rijk gaat er daarbij van uit dat voor iedere drie dienstverbanden die beëindigd worden er één nieuwe beschutte werkplek ingevuld gaat worden. Na een lange reeks van jaren stabiliseert het volume van Sw plaatsen zich landelijk op het niveau van 30.000 (nu nog circa 100.000). De mogelijkheden voor instroom van de oude/bestaande groep geïndiceerden op de wachtlijst en degenen die daar onder de nieuwe criteria nog bijkomen worden dus uiterst beperkt. Vanuit de zorgplicht van de gemeente zal bezien moeten worden of en zo ja welke extra inspanning op het terrein van activering en re-integratie nodig en mogelijk is voor deze wachtlijst. Bezuinigingen Al onder het kabinet Balkenende IV zijn kortingen doorgevoerd op de rijksbijdrage voor de uitvoering van de Wsw. Op het beschikbare macro budget heeft een structurele korting van € 150 miljoen plaatsgevonden en het budget is enkele jaren niet aangepast aan de gestegen loonkosten. Hierdoor is de bijdrage die gemeenten ontvangen per te realiseren arbeidsplaats gedaald van € 27.222 naar € 25.759 per jaar. Dit vertaalt zich naar de regio van Presikhaaf Bedrijven al naar een korting van € 5,6 miljoen. Het kabinet Rutte gaat in het kader van de WWNV voort op de ingeslagen weg. De rijksbijdrage per arbeidsplaats wordt de komende jaren verder verlaagd naar een bedrag van € 22.000 p/j. dit bedrag correspondeert met de werkgeverslasten bij het Wettelijk Minimumloon. 2.3 Knelpunten • • •
•
De doelgroep voor de Wsw krimpt in aantal en in verdiencapaciteit en tegelijk daalt ook de vergoeding. De uitvoeringsorganisaties stevenen door de cumulerende effecten hiervan bij ongewijzigde koers af op fors toenemende structurele tekorten. het Rijk gaat er vanuit dat de sector dit kan oplossen door een herstructurering te ondergaan waarna er efficiënter gewerkt kan worden. In het (concept) bestuursakkoord tussen rijk en gemeenten is om dit proces te ondersteunen een zogenoemde herstructureringsfaciliteit opgenomen. Het gaat om een bedrag van € 400 miljoen dat in tranches (2012-2018) beschikbaar kan komen op basis van aanvragen en voortgangsrapportages. Gemeenten moeten hiervoor plannen indienen voor 1 april 2012. Gemeenten en de Sw-sector hebben aangegeven dat dit bedrag verre van toereikend is en daarom is de betreffende paragraaf in het bestuursakkoord ook niet door de ledenraad van de VNG goedgekeurd, waardoor het akkoord geen formele status heeft. Het ministerie hanteert het document echter wel, zij het vrij, als uitgangspunt voor de vertaling naar wet- en regelgeving.
Inmiddels zijn ook de criteria waaraan de herstructureringsplannen landelijk getoetst gaan worden in concept bekend gemaakt door de staatssecretaris van SZW. Bij de planvorming en ontwikkeling van de scenario’s kan daar al vanuit worden gegaan. Belangrijk gegeven is nu dat gemeenten een trekkingsrecht krijgen gebaseerd op hun aandeel in de huidige verdeling van het macro-budget voor de Wsw. Voor de regio van Presikhaaf Bedrijven komt dat neer op 2,8% van € 400 miljoen en dat is circa € 11,2 miljoen, hetgeen aanmerkelijk minder is dan de geraamde herstructureringskosten (tussen de € 20 en 27 miljoen). Zodra de criteria definitief zijn, wordt vastgesteld en bekend gemaakt gaat de indieningstermijn van vier maanden in. Een geactualiseerde begroting zal naar doorrekening van scenario’s en vaststelling van het herstructureringsplan in het eerste kwartaal van 2012 beschikbaar komen. Om Presikhaaf Bedrijven een steuntje in de rug te gunnen is besloten dat de
15
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) deelnemende gemeenten ieder naar rato van hun aandeel een jaarlijks te bepalen omzet aan Presikhaaf Bedrijven zullen gunnen. De lasten van de WSW bestaan voor circa 75% uit loonkosten van Sw-medewerkers. Het Rijk kort fors op de rijksbijdrage per medewerker en tegelijk ‘bepaalt’ de regering dat de rechten van de medewerkers en een groot deel van de wachtlijst overeind blijven. Gemeenten zijn ook gebonden aan de CAO voor de WSW en kunnen het gat dat nog vele jaren zal bestaan niet dichten. Overigens wordt de rechtspositie van de WSW ook inhoudelijk als een knelpunt ervaren. In veel sectoren waarin de sociale werkvoorziening actief is zijn de reguliere arbeidsvoorwaarden minder gunstig dan die van de WSW. Hierdoor ontbreekt een belangrijke prikkel voor de doelgroep om onder reguliere condities buiten de SW te gaan werken. Voorts ontstaat er met de komst van de WWNV een scheve verhouding tussen het inkomen dat personen die regulier gaan werken met loondispensatie en dat van Wsw-ers. Gevreesd mag worden dat de WSW een aantrekkelijke vluchtheuvel blijft. Herstructurering Dat er op zeer korte termijn een plan gemaakt moet worden waaruit ingrijpende maatregelen voort komen is duidelijk. In opdracht van het bestuur heeft Presikhaaf Bedrijven inmiddels haar missie aangescherpt en zijn keuzes gemaakt. Deze zijn aan de gemeenten gepresenteerd met de concept begroting voor 2012. Nog meer dan voorheen zal de ontwikkeling van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt centraal gesteld worden. Het extern plaatsen van de doelgroep krijgt daarbij de hoogste prioriteit. Hiervoor wordt ingezet op meer en andere marktverbindingen. De eigen productiecapaciteit moet afgebouwd worden en het ondernemersrisico beperkt. Presikhaaf richt zich hiermee nadrukkelijk op de doelgroep WWNV als leerwerkbedrijf, detacheerder en uitplaatser. Tegelijk worden ook de mogelijkheden onderzocht voor samenwerking met AWBZ –instellingen voor de doelgroep aan de onderkant die blijvend aangewezen is op beschut werk. De gemeenten zullen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid de ontwikkelingen kritisch beoordelen en deze ook afzetten tegen andere denkbare scenario’s. Tabel: overzicht rijksbijdrage en FTE’s bij Presikhaaf Bedrijven
2010 Rijksbijdrage per fte Aantal fte Presikhaaf (regio) waarvan Arnhem €Resultaat Presikhaaf
2011
2012
2013
2014
2015
Structureel
27.800
25.759
25.759
24.768
23.200
22.050
22.050
2.677
2.645
2.650
2.550
2.450
2.350
833
1.291
1.259
1.288
1.238
1.188
1.138
416
+ 468
- 3.773
- 700
- 2.750
- 5.670
- 6.772
Arnhem heeft een aandeel in Presikhaaf Bedrijven dat schommelt rond de 50% van de werknemers. Dit impliceert eenzelfde aandeel in het resultaat. Tekorten moeten uiteindelijk door de gemeente naar rato worden aangezuiverd. Bovenstaande prognose is afkomstig uit de concept begroting voor 2012. Deze is inmiddels achterhaald door tegenvallende resultaten in 2011. Een geactualiseerde begroting zal naar doorrekening van scenario’s begin 2012 beschikbaar komen.
16
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Veranderopgave 3: Reductie aantal WWB-ers In dit hoofdstuk staat centraal: • Intensiveren van de werkgeversbenadering. We benaderen werkgevers sectoraal en gecoördineerd. We zetten daarbij in op partnerschap en het ontwikkelen van arrangementen met werkgevers en onderwijs met de volgende uitgangspunten: o Iedere partij brengt zoveel mogelijk eigen middelen in. Voor de gemeente Arnhem is van belang dat investeringen in arrangementen voldoende rendement (spoedige uitstroom uit de uitkering) opleveren (investeringsmodel/kosten-baten-analyse). o Vraag van de werkgever staat centraal o Werkgevers betalen voor wat ze krijgen, waarbij de loonwaarde van mensen leidend is. • Inzicht krijgen en ontwikkelen van mogelijkheden van uitkeringsgerechtigden. Begeleiding is gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van mensen om aan het werk te komen. We stellen diagnoses, zowel bij nieuwe instroom als bij de screening van het zittend bestand en stellen deze tijdens het traject regelmatig bij. Afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt worden passende instrumenten ingezet, variërend van ‘’Bemiddelen aan de poort’’; inzet Arbeidsbemiddelingscentra en leren en werken met behoud van uitkering. Extra aandacht is er voor jongeren om deze weer naar school of aan het werk te krijgen. Alle jongeren blijven in beeld binnen een sluitend aanbod van voorzieningen in de gemeente Arnhem. • Aanscherpen van handhaving. We gaan ‘’hoogwaardig en activerend’’ handhaven, waarbij samenhang wordt gelegd met de uitvoering van de WWB (zowel uitkeringsverstrekking als meewerken aan re-integratie). We voeren gericht onderzoek uit op basis van signalen en risicoanalyses. Onderzoeksinstrumenten worden ingezet in verhouding tot de ernst van de verdenking (proportionaliteit). Voor een specifieke groep uitkeringsgerechtigden, die herhaaldelijk en verwijtbaar niet meewerkt aan toeleiding richting werk, wordt het Maatregelenregime aangescherpt.
3.1 Inleiding In de afgelopen jaren is het aantal WWB-ers al sterk gedaald. Het college heeft de ambitie om deze reductie in de komende vier jaar verder door te zetten. Daartoe wordt de werkdienstverlening gemoderniseerd langs drie programmalijnen: 1. intensiveren van het contact met werkgevers om voldoende stage- en werkervaringsplekken en geschikte vacatures voor de doelgroep beschikbaar te krijgen; 2. aanspreken van de uitkeringsgerechtigde (vergroten zelfredzaamheid; afspraken maken en deze controleren); 3. aanscherpen van het handhavingsbeleid voor de groep die herhaaldelijk onvoldoende meewerkt aan re-integratie of fraudeert met de uitkering. 3.2 Ontwikkeling aantal WWB-ers In 2004 waren er nog ruim 7.000 WWB-ers. Inmiddels is dit aantal gedaald tot 5.530, hoewel in 2010/2011 een lichte stijging van het aantal WWB-ers heeft plaatsgevonden. In onderstaande grafiek is de daling zichtbaar gemaakt. Gelet op de recessie in de afgelopen jaren is dit een positieve ontwikkeling.
17
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Ontwikkeling WWB meerjarig Arnhem 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 jaar 2004
jaar 2005
jaar 2006
jaar 2007
jaar 2008
jaar 2009
jaar 2010
jaar 2011
In vergelijking met andere (grote) gemeenten heeft de gemeente Arnhem relatief goede resultaten geboekt. Onderstaande grafiek biedt een vergelijking ten opzichte van andere vergelijkbare gemeenten.
Ontwikkeling WWB < 65 jaar 2011 7,5%
6,5%
6,4%
6,2% 5,5%
5,3%
5,5% 5,0%
4,8%
4,5%
4,1% 3,6%
3,5% 3,0%
2,5%
1,4%
1,5%
0,9%
-0,6%
-2,5%
Gemiddelde
Apeldoorn
Almere
Rotterdam
Eindhoven
Utrecht
Enschede
Den Bosch
Amsterdam
Drechtsteden
-0,2%
Nijmegen
Tilburg
Groningen
-1,5%
Arnhem
-0,5%
Breda
0,5%
-0,7%
-2,0%
18
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
3.3 Ambitie daling bestand 2012-2015 In de Bijstandswijzer 2010 is onderzocht of een verdere daling van het WWB-bestand mogelijk is. Gelet op vraag en aanbod op de Arnhemse arbeidsmarkt had de gemeente Arnhem in 2006 volgens de Bijstandswijzer zo’n 500 uitkeringsgerechtigden ‘te veel’. In 2010 is dit teruggelopen naar 100. Er zijn gemeenten die positiever scoren, dan door middel van de Bijstandswijzer is berekend. Zo scoort de gemeente Tilburg fors onder het berekende aantal WWB-ers uit de Bijstandswijzer. Indien de gemeente Arnhem vergelijkbaar wil presteren en daarmee tot de 12,5% best scorende gemeenten wil behoren, is een reductie van nog eens 1.100 uitkeringsgerechtigden noodzakelijk. De gemeente Arnhem heeft de ambitie om tot de 12,5% best presterende gemeenten te gaan behoren en wil in de periode 2012 tot en met 2015 een reductie van 1100 uitkeringsgerechtigden realiseren. Jaarlijks dient het aantal uitkeringsgerechtigden met 275 af te nemen. Van belang is dat rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Dit wordt ondervangen door rekening te houden met de prognose van het aantal WWB-ers door het Centraal Planbureau (CPB). Dit leidt in 2012 tot de volgende taakstelling: Aantal uitkeringsgerechtigden 01-01-2012 Prognose Centraal Planbureau -3% Jaarlijkse Arnhemse ambitie volumedaling (1100 / 4) Aantal uitkeringsgerechtigden 31-12-2012
5.500 - 165 - 275 5.060
In het Actieplan (niet bijgevoegd bij deze Werkversie) is uitgewerkt op welke wijze deze daling kan worden gerealiseerd. Relevante documenten: • Bijstandswijzer 2010; Atlas voor gemeenten 3.4 Kenmerken WWB-ers Om tot een afname van het aantal uitkeringsgerechtigden te komen moeten de kenmerken van de WWB-uitkeringsgerechtigden in beeld zijn. Door de Arnhemse Rekenkamer zijn opmerkingen gemaakt over het ontbreken van voldoende inzicht in het (zittende) klantenbestand. Om dit inzicht te vergroten is in 2011 een bestandsanalyse uitgevoerd. De belangrijkste conclusies zijn: • veel uitkeringsgerechtigden hebben een laag opleidingsniveau; • er blijken relatief veel ouderen in de bijstand te zitten. De gemiddelde leeftijd neemt toe met de uitkeringsduur. Zo is bijna de helft van de uitkeringsgerechtigden die al langer dan tien jaar in de bijstand zit ouder dan 55 jaar; • bijstandsgerechtigden zijn iets vaker vrouw dan man. Vooral langdurig bijstandsgerechtigden zijn vaker vrouw; • het grootste deel van de bijstandsgerechtigden is alleenstaand, maar alleenstaande ouders lopen het meeste risico op bijstandsafhankelijkheid; • iets minder dan de helft van het aantal bijstandsgerechtigden is autochtoon. Iets minder dan de helft van het aantal bijstandsgerechtigden is van niet-westerse allochtone afkomst. Vooral allochtonen van de eerste generatie zijn oververtegenwoordigd in de bijstand; • bij 1 op de 5 bijstandsgerechtigden is vermeld dat ze een belemmering van medische aard hebben. Bij mensen die al langer dan 10 jaar in de bijstand zitten, is dat zelfs bijna 1 op de 2 mensen. Duidelijk is dat lang niet voor iedere bijstandsgerechtigde de stap naar de arbeidsmarkt haalbaar zal blijken te zijn. Dit laat onverlet dat een deel van het bestand in staat is om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten. Relevante documenten: • Bestandsanalyse WWB; zicht op klanten voor re-integratie. Hierin zijn alle kwantitatieve gegevens terug te vinden. Het bovenstaande is de samenvatting van dit rapport.
19
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
3.5 Programmalijn 1: Intensiveren werkgeversbenadering Voor een verdere reductie van het aantal uitkeringsgerechtigden is het intensiveren van het contact met werkgevers van het allergrootste belang. Sectorale werkgeversbenadering De gemeente Arnhem kiest er voor om de werkgeversbenadering sectoraal in te richten. Daarbij wordt gefocust op de volgende sectoren: • zorg & welzijn. • facilitaire en zakelijke dienstverlening; horeca en detailhandel. • bouw & techniek (inclusief energie- en milieutechnologie (EMT)) en groenvoorziening. • productie, transport & logistiek. Per sector functioneren gespecialiseerde bemiddelaars/acquisiteurs die contact zoeken en onderhouden met werkgevers binnen die sector. Het gesprek met werkgevers is gericht op de mogelijkheden tot werk, stageplekken en proefplaatsingen op de korte en middellange termijn. De boodschap is dat er een grote groep Arnhemse arbeidskrachten voor werkgevers beschikbaar is met loonwaarde die verder ontwikkeld kan worden. Deze groep Arnhemmers is niet exclusief verbonden aan de sociale dienst, maar biedt zijn toegevoegde waarde aan richting alle werkgevers. Door de sectorale werkgeversbenadering bouwen onze medewerkers een netwerk op met deze werkgevers en neemt de kennis over de sector toe. Ook ‘het spreken van de taal’ van de werkgevers wordt op deze wijze geborgd. Het benaderen van een bouwbedrijf vergt soms toch een andere wijze van communiceren dan bijvoorbeeld met een zorginstelling. Bij de verdere ontwikkeling van de sectorale werkgeversbenadering wordt ook aansluiting gezocht met sectorale werkgeverskoepels, zoals Salus Gelria. Onderzocht wordt op welke wijze sectorale werkgeverskoepels kunnen bijdragen aan het leggen van contacten en het ontwikkelen van arrangementen tussen de gemeente Arnhem en werkgevers. Gecoördineerde werkgeversbenadering Bij de contacten met werkgevers en de vacatureverwerving wordt gestuurd op het aantal vervulde geacquireerde vacatures. Het gaat er niet om dat alleen een vacature wordt binnengehaald. De vacature moet ook passend zijn voor mensen met een uitkering. De werkgeversbenadering vindt gecoördineerd plaats. Werkgevers hebben geen behoefte om voortdurend vanuit verschillende plekken vanuit de gemeente of andere overheden benaderd te worden. Interne afstemming met bijvoorbeeld de afdeling Economische Zaken is essentieel, maar ook met externe partners, zoals UWV Werkbedrijf en Presikhaaf Bedrijven is van belang. Partijen moeten elkaar daarin versterken. Selectief inzetten van plaatsingssubsidies en andere instrumenten Inzet is om uitkeringsgerechtigden duurzaam te plaatsen. Dit gebeurt door maatwerk in overleg met werkgever en de uitkeringsgerechtigde. Indien nodig kan een plaatsingssubsidie worden ingezet om de werkgever te ondersteunen bij het realiseren van een duurzame plaatsing. Bij de hoogte van de plaatsingssubsidie wordt de werkgever zo spoedig mogelijk en maximaal gestimuleerd om (een deel van) de loonwaarde te gaan betalen. Directe financiële betrokkenheid van de werkgever bij het aan de slag helpen van de uitkeringsgerechtigde vergroot de kans op duurzame plaatsing. Naarmate de loonwaarde van de uitkeringsgerechtigde toeneemt, neemt de financiële bijdrage van de werkgever toe en de plaatsingssubsidie van de gemeente af. De werkgever betaalt voor de productiviteit die geleverd wordt. In lijn met de contourennota Werken Naar Vermogen wordt het beleid ten aanzien van de plaatsingssubsidies aangescherpt. • de duur van de plaatsingssubsidie wordt beperkt tot maximaal 12 maanden. • bij de hoogte van de plaatsingssubsidie wordt de werkgever zo spoedig mogelijk en maximaal gestimuleerd om (een deel van) de loonwaarde te gaan betalen. • de plaatsingssubsidie is bedoeld als bijdrage in de begeleidings-, opleidings- en loonkosten van de werkgever bij het duurzaam plaatsen van de uitkeringsgerechtigde. Vanaf 2013 komt het instrument loondispensatie beschikbaar. Ook bij dit instrument betaalt de werkgever de loonwaarde van de uitkeringsgerechtigde en verstrekt de gemeente rechtstreeks een aanvullende uitkering aan de uitkeringsgerechtigde. De gemeente Arnhem doet nu al ervaring op met dit instrument via deelname aan de pilot loondispensatie. Op basis van ervaringen met deze pilot zal
20
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) de inzet van dit instrument verbeterd worden, zodat werkgevers zo min mogelijk administratieve lasten ervaren. Daarmee zal loondispensatie (of een vergelijkbaar instrument) vanaf 2013 een alternatief vormen voor de inzet van plaatsingssubsidies. De verwachting is dat in de loop van 2012 / 2013 de inzet van plaatsingssubsidies sterk zal kunnen verminderen ten gunste van de inzet van loondispensatie. Ook experimenteert de gemeente Arnhem met de no-risk-polis van VNG/Achmea. Via de no-risk-polis wordt het risico op ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid voor de werkgever afgedekt of verminderd. De no-risk-polis kan daarmee een alternatief vormen voor de inzet van (duurdere) plaatsingssubsidies. In 2012 wordt de inzet van de no-risk-polis geëvalueerd en vastgesteld of het nuttig en zinvol is om deze polis breder te gaan inzetten. Uitgangspunt is dat ondersteunende instrumenten zo selectief mogelijk (bijdragen aan duurzame plaatsing tegen zo laag mogelijke kosten) worden ingezet. Daarnaast is de inzet van deze instrumenten erop gericht om administratieve lasten (geen sores) en financiële risico’s voor werkgevers zoveel mogelijk weg te nemen. Partnerschap en arrangementen met werkgevers/onderwijs Bovenstaande aanpak wordt toegepast in de directe bemiddeling van mensen met een uitkering richting werkgevers. Daarnaast is in sectorale (instroom)projecten die de gemeente Arnhem opzet met werkgevers en onderwijs-/opleidingsinstellingen deze aanpak goed bruikbaar. Ook in deze projecten bedraagt de termijn maximaal 1 jaar. Bij deze projecten wordt vaak gebruik gemaakt van detachering. De plaatsingssubsidie wordt dan benut om zowel de loonkosten van het detacheringsbureau-/ verloningsbureau (Pay-roll) af te dekken, als de eventuele begeleidingskosten door de inlener waar de (voormalig) uitkeringsgerechtigde feitelijk zijn werkzaamheden verricht. Ook de financiering van noodzakelijke scholingskosten moet in deze projecten gedekt worden, voor zover reguliere onderwijsmiddelen niet beschikbaar zijn. Waar mogelijk zal daarbij gebruik gemaakt worden van fiscale afdrachtsvermindering en een bijdrage van de werkgever/inlener worden gevraagd. Daarbij zal ook zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van beschikbare O&O-fondsen (Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen; ingesteld vanuit werkgeversorganisaties/vakbonden). Op deze wijze wordt vanuit verschillende partijen (gemeente, onderwijs, werkgevers) een arrangement gesmeed waarbij iedere partijen eigen middelen inbrengt. Dit vergroot de (financiële) betrokkenheid van alle partijen. Vanuit de gemeente Arnhem weegt daarbij zwaar dat de investering in een dergelijk traject voldoende rendement (zo spoedig mogelijk uitstroom uit de uitkering) moet opleveren (kosten/baten-analyse). Dit investeringsmodel wordt door de gemeente Arnhem toegepast. Bij het verder samenstellen van het arrangement staat de vraag van de werkgever centraal. Succesvol partnership4Work met Alliander De gemeente Arnhem is een partnerschap aangegaan met Alliander. Doel is om mensen met een uitkering een startkwalificatie te laten behalen en werkervaring te laten opdoen om duurzame plaatsing op de arbeidsmarkt te realiseren. Het traject start met een voorschakeltraject van 4 tot 12 weken aan de opleidingscentra van Alliander met behoud van uitkering. Dit wordt na succesvolle afronding gevolgd met een jaarcontract gekoppeld aan een BBL-opleiding (4 dagen werk, 1 dag school) aan een ROC of via contractonderwijs. Het gehele traject duurt 14 tot 20 maanden. Daarna kan Alliander de deelnemer met een detacheringsovereenkomst bij een bedrijf in hun netwerk doorplaatsen. De kosten voor de gemeente Arnhem zijn beperkt (€ 9.000,- voor het gehele traject; totale kosten bedragen gemiddeld € 35.000,-). In dit partnerschap/arrangement neemt iedere partij gecoördineerd een deel van de kosten voor zijn rekening en heeft daarmee ook direct belang bij het bereiken van een goed eindresultaat (duurzame plaatsing). Het partnerschap met Alliander wordt uitgerold over meer gemeenten in Nederland. Voor landelijk werkende werkgevers is van belang dat niet met iedere gemeente andere afspraken gemaakt moeten worden. Dit is ook de insteek van stichting Locus, opgericht door Divosa (vereniging managers sociale diensten) en Cedris (branche-organisatie sociale werkvoorziening). Deze stichting legt verbinding tussen landelijke en bovenregionale bedrijven, gemeenten, werkpleinen en Sociale werkvoorziening. De gemeente Arnhem is aangesloten bij Locus om op deze wijze meer partnerschappen en arrangementen met (grote) werkgevers aan te gaan.
Werk maken van social return Een ander instrument om tot duurzame plaatsing van uitkeringsgerechtigden te komen is social return. Via social return wil de gemeente Arnhem het re-integreren van mensen met een uitkering een plek geven in de aanbesteding van contracten vanuit de gemeente. Dit kan doordat bij de aanbesteding opdrachtnemers gevraagd worden bij de uitvoering van contracten plaatsingsmogelijkheden (bijv. regulier werk of leerwerkplekken) te creëren voor mensen met een uitkering. De gemeente Arnhem heeft besloten dat bij alle aanbestedingen boven de € 200.000,- opdrachtnemers voor een bepaald bedrag leerwerkplekken/werkervaringsplaatsen beschikbaar stellen aan uitkeringsgerechtigden. Dit bedrag bestaat uit 5% of 7% van de aanneemsom (afhankelijk van de omvang van de loonkosten). In 2012 zullen de eerste aanbestedingen worden uitgevoerd, waarin social return wordt toegepast
21
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) (groenonderhoud/vegen en afvalinzameling). Het inzetten van social return wordt ook in andere gemeenten momenteel beproefd en ondersteund vanuit het ministerie en VNG. 3.6 Programmalijn 2: Inzicht in en ontwikkelen van mogelijkheden uitkeringsgerechtigden Voor een verdere reductie van het aantal uitkeringsgerechtigden is structureel inzicht in de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde nodig. De uitkeringsgerechtigde moet zelf aan de slag om zo spoedig mogelijk aan het werk te komen. Voor zover er belemmeringen zijn om duurzaam aan de slag te komen, gaat de uitkeringsgerechtigde zelf aan het opheffen/verminderen van deze belemmeringen werken. Waar nodig biedt de gemeente Arnhem ondersteuning, maar de uitkeringsgerechtigde is zelf bezig en verantwoordelijk voor zijn actieplan richting werk. Indien mogelijk wordt dit actieplan vanuit een werksituatie uitgevoerd. Om het bovenstaande te bereiken wordt de volgende aanpak gevolgd: 1. Bemiddelen aan de poort Bij aanvraag van een uitkering wordt direct gekeken of de persoon een korte of lange afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Werkervaring/opleiding; motivatie; thuissituatie; taalvaardigheid; gezondheid spelen bij deze eerste beoordeling een rol. Voor de groep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt ‘’bemiddeld aan de poort’’. Gedurende maximaal 6 weken wordt de persoon intensief begeleid. De werkwijze is als volgt: • De persoon gaat zelf aan de slag om vacatures te vinden en hierop te solliciteren. Over de voortgang is minimaal 1 keer per week contact met de bemiddelaar aan de poort, maar indien noodzakelijk is dagelijks contact. Indien nodig wordt hulp geboden bij het opstellen/verbeteren van CV en sollicitatiebrief. • Het gaat om algemeen geaccepteerde arbeid. Waar nodig worden beschikbare vacatures actief aangeboden. Ook tijdelijk (uitzend)werk is werk en kan een prima opstap zijn naar duurzame plaatsing. • Geen vrijblijvendheid bij afmeldingen/niet opdagen. Afspraak is afspraak. Bij niet nakomen van afspraken volgt een passende sanctie (officiële waarschuwing, maatregel). Bemiddelen aan de poort is een succesvol instrument. In het eerste half jaar 2011 is bij 600 personen dit instrument ingezet, waarbij 46% is bemiddeld naar werk en 1% is gestart met een opleiding. Slechts bij 29% is na inzet van dit instrument nog een uitkering verstrekt. 2. Inzet KIJK op je leven en Persoonlijk ActiePlan (PAP) Mensen die niet in aanmerking komen voor bemiddelen aan de poort, maar wel met ondersteuning perspectief hebben op werk, worden begeleid door een werktoeleider. Bij deze groep is van belang dat snel de mogelijkheden en belemmeringen richting werk in kaart worden gebracht (diagnosestelling). Een belangrijk instrument is de KIJK. Dit instrument is door de Arnhemse participatiecoaches ontwikkeld. De KIJK is een gestructureerd interview over de positie van de uitkeringsgerechtigde op de verschillende leefgebieden (zoals gezondheid, wonen, taal, inkomen/schulden, sociale contacten, opleiding, werk). Hiermee krijgt de uitkeringsgerechtigde een reëel beeld van zijn startpositie van waaruit hij aan het werk gaat. De KIJK wordt groepsgewijs afgenomen, zodat de uitkeringsgerechtigde door interactie binnen de groep feedback en ondersteuning krijgt. Deze inzichten worden door de uitkeringsgerechtigde zoveel mogelijk zelf verwerkt in een Persoonlijk ActiePlan (PAP). Dit plan is gebaseerd op wat mogelijk is gezien opleiding, ervaringen en situatie op de arbeidsmarkt. De uitkeringsgerechtigde krijgt inzicht in zijn kwaliteiten en valkuilen. Op basis daarvan worden leerdoelen beschreven. De acties zijn SMART geformuleerd, waarbij de uitkeringsgerechtigde zelf verantwoordelijk is voor de uitvoering. Uitkeringsgerechtigde en werktoeleider spreken verwachtingen naar elkaar uit en maken gezamenlijk vervolgafspraken. Voortgang wordt periodiek besproken en gecontroleerd. Het groepsgewijs afnemen van de KIJK en het opstellen van het Persoonlijk ActiePlan (PAP) wordt uitgevoerd op de ArbeidsBemiddelingsCentra in Arnhem. Op deze ABC’s zijn ook ondersteunende voorzieningen beschikbaar (inzet budgetcoach, regelen kinderopvang, etc.) en wordt waar nodig – via trainingen en/of werksimulatie – gewerkt aan het verbeteren van algemene of vakgerichte
22
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) werknemersvaardigheden en sollicitatievaardigheden. De ABC’s zijn een voorbeeld van publiekprivate-samenwerking. Het afnemen van de KIJK, ontwikkelen van het PAP en het bieden van trainingen en ondersteunende voorzieningen wordt in toenemende mate uitgevoerd door gemeentelijke werktoeleiders die op beide ABC-locaties actief zijn. De inzet van externe partners in de ABC’s wordt daarmee meer gefocust op het bieden van leerwerkplekken en trainingsruimtes. In 2012 lopen de contracten met beide ABC’s af en zal worden bezien of en welke onderdelen van het ABC nog opnieuw aanbesteed moeten worden. Uitgangspunt is dat waar mogelijk en efficiënt zoveel mogelijk activiteiten door gemeentelijke werktoeleiders worden uitgevoerd. Dubbel werk wordt hierdoor voorkomen. Ook het bieden van geschikte leerwerkplekken kan door diverse andere werkgevers in de stad worden uitgevoerd (zoals nu ook al door 2Switch, Buitenbeheer en Sportbedrijf). Van belang is ook dat het bedrijfsleven een grotere bijdrage gaat leveren. Via de sectorale werkgeversbenadering en social return wordt hierop ingezet. 3. Vervolg: regulier werk/praktijkbaan/leerbaan Bovenstaande aanpak is er op gericht om uitkeringsgerechtigden na ongeveer 8 weken op een hoger plan te brengen richting werk. Idealiter kan de uitkeringsgerechtigde zichzelf of met ondersteuning van de werktoeleider direct bemiddelen naar betaald werk. Onder betaald werk wordt ook verstaan: • Part-time werk, • Werken naar loonwaarde of met tijdelijk aanvullende plaatsingssubsidie (bijvoorbeeld in een instroomproject of via een praktijkbaan (zie paragraaf 4.2) • Zelfstandig ondernemer (ZZP-er). Uitgangspunt is algemeen geaccepteerde arbeid en het bereiken van een duurzame plaatsing. Waar nodig is er contact met werkgever en werknemer (werkbegeleiding en nazorg) om ondersteuning te bieden bij het oplossen van eventuele problemen in de arbeidsverhouding. Leerbanen: Leren en werken met behoud van uitkering Indien doorstroom naar betaald werk nog niet mogelijk is, is instroom in een leerbaan mogelijk. In dat geval werkt de uitkeringsgerechtigde maximaal 1 jaar met behoud van uitkering. In lijn met de eerder vastgestelde Contourennota worden leerbanen uitsluitend ingezet indien er perspectief is op doorstroom naar regulier werk. Leerbanen kunnen zowel in de non-profit, maar zeker ook in de profitsector worden gerealiseerd. Via sectorale werkgeversbenadering en social return wordt ingezet om meer leerbanen beschikbaar te krijgen met goed perspectief op doorstroom naar uiteindelijk regulier werk. Waar mogelijk wordt een carrousel van leerbanen ontwikkeld, zodat mensen met een uitkering binnen of tussen organisaties in verschillende leerbanen werkervaring kunnen opdoen en verder inzicht krijgen in voorkeuren en mogelijkheden. Succesvolle samenwerking Project Yasam/STMG/ROC Rijn IJssel en gemeente Arnhem Thuiszorg Yaşam, STMG (Stichting Thuiszorg Midden Gelderland), ROC Rijn IJssel en Gemeente Arnhem hebben de handen ineengeslagen om allochtone bijstandsgerechtigden en Nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden) weer aan het werk te krijgen. Dat is goed gelukt. Van de deelnemers aan dit project heeft 74% een diploma behaald en 84 % een reguliere baan gevonden. Een groep van 19 deelnemers (17 vrouwen en 2 mannen), met diverse culturele achtergronden, heeft in de periode van 1 november 2010 tot 1 november 2011 het project ‘Axi Reaxi 1’ gevolgd. Dit project was geheel gericht op het vinden van betaald werk in de zorgsector. Tijdens het project volgden de deelnemers extra lessen Nederlandse taal. Deze lessen waren gericht op dagelijks taalgebruik op de werkvloer. Ook hebben de deelnemers veel geleerd op het gebied van normen en waarden in de Nederlandse samenleving. De vrouwen werden op de werkvloer begeleid door Yaşam en STMG. Ook de gemeentelijke werkbegeleider heeft zich sterk ingezet op de communicatie tussen de verschillende partijen en het begeleiden van de deelnemers. De combinatie van afstemmen met partijen en afspraken nakomen, zorgt voor een goed resultaat. Van de 19 deelnemers hebben: • 12 een diploma gehaald, • 2 zijn nog bezig met het diploma en krijgen deze naar verwachting in december 2011, • 2 deelnemers stromen voorlopig uit zonder diploma, maar hebben wel een betaalde baan, • 3 deelnemers zijn uitgevallen. Van 19 deelnemers hebben er nu dus 16 een baan. Naast dat het project goede uitstroomresultaten heeft opgeleverd is een ander mooi resultaat, dat alle deelnemers die het project afsluiten met een diploma of een baan zich zelf verder willen ontwikkelen. De deelnemers zien dit leerwerkproject dus als eerste stap en willen allemaal verder gaan verder met leren en werken.
Leren en werken door jongeren Een team van gespecialiseerde werktoeleiders verzorgt de ondersteuning van jongeren richting scholing of werk. Daarbij kunnen alle eerder beschreven instrumenten worden ingezet. Daarnaast zijn er ook specifieke projecten voor jongeren. Indien jongeren (nog) niet beschikken over een startkwalificatie wordt primair ingezet op toeleiding terug naar school. Daarbij wordt intensief
23
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) samengewerkt met het Team Voortijdig Schoolverlaten (VSV). Indien toeleiding naar school volstrekt niet haalbaar is, wordt ingezet op toeleiding naar werk. Waar mogelijk zal via een Beroeps Begeleide Leerweg (BBL, 4 dagen werk, 1 dag school) alsnog gestreefd worden dat de jongere een startkwalificatie behaald. Indien jongeren wel beschikken over een startkwalificatie, wordt direct ingezet op toeleiding naar werk. Ook hier geldt het uitgangspunt is dat alle algemeen, geaccepteerde arbeid in beginsel passend is. Indien toeleiding naar scholing of werk niet binnen afzienbare tijd mogelijk is, maar meer ingezet moet worden op zorg- en hulpverlening, vindt doorverwijzing plaats naar passende zorg- en hulpverleningsinstanties. De jongere blijft in beeld binnen een sluitend aanbod van voorzieningen in de gemeente Arnhem (bijvoorbeeld via de Zwerftafel). In 2011 is een evaluatie uitgevoerd naar het huidige (werkleer)aanbod van de gemeente Arnhem voor jongeren. Uit de evaluatie blijkt dat naast de inzet van bemiddelen aan de poort/bemiddelingsteam en werktoeleiders jongeren met name de Arbeidsbemiddelingscentra (accent op toeleiding naar werk) en Team VSV (accent op toeleiding naar school/behalen startkwalificatie) goede instrumenten bieden. Hierin wordt blijvend geïnvesteerd. Projecten die minder bijdragen aan toeleiding naar school of werk zullen worden afgebouwd of niet langer worden gefinancierd vanuit het participatiebudget. Per 1 januari 2012 hebben jongeren die een aanvraag doen voor een uitkering, op grond van landelijke wetgeving (aanscherping WWB), eerst te maken met een wachttijd van 4 weken. Jongeren moeten in die periode eerst zelf zoeken naar werk of weer naar school gaan. De gemeente Arnhem kiest er voor om ook in die periode de jongere te begeleiden en te stimuleren zo spoedig mogelijk aan het werk of naar school te gaan. Daartoe wordt ook tijdens deze wachttijd waar nodig en mogelijk ‘’bemiddelen aan de poort’’ ingezet. Inzicht in en ontwikkelen arbeidsmogelijkheden huidig bestand WWB-ers Naast het inzicht krijgen en ontwikkelen van mogelijkheden van personen die een uitkering aanvragen, is van belang dat dit ook wordt uitgevoerd bij uitkeringsgerechtigden die al langere tijd een uitkering ontvangen. Ook de Rekenkamer heeft gewezen op de noodzaak om meer zicht te krijgen op de arbeidsmogelijkheden van het ‘’zittend bestand’’. In de afgelopen periode is hier veel aandacht aan besteed: • Bij invoering van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) zijn met alle jongeren (tot 27 jaar) gesprekken gevoerd over de mogelijkheden en stappen richting school of werk. Dit heeft er toe geleid dat iedere WIJ-jongere een traject (werkleeraanbod) richting scholing of werk heeft gekregen van de gemeente. • Bovenstaande aanpak is verbreed naar WWB-uitkeringsgerechtigden tot 35 jaar. Ook deze groep is benaderd voor gesprekken met werktoeleiders. Waar mogelijk en zinvol is ook bij deze groep een traject richting werk en scholing ingezet, zoals hierboven beschreven. • Bij de overige groep uitkeringsgerechtigden is een selectie gemaakt op o.a. leeftijd (tussen de 35 en 56 jaar, die in het afgelopen jaar geen traject naar werk hebben gehad). Dit betreft 2.121 uitkeringsgerechtigden. Na bestandsanalyse wordt deze groep opgeroepen (tenzij vanuit dossier overduidelijk is dat de uitkeringsgerechtigde niet aan het werk kan). Waar mogelijk en zinvol wordt een traject richting werk of scholing ingezet. Indien dit niet mogelijk is, wordt de reden hiervan in het klantdossier vastgelegd en voorzien van een datum wanneer opnieuw een controle zal plaatsvinden. Indien uitkeringsgerechtigden niet verschijnen op de gemaakte afspraak, wordt een passende sanctie opgelegd (korten uitkering). Bij het analyseren van de (arbeids)mogelijkheden van de klant wordt gebruik gemaakt van een systeem van klantprioritering. Via vragen over opleiding, motivatie, gezondheid, werkervaring, etc. wordt vastgesteld welke vervolgstap nodig is. Waar nodig kan een uitgebreidere diagnosestelling dan plaatsvinden via de KIJK. Het systeem van klantprioritering wordt momenteel uitgebreid door ook aandacht te besteden aan mogelijke fraude. Via specifieke vragen wordt het risico op fraude ingeschat. Bij een hoog risico hierop wordt het signaal doorgegeven aan het team handhaving en wordt de vervolgstap bepaald. Bij de doorontwikkeling van dit systeem werkt de gemeente Arnhem nauw samen met het Regionale Centrum Fraudebestrijding/Kenniscentrum Handhaving (zie paragraaf 3.6).
24
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Relevante documenten: • KIJK op je leven • Evaluatie Jongerenprojecten Participatiecoaches Sinds 2008 zijn de participatiecoaches actief in vijf Arnhemse wijken: Malburgen, Arnhemse Broek, Klarendal, Presikhaaf en Geitenkamp. De participatiecoaches geven individuele coaching aan bewoners met de focus op participatie en werk. Bewoners worden gestimuleerd om een eigen plan op te stellen om daarmee het maximaal haalbare op het gebied van participatie en werk te bereiken. Voor sommigen is dat vrijwilligerswerk en voor anderen een reguliere baan. De resultaten zijn positief en waardevol voor de stad. De participatiecoaches zijn dus niet uitsluitend gericht op toeleiding naar werk, maar meer op het zetten van stappen op de participatieladder. Daarmee vormen de participatiecoaches een zinvol vangnet voor WWB-ers en andere bewoners die tussen wal en schip zijn geraakt in de hulpverlening en ook uit beeld zijn geraakt. Zodra bij deze bewoners werk weer in beeld komt, kan desgewenst samenwerking met en/of overdracht naar gemeentelijke werktoeleiders worden gerealiseerd zodat de laatste stap naar werk kan worden gezet. Dit zal echter niet voor alle bewoners mogelijk zijn. Recent is onderzoek uitgevoerd naar het rendement van de participatiecoaches. Bewoners die een coachingstraject hebben doorlopen zijn positief (gemiddeld een 8) en bewoners zetten stappen op de participatieladder. Zoals ook in de Contourennota is aangegeven wordt de inzet van de participatiecoaches 9 voortgezet. Tegenprestatie De gemeente Arnhem gaat de beschikbare middelen maximaal inzetten op toeleiding naar werk. De aanscherping op de Wwb geeft de gemeente mogelijkheden om mensen ook (tijdelijk en niet structureel) in te zetten voor activiteiten in de stad. De tegenprestatie wordt in Arnhem alleen ingezet als het leidt tot een nieuwe stap richting werk. 3.6.1. Specifieke doelgroepen Bureau Zelfstandigen 10 Bureau Zelfstandigen (BZ) is onderdeel van de gemeente Arnhem en werkt ook voor de gemeenten Overbetuwe, Lingewaard en Doesburg. BZ voert de volgende regelingen uit: - Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz 2004); - Wet Inkomensverziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ); - Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (regionale functie). Doelstelling is om mensen zo goed mogelijk te begeleiden zodat zij ideeën, kansen en mogelijkheden op het gebied van zelfstandig ondernemen uit kunnen zoeken en verwezenlijken. Meer instroom creëren vanuit de WWB en meer duurzame uitstroom door inzet van begeleiding en coaching. BZ richt zich op kandidaten met grotere afstand tot de arbeidsmarkt en met een bedrijfsidee. Ook zijn gevestigde ondernemers die in de problemen (dreigen te) komen in beeld als doelgroep. BZ is een belangrijke schakel tussen Werk en Inkomen en de afdeling Economische Zaken. In 2011 werden (tot oktober 2011) 274 aanvragen behandeld. Arnhem ondersteunt jaarlijks zo’n 100 tot 120 kunstenaars WWIK met een tijdelijk basisinkomen 9
Relevante documenten: Rapport Het rendement van de participatiecoaches; Bureau Partners + Pröpper Voortgangsrapportage 2011 Participatiecoaches 10 Relevante documenten: • Folder Bureau Zelfstandigen • Deeltijd ondernemers in Arnhem (oktober 2011) • Aanbod BZ 2011 • Convenant Platform Intercultureel ondernemen • Projectopdracht Intercultureel Ondernemen (juli 2010) • Tussenrapportage oktober 2011 • Afdelingsplan 2012 • Rapportage / aantallen 2011
• •
25
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
Kunstenaars in Arnhem Arnhem is de tweede stad in Nederland wat betreft de omvang van de creatieve beroepsbevolking. De creatieve economie draagt bij aan de beeldvorming van de stad. Het is dus van belang creatieve mensen aan te trekken en te behouden (Bron: Cultuurnota en Atlas-rapport 2011). De Arnhemse raad heeft eind 2010 gekozen de positie van kunst en cultuur te steunen en te versterken gezien het belang van kunst en cultuur voor de maatschappelijke, economische en stedelijke ontwikkeling van Arnhem. Kunstenaars vormen dus een belangrijke segment van het Arnhemse creatieve potentieel. Het gaat zowel om afgestudeerde kunstenaars als om zij-instromers. Dit zijn gevestigde kunstenaars die een tijdelijk financiële ondersteuning nodig hebben. De ondersteuning richt zich op de opzet van de beroepspraktijk en de versterking van economische zelfredzaamheid en duurzaamheid. Het kabinet zal per 1 januari 2012 de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) afschaffen. Dit betekent dat Arnhemse kunstenaars vanaf die datum een beroep zullen moeten doen op de WWB of het Bbz. De overgang van WWIK naar WWB zal als volgt verlopen: • In het najaar van 2011 zijn alle WWIK kunstenaars uit het (provinciale) bestand met lopende uitkeringen geïnformeerd over het beëindigen van de WWIK per 1 januari 2012. • Van de uitkeringsgerechtigden van de gemeente Arnhem is in het najaar 2011 een inventarisatie gemaakt. In deze inventarisatie is opgenomen wie er mogelijk kan doorstromen naar het Bbz, wie mogelijk voor de WWB in aanmerking komt en wie direct door kan naar werk. • Voor 2012 is een aanbod voor deze (potentiële) creatieve ondernemers samengesteld. Bijvoorbeeld met begeleiding en coaching naar een zelfstandige beroepspraktijk. De kunstenaar wordt dan een zzp-er (zelfstandige zonder personeel), die zijn inkomen op meerdere vlakken kan verdienen. Deeltijdondernemen wordt gestimuleerd en dit moet uiteindelijk leiden tot duurzame bronnen van inkomen, waarbij inkomsten uit (deeltijd) arbeid uiteraard eveneens een perfecte basis kunnen zijn. Inmiddels is er een aantal mogelijkheden bijgekomen om cultuurleningen af te sluiten • Voor sommige kunstenaars kan Bbz uitkomst kunnen bieden, maar het aantonen van levensvatbaarheid van de beroepspraktijk blijkt vaak een onoverkomenlijke eis. Relevante informatie - Memo ‘De kunst van het ondernemen’ oktober 2011, bureau zelfstandigen - Richtlijn Kunstenaar per 1 januari 2012 3.7 Programmalijn 3: Aanscherpen handhaving De gemeente Arnhem ondersteunt uitkeringsgerechtigden in hun stappen om aan het werk te komen. Daarin mag maximale inzet van de uitkeringsgerechtigde verwacht worden en in veel gevallen gebeurt dit ook. Indien onvoldoende wordt meegewerkt aan re-integratie en het aanvaarden van werk, dan wordt de uitkeringsgerechtigde hierop aangesproken. Daarbij moeten ook passende sancties en maatregelen kunnen worden genomen. Dit geldt uiteraard ook indien er gefraudeerd wordt met de uitkering. De uitkeringsgerechtigde heeft immers de (wettelijke) plicht om aan de gemeente ‘’alle feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op het recht of de hoogte van de uitkering’’. Hoogwaardig en activerend handhaven Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in de afgelopen jaren een visie ontwikkeld op handhaven binnen de sociale zekerheid. Deze visie betreft Hoogwaardig handhaven en is recent opnieuw uitgewerkt in het Handhavingsprogramma 2011-2014. Kern is dat mensen met een uitkering zoveel mogelijk (vrijwillig) wet en regelgeving naleven. Handhaving levert hiermee een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van onterechte instroom, het beëindigen van onterechte inkomensondersteuning en waar nodig de vervolging van fraude. Hiermee wordt ook een belangrijk aandeel geleverd aan de volumebeheersing binnen de WWB. Om dit doel te bereiken worden binnen hoogwaardig handhaven vier elementen onderscheiden: 1. Vroegtijdig en duidelijk informeren. Voorkomen moet worden dat fraude door onwetendheid ontstaat. Juiste en tijdige informatie is een noodzakelijke voorwaarde voor een kwalitatief goede handhaving en naleving. 2. Optimaliseren van de dienstverlening. Het naleven van regels door de uitkeringsgerechtigde moet zo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt.
26
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) 3. Controleren op maat; vroegtijdige detectie en afhandeling. Fraude of een poging daartoe moet zo snel mogelijk worden onderkend en meteen tot passende maatregelen leiden, waaronder het niet toekennen of verlagen/stopzetten van de uitkering. 4. Daadwerkelijk sanctioneren. Fraude mag nooit lonen! Daar waar overtredingen worden geconstateerd moet de rechtmatige situatie zo snel mogelijk worden hersteld en de overtreder met een passende maatregel worden geconfronteerd. Vroegtijdig en duidelijk informeren en het optimaliseren van de dienstverlening zijn preventief van aard. Controleren op maat en daadwerkelijk sanctioneren zijn repressieve acties. Van controleren op maat en daadwerkelijk sanctioneren gaat echter ook een preventieve en afschrikwekkende werking uit. Goede voorlichting over rechten en plichten zorgt er weer voor dat de klant zijn rechten en plichten ook kent en dus beter de regels kan naleven. Onbewust overtreden van regels wordt hiermee voorkomen. Dit leidt ook tot minder fraude- en terugvorderingszaken. De gemeente Arnhem onderschrijft de visie van het ministerie van SZW op hoogwaardig handhaven en de inzet op de vier preventieve en repressieve elementen. De gemeente Arnhem stelt daarbinnen ook ‘activerend handhaven’ centraal. Activerend handhaven betekent dat een goede verbinding wordt gelegd tussen handhaven op meewerken aan re-integratie (doelmatigheid) en aan aanpak uitkeringsfraude (rechtmatigheid). Hoogwaardig en activerend handhaven maakt een integraal onderdeel uit van een goede uitvoering van de WWB en daarmee samenhangende wetgeving. Toepassing van hoogwaardig en activerend handhaving is dus niet alleen voorbehouden aan het team van medewerkers die specifiek zijn belast met handhaving op het gebied van werk en inkomen. Alle medewerkers, waaronder werktoeleiders en inkomensconsulenten, dienen hiermee rekening te houden en dit in hun werk toe te passen. Handhaving is daarmee een vanzelfsprekend onderdeel van ieder klantcontact en de hele ketendienstverlening (van aanvraag naar beheer tot beëindiging). Dit alles met als doel om de rechtmatige en rechtvaardige uitvoering van de WWB en daarmee samenhangende wetgeving te verbeteren. Aanpak team Handhaving Aanvullend op de inzet van werktoeleiders en inkomensconsulenten wordt een gespecialiseerd team Handhaving ingezet met de volgende taken: • deskundigheidsbevordering van werktoeleiders / inkomensconsulenten om fraude te signaleren. Dit vergroten van de fraude-alertheid is zowel gericht op rechtmatigheid (uitkering) als doelmatigheid (re-integratie). • uitvoeren van onderzoek op basis van signalen. Bij dit onderzoek kan gebruik gemaakt worden van diverse instrumenten, zoals een huisbezoek of gesprekken met de uitkeringsgerechtigde. Het huisbezoek is een zwaar instrument dat strikt is geprotocolleerd. De inzet van instrumenten moet in verhouding staan met de ernst van de verdenking (proportionaliteit). Dit wordt vooraf gewogen en hierover wordt ook verantwoording afgelegd in een rapportage. • Uitvoeren van bestandsvergelijkingen. Door koppeling en vergelijking van gegevens in verschillende bestanden ontstaat zicht op het risico van fraude met uitkeringen. Koppelingen worden gelegd tussen de Gemeentelijke BasisAdministratie (GBA), SUWI-Net (gegevens van UWV(-Werkbedrijf), sociale dienst, Sociale Verzekeringsbank, RDW (auto’s/motoren) en Kamer van Koophandel (zelfstandig ondernemerschap). Voor het uitvoeren van bestandsvergelijkingen is binnen het Team Handhaving het Analysebureau actief. • Samenwerking met het Regionale Centrum Fraudebestrijding (RCF)/Kenniscentrum Handhaving. Dit is een samenwerkingsverband van regiogemeenten, politie, justitie, UWV, Sociale verzekeringsbank en het ministerie van SZW. Hierin worden interventieprojecten voorbereid (bijvoorbeeld gerichte thema-onderzoeken en risico-analyse). Om een beeld te geven van de inzet en de resultaten is in onderstaande tabel een aantal resultaten opgenomen over het jaar 2010: Aantal aanvragen WWB Inzet Handhaving bij aanvraag (controle) Niet toegekende aanvragen met inzet van Handhaving Aantal fraude-onderzoeken (zittend bestand) Fraude geconstateerd na onderzoek Gemiddeld fraudebedrag per onderzoek Totaal fraudebedrag (288 * € 2.746,-)
2.936 509 157 416 288 € 2.746,€ 790.848,-
27
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011)
INU-project (Intensief naar Uitstroom) Voor uitkeringsgerechtigden die herhaaldelijk en verwijtbaar niet meewerken aan hun toeleiding richting werk, wordt het INU-project uitgevoerd. Bij deze uitkeringsgerechtigden is eerder al een passende maatregel opgelegd van minimaal 40%. Vaak zijn er al meerdere maatregelen opgelegd, maar zonder succes. Er zijn geen medische belemmeringen om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Deze groep uitkeringsgerechtigden neemt bewust geen of volstrekt onvoldoende verantwoordelijk voor het vergroten van de eigen zelfredzaamheid en is vaak totaal ongemotiveerd. De gebrekkige medewerking van deze groep uitkeringsgerechtigden aan trajecten is alleen gericht op behoud van de uitkering en niet op succesvolle doorstroom naar betaald werk. Een korting (maatregel) op de uitkering heeft vaak geen effect, omdat deze een deel van de uitkering betreft en altijd van tijdelijke aard is. In het INU-project wordt gewerkt met de volgende uitgangspunten: • Intensieve begeleiding. De uitkeringsgerechtigde wordt in hoge frequentie opgeroepen, variërend van 1 keer in de 2 weken tot meerdere keren per week. • Uitkeringsgerechtigde is zelf aan zet en moet zelf het werk doen. Alles wat de uitkeringsgerechtigde doet dient hij zelf aan te tonen. De INU-werktoeleider controleert. Boodschap aan de uitkeringsgerechtigde is ‘’jij moet alles uit de kast halen om aan het werk te komen en de gemeente zit er met de neus bovenop om te bereiken dat je dat ook doet’’. • Bij weigeren, niet opdagen of verwijtbaar ontslag volgt direct een passende maatregel (lik op stuk). De groep uitkeringsgerechtigden die in aanmerking komen voor de INU-aanpak is beperkt. De aanpak is deels succesvol, maar kent ook een belangrijke beperking. Het pertinent niet meewerken aan reintegratie kan bij WWB-ers (ouder dan 27 jaar) volgens de huidige Maatregelverordening maximaal tot een korting/maatregel leiden van 50% op de uitkering. Voor een aantal uitkeringsgerechtigden (zo’n 5 à 10 mensen per jaar) binnen het INU-project blijkt dit geen effect te sorteren. Voor deze specifieke en in omvang dus heel beperkte groep die herhaaldelijk en pertinent niet meewerkt is een aanscherping van de Maatregelverordening noodzakelijk. Om deze groep te kunnen stimuleren richting arbeidsinschakeling is een maatregel van 100% nodig (komt neer op een tijdelijke uitsluiting van de uitkering). Deze maatregel is tijdelijk (maximaal 2 maanden met de mogelijkheid tot bekorting tot 1 maand bij correctie van het gedrag) en zal slechts worden opgelegd na een extra toetsing. Hiermee wordt voorkomen dat zelfs binnen het INU-project uiteindelijk alle inspanningen (wegens uitblijvend resultaat) gestaakt moeten worden en de uitkeringsgerechtigde zonder verdere begeleiding zijn uitkering kan behouden (en daarmee vaak zijn doel bereikt). Daarnaast geeft verhoging van het maatregelpercentage ook een signaal naar alle andere uitkeringsgerechtigden, dat het meewerken aan re-integratie niet vrijblijvend is. Verhoging van het maatregelpercentage bij herhaaldelijk niet meewerken aan re-integratie past ook in de aanscherping van het sanctiebeleid die het Rijk doorvoert. Aanscherping sanctiebeleid door het Rijk Jongeren Vanuit het Rijk is in de afgelopen jaren het sanctiebeleid al aangescherpt. Met de invoering van de wet Investeren in Jongeren (WIJ) geldt voor jongeren jonger dan 27 jaar, dat herhaaldelijk niet meewerken aan een traject richting scholing of werk tot uitsluiting van het werkleeraanbod/uitkering leidt. De uitkering aan de jongere komt dan volledig te vervallen. Aanpak Uitkeringsfraude Per 1 juli 2012 is wetgeving aangekondigd waardoor de sancties op uitkeringsfraude (WWB) worden aangescherpt. In hoofdlijnen wordt in deze wetgeving het volgende geregeld: • indien sprake is van een verwijtbare overtreding, dan moet de gemeente de ten onrechte betaalde uitkering terugvorderen; • daarnaast krijgt de fraudeur een sanctie (boete of korting) opgelegd ter hoogte van het fraudebedrag; • bij herhaalde overtreding wordt de WWB-uitkering drie maanden volledig stopgezet. Deze aanscherping van de sancties worden via wetgeving opgelegd. De gemeente Arnhem heeft hierin geen beleidsvrijheid. Daarnaast krijgen gemeenten meer mogelijkheden om de informatie die een uitkeringsgerechtigde geeft over zijn leefsituatie te checken. Dit kan onder meer via een huisbezoek. Als een uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan een huisbezoek, heeft dit gevolgen voor zijn uitkering. Ook
28
Arnhem leert en werkt (werkversie 6-12-2011) wanneer er geen concreet vermoeden van fraude is, mogen controles worden uitgevoerd om de leefsituatie na te gaan, bijvoorbeeld of iemand alleenstaand is. Ook is aangekondigd dat de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling verder worden verruimd, zoals gegevensuitwisseling tussen gemeenten en verhuurders van woonruimte en inzage in politiegegevens. De gemeente Arnhem krijgt dus de ruimere bevoegdheden ten aanzien van huisbezoeken en gegevensuitwisseling. Voorop blijft staan dat de inzet van instrumenten in verhouding moet staan met de ernst van de verdenking (proportionaliteit). Op dit moment lijken de huidige mogelijkheden voldoende. Relevante documenten: • Handhavingsprogramma 2011-2014 van het ministerie van SZW • Brief Aanpak Fraude van het ministerie van SZW • Raadsvoorstel aanscherping Wwb Arnhem december 2011
29