Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
(vastgesteld door het centraal bestuur december 2014)
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015 1. Inleiding De LAD behartigt de arbeidsvoorwaardelijke belangen van haar leden - van coassistent tot a(n)ios, van basisarts tot medisch specialist, van jeugdarts tot psychiater, van bedrijfsarts tot specialist ouderengeneeskunde, en van verwante beroepsgroepen, zoals apothekers en technisch geneeskundigen. Centraal staat het creëren en behouden van reële arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden die bijdragen aan het welzijn en de positie van de artsen. Dit belang staat dus voorop, maar nooit los van het belang van de organisatie. De LAD bevordert de belangen van artsen rechtstreeks in onderhandelingen waar de LAD cao-partij is. Maar vaak ook indirect via werknemersfederatie FBZ, die dan mede namens de LAD onderhandelt. Daarnaast oefent de LAD invloed uit door samenwerking en overleg met andere werknemersorganisaties, werkgevers, overheid en zorgverzekeraars. Deze nota zet het LAD-arbeidsvoorwaardenbeleid voor 2015 uiteen. De thematiek vloeit voort uit de strategische agenda van de LAD. Het gaat bijvoorbeeld om loonontwikkeling en andere materiële arbeidsvoorwaarden, maar ook om arbeidsomstandigheden zoals arbeidstijden en psychosociale arbeidsbelasting. Daarnaast komen aan de orde: sociaal-economische ontwikkelingen, veranderingen op de arbeidsmarkt, langer doorwerken en ontwikkelingen rondom de pensioenregeling. Leden praten mee Om leden goed te betrekken bij het opstellen van de cao-inzetten stimuleert de LAD deelname aan de klankbordgroepen. Informatie van de werkvloer aan de cao-onderhandelaars en bespreken van de inbreng van de leden leiden tot een realistische inzet. Het geeft ook achtergronden uit de praktijk die nodig zijn voor goede belangenbehartiging. Door betrokkenheid bij het cao-proces is het resultaat van de onderhandelingen beter herkenbaar voor de achterban. Er zijn klankbordgroepen voor de cao’s Ziekenhuizen, Gehandicaptenzorg, VVT (Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg), Geestelijke Gezondheidszorg, Jeugdzorg, universitair medische centra, Gezondheidscentra/Arbeidsvoorwaardenregeling Huisartsen in Gezondheidscentra (AHG), Hidha (Huisartsen in dienst van een huisarts) en Arbeidsvoorwaardenregeling voor Medisch Specialisten in dienstverband (AMS). Ook is een klankbordgroep gevormd om de belangen van apothekers in dienstverband te behartigen. Hier vindt afstemming plaats over een eerste cao. De LAD is betrokken bij de volgende cao-onderhandelingen: Cao loopt af per aantal werknemers Arbo Unie 1 juli 2013* 1.400 Gehandicaptenzorg 1 maart 2015 158.000 Gezondheidscentra 31 december 2014 4.500 GGZ 1 januari 2013* 85.000 Hidha 31 maart 2014* 900 Jeugdzorg 1 mei 2015 31.000 Ned. universiteiten 1 januari 2014 * 52.000 SBOH Huisartsgeneeskunde 31 december 2014 1.900 SBOH Ouderengeneeskunde 1 januari 2013* 250 Universitair Medische Centra 1 april 2015 65.000 HAMS (Honoreringsregeling Academisch Medisch Specialisten, onderdeel Cao UMC) VVT 1 april 2016 450.000 Ziekenhuizen 1 maart 2014* 200.000 AMS (Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten, onderdeel Cao Ziekenhuizen) * Deze zes cao’s zijn geëxpireerd, er wordt nog onderhandeld.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
2/13
2. Externe ontwikkelingen Sociaal-economische ontwikkelingen hebben directe invloed op werkgelegenheid. Deze paragraaf gaat in op die ontwikkelingen en hun betekenis waar reorganisaties en fusies aan de orde zijn. Waar voorheen hoogopgeleide professionals buiten schot bleven, is dat niet langer het geval. Met als motto ‘toekomstbestendig maken van de zorg’ zal de komende jaren nog veel veranderen. Het ministerie van VWS is overtuigd dat de zorg anders georganiseerd moet worden. Er is een verwachte daling van de werkgelegenheid in de langdurige zorg van 14.000 fte (ongeveer 35.000 personen) tussen 2013 en 2015. Tot 2017 loopt dit op tot 21.000 fte (ruim 48.000 personen). Dit verlies aan werkgelegenheid komt overeen met de verwachting uit de Arbeidsmarkteffectrapportage van oktober 2013. In april 2014 is een begrotingsakkoord gesloten met extra middelen voor de langdurige zorg en ondersteuning van thuis- en jeugdzorg. Deze maatregelen moeten zorgen voor een geleidelijker verloop van de daling van de werkgelegenheid. De voorziene dip in 2015 is minder groot geworden door extra financiële middelen. Deze extra middelen moeten leiden tot meer tijd en ruimte voor zorginstellingen om het personeelsbestand via natuurlijk verloop op verantwoorde wijze aan te passen. Deze macro-ontwikkelingen kunnen echter niet zomaar vertaald worden naar instellingsniveau. Er gaat namelijk veel veranderen waar de zorg georganiseerd is, hoe de zorg verleend wordt en wie de zorg inkoopt. Zorgaanbieders krijgen daarbij te maken met onzekerheden zoals: wat voor ondersteuning gaan gemeenten inkopen; welke opdrachten van gemeenten en/of verzekeraars worden verkregen en tegen welke tarieven; hoe snel kan de personeels-capaciteit in overeenstemming worden gebracht met de gecontracteerde diensten en welke kosten zijn daarmee gemoeid; wat betekent de afbouw van intramurale voorzieningen voor de bedrijfsvoering; in hoeverre heeft het personeel de vereiste competenties voor de nieuwe zorg- en ondersteuningsvragen? Op instellingsniveau is LAD/FBZ in gesprek over hoe deze vragen voor de betreffende organisatie uitpakken en hoe de personele gevolgen kunnen worden opgevangen. De impact verschilt erg per instelling, waardoor de te nemen maatregelen steeds meer maatwerk worden. Macro-economische Verkenning 2015: broos herstel in Nederland De arbeidsvoorwaarden-inzet van de LAD dient binnen het kader van de Macro-economische Verkenning 2015 tot stand te komen en beoordeeld te worden. Onder invloed van de voorzichtig aantrekkende wereld- en Europese economie, groeit de Nederlandse economie in 2014 met 0,75% en in 2015 met 1,25%. Na de dip in het eerste kwartaal van 2014 neemt het bruto binnenlands product (BBP) weer toe. Naar verwachting groeit de economie ook de komende kwartalen. Na twee jaren van krimp groeit de economie dus weer, waardoor het BBP eind 2015 terug is op het niveau van 2011 en nog minder dan 1% verwijderd is van de piek van begin 2008. Dat betekent wel dat per saldo de economie in bijna acht jaar tijd niet is gegroeid; een bijzonder lange tijd van economische stagnatie. De conjunctuurindicator is gematigd optimistisch over de komende kwartalen, maar laat wel een afvlakking zien. Dat duidt erop dat het herstel broos is en dat er geen sprake is van de groeipercentages van 2% of meer die voor de recessie gewoon waren.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
3/13
De contractloonontwikkeling in de marktsector is met 1,25% in 2014 en 1,5% in 2015 gematigd, als gevolg van de lage inflatie en de hoge werkloosheid. De inflatie is in 2014 en 2015 laag, evenals in de rest van het eurogebied, en komt in 2014 uit op 1%1 en in 2015 op 1,25%. Voor de tweede helft van 2014 en voor 2015 wordt een vrijwel vlak werkloosheidsverloop verwacht. De werkloosheid komt uit op respectievelijk 7% en 6,75%. Dit verloop komt doordat de bescheiden toename van het aantal werkzame personen nauwelijks groter is dan de toename van het arbeidsaanbod. De groei van de productie is sterk genoeg om in 2015 de krimp van de werkgelegenheid te stoppen, maar onvoldoende om werkgelegenheid te herstellen. Het reëel beschikbaar inkomen stijgt, evenals de mediane koopkrachtontwikkeling. Het beschikbaar inkomen ontwikkelt zich ook gunstiger dan in de afgelopen jaren doordat de gemiddelde pensioenpremie dit en volgend jaar daalt. De maximale jaarlijkse pensioenopbouw wordt in 2015 verder verlaagd naar 1,875%. Dan wordt ook de aftrekbaarheid van de pensioenopbouw beperkt voor inkomens boven 100.000 euro. De invoering van het herziene Financieel Toetsingskader heeft een opwaarts effect op de premie in 2015, maar per saldo wordt toch een premiedaling voorzien. De omvang van de premiedaling is echter onzeker; onduidelijk is hoe de pensioenfondsen versobering van de pensioenopbouw gaan vormgegeven in de regelingen. Ontwikkelingen in de zorg en positionering/profilering artsen De totale zorguitgaven stegen jarenlang hard. In 2013 was voor het eerst een groei-afname te zien, met name veroorzaakt door daling in de uitgaven aan geneesmiddelen en van de tarieven in verpleging en verzorging. Een nieuwe financieringsstructuur dient de kostenstijging (verder) af te vlakken. In 2015 wordt het beeld sterk beïnvloed door de Hervorming Langdurige Zorg (HLZ) en de nieuwe Jeugdwet; de grootste hervormingen in de zorg sinds 2006. De afzonderlijke onderdelen AWBZ, Zvw en overige zorg laten in 2015 forse mutaties zien. De groei van het totaal van de zorguitgaven wordt met 2¼ miljard euro afgeremd. Het zwaartepunt ligt bij maatregelen die de groei van de curatieve zorguitgaven afremmen, besparingen op de functies begeleiding en persoonlijke verzorging als onderdeel van de HLZ en besparing op het budget voor de huishoudelijke hulp binnen de Wmo. Marktwerking wordt door de politiek gezien als een van de oplossingen voor beteugeling van de stijgende zorgkosten; het moet de zorg doelmatiger maken. Dit vraagt om vernieuwingsgerichtheid en flexibiliteit van zorginstellingen en artsen. Veel instellingen hebben moeite om zich in te stellen op deze nieuwe situatie. Zij moeten een inhaalslag maken op strategisch vlak en in hun vermogen om tegenvallers op te vangen, zonder dat de continuïteit van de instelling in gevaar komt. Indien deze inhaalslag niet wordt gemaakt, breken voor zorgprofessionals onzekere tijden aan: fusies, reorganisaties en faillissementen kunnen dan niet worden uitgesloten. Zorginstellingen zullen een marktgeoriënteerde strategie moeten nastreven. Inherent hieraan is dat steeds meer onderhandeld wordt in de zorg. Instellingen onderhandelen onder meer met zorgverzekeraars. De instellingen, en daarmee ook de artsen, zijn medeverantwoordelijk voor het beheersen van de kosten. Voor een succesvolle bedrijfsvoering is belangrijk dat afspraken met verzekeraars verantwoorde patiëntenzorg borgen en werkbaar en haalbaar zijn voor de artsen.
1
De verwachte inflatie voor 2014 (in de MEV 2014) was 2%, dit is in de MEV 2015 naar beneden bijgesteld.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
4/13
Door de ontwikkelingen in de gezondheidszorg verandert de manier waarop zorgprofessionals werken. De LAD deelt de visie van de politiek dat de zorg doelmatiger kan en moet plaatsvinden. Artsen hebben hierin ook een verantwoordelijkheid. Afspraken tussen politiek, zorgverzekeraars en zorginstellingen krijgen pas draagvlak als zorgprofessionals zich hier medeverantwoordelijk voor voelen. Dit is vaak niet het geval wanneer zij achteraf op de hoogte worden gesteld van wat derden hebben bepaald. Het is dan ook teleurstellend dat veel beslissingen over de zorg worden genomen zonder dat artsen, die vanuit de inhoud en ervaring goed op de hoogte zijn van de gevolgen voor de patiënt en de organisatie van de zorg, daarbij betrokken zijn. De LAD vindt dan ook van groot belang dat artsen kunnen meedenken en -praten over de veranderingen in de zorg. Omdat een arts als individu geen gesprekspartner is voor bijvoorbeeld zorgverzekeraars, is het belangrijk dat zij als groep op instellingsniveau positie nemen. Zorginstellingen komen met de inbreng van goed georganiseerde artsen beslagen ten ijs in onderhandelingen met stakeholders. Voor borging van goede patiëntenzorg is input van artsen onmisbaar. Naast de input voor de onderhandelingen met zorgverzekeraars, is ook van belang dat artsen visie ontwikkelen voor de toekomst van hun vak. Dan kunnen zij tijdig inspelen op ontwikkelingen, en zo meer regie voeren. Hiervoor hebben zij informatie nodig over bijvoorbeeld arbeidsmarktontwikkelingen. Leden worden hierin ondersteund door de LAD. Decentralisatie van zorg naar gemeenten In 2014 en 2015 vindt decentralisatie plaats van taken naar gemeenten op drie terreinen: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Participatiewet en jeugd-GGZ. Dit betekent overheveling van een deel van de jeugd- en gehandicaptenzorg en ouderengeneeskunde naar de gemeenten. Basisgedachte is dat deze dichter bij de inwoners staan en de zorg effectief kunnen leveren, met minder bureaucratie en goedkoper. Of de zorg ook echt goedkoper wordt, is te bezien. De LAD maakt zich vooral zorgen of het effectiever kan met behoud van kwaliteit en of bureaucratie daadwerkelijk zal afnemen en de zorg aan patiënten op de juiste wijze geleverd kan worden. Door decentralisatie vervalt de aanspraak op extramurale zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Wmo wordt aangepast en de bijbehorende budgetten worden overgeheveld naar de gemeenten. Zij krijgen grote beleidsvrijheid om het budget naar eigen inzicht te besteden. Men kan, anders dan aan de AWBZ, geen verzekerde rechten ontlenen aan de Wmo. VWS schept de kaders waarbinnen iedere gemeente na de decentralisatie haar eigen beleid maakt. De continuïteit van zorg loopt hierdoor gevaar en er kunnen regionale verschillen ontstaan in de inrichting van de zorg. Het is van belang dat de verschillende systemen waarbinnen de zorg georganiseerd is op elkaar aansluiten zodat ook gemeente-overstijgende samenwerking mogelijk blijft. Decentralisatie roept veel vragen op, niet alleen inhoudelijk maar ook arbeidsvoorwaardelijk. Belangrijk voor artsen is of de zorg die zij leveren via dezelfde aanbieder blijft lopen of dat deze wordt uitbesteed aan een andere partij, bijvoorbeeld een commerciële aanbieder. Het risico bestaat dat nieuwe zorgaanbieders buiten de invloedssfeer van bestaande cao’s willen blijven om zo voor een lagere prijs zorg te kunnen leveren. Artsen die werken voor een organisatie die niet onder een cao valt, kunnen te maken krijgen met versoberde arbeidsvoorwaarden. Dit wil de LAD voorkomen. Het is essentieel dat bestaande cao’s niet uitgehold worden en de belangen van werknemers in het transitieproces gewaarborgd zijn.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
5/13
Om deze reden moet de werkingssfeer van de verschillende cao’s tegen het licht gehouden worden om te beoordelen of het mogelijk is eventuele ‘mazen in de wet’ te dichten. Ook kan het zinnig zijn om voor de terreinen waar nu nog geen (uniforme) arbeidsvoorwaardenregeling is (bijvoorbeeld dienstverbandsituaties in de eerstelijn), alsnog tot een cao te komen. Bij voorkeur door meteen ook te regelen dat werknemers onder een pensioenfonds, zoals PFZW komen te vallen, zodat ook op het gebied van pensioen geen concurrentie meer mogelijk is. De arts moet ook omgaan met de bezuinigingen die gepaard gaan met de decentralisatie van zorgtaken naar de gemeenten. Over waar en hoe precies wordt bezuinigd, is nog veel onduidelijkheid. Duidelijk is wel dat de bezuinigingen van invloed zullen zijn op de werkgelegenheid. De LAD vindt dat artsen door decentralisatie van zorg niet langs de zijlijn mogen komen te staan. Waar het voor de één de vraag is of er door de bezuinigingen nog werk is, is voor de ander de vraag wat de hoeveelheid extra werk betekent. De LAD verwacht dat door uitholling van de preventieve en geestelijke gezondheidszorg verschuiving naar de eerste- en tweedelijns somatische zorg plaatsvindt. Belangrijk voor de LAD is dat artsen een eigen niet-overdraagbare beroepsverantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de patiënt/cliënt. Zij moeten zich hierbij houden aan wettelijke kaders en professionele standaarden. Borging van de professionele autonomie is cruciaal, ook als zorg wordt gedecentraliseerd. Verder is een aandachtspunt dat, wanneer werk naar de eerstelijn verschuift, de expertise daar wordt opgebouwd en de arbeidsmarktkansen kleiner worden voor degene die in de tweedelijn werkzaam blijft. Hier komen vragen aan de orde als: moet de mens het werk volgen, en wat zijn de consequenties wanneer dit niet gebeurt? Sociaal akkoord In april 2013 kwamen het kabinet en de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid, een sociaal akkoord overeen: ‘Perspectief voor een sociaal én ondernemend land: uit de crisis, met goed werk, op weg naar 2020. Verantwoordelijkheid nemen én dragen, kansen creëren én benutten’. Hierin is de koers uitgezet voor hervorming van de arbeidsmarkt, met als doel sterker uit de crisis te komen. Het akkoord omvat maatregelen voor de korte en voor de (middel)lange termijn: behoud van werkgelegenheid sectorale plannen; de eerder aangekondigde nullijn in de zorg is van tafel, maar de automatische verhoging van de arbeidsvoorwaardenruimte in de zorgsector is wel ter discussie gesteld Zorgakkoord; geleidelijk invoeren structurele hervormingen Wet werk en zekerheid; extra inspanningen voor jongeren en ouderen. Sectorplannen Zorg Helaas is vanwege alle transities in de zorg, ontslag van werknemers in deze tijden niet overal te vermijden. Om te zorgen dat mensen zo snel mogelijk van werk naar werk komen, zijn in diverse sectoren zogenaamde sectorplannen opgesteld. In het sociaal akkoord van april 2013 is afgesproken dat landelijk 600 miljoen euro beschikbaar komt voor de uitvoering van dergelijke sectorplannen. Binnen dit kader is 100 miljoen euro beschikbaar voor de sector Zorg en Welzijn. De plannen gaan uit van cofinanciering door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de werkgevers. Zo stelt SZW 100 miljoen beschikbaar naast de 100 miljoen uit de zorgsectoren zelf. Dit geld moet een deel van de negatieve effecten voor de arbeidsmarkt door de bezuinigingen in de zorg opvangen.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
6/13
Voor veel zorgorganisaties hebben de bezuinigingen en hervormingen gevolgen voor hun organisatie en personele bezetting. LAD/FBZ, de andere werknemersorganisaties en de werkgeversorganisaties in de VVT, gehandicaptenzorg en GGZ hebben de handen ineengeslagen om via een landelijk sectorplan met ontslag bedreigde of boventallige werknemers op praktische wijze te ondersteunen in het zoeken naar ander werk. Door deel te nemen aan het landelijk sectorplan, kunnen zorginstellingen uit één van de drie branches mobiliteitstrajecten aanbieden aan hun medewerkers. Begeleiding van werk naar werk staat dus centraal. Naast het sectorplan voor de zorg is er ook een sectorplan Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening, Jeugdzorg en Kinderopvang. Zorgakkoord Kort na het tot stand komen van het sociaal akkoord in 2013 bereikten zorgpartners, waaronder LAD/FBZ, overeenstemming met het ministerie van VWS over een Zorgakkoord. Dit akkoord betekende een verzachting van de eerder in het regeerakkoord aangekondigde bezuinigingen. Ook de aangekondigde nullijn in de zorg was hiermee van tafel. Er wordt wel een besparing van 1,1 miljard euro op de zorg gerealiseerd. Dit bedrag wordt echter volledig geïnvesteerd in de zorg, zowel cure als care. Besparing wordt onder meer gerealiseerd door bevriezing van de incidentele loonontwikkeling gedurende vier jaar; een klein onderdeel van de arbeidsvoorwaardenruimte. De structurele loonontwikkeling blijft gehandhaafd, zodat werknemersorganisaties ruimte houden voor looneisen in cao-overleg. Voor de cure moet dit onder meer leiden tot verbetering van de positionering van professionals en uiteindelijk tot verhoging van de kwaliteit. Het opleidingsfonds umc’s wordt minder gekort. Daarnaast worden de aangekondigde bezuinigingen in de (jeugd-)GGZ verzacht, door ophoging van het GGZkader. Voor de care betekent dit dat de aangekondigde bezuinigmaatregelen in het regeerakkoord, worden ingetrokken dan wel worden verzacht. De aangekondigde maatregelen op de zorgzwaartepakketten worden gematigd, dan wel ingetrokken. Wet werk en zekerheid In 2015 wordt stapsgewijs een nieuwe wet ingevoerd die wijzigingen met zich meebrengt op het gebied van flexibele contracten, het ontslagrecht en de werkloosheidsuitkering. Achterliggende gedachten van deze nieuwe wetgeving zijn: - Iedereen die kan werken, gaat werken; - Zo veel mogelijk van werk naar werk – een meer activerende WW; - Nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid. Uit de Memorie van toelichting op de Wet werk en zekerheid (Wwz): “De arbeidsmarkt van de 21e eeuw kenmerkt zich door een sterke dynamiek en een door de vergrijzing naar achter schuivende pensioendatum. Mensen zullen langer doorwerken en daarbij vaker wisselen van baan. Dit vraagt niet alleen om een activerende WW en een mobiliteitsbevorderend ontslagrecht, maar ook om een stevig fundament van hechte en solide arbeidsrelaties, waarbij werkgevers en werknemers bereid zijn in elkaar te investeren. Mensen zijn sterker bereid te investeren in hun meerwaarde voor het bedrijf naarmate de werkgever meer investeert in hun kansen en wendbaarheid op de arbeidsmarkt. En een bedrijf kan het personeelsbestand makkelijker aanpassen aan de dynamiek in de afzetmarkt als werknemers goed in staat zijn elders nieuw werk te vinden. Duurzame arbeidsrelaties en activerende arbeidsmarktinstituties vormen de basis voor investeringen in de inzetbaarheid en wendbaarheid van werknemers op de arbeidsmarkt en reduceren de kans op onvrijwillig ontslag. Als er toch sprake is van een dreigend ontslag, dan kunnen concrete investeringen
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
7/13
in van-werk-naar-werk trajecten alsnog voorkomen dat mensen werkloos worden. Een activerende WW kan bijdragen aan een zo snel mogelijke terugkeer op de arbeidsmarkt van de mensen die toch werkloos worden. Op deze manier worden mensen voor de arbeidsmarkt behouden en wordt (langdurige) werkloosheid teruggedrongen.” De wijzigingen in de Wwz hebben gevolgen voor diverse aspecten van de arbeidsovereenkomst en sociale zekerheid, en daarmee voor (alle) bepalingen in cao’s en sociaal plannen op deze terreinen. De verschillende onderwerpen hebben een zodanige samenhang met elkaar, dat ze niet los van elkaar kunnen worden gezien. LAD/FBZ werkt aan de diverse cao-tafels aan een samenhangend pakket aan regels en arbeidsvoorwaarden, dat ertoe moet leiden dat werknemers zo ‘employabel’ mogelijk zijn en blijven. Is er sprake van boventalligheid, dan moeten werknemer zo veel mogelijk worden begeleid van werk naar werk, en hierdoor zo min mogelijk in een uitkeringssituatie terechtkomen.
3. Primaire arbeidsvoorwaarden Loonontwikkeling/onderhandelingsruimte Het uitgangspunt voor de onderhandelingsruimte wordt in de regel bepaald door de verwachte (gemiddelde) stijging van de arbeidsproductiviteit van de marktsector over het aankomende jaar op te tellen bij de te verwachten inflatie over het komende jaar. Voor 2015 zou dit uitkomen op 1,25% voor de verwachte arbeidsproductiviteitsgroei en 1,25% voor de inflatie. De LAD onderkent de moeilijke situatie waarin veel zorginstellingen zich bevinden. Daarin is in 2014 geen verandering gekomen, en ook 2015 blijft een moeilijk jaar voor de zorginstellingen door onder meer de decentralisatie van zorg naar gemeenten. Anderzijds hebben werknemers de laatste jaren te maken met daling van het reële inkomen. Zonder de werkgevers te vragen dit geheel te compenseren, vindt de LAD dat het inkomen van werknemers kan en moet worden verbeterd. Daarom zet de LAD in op een looneis die leidt tot verbetering van koopkracht: 2,5%. Dit is een belangrijk uitgangspunt, evenals behoud van werkgelegenheid. De looneis kan per sector worden bijgesteld.
Pensioen Werknemers moeten zich instellen op langer doorwerken en een minder zeker en lager pensioen. De LAD biedt de leden handvatten om optimaal inzetbaar en (naar eigen behoefte) actief te blijven. Daartoe wordt ingezet op een levensfasebeleid: zowel werkgever als werknemer moet de ambitie tonen om (wederzijds) te investeren in (nieuwe) perspectieven. De LAD pleit voor een zo hoog mogelijk opbouwpercentage en een zo laag mogelijke franchise, vanwege de lange opleidingsduur van de artsen. De LAD maakt zich sterk voor een goed pensioen, aan cao-tafels maar ook in de besturen van de pensioenfondsen. Daarvoor oefent de LAD haar invloed uit binnen verschillende pensioenfondsen: * De LAD heeft via de FBZ een zetel in het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) * De LAD zit via het Ambtenarencentrum in het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) * De LAD heeft drie zetels in het Pensioenfonds voor Huisartsen in Opleiding. De laatste jaren is er veel dynamiek rond het pensioen: eerst het afschaffen van de vroegpensioenarrangementen zoals Flex/OBU en VUT/FPU, daarna de overgang naar middelloon en nu de discussie over langer doorwerken en een nieuw pensioencontract. Het belangrijkste pijnpunt sinds het uitbreken van de crisis is dat de reële waarde van pensioenen is gedaald. Nog ingrijpender is dat dit niet meer zal herstellen. Werknemers moeten zich instellen op een minder zeker en lager pensioen. Ook
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
8/13
voor jongeren is dit slecht nieuws ofschoon zij in beginsel (nog) tijd hebben om hun pensioenvooruitzicht te verbeteren. De meeste werknemers hebben relatief weinig kennis van de complexe pensioenregelingen en derhalve weinig inzicht in de ontwikkelingen in het pensioenstelsel. Jarenlang ging het zo goed dat men er niet lang bij stilstond. Het was goed geregeld. Leden, van wie niet verwacht mag worden dat ze alle ins en outs van pensioenen kennen, wensen vooral duidelijkheid. Enerzijds is er een zekere ‘gelatenheid’, anderzijds lijkt het vertrouwen af te nemen. Sommigen denken (vaak ten onrechte, blijkt uit onderzoek) dat ze beter zelf hun pensioen zouden kunnen regelen. De LAD kiest - waar mogelijk- voor onderbrengen van pensioenen in collectieve, brancheoverstijgende arrangementen vanwege voordelen qua solidariteit, schaalgrootte en risicospreiding. Voor de achterban van de LAD geldt overigens ook dat zij, vaak vanuit passie voor hun beroep, waar mogelijk al langer doorwerken dan de huidige spilleeftijd en in toenemende mate richting de voor hen geldende (nieuwe) AOW-gerechtigde leeftijd. Werknemers met een bruto-jaarinkomen vanaf 100.000 euro krijgen vanaf 2015 te maken met beperking van de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw. Indien zij een volledig (70% middelloon) pensioen op willen bouwen, zullen de premies voor het gedeelte boven 100.000 euro niet meer aftrekbaar zijn. De LAD zet zich in om pensioenopbouw ook boven 100.000 euro op een voor de werknemer aantrekkelijke wijze mogelijk te maken. Hierbij is het van groot belang dat ook de bijdrage van de werkgever in de premieafdracht voor pensioenopbouw boven 100.000 euro behouden blijft voor de werknemer. De LAD zet zich hier onverminderd voor in.
4. Arbeidsomstandigheden Positionering van artsen binnen het veranderend zorglandschap Met de bezuinigingen van het kabinet verandert er veel in zorginstellingen. Het wordt dus steeds belangrijker dat artsen zich meer laten zien en hun positie claimen binnen de sector. Dit is niet alleen nodig om gunstige arbeidsvoorwaarden te bedingen. Positionering is ook noodzakelijk om invloed uit te oefenen op arbeidsomstandigheden. De LAD vindt dat inspraak van artsen in dienstverband via de werkgever geregeld moet worden en legt de randvoorwaarden hiervoor vast in cao’s, zoals in de nieuwe AMS. De arts moet naast zijn patiëntgerelateerde werkzaamheden de ruimte, verantwoordelijkheid en bevoegdheid krijgen om beleidstaken, bijvoorbeeld gericht op de bedrijfsvoering van zijn werkomgeving, uit te voeren. Arbeidstijden Het is noodzakelijk, voor de veiligheid van de patiënt, maar ook voor het welzijn van de arts, dat werktijden binnen redelijke grenzen blijven, ongeacht in welk soort instelling hij of zij werkzaam is. De wensen van artsen ten aanzien van werktijden zijn veranderd. Zowel mannen als vrouwen vinden een goede combinatie van werk en privé van groot belang en werken in deeltijd komt onder artsen steeds meer voor. Daarnaast zijn de behoeften van de patiënt ook veranderd. Steeds meer artsen spelen hierop in en houden spreekuur buiten kantoortijd. In de praktijk blijkt wel dat niet altijd tegemoetgekomen wordt aan de wensen van artsen ten aanzien van werktijden.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
9/13
Arbeidstijden blijft een belangrijk thema. De LAD benadrukt bij werkgevers en werknemers het belang van correcte naleving van de (wettelijke) kaders, zoals de Arbeidstijdenwet, en cao-afspraken. Waar wetgeving niet van toepassing is, zet de LAD in op heldere kaders voor werktijden in arbeidsvoorwaardenregelingen, zoals de nieuwe AMS. De LAD is van mening dat de werktijd en de dienstendruk voor medisch specialisten in verhouding moet staan tot een verantwoorde inzet. Veilig en gezond werken De ziekteverzuimcijfers van de Inspectie SZW laten zien dat het verzuim in de zorgsector hoger is dan het landelijk gemiddelde. Psychosociale arbeidsbelasting en fysieke belasting zijn de belangrijkste veroorzakers. Voorbeelden zijn werkdruk, onregelmatige werktijden, agressie en andere ongewenste omgangsvormen, zoals seksuele intimidatie. Onduidelijkheid over de gevolgen van het veranderend zorglandschap kan bijdragen aan toename van de werkstress die artsen ervaren. Hoewel geen statistische informatie beschikbaar is over ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid onder (specifiek) de LADachterban, is aannemelijk dat met name de psychosociale arbeidsbelasting ook bij hen voorkomt. Het is belangrijk om de invloed van psychosociale werkbelasting op het arbeidsgerelateerd verzuim te erkennen. Dit moet zowel bij de arts als bij de werkgevers plaatsvinden. De kaders voor een gezonde werkomgeving zijn onder andere vastgelegd in Arbocatalogi. Deze beschrijven methoden en oplossingen die werkgevers en werknemers hebben afgesproken om bij te dragen aan een gezonde werkomgeving. Technieken, praktische oplossingen, handleidingen en normeringen die bijdragen aan gezond en veilig werken maken hiervan deel uit. De LAD benadrukt bij sociaal overleggen het belang van de Arbocatalogus. Het is belangrijk dat deze bekend(er) wordt bij artsen. Hierin hebben ook werkgevers een belangrijke rol; zij moeten dit onderwerp eveneens blijven agenderen. De LAD start een campagne ‘Gezond Werken’ waarvan een preventieprogramma psychosociale arbeidsbelasting onderdeel is. Zo wil de LAD bijdragen aan een gezonde werkomgeving voor de arts in dienstverband. Specifieke aandachtsgebieden zijn: aanpak van werkdruk, seksuele intimidatie, agressie en geweld. Is al sprake van arbeidsgerelateerd verzuim en/of psychosociale arbeidsbelasting dan moet de arts handvatten krijgen om hier zelf mee om te gaan, ondersteund door de werkgever. Een goede dialoog tussen werknemer en werkgever is hier dus onlosmakelijk mee verbonden. De LAD biedt handreikingen en richtlijnen om dit gesprek constructief te laten verlopen. Voorkomen moet worden dat zaken zó escaleren, dat een beroep wordt gedaan op rechtshulp. Soms is dit echter onontkoombaar; dan kunnen de leden vanzelfsprekend een beroep doen op de LAD. Langer doorwerken Om goed en gezond langer door te kunnen werken, moet aan een aantal eisen worden voldaan. Werkgevers dienen een eigentijds instroom- en doorstroombeleid te ontwikkelen. Met dit beleid wil de LAD alle (dus ook oudere) artsen uitdagingen bieden die passen bij hun levensfase. Werkgevers moeten mogelijkheden bieden voor verdere ontwikkeling, zoals verdere specialisatie als verbreding. Daarnaast zet de LAD in op het opheffen van beperkingen in cao’s voor doorwerken na 65 jaar (straks 67). Artsen die doorwerken na hun 65ste moeten dat kunnen doen onder arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die voor hun jongere collega’s. Doel is dat voor alle artsen een integraal levensfasebewust personeelsbeleid geldt met aandacht voor alle leeftijdsfasen. Met als resultaat dat artsen geïnspireerd en gezond langer door kunnen werken.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
10/13
5. Arbeidsmarkt De arbeidsmarkt voor artsen laat zich moeilijk als één geheel analyseren. Waar de ene specialisatie of sector te kampen heeft met een tekort aan artsen is binnen een andere specialisatie of sector juist sprake van een overschot. Ook zijn er grote regionale verschillen. Op dit moment zijn er tekorten aan artsen spoedeisende hulp, specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten. Onderzoek met betrekking tot pas afgestudeerde medisch specialisten toont werkloosheid onder chirurgen, radiologen, kinderartsen en kno-artsen. Het tweede kwartaal van 2014 liet overigens weer een groei zien van vacatures. De bezuinigingen in de zorgsector zorgen voor onzekerheid op de medische arbeidsmarkt. De verwachting is dat reorganisaties en fusies, evenals decentralisatie van zorg en de geplande bezuinigingen, leiden tot enig verlies van werkgelegenheid. In samenwerking met de federatie KNMG, medische beroepsverenigingen, overheid, werkgevers en arbeidsmarktfondsen zet de LAD in op het terugdringen van artsentekorten en -overschotten. Meer specifiek doet de LAD dat door haar invloed in het Capaciteitsorgaan en in de cao-gerelateerde arbeidsmarktfondsen. In deze fondsen bespreken werkgevers en werknemers maatregelen die de arbeidsmarkt, ook voor artsen, positief beïnvloeden. Daarnaast is de LAD betrokken bij de Arbeidsmarkteffectrapportage om inzicht te krijgen in de gevolgen van de veranderingen voor de arbeidsmarkt. Samen met O&O-fondsen worden plannen gemaakt om de mobiliteit te stimuleren.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
11/13
6. Inzet LAD in 2015 Bij arbeidsvoorwaardenoverleg zijn meerdere partijen betrokken, met soms tegengestelde belangen. Een cao-inzet wordt veelal gezamenlijk met andere werknemersorganisaties opgesteld voor een zo breed mogelijk draagvlak. Hierdoor wordt de kans groter om concrete resultaten aan de cao-tafel te realiseren. In een cao-akkoord wordt de maximaal haalbare combinatie gezocht van de wensen van de werknemersorganisaties en van de werkgever. Dit maakt dat het niet altijd mogelijk is alle punten te realiseren waar de LAD op inzet. Voor 2015 ligt de focus van de LAD op de volgende punten: Algemeen positionering van de arts in de organisatie bescherming van professionele zelfstandigheid algemeen verbindend verklaren van cao’s. Primaire arbeidsvoorwaarden looneis van 2,5% inkomensontwikkeling passend bij de omstandigheden vergoeding voor gemaakte beroepskosten het volledig vergoeden van verplichte opleidingsactiviteiten (in tijd en geld) voor aios stagevergoeding voor de coassistent werkgeversbijdrage in de premieafdracht voor pensioenopbouw boven 100.000 euro blijft behouden voor de werknemer. Arbeidstijden normale werkweken correcte toepassing van het arbeidstijdenbesluit verantwoord roosteren en hersteltijd na diensten bestrijding van werkdruk. Integraal levensfasebewust personeelsbeleid levenslang leren faciliteren goede balans werk-privé zeggenschap over de manier waarop, waar en wanneer gewerkt wordt goed in- en doorstroombeleid, bevorderen mobiliteit. Langer gezond en met plezier doorwerken en pensioen integraal levensfasebewust personeelsbeleid (zie hierboven) na de aow-gerechtigde leeftijd doorwerken tegen gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden goed pensioen aantrekkelijke mogelijkheden voor pensioenopbouw boven 100.000 euro. Veiligheid op de werkvloer monitoren implementatie en naleving van gemaakte afspraken (in arbocatalogi, in de programma’s veilige zorg en veilige publieke taak en in het actieplan veilig werken in de zorg) blijvend agenderen van het thema zodat werkgevers en werknemers worden aangejaagd er op instellingsniveau aanhoudend aandacht aan te geven
Aandacht voor psychosociale arbeidsbelasting en de voorkoming daarvan.
Arbeidsmarkt bevorderen deelname aan opleiding voor schaarse specialismen
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
12/13
inzet op behoud van werkgelegenheid en op werk-naar-werk-trajecten beperken van flexibele arbeidsrelaties.
Arbeidsvoorwaardenbeleid LAD 2015
13/13